RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN"

Transcriptie

1 Concept, 30 augustus 2011 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN DEEL II Versie 2, 2011 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN Ing. R.J.H.L.M. van Gurp Stralingsdeskundige Erasmus MC Rotterdam

2 II-2 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN INHOUDSOPGAVE DEEL II: 1. INLEIDING 3 2. IONISERENDE STRALING STRALINGSSOORTEN DRACHT VAN IONISERENDE STRALING EENHEID VAN RADIOACTIVITEIT 7 3. GEZONDHEIDSEFFECTEN EENHEID VAN DOSIS LAGE DOSES HOGE DOSES 9 4. NORMEN VOOR BESTRALING DOSISLIMIETEN DOSISBEPERKINGEN VOOR ONGEVALSSITUATIES ACHTERGRONDSTRALING EN GEMIDDELDE STRALINGSBELASTING DOSISSCHATTING EN MAATREGELEN BLOOTSTELLINGSPADEN BLOOTSTELLING AAN EEN STRALINGSBRON BLOOTSTELLING BIJ EEN BRAND WAARBIJ RADIOACTIEF MATERIAAL VRIJKOMT STRALINGSBESCHERMING HULPVERLENERS AUTOMESS PERSOONSDOSISMETER ADEMBESCHERMING INDELING IN ZONES VERVOER VAN RADIOACTIEVE STOFFEN KERNONGEVALLEN 23

3 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-3 1. Inleiding De brandweer en andere hulpverleningsdiensten zoals GHOR en politie kunnen te maken krijgen met incidenten waarbij ioniserende straling en/of radioactieve stoffen vrij kunnen komen. Voorbeelden zijn een brand in een radionuclidenlaboratorium in een ziekenhuis of een ongeval met een auto geladen met radioactieve stoffen, maar het kan ook gaan om incidenten met veel grotere gevolgen, zoals een ongeval in een kerncentrale of een terroristische actie. Dit soort incidenten komt weinig voor. Het gevolg hiervan is dat kennis en ervaring op dit gebied slechts in (zeer) beperkte mate aanwezig zijn. Toch wordt van de brandweer verwacht dat zij in geval van een radiologisch incident met kennis van zaken weet op te treden, en dat andere hulpverleners voor hun persoonlijke veiligheid kunnen vertrouwen op de bij de brandweer aanwezige radiologische kennis. Om de operationele procedures te begrijpen en incidenten op de juiste manier af te handelen is een zekere basale kennis vereist. De kennis van niveau 3 en 4 deskundigen is natuurlijk anders dan die van het personeel met een niveau 5* opleiding. De laatste groep heeft er baat bij om snel en veilig te kunnen handelen alvorens de specialist op locatie arriveert. Het redden van levens kan soms vereisen dat er snel gehandeld wordt, terwijl er bij een ongeval zonder persoonlijk letsel kan worden volstaan met een afzetting in afwachting van gespecialiseerd personeel of instanties. In dit handboek zal getracht worden om met beperkte, theoretisch radiologische kennis de beslissing tot de wijze van optreden voor het personeel dat vaak het eerst ter plaatse is eenvoudiger en duidelijker te maken. Stralingsproblematiek Het grootste deel van de bevolking gaat bij een ongeval waarbij ioniserende straling betrokken is, uit van het ergste. Straling is gevaarlijk en dus levensbedreigend, is een gedachte die ook bij hulpverleners snel zal opkomen en zal afschrikken om op de juiste wijze hulp te verlenen. Echter in de meeste gevallen is deze gedachte op weinig harde feiten gebaseerd. Meestal is goede hulp gewoon te verlenen, zonder dat er groot persoonlijk gevaar dreigt. Het is van belang dat met name de brandweer over de juiste kennis en inzichten beschikt, omdat zij de ernst van de situatie snel moet kunnen inschatten en omdat zij een verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid van de andere hulpverleners zoals GHOR en politie. Daarnaast speelt de brandweer een belangrijke rol in de voorlichting en de bescherming van de bevolking. Dit operationele handboek helpt aan de hand van eenvoudige uitleg van de theorie de officier van dienst of de bevelvoerder om de situatie op het gebied van de ioniserende straling goed in te schatten en de afweging te maken of het inzetten van manschappen opweegt tegen het resultaat, bijvoorbeeld het redden van mensen. Dit is natuurlijk afhankelijk van de situatie. Dit handboek zal proberen om onder andere door vaste procedures de hulpverleners de juiste keuzes te laten maken.

4 II-4 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN 2. Ioniserende straling Ioniserende straling (straling waardoor elektrische lading vrijgemaakt kan worden) is in tegenstelling tot sommige niet-ioniserende straling zoals (zon)licht onzichtbaar. Je kunt straling niet ruiken, niet proeven, niet voelen en niet zien. Echter met eenvoudige apparatuur zijn lage stralingsintensiteiten al goed waar te nemen. Ioniserende straling is in staat de cellen van het menselijk lichaam te beschadigen. In de medische wereld wordt hiervan dankbaar gebruik gemaakt om kankercellen te doden (therapie). Bij andere toepassingen wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met deze straling in de mens te kunnen kijken (diagnostiek). De hoeveelheid straling (stralingsintensiteit) voor de eerste toepassing is grofweg 1 miljoen maal groter dan die voor het maken van een simpele röntgenfoto. Door de inwerking van ioniserende straling op gezond weefsel kunnen biologische veranderingen ontstaan die tot diverse ziekteverschijnselen kunnen leiden (een eenmalige zeer hoge dosis, door korte blootstelling aan een hoge stralingsintensiteit, kan tot de dood leiden). Langdurige blootstelling aan een lage intensiteit van ioniserende straling verhoogt de kans op het ontstaan van kanker. Het is daarom belangrijk om de blootstelling aan ioniserende straling zoveel mogelijk te beperken Stralingssoorten Als we aan iemand vragen om eens een stralingssoort te noemen wordt er vaak als eerste röntgenstraling genoemd. Deze straling wordt ook wel X-ray genoemd. Deze straling wordt, logischerwijs, in een röntgentoestel opgewekt en bestaat, evenals licht, uit pakketjes energie (fotonen). De pakketjes hebben een dusdanig hoge energie dat deze diep in weefsels en andere stoffen kunnen doordringen en er meestal gewoon dwars doorheen gaan. Het is voor te stellen dat zwaardere stoffen deze straling iets beter tegen houden dan lichtere. Een bot in het menselijk lichaam houdt net iets meer ioniserende straling tegen dan een stukje vet of een spier. Hierdoor is het mogelijk om een bot op een fotografische film zichtbaar te maken. Immers de straling die op de film komt zorgt ervoor dat de film zwart wordt, op de plaats van het bot zal minder straling de film bereiken zodat de film hier wit zal zijn (zie fig. 2.1). De in een röntgentoestel opgewekte straling noemen we kunstmatig omdat we het toestel door middel van stroom in en uit kunnen schakelen. Als een toestel in een gang van een ziekenhuis wordt aangetroffen is er geen stralingsgevaar zolang de stekker niet in het stopcontact zit, ondanks de radiologische gevaarsaanduiding op het toestel. Als men in geval van een incident of een brand de stekker uit het stopcontact trekt, is het gevaar van vrijkomende ioniserende straling bij een röntgentoestel GEHEEL GEWEKEN. Figuur 2.1 Röntgenfoto van een hand. De botten zijn goed zichtbaar, het omliggende zachtere weefsel is moeilijker of niet te zien.

5 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-5 Vergelijkbaar met röntgenstraling is gammastraling (γ-straling). Deze ioniserende straling is afkomstig van radioactieve stoffen. Sommige radioactieve stoffen komen in de natuur voor, zoals uranium, maar vaak zijn ze kunstmatig van aard, zoals technetium dat veel in ziekenhuizen gebruikt wordt. Gammastraling bestaat eveneens uit energiepakketjes (fotonen), echter meestal met een nog hogere energie dan röntgenstraling. Gammastraling heeft dus een hoger doordringend vermogen dan de hiervoor beschreven röntgenstraling. Enkele toepassingen van gammastraling zijn bijvoorbeeld de controle van lasnaden in o.a. pijpleidingen en ijk- en referentie bronnen. Sommige bestralingsbronnen in ziekenhuizen bevatten ook grote hoeveelheden van deze gammastralers. Gammastraling is vaak moeilijk af te schermen, soms zijn betonnen muren van 1 meter of dikker nodig om de straling voldoende af te schermen. Ook kan cm lood gebruikt worden. Behalve ioniserende straling in de vorm van gammastraling kunnen radioactieve stoffen ook kleine geladen deeltjes (elektronen) uitzenden. We spreken dan van bètastraling (β-straling). Deze deeltjesstraling is ook ioniserend en is in staat menselijke cellen te beschadigen maar heeft een veel minder doordringend vermogen dan gammastraling. De afstand die de deeltjes kunnen overbruggen (de zogenaamde dracht ) is veel kleiner (zie 2.2). Een toepassing van bètastraling is de diktemeting van papier in de papierproducerende industrie. In zogenaamde radionuclidenlaboratoria (C-laboratoria) in ziekenhuizen en academische instellingen wordt vaak radioactief fosfor gebruikt om onder andere biologische moleculen radioactief te maken zodat ze bijvoorbeeld in een proefdier of een proefopstelling goed te volgen zijn. Belangrijk om te weten is dat bètastraling eenvoudig af te schermen is: 1 cm perspex of enkele millimeters aluminium is al voldoende. Verder is er dan nog alfastraling (α-straling). Deze straling bestaat evenals bètastraling uit geladen deeltjes (in dit geval de veel grotere heliumkernen). Alfastraling wordt voornamelijk door de zware radioactieve stoffen zoals uranium uitgezonden. Door de grootte van de deeltjes is het doordringend vermogen van alfastraling uiterst gering; vaak is een vel papier al voldoende om deze straling af te schermen. Enkele voorbeelden van alfastralers zijn americium in rookmelders en het (ongewenste) radon in bouwmaterialen. Bij incidenten met radioactieve stoffen kunnen we onderscheid maken tussen incidenten waarbij de radioactieve bron wel of niet beschadigd is. Bij radioactieve bronnen die niet beschadigd zijn, maar waarbij de afscherming van deze bron niet goed functioneert, levert vooral gammastraling een gevaar voor externe bestraling op (zie hoofdstuk 6.1). Alfastraling zal niet vrij kunnen komen als de bron niet beschadigd is en bètastraling zal door de beperkte dracht, bij voldoende afstand houden, geen gevaar opleveren. Bij ongevallen met niet beschadigde radioactieve bronnen zullen er geen radioactieve stoffen in de omgeving vrijkomen. Personen kunnen dan dus alleen extern bestraald worden. Als een radioactieve bron beschadigd is kunnen er radioactieve stoffen vrijkomen in de omgeving, waardoor de omgeving besmet kan worden. De radioactieve stoffen kunnen ingeademd of ingeslikt worden waardoor er in het lichaam direct contact tussen de radioactieve stoffen en menselijke cellen kan plaatsvinden (inwendige besmetting, zie hoofdstuk 6.1); de alfa- en/of bètastraling kan dan vrijwel ongehinderd de cellen binnendringen en deze beschadigen. Radioactieve stoffen kunnen ook op de huid terechtkomen. Hierbij kan gammastraling en ook bètastraling het lichaam binnendringen en kan verbranding veroorzaken, mits de intensiteit voldoende hoog is (uitwendige besmetting, zie hoofdstuk 6.1). Het is belangrijk dat externe bestraling, uitwendige- en inwendige besmettingen voorkomen worden. Voor de brandweer kan dit bewerkstelligd worden door het dragen van volledige uitrusting met adembescherming eventueel gecombineerd met een chemicaliënpak (vooral aan te raden bij besmetting van de omgeving omdat ontsmetting van een chemicaliënpak ter plaatse gemakkelijk uitgevoerd kan worden), voldoende afstand te houden en de blootstellingstijd te beperken. De brandweer dient er, gezien bovenstaande, voor te zorgen dat de bevolking en andere hulpverleners niet of zo min mogelijk besmet kunnen raken, bijvoorbeeld door bovenwinds afvoeren van toeschouwers en slachtoffers en het toedekken van slachtoffers in een ambulance zodat verdere besmetting verkomen wordt.

6 II-6 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN De bijzondere eigenschappen van radioactieve stoffen kunnen als volgt omschreven worden: ze zenden ioniserende straling uit (alfa-, bèta- en/ofgammastraling), het zijn stoffen, en kunnen dus verspreid worden, maar kunnen ook ingeademd of ingeslikt worden, de intensiteit van de straling neemt af door afscherming en voldoende afstand (kwadratenregel), de stralingsintensiteit van een stralingsbron neemt met een voor die radioactieve stof specifieke snelheid af (halfwaardetijd), dit kan variëren van fracties van seconden tot miljoenen jaren. Als deze tijd voor een stof seconden bedraagt, kan reeds na enkele minuten een radioactieve besmetting verdwenen zijn omdat er (haast) niets meer over is Dracht van ioniserende straling. Zoals we zojuist gezien hebben, is het doordringende vermogen van straling zeer divers. Voor alfastraling (heliumkernen) is deze zeer gering. De afstand of diepte in materialen die de ioniserende straling kan bereiken heet ook wel dracht. Deze is voor alfastraling in lucht maximaal 6 tot 7 centimeter en in vaste stoffen slechts een duizendste centimeter. Bètadeeltjes (elektronen) zijn lichter en kleiner dan alfadeeltjes (heliumkernen). Ze kunnen een grotere afstand afleggen en verder doordringen in materie. In lucht is de dracht van een bètadeeltje maximaal 10 meter terwijl deze in vaste stoffen hooguit 1 centimeter bedraagt. Tot slot is er dan nog gammastraling. Deze energiepakketjes (fotonen) hebben geen massa (net als bijvoorbeeld licht). Er is eigenlijk geen echte dracht aan toe te kennen. We kunnen zeggen dat gammastraling soms door honderden meters lucht nauwelijks wordt tegengehouden. Slechts zware materialen zoals lood of metersdik beton, zijn voldoende om de straling voldoende af te schermen, maar zelfs dan kan er nog gammastraling doorheen komen. Voor elk afschermingsmateriaal is er een bepaalde dikte waarbij nog maar de helft van de stralingsintensiteit passeert, dit noemen we de halveringsdikte van het materiaal. De dikte van de afscherming wordt zo gekozen dat er uiteindelijk nog maar een aanvaardbare lage stralingsintensiteit door de afscherming heen komt. Figuur 2.2 Dracht van verschillende soorten straling: alfastraling zal niet door de huid komen, bètastraling zal (bijna) niet meer door de hand heen komen, terwijl gammastraling dwars door de hand heen zal gaan en door het beton afgeschermd worden.

7 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II Eenheid van radioactiviteit Een eenheid die men als hulpverlener zeker moet kennen is de eenheid van radioactiviteit. Men kan een melding van een incident krijgen, waarbij gelijk de hoeveelheid radioactiviteit gemeld wordt. Deze wordt dan uitgedrukt in becquerel (Bq). Deze eenheid omschrijft het aantal deeltjes dat per seconde vervalt en daarbij ioniserende straling uitzendt. Vaak worden voorvoegsels gebruikt om de grootte aan te geven. k = kilo (1.000); kbq M= mega ( ); MBq. Hoeveelheid gebruikt in radionuclidenlaboratoria G = giga ( ); GBq. Hoeveelheid gebruikt in nucleaire geneeskunde T = tera ( ); TBq. Hoeveelheid gebruikt in bestralingsbronnen P = peta ( ); PBq. Hoeveelheid gebruikt in kerncentrales Dus 37 MBq Fosfor-32, betekent dat er elke seconde 37 miljoen deeltjes radioactieve Fosfor 32 vervallen en daarbij (in dit voorbeeld) 37 miljoen stralingsdeeltes uitzenden. Een oude eenheid die in sommige instellingen nog gebruikt wordt is Curie. 1 Curie is 37 miljard Becquerel, (37 GBq). De eenheden gray (Gy) en sievert (Sv) worden in het volgende hoofdstuk behandeld.

8 II-8 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN 3. Gezondheidseffecten Al snel na de ontdekking van röntgenstraling en radioactiviteit, eind 19de eeuw, ontdekte men dat blootstelling aan straling invloed op de gezondheid kon hebben, variërend van roodheid van de huid tot brandblaren en erger. Dit was aanleiding tot de oprichting van diverse internationale commissies, die aanbevelingen op het gebied van stralingsbescherming doen. Vanaf de jaren 50 van de 20 e eeuw nam de kennis over de effecten van ioniserende straling, zoals de invloed van straling op het DNA (de drager van al onze genetische (erfelijke) informatie), snel toe. De organen in ons lichaam bestaan elk uit minstens enkele miljarden cellen. Als ioniserende straling schade aan het DNA van een enkele cel in een orgaan aanbrengt is het lichaam meestal goed in staat om de schade aan het DNA te repareren, zodat er meestal geen negatieve effecten kunnen worden waargenomen. Het blijkt wel dat bij langdurige blootstelling aan ioniserende straling de schade niet altijd goed gerepareerd kan worden. Dit leidt, op termijn, tot het doodgaan van de cel. Als er in een orgaan een beperkte hoeveelheid cellen dood gaat is dat doorgaans geen enkel probleem voor dat orgaan om goed te kunnen blijven functioneren. Bloedcellen sterven bijvoorbeeld continu af en worden ook weer aangemaakt. Als er echter teveel cellen tegelijk doodgaan in een orgaan zal dat leiden tot verlies van de functie van het orgaan. Celdood kan dus grote gevolgen voor het hele lichaam hebben, met zelfs de dood tot gevolg. Dit gebeurt echter pas bij behoorlijk hoge dosis straling (de zogenaamde drempeldosis), zoals verderop wordt uitgewerkt. De overschrijding van deze hoge dosis mag dus normaliter bij personen niet plaatsvinden. Soms repareert het lichaam de schade aan het DNA niet goed, er wordt een verkeerd onderdeel ingebouwd. Dit noemen we muteren (veranderen) van het DNA. Dit kan (tientallen) jaren later tot het ontstaan van kanker leiden. Ons lichaam wordt in slechts zeer uitzonderlijke gevallen aan hoge dosis ioniserende straling blootgesteld. De behandeling van kanker is een bekend voorbeeld, het lichaam wordt dan plaatselijk met hoge dosis bestraald, echter wel in kleinere fracties, wat (meestal) tot het verschrompelen van de tumor zal leiden. Slechts tijdens zeer uitzonderlijke situaties, zoals het ongeluk met de kerncentrales van Tsjernobyl en Fukushima, blijkt dat hulpverleners soms een hoge dosis kunnen oplopen. De kans op een incident van deze orde is echter zeer gering. Incidenten waarbij ioniserende straling vrijkomt zullen doorgaans een zeer lage stralingsbelasting voor de hulpverleners opleveren. Zoals in hoofdstuk 2.1 al besproken is, geldt dat een volledige uitrusting met adembescherming vaak afdoende is om het effect van ioniserende straling bij hulpverlening teniet te doen Eenheid van dosis Wat is nu het werkelijke gevaar van blootstelling aan ioniserende straling? Om dit beter te begrijpen moeten we eerst weten in welke eenheid we de dosis bekijken. We gaan dan uit van de eenheid gray (Gy). Dit is momenteel ook de uitlezing op een deel van de meetapparatuur van de brandweer. Deze apparatuur zal o.a. in hoofdstuk 6 behandeld worden. De eenheid Gy vertelt iets over de hoeveelheid stralingsenergie (in Joule) die per eenheid van massa (kilogram) geabsorbeerd wordt. Bij blootstelling aan ioniserende straling neem je deze energie op, net zoals je lichaam warmte opneemt als je voor de kachel staat. Het is echter niet de temperatuursstijging van het lichaam die schadelijk is, maar het ioniserende effect van de straling, omdat daardoor bijvoorbeeld ons DNA beschadigd wordt. Omdat sommige soorten straling meer schade bij mensen kunnen opleveren dan andere en omdat sommige organen gevoeliger zijn dan andere, is met behulp van weegfactoren eenvoudig de effectieve dosis voor mensen te berekenen. Deze dosis geeft ook energie per kilogram, maar de eenheid is de sievert (Sv). Voorbeeld: iemand die bestraald wordt op de huid met 8 Gy gammastraling zal na toepassing van de weegfactoren, (factor 1 voor gammastraling en factor 0,01 voor huid) een effectieve dosis van 8x1x0,01=0,08 Sv oplopen.

9 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-9 Naast de totale dosis is het natuurlijk belangrijk om te weten hoe snel iemand een bepaalde dosis kan oplopen, we spreken dan van dosistempo, meestal uitgedrukt in een duizendste sievert per uur (msv/uur). Voorbeeld: iemand die 30 minuten werkt in een omgeving waarop het werkpunt een dosistempo van 100 msv/uur waargenomen wordt, loopt een dosis op van 50 msv Lage doses Onder lage stralingsdoses verstaan we hier doses die lager dan 1 Sv zijn. Beneden deze dosis ontstaat wel schade aan de cellen van diverse organen, maar deze is meestal zo gering dat het orgaan deze schade wel kan hebben. Echter bij de reparatie van een getroffen cel gaat in een uitzonderlijk geval wel eens iets mis, waardoor een cel meestal toch nog doodgaat of muteert. Dit laatste kan dan leiden tot het ontstaan van een tumor. Men kan zich voorstellen dat naarmate men een hogere stralingsdosis oploopt, de kans op het ontstaan van een tumor ook toeneemt. Het kan vele tientallen jaren duren voordat zo n tumor zich openbaart, het is daarom zaak om de dosis zoveel als mogelijk te beperken. Het is ook van belang om alle extra straling die men bij het uitoefenen van zijn beroep oploopt te meten en te registreren. Zelfs in extreme gevallen is het zo geregeld dat hulpverleners geen dosis zullen ontvangen die de 1 Sv zal overschrijden Hoge doses Bij bestraling van het lichaam met een zeer hoge dosis ioniserende straling (meer dan 50 Sv) gaan binnen korte tijd zeer veel cellen van organen kapot. Het is dan niet moeilijk om je voor te stellen dat de organen niet meer functioneren. Dit effect is waar te nemen vanaf bepaalde doses (drempeldoses). Dit zal binnen enkele uren tot de dood leiden. Deze hoge doses zullen niet zomaar ontvangen worden: slechts bij kernrampen of bij het vrijkomen van zeer grote hoeveelheden radioactieve stoffen zal men deze hoge doses oplopen. In de kankertherapie worden ook vaak lokaal hoge doses bestraling gegeven bijvoorbeeld 80 Gy. Patiënten overlijden (gelukkig) niet aan deze hoge doses omdat het hier altijd een gedeeltelijke bestraling van het lichaam betreft, bijvoorbeeld bestraling van de borst bij vrouwen met borstkanker, en omdat de dosis met tussenpozen in fracties gegeven wordt, bijvoorbeeld 40 fracties van lokaal 2 Gy. Sommige effecten die na hoge doses bestraling optreden, worden ook wel vroege of acute effecten genoemd, omdat ze al na korte tijd na de bestraling optreden. Tabel 3.1 Vroege of acute effecten die optreden na bestraling van het hele lichaam Dosis (Sv) Effect 0,2-1 Geen ziekteverschijnselen; vermindering van het aantal witte bloedlichaampjes 1-2 Verminderde weerstand, vermoeidheid, braken diarree. Herstel na enkele weken 2-3 Ernstige stralingsziekte door beschadiging van o.a. beenmerg 3-4 Ernstige stralingsziekte. Sterftekans binnen een maand zonder medische behandeling ten hoogste 50% 4-10 Beenmergsyndroom. Er kunnen geen nieuwe bloedcellen aan gemaakt worden in het beenmerg, omdat deze cellen ernstig beschadigd of dood zijn. In nagenoeg alle gevallen sterfte binnen een maand, althans zonder emdische behandeling Maag-darm syndroom. Er kan geen nieuw slijmvlies in de darmen aangemaakt worden, omdat deze cellen ernstig beschadigd of dood zijn. Sterfte binnen een week >50 Centraal zenuwstelselsyndroom. De zenuwcellen sterven en kunnen niet vervangen worden. Sterfte binnen enkele uren tot dagen De effecten van hoge doses bestraling zullen altijd optreden. Een eerste zichtbaar effect van overbestraling is diarree en braken. Snel en deskundig handelen is dus noodzakelijk. Men dient er voor te zorgen dat hulpverle-

10 II-10 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN ners nooit overbestraald kunnen raken. Het spreekt voor zich dat als slechts een deel van het lichaam deze dosis opgelopen heeft de effecten veel minder ernstig zijn. De bloedaanmaak kan in onbestraalde delen van het beenmerg immers gewoon doorgaan en heeft voldoende capaciteit om dit op te vangen. We zien bij gedeeltelijk blootgestelde delen van het lichaam wel na enkele uren brandwonden ontstaan. Een hulpverlener mag iemand redden als hij zelf een dosis oploopt die niet hoger is dan 0,75 Sv (750 msv), mits een stralingsdeskundige met tenminste een niveau 3 opleiding aanwezig is en de hulpverlener op de hoogte is van de risico s.. Het effect van deze dosis is in 3.1 al besproken; het maximale effect van deze dosis is het beste zichtbaar in het bloed. Er zal slechts tijdelijk een afname van de witte bloedcellen te zien zijn. Dit tekort wordt door het lichaam zeer snel weer aangevuld. Slechts in het meest uitzonderlijke geval kan het gebeuren dat een hulpverlener een dosis tussen 750 msv en 1 Sv kan oplopen; een inzet is dan op vrijwillige basis, nadat een stralingsdeskundige met tenminste een niveau 3 opleiding, de hulpverlener op de gevaren gewezen heeft. Het goed kunnen hanteren van de door de overheid verstrekte meetinstrumenten is dus van wezenlijk belang om in te kunnen (laten) schatten wat de opgelopen dosis van een hulpverlener is (zie tabel 4.2).

11 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II Normen voor bestraling Alle wettelijke bepalingen die verband houden met ioniserende straling zijn in Nederland samengebracht in de Kernenergiewet. Deze is in werking getreden op 21 februari Wereldwijd is de International Commission on Radiological Protection (ICRP) het meest gezaghebbende orgaan op het gebied van de stralingsbescherming. Deze commissie geeft aanbevelingen op het gebied van stralingshygiëne. Stralingsbescherming is er op gericht om de risico s van blootstelling aan straling te beperken. De ICRP maakt onderscheid tussen zogenaamde handelingen en interventies. Bij handelingen gaat het om werkzaamheden die aanleiding (kunnen) geven tot een verhoogde stralingsbelasting. Omdat de handeling zelf (bijvoorbeeld het controleren van lasnaden met een γ-bron) volledig planbaar is, kan de bescherming van het personeel zo goed zijn, dat de eventueel op te lopen stralingsdosis zo laag mogelijk is. Bij interventies gaat het om het terugdringen van de hoeveelheid straling (stralingsbelasting), bijvoorbeeld in een ongevalsituatie waarbij ioniserende straling vrijkomt (bijvoorbeeld brand in een radionuclidenlaboratorium in een ziekenhuis). Ook worden er drie blootgestelde categorieën onderscheiden, te weten: Leden van de bevolking Beroepsmatige blootgestelden Medische blootgestelden De laatste categorie geldt voor patiënten die medische zorg (diagnose of therapie) ondergaan waarbij ioniserende straling wordt toegepast. In het kader van dit handboek valt deze categorie buiten beschouwing. Voor leden van de bevolking gelden de laagste dosislimieten. Voor werknemers die in hun werksituatie worden blootgesteld aan ioniserende straling is de maximaal toelaatbare stralingsbelasting hoger. Tijdens ongevalsituaties is de maximaal toelaatbare dosis voor hulpverleners zelfs grofweg nog een factor 10 tot 40 maal hoger. Het is duidelijk dat volgens de overheid de maximaal op te lopen stralingsdosis situatieafhankelijk is (zie tabel 4.1 en 4.2). De voor de Nederlandse situatie geldende maximale blootstellingniveaus tijdens ongevalsituaties zijn terug te vinden in het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding (NPK), dat evenals het Besluit Stralingsbescherming (BS) een aanhangsel vormt van de Kernenergiewet. Deze maximale blootstellingniveaus zijn zodanig gekozen dat de effecten van hoge doses, zoals eerder beschreven in hoofdstuk 3, bij de hulpverleners niet zullen optreden. Het eventueel oplopen van lage doses en de effecten daarvan, zoals beschreven in hoofdstuk 3.1, moeten opwegen tegen het doel dat bereikt moet worden Dosislimieten Als we bij personen die blootgesteld worden aan ioniserende straling de dosis willen bepalen vereist dat nogal wat aannames en soms complex rekenwerk. Vooral de dosis bij inwendige besmetting, dus na inademen of inslikken van radioactieve stoffen, is soms zeer moeilijk vast te stellen. Zoals we eerder gezien hebben, is een eenheid van ioniserende stralingsdosis gray, maar als we bij personen de dosis gaan vaststellen spreken we van sievert (Sv). Omdat dit een nogal grote eenheid is, spreken en rekenen we eerder met millisievert (msv) en microsievert (µsv). Om de mogelijk op te lopen dosis tijdens een radiologisch incident beter in te kunnen schatten, zullen we eerst de jaardosislimieten voor radiologische werkers, zoals hieronder in tabel 4.1 is vermeld, wat nader toelichten. Radiologisch werkers of blootgestelde werknemers zijn werknemers die beroepshalve werken met straling. Dit in tegenstelling tot gewone werknemers, die niet beroepsmatig met straling werken, maar daar natuurlijk wel aan kunnen worden blootgesteld.

12 II-12 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN Tabel 4.1 Jaardosislimieten voor reguliere handelingen Categorie Effectieve dosis (msv) Blootgestelde A-werknemers 20 Blootgestelde B-werknemers 6 Andere personen/werknemers op locatie 1 Leden van de bevolking 0,1 (per instelling) Zoals te zien is, is de maximaal toelaatbare effectieve dosis (zie hoofdstuk 3.1) voor een radiologisch werker ( blootgestelde werknemer A ) 20 msv per jaar. Deze waarde is zo gekozen dat een werknemer gedurende zijn gehele werktijd, ongeveer jaar, in totaal nooit boven de 1 Sv uit zal komen. Het grootste gedeelte van de radiologisch werkers (>99%) zal echter deze dosislimiet nooit bereiken. De meeste radiologische werknemers zijn daarom in de categorie van de blootgestelde werknemer categorie B ingedeeld (maximaal 6 msv/jaar). Alle andere werknemers, die dus geen radiologisch werker zijn, mogen in hun werkomgeving niet meer dan 1 msv per jaar ontvangen. De instelling waar radioactieve toepassingen aanwezig zijn, moet zodanig ingericht zijn dat ieder lid van de bevolking jaarlijks slechts maximaal 0,1 msv kan oplopen, buiten de terreingrens van deze instelling (meestal het hek of de openbare weg) Dosisbeperkingen voor ongevalssituaties De dosislimieten die zojuist hierboven beschreven zijn, zijn niet van toepassing in geval van een interventie in een radiologische noodsituatie. De blootstelling van radiologisch werkers kun je eigenlijk zin als een soort continue blootstelling (iedere dag weer in werksituatie), terwijl bij een interventie de hulpverlener een eenmalige dosis krijgt. Voor deze situaties gelden voor hulpverleners andere dosislimieten en deze zijn dus veel hoger. De hoogte hiervan hangt samen met het uiteindelijke resultaat. Het is duidelijk dat er voor levensreddend werk een hogere limiet is vastgesteld dan voor het veilig stellen van goederen. Deze limieten (dosisbeperkingen) zijn weergegeven in tabel 4.2 Tabel 4.2 Dosisbeperkingen voor werknemers en hulpverleners bij interventies Effectieve dosis (msv) Levensreddend werk 750 Redden van belangrijke materiële belangen 250 Ondersteuning of uitvoering van metingen, evacuatie, jodiumprofylaxe, 100 openbare orde en veiligheid Inzet zonder aanwezigheid van hoger opgeleide in de stralingshygiëne 2 (niveau 5 of hoger) In het geval dat een hulpverlener een effectieve dosis (zie hoofdstuk 3.1) tussen 750 en 1000 msv zal gaan oplopen, moet een stralingsdeskundige met een hogere opleiding in de stralingshygiëne (niveau 3 of hoger) de hulpverlener op de risico s van een dosis BOVEN 750 msv wijzen. Daarna is de keus aan de hulpverlener of hij tot handelen overgaat, of niet. Opmerking: de verschillende opleidingsniveaus in de stralingshygiëne worden in het Handboek OGS nader toegelicht.

13 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II Achtergrondstraling en gemiddelde stralingsbelasting. Belangrijk om te weten is dat de mens onophoudelijk wordt blootgesteld aan ioniserende straling. Voor het grootste gedeelte gaat het hier om straling die afkomstig is uit de kosmos of uit de aarde zelf komt, de oorzaak hiervan is dat de aarde zelf veel radioactieve stoffen bevat. Deze twee factoren tezamen leveren een gemiddelde dosis aan de mens, in Nederland, van ongeveer 80 nsv per uur (80 miljardste sievert). Een andere bijdrage aan de jaarlijkse dosis van de mens is het maken van vliegreizen. Het is namelijk zo, dat de kosmische straling op grote hoogtes aanzienlijk hoger is dan vlak bij de aarde. Een vliegreis Amsterdam-New York (retour) op 12 km hoogte levert ongeveer 80 µsv (80 miljoenste) effectieve dosis op. Ook via voedsel komen radioactieve stoffen in ons lichaam terecht, hierdoor worden we dus inwendig bestraald. Naast bovenstaande bronnen worden we in onze huizen ook constant bestraald, o.a. als gevolg van het ontstaan van het zogenaamde radongas uit bouwmaterialen, zoals beton. Dit radongas (en haar vervalproducten) kan vrij eenvoudig in de longen terechtkomen en daar een dosis afgeven, maar het geeft ook uitwendige bestraling aan het lichaam af. Tevens worden we in het dagelijks leven blootgesteld aan door de mens gemaakte stralingsbronnen, zoals röntgentoestellen en bijvoorbeeld kerncentrales. De medische toepassingen zoals het maken van een röntgenfoto of een CT-scan leveren gemiddeld de hoogste bijdrage in deze dosis (0,81 msv per jaar). In onderstaande tabel kunnen we zien dat de totale jaardosis per jaar per lid van de bevolking ongeveer 2,4 msv per jaar bedraagt. Tabel 5.1 Jaarlijkse dosis (in 2008) ten gevolge van natuurlijke blootstelling (Bron: RIVM, Bron Dosisbijdrage per jaar (msv per jaar) Kosmische straling 0,22 Straling uit de aarde 0,04 Straling uit bouwmaterialen, radon/thoron 0,90 Inwendige bestraling (voeding etc) 0,37 Kunstmatige straling medisch 0,81 Alle andere 0,03 Totaal 2,37 Bouwmaterialen (waarin zich radon bevindt) dragen het meest bij aan de jaarlijks opgelopen dosis ten gevolge van ioniserende straling. In vergelijking met de ons omringende landen is de stralingsdosis voor leden van de bevolking in ons land laag. Dit komt voornamelijk door de betrekkelijk lage radonconcentratie in woningen en de relatief lage gemiddelde stralingsbelasting door medisch diagnostisch onderzoek. We kunnen dus stellen dat iedereen aan natuurlijk voorkomende ioniserende straling wordt blootgesteld. Ten gevolge van deze achtergrondstraling heeft iedereen een zekere (kleine) kans op het ontstaan van kanker.

14 II-14 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN 6. Dosisschatting en maatregelen Zowel hulpverleners als leden van de bevolking kunnen bij een stralingsincident via verschillende wegen aan straling worden blootgesteld, de zogenaamde blootstellingspaden. In dit hoofdstuk zullen we de belangrijkste bespreken. Er zal gewezen worden op het verschil tussen besmetting en bestraling. Vervolgens wordt toegelicht hoe hulpverleners zichzelf het best kunnen beschermen. Alvorens de diverse blootstellingspaden en scenario s te behandelen willen we beginnen met te stellen dat algemeen geldt dat men door afscherming, voldoende afstand en afwisselende inzet van hulpverleners (tijd), de blootstelling van hulpverleners aan ioniserende straling kan beperken Blootstellingspaden Er is sprake van een stralingsdosis als er ioniserende straling in het lichaam wordt opgenomen. Dit kan op verschillende wijze plaatsvinden: De stralingsbron bevindt zich buiten het lichaam, er is sprake van externe bestraling. Als de stralingsbron verwijderd of afgeschermd wordt, of als je zelf weggaat, houdt de bestraling op Radioactieve deeltjes kunnen ingeademd of opgegeten worden. Het lichaam raakt zodoende inwendig besmet. Afhankelijk van de chemische samenstelling van de radioactieve deeltjes zal een kleiner of groter deel van de ingenomen radioactiviteit het lichaam via de ontlasting verlaten, maar het gedeelte dat achterblijft zal het lichaam gedurende langere tijd van binnenuit bestralen. Als je eenmaal inwendig besmet bent, is daar erg moeilijk iets aan te doen. Ook via wonden kun je inwendig besmet raken Lichaam en kleding kunnen uitwendig besmet raken met radioactieve deeltjes. Zolang de besmetting aanwezig is word je van buitenaf bestraald. Dit probleem kun je aanpakken door ontsmettingsmaatregelen te nemen. Het snel uittrekken van besmette kleding voorkomt reeds een eventuele externe bestraling Tabel 6.1 Overzicht eigenschappen van de diverse stralingssoorten met betrekking tot calamiteiten Stralings soort Maximale dracht in lucht Doordringend vermogen Soort gevaar afscherming Bescherming alfa 7 cm nihil Inwendige en uitwendige besmetting bèta 10 m 1 cm Inwendige en uitwendige besmetting, externe bestraling gamma >> >> Externe bestraling, inwendige en uitwendige besmetting Papier Perspex, aluminium Beton, lood Bij de volgende situaties spelen een of meerdere blootstellingspaden een belangrijke rol. Volledig tenue, adembescherming, chemiepak Volledig tenue, adembescherming, chemiepak Volledig tenue, adembescherming, indien nodig chemiepak Blootstelling aan een stralingsbron Gesloten gammastralingsbron Stralingsbronnen zijn over het algemeen goed afgeschermd. Is dat, bijvoorbeeld na een transportongeval, niet meer het geval, dan kun je dus extern bestraald worden. Als de bron zelf nog intact is, is externe bestraling de

15 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-15 enige manier van blootstelling en is er dus geen kans op besmetting. Het is soms beter om meerdere hulpverleners een verwaarloosbare lage dosis op te laten lopen, dan één team van 2 hulpverleners een hogere niet verwaarloosbare dosis. Een belangrijke regel om snel het stralingsniveau te doen afnemen is geformuleerd in de zogenaamde kwadratenwet. Deze wet zegt niets anders dan dat met het vergroten van de afstand de stralingsdosis kwadratisch afneemt. Dus als men in plaats van 1 meter op 2 meter gaat staan, dan wordt de afstand 2x zo groot en wordt de dosis 2 x 2 is 4 maal zo laag. Voorbeeld: Stel je hebt te maken met een onafgeschermde 192 Ir-bron (Iridium) van 1 TBq (Tera = ). Op 1 meter afstand bedraagt het dosistempo ongeveer 140 msv/uur. Op ruim 2 meter afstand is het dosistempo met een factor 4 (2 2 =4) afgenomen tot ongeveer 35 msv/uur. Op 10 meter afstand is het dosistempo een factor 100 (10 2 =100) lager. In een onbekende situatie is het dan ook verstandig om het dosistempo op ruime afstand te meten, en dan via de kwadratenregel het dosistempo op kortere afstand in te schatten. De opstellijn voor de brandweer moet dus van het dosistempo op de locatie afhangen: aan de hand van de op de meetapparatuur ingestelde alarmniveaus zal er op 25 meter of 100 meter afstand opgesteld worden (maximaal 25 µsv/uur of 25 µgy/uur). Op 25 meter afstand is het dosistempo dus 16 maal hoger dan op 100 m afstand!! Bij ongevallen met γ-bronnen met een hoog dosistempo kan het nodig zijn om op 100 meter, of op nog grotere afstand, op te stellen. Het gebruik van de apparatuur en de alarmniveaus wordt verderop nog besproken. Gesloten bètastralingsbron Ook voor een onbeschadigde gesloten zuivere bètabron geldt dat er uitsluitend sprake kan zijn van externe bestraling. Een groot voordeel van bètastraling is dat de maximale dracht voor de meest gangbare bètastralers in lucht kleiner is dan 10 meter. Op meer dan 10 meter afstand is het dosistempo, het stralingsniveau dus, t.g.v. bètastraling dus nul. De opstellijn voor de brandweer zal in zo n geval op 25 meter zijn. Het doordringende vermogen van bèta-straling is veel minder dan van γ-straling. Het grootste gevaar bij externe bestraling door een bèta-bron is dan ook bestraling van de huid en van de ooglens (deze is zeer gevoelig voor ioniserende straling). Het is dan ook belangrijk om deze goed te beschermen. Een goed brandweerpak en adembescherming zijn goede middelen hiervoor. In december 2001 vonden drie houthakkers in een bos in Georgië twee ingekapselde, maar niet afgeschermde 90 Sr/ 90 Y-bronnen (strontium/yttrium). Het waren zogenaamde RTG s, Radionuclide Thermoelectric Generators. Dit soort apparaten werd in de vroegere Sovjet-Unie vaak toegepast om in afgelegen oorden elektriciteit op te wekken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de warmte die ontstaat bij radioactief verval. Deze RTG s hadden op het moment van productie een activiteit van 1 tot 15 PBq (Peta is 10 15!!). Toen de houthakkers de bronnen vonden hadden ze allebei nog een 90 Sr-activiteit van 1,5 PBq. De bronnen werden meegenomen om als straalkacheltje te dienen. Twee mannen liepen hierdoor in korte tijd zeer zware huidwonden op. Het bovenstaande geldt voor zuivere bèta-stralers. Veel radioactieve stoffen zenden echter zowel bètastraling als gammastraling uit. De afscherming van zo n gecombineerde bron bestaat vaak uit een eerste laag perspex of aluminium, dus relatief lichte materialen, waar de bèta s niet in door kunnen dringen, met daaroverheen een laag(je) lood om afscherming te bieden aan de meer doordringende γ-straling. Gesloten α-stralingsbron Een onbeschadigde gesloten alfa-bron levert geen gevaar op. Daarvoor is het doordringende vermogen van alfastraling te gering.

16 II-16 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN Maatregelen bij een incident met een gesloten stralingsbron Bij incidenten met gesloten stralingsbronnen is het voor de eigen veiligheid van hulpverleners belangrijk om: de (te) ontvangen externe stralingsdosis goed in de gaten te houden en zo laag mogelijk te houden bijvoorbeeld door de afstand tot de bron te vergroten (kwadratenwet), wisseling van de ploegen en het aanbrengen van materialen om de bron af te schermen. Zinvolle maatregelen voor de stralingsbescherming van niet-hulpverleners zijn in dit geval: houdt het publiek op ruime afstand; tref noodmaatregelen voor afscherming; maak zo mogelijk gebruik van toevallig aanwezig afschermingsmateriaal, zoals zand, stenen en water. Het parkeren van een tankautospuit voor een bron leidt doorgaans al tot een flinke dosistempo afname. Een beschadigde stralingsbron Bij beschadiging van een stralingsbron zijn er natuurlijk meerdere blootstellingspaden mogelijk. Er kan bij beschadiging radioactief materiaal uit de bron komen. Deze radioactieve deeltjes kunnen in de omgeving terechtkomen en op voorwerpen terecht komen, die dan radioactief besmet raken. Het is zelfs mogelijk dat de hele omgeving besmet raakt. 1) Mensen kunnen aan externe bestraling blootgesteld worden. 2) Door inademing kunnen mensen inwendig besmet worden 3) Door neerslaan van radioactieve deeltjes kunnen mensen uitwendig besmet raken, ook door onderling aanraken kunnen mensen elkaar besmetten. Deze mensen worden uitwendig besmet en worden dus extern bestraald. 4) Door inslikken (hand-mond contact) of via (wondjes in) de huid kan een uitwendige besmetting leiden tot een inwendige besmetting. 5) Door opdwarreling, ook wel resuspensie genoemd, kunnen mensen door inademing van radioactieve deeltjes inwendig besmet raken. ook kunnen ze hierdoor uitwendig besmet worden.. In dit soort situaties is het belangrijk om: het publiek op afstand te houden; als hulpverlener te zorgen voor adembescherming en externe bescherming (kleding (een chemiepak is makkelijk schoon te spuiten), helm, handschoenen, etc.); als hulpverlener de (te) ontvangen externe stralingsdosis goed in de gaten te houden (persoonsdosimeter gebruiken); de reeds aanwezige besmetting niet verder te verspreiden. Omdat het moeilijk is om de gevolgen van blootstelling door te rekenen, zijn er normen opgesteld voor oppervlaktebesmetting (zie Tabel 6.2). Als de besmetting onder de norm blijft zijn de gevolgen beperkt. Boven de norm moeten er ontsmettingsmaatregelen genomen worden. De waarden in de tabel zijn met de meetapparatuur van de brandweer goed af te lezen, als je weet welke radioactieve stoffen er aanwezig zijn. Tabel 6.2 Normen voor de besmetting van huid, handen, kleding en voorwerpen α-stralers β- en γ-stralers Huid - gemiddeld over 50 cm 2 0,4 Bq/cm 2 4,0 Bq/cm 2 Handen - gemiddeld per hand 40 Bq 1000 Bq Kleding en voorwerpen - smeertest over 100 cm 2 0,4 Bq 4,0 1) Bq - directe meting 0,4 Bq/cm 2 4,0 1) Bq/cm 2 1) Opgemerkt dient te worden dat de norm voor α-stralers 10 maal lager is dan voor β- en γ-stralers. Dit komt omdat α-stralers na inademing of inslikken, vele malen meer schade kunnen aanrichten. Er is dus eerder sprake van een te hoge besmetting.

17 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-17 Maatregelen bij een incident met een beschadigde stralingsbron In dit soort situaties is het voor de eigen veiligheid van hulpverleners belangrijk om: de (te) ontvangen externe stralingsdosis goed in de gaten te houden en indien mogelijk zo laag mogelijk te houden bijvoorbeeld door de afstand tot de bron te vergroten (kwadratenwet), wisseling van de ploegen en het aanbrengen van materialen om de bron af te schermen te zorgen voor adembescherming (kans op inwendige besmetting is bijna nul) te voorkomen dat het lichaam uitwendig besmet raakt, een chemiepak over het brandweerpak vereenvoudigt de ontsmetting van de kleding na een inzet na afloop te controleren op uitwendige besmetting van kleding en materialen. Ontsmet collega s en probeer schoonmaakwater zo goed mogelijk op te vangen; Zinvolle (nood)maatregelen voor de stralingsbescherming van derden zijn in dit geval: houdt het publiek op ruime afstand; tref noodmaatregelen voor afscherming; maak zo mogelijk gebruik van toevallig aanwezig afschermingsmateriaal, zoals zand, stenen en water, het parkeren van een autotankspuit voor een bron leidt meestal al tot een flinke dosistempo afname; breng het besmette gebied zoveel mogelijk in kaart; zorg ervoor dat de reeds aanwezige besmetting zich niet verder verspreidt; Ontsmet collega s en probeer schoonmaakwater zo goed mogelijk op te vangen; Grote groepen mensen kunnen eventueel in een sporthal of zwembad ontsmet worden; Probeer besmet en niet-besmet zo goed mogelijk te scheiden; Overtuig GHOR personeel ervan dat slachtoffers die radiologisch besmet zijn, indien goed toegedekt met lakens e.d. naar het ziekenhuis vervoerd kunnen worden. Slachtoffers die uitwendig besmet zijn dienen, indien mogelijk, ter plaatse ontsmet te worden. Ontsmetting voertuigen kan door kaderpersoneel geregeld worden Blootstelling bij een brand waarbij radioactief materiaal vrijkomt Bij een brand in bijvoorbeeld een radionuclidenlaboratorium kunnen radioactieve stoffen meegevoerd worden met de rookgassen. De lucht raakt dus radioactief besmet. De radioactieve deeltjes in de rook kunnen in de omgeving terechtkomen. Het is te begrijpen dat de omvang van de brand en de weersomstandigheden kunnen leiden tot een verdere verspreiding van de radioactieve deeltjes. De volgende blootstellingspaden doen zich nu voor: 1) mensen die zich in de rookpluim bevinden raken inwendig besmet als gevolg van inademing van radioactieve stofdeeltjes en worden extern bestraald.; 2) na neerslag van radioactieve deeltjes in de omgeving kunnen slachtoffers en andere aanwezigen, zoals hulpverleners en toeschouwers extern bestraald worden; 3) door neerslaan van radioactieve deeltjes kunnen mensen uitwendig besmet raken (ook door onderling aanraken kunnen mensen elkaar besmetten). Deze mensen worden uitwendig besmet en worden dus extern bestraald; 4) door inademing of inslikken (hand-mond contact) of via (wondjes in) de huid kan een uitwendige besmetting leiden tot een inwendige besmetting; 5) ook na het overtrekken van de rookpluim kunnen mensen door opdwarrelen (resuspensie) radioactieve deeltjes inademen en zo inwendig besmet raken. De hoeveelheid radioactiviteit die bij zo n brand mogelijk vrijkomt is in de regel niet groot. Door middel van diverse regelgeving is de maximale hoeveelheid radioactieve stoffen in een radionuclidelaboratorium zeer beperkt. De bronhouders zijn meestal van goede kwaliteit en (redelijk) schok- en brandbestendig. Een stralingsdeskundige ter plekke kan u vaak van alle benodigde informatie voorzien. Zij zijn (meestal) hoog opgeleid in de stralingshygiëne (niveau 3), u kunt op hun oordeel goed afgaan. Alleen het eerstgenoemde pad (inademing van radioactieve rookgassen) kan dichtbij de bron een blootstelling van enige betekenis veroorzaken. Hier geldt dus dat adembescherming noodzakelijk is, zoals bij iedere brand.

18 II-18 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN Voorbeeld: bij een brand in een opslagplaats voor radioactieve rookmelders gaan 1000 rookmelders in vlammen op. Elke rookmelder bevat 40 kbq aan Am-241. Aangenomen wordt dat 3% van de radioactiviteit in de vorm van inhaleerbare deeltjes vrijkomt. In totaal is dat dus 1,2 MBq. Uit berekeningen volgt dat omstanders ongeveer 0,01 Bq inademen. Hieruit is te berekenen dat dit een dosis van 1 µsv oplevert, wat verwaarloosbaar is. Maatregelen bij een brand waarbij radioactiviteit vrijkomt Bij een brand met radioactief materiaal is voor de veiligheid van hulpverleners het volgende belangrijk: zorg voor adembescherming, dit verlaagt een dosis door inademing vrijwel tot nul; houd dicht bij de brand rekening met de mogelijkheid dat de afscherming van eventuele stralingsbronnen door de brand beschadigd kunnen zijn. Houd de ontvangen externe stralingsdosis dus goed in de gaten; voorkom dat het lichaam uitwendig besmet raakt; Bluskleding en adembescherming beschermen u vaak voldoende (chemiepak is uit den boze bij brand!); controleer na afloop op uitwendige besmetting van kleding, adembeschermingsapparatuur en materialen. Zinvolle (nood)maatregelen voor de stralingsbescherming van derden zijn in dit geval: houd het publiek op ruime afstand, en geef zonodig het advies om binnen te blijven en ramen en deuren te sluiten; controleer of er sprake is van besmetting Stralingsbescherming hulpverleners Zoals reeds eerder genoemd zijn de belangrijkste middelen ter beperking van de stralingsbelasting bij hulpverleners: afstand, afwisseling( blootstellingstijd), afscherming en adembescherming. Meetapparatuur is onmisbaar om een veilige inzet te garanderen. De grootste beperking van de meetapparatuur van de brandweer is dat UIT- SLUITEND de externe straling gemeten wordt, dus indien inwendige besmetting is opgetreden, dan zal de apparatuur deze niet of zeer slecht meten. Het is van belang dat persoonlijke dosismeters ONDER de werkkleding gedragen worden, omdat op die plaats het beste de werkelijke externe dosis gemeten kan worden. Een bijkomend voordeel is dat de dosimeter daar beschermd is tegen vuil, water en verlies Automess 6150 De brandweer gebruikt voor stralingsmetingen de Automess 6150AD1 BIZA. Als het apparaat wordt gebruikt zonder de diverse sondes dan meet hij het externe dosistempo, of de externe dosis. Daarnaast passen op dit apparaat verschillende sondes. Bij plaatsing van een sonde wordt de AD-1 functie inactief. Afhankelijk van het type sonde is de Automess dan geschikt voor het meten van externe stralingsniveaus (hoog of laag dosistempo) of oppervlaktebesmetting (klein of groot oppervlak). Niet elke brandweerregio beschikt echter over alle sondes. Verschillende types Automess. De Automess is oorspronkelijk door BZK aan de brandweer geleverd. Er zijn brandweerregio s die zelf extra instrumenten hebben aangeschaft. De door BZK geleverde Automess gaf aan in Gy/uur en Gy, maar is inmiddels omgebouwd en geeft nu aan in Sv/uur en Sv. Deze aanpassing is niet bij alle zelf aangeschafte instrumenten uitgevoerd: die geven dus nog steeds Gy/uur en Gy aan. In het vervolg wordt uitgegaan van het gebruik van instrumenten met de uitlezing in Sv. Bij gebruik van een instrument dat nog een uitlezing geeft in Gy, dient Gy worden gelezen waar Sv staat. Gammasonde 6150AD-15 Deze dient voor het meten van gammastraling en wordt gebruikt indien er hoge stralingsniveaus te verwachten zijn. Het bereik is 0,01 msv/uur tot 10 Sv/uur. Het dosistempoalarmniveau bedraagt 100 µsv/uur, dit is dus 10 maal het niveau van de laagst mogelijke waarneming. Deze sonde wordt waarschijnlijk uit het standaardpakket van BZK gehaald omdat dergelijk hoge stralingsniveaus niet realistisch zijn.

19 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II-19 Gammasonde 6150AD-18 Deze sonde kan gebruikt worden als de 6150AD-15 geen of onvoldoende uitslag geeft. Deze sonde is namelijk veel gevoeliger en meet gammastraling in het bereik van 0,01 µsv/uur tot 10 msv/uur. Het dosistempoalarmniveau bedraagt 1 µsv/uur, dit is dus 100 maal het niveau van de laagst mogelijke waarneming. De Automess 6150AD-1 geeft een alarm bij een van tevoren ingestelde waarde van het dosistempo, deze is 25 µsv/uur. Indien deze waarde bereikt wordt, zal doorgaans de inzet stoppen en zal er advies bij het hoger kader ingewonnen moeten worden. Soms kan het wel zo zijn dat u met een korte actie iemand kan redden terwijl dit dosistempo aanwezig is. Schroom dan niet om dit te doen, zoals eerder uitgelegd valt een opgelopen dosis in zo n laag stralingsveld tot een lage persoonlijke externe dosis waarbij GEEN directe stralingseffecten opgelopen kunnen worden (<1 Sv!!). Vaak is deze waarde van 25 µsv/uur een mooie indicatie om bovenwinds een opstellijn te maken. Probeer dit dan op 25 of 100 meter te doen (tenzij het dosistempo >25 µsv/uur is), zodat u geen tijd aan nutteloos inschatten verspeelt. In de AD-1 versie (geen externe sonde) kan ook een alarm gegeven worden bij het overschrijden van een tevoren ingestelde dosis, deze is 2 msv. Bij overschrijding van deze waarde, bijvoorbeeld na 4 uur werken in een gebied waar 500 µsv/uur het dosistempo is, zal men moeten terugtreden en een nieuwe ploeg moeten inzetten. Het apparaat is op die manier te gebruiken als een persoonsdosismeter. Men kan echter beter de elektronische persoonsdosismeters, die zich ook in de koffer bevinden gebruiken om de juiste persoonlijke dosis te meten. Tijdens een incident is het uitreiken hiervan de verantwoording van de bevelvoerder of de Officier van Dienst. Per team van twee hulpverleners wordt 1 dosismeter uitgereikt, let er op dat deze op nul gezet wordt en dat de uitleesstand genoteerd wordt. Bij terugkomst verplicht aflezen van de opgelopen dosis en deze goed (laten) registreren. Het gebruik van deze apparatuur is zeer goed omschreven in de bijgeleverde documentatie van de fabrikant en in de NIFV cursusboeken wordt hier ook veel aandacht geschonken. In tabel 6.3 worden de mogelijkheden van de Automess 6150 en de verschillende bijbehorende sondes voor het bepalen van het stralingsniveau in het kort weergegeven. Tabel 6.3 Gebruik van de Automess 6150 voor de bepaling van het externe stralingsniveau Sonde Meetbereik Toepassing Standaard alarmniveau AD-1 (intern) Tot 1000 msv/uur Normaal gebruik Dosistempo: 25 µsv/uur Dosis: 2 msv AD-18 Tot 10 msv/uur Als grotere gevoeligheid gewenst is, bijvoorbeeld bij opsporing bronnen Dosistempo: 1 µsv/uur AD-15 Van 0,1 msv/uur tot 10 Sv/uur Bedoeld voor remote control tijdens extreme stralingssituaties Dosistempo: 100 µsv/uur Oppervlaktebesmettingsmeting De 6150AD-1 kan, met een extra sonde, ook gebruikt worden voor besmettingsmetingen. Sonde AD-17 is de minder gevoelige variant (klein meetoppervlak), sonde AD-k is met een meetoppervlak van 100 cm 2 gevoeliger. Gebruik indien mogelijk dus de AD-k omdat deze een beter beeld van de besmetting kan geven. Met de sondes AD-17 en AD-k kan zowel α-, β- als γ-besmetting gemeten worden. Een schakelaar op de AD-k biedt de mogelijkheid om alleen α s te meten. Doe dat vanwege de geringe dracht van α-straling zo dicht mogelijk bij het besmette oppervlak. Let er op dat u het oppervlak NIET aanraakt omdat u dan het meetapparaat kan besmetten en het dan lijkt of het hele oppervlak besmet is. Voor het meten van β- en γ- straling moet de schakelaar in de stand αβγ staan. De afstand tot het meetoppervlak mag dan iets groter zijn (1 cm). Op de meetkop kan een (RVS) beschermkap geplaatst worden, die alle α s en β s tegenhoudt. Op die manier meet je dus (in de αβγ -stand) alleen γ-besmetting. Deze sondes registreren tikken (counts) en geven hun resultaat in counts per second, op het display aangegeven als s -1. Bedenk dat niet alle besmettingen dezelfde aantallen tikken geven, het is slechts een indicatie van de grootte van de besmetting. Het hoger opgeleide personeel in de stralingshygiëne zal de door u opgegeven tikken op hun juiste waarde kunnen inschatten en u begeleiden in de meetstrategie.

20 II-20 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN Persoonsdosismeter Een persoonlijke dosismeter, is een meter om de persoonlijke dosis van iemand te meten gedurende een inzet. Vaak wordt per team van 2 personen een dosismeter uitgereikt. Het aflezen voor en na de inzet dient door de bevelvoeder of de Officier van Dienst te gebeuren en in het logboek bijgehouden te worden. De brandweer maakt gebruik van de zogenaamde ADOS. De ADOS moet onder de werkkleding gedragen worden, en meet alleen gammastraling. Dat is voldoende, want de werkkleding van de brandweer is voldoende dik om alfa- en bètastraling af te schermen. Inwendige besmetting komt bij het dragen van de bluskleding in combinatie met adembescherming persluchtmasker niet voor. De ADOS geeft dus een goede waarde aan als het om de opgelopen dosis van het personeel gaat wat betrokken was bij een inzet. De ADOS kan zowel bij overschrijding van een dosistempo als een opgelopen dosis gedurende een inzet een alarm afgeven. Deze ingestelde niveaus zijn respectievelijk 30 µsv/uur en 2 msv. Let op dat indien deze apparatuur een alarm laat horen en u drukt dit alarm weg dat het apparaat automatisch naar een hoger alarm doorschakelt, het is dus raadzaam om dit alleen na overleg met de specialist op dit gebied (ROGS/AGS) te doen Adembescherming Voor adembescherming kan gebruik gemaakt worden van een stofmasker, een gezichtsmasker met filterbus of een ademluchtapparatuur. Het verdient echter de aanbeveling om altijd met ademlucht te starten, deze is namelijk altijd op het voertuig beschikbaar en u hoeft geen keuze te maken. Bij langere inzetten kan een hoger opgeleide bekijken welke manier van adembescherming de meest gepaste is in de situatie die een inzet vereist Indeling in zones Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen hanteert de brandweer een standaard gebiedsindeling. Daarbij worden de volgende zones aangegeven: gevarengebied werkgebied aandachtsgebied opstellijn opstelplaats ontsmettingsveld Voor een ongeval met radioactieve stoffen is het van belang om snel de grenzen van het gevarengebied aan te geven. Voor een ongeval hanteert de brandweer hiervoor de grenswaarde van 25 µsv/uur. De opstellijn wordt op 25 meter bovenwinds van het punt waarop de meter in alarm gaat geplaatst. Voor de opstellijn kunnen de brandweer en andere hulpdiensten gewoon optreden. Achter de opstellijn zijn adembescherming en de andere beschermingsmiddelen vereist (conform de procedure OGS). De bevelvoerder mag binnen het gevarengebied (>25 µsv/uur) laten starten met het redden van slachtoffers, waarbij de hulpverleners niet meer dan een totale dosis van 2 msv op mogen lopen. Werkzaamheden waarbij hogere doses worden opgelopen èn die ten behoeve van stabiliseren van het incident worden uitgevoerd, dienen begeleid te worden door een Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS). Verder dient men zich te realiseren dat deze waarde van 25 µsv/uur gekozen is om de grens aan te geven tussen normaal en ongewoon. Vaak echter wordt deze waarde ten onrechte gezien als de grens tussen veilig en gevaarlijk. In vergelijking met de maximaal op te lopen dosis voor een hulpverlener van 750 msv voor levensreddend werk, is 25 µsv/uur echter een zeer lage waarde. Dat geldt ook voor de in de praktijk gehanteerde dosisbeperking van 2 msv. Overschrijding van de grenswaarde van 25 µsv/uur of een persoonlijke dosis van 2 msv mag dus nooit als argument gebruikt worden om af te zien van levensreddende werkzaamheden of andere vormen van spoedeisend handelen waarbij grote belangen in het geding zijn. Als er meer dan 2 msv opgelopen kan worden moet er AGS aanwezig zijn. Uit berekeningen blijkt immers dat de stralingsbelasting bij ongevallen met radioactieve stoffen meestal veel lager uitvallen dan deze maximaal op te lopen doses.

21 ACHTERGRONDINFORMATIE VOOR OPERATIONEEL LEIDINGGEVENDEN II Vervoer van radioactieve stoffen Vervoer van radioactieve stoffen is aan strenge regelgeving gebonden. Bij vervoer van radioactieve stoffen over de openbare weg is men verplicht de pakketten te identificeren met stickers en codes zoals hieronder weergegeven. Indien er zich een incident op bijvoorbeeld de openbare weg voordoet dan zijn pakketten eenvoudig door de brandweer te herkennen en op hun gevaar in te schatten. Volgens de GEVI systematiek beginnen radioactieve stoffen met het nummer 7. Dus ook op de oranje aanduidingsborden op (vracht)wagens die radioactieve stoffen vervoeren kan men de 7 in het bovenste vlak van het bord zien. Op de etiketten op de pakketten zijn ook nog de romeinse cijfers I, II of III te zien (zie figuur 6.1). Deze geven het maximale dosistempo aan op het oppervlak van het desbetreffende pakket. - I wit: max 5 µsv/uur aan het oppervlak - II - geel: max tussen 5 µsv/uur en 500 µsv/uur aan het oppervlak -III - geel: max tussen 500 µsv en 2000 µsv/uur aan het oppervlak Indien de pakketten na een ongeval of incident onbeschadigd zijn, dan zijn ze eenvoudig te hanteren en kan men ze snel uit eventuele gevarenzones verwijderen en veilig stellen, bijvoorbeeld in bergruimte van hulpverleningsvoertuigen. Indien pakketten beschadigd zijn, dan kan men met de automess 6150AD-1 bepalen wat het dosistempo op enige afstand van het pakket is en vervolgens een opstellijn bepalen op minder dan 25 µsv/uur. Indien mogelijk wachten op AGS die het pakket door een gespecialiseerd bedrijf kan laten veiligstellen.

22 II-22 RADIOLOGISCH HANDBOEK HULPVERLENINGSDIENSTEN Figuur 6.1 De diverse GEVI symbolen die op pakketten met radioactieve stoffen kunnen voorkomen (de gevaarsetiketten 7A, 7B, 7C en 7E). Etiket 7D wordt alleen op het voertuig geplaatst.

5,5. Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli keer beoordeeld. Natuurkunde

5,5. Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli keer beoordeeld. Natuurkunde Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli 2006 5,5 66 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde samenvatting hoofdstuk 3 ioniserende straling 3. 1 de bouw van de atoomkernen. * Atoom: - bestaat

Nadere informatie

Dosisbegrippen stralingsbescherming. /stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e

Dosisbegrippen stralingsbescherming. /stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e 13 Dosisbegrippen stralingsbescherming 1 13 Ioniserende straling ontvanger stralingsbron stralingsbundel zendt straling uit absorptie van energie dosis mogelijke biologische effecten 2 13 Ioniserende straling

Nadere informatie

Ioniserende straling - samenvatting

Ioniserende straling - samenvatting Ioniserende straling - samenvatting Maak eerst zélf een samenvatting van de theorie over ioniserende straling. Zorg dat je samenvatting de volgende elementen bevat: Over straling: o een definitie van het

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Ioniserende straling

Samenvatting Natuurkunde Ioniserende straling Samenvatting Natuurkunde Ioniserende straling Samenvatting door een scholier 1947 woorden 26 augustus 2006 6,5 102 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting Natuurkunde VWO

Nadere informatie

Basiskennis inzake radioactiviteit en basisprincipes van de stralingsbescherming

Basiskennis inzake radioactiviteit en basisprincipes van de stralingsbescherming Basiskennis inzake radioactiviteit en basisprincipes van de stralingsbescherming Nucleair?? Radioactiviteit?? Ioniserende straling!! Wat is dat? Basisprincipes Waar komen we radioactiviteit/ioniserende

Nadere informatie

Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen. informatiefiche RADIOACTIVITEIT, EEN INLEIDING

Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen. informatiefiche RADIOACTIVITEIT, EEN INLEIDING Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen informatiefiche RADIOACTIVITEIT, EEN INLEIDING NIRAS Brussel, 01-01-2001 1. Radioactiviteit en ioniserende straling Alles rondom ons

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 5 Straling Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 5.1 Straling en bronnen Eigenschappen van straling RA α γ β 1) Beweegt langs rechte lijnen vanuit een bron. 2) Zwakker als ze verder

Nadere informatie

Leids Universitair Medisch Centrum

Leids Universitair Medisch Centrum Leids Universitair Medisch Centrum Afdeling Radiologie drs. Simon van Dullemen stralingsdeskundige Stralingsrisico s: reëel of gezocht? Japan/Fukushima (2011) Aardbeving + tsunami veroorzaakte meer dan

Nadere informatie

Praktische stralingsbescherming

Praktische stralingsbescherming Praktische stralingsbescherming VRS-D/MR nj 2018 1-3 Atoombouw en verval 4,5 Wisselwerking van straling met materie en afscherming 6-9 Röntgentoestellen, ingekapselde bronnen 10 Grootheden en eenheden

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Domein B2

Samenvatting Natuurkunde Domein B2 Samenvatting Natuurkunde Domein B2 Samenvatting door R. 1964 woorden 2 mei 2017 7,1 4 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Domein B. Beeld- en geluidstechniek Subdomein B2. Medische beeldvorming 1. Uitzending,

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 5 Straling Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 5.1 Straling en bronnen Eigenschappen van straling RA α γ β 1) Beweegt langs rechte lijnen vanuit een bron. ) Zwakker als ze verder

Nadere informatie

B-werknemer: Andere blootgestelde werknemer dan een A-werknemer.

B-werknemer: Andere blootgestelde werknemer dan een A-werknemer. Titel: definities en begripsomschrijvingen zoals gebruikt in de stralingsbeschermingsvoorschriften Nummer:, versie 1 Datum invoering: 1-10-2009 Datum laatste wijziging: 1-10-2009 Gebruikte acroniemen AID

Nadere informatie

RICHTLIJN ZWANGERSCHAP EN IONISERENDE STRALING

RICHTLIJN ZWANGERSCHAP EN IONISERENDE STRALING RICHTLIJN ZWANGERSCHAP EN IONISERENDE STRALING Inleiding Aan het werken met radioactieve stoffen of ioniserende straling uitzendende toestellen zijn risico s verbonden. Het is bij de wet verplicht om personen

Nadere informatie

Radioactiviteit werd ontdekt in 1898 door de Franse natuurkundige Henri Becquerel.

Radioactiviteit werd ontdekt in 1898 door de Franse natuurkundige Henri Becquerel. H7: Radioactiviteit Als een bepaalde kern van een element te veel of te weinig neutronen heeft is het onstabiel. Daardoor gaan ze na een zekere tijd uit elkaar vallen, op die manier bereiken ze een stabiele

Nadere informatie

Risico s en maatregelen bij stralingsongevallen

Risico s en maatregelen bij stralingsongevallen Risico s en maatregelen bij stralingsongevallen CBRN symposium 24 januari 2013 Dr. ir. C.H.L. (Chris) Peters Klinisch fysicus Coördinerend stralingsdeskundige JBZ Ioniserende straling Straling die in staat

Nadere informatie

Werken met radioactieve straling

Werken met radioactieve straling Werken met radioactieve straling Wat is radioactieve straling? Radioactieve of ioniserende straling draagt energie. Die energie wordt vanuit een bron aan de omgeving overgedragen in de vorm van elektromagnetische

Nadere informatie

Leidraad Kernongevallenbestrijding

Leidraad Kernongevallenbestrijding Leidraad Kernongevallenbestrijding In deze paragraaf worden enige algemene operationele uitgangspunten beschreven die voor alle betrokken (operationele) diensten van belang zijn. Het gaat hier om de te

Nadere informatie

Samenvatting H5 straling Natuurkunde

Samenvatting H5 straling Natuurkunde Samenvatting H5 straling Natuurkunde Deze samenvatting bevat: Een begrippenlijst van dikgedrukte woorden uit de tekst Belangrijke getallen en/of eenheden (Alle) Formules van het hoofdstuk (Handige) tabellen

Nadere informatie

Radioactiviteit enkele begrippen

Radioactiviteit enkele begrippen 044 1 Radioactiviteit enkele begrippen Na het ongeval in de kerncentrale in Tsjernobyl (USSR) op 26 april 1986 is gebleken dat er behoefte bestaat de kennis omtrent radioactiviteit voor een breder publiek

Nadere informatie

Samenvatting. Blootstelling

Samenvatting. Blootstelling Samenvatting Blootstelling aan ioniserende straling levert risico s voor de gezondheid op. Daar is al veel over bekend, met name over de effecten van kortdurende blootstelling aan hoge doses. Veel lastiger

Nadere informatie

Hoofdstuk 9: Radioactiviteit

Hoofdstuk 9: Radioactiviteit Hoofdstuk 9: Radioactiviteit Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 9: Radioactiviteit Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. Elektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige

Nadere informatie

H8 straling les.notebook. June 11, 2014. Straling? Straling: Wordt doorgelaten of wordt geabsorbeerd. Stralingsbron en straling

H8 straling les.notebook. June 11, 2014. Straling? Straling: Wordt doorgelaten of wordt geabsorbeerd. Stralingsbron en straling Stralingsbron en straling Straling? Bron Soorten straling: Licht Zichtbaarlicht (Kleuren violet tot rood) Infrarood (warmte straling) Ultraviolet (maakt je bruin/rood) Elektromagnetische straling Magnetron

Nadere informatie

Stabiliteit van atoomkernen

Stabiliteit van atoomkernen Stabiliteit van atoomkernen Wanneer is een atoomkern stabiel? Wat is een radioactieve stof? Wat doet een radioactieve stof? 1 Soorten ioniserende straling Alfa-straling of α-straling Bèta-straling of β-straling

Nadere informatie

Effecten van ioniserende straling

Effecten van ioniserende straling Faculteit Bètawetenschappen Ioniserende Stralen Practicum Achtergrondinformatie Effecten van ioniserende straling Equivalente dosis Het biologisch effect van ioniserende straling of: de schade aan levend

Nadere informatie

Straling valt dus buiten de lesstof van de cursus Basisveiligheid (B-VCA)!

Straling valt dus buiten de lesstof van de cursus Basisveiligheid (B-VCA)! BIJLAGE STRALING Deze bijlage is voor personen die de veiligheidscursus - Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden (VOL-VCA) volgen. - 'Veiligheid voor Intercedenten en Leidinggevenden' (VIL-VCU) volgen.

Nadere informatie

Advies over radioactiviteit in levensmiddelen en consumentenproducten ten gevolge van de ramp in Japan

Advies over radioactiviteit in levensmiddelen en consumentenproducten ten gevolge van de ramp in Japan > Retouradres Postbus 19506 2500 CM Den Haag Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling & Aan de inspecteur-generaal van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag

Nadere informatie

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern.

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern. Uitwerkingen 1 Opgave 1 protonen en neutronen Opgave negatief positief neutraal positief neutraal Opgave 3 Een atoom bevat twee soorten geladen deeltjes namelijk protonen en elektronen. Elk elektron is

Nadere informatie

Stralingsveiligheid niveau 5

Stralingsveiligheid niveau 5 26-01-2011 1 Stralingsveiligheid niveau 5 René Heerlien, Mieke Blaauw 03-06-2015 26-01-2011 2 Meerdere bronnen ICRP-adviezen International Commission on Radiological Protection onafhankelijke commissie

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/UJB/BES No. 2003/94538 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Grootheden en eenheden TMS MR & VRS-d Stijn Laarakkers

Grootheden en eenheden TMS MR & VRS-d Stijn Laarakkers Grootheden en eenheden TMS MR & VRS-d 2018 activiteit dosis Stijn Laarakkers Overzicht Wat is dosimetrie Indirect/direct ioniserend Exposie Geabsorbeerde dosis Equivalente dosis Effectieve dosis Inwendige

Nadere informatie

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern.

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern. Uitwerkingen 1 protonen en neutronen Opgave negatief positief neutraal positief neutraal Een atoom bevat twee soorten geladen deeltjes namelijk protonen en elektronen. Elk elektron is evenveel negatief

Nadere informatie

Stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e 1

Stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e 1 Zwangerschap en Stralingsbescherming Zwangerschap en Stralingsbescherming inhoud Informatie over mogelijke biologische effecten door blootstelling aan ioniserende straling tijdens deterministische effecten

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/CK/B/KEW No. 2003/15496 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Regeling persoonlijke stralingsdosimetrie Universiteit Leiden

Regeling persoonlijke stralingsdosimetrie Universiteit Leiden Regeling persoonlijke stralingsdosimetrie Universiteit Leiden ingang: april 2004 revisiedatum: februari 2013 looptijd: 2015 Universiteit Leiden Afdeling Veiligheid Gezondheid en Milieu Vastgesteld door

Nadere informatie

Naam: Klas: Repetitie Radioactiviteit VWO (versie A)

Naam: Klas: Repetitie Radioactiviteit VWO (versie A) Naam: Klas: Repetitie Radioactiviteit VWO (versie A) Aan het einde van de repetitie vind je de lijst met elementen en twee tabellen met weegfactoren voor het berekenen van de equivalente en effectieve

Nadere informatie

PROCEDURE V1. APR 2017

PROCEDURE V1. APR 2017 PROCEDURE V1. APR 2017 INLEIDING ZWANGERSCHAP EN IONISERENDE STRALING Aan het werken met bronnen van ioniserende straling zijn risico s verbonden. Het is bij de wet verplicht om personen die handelingen

Nadere informatie

Fysische grondslagen radioprotectie deel 2. dhr. Rik Leyssen Fysicus Radiotherapie Limburgs Oncologisch Centrum

Fysische grondslagen radioprotectie deel 2. dhr. Rik Leyssen Fysicus Radiotherapie Limburgs Oncologisch Centrum Fysische grondslagen radioprotectie deel 2 dhr. Rik Leyssen Fysicus Radiotherapie Limburgs Oncologisch Centrum rik.leyssen@jessazh.be Fysische grondslagen radioprotectie H1: INLEIDING H2: STRALING - RADIOACTIVITEIT

Nadere informatie

Röntgenstraling. Medische beeldvorming

Röntgenstraling. Medische beeldvorming Röntgenstraling Medische beeldvorming Röntgenstralen dringen in wisselende mate door het menselijke lichaam heen. Ter vergelijking kan zonlicht wel door een vensterglas dringen, maar niet door de spijlen

Nadere informatie

1 Wet- en regelgeving niveau 5 new Mieke Blaauw

1 Wet- en regelgeving niveau 5 new Mieke Blaauw 1 Wet- en regelgeving niveau 5 new 2018 Mieke Blaauw 2 Wet- en regelgeving niveau 5 new 2018 7e druk (2013) 1. Atoombouw en verval 2. Radioactieve bronnen, röntgenapparatuur en neutronen 3. Wisselwerking

Nadere informatie

1 Wisselwerking en afscherming TS VRS-D/MR vj Mieke Blaauw

1 Wisselwerking en afscherming TS VRS-D/MR vj Mieke Blaauw 1 Wisselwerking en afscherming TS VRS-D/MR vj 2018 2 Wisselwerking en afscherming TS VRS-D/MR vj 2018 1-3 Atoombouw en verval 4,5 Wisselwerking van straling met materie en afscherming 6-9 Röntgentoestellen,

Nadere informatie

PROCEDURE WAARSCHUWINGSSIGNALERING EN ZONERING VAN

PROCEDURE WAARSCHUWINGSSIGNALERING EN ZONERING VAN PROCEDURE WAARSCHUWINGSSIGNALERING EN ZONERING VAN RUIMTEN BIJ HANDELINGEN MET IONISERENDE STRALING Inleiding In een aantal situaties is het nodig om de aandacht te vestigen op risico s van ioniserende

Nadere informatie

Straling. Onderdeel van het college Kernenergie

Straling. Onderdeel van het college Kernenergie Straling Onderdeel van het college Kernenergie Tjeerd Ketel, 4 mei 2010 In 1946 ontworpen door Cyrill Orly van Berkeley (Radiation Lab) Nevelkamer met radioactiviteit, in dit geval geladen deeltjes vanuit

Nadere informatie

1 Uit welke deeltjes is de kern van een atoom opgebouwd? Protonen en neutronen.

1 Uit welke deeltjes is de kern van een atoom opgebouwd? Protonen en neutronen. SO Straling 1 Uit welke deeltjes is de kern van een atoom opgebouwd? Protonen en neutronen. 2 Waaruit bestaat de elektronenwolk van een atoom? Negatief geladen deeltjes, elektronen. 3 Wat bevindt zich

Nadere informatie

p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 2

p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 2 Röntgenstraling Röntgenstralen dringen niet overal even goed door het menselijke lichaam heen. Zoals de zon wel door het glas maar niet door de spijlen van een raam kan schijnen. Zo ontstaat een schaduw

Nadere informatie

Radonmetingen TWRC gebouw

Radonmetingen TWRC gebouw Radonmetingen TWRC gebouw kenmerk 0193.97/EL/RS juni 1997 Inleiding. In november 1996 is gestart met de meting naar mogelijke ioniserende straling (= radioactieve straling) afkomstig uit de bouwmaterialen

Nadere informatie

- U zou geslaagd zijn als u voor het oefenexamen totaal 66 punten of meer behaalt (dus u moet minimaal 33 vragen juist beantwoorden).

- U zou geslaagd zijn als u voor het oefenexamen totaal 66 punten of meer behaalt (dus u moet minimaal 33 vragen juist beantwoorden). Technische Universiteit Delft Faculteit Technische Natuur Wetenschappen Reactor Instituut Delft Nationaal Centrum voor Stralingsveiligheid Afdeling Opleidingen Delft Oefenexamen 1, Stralingshygiëne deskundigheidsniveau

Nadere informatie

Examentraining 2015. Leerlingmateriaal

Examentraining 2015. Leerlingmateriaal Examentraining 2015 Leerlingmateriaal Vak Natuurkunde Klas 5 havo Bloknummer Docent(en) Blok IV Medische beeldvorming (B2) WAN Domein B: Beeld- en geluidstechniek Subdomein B2: Straling en gezondheid

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/IO/BES No. 2005/25444 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Hoeveel straling krijg ik eigenlijk? Prof. dr. ir. Wim Deferme

Hoeveel straling krijg ik eigenlijk? Prof. dr. ir. Wim Deferme Hoeveel straling krijg ik eigenlijk? Prof. dr. ir. Wim Deferme 2 Geschiedenis -500 vcr.: ατοµοσ ( atomos ) bij de Grieken (Democritos) 1803: verhandeling van Dalton over atomen 1869: voorstelling van 92

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde havo I

Eindexamen natuurkunde havo I Opgave 1 Lord of the Flies Lees eerst de tekst in het kader. Er bestaan twee soorten brillenglazen: - bolle (met een positieve sterkte) en - holle (met een negatieve sterkte). In de figuren hiernaast is

Nadere informatie

PROCEDURE V.3 NOV 2016

PROCEDURE V.3 NOV 2016 PROCEDURE V.3 NOV 2016 CATEGORIE INDELING BLOOTGESTELDE WERKNEMERS, BEPALING VAN DE BLOOTSTELLING EN MEDISCH TOEZICHT OP A-WERKERS INLEIDING In het Besluit stralingsbescherming (Bs) worden wettelijke kaders

Nadere informatie

Ioniserende straling. Straling en gezondheid. Sectie natuurkunde - Thijs Harleman 1

Ioniserende straling. Straling en gezondheid. Sectie natuurkunde - Thijs Harleman 1 Ioniserende straling Straling en gezondheid Sectie natuurkunde - Thijs Harleman 1 Inleiding: Fukushima Het kernongeluk van Fukushima vond plaats in de kerncentrale Fukushima I in Japan, in de dagen volgend

Nadere informatie

Deze methoden worden vaak naar elkaar toegepast. Extraheren -> Filtreren -> Indampen.

Deze methoden worden vaak naar elkaar toegepast. Extraheren -> Filtreren -> Indampen. Samenvatting door Lotte 2524 woorden 19 juni 2015 7,4 82 keer beoordeeld Vak NaSk 1 1 Stoffen gebruik je bij alles wat je doet. Veel van deze stoffen komen uit de natuur, deze zijn vaak niet zuiver maar

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/IO/BES No. 2004/33964 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

6,1. Werkstuk door een scholier 1691 woorden 21 mei keer beoordeeld. Natuurkunde

6,1. Werkstuk door een scholier 1691 woorden 21 mei keer beoordeeld. Natuurkunde Werkstuk door een scholier 1691 woorden 21 mei 2002 6,1 171 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Inleiding. Pasgeleden las ik in de krant een artikel over een chirurg die een taartschijf had laten zitten bij

Nadere informatie

Ioniserende straling

Ioniserende straling 1 DOEL... 2 2 TOEPASSINGSGEBIED... 2 3 WETTEKSTEN... 2 3.1 Grenswaarden (KB 20 juli 2001: Hfdst. III, Afd. I, Art. 20.1.3 & 20.1.4)... 1 4 ADVIEZEN... 1 5 PRINCIPES VAN IONISERENDE STRALING... 1 5.1 Niet-ioniserende

Nadere informatie

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE No. 2011/1630-05 DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Gezien de aanvraag d.d. 24 augustus 2011 en de aanvullende informatie d.d. 7 november 2011 van Eindhoven Airport N.V., gelegen

Nadere informatie

Radioactiviteit. Jurgen Nijs Brandweer Leopoldsburg 2012 APB Campus Vesta Brandweeropleiding

Radioactiviteit. Jurgen Nijs Brandweer Leopoldsburg  2012 APB Campus Vesta Brandweeropleiding Radioactiviteit Jurgen Nijs Brandweer Leopoldsburg Jurgen.nijs@gmail.com http://youtu.be/h3ym32m0rdq 1 Doel Bij een interventie in een omgeving waar er een kans is op ioniserende straling om veilig, accuraat

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Radioactiviteit

Hoofdstuk 1: Radioactiviteit Hoofdstuk 1: Radioactiviteit Inleiding Het is belangrijk iets te weten over wat we in de natuurkunde radioactiviteit noemen. Ongetwijfeld heb je, zonder er direct mee in aanraking te zijn geweest, er ergens

Nadere informatie

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE No. 2011/1517-05 DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Gezien de aanvraag d.d. 16 augustus 2011 van Sencio B.V. te Nijmegen om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 23,

Nadere informatie

Respons op stralingsongevallen: de kern van de zaak Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum

Respons op stralingsongevallen: de kern van de zaak Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum Respons op stralingsongevallen: de kern van de zaak Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum Ronald de Groot (NVIC) Herman Schreurs (RIVM) Inhoud Ronald de Groot NVIC Incidenten en blootstelling Voorbereiding

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER. Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER. Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2006/2956 DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de Staatssecretaris van Sociale

Nadere informatie

Begripsvragen: Radioactiviteit

Begripsvragen: Radioactiviteit Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.6 Radioactiviteit Begripsvragen: Radioactiviteit 1 Meerkeuzevragen Ioniserende straling 1 [H/V] Op welke

Nadere informatie

Vraagstuk 1: Lektest van een 106 Ru/ 106 Rhbron

Vraagstuk 1: Lektest van een 106 Ru/ 106 Rhbron Examen stralingsbescherming deskundigheidsniveau 4A/4B p. 1 Vraagstuk 1: Lektest van een 106 Ru/ 106 Rhbron De activiteit van een 106 Ru/ 106 Rh bron is opgedampt op een zeer dun folie. Bij de jaar lijkse

Nadere informatie

Erratum Verkenner Gevaarlijke Stoffen. Versie: 2 februari 2015

Erratum Verkenner Gevaarlijke Stoffen. Versie: 2 februari 2015 Erratum Verkenner Gevaarlijke Stoffen Versie: 2 februari 2015 Tekstboek In de 1 e druk, 1 e oplage van de leergang Verkenner gevaarlijke stoffen (juli 2012) zijn een aantal onjuistheden geconstateerd.

Nadere informatie

Superintendent safety: Datum eerste uitgave: 17 mei 13

Superintendent safety: Datum eerste uitgave: 17 mei 13 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT VV12 Gezien en akkoord bevonden door: Production Manager: Handtekening: Asset Manager: Safety en Health Manager: Documentbeheerder: Superintendent safety: Datum eerste uitgave: 17

Nadere informatie

a Schrijf de eerste vier stappen op. b Waarom kunnen de β s die 234 Pa uitstoot, beter door een laagje plastic dringen dan de β s van

a Schrijf de eerste vier stappen op. b Waarom kunnen de β s die 234 Pa uitstoot, beter door een laagje plastic dringen dan de β s van Toets v-08 Radioactiviteit 1 / 5 1 Protactinium 238 U vervalt in veel stappen tot 206 Pb. a Schrijf de eerste vier stappen op. b Waarom kunnen de β s die 234 Pa uitstoot, beter door een laagje plastic

Nadere informatie

Klasse 7: Radioactieve stoffen

Klasse 7: Radioactieve stoffen Klasse 7: Radioactieve stoffen 1.1 Transport Onder radioactieve stoffen worden verstaan alle stoffen die radionucliden bevatten, waarvoor zowel de activiteitsconcentratie als de totale activiteit van de

Nadere informatie

Scriptie Natuurkunde Rontgenstraling en mammografie

Scriptie Natuurkunde Rontgenstraling en mammografie Scriptie Natuurkunde Rontgenstraling en mamm Scriptie door een scholier 1848 woorden 19 maart 2002 6,7 84 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Röntgenonderzoek Röntgenonderzoek is een term die valt binnen de

Nadere informatie

H7+8 kort les.notebook June 05, 2018

H7+8 kort les.notebook June 05, 2018 H78 kort les.notebook June 05, 2018 Hoofdstuk 7 en Materie We gaan eens goed naar die stoffen kijken. We gaan steeds een niveau dieper. Stoffen bijv. limonade (mengsel) Hoofdstuk 8 Straling Moleculen water

Nadere informatie

Arbo & Milieu. Met het oog op veilig werken! Y Arbo & Milieu. Stralingsbeschermingseenheid. Zwangerschap & Straling

Arbo & Milieu. Met het oog op veilig werken! Y Arbo & Milieu. Stralingsbeschermingseenheid. Zwangerschap & Straling Informatieenen Informatie Informatie en De sector & Milieu is is bereikbaar bereikbaarop opmaandag maandag t/m t/m vrijdag vrijdag De sector & Milieu De sector & Milieu is bereikbaar op maandag t/m vrijdag

Nadere informatie

PositronEmissieTomografie (PET) Een medische toepassing van deeltjesfysica

PositronEmissieTomografie (PET) Een medische toepassing van deeltjesfysica PositronEmissieTomografie (PET) Een medische toepassing van deeltjesfysica Wat zie je? PositronEmissieTomografie (PET) Nucleaire geneeskunde: basisprincipe Toepassing van nucleaire geneeskunde Vakgebieden

Nadere informatie

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2007/1776-06 DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gezien de aanvraag d.d. 11 juni 2007 van Sectra imaxperts

Nadere informatie

Bestaand (les)materiaal. Loran de Vries

Bestaand (les)materiaal. Loran de Vries Bestaand (les)materiaal Loran de Vries Database www.adrive.com Email: ldevries@amsterdams.com ww: Natuurkunde4life NiNa lesmateriaal Leerlingenboekje in Word Docentenhandleiding Antwoorden op de opgaven

Nadere informatie

Examentraining Natuurkunde havo Subdomein B2. Straling en gezondheid

Examentraining Natuurkunde havo Subdomein B2. Straling en gezondheid Examentraining Natuurkunde havo 2015 Subdomein B2. Straling en gezondheid Ioniserende straling Verschillen tussen α-, β- en γ-straling α-straling 4 2 Het bestaat uit He-kernen Groot ioniserend vermogen

Nadere informatie

REGELING VERWERKEN EN AFVOEREN VAN RADIOACTIEF AFVAL

REGELING VERWERKEN EN AFVOEREN VAN RADIOACTIEF AFVAL REGELING VERWERKEN EN AFVOEREN VAN RADIOACTIEF AFVAL Ingang: juni 2003 revisiedatum: mei 2010 Looptijd: tot 2015 Afdeling Veiligheid Gezondheid en Milieu 2010 Vastgesteld door het College van Bestuur 21

Nadere informatie

Subtitel (of naam of datum) Inwendige besmetting

Subtitel (of naam of datum) Inwendige besmetting Subtitel (of naam of datum) Stralingsdeskundigheid Titel van presentatie niveau 3 Inwendige besmetting inwendige besmetting deel 1: inwendige besmetting voor dummies risicoanalyse: maximaal toe te passen

Nadere informatie

Wisselwerking. van ioniserende straling met materie

Wisselwerking. van ioniserende straling met materie Wisselwerking van ioniserende straling met materie Wisselwerkingsprocessen Energie afgifte en structuurverandering in ontvangende materie Aard van wisselwerking bepaalt het juiste afschermingsmateriaal

Nadere informatie

Antwoorden over de technische probleem bij aardwarmte installatie Koekoekspolder

Antwoorden over de technische probleem bij aardwarmte installatie Koekoekspolder Antwoorden over de technische probleem bij aardwarmte installatie Koekoekspolder Wat is het technische probleem? Er is een verstopping in de injectieput ontstaan, hierdoor kunnen er alleen nog maar kleine

Nadere informatie

Gezondheids effecten. van ioniserende straling. Stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e

Gezondheids effecten. van ioniserende straling. Stralingsbeschermingsdienst SBD-TU/e Gezondheids effecten van ioniserende straling Ioniserende straling bron straling ontvanger zendt straling uit absorptie van energie:dosis mogelijke biologische effecten Opbouw van de celkern Celkern Cel

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/CK/B/KEW No. 2002/86554 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Stralingsincidenten veiligheidsregio s. Basisinformatie voor operationeel leidinggevenden

Stralingsincidenten veiligheidsregio s. Basisinformatie voor operationeel leidinggevenden Stralingsincidenten veiligheidsregio s Basisinformatie voor operationeel leidinggevenden Stralingsincidenten veiligheidsregio's Basisinformatie voor operationeel leidinggevenden Instituut Fysieke Veiligheid

Nadere informatie

Radioactiviteit. Een paar gegevens:

Radioactiviteit. Een paar gegevens: Radioactiviteit Een paar gegevens: 1 MeV = 1,6 10 13 J. In de stralingshygiëne kent men aan -straling een weegfactor 20 toe; aan - en -straling een weegfactor 1. Plutonium-238 zendt -stralen uit. De halveringstijd

Nadere informatie

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2007/2119-05 DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gezien de aanvraag d.d. 23 juli 2007 van New Wisseloord

Nadere informatie

Opgave: Eigenschappen van straling a) Gammastraling, röntgenstraling, bètastraling, alfastraling.

Opgave: Eigenschappen van straling a) Gammastraling, röntgenstraling, bètastraling, alfastraling. Deeltjesstraling Opgave: Eigenschappen van straling a) Gammastraling, röntgenstraling, bètastraling, alfastraling. In het algemeen geldt: Alfastraling kan worden afgeschermd door een velletje papier. In

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/CK/B/KEW No. 2002/76765 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN No. 2012/0860-08 DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Gezien de aanvraag d.d. 28 september 2012, alsmede de aanvulling daarop d.d. 15 oktober 2012 en d.d. 29 november 2012, van Stichting Jeugdzorg St. Joseph

Nadere informatie

In het ARBIS aan te brengen wijzigingen met betrekking tot het individueel dosimetrisch toezicht van de werknemers

In het ARBIS aan te brengen wijzigingen met betrekking tot het individueel dosimetrisch toezicht van de werknemers In het ARBIS aan te brengen wijzigingen met betrekking tot het individueel dosimetrisch toezicht van de werknemers Art. 2 -> De volgende definities toevoegen: o Radiotoxicologische analyse: meting van

Nadere informatie

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2009/2447-05 DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gezien de aanvraag d.d. 16 november 2009 en de aanvulling

Nadere informatie

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI/CK/B/KEW No. 2002/90740 DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Toezichthouder Stralingsbescherming meet- en regeltoepassingen verspreidbare radioactieve stoffen - D. Proefexamen uitwerking open vragen

Toezichthouder Stralingsbescherming meet- en regeltoepassingen verspreidbare radioactieve stoffen - D. Proefexamen uitwerking open vragen Toezichthouder Stralingsbescherming meet- en regeltoepassingen verspreidbare radioactieve stoffen - D Proefexamen uitwerking open vragen Frits Pleiter 31/01/2019 toezichthouder stralingsbescherming - mr

Nadere informatie

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2010/0787-04 DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gezien de aanvraag van het Special Tribunal for Lebanon

Nadere informatie

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER No. 2007/2726-05 DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gezien de aanvraag d.d. 29 oktober 2007 van NS Fiets

Nadere informatie

Registratie-richtlijn

Registratie-richtlijn en IONISERENDE STRALING 1 (508: Ziekten veroorzaakt door ioniserende stralen) Beschrijving van de schadelijke invloed Inwendige bestraling wordt veroorzaakt door opname in het lichaam van positief geladen

Nadere informatie

Bijlage bij memo van wethouder J. Helms aan de commissie Economie en Mobiliteit ten behoeve van de vergadering van 22 maart 2011.

Bijlage bij memo van wethouder J. Helms aan de commissie Economie en Mobiliteit ten behoeve van de vergadering van 22 maart 2011. Zendmast Croy Bijlage bij memo van wethouder J. Helms aan de commissie Economie en Mobiliteit ten behoeve van de vergadering van 22 maart 2011. AANVULLENDE INFORMATIE A Eigenschappen en toepassingen van

Nadere informatie

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE No. 2012/0026-05 DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Gezien de ingediende aanvraag d.d. 9 januari 2012 van het Bestuur van de Rechtbank Amsterdam, Gemeentelijke Beheerdienst Parnas

Nadere informatie

Werk veilig of werk niet

Werk veilig of werk niet H2 NORM/LSA HSEQ Werk veilig of werk niet Werkzaamheden mogen pas beginnen na toestemming van GDF SUEZ. Lees de werkvergunning nauwkeurig en controleer of de daarin omschreven beheersmaatregelen daadwerkelijk

Nadere informatie