Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot"."

Transcriptie

1

2 Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkeringen die worden weergegeven met dit pictogram: Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer. Als de rubriek "MyPeugeot" niet beschikbaar is op de website van het merk voor uw land, kunt u het instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: Selecteer: de link "Boorddocumentatie" op de startpagina (u hoeft zich niet aan te melden), de taal, het model van uw auto, de uitgiftedatum die overeenkomt met de datum van deel A op het kentekenbewijs van uw auto. U kunt hier het instructieboekje van uw auto in dezelfde lay-out bekijken.

3 WELKOM Wij danken u voor uw keuze voor de RCZ, een auto die symbool staat voor vertrouwen, passie en inspiratie. Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van uw auto. In het eerste deel van het boekje is de belangrijkste informatie samengevat om u in korte tijd vertrouwd te maken met de bediening van uw auto. Vervolgens komen alle details van uw auto op het gebied van comfort, veiligheid en rijden uitgebreid aan bod, zodat u en uw passagiers maximaal van de auto kunnen genieten. Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifi eke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien. SYMBOLEN WAARSCHUWING: dit symbool geeft waarschuwingen weer die u absoluut dient te respecteren omwille van uw veiligheid en die van anderen en om schade aan uw auto te voorkomen. INFORMATIE: dit symbool vestigt uw aandacht op aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten. BESCHERMING VAN HET MILIEU: dit symbool verschijnt bij adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu. VERWIJZING: dit symbool verwijst naar de bladzijde waar meer informatie over de desbetreffende functie is te vinden.

4 INHOUD IN EEN OOGOPSLAG -9 ECO-RIJDEN 0- /CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN -5 Instrumentenpanelen Verklikkerlampjes 6 Meters /TOEGANG TOT DE AUTO 5-6 Sleutel met afstandsbediening 5 Alarm 56 Knoppen op het instrumentenpaneel 7 Klokje 8 Boordcomputer 9 Elektrisch bedienbare ruiten 59 Portieren 6 Monochroom display C (Peugeot Connect Sound) Wegklapbaar kleurendisplay (Peugeot Connect Nav) 6 Wegklapbaar kleurendisplay (Peugeot Connect D Nav) 8 Kofferdeksel 6 /ERGONOMIE EN COMFORT Voorstoelen 65 Stuurwielverstelling 69 Spiegels 70 Achterbank 7 Ventilatie 7 Automatische airconditioning met gescheiden regeling 76 Ontwaseming - Ontdooiing achterruit 78 Plafonnier 79 Sfeerverlichting 80 Indeling interieur 8 Armleuning vóór 85 Indeling van de bagageruimte 88 /ZICHT 90-0 Lichtschakelaar 90 LED-verlichting 9 Automatische verlichting 9 Koplampen verstellen 96 Bochtverlichting 97 Ruitenwisserschakelaar 98 Automatische ruitenwissers 00 5/VEILIGHEID 0-6 Richtingaanwijzers 0 Alarmknipperlichten 0 Urgence-oproep of Assistance-oproep 0 Claxon 0 Controlesysteem bandenspanning 0 Hulpsystemen bij het remmen 05 Stabiliteitscontrolesystemen 06 Actieve motorkap 08 Beweegbare spoiler 09 Veiligheidsgordels Airbags Kinderzitjes 9

5 INHOUD 6/RIJDEN 7- Diefstalbeveiliging - Starten 7 Parkeerrem 8 Hill holder 9 Handgeschakelde versnellingsbak 0 Opschakelindicator Automatische transmissie Snelheidsbegrenzer 6 Snelheidsregelaar 9 Parkeerhulp 7/ONDERHOUD 5-55 Brandstoftank 6 Motorkap 8 Benzinemotoren 9 Dieselmotor 50 Brandstoftank leeg (Diesel) 5 Niveaus controleren 5 Controles 5 8/PRAKTISCHE INFORMATIE 56-9 Bandenreparatieset 56 Wiel verwisselen 6 Sneeuwkettingen 68 Wisserbladen vervangen 69 Eco-mode 70 Accu 7 Een lamp vervangen 7 Zekeringen vervangen 80 Slepen van een auto 87 Trekken van een aanhanger 89 Reinigen en onderhouden 9 Accessoires 9 9/TECHNISCHE GEGEVENS Benzinemotoren 95 Gewichten auto's met benzinemotoren 96 Dieselmotor 97 Gewichten auto's met dieselmotor 98 Afmetingen 99 Identificatie 00 0/AUDIO EN TELEMATICA 0-0 Urgence-oproep of Assistance-oproep 0 Peugeot Connect D Nav 05 Peugeot Connect Nav 9 Peugeot Connect Sound 0 INDEX -5 VISUELE INDEX 6-

6 EXTERIEUR. Instapverlichting Deze extra buiten- en interieurverlichting, die met de afstandsbediening wordt ingeschakeld, vergemakkelijkt op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen. 80. Bochtverlichting Deze verlichting biedt u automatisch extra zicht in bochten. 97 Aluminium dakbogen Gebruik voor het onderhoud van deze dakbogen geen droge doek of een schuurmiddel. Gebruik hiervoor een spons en zeepsop.. Beweegbare spoiler Dit systeem verbetert de aerodynamica van de auto. 09. Parkeerhulp voor en achter Dit systeem waarschuwt u tijdens het inparkeren voor obstakels voor of achter de auto. 5. Bandenreparatieset Deze complete set bestaat uit een compressor en een patroon met afdichtmiddel voor een tijdelijke reparatie van de band 56

7 OPENEN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING of Normale vergrendeling (één keer drukken; de richtingaanwijzers blijven even branden). Supervergrendeling (twee keer achter elkaar drukken; de richtingaanwijzers blijven even branden). INSTAPVERLICHTING Als een sensor vaststelt dat het buiten donker is, gaan de dim- en parkeerlichten branden om het lokaliseren van de auto te vergemakkelijken. 8 Uitklappen/inklappen van de sleutel (eerst drukken voor het uit- of inklappen). 5 Ontgrendelen en op een kier zetten van het kofferdeksel (langer dan twee seconden drukken). Volledig of selectief ontgrendelen van de auto (de richtingaanwijzers knipperen even). Ook de interieurverlichting, zoals de plafonniers, de dorpelverlichting en de beenruimteverlichting, gaat dan branden. 80 IN EEN OOGOPSLAG

8 6 KOFFERDEKSEL Als de auto is vergrendeld BRANDSTOFTANK. Ontgrendelen en op een kier zetten van het kofferdeksel.. Openen van het kofferdeksel. Als de auto is ontgrendeld Om bij de brandstofvuldop te komen, moet de auto zijn ontgrendeld.. Openen van de brandstofvulklep door op het achterste gedeelte te drukken.. Losdraaien de brandstofvuldop en ophangen aan het haakje aan de binnenzijde van de klep. Inhoud van de tank: ongeveer 55 liter. 6. Op een kier zetten van het kofferdeksel.. Openen van het kofferdeksel. 6

9 INTERIEUR. Sfeerverlichting De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. 80. Audio- en telematicasystemen Deze systemen zijn voorzien van de nieuwste technologie : Peugeot Connect Sound de MP- compatible, de Peugeot Connect Nav, de Peugeot Connect D Nav met wegklapbaar 6/9 kleurenscherm, JBL audiosysteem, AUX-aansluitingen. Peugeot Connect D Nav 05 Peugeot Connect Nav 9 Peugeot Connect Sound 0 PEUGEOT Techno TEP Gebruik geen oplosmiddel, schoonmaakmiddel of een droge doek voor het onderhoud van dit materiaal. Stof de bekleding eerst af en gebruik vervolgens een zachte doek en zeepsop. Droog de bekleding af met een andere zachte doek.. Automatische airconditioning met gescheiden regeling Met dit systeem kunnen de bestuurder en de voorpassagier naar eigen wens een comfortniveau instellen. Het systeem zorgt ervoor dat dit niveau vervolgens automatisch wordt gehandhaafd, onafhankelijk van de weersomstandigheden. 76. Beweegbare spoiler Dit automatische systeem kan ook handmatig worden bediend met behulp van de schakelaar op de middenconsole. 09 IN EEN OOGOPSLAG

10 8 COCKPIT. Schakelaars snelheidsregelaar/- begrenzer.. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel. 7. Handrem. 8. Hendel motorkapontgrendeling. 9. Zekeringkast. 0. Handmatige koplampverstelling.. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster.. Luidspreker (tweeter).

11 COCKPIT. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer.. Contact-/stuurslot.. Stuurkolomschakelaar audio- en telematicasysteem.. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. 5. Verstelbare en afsluitbare middelste ventilatieroosters. 6. Voorruitontwaseming. 7. Zonnesensor. 8. Zijruitontwaseming. 9. Uitschakeling airbag aan passagierszijde. 0. Dashboardkastje / Aansluitingen audio/ video.. Airbag aan passagierszijde. IN EEN OOGOPSLAG

12 0 MIDDENCONSOLES. Microfoon van het audio- en telematicasysteem.. Plafonnier / Kaartleeslampjes / Sfeerverlichting.. Display verklikkerlampjes veiligheidsgordels en passagiersairbag vóór.. Detectie interieurbeveiliging (alarm). 5. Multifunctioneel display. 6. Klokje. 7. Schakelaar noodoproep. Schakelaar alarm. Schakelaar centrale vergrendeling. Schakelaar alarmknipperlichten. Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC/ASR/AFU). Schakelaar parkeerhulp. Schakelaar diensten PEUGEOT. 8. Peugeot Connect Sound en opbergvak, Peugeot Connect Nav of Peugeot Connect D Nav. 9. Bedieningspaneel verwarming/ airconditioning. 0. Asbak vóór.. V-aansluiting.. Schakelaar beweegbare spoiler.. Opbergvak of bedieningspaneel voor de Peugeot Connect D Nav.. Bekerhouder. 5. Armleuning vóór / USB-/JACK-aansluiting.

13 COMFORT VOORSTOELEN Verstellen in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling HANDMATIG VERSTELLEN 65 ELEKTRISCH VERSTELLEN 66 IN EEN OOGOPSLAG

14 COMFORT VOORSTOELEN STUURWIEL VERSTELLEN ARMSTEUN VÓÓR Overige beschikbare functies... Lendensteunverstelling. 67. Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.. Verstellen in hoogte en diepte.. Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel. Stoelverwarming. 67 Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto. Opslaan van de zitposities (elektrisch verstelbare bestuurdersstoel) Voor uw comfort is de armleuning vóór verstelbaar in hoogte- en lengterichting. De armsteun is tevens voorzien van een opbergvak. 85

15 COMFORT BUITENSPIEGELS BINNENSPIEGEL VEILIGHEIDSGORDELS VÓÓR. De veiligheidsgordel omdoen. Automatische dag- en nachtstand Verstellen A. Selecteren van de te verstellen buitenspiegel. B. Verstellen van de spiegel in vier richtingen. C. Deselecteren van de buitenspiegel. 70 Overige beschikbare functies... Inklappen/uitklappen. Automatisch omlaag bewegen van de spiegel bij het inschakelen van de achteruitversnelling, bij parkeermanoeuvres. 7 A. Automatisch inschakelen van de dag- of nachtstand. B. Verstellen van de binnenspiegel. 7. De veiligheidsgordel vastklikken.. Controleren of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. IN EEN OOGOPSLAG

16 VERLICHTING RICHTINGAANWIJZER RUITENWISSERS VÓÓR. Snel wissen.. Normaal wissen. I. Intervalstand. 0. Uit. AUTO Automatisch wissen of één keer wissen. Ruitensproeier: trek de schakelaar naar u toe. 98 Ring A Uit. Automatisch inschakelen verlichting. Beweeg de lichtschakelaar omhoog of omlaag voorbij het zware punt; de richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde gaan knipperen tot de schakelaar weer in de neutraalstand wordt gezet. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht. 0 Functie "autosnelweg" Ring B Mistachterlicht. 9, 9 Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog of omlaag tot aan het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde knipperen drie keer. Deze functie is bij elke snelheid beschikbaar, maar is in het bijzonder geschikt voor het wisselen van rijstrook op snelwegen. Inschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de schakelaar omlaag en laat deze los. Uitschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de schakelaar omhoog en zet deze vervolgens in de stand "0". 00

17 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL VERKLIKKERLAMPJES RIJ DRUKSCHAKELAARS Het branden van een lampje geeft de status van de desbetreffende functie aan. A. Verzending van een noodoproep. Het instrumentenpaneel wordt permanent verlicht, zodat deze zowel overdag als 's nachts onder alle omstandigheden uitstekend afleesbaar is. - Als het contact wordt aangezet, moet de wijzer van de brandstofmeter de resterende hoeveelheid brandstof aangeven. - Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan. - Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden aangeven of het oliepeil "OK" of "correct" is (volgens uitvoering). Ga indien nodig tanken of vul olie bij. - Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden. - Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden. 6 0, 0 B. Uitschakeling inbraak- en wegsleepbeveiliging (alarm). 57 C. Centrale vergrendeling. 6 D. Uitschakeling ESC/ASR. 07 E. Uitschakeling parkeerhulp voor en achter. F. Toegang tot de diensten van PEUGEOT. 0, 0 IN EEN OOGOPSLAG

18 AIRBAG VOORPASSAGIER VEILIGHEIDSGORDELS EN AIRBAG VÓÓR AAN PASSAGIERSZIJDE CONTACTSLOT 6 Selecteer de stand: "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd, "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd. 5, 9 A. Verklikkerlampje veiligheidsgordels voor en/of achter niet vastgemaakt of weer losgemaakt. B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor. C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor. D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter. E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter. F. Verklikkerlampje uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde. G. Verklikkerlampje airbag vóór aan passagierszijde actief., 5, 9. Stand Stop.. Stand Contact.. Stand Starten. Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel. Hierdoor kunnen storingen optreden. 7

19 ACHTERIN TOEGANG TOT DE ZITPLAATSEN ACHTER VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING. Ontgrendelen van de rugleuning.. Naar voren klappen van de rugleuning. Bij de instapfunctie voor de achterste zitplaatsen wordt de zitting niet ontgrendeld. 7 - Vastmaken van de gesp A in de gordelsluiting A in het midden van de achterbank. - Vastmaken van de gesp B in de gordelsluiting B aan de zijkant van de bekleding. Druk op de rode knop B en vervolgens op de zwarte knop A om de gordel los te maken.. Ontgrendelen van de rugleuning door vanuit de bagageruimte aan de handgreep te trekken.. Neerklappen van de rugleuning op de zitting vanuit het interieur. 7 IN EEN OOGOPSLAG

20 RIJDEN SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL 8. Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer.. Verlagen van de ingestelde snelheid.. Verhogen van de ingestelde snelheid.. Snelheidsbegrenzer aan/uit. Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. 6. Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar.. Instellen van een snelheid / Verlagen van de ingestelde snelheid.. Instellen van een snelheid / Verhogen van de ingestelde snelheid.. Snelheidsregelaar uit / Hervatten snelheidsregeling. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 0 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij een automatische transmissie). Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel. Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer 9

21 IN EEN OOGOPSLAG

22 ECO-RIJDEN Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO -uitstoot van uw auto verminderen. 0 MAAK OPTIMAAL GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven. Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in. KIES VOOR EEN SOEPELE RIJSTIJL Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO -uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt. Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 0 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig). GEBRUIK OP SLIMME WIJZE DE ELEKTRISCHE VOORZIENINGEN Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is. Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

23 BEPERK DE OORZAKEN VAN EEN HOGER BRANDSTOFVERBRUIK Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fi etsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal. Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden. HOUD U AAN DE ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren. Laat uw auto regelmatig onderhofuden (olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt. U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.

24 INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Met klein centraal display Met groot centraal display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto en worden permanent verlicht. KLOKKEN. Toerenteller Geeft het motortoerental aan (x 000 t/min).. Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan ( Celsius).. Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). 5. Klein display. 6. Centraal display. 7. Weergaveknop. Voor het uitvoeren van een handmatige CHECK. Toont onderhoudsinformatie. Knop voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsindicator). 8. Dimmer verlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte in de cockpit. Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffende paragraaf.

25 DISPLAYS Klein display A. Dagteller. (km of miles) B. Kilometerteller. (km of miles) C. Onderhoudsindicator, als binnenkort onderhoud nodig is of het interval is verstreken. Centraal display D. Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of Snelheidsregelaar. E. Weergave: - voor opschakelen * (handgeschakelde versnellingsbak), of - van het programma of de versnelling ( automatische transmissie ). F. Motorolieniveaumeter, Onderhoudsindicator. (km of miles) Deze twee functies worden weergegeven na het aanzetten van het contact en verdwijnen na enkele seconden. Waarschuwingslampjes en weergave status / CHECK. Bandenspanningscontrole. Boordcomputer. Herhaling wagensnelheid **. Parameters van de auto **. Navigatie ***. Deze zes functies worden, afhankelijk van de selectie, weergegeven. * Afhankelijk van de motoruitvoering. ** Uitsluitend bij groot centraal display. *** Uitsluitend bij groot centraal display met Peugeot Connect D Nav. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

26 NAVIGATIETOETSEN VAN HET INSTRUMENTENPANEEL MET GROOT CENTRAAL DISPLAY Met behulp van de toetsen kunnen: - bij stilstaande auto, de uitrusting van de auto en de parameters van het centrale display (taal, eenheden) worden ingesteld, - bij rijdende auto, de actieve functies achtereenvolgend worden weergegeven (boordcomputer, navigatie...). Het algemene menu en de bijbehorende functies zijn uitsluitend toegankelijk bij stilstaande auto, via de toetsen tot en met. Boven een bepaalde snelheid verschijnt een melding op het centrale display die aangeeft dat toegang tot het algemene menu onmogelijk is. De weergave van de boordcomputer is uitsluitend toegankelijk bij rijdende auto, via de toetsen en (zie rubriek "Boordcomputer"). Bediening U beschikt over vier toetsen om het grote centrale display van het instrumentenpaneel te bedienen:. toegang tot het algemene menu, bevestigen van de keuze,. naar boven verplaatsen in het menu,. naar beneden verplaatsen in het menu,. terugkeren naar het vorige scherm, het menu verlaten. Algemeen menu Druk op toets voor toegang tot het algemene menu en om één van de volgende functies te kiezen: - "Parameters van de auto", - "Taalkeuze", - "Keuze van de eenheden", Druk op toets of om op het scherm te verplaatsen. Druk opnieuw op toets om de keuze te bevestigen.

27 Parameters van de auto In dit menu kunt u bepaalde functies ten behoeve van het rijden en het comfort in- of uitschakelen: - herhaling wagensnelheid, - selectieve ontgrendeling (zie hoofdstuk "Toegang tot de auto"), - follow me home- en instapverlichting (zie hoofdstukken "Zicht" en "Ergonomie en comfort"), - sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Ergonomie en comfort"), - verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"), - bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"), - parkeerhulp achter (zie hoofdstuk "Rijden"). Taalkeuze In dit menu kunt u de weergave van de taal kiezen: Deutsch, English, Espanol, Français, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Pусский, Türkçe *. Keuze van de eenheden In dit menu kunt u de eenheden kiezen: temperatuur ( Celsius of Fahrenheit) en verbruik (l/00 km, mpg of km/l). * Volgens land van bestemming. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

28 VERKLIKKERLAMPJES De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld). Bij het aanzetten van het contact Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan. Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft. Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. 6 Bijbehorende waarschuwingen Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met: - een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of - een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Een waarschuwingslampje gaat altijd branden in combinatie met een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

29 Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen STOP Remsysteem Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent, alleen of in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding op het display. permanent, in combinatie met het STOPlampje. + permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS en het STOPlampje. permanent, met de wijzer in het rode gebied. Dit waarschuwingslampje brandt bij een ernstige storing in het remsysteem, de stuurbekrachtiging, het motoroliecircuit, het koelcircuit en bij een lekke band. Het remvloeistofniveau is te laag. Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (EBD). De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil, want de motor kan onder het rijden afslaan. Zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Stop onmiddellijk op een veilige plek. Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Stop onmiddellijk op een veilige plek. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

30 Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Service tijdelijk, in combinatie met een melding. Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifi ek verklikkerlampje gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de melding op het display zoals: - portier, kofferdeksel of motorkap open, - minimumniveau van de motorolie, - minimumniveau van de ruitensproeiervloeistof/ koplampsproeiervloeistof, - staat van de batterij van de afstandsbediening, - afname van de bandenspanning, - vervuiling van het roetfi lter (diesel) (zie "Onderhoud", rubriek "Controles/Roetfi lter"). Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 8 permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal. Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifi ek verklikkerlampje gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg in elk geval het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Zelfdiagnose motor knippert. permanent. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Er is een storing in de emissieregeling. Kans op beschadiging van de katalysator. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is. Laag brandstofniveau permanent, met de wijzer in het rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding, zolang er niet voldoende brandstof getankt is. Het geluidssignaal en de melding worden steeds herhaald; de frequentie ervan neemt toe naarmate het niveau "0" dichterbij komt. Inhoud brandstoftank: ongeveer 55 liter. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

31 Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Antiblokkeersysteem (ABS) Dynamische stabiliteitscontrole (ESC/ASR) Bochtverlichting Veiligheidsgordel niet vastgemaakt/ losgemaakt permanent. knippert. permanent. knippert. permanent, daarna knipperend, op het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. Er is een storing in het antiblokkeersysteem. De ESC-/ASR-regeling is actief. Storing in het ESC-/ASR-systeem, tenzij deze is uitgeschakeld (toets ingedrukt en verklikkerlampje van de toets brandt). Er is een storing in de bochtverlichting. De bestuurder of de passagier voorin heeft zijn gordel niet vastgemaakt of heeft zijn gordel losgemaakt Minstens één achterpassagier heeft zijn gordel los gemaakt. De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Rol de gordel uit en steek de gesp in de gordelsluiting. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

32 Verklikkerlampjes ingeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel brandt het verklikkerlampje in combinatie met: - het verschijnen van een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of - het verschijnen van een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen 0 Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Alarmknipperlichten knippert, met geluidssignaal. De schakelaar voor de alarmknipperlichten op het dashboard is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd. Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten" of in de stand "AUTO" (bij weinig buitenlicht). Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand "Dimlicht" of in de stand "AUTO" (bij weinig buitenlicht). Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.

33 Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Mistachterlicht Voorgloeien dieselmotor Handrem Airbag vóór aan passagierszijde permanent. permanent. permanent. permanent op het display van de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. Het mistachterlicht is ingeschakeld. Het contactslot staat in de tweede stand (Contact). De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. De schakelaar op het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " ON ". De airbag vóór aan passagierszijde is geactiveerd. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de voorpassagier. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften. Raadpleeg de rubriek "Handrem" voor meer informatie over de handrem. Als u geen kinderzitje op de stoel van de voorpassagier wilt plaatsen, is het raadzaam de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen. Zet de schakelaar echter altijd in de stand "OFF" als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de voorpassagier wilt plaatsen. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

34 Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Hierbij kan een geluidssignaal worden weergegeven. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met: - een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of - een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen Airbag vóór aan passagierszijde permanent, op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. De schakelaar op de zijkant van het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " OFF ". De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld. U kunt een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel plaatsen. Voordat u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel bevestigt, dient u altijd de airbag vóór aan passagierszijde uit te schakelen. Vergeet nadat u het kinderzitje hebt verwijderd niet om de schakelaar in de stand "ON" te zetten om de airbag vóór aan passagierszijde weer in te schakelen. ESC/ASR permanent. De toets in het midden van het dashboard wordt ingedrukt. Het bijbehorende verklikkerlampje gaat branden. De volgende functies worden uitgeschakeld. - dynamische stabiliteitscontrole (ESC), - antispinregeling (ASR), - automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten. Druk nogmaals op de toets om deze functies handmatig weer in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft. Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt gestart.

35 KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: - zone A, is de temperatuur in orde, - zone B, is de temperatuur te hoog. Het verklikkerlampje te hoge koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP, een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: wacht tot de motor is afgekoeld, draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen, verwijder vervolgens de dop, vul bij tot aan het merkteken "MAXI". MOTOROLIENIVEAUMETER Bij het aanzetten van het contact worden de onderhoudsinformatie en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijkertijd weergegeven. Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 0 minuten niet heeft gedraaid. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

36 Olieniveau correct Te weinig olie Oliepeilstok Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoud" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto. - A = maxi; het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitkomen (kans op schade aan de motor), - B = mini; als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop. Als de aanduiding "OIL" knippert of een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met het verklikkerlampje service en een geluidssignaal, is het motorolieniveau te laag. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat. Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding "OIL --" knippert of een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel verschijnt, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

37 ONDERHOUDSINDICATOR De informatie van de onderhoudsindicator verschijnt gedurende enkele seconden na het aanzetten van het contact. De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: - het aantal afgelegde kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer dan 000 km Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het centrale display van het instrumentenpaneel. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is 000 tot 000 km Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de onderhoudssleutel branden. Het centrale display van het instrumentenpaneel geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 800 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan: De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 000 km Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan: De sleutel blijft branden op het kleine display om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

38 De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole met 00 km overschreden. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan: Op 0 zetten van de onderhoudsindicator 6 De sleutel blijft branden op het kleine display om aan te geven dat er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd hadden moeten worden. De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder. De sleutel kan ook gaan branden als het interval van een jaar is overschreden. De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden. Voer dit als volgt uit: zet het contact af, druk op de knop "CHECK/000" en houd deze ingedrukt, zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen, laat de knop los als het centrale display van het instrumentenpaneel "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt van het kleine display. Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven. Deze informatie verschijnt gedurende de handmatige controleprocedure. Druk kort op de knop "CHECK/000". De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven op het centrale display van het instrumentenpaneel en verdwijnt vervolgens weer.

39 HANDMATIGE CONTROLE Met deze functie kunt u de staat van de auto (overzicht van de actuele waarschuwingen) en de informatie over het onderhoud controleren. Druk bij draaiende motor kort op de knop "CHECK/000" van het instrumentenpaneel om de handmatige controle te starten. Als er geen enkele storing wordt gesignaleerd, verschijnt de melding "CHECK OK" op het centrale display van het instrumentenpaneel. Als er een "kleine" storing wordt gesignaleerd, verschijnen de desbetreffende waarschuwingspictogrammen en vervolgens de melding "CHECK OK" op het centrale display van het instrumentenpaneel. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Als een "ernstige" storing wordt gesignaleerd, verschijnen alleen de desbetreffende waarschuwingspictogrammen op het centrale display van het instrumentenpaneel. Laat het systeem door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats controleren. KILOMETERTELLER/DAGTELLER De kilometerteller en dagteller worden gedurende 0 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto. Kilometerteller De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan. Dagteller De dagteller geeft afgelegde afstand weer sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet. Druk bij aangezet contact op deze knop en houd deze ingedrukt tot de dagteller op 0 staat. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

40 DIMMER DASHBOARDVERLICHTING U kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving. De dimmer van de dashboardverlichting kan alleen worden gebruikt als de verlichting van de auto is ingeschakeld, uitgezonderd de verlichting overdag. KLOKJE 8 Actief Druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variëren. Als de verlichting de zwakste stand heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlichting weer feller te maken. of Als de verlichting de sterkste stand heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlichting weer zwakker te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt. Het analoge klokje bevindt zich tussen de centrale ventilatieroosters op het dashboard en is niet voorzien van een instelknop. Raadpleeg voor het op tijd zetten de paragraaf over het confi guratiemenu van uw multifunctionele display. Het klokje wordt gesynchroniseerd met de tijd op het multifunctionele display; zodra de tijd op het display gewijzigd en opgeslagen wordt, verdraaien de wijzers en worden ze telkens na het aanzetten van het contact gesynchroniseerd met de door u ingestelde tijd. Inactief De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.

41 BOORDCOMPUTER De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...). Instrumentenpaneel met klein centraal display Instrumentenpaneel met groot centraal display WEERGAVE VAN DE INFORMATIE Met klein centraal display Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om achtereenvolgend de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven. Met groot centraal display Druk op de pijltjestoetsen omhoog en omlaag van het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel met groot centraal display om achtereenvolgend de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

42 - de actuele informatie: actieradius, huidig brandstofverbruik. TRAJECT OP 0 ZETTEN Met klein centraal display 0 - traject "" : afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, voor het eerste traject. - traject "" : afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, voor het tweede traject. Druk de knop aan het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven. Met groot centraal display Als u nogmaals op de toets drukt, wordt er niets op het display weergegeven. Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de standaardweergave. Druk langer dan twee seconden op de toets "OK" van het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel met groot centraal display als het gewenste traject wordt weergegeven. De trajecten "" en " " zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "" voor een maandelijks verbruik.

43 BOORDCOMPUTER, ENKELE DEFINITIES Actieradius (km of miles) Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen. Als de actieradius minder dan 0 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 00 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven. Huidig verbruik (l/00 km, km/l of mpg) Berekend over de laatste verstreken seconden. Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 0 km/h. Gemiddeld verbruik (l/00 km, km/l of mpg) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens. Gemiddelde snelheid (km/h of mph) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens. Afgelegde afstand (km of miles) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

44 MONOCHROOM DISPLAY C (MET PEUGEOT CONNECT SOUND) TOETSEN WEERGAVE OP HET DISPLAY Dit display kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), - controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep...), - de grafi sche weergave van de parkeerhulp, - de audiofuncties, - de informatie van de telefoon en de indexen. Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Automatische verlichting actief") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "Return" te drukken. Druk op het bedieningspaneel van uw Peugeot Connect Sound: op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu, op de toets " " of " " om door de items op het display te scrollen, op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen (audio, telefoon...), op de toets " " of " " om de waarde van een instelling te wijzigen, op de toets "OK" om te bevestigen, of op de toets " Return " om de uitgevoerde handeling af te breken.

45 ALGEMEEN MENU MENU "DIAGNOSE AUTO" Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven: - audiofuncties, - diagnose auto, - persoonlijke instellingen - confi guratie, - telefoon (handsfree set). Druk op de toets " " of " " om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets "OK" te drukken. MENU "AUDIOFUNCTIES" Als de Peugeot Connect Sound is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText) of de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties de rubriek Peugeot Connect Sound. Via dit menu kunt u verschillende informatie met betrekking tot de auto raadplegen. Logboek waarschuwingsmeldingen Deze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgens op het multifunctionele display te laten verschijnen. Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven. Druk op de pijlen en vervolgens op de toets "OK" om het menu "Diagnose auto" te selecteren. Selecteer in het menu "Diagnose auto" de volgende functie: / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

46 Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren. MENU "PERSOONLIJKE INSTELLINGEN - CONFIGURATIE" Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om het item "Follow me home" te selecteren. Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd: - parameters van de auto, - confi guratie van het display, - taalkeuze. Parameters van de auto instellen Via dit menu kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden: - selectief ontgrendelen (zie het hoofdstuk "Toegang tot de auto"), - follow me home-verlichting en instapverlichting (zie de hoofdstukken "Zicht" en "Ergonomie en comfort"), - sfeerverlichting (zie het hoofdstuk "Ergonomie en comfort"), - verlichting overdag (zie het hoofdstuk "Zicht"), - parkeerhulp achter (zie het hoofdstuk "Rijden"). Druk op de toets " " of " " om de gewenste waarde in te stellen (5, 0 of 60 seconden) en druk op de toets "OK" om te bevestigen. Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om "OK" te selecteren en bevestigen of op de toets "Return" om de uitgevoerde handeling af te breken.

47 Configuratie display Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselecteerd: - instellen lichtsterkte-video, - instellen datum en tijd, - kiezen van eenheden. Taalkeuze Als dit menu is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Deutsch, English, Español, Français, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Türkçe * ). * Volgens land van bestemming. MENU "TELEFOON" Als de Peugeot Connect Sound is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunt u uw Bluetooth handsfree set confi gureren (koppelen), de verschillende indexen van de telefoon raadplegen (lijst gesprekken, diensten,...) en uw gesprekken beheren (opnemen, ophangen, wisselgesprek, discretiefunctie,...). Raadpleeg voor meer informatie over de telefoonfunctie de rubriek Peugeot Connect Sound. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

48 WEGKLAPBAAR KLEURENDISPLAY (MET PEUGEOT CONNECT NAV) BEDIENING 6 WEERGAVE OP HET DISPLAY Afhankelijk van de context wordt de volgende informatie weergegeven: - de tijd, - de datum, - de hoogte, - de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), - de weergave van de parkeerhulp, - de audiofuncties, - de informatie van de indexen en van de telefoon, - de informatie van het navigatiesysteem, - de waarschuwingsmeldingen, - de confi guratiemenu's van het display, het navigatiesysteem en de uitrustingselementen van de auto. Om via het bedieningspaneel van het navigatiesysteem een van de functies te selecteren: druk op de toets "RADIO", "MUSIC", "NAV", "TRAFFIC", "PHONE" of "SETUP" om toegang te krijgen tot het desbetreffende menu, draai aan de draaiknop A om een functie of een item uit de lijst te selecteren, druk op de draaiknop B om de selectie te bevestigen, of druk op de toets " Return " om de uitgevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm. Raadpleeg voor meer informatie over deze functies de rubriek "Audio en telematica".

49 Raadpleeg de rubriek "Toegang tot het wegklapbare display" voor meer informatie over het openen, sluiten en afstellen van het wegklapbare display. MENU "SETUP" Druk op de toets "SETUP" om naar het confi guratiemenu te gaan: - "Confi guratie weergave", - "Instellingen spraaksynthese", - "Taalkeuze", - "Parameters auto", - "Logboek waarschuwingsmeldingen". Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat. Configuratie weergave Via dit menu kunt u de kleurstelling van het display selecteren, de lichtsterkte en de datum en tijd instellen en de eenheden voor de afstand (km of mijl), voor het brandstofverbruik (l/00 km, mpg of km/l) en voor de temperatuur( Celsius of Fahrenheit) kiezen. Bij het instellen van de tijd kunt u de optie " Synchroniseren van de minuten met het GPS " selecteren waarmee de minuten altijd automatisch worden ingesteld via de satellietontvangst. Instellingen spraaksynthese Via dit menu kunt u het geluidsvolume van de gesproken navigatieaanwijzingen instellen en het stemtype (man of vrouw) selecteren. Talen Via dit menu kunt u de taal van het display kiezen (Frans, Engels, Italiaans, Portugees, Spaans, Duits, Nederlands, Turks, Pools, Russisch). Parameters van de auto * Via dit menu kunt u verschillende functies ten behoeve van het rijden en het comfort in- of uitschakelen. De functies zijn op categorie gesorteerd: - Parkeerhulp - Werking van de ruitenwissers Inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (ruitenwisser achter gekoppeld aan de achteruitversnelling; zie "Zicht"), - Configuratie van de verlichting (zie " Zicht "): Duur follow me home-verlichting, Bochtverlichting (dynamische/statische bochtverlichting), Sfeerverlichting (sfeerverlichting interieur), Functie verlichting overdag **. Logboek waarschuwingsmeldingen Het logboek geeft een overzicht van de actuele waarschuwingen door de verschillende meldingen die verband houden met de waarschuwingen na elkaar weer te geven. * Volgens uitvoering. ** Volgens land van bestemming. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

50 WEGKLAPBAAR KLEURENDISPLAY (MET PEUGEOT CONNECT D NAV) BEDIENING 8 WEERGAVE OP HET DISPLAY Afhankelijk van de contact wordt de volgende informatie weergegeven: - de tijd, - de datum, - de hoogte, - de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), - de parkeerhulp, - de audiofuncties, - informatie van de indexen en de telefoon, - informatie van het navigatiesysteem, - de confi guratiemenu's van het display en het navigatiesysteem. Om met het bedieningspaneel van de Peugeot Connect D Nav één van de functies te selecteren: druk op de toets "RADIO", "MEDIA", "NAV", "TRAFFIC", "ADDR BOOK" of "SETUP" om toegang te krijgen tot het desbetreffende menu, draai aan de draaiknop A om een functie of een item uit een lijst te selecteren, druk op de toets B om de selectie te bevestigen, of druk op de toets " Return " om de uitgevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm. Raadpleeg voor meer informatie over deze functies de rubriek Peugeot Connect D Nav.

51 Raadpleeg de rubriek "Toegang tot het wegklapbare display" voor meer informatie over het openen, sluiten en afstellen van het wegklapbare display. Datum en tijd Via dit menu kunt u de datum en tijd, het formaat van de datum en het formaat van de tijd instellen. MENU "SETUP" Druk op de toets "SETUP" om naar het menu "SETUP" te gaan. Dit menu biedt toegang tot de volgende functies: - "Taal en spraakfuncties", - "Datum en tijd", - "Weergave", - "Eenheden", - "Systeemparameters". Talen en spraakfuncties Via dit menu kunt u: - de taal van het display instellen (Deutsch, English, Español, Français, Italiano, Nederlands, Polski, Portugues, Portugues-Brasil, Türkçe * ), - de parameters van de spraakherkenning selecteren (inschakelen/ uitschakelen, adviezen voor het gebruik, herkennen van de eigen stem,...), - het volume van de gesproken commando's instellen. Principe van de synchronisatie met het GPS (GMT):. Bevestig de optie "Synchr. met GPS": de tijd wordt automatisch afgestemd op de GMT-wereldtijd, ook de datum wordt bijgewerkt.. Verplaats de cursor naar het veld van de uren met behulp van de navigatietoets met richtingen en druk op OK.. U kunt vervolgens met de draaiknop het uur instellen op de door u gewenste tijdzone. Let op: bij de overgang naar de winter- of zomertijd moet de tijdzone opnieuw handmatig worden ingesteld. Weergave Via dit menu kunt u de helderheid van het display, de kleuren van het display en de kleur van de kaart instellen (dag/nacht of automatisch). Eenheden Via dit menu kunt u de eenheden voor de temperatuur ( C of F) en de afstand (km of mijl) kiezen. Parameters systeem Via dit menu kunt u de fabrieksinstellingen herstellen, de versie van de software weergeven en doorlopende tekst activeren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat. * Volgens land van bestemming. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

52 TOEGANG TOT HET WEGKLAPBARE DISPLAY Inklappen van het display Druk als het display is uitgeklapt op de knop A om het in te klappen. Als het audio- en telematicasysteem is uitgeschakeld, wordt het display ongeveer drie seconden na het afzetten van het contact automatisch ingeklapt. Dit display wordt automatisch uit- en ingeklapt. Het is echter ook mogelijk om het display uit te klappen, in te klappen of af te stellen met de volgende knoppen: - uitklappen of inklappen met de knop A, - afstellen van de hoek met de knop B. Het display is ook voorzien van een beveiliging tegen beknellen. Beveiliging tegen beknellen Als het display bij het uitklappen of inklappen op een obstakel stuit, stopt het display onmiddellijk met bewegen en beweegt het vervolgens enkele millimeters terug. Druk na het verwijderen van het obstakel nogmaals op de knop om het display uit of in te klappen. 50 Uitklappen van het display Druk als het display is ingeklapt op de knop A om het uit te klappen. Het display klapt automatisch uit bij het aanzetten van het contact, het inschakelen van het audio- en telematicasysteem, een uitgaand telefoongesprek, het geven van een gesproken commando en het ontvangen van een waarschuwingsmelding die gekoppeld is aan het pictogram STOP. Wanneer u wenst dat het display automatisch wordt uit- of ingeklapt als het audio- en telematicasysteem wordt in- of uitgeschakeld, mag het display niet worden ingeklapt gedurende de werking van het audio- en telematicasysteem. Wanneer u het display laat inklappen terwijl het audio- en telematicasysteem is ingeschakeld, zal het display automatisch weer uitklappen bij een uitgaand telefoongesprek, het geven van een gesproken commando of het ontvangen van een waarschuwingsmelding die gekoppeld is aan het pictogram STOP.

53 Afstellen van het display Als het display is uitgeklapt, kunt u het op verschillende manieren nauwkeurig afstellen: druk op het besbetreffende gedeelte van de knop B om het display naar u toe of richting de voorruit te bewegen, of beweeg het display voorzichtig met de hand in de gewenste richting. Opslaan van de stand van het display In het systeem zijn vier voorkeursstanden voor het display opgeslagen. Als het scherm wordt ingeklapt, slaat het systeem de laatste stand van het scherm op. Als het display weer wordt uitgeklapt, kiest het systeem de voorkeursstand die het dichtst bij de opgeslagen stand van het display komt. / CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

54 SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging. Selectieve ontgrendeling met de afstandsbediening Druk één keer op het geopende hangslot om alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep te ontgrendelen. Druk nogmaals op het geopende hangslot om het passagiersportier en het kofferdeksel te ontgrendelen. Selectieve ontgrendeling met de sleutel Draai de sleutel één keer linksom in het slot van het bestuurdersportier om alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep te ontgrendelen. Draai de sleutel nogmaals linksom om het passagiersportier en het kofferdeksel te ontgrendelen. 5 OPENEN VAN DE AUTO Uitklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, volgens uitvoering, bij de eerste ontgrendeling de buitenspiegels uitgeklapt. Ontgrendelen met de afstandsbediening Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen. Het volledig of selectief ontgrendelen kan worden ingesteld met behulp van het confi guratiemenu van de auto. Standaard is de volledige ontgrendeling geactiveerd. Ontgrendelen met de sleutel Draai de sleutel linksom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels uitgeklapt. Ontgrendelen en het op een kier zetten van het kofferdeksel Houd deze knop langer dan twee seconden ingedrukt om het kofferdeksel te ontgrendelen. Deze wordt op een kleine kier gezet. Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep ontgrendeld.

55 SLUITEN VAN DE AUTO Normale vergrendeling met de afstandsbediening Druk op het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen. Supervergrendeling met de afstandsbediening Druk op het gesloten hangslot om de auto volledig te vergrendelen. Druk binnen 5 seconden nogmaals op het gesloten hangslot om de supervergrendeling van de auto in te schakelen. Normale vergrendeling met de sleutel Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt. Als één van de portieren of het kofferdeksel geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet. In dat geval wordt de auto direct na het vergrendelen weer ontgrendeld, wat u kunt horen aan het geluid van de centrale vergrendeling. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 0 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Supervergrendeling met de sleutel Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto volledig te vergrendelen. Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals rechtsom om de supervergrendeling van de auto in te schakelen. De supervergrendeling wordt bevestigd door het gedurende ongeveer seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden de buitenspiegels ingeklapt (volgens uitvoering). De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking. Laat daarom niemand in de auto achter als de supervergrendeling is ingeschakeld. / TOEGANG TOT DE AUTO

56 Synchroniseren Zet het contact af. Zet de sleutel in de stand (Contact). Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening. Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot. De afstandsbediening werkt nu weer. Inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel in te klappen. 5 LOKALISEREN VAN DE AUTO Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel vergrendeld te zijn. Druk op het gesloten hangslot op de afstandsbediening. Hierna zullen gedurende enkele seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen. STORING AFSTANDSBEDIENING Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk als de storing niet is verholpen. Batterij vervangen Batterij ref.: CR60 / V. Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los. Verwijder de lege batterij. Schuif de nieuwe batterij in de juiste richting op zijn plaats. Klik het huis vast. Synchroniseer de afstandsbediening.

57 SLEUTELS VERLOREN Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen. AFSTANDSBEDIENING De radiografi sche afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd. Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren. VERGRENDELEN VAN DE AUTO Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. De portieren worden echter automatisch ontgrendeld bij een aanrijding waarbij de airbags worden geactiveerd. Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto. Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat. DIEFSTALBEVEILIGING Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden. BIJ HET AANSCHAFFEN VAN EEN GEBRUIKTE AUTO Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden. Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt. / TOEGANG TOT DE AUTO

58 ALARM * Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging: VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET VOLLEDIG INGESCHAKELD ALARM - uitwendige beveiliging Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten. Het alarm gaat af als iemand een portier, de achterklep of de motorkap probeert te openen interieurbeveiliging Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen. Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of iemand de auto binnendringt of als iets of iemand in de auto beweegt. - wegsleepbeveiliging Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen. Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild, verplaatst of aangestoten. Automatische beveiligingsfunctie Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren. Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen. Inschakelen Zet het contact af en verlaat de auto. Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening. Het alarmsysteem is geactiveerd: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen. De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden nadat de vergrendelknop van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden 5 seconden nadat de vergrendelknop van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. Indien een portier of de achterklep niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar worden de uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging en de wegsleepbeveiliging na 5 seconden wel ingeschakeld. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats alvorens u wijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt. * Volgens land van bestemming. Uitschakelen Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening. Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het verklikkerlampje van de knop gaat uit.

59 VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET ALLEEN DE UITWENDIGE BEVEILIGING INGESCHAKELD Uitschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging Zet het contact af. Druk binnen 0 seconden op de knop tot het verklikkerlampje blijft branden. Verlaat de auto. Druk onmiddellijk op de vergrendelknop van de afstandsbediening. Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen. Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: - een huisdier in de auto wordt achtergelaten, - een ruit op een kier blijft staan, - de auto wordt gewassen, - een wiel wordt verwisseld, - de auto wordt gesleept, - de auto op een boot wordt vervoerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd. Opnieuw inschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening om de uitwendige beveiliging uit te schakelen. Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening om alle alarmsystemen in te schakelen. Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw één keer per seconde knipperen. / TOEGANG TOT DE AUTO

60 AFGAAN VAN HET ALARM Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden. Als het alarm voor de e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld. Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet. VERGRENDELEN VAN DE AUTO ZONDER HET ALARM IN TE SCHAKELEN Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. STORING Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 58 STORING AFSTANDSBEDIENING Om de alarmsystemen uit te schakelen: ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier, open het portier; het alarm gaat af, zet het contact aan: het alarm stopt en het verklikkerlampje van de knop gaat uit. AUTOMATISCH INSCHAKELEN * minuten na het sluiten van het laatste portier of de kofferklep, wordt het systeem automatisch geactiveerd. Om te voorkomen dat het alarm afgaat zodra u instapt, drukt u van te voren op de ontgrendelknop van de afstandsbediening. * Volgens bestemming.

61 ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen. Nadat het afzetten van het contact kunnen de ruiten nog ongeveer 5 seconden worden bediend, tenzij binnen deze 5 seconden een portier wordt geopend en de auto wordt vergrendeld. Probeer de ruit aan passagierszijde, wanneer deze niet met het bedieningspaneel van het bestuurdersportier kan worden bediend, te bedienen met het bedieningspaneel van het portier aan passagierszijde zelf. A. Schakelaar ruitbediening links. B. Schakelaar ruitbediening rechts. EENTRAPS RUITBEDIENING U hebt twee mogelijkheden: - handmatig Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. - automatisch Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen. Om defect raken van de motoren van de ruitbediening te voorkomen, treedt wanneer een ruit tien keer in korte tijd volledig wordt geopend en gesloten een beveiliging in werking die alleen het sluiten van de ruit toestaat. Als de ruit in dat geval wordt gesloten, zal de ruitbediening na ongeveer 0 minuten weer beschikbaar zijn. Beveiliging tegen beknellen Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open. Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, voer dan direct het volgende uit: druk op de schakelaar tot de ruit volledig is geopend, trek vervolgens direct de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. / TOEGANG TOT DE AUTO

62 Resetten Als een ruit niet automatisch kan worden gesloten, moet de ruitbediening worden gereset: trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt met bewegen, laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer seconde vast, druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen, druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niemand het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren. 60

63 PORTIEREN OPENEN Van buitenaf Van binnenuit Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden. Als het portier meer dan een minuut geopend blijft, zal de ruit weer omhoog gaan. Trek nogmaals aan de portiergreep om het systeem weer te activeren. Bij vorst kan ijsafzetting er voor zorgen dat het automatisch op een kier zetten van de ruiten niet mogelijk is; verwijder het ijs dat zich langs het ruitrubber aan de onderzijde van de ruit heeft vastgezet. Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op de ontgrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen het bestuurdersportier worden geopend. Trek aan de portiergreep van het voorportier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld. De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden. Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd: - met de portiergreep van het bestuurdersportier worden alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep ontgrendeld. - met de portiergreep van het passagiersportier worden het passagiersportier en het kofferdeksel ontgrendeld. De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de supervergrendeling is ingeschakeld. / TOEGANG TOT DE AUTO

64 SLUITEN Bij het sluiten van het portier wordt de ruit na enkele seconden automatisch weer gesloten en afgesteld voor een optimale afdichting. KNOP CENTRALE VERGRENDELING Met deze knop kunnen de portieren, het kofferdeksel en de brandstofvulklep van binnenuit vergrendeld of ontgrendeld worden. Let op dat er niets klem komt te zitten als de ruit automatisch sluit bij het sluiten van het portier. 6 Als een portier niet goed is gesloten: - bij draaiende motor, gaat dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het display verschijnt, - tijdens het rijden (snelheid hoger dan 0 km/h), gaat dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die gedurende enkele seconden op het display verschijnt. Vergrendelen Druk op de knop om de auto te vergrendelen. Het rode lampje van de knop gaat branden. Bij het wassen van de auto: - vergrendel vooraf de auto met de afstandsbediening of de sleutel, - richt de sproeier van de hogedrukreiniger niet op het bovenste gedeelte van de ruiten, - houd de sproeier van de hogedrukreiniger op een afstand van minimaal meter van de ruiten en de portierrubbers. Als één van de portieren of het kofferdeksel is geopend, werkt de centrale vergrendeling van binnenuit niet. Ontgrendelen Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen. Het rode lampje van de knop gaat uit. Als de auto van buitenaf is vergrendeld of als de supervergrendeling is ingeschakeld Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop inactief. Als de auto vergrendeld is, trek dan aan de binnenportiergreep om de auto te ontgrendelen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de afstandsbediening of de sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.

65 ANTI-OVERVALSYSTEEM Deze functie zorgt ervoor dat de portieren, het kofferdeksel en de brandstofvulklep tijdens het rijden met een snelheid hoger dan 0 km/h automatisch en tegelijkertijd worden vergrendeld. Werking De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend. Als het kofferdeksel is geopend, is de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief. De auto kan worden ontgrendeld door op de knop van de centrale vergrendeling te drukken. Ook door het openen van een portier van binnenuit, bij stilstaande auto, kan de auto worden ontgrendeld, maar de auto wordt opnieuw vergrendeld zodra de snelheid hoger is dan 0 km/h. Inschakelen/Uitschakelen U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen. Druk bij aangezet contact langer dan seconden op de knop. Op het display verschijnt een melding ter bevestiging. De portieren van de auto worden automatisch ontgrendeld bij een aanrijding waarbij de airbags afgaan, zodat de inzittenden de auto kunnen verlaten. NOODVERGRENDELING Om de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu. Vergrendelen van het bestuurdersportier Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom. Ontgrendelen van het bestuurdersportier Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. Vergrendelen van het passagiersportier Verwijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel. Steek de sleutel zonder te forceren in de uitholling en schuif de klink, zonder te draaien, naar de binnenzijde van het portier. Verwijder de sleutel en plaats de dop. Ontgrendelen van het passagiersportier Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde. / TOEGANG TOT DE AUTO

66 KOFFERDEKSEL OPENEN Met de afstandsbediening Druk langer dan twee seconden op deze knop om het kofferdeksel te ontgrendelen. Het kofferdeksel wordt op een kier gezet. Til het kofferdeksel op. Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep ontgrendeld. SLUITEN Trek het kofferdeksel omlaag aan een van de handgrepen aan de binnenzijde van het kofferdeksel. Druk als het nodig is op de bovenzijde van het kofferdeksel om het volledig te sluiten. Met de handmatige bediening; auto ontgrendeld Druk op de ontgrendelingsknop boven de kentekenplaat. Til het kofferdeksel op. 6 Als het kofferdeksel niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het display gedurende enkele seconden, - tijdens het rijden (snelheid hoger dan 0 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display gedurende enkele seconden. Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd, kan de achterklep ook worden geopend nadat het geopende hangslot op de afstandsbediening voor de tweede keer is ingedrukt. Noodvergrendeling Bij een storing van de centrale vergrendeling (zwakke accu), wordt geadviseerd de accu los te koppelen.

67 VOORSTOELEN Stoel met geïntegreerde hoofdsteun, waarvan de zitting en de rugleuning verstelbaar zijn voor een optimale zitpositie. Hoogteverstelling bestuurders- en passagiersstoel HANDMATIG VERSTELLEN Verstelling in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is. Rugleuningverstelling Draai aan de knop om de gewenste stand in te stellen. / ERGONOMIE EN COMFORT

68 VOORSTOELEN De zitting en de rugleuning met geïntegreerde hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie. Hoogteverstelling van de zitting De elektrische instellingen kunnen tot minuut na het afzetten van het contact worden uitgevoerd. Zet het contact aan om de elektrische verstelling weer te activeren. ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN Verstellen in lengterichting Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte te verkrijgen. 66 Rugleuningverstelling Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen.

69 LENDENSTEUN HANDMATIG VERSTELLEN Bediening stoelverwarming Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten. Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. Met de draaiknop naast de voorstoel kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd: 0 : Uit. : Laag. : Gemiddeld. : Hoog. / ERGONOMIE EN COMFORT

70 OPSLAAN VAN ZITPOSITIES Dit systeem slaat de elektrische instellingen van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels op. U kunt twee standen opslaan met de toetsen aan de zijkant van de bestuurdersstoel. OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN ZITPOSITIE Met de toetsen of Houd de toets of ingedrukt tot het geluidssignaal aangeeft dat de zitpositie is ingenomen. OPSLAAN VAN EEN POSITIE IN HET GEHEUGEN Als bij afgezet contact een opgeslagen stand een aantal keer achter elkaar is opgeroepen, zal om het ontladen van de accu te voorkomen de functie worden uitgeschakeld totdat de motor wordt gestart. 68 Met de toetsen M / / Zet het contact aan. Zet uw stoel en de buitenspiegels in de gewenste stand. Druk op de toets M en vervolgens binnen vier seconden op de toets of. Een geluidssignaal geeft aan dat de zitpositie is opgeslagen. Het opslaan van een andere stand annuleert de vorige, in het geheugen opgeslagen stand.

71 STUURWIELVERSTELLING Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto. / ERGONOMIE EN COMFORT

72 SPIEGELS Verstellen 70 BUITENSPIEGELS De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels worden elektrisch in- en uitgeklapt. Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop B in de richtingen om de spiegel af te stellen. Zet de knop A weer in het midden. Ontwaseming - ontdooiing De ontwaseming - ontdooiing van de buitenspiegels kan worden ingeschakeld door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken (zie paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing achterruit"). De weergegeven objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

73 Inklappen Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen. Uitklappen Van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Klap de elektrisch bediende spiegels nooit handmatig in of uit. Automatisch kantelen buitenspiegels bij het achteruitrijden De buitenspiegels kunnen bij het achteruit inparkeren naar de grond worden gericht. Programmeren Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in. Selecteer en verstel achtereenvolgens de linker en rechter buitenspiegel. De ingestelde standen worden direct opgeslagen. Inschakelen Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in. Beweeg de schakelaar A naar rechts of links om de desbetreffende buitenspiegel te selecteren. De geselecteerde buitenspiegel wordt in de geprogrammeerde stand gericht. Uitschakelen Haal de versnellingsbak uit de achteruitversnelling en wacht tien seconden. of Zet de schakelaar A in de middelste stand. De buitenspiegel keert terug naar de oorspronkelijke stand. De buitenspiegel keert ook terug naar de oorspronkelijke stand: - zodra sneller wordt gereden dan 0 km/h, - als de motor wordt afgezet. / ERGONOMIE EN COMFORT

74 BINNENSPIEGEL Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer... Om veiligheidsrdenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is. Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren. Door de welving in de achterruit kan het beeld in de binnenspiegel enigszins vervormd zijn; houd hier rekening mee tijdens het achteruitrijden. Automatisch dimmende binnenspiegel Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand. 7

75 ACHTERBANK Achterbank met twee zitplaatsen, met een vaste zitting en een neerklapbare rugleuning, beide uit één stuk. De hoofdsteunen achter kunnen niet worden verwijderd. TOEGANG TOT DE ACHTERBANK Controleer of de zitting van de voorstoel ver genoeg naar voren staat. Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen. Bij het terugduwen keert de rugleuning terug in de oorspronkelijke stand. NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANK De rugleuning kan worden neergeklapt om de bagageruimte te vergroten. De bediening voor het ontgrendelen van de rugleuning bevindt zich in de bagageruimte. Controleer of de voorstoelen ver genoeg naar voren zijn geschoven. Controleer of er geen voorwerpen op de achterbank liggen. Bevestig de gespen van de veiligheidsgordels aan de daarvoor bevestigde punten tussen de hoofdsteunen. Open het kofferdeksel. Trek aan de handgreep onder de hoedenplank om de rugleuning te ontgrendelen. Klap de rugleuning neer op de zitting. Plaats bij het vervoeren van lange voorwerpen geen lading zwaarder dan 0 kg op de achterzijde van de rugleuning. Plaats geen scherpe voorwerpen op de achterzijde van de rugleuning om te voorkomen dat deze beschadigd raakt. TERUGPLAATSEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANK Let er voor uw veiligheid en die van uw pasagiers op dat de rugleuning bij het terugplaatsen goed vergrendeld wordt. / ERGONOMIE EN COMFORT

76 VENTILATIE LUCHTTOEVOER De lucht in het interieur wordt gefi lterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd. 7 LUCHTGELEIDING De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: - rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), - toevoer via het verwarmingscircuit, - toevoer via het circuit van de airconditioning. Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits wordt gemengd om het gewenste comfortniveau te bereiken. Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen over het interieur verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid wordt verhoogd of verlaagd. BEDIENINGSPANEEL Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel A van de middenconsole. De volgende functies zijn aanwezig: - temperatuurregeling, - luchtopbrengstregeling, - regeling luchtverdeling, - ontdooien en ontwasemen, - handbediende of automatische airconditioning. LUCHTVERDELING. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten.. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.. Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters. 5. Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers.

77 GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven. Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de airconditioning. Zet de airconditioning tot keer per maand minimaal 5 tot 0 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Onderhoud"). Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor de onderhoudsinterval van de airconditioning, zodat het systeem in perfecte staat blijft. Schakel de airconditioning uit als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open. Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag. Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel. / ERGONOMIE EN COMFORT

78 AUTO AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.. Regeling bestuurderszijde. Regeling passagierszijde 76 AUTOMATISCHE WERKING. Automatisch programma "comfort" Druk op de toets "AUTO". Het lampje van de toets gaat branden. De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen. De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Draai de knop of naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te verhogen. Voor een optimaal comfort wordt de waarde aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 8 en gebruikelijk. Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling links en rechts niet meer dan bedraagt. Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

79 . Automatisch programma "zicht" In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden (vocht, veel inzittenden, vorst...). 5. Airconditioning aan/uit Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen. Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). Druk op deze toets om het automatische programma "zicht" in te schakelen. Het lampje van de toets gaat branden. Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten. Druk nogmaals op deze toets of op "AUTO" om het systeem af te sluiten. Het lampje van de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO" gaat branden. HANDMATIG VERSTELLEN Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig automatisch te laten functioneren. Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het mogelijk de minimale waarde of de maximale waarde 8 te overschrijden. Draai de knop of naar links totdat "LO" verschijnt of naar rechts totdat "HI" verschijnt. Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A/C" gaat branden 6. Regeling luchtverdeling Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien), - de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters, - de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers, - de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers, - de ventilatieroosters, - de beenruimte van de passagiers, - de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers. 7. Regeling luchtopbrengst Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te verminderen of naar rechts om deze te verhogen. De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden. / ERGONOMIE EN COMFORT

80 78 8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de toets gaat branden. De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Druk de toets, zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is, nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit. 9. Centrale regeling/gescheiden regeling Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde af te stemmen op die van de bestuurderszijde (centrale regeling). Het lampje van de toets gaat branden. UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan. Alle functies van de airconditioning en het ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld. De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd. Draai de knop van de luchtopbrengst naar rechts of druk op de toets "AUTO" om het systeem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen. ONTWASEMING - ONTDOOIING ACHTERRUIT AAN De ontwaseming - verwarming van de achterruit werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje van de toets gaat branden. UIT De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de verwarming of airconditioning. De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets gaat uit. Als de motor wordt afgezet voordat de achterruitverwarming automatisch wordt uitgeschakeld, wordt de achterruitverwarming weer ingeschakeld als de motor weer wordt gestart. Vermijd het te lang rijden met ingeschakelde luchtrecirculatie of een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert. Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

81 PLAFONNIER De interieurverlichting gaat geleidelijk uit: - als de auto wordt vergrendeld, - als het contact wordt aangezet, - 0 seconden na het sluiten van het laatste portier. Permanent uit. A. Plafonnier B. Kaartleeslampjes PLAFONNIER In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden: - als de auto wordt ontgrendeld, - als de sleutel uit het contact wordt verwijderd, - als een portier wordt geopend, - als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren. Permanent aan. Als de interieurverlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een bepaalde tijd branden, afhankelijk van de situatie: - bij afgezet contact: ongeveer 0 minuten, - in de eco-modus: ongeveer 0 seconden, - bij draaiende motor: onbeperkt. KAARTLEESLAMPJES Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar. / ERGONOMIE EN COMFORT

82 SFEERVERLICHTING De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. INSCHAKELEN Als het buiten donker is, worden de beenruimteverlichting en de sfeerverlichting van de plafonnier vóór automatisch ingeschakeld zodra de parkeerlichten gaan branden. INSTAPVERLICHTING INTERIEUR Het instappen in de auto op plaatsen met weinig licht wordt vergemakkelijkt door het op afstand inschakelen van de interieurverlichting. Deze gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte die door de lichtsensor wordt gedetecteerd. INSCHAKELEN Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening. De dorpelverlichting voor, de beenruimteverlichting en de plafonniers gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld. 80 UITSCHAKELEN De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld. UITSCHAKELEN De instapverlichting interieur gaat na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit als een van de portieren wordt geopend. PROGRAMMEREN Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het confi guratiemenu van de auto. Deze functie is standaard ingeschakeld. De duur van het branden van de instapverlichting is gekoppeld en gelijk aan die van de automatische follow me home verlichting.

83 INSTAPVERLICHTING BUITENZIJDE De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid licht geactiveerd om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. INSCHAKELEN Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening. Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld. UITSCHAKELEN De instapverlichting buitenzijde gaat na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het afzetten van het contact of het vergrendelen van de auto. PROGRAMMEREN De duur van het branden van de instapverlichting kan worden geselecteerd via het confi guratiemenu van de auto. De duur van het branden van de instapverlichting is gekoppeld en gelijk aan die van de automatische follow me home verlichting. / ERGONOMIE EN COMFORT

84 INDELING INTERIEUR 8. Zonneklep (zie de volgende bladzijde voor meer informatie). Centraal opbergvak (met Peugeot Connect Sound ). Opbergvakje. Verlicht en gekoeld dashboardkastje (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 5. Portiervakken 6. Verlichte asbak (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 7. Opbergvak met antislipmat 8. V-aansluiting (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 9. Bekerhouder 0. Verstelbare armleuning vóór (zie de volgende bladzijde voor meer informatie). Open opbergvak

85 ZONNEKLEP De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt en is voorzien van een make-upspiegel met verlichting. VERLICHT EN GEKOELD DASHBOARDKASTJE Open als het contact aan is het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden. De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het opbergen van pasjes. Het dashboardkastje bevat speciale ruimtes voor het opbergen van een fl es mineraalwater, de boorddocumentatie van de auto... In het deksel zijn speciale ruimtes gecreëerd voor een pen, een bril, kleingeld, kaarten, een blikje... Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen. De verlichting van het dashboardkastje treedt in werking zodra het deksel wordt geopend. Het dashboardkastje bevat een afsluitbare luchttoevoer, via welke het dashboardkastje wordt voorzien van dezelfde gekoelde lucht als het interieur. / ERGONOMIE EN COMFORT

86 V-AANSLUITING ASBAK MET VERLICHTING 8 Verwijder het afdekkapje en sluit een geschikte adapter aan als u een V-accessoire wilt aansluiten (max. 0 W). Trek de lade open voor toegang tot de asbak. Open de asbak en druk op de borglip om de asbak uit te nemen en deze te legen.

87 ARMLEUNING VÓÓR Voor het comfort en als opbergmogelijkheid voor de bestuurder en voorpassagier. Het deksel van de armleuning is in hoogte en lengterichting verstelbaar. VERSTELLING IN LENGTERICHTING HOOGTEVERSTELLING Til het deksel op tot de gewenste stand (laag, tussenstand of hoog). Trek de armleuning in de hoogste stand iets verder omhoog en beweeg hem vervolgens naar de laagste stand. Schuif de armleuning zo ver mogelijk naar voren of naar achteren, tot de aanslag. OPBERGVAK Trek de handgreep omhoog. Trek het deksel helemaal open. / ERGONOMIE EN COMFORT

88 PEUGEOT CONNECT USB - USB-BOX USB-BOX Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USB-poort, bevindt zich in de armsteun vóór. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een ipod vanaf de 5e generatie of een USB-stick. Dankzij de USB-box kunt u de audiobestanden (mp, ogg, wma, wav,...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio. U kunt deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display. 86 Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting en een USBpoort, bevindt zich in de armsteun vóór. Met behulp van de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een ipod of een USB-stick. Met behulp van de JACK-aansluiting kunt u allerlei typen draagbare apparatuur aansluiten. Dankzij de USB-BOX kunt u de audiobestanden (mp, ogg, wma, wav,...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio. Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kunt u deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display. Tijdens het gebruik kan de draagbare apparatuur automatisch worden opgeladen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting de rubriek van het desbetreffende audiosysteem. Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kan de draagbare apparatuur tijdens het gebruik automatisch worden opgeladen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting de rubriek Peugeot Connect Sound of Peugeot Connect Nav.

89 MATTEN De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto. TERUGPLAATSEN Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: leg de mat goed op zijn plaats, druk de bevestigingen vast, controleer of de mat goed vastzit. BEVESTIGEN Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd. VERWIJDEREN Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: zet de stoel in de achterste stand, maak de bevestigingen los, verwijder vervolgens de mat. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht. - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Bij gebruik van niet door PEUGEOT goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed. / ERGONOMIE EN COMFORT

90 INDELING VAN DE BAGAGERUIMTE. Sjorogen. Bagagenet. Opbergbak (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 88

91 OPBERGBAK VERLICHTING BAGAGERUIMTE Hierin vindt u verschillende ruimtes waarin o.a. een lampenset, een EHBO-tas, een noodreparatieset voor een lekke band, een gevarendriehoek en een afneembare trekhaakkogel kunnen worden opgeborgen. Toegang tot de opbergbak: til de vloerplaat op met behulp van de riem, zet deze in een verticale positie voorbij de aanslagen aan de zijkanten van de bagageruimte. Een tweede gevarendriehoek kan worden opgeborgen in de bekleding van het kofferdeksel. Uw auto is voorzien van twee lichtpunten in de bagageruimte; één in de rechter zijbekleding van de bagageruimte en één in het midden onder de hoedenplank. Deze gaan automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en doven zodra deze wordt gesloten. De verlichting kan niet handmatig worden uitgeschakeld. Hoe lang de verlichting van de bagageruimte blijft branden, hangt af van de situatie: - bij afgezet contact: ongeveer 0 minuten, - in de eco-mode: ongeveer 0 seconden, - bij draaiende motor: onbeperkt. / ERGONOMIE EN COMFORT

92 SCHAKELAAR VERLICHTING EXTERIEUR Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen. HOOFDVERLICHTING De verlichting van de auto voor en achter is ontwikkeld om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving en de weersomstandigheden: - parkeerlicht: om gezien te worden, - dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, - grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder tegenliggers. INSTELLINGEN Bepaalde functies kunnen worden ingesteld: - verlichting overdag, - automatische verlichting, - bochtverlichting, - follow me home-verlichting. 90 AANVULLENDE VERLICHTING Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifi eke rijomstandigheden: - mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren, - bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten. - verlichting overdag: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag. Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

93 Uitvoering zonder automatische inschakeling HANDBEDIENDE FUNCTIES De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B. A. Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting: draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten. Lichten uit/verlichting overdag. Automatische verlichting. Alleen parkeerlicht. Uitvoering met automatische inschakeling Dimlicht of grootlicht. B. Hendel om over te schakelen naar een ander type verlichting: trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug. Als de verlichting is uitgeschakeld of alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken. CONTROLELAMPJES Een controlelampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld. Het instrumentenpaneel wordt, zowel overdag als 's nachts, permanent verlicht. Er is dus geen verband tussen de verlichting van het instrumentenpaneel en het inschakelen van de verlichting. / ZICHT

94 C. Ring voor de selectie van het mistachterlicht. Het mistachterlicht werkt in combinatie met dimlicht en grootlicht. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval. Onder deze weersomstandigheden dient u het mistachterlicht en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen. Vergeet niet het mistachterlicht uit te zetten zodra het niet meer nodig is. 9 Mistachterlicht. Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijft het mistachterlicht en het parkeerlicht branden. Draai de ring C naar achteren om alle verlichting uit te schakelen. Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact Bij het afzetten van het contact gaat alle verlichting onmiddellijk uit, behalve het dimlicht als de automatische follow me homeverlichting is geactiveerd. Inschakelen van de verlichting na het afzetten van het contact Draai om de lichtschakelaar weer te activeren terwijl de verlichting uit is, de ring A in de stand "0" en vervolgens in de stand van uw keuze. Als het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. De verlichting, met uitzondering van het parkeerlicht, wordt na maximaal 0 minuten automatisch uitgeschakeld om het ontladen van de accu te voorkomen.

95 LED-VERLICHTING VERLICHTING OVERDAG Verlichting overdag is in sommige landen verplicht en wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart, zodat de auto overdag beter zichtbaar is voor de overige weggebruikers. In landen waar verlichting overdag verplicht is: - is deze functie standaard ingeschakeld en is het niet mogelijk om deze uit te schakelen, - brandt het dimlicht in combinatie met de parkeerlichten en de kentekenplaatverlichting. Deze wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart. Afhankelijk van het land van bestemming doet deze verlichting dienst als: - dagrijverlichting * en als parkeerlicht 's nachts (bij de dagrijverlichting is de lichtsterkte groter), of als - parkeerlichten overdag en 's nachts. Als uw auto is uitgerust met LED's werken de conventionele gloeilampen van de dagrijverlichting/ parkeerlichten vóór niet. In overige landen werkt de verlichting overdag met speciale lichtunits. De lichtschakelaar moet in de stand "0" of "AUTO" staan. Deze functie kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld via het confi guratiemenu van de auto. De verlichting overdag wordt pas daadwerkelijk uitgeschakeld als de lichtschakelaar wordt bediend of als de motor de volgende keer wordt gestart. De verlichting overdag wordt wel onmiddellijk ingeschakeld. * functie kan worden ingesteld via het confi guratiemenu van de auto. / ZICHT

96 HANDBEDIENDE FOLLOW ME HOME-VERLICHTING Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. AUTOMATISCHE VERLICHTING Met behulp van een lichtsterktesensor worden de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt. 9 Inschakelen Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar. Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen. Uitschakelen Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld. Inschakelen Draai de ring in de stand "AUTO". Het activeren van de functie wordt bevestigd door een melding op het display. Uitschakelen Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding op het display.

97 Storing Bij een storing in de lichtsterktesensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display, in combinatie met een geluidssignaal. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. AUTOMATISCHE FOLLOW ME HOME- VERLICHTING Als de functie automatische verlichting is geactiveerd, wordt onder donkere omstandigheden het dimlicht automatisch ingeschakeld bij het afzetten van het contact. Bij mist of sneeuw kan de lichtsterktesensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsterktesensor, die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend. Programmeren Het inschakelen of uitschakelen en de tijdsduur van de follow me homeverlichting zijn in te stellen via het confi guratiemenu van de auto. / ZICHT

98 HALOGEEN KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN AUTOMATISCHE VERSTELLING VAN DE KOPLAMPEN MET XENONVERLICHTING Om verblinding van andere weggebruikers te voorkomen corrigeert dit systeem bij stilstaande auto automatisch de hoogte van de lichtbundel van de xenonlampen, afhankelijk van de belading van de auto. In het geval van een storing verschijnt dit pictogram op het instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Het systeem zet in dat geval de koplampen in de lage stand. 96 Verstel de hoogte van de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. of personen voorin. -. personen.. personen. -. Tusseninstelling.. personen + maximaal toegestane belading. -. Tusseninstelling.. Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand "0": basisinstelling. Raak de xenonlampen niet aan. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

99 BOCHTVERLICHTING Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, zorgt deze functie ervoor dat de lichtbundels de wegberm beter verlichten in bochten. Deze functie, die uitsluitend in combinatie met xenonlampen wordt geleverd, wordt ingeschakeld bij een snelheid vanaf ongeveer 0 km/h en zorgt voor een aanzienlijke verbetering van het zicht in bochten. met bochtverlichting CONFIGURATIE STORING Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het confi guratiemenu van de auto. In het geval van een storing knippert dit pictogram op het display in combinatie met een melding op het display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt of in de achteruitversnelling staat, is deze functie uitgeschakeld. De status van de functie blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen. zonder bochtverlichting / ZICHT

100 Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt u de verschillende standen van de ruitenwissers vóór inschakelen om regen en vuil van de voorruit te wissen. Uitvoering met automatische ruitenwissers INSTELLEN De ruitenwissers vóór kunnen tevens automatisch werken wanneer u de automatische functie hebt geselecteerd. HANDMATIGE FUNCTIES VAN DE RUITENWISSERS VÓÓR 98 Met deze hendel kan de gewenste wissnelheid, afhankelijk van de weersomstandigheden, worden geselecteerd: hoge snelheid (hevige neerslag), normale snelheid (matige regenval), interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid), uit, automatisch, vervolgens één keer wissen (zie de desbetreffende rubriek).

101 RUITENSPROEIERS VÓÓR EN KOPLAMPSPROEIERS Te laag niveau ruiten-/koplampsproeiervloeistof Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram en/of het pictogram service op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen. Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is. Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen. De koplampsproeiers worden alleen geactiveerd als de dimlichten branden. / ZICHT

102 AUTOMATISCHE RUITENWISSERS VÓÓR De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Als het contact meer dan minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de hendel kort omlaag te duwen. Storing In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. 00 Inschakelen Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag te duwen in de stand "AUTO". Dit wordt bevestigd door een melding op het display. Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat. Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is om de wisserbladen niet te beschadigen. Uitschakelen Beweeg de hendel omhoog en vervolgens in de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te bedienen. Dit wordt bevestigd door een melding op het display.

103 SPECIALE STAND VAN DE RUITENWISSERS VOOR Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten. Om een goede werking van de fl at-blade ruitenwissers te behouden, adviseren wij u: - voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan, - de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop, - de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden, - de ruitenwissers te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen. / ZICHT

104 RICHTINGAANWIJZERS ALARMKNIPPERLICHTEN Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van fi le, pech, slepen of een ongeval. 0 Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt. Rechts: duw de hendel omhoog, voorbij het zware punt. Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Wanneer bij een snelheid van meer dan 60 km/h de richtingaanwijzers na meer dan 0 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt automatisch het knippergeluid versterkt. AUTOMATISCH INSCHAKELEN VAN DE ALARMKNIPPERLICHTEN Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate van remvertraging, automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken. Als het ESC/ASR wordt uitgeschakeld, worden de alarmknipperlichten ook niet meer automatisch ingeschakeld. Raadpleeg de rubriek "Stabiliteitscontrolesystemen - Uitschakelen".

105 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING Dit systeem controleert automatisch permanent de bandenspanning tijdens het rijden. Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk. Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening. CLAXON Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar. Druk op een van de spaken van het stuurwiel. Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan 0 km/h). Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder niet door het systeem kunnen worden vervangen. Te lage bandenspanning Dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die aangeeft welke band(en) het betreft. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning. Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden. 5/ VEILIGHEID

106 Lekke band Het verklikkerlampje STOP gaat branden en dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die aangeeft welke band(en) het betreft. Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Repareer of vervang de beschadigde band (lekke band of veel te lage bandenspanning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren. Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het vervangen van een band moeten worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeem door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden. 0 Sensor(en) niet gedetecteerd of defect Dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die aangeeft van welk(e) wiel(en) de bandenspanning niet meer gecontroleerd wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om de defecte sensor(en) te laten vervangen. Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er één of meerdere wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd. Het reservewiel (indien uw auto hiermee is uitgerust) is niet voorzien van een sensor. Ondanks dit systeem moet de bandenspanning (zie de paragraaf "Identifi catie") nog regelmatig worden gecontroleerd. De bandenspanning heeft een belangrijke invloed op het weggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zware rijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaal één keer per maand gecontroleerd te worden, bij koude banden. Denk er, wanneer uw auto met een reservewiel is uitgerust, ook aan de bandenspanning van het reservewiel te controleren. Het bandenspanningscontrolesysteem kan tijdelijk worden verstoord door radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.

107 HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: - het antiblokkeersysteem (ABS), - de elektronische remdrukregelaar (EBD), - Brake Assist System (BAS). Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met de controlelampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop op een veilige plaats. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) EN ELEKTRONISCHE REMDRUKREGELAAR Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen. Inschakelen Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren. Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit is de normale werking. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los. Storing Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS) Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Inschakelen Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het pedaal niet los. 5/ VEILIGHEID

108 06 STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN ANTISLIPREGELING (ASR) EN DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESC) De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel. De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via de remmen van één of meer wielen en via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen. Inschakelen De systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. De systemen worden geactiveerd zodra de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. TRACTIECONTROLE OP BESNEEUWDE WEGEN (INTELLIGENT TRACTION CONTROL) Deze auto is uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: Intelligent Traction Control. Deze automatische functie is permanent geactiveerd om situaties met weinig grip op te sporen, zoals het wegrijden en het voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw. In dergelijke omstandigheden beperkt de Intelligent Traction Control het doorslippen van de wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd. In barre rijomstandigheden (diepe sneeuw, modder, enz.) kan het nuttig zijn de dynamische stabiliteitscontrole en de antislipregeling tijdelijk uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen, waardoor ze meer grip zouden kunnen vinden. Het is raadzaam om het systeem zodra het kan weer in te schakelen. Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden. In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.

109 Uitschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn deze systemen uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. Storing Als dit verklikkerlampje en het lampje van de knop gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in deze systemen. Laat de systemen controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Druk op de knop die zich in het midden van het dashboard bevindt. Als het verklikkerlampje van de knop brandt, zijn deze systemen uitgeschakeld. Hierdoor wordt eveneens het automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten uitgeschakeld. Opnieuw inschakelen: Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet. Druk nogmaals op de knop om de systemen handmatig weer in te schakelen. Hierdoor wordt eveneens het automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten weer ingeschakeld. Deze systemen zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden. De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van: - de wielen (banden en velgen), - de onderdelen van het remsysteem, - de elektronische componenten, - procedures met betrekking tot montage en werkzaamheden. Laat de systemen na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. 5/ VEILIGHEID

110 ACTIEVE MOTORKAP De actieve motorkap is ontwikkeld om de veiligheid van voetgangers bij een frontale aanrijding te vergroten. Dit systeem treedt slechts één keer in werking. Bij een tweede aanrijding (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval) zal de actieve motorkap niet meer functioneren. Laat het systeem controleren als de auto betrokken is geweest bij diefstal of een aanrijding. Kom niet aan de pyrotechnische systemen bij de gasveren onder de motorkap om explosies te vermijden. Werkzaamheden aan dit systeem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door hiertoe bevoegde medewerkers van het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 08 Storing Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. De actieve motorkap zou in dit geval misschien niet meer kunnen werken bij een aanrijding. Het in werking treden van de actieve motorkap gaat gepaard met een lichte, onschadelijke rookontwikkeling en het geluid van de pyrotechnische ontsteking van het systeem. Het verklikkerlampje van de airbags gaat branden. Na het in werking treden kan de motorkap weer worden gesloten door op de scharnieren te drukken. Rijd met een snelheid van maximaal 0 km/h naar het dichtstbijzijnde PEUGEOT-servicepunt of een gekwalifi ceerde werkplaats.

111 BEWEEGBARE SPOILER Dit systeem vergroot tijdens het rijden de neerwaartse kracht en de koersstabiliteit van de auto en kan zowel automatisch als handmatig worden bediend. WERKING Houd u tijdens het gebruik van de auto op de openbare weg altijd aan de wettelijke voorschriften. Op een afgesloten circuit kan het systeem volledig worden gebruikt. Automatische stand De spoiler komt tijdens het rijden automatisch omhoog en heeft twee standen, afhankelijk van de wagensnelheid. - Bij een wagensnelheid van 85 km/h of hoger komt de spoiler automatisch omhoog in de halfhoge stand A. Zolang de wagensnelheid hoger blijft dan 55 km/h blijft de spoiler in deze stand staan. - Als de wagensnelheid lager wordt dan 55 km/h, beweegt de spoiler automatisch weer omlaag. - Bij een wagensnelheid van 55 km/h of hoger komt de spoiler automatisch volledig omhoog in stand B. Zolang de wagensnelheid hoger blijft dan km/h, blijft de spoiler in deze stand staan. - Als de wagensnelheid lager wordt dan km/h, beweegt de spoiler automatisch omlaag tot in de halfhoge stand. In deze stand is het lampje in de bedieningstoets gedoofd. Handbediende stand Met ingeschakeld contact kan de spoiler handmatig worden bediend: door de bedieningstoets kort in te drukken wordt de spoiler volledig uitgeklapt, stand B. In deze stand brandt het lampje in de bedieningstoets. Houd de toets bij stilstaande auto of een snelheid lager dan 0 km/h lang ingedrukt tot het lampje dooft, de spoiler is dan volledig ingeklapt. 5/ VEILIGHEID

112 0 Let er tijdens het bedienen van de spoiler altijd op dat er niemand in de nabijheid komt van de bewegende delen, om het risico op verwondingen te vermijden. Mocht er toch iemand bekneld raken, bedien de spoiler dan in tegengestelde richting. Laat hiervoor de toets los en druk deze nogmaals in om de spoiler uit te klappen. Uitschakelen van de handbediende stand: druk kort op de bedieningstoets: het lampje in de toets dooft (terugkeren naar de automatische stand). Bij een snelheid tot 0 km/h blijft de spoiler omhoog staan. De spoiler wordt automatisch ingeklapt zodra deze snelheid wordt overschreden. ONDERHOUD Onderhoud aan de spoiler kan worden uitgevoerd bij stilstaande de auto en ingeschakeld contact: klap de spoiler volledig uit, stand B, door de toets kort in te drukken, klap de spoiler na het reinigen volledig in door de toets ingedrukt te houden tot het einde van de beweging. Om het systeem in perfecte staat te houden dienen de spoiler en het compartiment regelmatig te worden gecontroleerd en moet opgehoopt blad, ijs of sneeuw worden verwijderd. Klap voor het wassen van de auto de spoiler altijd volledig in. Houd bij het reinigen met een hogedrukspuit altijd een spuitafstand aan van minimaal meter tot het spoilercompartiment. STORING Bij een storing aan het bedieningssysteem knippert het lampje in de bedieningstoets in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Uit veiligheidsoverwegingen komt de spoiler volledig omhoog, ongeacht de snelheid van de auto. Als de storing zich blijft voordoen en u wilt de spoiler inklappen: zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats, zet het contact af, zet het contact weer aan. Als het lampje niet meer knippert was de storing van tijdelijke aard en werkt het systeem weer normaal. Raadpleeg de rubriek "Handbediende stand uitschakelen" om de spoiler weer in te klappen. Als het lampje opnieuw gaat knipperen terwijl de spoiler uitgeklapt is, is het systeem nog steeds defect. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Bij andere storingen aan het systeem (bijvoorbeeld bij een blokkering van de spoiler) knippert het lampje in de toets in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Rijd uit veiligheidsoverwegingen niet sneller dan 0 km/h. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Oefen nooit rechtstreeks druk uit op de spoiler om de achterklep te sluiten of de auto te duwen, de spoiler kan hierdoor beschadigen. Het effect van de spoiler wordt beperkt als er een bagagerek op de auto wordt gemonteerd. Monteer geen bagagerek dat niet door PEUGEOT wordt aanbevolen.

113 VEILIGHEIDSGORDELS VEILIGHEIDSGORDELS VÓÓR De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken. De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet. De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid. Omdoen Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. Losmaken Druk op de rode knop van de gordelsluiting. Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt. Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt A. Pictogram veiligheidsgordels voor losgemaakt/niet vastgemaakt. B. Pictogram veiligheidsgordel links voor. C. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor. Als het contact wordt aangezet, verschijnt het pictogram A op het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt. Als de wagensnelheid hoger is dan 0 km/h, knippert het pictogram gedurende minuten in combinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze minuten wordt het pictogram weergegeven zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Het pictogram B of C van de desbetreffende zitplaats wordt rood als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt. 5/ VEILIGHEID

114 VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer. Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt Omdoen. Trek aan de gordel en steek de gesp F in de zwarte gordelsluiting F in het midden van de bank.. Steek de gesp G in de rode gordelsluiting G aan de kant van de zijbekleding.. Controleer of elke gordelsluiting goed is vergrendeld door even aan de riem te trekken. A. Pictogram veiligheidsgordels achter losgemaakt. D. Pictogram veiligheidsgordel rechts achter. E. Pictogram veiligheidsgordel links achter. Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt het pictogram A op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde. Als de wagensnelheid hoger is dan ongeveer 0 km/h, knippert het pictogram gedurende twee minuten in combinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze minuten wordt het pictogram weergegeven zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt. Als het contact wordt aangezet, met draaiende motor of als de wagensnelheid lager is dan ongeveer 0 km/h, worden de pictogrammen D en E ongeveer 0 seconden rood weergegeven als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt. Als bij een wagensnelheid hoger dan ongeveer 0 km/h het pictogram D of E rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is de gordel van de desbetreffende achterpassagier losgemaakt. Losmaken. Druk op de rode knop van de gordelsluiting G, en vervolgens op de zwarte knop van de gordelsluiting F.. Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt en bevestig eerst de gesp G en vervolgens de gesp F aan het desbetreffende bevestigingspunt aan de rugleuning. Detectie van een losgemaakte gordel vindt plaats bij beide gespen. Bij het losmaken van ten minste één van de twee gespen wordt het bijbehorende pictogram weergegeven.

115 Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt, - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen, - mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold. Voorschriften voor kinderen Maak voor kinderen tot jaar of kleiner dan,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. Bij aanrijdingen De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 5/ VEILIGHEID

116 AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen om de inzittenden te beschermen bij ernstige aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en dragen zo bij aan een betere bescherming van de inzittenden van de auto; direct na de aanrijding ontsnapt het gas uit de airbags zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor de bescherming van de inzittenden. Registratiezones voor een aanrijding A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij. De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. Deze rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die daar gevoelig voor zijn irriterend werken. De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

117 AIRBAGS VÓÓR De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje. Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde, draai deze in de stand "OFF", verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Activering De airbags worden opgeblazen, behalve de passagiersairbag als deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A), in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd. Dit pictogram verschijnt op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde, bij aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. 5/ VEILIGHEID

118 Opnieuw inschakelen Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld, wordt dit pictogram gedurende ongeveer minuut weergegeven op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de passagiersairbag. ZIJ-AIRBAGS De zij-airbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op borstletsel te verkleinen. De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. 6 Storing Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Als dit pictogram knippert op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de passagiersairbag, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbag aan passagierszijde bij een ernstige aanrijding niet wordt geactiveerd. Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal één van beide verklikkerlampjes van de airbags permanent blijft branden. Laat het systeem nakijken door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Activering De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij B, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel.

119 Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij het over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. Registratiezones voor een aanrijding Storing in de werking Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij. 5/ VEILIGHEID

120 8 Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde autogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats worden uitgevoerd. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

121 KINDERZITJES KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: - conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan jaar of kleiner dan,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd *, - de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto, - kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd. Kinderzitje achterin Uitsluitend kinderen van 9 tot 8 kg mogen achterin worden vervoerd op een universeel ISOFIX-kinderzitje en met het gezicht in de rijrichting. * De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend. Informeer hiervoor naar de wetgeving in uw land. "Met de rug in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje voor het vervoeren met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de voor-/achterwaartse verstelling worden gezet met de rugleuning rechtop en mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld. 5/ VEILIGHEID

122 Middelste stand Raadpleeg de voorschriften op de sticker die zich aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde bevindt: 0 Airbag aan passagierszijde OFF Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Raadpleeg het gedeelte "Airbags" van de rubriek "Veiligheid" voor meer informatie over het uitschakelen van de airbag.

123 DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot kg L "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep en : van 5 tot 6 kg L "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer kg): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" 5/ VEILIGHEID

124 BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto. Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Plaats Tot kg (groep 0 (b) en 0+) Tot jaar 9 tot 8 kg (groep ) Van tot jaar 5 tot 5 kg (groep ) Van tot 6 jaar tot 6 kg (groep ) Van 6 tot 0 jaar Passagiersstoel vóór (c) U(R) U(R) U(R) U(R) Zitplaats links of rechts achter X X X X (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 0 kg. Op de passagiersstoel vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen. U(R): plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel, kinderzitje geplaatst "met de rug in de rijrichting" of "het gezicht in de rijrichting", waarbij de stoel van de auto in de hoogste stand moet staan. X: plaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.

125 ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg er bij het monteren van een kinderzitje met de veiligheidsheidsgordel voor dat deze goed strak om het kinderzitje is bevestigd en het kinderzitje goed op zijn plaats houdt. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Kinderen jonger dan 0 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Plaatsen van een stoelverhoger Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen: - geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, - nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, - de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. 5/ VEILIGHEID

126 ISOFIX-BEVESTIGINGEN Uw auto voldoet aan de wettelijke ISOFIX-normen. De in onderstaand overzicht aangegeven zitplaatsen zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen: Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: - twee bevestigingsringen A, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een sticker, - één bevestigingsring B, TOP TETHER genoemd, achter een klepje aan de bovenzijde van de rugleuning, voor de bevestiging van de bovenste riem. De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd. Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B. Maak om de bovenste bevestigingsriem vast te maken het klepje aan de bovenzijde van de rugleuning open. Bevestig de haak aan de bevestigingsring B en trek de riem aan. Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen. Raadpleeg het overzicht voor de bevestigingsmogelijkheden van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat vermeld welke kinderzitjes voor uw auto zijn gehomologeerd.

127 ISOFIX-KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO "RÖMER Duo Plus ISOFIX" (gewichtsgroep B ) Groep : van 9 tot 8 kg Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind de rugleuning raken. Kan met een driepunts veiligheidsgordel met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats worden geplaatst. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje. 5/ VEILIGHEID

128 OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m G ). Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 0 kg (groep 0) Tot ca. 6 maande n Tot 0 kg (groep 0) Tot kg (groep 0+) Tot ca. jaar Van 9 tot 8 kg (groep ) Van tot ca. jaar 6 Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg * "rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting" ISOFIX-maat F G C D E C D A B B ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-universeel geschikt voor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter X X X IUF IUF: zitplaats bestemd voor het aanbrengen van een universeel ISOFIX-kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" dat met de bovenste riem wordt bevestigd. Het kan nodig zijn om de voorstoel van de auto naar voren te schuiven om het bevestigen van het kinderzitje achterin te vereenvoudigen. X: zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderzitje van de aangegeven gewichtsklasse. * Op de passagiersplaats vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd.

129 CONTACTSLOT ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifi eke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem kort nadat het contact is afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. AFZETTEN VAN DE MOTOR Zet de auto stil. Draai de sleutel linksom in de stand (Stop). Verwijder de sleutel uit het contactslot. STARTEN VAN DE MOTOR Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de code van de startblokkering. Draai de sleutel rechtsom in de stand (Starten). Laat zodra de motor draait de sleutel los. Sleutel vergeten Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand (Stop) staat, wordt bij het openen van het bestuurdersportier een waarschuwingsmelding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. Als de sleutel onbedoeld in de stand (Contact) van het contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch worden afgezet. Draai de sleutel in de stand (Stop) en vervolgens opnieuw in de stand (Contact) om het contact weer aan te zetten. 6/ RIJDEN

130 Vrijzetten Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken. 8 Aantrekken Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten. Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan en schakel een versnelling in.

131 HILL HOLDER Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: - als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, - bij bepaalde hellingcondities, - als het bestuurdersportier is gesloten. De hill holder kan niet worden uitgeschakeld. WERKING Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, gebruik dan de handrem en controleer vervolgens of het desbetreffende verklikkerlampje op het instrumentenpaneel blijft branden. Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat: - als bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of de neutraalstand is ingeschakeld, - als bij de automatische versnellingsbak stand D of M is ingeschakeld. STORING Bij een storing in de hill holder gaan deze verklikkerlampjes branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 6/ RIJDEN

132 HANDGESCHAKELDE 6-VERSNELLINGSBAK INSCHAKELEN VAN DE 5 E OF DE 6 E VERSNELLING Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e of de 6 e versnelling in te schakelen. 0 INSCHAKELEN VAN DE ACHTERUITVERSNELLING Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren. Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait. Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken: - zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, - trap het koppelingspedaal in.

133 OPSCHAKELINDICATOR * Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). WERKING Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld: - U rijdt in de derde versnelling. - U trapt het gaspedaal geleidelijk in. - Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in te schakelen. De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met het nummer van de aanbevolen versnelling. In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd (diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven. Het systeem zal u nooit adviseren om: - de eerste versnelling in te schakelen, - de achteruitversnelling in te schakelen, - terug te schakelen. * Afhankelijk van de motoruitvoering. 6/ RIJDEN

134 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met zes versnellingen kunt u kiezen voor de automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen. Deze transmissie heeft dus vier gebruiksmogelijkheden: - automatisch schakelen : het schakelen wordt elektronisch aangestuurd door de transmissie, - programma Sport : dit schakelprogramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, - programma Sneeuw : dit schakelprogramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip, - handmatig schakelen : deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk. SCHAKELPATROON. Selectiehendel.. Toets " S " (Sport).. Toets " " (Sneeuw). STANDEN VAN DE SELECTIEHENDEL P. Parkeerstand. - Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem. - Starten van de motor. R. Achteruitversnelling. - Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental. N. Neutraalstand. - Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem. - Starten van de motor. D. Automatische werking. M.+ / - Zelf schakelen tussen de zes versnellingen. Beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen. of Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te schakelen.

135 WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL WEGRIJDEN Trek de handrem aan. Selecteer de stand P of N. Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display. Trap bij draaiende motor het rempedaal in. Zet de handrem vrij. Selecteer de stand R, D of M. Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden. Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R. Reverse (achteruitversnelling) N. Neutral (neutraalstand) D...D6. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport. Programma Sneeuw M...M6. Handmatig schakelen (sequentiëel) -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor. Er wordt een melding weergegeven als u de selectiehendel vanuit de stand P in een andere stand probeert te zetten zonder dat u het rempedaal hebt ingetrapt. RIJDEN 6/

136 AUTOMATISCH SCHAKELPROGRAMMA Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de zes versnellingen. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profi el van de weg en de belading van de auto. Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de aanduidingen D en de automatisch ingeschakelde versnellingen. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt. Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de transmissie niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat. Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. PROGRAMMA'S SPORT EN SNEEUW Deze twee specifi eke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden. Programma Sport "S" Druk op de toets " S " als de motor is gestart. Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk. Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S. Programma Sneeuw " " Druk op de toets " " als de motor is gestart. De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding. TERUGKEREN NAAR HET AUTOMATISCHE PROGRAMMA Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken. HANDMATIG SCHAKELEN Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de zes versnellingen. Duw de selectiehendel naar het symbool + om één versnelling op te schakelen. Trek de selectiehendel naar het symbool - om één versnelling terug te schakelen.

137 Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de aanduiding M en de handmatig ingeschakelde versnellingen. Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M. De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand. Onjuiste waarde bij handmatige bediening Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in). PARKEREN VAN DE AUTO Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N zetten om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 5 seconden een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display. Zet de selectiehendel in de stand P ; het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt. STORING Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de transmissie. In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N. De transmissie raakt hierdoor niet beschadigd. Rijd niet harder dan 00 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier. In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd raken: - bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het rempedaal, - bij het geforceerd van stand P naar een andere stand schakelen als de accu ontladen is. Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (fi les) de selectiehendel in de stand N en trek de parkeerrem aan om brandstof te besparen. 6/ RIJDEN

138 SNELHEIDSBEGRENZER De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. STUURKOLOMSCHAKELAAR Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 0 km/h te bedragen. 6 Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel. Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd. De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen. De functies van de snelheidsbegrenzer worden bediend met de stuurkolomschakelaar.. Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer.. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.. Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing. Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

139 WEERGAVE OP HET DISPLAY PROGRAMMEREN De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsbegrenzing AAN/UIT. 6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd. 7. Ingestelde snelheid. Draai de knop in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Stel de snelheid in door op de toets of te drukken (bijv.: 90 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen en : - +/- km = kort indrukken, - +/- 5 km = lang indrukken, - +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF/Pause). Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets. 6/ RIJDEN

140 OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE SNELHEID Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas wordt losgelaten. STORING In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. 8 UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE Draai de knop in de stand "0" : de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven. Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

141 SNELHEIDSREGELAAR Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven. Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen, moet de ingestelde snelheid minimaal 0 km/h bedragen en moet aan een van de onderstaande voorwaarden worden voldaan: - bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de vierde versnelling zijn ingeschakeld, - bij auto's met automatische transmissie moet bij handmatig schakelen minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld, - de stand D van de automatische transmissie moet zijn geselecteerd. Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen door activering van het stabiliteitscontrolesysteem. Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten. STUURKOLOMSCHAKELAAR De functies van de snelheidsregelaar worden bediend met de stuurkolomschakelaar.. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van de ingestelde snelheid.. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verhogen van de ingestelde snelheid.. Toets voor het uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling. Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen. 6/ RIJDEN

142 WEERGAVE OP HET DISPLAY PROGRAMMEREN 0 De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsregelaar uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling. 6. Snelheidsregelaar geselecteerd. 7. Ingestelde snelheid. Draai de knop in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (OFF/Pause). Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets of te drukken (bijv.: 0 km/h). U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen en : - +/- km = kort indrukken, - +/- 5 km = lang indrukken, - +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF/Pause). Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de toets.

143 OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE SNELHEID Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen. Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid. STORING In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE Draai de knop in de stand "0" : de selectie van de snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsregelaar wordt niet meer op het display weergegeven. Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. 6/ RIJDEN

144 PARKEERHULP Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen. PARKEERHULP ACHTER De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief. Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven en is zelf verantwoordelijk. Geluidssignalen De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert. Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt. Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken. Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich vlak bij de auto bevinden.

145 Grafische weergave PARKEERHULP VÓÓR De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 0 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd. De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 0 km/h. Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt. Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter De grafi sche weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het multifunctionele display worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar" op het display. De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken. Het controlelampje in de knop gaat branden. Door de knop opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd. Het controlelampje dooft. 6/ RIJDEN

146 Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld via het confi guratiemenu van de auto. De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact. Raadpleeg voor meer informatie over de toegang tot het menu van de parkeerhulp het hoofdstuk over het instellen van de uitrustingen van uw auto. De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fi etsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fi etsendrager). STORING Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (korte pieptoon). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn. De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).

147 PARTNERS IN PRESTATIES EN VERMINDERING VAN HET BRANDSTOFVERBRUIK Innovatie voor optimale prestaties De afdelingen Research & Development van TOTAL ontwikkelen voor PEUGEOT smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto. Vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen De smeermiddelen van TOTAL zijn ontwikkeld om het rendement van de motoren nog verder te verbeteren en de systemen voor uitlaatgasnabehandeling te beschermen. Voor een correcte werking van deze systemen is het van het grootste belang dat de onderhoudsvoorschriften van PEUGEOT worden nageleefd. ADVISEERT 7/ ONDERHOUD

148 6 BRANDSTOFTANK Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 55 liter. WAARSCHUWING BRANDSTOFNIVEAU Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Op het moment dat het lampje gaat branden, is er nog ongeveer 5 liter brandstof over in de tank. Zolang er nog niet voldoende brandstof is getankt, zal dit lampje steeds bij het aanzetten van het contact gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Tijdens het rijden zullen dit geluidssignaal en deze waarschuwingsmelding worden herhaald en, naarmate het niveau "0" dichterbij komt, met steeds kortere tussenpozen. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Raadpleeg indien u strandt met een lege tank (Diesel) de paragraaf "Brandstoftank leeg (Diesel)". TANKEN Bij het openen van de brandstofvulklep kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en komt doordat de afdichting van het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt. Veilig tanken: zet altijd de motor af, druk op de achterste gedeelte van de brandstofvulklep om deze te openen, draai de dop linksom, verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep, u kunt de auto voltanken, maar laat het vulpistool nooit meer dan keer afslaan. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. Op een label aan de binnenzijde van de brandstofvulklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven. Voor een juiste weergave van de brandstofniveaumeter is het raadzaam minimaal 5 liter brandstof te tanken.

149 Na het tanken: breng de dop aan, draai deze naar rechts, sluit de brandstofvulklep. Bij vorst Bij vorst kan het voorkomen dat de brandstofvulklep vastzit. In dat geval kunt u de klep vanuit de bagageruimte met de hand losmaken. BRANDSTOFKWALITEIT VOOR DIESELMOTOREN Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN ) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%). Het gebruik van biobrandstof B0 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit). BRANDSTOFKWALITEIT VOOR BENZINEMOTOREN Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E0 en E (deze bevatten resp. 0% en % ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 8 en EN 576. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 59. Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 00% (type E00), worden alleen verkocht in Brazilië. Alleen auto's die in Rusland worden verkocht, kunnen rijden op loodvrije benzine met een octaangetal van 9 RON. 7/ ONDERHOUD

150 MOTORKAP OPENEN Open het linker voorportier. Trek de hendel A aan de onderzijde van het portierkader naar u toe. 8 Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op. De geopende motorkap wordt ondersteund door twee gasveren, één aan iedere zijde. De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten. Wees om brandwonden te voorkomen voorzichtig bij het losmaken van de veiligheidshaak als de motor warm is. SLUITEN Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.

151 BENZINEMOTOREN Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen.. Reservoir stuurbekrachtiging.. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.. Reservoir koelvloeistof.. Reservoir remvloeistof. 5. Accu/zekeringen. 6. Zekeringkast. 7. Luchtfi lter. 8. Oliepeilstok. 9. Motorolie (bij)vullen. 7/ ONDERHOUD

152 50 DIESELMOTOR Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit.. Reservoir stuurbekrachtiging.. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.. Reservoir koelvloeistof.. Reservoir remvloeistof. 5. Accu/zekeringen. 6. Zekeringkast. 7. Luchtfi lter. 8. Oliepeilstok. 9. Motorolie (bij)vullen. 0. Handopvoerpomp.. Ontluchtnippel.

153 BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) Bij auto's met HDI-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de motorruimte in de paragraaf "Dieselmotoren". Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpogingen. Bedien de opvoerpomp opnieuw, en probeer de motor vervolgens weer te starten..0 HDI-MOTOR Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. Open de motorkap. Verwijder indien nodig de afdekkap van de motor voor toegang tot de opvoerpomp. Draai de ontluchtingsnippel los. Bedien de handopvoerpomp tot u brandstof door de transparante slang ziet stromen. Draai de ontluchtingsnippel vast. Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, wacht dan vijftien seconden alvorens opnieuw te starten). Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw. Breng de afdekkap van de motor aan en controleer vervolgens of deze goed vastzit. Sluit de motorkap. 7/ ONDERHOUD

154 NIVEAUS CONTROLEREN Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul deze niveaus indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact). 5 MOTOROLIENIVEAU Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel, of met de oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 0 minuten niet heeft gedraaid. Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 0 minuten de juiste waarde aangeven. REMVLOEISTOFNIVEAU Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten. Remvloeistof verversen Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het voorgeschreven verversingsinterval. Type remvloeistof Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof die voldoet aan de DOT of DOT-norm. Olie verversen Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het verversingsinterval voor uw auto. Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additieven in de motorolie niet toegestaan. Type motorolie Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering. STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij koude motor de dop open om het niveau te controleren.

155 KOELVLOEISTOFNIVEAU F 0 Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator. Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat. Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij. Koelvloeistof verversen De koelvloeistof behoeft niet te worden ververst. Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. ADDITIEFNIVEAU (DIESELUITVOERING MET ROETFILTER) Bijvullen Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een te laag additiefniveau van het roetfi lter. Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. AFGEWERKTE PRODUCTEN Type koelvloeistof Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof. NIVEAU RUITEN- EN KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers, wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij. Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen. De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid. Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond. Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 7/ ONDERHOUD

156 5 CONTROLES Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. ACCU De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter. Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "Accu" voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen. LUCHTFILTER EN INTERIEURFILTER Laat de fi lters periodiek vervangen volgens de in het garantie- en onderhoudsboekje aangegeven intervallen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen. Een verstopt interieurfi lter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken. OLIEFILTER Laat bij het olie verversen tevens het oliefi lter vervangen. Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het vervangingsinterval van dit onderdeel. ROETFILTER (DIESEL) Het verstopt raken van het roetfi lter wordt aangegeven door het tijdelijk branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot het verstopt raken van het roetfi lter. Ga om het roetfi lter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje uitgaat. Als het lampje blijft branden, raadpleeg dan het hoofdstuk over het additiefniveau. Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfi lter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal. Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.

157 HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. STAAT VAN REMSCHIJVEN Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven. AUTOMATISCHE TRANSMISSIE De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het interval van de niveaucontrole. HANDREM Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. REMBLOKKEN De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn. Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT specifi eke producten aan. Vanwege de kans op beschadiging van het elektrisch systeem is het reinigen van de motorruimte met een hogedrukreiniger niet toegestaan. 7/ ONDERHOUD

158 BANDENREPARATIESET TOEGANG TOT DE SET De volledige set voor de reparatie van een band bestaat uit een compressor en een fl acon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte. 56

159 BESCHRIJVING VAN DE SET A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen". B. Aan/uit schakelaar "I/O". C. Knop voor leeg laten lopen. D. Manometer (bar of psi). E. Opbergvak met: - kabel + adapter voor V-aansluiting, - diverse opblaasnippels voor accessoires als ballonnen, fi etsbanden,... F. Flacon met afdichtmiddel. G. Witte slang met dop voor de reparatie. H. Zwarte slang voor het op spanning brengen. I. Sticker met snelheidslimiet. De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd. Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan 80 km/h. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

160 REPARATIEMETHODE. Afdichting van het lek 58 Zet het contact af. Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie". Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat. Rol de witte slang G volledig uit. Draai de dop van de witte slang los. Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. Let op: dit product is schadelijk (ethyleenglycol, colofonium...) bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten het bereik van kinderen. Sluit de stekker van de compressor aan op de V-aansluiting in de auto. Start de motor en laat deze draaien.

161 Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten). Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten. Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om u verder te helpen. Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik. Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 0 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set. Controlesysteem bandenspanning Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem voor de bandenspanning, zal het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning na het repareren van een wiel blijven branden tot u het systeem laat resetten door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

162 . Op spanning brengen 60 Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning". Rol de zwarte slang H volledig uit. Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand "I" ; spanning verlagen: schakelaar B in stand "O" en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde. Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om u verder te helpen. Verwijder de set en berg deze op. Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 00 km. Sluit de stekker van de compressor weer aan op de V-aansluiting in de auto. Start de motor opnieuw en laat de motor draaien. Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het PEUGEOTnetwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of moet worden vervangen.

163 UITNEMEN VAN DE FLACON Berg de zwarte slang op. Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los. Houd de compressor rechtop. Draai de fl acon aan de onderzijde los. Let op dat er geen afdichtmiddel uit de fl acon stroomt. De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld. De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is. Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of een offi cieel inzamelpunt. Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

164 CONTROLE / AANPASSEN BANDENSPANNING U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om: - uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen, - andere opblaasbare voorwerpen op te pompen (ballen, fi etsbanden...). 6 Draai de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen". Rol de zwarte slang H volledig uit. Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band of van de accessoire. Breng indien nodig eerst een van de meegeleverde verloopstukken aan. Sluit de stekker van de compressor aan op de V-aansluiting van de auto. Start de auto en laat de motor draaien. Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen: schakelaar B in stand "O" en druk op de knop C ), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto of het opblaasbare voorwerp. Verwijder de set en berg deze op.

165 WIEL VERWISSELEN NOODZAKELIJK GEREEDSCHAP * Dop voor slotbout: hiermee past de wielsleutel op de speciale slotbouten. Deze dop is specifi ek voor uw auto en bevindt zich in het dashboardkastje. Wielsleutel: hiermee kunnen de wielbouten worden losgedraaid. Krik met geïntegreerde slinger: hiermee kan de auto worden opgekrikt. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen: hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd. * Afhankelijk van het land van bestemming is uw auto voorzien van het gereedschap dat nodig is voor het verwisselen van een wiel en kan uw auto tevens zijn voorzien van een reservewiel (zie de volgende bladzijden). Stilzetten van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling (stand P bij automatische transmissie) in om de wielen te blokkeren. Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden. Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

166 DEMONTEREN VAN HET WIEL 6 Verwijder de sierdop van elke wielbout met het gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen. Bevestig de dop voor de slotbouten op de wielsleutel en draai de slotbout een omwenteling los. Draai de overige wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel. Draai de krik uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het gebruikte steunpunt A of B bevindt. Plaats de krik onder één van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B (bij het te verwisselen wiel). Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. Verwijder het wiel.

167 MONTEREN VAN HET WIEL Plaats het wiel op de naaf. Draai de wielbouten met de hand vast. Draai de slotbout met de wielsleutel en de dop enigszins vast. Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel. Laat de krik zakken. Vouw de krik op en verwijder hem. Draai de slotbout vast met de wielsleutel en de dop. Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel. Bevestig de doppen op de wielbouten. Berg het gereedschap op in de opbergbak. Na het verwisselen van het wiel Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het nieuwe wiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

168 GEREEDSCHAP EN RESERVEWIEL * Afhankelijk van het land van bestemming is uw auto voorzien van het gereedschap dat nodig is voor het verwisselen van een wiel en kan uw auto tevens zijn voorzien van een reservewiel. Het reservewiel is opgeborgen in een beschermhoes die met klittenband op de vloer van de bagageruimte is bevestigd. Het gereedschap bevindt zich in een opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte. 66 Ga nooit rijden met de rugleuning van de achterbank neergeklapt als het reservewiel of het wiel met de lekke band zich in de bagageruimte bevindt. Waarschuwingsopdruk "Niet de rugleuning van de achterbank ontgrendelen!" Toegang tot het reservewiel * Open het kofferdeksel. Verwijder het reservewiel door het aan de handgreep van de beschermhoes op te tillen. Zet het wiel rechtop zodat u de waarschuwingsopdruk kunt lezen. Verwijder het klittenband van het loopvlak. Verwijder de riemen aan beide zijden en maak deze los. Haal het wiel uit de beschermhoes. Wanneer u het wiel weer in de hoes stopt, moet het ventiel tegenover de bevestigingen van de riemen uitkomen. * Volgens land van bestemming.

169 Toegang tot het gereedschap * Open het kofferdeksel. Beweeg de vloerplaat van de bagageruimte omhoog met behulp van de riem. Zet de vloerplaat rechtop vast met behulp van de aanslagen aan weerszijden van de bagageruimte. Verwijder de bandenreparatieset zodat u toegang hebt tot de krik. Dit gereedschap is specifi ek voor uw auto. Gebruik het niet voor andere doeleinden. * Volgens land van bestemming. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

170 Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting. Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid. 68 Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto: Maat van de af fabriek gemonteerde banden 5/5 R8 5/0 R9 Maximale afmeting van de schakels sneeuwkettingen niet mogelijk Montagetips Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond. Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt. Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant. Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h. Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn. Maat van banden die van sneeuwkettingen kunnen worden voorzien Maximale afmeting van de schakels 5/5 R8 9 mm Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Het is raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

171 WISSERBLADEN VERVANGEN VOORDAT U EEN WISSERBLAD DEMONTEERT Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen. DEMONTEREN Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. Maak het wisserblad los en verwijder het. MONTEREN Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast. Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug. NA HET MONTEREN VAN EEN WISSERBLAD Zet het contact aan. Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

172 ECO-MODE De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten en de plafonnier nog in totaal maximaal dertig minuten gebruiken. Afhankelijk van de laadtoestand van de accu kan deze periode veel korter zijn. INSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE Na het verstrijken van deze tijd geeft een melding op het display aan dat de eco-mode is ingeschakeld en de actieve functies worden in de ruststand gezet. UITSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt. Start de motor om de functies direct weer te kunnen gebruiken en laat de motor ten minste 5 minuten draaien. Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen. Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu bij te laden. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de paragraaf "Accu"). 70 Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent: - kan het gesprek nog 5 minuten worden voortgezet met de handsfree set van uw Peugeot Connect Sound, - kan het telefoongesprek gewoon worden voortgezet met de Peugeot Connect Nav of de Peugeot Connect D Nav. SPAARFASE De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen. Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming,...) tijdelijk worden uitgeschakeld. Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

173 ACCU TOEGANG TOT DE ACCU STARTEN VAN DE MOTOR MET EEN HULPACCU EN STARTKABELS De accu bevindt zich in de motorruimte. Toegang tot de accu: open de motorkap met de hendel in het interieur en vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde, verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de twee accupolen, wacht na het afzetten van het contact minuten voordat u de accu loskoppelt, maak indien nodig de zekeringkast los om de accu te verwijderen. Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen. Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal afvalstoffendepot. Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en vervolgens op de (+) pool van de hulpaccu B. Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B. Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto. Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien. Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

174 LADEN MET BEHULP VAN EEN ACCULADER Maak de accupoolklemmen los. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen. ACCUKABELS LOSKOPPELEN/AANSLUITEN Laat, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, de verlichting niet herhaaldelijk branden als het contact is afgezet (zie paragraaf "Eco-mode"). Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen. 7 Vóór het loskoppelen van de accukabels Wacht minuten na het afzetten van het contact. Klap de beweegbare spoiler in en sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de accukabels loskoppelt. Trek de vergrendelingshendel D zo ver mogelijk omhoog. Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu. Druk verticaal op de accupoolklem E om hem goed tegen de accu aan te drukken. Zet de accupoolklem vast door de hendel D omlaag te duwen. Forceer de hendel niet, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst. Herhaal de procedure. Na het weer aansluiten van de accukabels Zet het contact aan en wacht minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor het zelf opnieuw initialiseren van: - de sleutel met afstandsbediening, - de elektrische ruitbediening en het automatisch op een kier zetten van de portierruiten, - het GPS navigatiesysteem.

175 EEN LAMP VERVANGEN VERLICHTING VÓÓR Uitvoering met halogeenlampen De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, gebruik een spons met zeepwater of een ph-neutraal product, wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen, raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek. Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding). In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-uv-lampen worden gebruikt. Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specifi caties.. Richtingaanwijzers (PY W amberkleurig).. Dimlicht (H7-55W).. Grootlicht (H-55W).. Verlichting overdag/parkeerlicht (P /5 W). of Verlichting overdag/parkeerlicht (leds). 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

176 Uitvoering met xenonlampen en bochtverlichting Lamp van richtingaanwijzer vervangen 7. Richtingaanwijzers (PYW SV zilverkleurig).. Dimlicht/grootlicht (bochtverlichting) (DS-5W).. Extra grootlicht (H-55W).. Verlichting overdag/parkeerlicht (P/5W). of Verlichting overdag/parkeerlicht (leds). Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder het geheel. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit. De amber- of zilverkleurige lampen, zoals die van de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. Elektrocutiegevaar Het vervangen van een xenonlamp (DS-5W) moet worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de beschermkap om ervoor te zorgen dat de lamp goed wordt afgedicht.

177 Lampen dimlicht vervangen Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Druk de veren uit elkaar om de lamp te kunnen verwijderen. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Lampen grootlicht vervangen Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Druk de veren in om de lamp te kunnen verwijderen. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Lampen verlichting overdag/parkeerlicht vervangen Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder het geheel. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

178 Lampen geïntegreerde zijknipperlichten vervangen ACHTERLICHTEN Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats voor het vervangen van deze lampen. 76 Verlichting overdag/parkeerlicht vervangen Neem voor het vervangen van dit type LED-lamp contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.. Achterlichten (LED's).. Richtingaanwijzers (LED's).. Remlichten/parkeerlichten (P/5W).. Achteruitrijlichten (PW). 5. Mistachterlicht (PW).

179 Lamp van de remlichten/parkeerlichten vervangen Deze lamp wordt van buiten af vervangen: open het kofferdeksel, klik het desbetreffende klepje in de bekleding aan de zijkant los en verwijder het, neem de stekker van de lampunit los, verwijder de twee schroeven van de lampunit, klik de lampunit vanaf de onderzijde los en kantel deze, draai de lamphouder een kwartslag en neem deze los, draai de lamp een kwartslag en vervang deze. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

180 Lamp van de achteruitrijlichten en het mistachterlicht vervangen Deze twee lampen kunnen vanaf de buitenzijde van de achterbumper worden vervangen: klik het beschermkapje via de achterzijde los en kantel het, verwijder het kapje volledig om toegang te krijgen tot de twee schroeven van de lampunit, draai deze twee schroeven een kwartslag en verwijder ze, duw de lampunit richting het interieur van de auto om deze los te klikken en kantel de unit vervolgens, trek de lampunit naar buiten om toegang te krijgen tot de verschillende lamphouders Voor de achteruitrijlichten: trek aan de desbetreffende lamphouder, - draai de lamp een kwartslag en vervang deze. - Voor het mistachterlicht: draai de lamphouder een kwartslag en verwijder deze, - draai de lamp een kwartslag en vervang deze. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Let op: raak om brandwonden te voorkomen de uitlaatpijp niet aan bij het vervangen van een lamp, meteen na het afzetten van het contact, aan de linkerzijde van de auto.

181 Lamp van de parkeerlichten en de richtingaanwijzers vervangen Raadpleeg voor het vervangen van dit type lamp met LED's het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Lamp van het derde remlicht vervangen (LED's) Raadpleeg voor het vervangen van dit type lamp met LED's het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. Lamp van de kentekenplaatverlichting vervangen (W5W) Steek het uiteinde van de autosleutel in het gat in het transparante kapje. Duw deze naar buiten om het kapje los te maken. Verwijder het transparante kapje. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Wassen met een hogedrukspuit Richt bij het verwijderen van hardnekkig vuil met een hogedrukspuit niet direct op de koplampen, de verlichting en omringende delen, anders kunnen de lak en de afdichting beschadigd raken. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

182 80 ZEKERINGEN VERVANGEN TOEGANG TOT HET GEREEDSCHAP De tang voor het verwijderen van zekeringen is zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast dashboard bevestigd: draai de schroef een kwart omwenteling naar links, trek het deksel rechts boven los, maak het deksel helemaal los en draai het om, haal de houder met de tang uit de binnenzijde van het deksel. VERVANGEN VAN EEN ZEKERING Voordat u een zekering vervangt, dient u: de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen, alle stroomverbruikers uit te schakelen, de auto stil te zetten en het contact af te zetten, de defecte zekering op te sporen met behulp van de op de volgende pagina's vermelde tabellen en overzichten. Bij het vervangen van een zekering moet u: - de speciale tang gebruiken om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en de staat van de draad controleren, - een defecte zekering altijd vervangen door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde kleur); het gebruik van een zekering met een andere stroomsterkte kan tot storingen (of zelfs brand) leiden. Wanneer de storing kort na het vervangen van de zekering weer optreedt, moet u de elektrische uitrusting laten controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Goed Defect Tang

183 Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden, en niet volgens de voorschriften van zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het gezamenlijke stroomverbruik van de extra accessoires meer dan 0 milliampère bedraagt. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

184 ZEKERINGEN DASHBOARD De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde) en bevat twee houders. Overzicht zekeringen Zekering Ampère Functies F - Niet gebruikt. F 0 A Massa vergrendeling en supervergrendeling F F F5 5 A 0 A 0 A Elektronische eenheid airbags, actieve motorkap en pyrotechnische gordelspanners. Schakelaar koppelingspedaal, elektrochromatische binnenspiegel, automatische transmissie, eenheid veiligheidsschakeling. Eentraps elektrische ruitbediening, voeding inklapbare buitenspiegels. 8 Toegang tot de zekeringen Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap". F6 - Niet gebruikt. F7 F8 5 A 0 A F9 0 A V-aansluiting. Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje. Autoradio, autoradio/telefoon, multifunctioneel display, detectie te lage bandenspanning, klokje. F0 5 A Stuurkolomschakelaars. F 5 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte. Houder F 5 A Instrumentenpaneel, airconditioning, geheugeneenheid bestuurdersstoel, regen-/lichtsensor, airbags.

185 Zekering Ampère Functies F 5 A Servicecentrale motor, actieve motorkap. F 5 A Multifunctioneel display, pictogrammendisplay veiligheidsgordels en airbag voorpassagier, display instrumentenpaneel, versterker, handsfree set, elektronische eenheid parkeerhulp, USB Box. Houder F5 0 A Vergrendeling en supervergrendeling. F7 0 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming. SH - Shunt tijdens opslag. Zekering Ampère Functies G6 0 A Hifi -versterker. G7 0 A Geheugeneenheid passagiersstoel vóór. G8 0 A Geheugeneenheid bestuurdersstoel. G9 5 A Geheugeneenheid verlichting. G0 0 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

186 8 ZEKERINGEN MOTORRUIMTE De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links). Toegang tot de zekeringen Maak het deksel los. Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast. Overzicht zekeringen Zekering Ampère Functies F 0 A F 5 A Claxon. Voeding elektronische eenheid motor, elektrokleppen inspuitpomp en EGR (diesel), verstuivers (diesel). F 0 A Ruitensproeiers voor. F 0 A Verlichting overdag. F5 F6 F7 5 A 0 A 0 A Luchthoeveelheidsmeter, koelvloeistofpomp, oliepomp, thermostaat, voorverwarming blow-by (benzine), bypass- en EGR-kleppen (diesel), voorverwarming brandstof (diesel). Sensor verdraaiing stuurwiel, elektronische eenheid ABS/ESC, sensor ESC. Elektronische eenheid stuurbekrachtiging, automatische transmissie, niveaucontact koelvloeistof, rempedaalschakelaar met twee functies. F8 5 A Bediening startmotor. F9 0 A Diagnoseaansluiting, bochtverlichting, pomp roetfi lter (diesel). F0 0 A Regelorganen elektronische eenheid motor (benzine: bobines, elektrokleppen, verstuivers, brandstofpomp) (diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen). F 0 A Aanjager airconditioning.

187 Zekering Ampère Functies F 0 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór. F 0 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact). F - Niet gebruikt. F5 0 A Grootlicht rechts. F6 0 A Grootlicht links. F7 5 A Dimlicht links. F8 5 A Dimlicht rechts. F9 F0 F 5 A 0 A 5 A Elektroklep nokkenasverstelling, lambdasondes (benzine), elektrokleppen (diesel). Elektrokleppen ontlasten turbine en absorbtievat (benzine), luchthoeveelheidsmeter (,6 liter THP 00), sensor water in brandstof (diesel). Bediening ventilateurs, pomp turbo (benzine), elektromotor Valvetronic (,6 liter THP 00). 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

188 Overzicht zekeringen boven de accu 86 Zekering Ampère Functies F - Niet gebruikt. F 5 A Rempedaalschakelaar met twee functies. F 5 A Eenheid laadtoestand accu. F 5 A Elektrokleppen ABS/ESC. F5 - Niet gebruikt. F6 5 A Automatische transmissie. Werkzaamheden aan de andere typen zekeringen (tussenmaat zekeringen en hoofdzekeringen) dienen altijd door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats uitgevoerd te worden.

189 SLEPEN VAN EEN AUTO SLEEPOOG Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte. Voor toegang: open het kofferdeksel, til de vloerplaat op met behulp van de riem, zet de vloerplaat vast in verticale positie, tot voorbij de aanslagen aan de zijkanten van het kofferdeksel, neem het sleepoog uit de opbergbak. ALGEMENE AANWIJZINGEN Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. De bestuurder van de auto die wordt gesleept moet over een geldig rijbewijs beschikken. Gebruik bij het slepen met wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden. Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf : - als de auto is gestrand op de autosnelweg, - bij auto's met vierwielaandrijving, - als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten, - bij takelen met slechts twee wielen op de grond, - bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang... 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

190 SLEPEN VAN UW AUTO SLEPEN VAN EEN ANDERE AUTO 88 Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken. Draai het sleepoog vast tot de aanslag. Bevestig de sleepstang. Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de automatische transmissie). Het niet naleven van dit voorschrift kan er toe leiden dat bepaalde onderdelen (remsysteem, transmissie) beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt. Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken. Draai het sleepoog vast tot de aanslag. Bevestig de sleepstang. Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's in. Rijd voorzichtig weg en rijd langzaam. Leg geen grote afstanden af. Deblokkeer het stuurslot door het contact aan te zetten en zet de handrem vrij. Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's in. Rijd voorzichtig weg en rijd langzaam. Leg geen grote afstanden af.

191 TREKKEN VAN EEN AANHANGER De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger en een elektrische aansluiting voor de verlichting en signalering. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak met een zonder gereedschap afneembare kogel, inclusief de originele bedrading, en deze door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats te laten monteren. Als de trekhaak wordt gemonteerd door een ander bedrijf dan van het PEUGEOT-netwerk, moet de montage worden uitgevoerd volgens de voorschriften van de constructeur. ADVIEZEN Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder. Gewichtsverdeling Verdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 000 m 0% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 000 m. Raadpleeg het hoofdstuk "Technische gegevens" voor de gewichten en aanhangergewichten die voor uw uitvoering van de auto van toepassing zijn. Zijwind Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

192 Koeling Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken. Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschakeld als bij het aankoppelen van een aanhanger een originele PEUGEOTtrekhaak wordt gebruikt. Ga wanneer geen aanhanger is aangekoppeld niet rijden zonder dat de afneembare kogel is verwijderd, omdat deze anders voor het mistachterlicht zit. Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. 90 Remmen Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg. Banden Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde. Verlichting Controleer de verlichting van de aanhanger.

193 REINIGEN EN ONDERHOUDEN Raadpleeg de algemene voorschriften met betrekking tot het reinigen en onderhouden van uw auto in het onderhouds- en garantieboekje. PEUGEOT TECHNO TEP Gebruik bij het schoonmaken van deze bekleding geen oplos- of schoonmaakmiddel in combinatie met een droge doek. Stof de bekleding eerst af en gebruik vervolgens een zachte doek en zeepwater. Droog de bekleding af met een andere zachte doek. ALUMINIUM DAKBOGEN Gebruik bij het schoonmaken van de dakbogen nooit een droge doek of schuurmiddel. Gebruik een spons met zeepwater. KOPLAMPEN EN ACHTERLICHTEN De koplampen zijn uitgerust met glazen van polycarbonaat voorzien van een beschermlaag. Gebruik voor het schoonmaken van de koplampen nooit een droge doek of een schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel. Gebruik een spons en zeepwater. Om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken, is het raadzaam de koplampen, de achterlichten en omgeving niet te reinigen met een hogedrukreiniger. Houd u bij het gebruik van een hogedrukreiniger aan de voorschriften met betrekking tot de druk en de spuitafstand. Verwijder eerst hardnekkig vuil met behulp van een spons en lauw zeepwater. STICKERSETS VOOR PERSOONLIJKE STYLING Deze stickersets zijn voorzien van een speciale behandeling tegen veroudering en losscheuren. De stickers zijn ontworpen om de carrosserie van de auto een persoonlijke tint te geven. Het is raadzaam de stickersets, die ook leverbaar zijn als accessoire, te laten aanbrengen door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. Als u bij het wassen van de auto gebruikmaakt van een hogedrukspuit, houd dan het uiteinde van de spuit op een afstand van ten minste 0 cm van de stickers. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

194 9 MATTE LAK Mocht uw auto voorzien zijn van een matte blanke laklaag, volg dan de volgende voorschriften op ter voorkoming van beschadiging van de laklaag door inadequate behandeling. Deze voorschriften gelden ook voor lichtmetalen velgen die voorzien zijn van een matte blanke laklaag. Wrijf nooit over een droge carrosserie. Was uw auto niet in een wasstraat met borstels. Gebruik nooit poetsmiddelen voor de carrosserie of de lichtmetalen velgen. Poetsen doet de lak glimmen. Gebruik geen lakreiniger, schuurmiddel of poetsmiddel en zet de auto ook niet in de was. Deze producten zijn uitsluitend geschikt voor glimmende oppervlakken. Wanneer deze producten worden gebruikt voor auto's met een matte lak, kan de laklaag ernstig worden beschadigd, hetgeen zich uit in niet meer te verwijderen glimmende oppervlakken of vlekken. Gebruik geen hogedrukspuit voorzien van een borstel, aangezien dit krassen op de carrosserie achterlaat. Kies nooit een wasprogramma dat eindigt met het aanbrengen van een warme waslaag. Gebruik van het gamma "TECHNATURE" - de door PEUGEOT erkende en voorgeschreven onderhoudsmiddelen - de insectenverwijderaar en autoshampoo; dit zijn de enige gechikte producten voor de carrosserie. De insectenverwijderaar kan ook gebruikt worden voor het reinigen van kleine vlekjes, zoals vingerafdrukken. Laat lakreparaties uitsluitend over aan het PEUGEOT-netwerk of aan een gekwalifi ceerde werkplaats. Wij adviseren u voor het wassen een hogedrukspuit of minimaal een waterslang met hoge druk te gebruiken. Het is raadzaam de auto met onthard water af te spoelen. Maak uw auto uitsluitend droog met een microvezel doek, zonder hard te wrijven. Verwijder eventuele brandstofvlekken van de carrosserie uitsluitend met een zachte doek en laat de lak vervolgens drogen.

195 ACCESSOIRES Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het PEUGEOT-netwerk. Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van PEUGEOT. "Styling": met leder en alcantara bekleed sportstuurwiel, met alcantara beklede pookhoes, lichtmetalen velgen, koolstofvezel buitenspiegelkappen... "Comfort": parkeerhulp vóór, thermomodule... "Familie en recreatie": bak in bagageruimte, bagagestopper, fi etsendrager op trekhaak, trekhaak met zonder gereedschap afneembare kogel, trekhaakbedrading... Bij montage van een trekhaak en bedrading door een andere dan een dealer van het PEUGEOT-netwerk, moeten de voorschriften van de fabrikant worden opgevolgd. "Veiligheid": inbraakalarm, graveren van ruiten, slotbouten, alcoholtest, EHBO-trommel, brandblusser, gevarendriehoek, veiligheidsvest, zitverhogingen en kinderzitjes, voertuigvolgsysteem voor lokalisering na diefstal, sneeuwkettingen, sneeuwsokken... "Bescherming": bak in bagageruimte, matten *, bumperstootlijsten, autohoes... * Om te voorkomen dat pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd, - leg nooit meerdere matten op één plaats. 8/ PRAKTISCHE INFORMATIE

196 "Multimedia": portable navigatiesystemen, Wifi on Board... Installeren van radiocommunicatiezenders Voordat u radiozenders als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het PEUGEOT-netwerk informeren naar de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifi eke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders ter beschikking, volgens de Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (00/0/EG). Bij het PEUGEOT-netwerk zijn tevens reinigings- en onderhoudsmiddelen (voor interieur en exterieur) verkrijgbaar, waaronder de milieuvriendelijke producten van het "TECHNATURE"- gamma, evenals producten voor het bijvullen van reservoirs (ruitensproeiervloeistof...), lakstiften en spuitbussen lak in de exacte kleur van uw auto en navullingen (patroon voor noodreparatieset voor banden)... Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van een veiligheidsvest, een gevarendriehoek en een set reservelampen en -zekeringen in de auto verplicht zijn. 9 Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van PEUGEOT voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken. Houdt u rekening met deze te nemen voorzorgmaatregel. Wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

197 BENZINEMOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN Motoren,6 l THP 50 pk,6 l THP 56 pk,6 l THP 6 pk,6 l THP 00 pk Versnellingsbakken Automaat (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) Automaat (6 versnellingen) Handgeschakeld (6 versnellingen) Type variant uitvoering: J... 5FE-J 5FV-8 5FV-A 5FM-J 5FU-8 Cilinderinhoud (cm ) Boring x slag (mm) 77 x 85,8 77 x 85,8 77 x 85,8 77 x 85,8 Max. vermogen: ECE-norm (kw) * Toerental bij max. vermogen (t/min) Max. koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij max. koppel (t/min) Brandstof Loodvrij Loodvrij Loodvrij Loodvrij Katalysator Ja Ja Ja Ja Inhoud olie (in liter) Motor (met fi lter),5,5,5,5,5 * Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 999/99/CE). 9/ TECHNISCHE GEGEVENS

198 GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (IN KG) VAN AUTO'S MET BENZINEMOTOREN Motoren,6 l THP 50 pk,6 l THP 56 pk,6 l THP 6 pk,6 l THP 00 pk Versnellingsbakken Automaat Handgeschakeld Automaat Automaat Handgeschakeld Type variant uitvoering: J... 5FE-J 5FV-8 5FV-A 5FM-J 5FU-8 - Ledig gewicht Gewicht rijklaar Nuttig laadvermogen Maximaal technisch toegestane massa totaal Maximaal toegestaan treingewicht max. hellingspercentage % Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) max. hellingspercentage 0% of % Aanhanger geremd * (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) Aanhanger ongeremd Aanbevolen kogeldruk * Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag. Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 000 meter met 0% te worden verminderd. Max. snelheid bij het trekken van een aanhanger 00 km/h (of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h)). Bij hoge buitentemperatuur zullen ter bescherming van de motor de prestaties minder zijn. Verminder het aanhangergewicht als de buitentemperatuur meer dan 7 C bedraagt.

199 DIESELMOTOR EN VERSNELLINGSBAK Motor Versnellingsbak Type variant uitvoering: J...,0 l HDi 6 pk Handgeschakeld (6 versnellingen) RHH-8 Cilinderinhoud (cm ) 997 Boring x slag (mm) 85 x 88 Max. vermogen: ECE-norm (kw) * 0 Toerental bij max. vermogen (t/min) 750 Max. koppel: ECE-norm (Nm) 0 Toerental bij max. koppel (t/min) 000 Brandstof Katalysator Roetfi lter Inhoud olie (in liter) Motor (met fi lter) - * Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 999/99/CE). Diesel Ja Ja 9/ TECHNISCHE GEGEVENS

200 GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (IN KG) VAN AUTO'S MET DIESELMOTOR Dieselmotor Versnellingsbak Type variant uitvoering: J...,0 l HDi 6 pk Handgeschakeld RHH-8 - Ledig gewicht 70 - Gewicht rijklaar 5 - Nuttig laadvermogen 55 - Maximaal technisch toegestane massa totaal 85 - Maximaal toegestaan treingewicht 98 max. hellingspercentage % 5 - Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) max. hellingspercentage 0% of % Aanhanger geremd * (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) - Aanhanger ongeremd Aanbevolen kogeldruk 65 * Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag. Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 000 meter met 0% te worden verminderd. Max. snelheid bij het trekken van een aanhanger 00 km/h (of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h)). Bij hoge buitentemperatuur zullen ter bescherming van de motor de prestaties minder zijn. Verminder het aanhangergewicht als de buitentemperatuur meer dan 7 C bedraagt. 650

201 AFMETINGEN (IN MM) 9/ TECHNISCHE GEGEVENS

202 IDENTIFICATIE De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identifi catie en registratie van de auto. A. Serienummer onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun. Til de kunststof afdekking op om het serienummer af te lezen. B. Serienummer op de onderste voorruittraverse. Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit. C. Constructeurssticker. Het nummer staat op een eenmalige sticker op de portiersponning, onder de slotplaat van het portier aan de rechterzijde. Op deze sticker staat ook het ledig gewicht, de maximum technisch toegestane massa totaal en het maximum toegestaan treingewicht. D. Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak. Deze sticker is op de portiersponning aan bestuurderszijde bevestigd, en bevat de volgende informatie: - bandenspanning zonder en met volle belading, - velgmaat en bandenmaat, - door de constructeur aanbevolen bandenmerken, - bandenspanning van het reservewiel, - kleurcode van de lak. 00 Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats voor alle informatie over de mogelijkheden voor het gebruik van sneeuwkettingen. Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden. Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

203 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 0

204 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 0 Druk in geval van nood langer dan seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale PEUGEOT CONNECT SOS is verstuurd *. Het groene ledlampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene ledlampje dooft. De annulering wordt bevestigd met een gesproken bericht. Om een oproep te annuleren kunt u ook de alarmcentrale PEUGEOT CONNECT SOS melden dat de oproep per vergissing werd verstuurd. De alarmcentrale PEUGEOT CONNECT SOS lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt in uw landstaal contact met u op ** en roept indien nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten **. In landen waar de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (), zonder lokalisatie. Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan. * Afhankelijk van de algemene gebruiksvoorwaarden, die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en de technische beperkingen van het systeem. ** Afhankelijk van de geografische g dekking van PEUGEOT CONNECT SOS en PEUGEOT CONNECT ASSISTANCE en van de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschikbare diensten van PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op bekijken. Druk langer dan seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd **. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd. Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht. WERKING VAN HET SYSTEEM Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het oranje lampje knippert: er is een storing in het systeem. Het oranje lampje blijft branden: de noodbatterij moet vervangen worden. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk. Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel confi gureren. In een meertalig land kunt u het systeem laten confi gureren in de offi ciële landstaal van uw voorkeur. Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de diensten van PEUGEOT CONNECT, behoudt de constructeur zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.

205 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # PEUGEOT CONNECT D NAV Let op: de noodoproep en de diensten worden alleen geactiveerd als de geïntegreerde telefoon wordt gebruikt met een geldige simkaart. Deze functies werken niet als een Bluetooth-telefoon wordt gebruikt en er geen simkaart is geplaatst. Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de diensten van PEUGEOT. Druk in een noodgeval op de toets SOS tot een geluidssignaal klinkt en het scherm "Bevestigen / Annuleren" wordt weergegeven (als een geldige simkaart is geplaatst). Er wordt verbinding gemaakt met de helpdesk Peugeot Urgence die de auto lokaliseert en zo snel mogelijk de benodigde hulpdiensten waarschuwt. In landen waar geen helpdesk beschikbaar is, of waar lokalisering van de auto niet is toegestaan, wordt de oproep doorgeschakeld naar het alarmnummer (). Voor meer informatie over het merk PEUGEOT, selecteer "Customer Contact Centre". Customer Contact Centre Selecteer "Peugeot Assistance" om een pechhulpdienst op te roepen. * Peugeot Assistance * Als de elektronische eenheid airbags een aanrijding detecteert, wordt er automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags wel of niet zijn geactiveerd. Als de melding "Noodprogramma noodoproep" wordt weergegeven in combinatie met het knipperen van het oranje verklikkerlampje, is er een storing opgetreden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en de beschikbaarheid. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel confi gureren. 0

206 0

207 PEUGEOT CONNECT D NAV AUTORADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH-TELEFOON GPS EUROPA INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Na het afzetten van de motor schakelt het systeem zichzelf tijdens de overgang naar de eco-mode uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 0 Basisfuncties 0 Gesproken commando's en stuurkolomschakelaars 0 Algemene werking 0 Navigatie 05 Verkeersinformatie 06 Radio 07 Multimediaspelers 08 Bellen 09 Menustructuur display Veelgestelde vragen blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz

208 0 BASISFUNCTIES BEDIENINGSPANEEL Peugeot Connect D Nav Toegang tot het Menu "Media" (CD audio, Jukebox, Aux-ingang). Weergave van de tracklijst. Wijzigen van geluidsbron. Toegang tot het Menu "Navigatie" en weergave van de laatst gekozen bestemmingen. Annuleren van de bewerking. Lang indrukken: terugkeren naar de hoofdweergave. Toegang tot het Menu "Verkeer". Toegang tot het Menu "Adresboek". Toegang tot het Menu "Radio" Weergave van de lijst met zenders in alfabetische volgorde (FM-band ) of in volgorde van frequentie (AM-band). Toegang tot het Menu "SETUP" (confi guratie). Lang indrukken: GPS-dekking. Audio-instellingen (balans/ fader, bassen/hoge tonen, muzieksfeer...). Volumeregeling (afzonderlijk in te stellen voor iedere bron, inclusief meldingen en waarschuwingen van het navigatiesysteem). Lang indrukken: initialiseren van het systeem. Kort indrukken: geluid onderbreken (mute). Invoer van nummers of letters op het alfanumerieke toetsenbord. 0 voorkeuzezenders radio. Automatisch zoeken naar radiozenders met een lagere/ hogere frequentie. Selecteren van het vorige/ volgende nummer op de CD of de vorige/volgende MP. SD-kaartlezer. Kort indrukken: wissen van het laatste karakter. 06

209 0 BASISFUNCTIES NAVIGATIETOETS Peugeot Connect D Nav Druk naar links of naar rechts: Bij weergave op het scherm "RADIO": weergave: vorige/volgende frequentie selecteren. Bij weergave "MEDIA": weergave: vorige/volgende track selecteren. Bij weergave van KAART of NAVIGATIE: horizontaal verplaatsen van de kaart. Druk op omhoog/omlaag : Bij weergave "RADIO": vorige/volgende voorkeuzezender selecteren. Bij weergave van het scherm "MEDIA": MP-map selecteren. Bij weergave van KAART of NAVIGATIE: verticaal verplaatsen van de kaart. Verder gaan naar de volgende bladzijde of terugkeren naar de vorige bladzijde. Verplaatsen op het virtueel weergegeven toetsenbord. OK: bevestigen van het op het display geselecteerde item. Selecteren van het achtereenvolgens weergeven op het scherm KAART/NAV (tijdens navigatie)/tel (tijdens een gesprek)/"radio" of "MEDIA" tijdens het afspelen. Normale weergave of zwart scherm. GESPREK BEANTWOORDEN: toegang tot het Menu "Telefoon". Bluetooth-verbinding, accepteren inkomend gesprek. OPHANGEN: Toegang tot het Menu "Telefoon". Gesprek beëindigen of inkomend gesprek weigeren, Bluetooth-verbinding. Draaien aan de draaiknop: Bij weergave "RADIO": selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender in de lijst. Bij weergave "MEDIA": vorige/volgende MP- of CD-track selecteren. Bij weergave van KAART of NAVIGATIE: in-/uitzoomen op de kaart. Verplaatsen van de cursor in een menu. 07

210 NAV TRAFFIC ADDR BOOK GHI 7 PQRS SETUP ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 GESPROKEN COMMANDO'S EN STUURKOLOMSCHAKELAARS GESPROKEN COMMANDO'S - SPRAAKHERKENNING Wij raden u aan om voordat u het systeem de eerste keer gebruikt, de gebruiksadviezen te beluisteren, hardop uit te spreken en te herhalen. CONTEXT GESPROKEN COMMANDO RESULTAAT ALGEMEEN Hulp adresboek Hulp spraakherkenning Hulp media Hulp navigatie Hulp telefoon Hulp radio Annuleren Aanpassen Toegang tot het helpscherm adresboek Toegang g tot het helpscherm spraakherkenning Toegang tot het helpscherm beheer media Toegang tot het helpscherm navigatie Toegang tot het helpscherm telefoon Toegang tot het helpscherm autoradio Om het laatste gesproken commando te annuleren Verzoek om het aanpassen van het laatste gesproken commando Wissen SETUP Druk op de toets SETUP en selecteer de functie "Taal en spraakfuncties". Draai aan de ring en selecteer "Instellen spraakherkenning". Activeer de spraakherkenning. Selecteer "Gebruiksadviezen". * RADIO Zender kiezen Zender <tts:stationname> Zenderlijst beluisteren Noem frequentie Frequentieband kiezen AM FM Verkeersinfo activeren Verkeersinfo uitschakelen Selecteren van een radiozender Selecteren van een radiozender met het RDS-label <tts:station Name> uit de RADIO-lijst Beluisteren van de lijst met beschikbare zenders Beluisteren van de frequentie van de ontvangen radiozender Kiezen van de frequentieband (AM of FM) Selecteren van de AM-band Selecteren van de FM-band Activeren van de Info Trafi c (TA) Uitschakelen van de Info Trafi c De afhankelijk van de context hardop uit te spreken teksten worden weergegeven in de volgende tabellen. Spreek hardop uit en uw Peugeot Connect D Nav voert uw commando uit. U kunt de spraakherkenning activeren door het uiteinde van de lichtschakelaar in te drukken. NAVIGATIE Bestemming invoeren Gesproken commando's uitschakelen Gesproken commando's activeren Adres opslaan Navigatie starten Navigatie stopzetten Naar opgeslagen bestemming navigeren Points Of Interest zoeken Commando om een nieuwe bestemming in te voeren Uitschakelen van de gesproken commando's tijdens de navigatie Activeren van de gesproken commando's tijdens de navigatie Opslaan van een adres in het adresboek Starten van de navigatie (als de bestemming is ingevoerd) Stopzetten van de navigatie Starten van de navigatie naar een al eerder opgeslagen bestemming Starten van de navigatie naar een Point Of Interest 08

211 0 GESPROKEN COMMANDO'S EN STUURKOLOMSCHAKELAARS GESPROKEN COMMANDO'S - SPRAAKHERKENNING CONTEXT GESPROKEN COMMANDO RESULTAAT MEDIA Media Bron selecteren CD-speler Jukebox USB AUX-aansluiting SD-kaart Track < - 000> Map < - 000> Selecteren van de MEDIA-bron Kiezen van een geluidsbron Selecteren van de CD-speler Selecteren van de Jukebox Selecteren van het USB-station Selecteren van de AUX-aansluiting Selecteren van de SD-kaart Selecteren van een gegeven g track (van tot 000) van het geactiveerde MEDIUM Selecteren van een map p( (van tot 000) van het geactiveerde MEDIUM TELEFOON Telefoonmenu Nummer invoeren Telefoonboek Bellen Nummer opslaan Opnemen Weigeren ADRESBOEK Adresboekmenu <bestand> bellen Naar <bestand> navigeren Openen van het Telefoonmenu Invoeren van een te bellen telefoonnummer Openen van het telefoonboek Starten van een telefoongesprek Opslaan van een nummer in het telefoonboek Aannemen van een inkomend telefoongesprek Weigeren van een inkomend telefoongesprek Openen van het adresboek Bellen van het bestand met het label <bestand> zoals beschreven in het adresboek Starten van de routebegeleiding g naar een adres uit het adresboek via het label <bestand> 09

212 0 GESPROKEN COMMANDO'S EN STUURKOLOMSCHAKELAARS BEDIENING VIA DE STUURKOLOMSCHAKELAARS Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Audio-CD: selecteren van het vorige/ volgende nummer. Als "MEDIA" op het display wordt weergegeven: MP-CD/SD-KAART/JUKEBOX: selecteren van de vorige/volgende index. Selecteren van het vorige/volgende item van het adresboek. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/SD-KAART/JUKEBOX: selecteren van het volgende nummer. CD/SD-KAART/JUKEBOX: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Ruitenwisserschakelaar: weergave "RADIO" en "MEDIA". Lichtschakelaar: kort indrukken: inschakelen van de bediening via gesproken commando's; lang indrukken: weergave van de actuele navigatieaanwijzing. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bellen via het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen. Bevestigen van een selectie. Langer dan seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Mute: geluid onderbreken door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen. Volume verlagen. 0 Radio: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD/SD-KAART/JUKEBOX: selecteren van het vorige nummer. CD/SD-KAART/JUKEBOX: continu indrukken: versneld terugspoelen.

213 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN CONTEXT Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, kunt u kiezen voor de volgende weergaven: RADIO/ MULTIMEDIA / VIDEO KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM TELEFOON ( Tijdens een telefoongesprek ) NAVIGATIE ( Tijdens navigatie ) SETUP SETUP: toegang tot het menu "SETUP": taalkeuze * en stemfuncties *, steminstellingen (rubriek 09), datum en tijd *, weergave, eenheden en systeeminstellingen. * Beschikbaar afhankelijk van de uitvoering. TRAFFIC MEDIA VERKEER: toegang tot het Menu Verkeer: weergave van actuele verkeersberichten. MEDIA: Menu Audio-DVD Menu Dvd-video Lang indrukken: toegang tot de GPS-dekking en de demomodus. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. Raadpleeg voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden de rubriek "Menustructuren displays" in deze handleiding.

214 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door op OK te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. NAVIGATIE (TIJDENS NAVIGATIE): Navig. afbr. Bericht herhalen Omleiden route Annuleren Omleiding vergr. Omleiding verkl. Herberekenen Kaart verplaatsen Route bladeren Route-info Route-info Navigatiecriteria Uitsluitingen Aantal satel. Aantal etappes Route bladeren Kaart verplaatsen Gespr. bericht Navigatie-opties Navigatiecriteria Route op basis van verkeerssituatie Uitsluitingen Route herberekenen TELEFOON: Ophangen In wacht zetten Bellen DTMF-tonen Privémodus Micro uit MULTIMEDIASPELERS: Verkeersinfo (TA) Afspeelopties Normaal Willekeurig nummer Introscan Bestemm. tonen Selecteer bron

215 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT RADIO: KAART OP VOLLEDIG SCHERM: Kaart naar noorden gericht FM Navigatie afbreken/navig. hervatten Richting van de auto Verkeersinfo (TA) Bestemming/Etappe toevoegen Kaart verplaatsen RDS Points of Interest Radiotekst Regionaal prog. AM AM Verkeersinfo (TA) AM-lijst vernieuwen FM Info over plaats Opties Navig. naar Bellen Plaats opslaan Kaart verplaatsen Kaartinstellingen Kaartweergave in D Kaartweergave in D perspectief AUDIO-DVD (LANG INDRUKKEN): Stop Groep Groep./n Afspeelopties Normaal/Willekeurig nummer/introscan TA Bron kiezen Kaartweergave in D

216 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT VIDEO-DVD (LANG INDRUKKEN): Voorbeelden: Afspelen Stop DVD-menu's DVD-menu DVD-hoofdmenu Lijst met titels Hoofdstukken DVD-opties Audio Ondertitels Hoek

217 Peugeot Connect D Nav BIEDT: - een kaartinstelling voor kaartweergave in D, D perspectief en D. Kaartweergave in D Kaartweergave in D perspectief Kaartweergave in D - de configuratie van het systeem via gesproken commando's. 5

218 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN De gesproken commando's voor NAVIGATIE staan vermeld in rubriek 0. Tijdens de navigatie kan de laatste aanwijzing worden herhaald door het uiteinde van de lichtschakelaar lang in te drukken. NAV Druk op de toets NAV. Selecteer de functie Adresinvoer en druk op OK om te bevestigen. * * Adresinvoer Onder de functie Menu Navigatie verschijnen de 0 laatst gekozen bestemmingen. Selecteer het land en draai vervolgens aan de draaiknop om de plaatsnaam te selecteren. Druk op OK om te bevestigen. * Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk vervolgens op OK om te bevestigen. * Selecteer de letters van de plaatsnaam een voor een en druk telkens op OK om te bevestigen. * Menu Navigatie Selecteer de functie Bestemming invoeren en druk op OK om te bevestigen. Bestemming invoeren * Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een lijst van plaatsen in het gekozen land beschikbaar die kunnen worden geselecteerd door de eerste letters van de plaatsnaam in te voeren. 6

219 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE Met de -richtingen navigatietoets is het mogelijk de kaart te verplaatsen. Met het snelkeuzemenu van kaart volledig scherm is het mogelijk de oriëntatierichting te kiezen. Druk op OK, selecteer vervolgens Kaartinst. en bevestig. Draai aan de draaiknop en selecteer OK. Druk op OK om te bevestigen. * Selecteer vervolgens Navigatie starten en druk op OK om te bevestigen. * Voor een snellere invoer is het mogelijk rechtstreeks een postcode in te voeren via de functie Postcode. Gebruik het virtuele toetsenbord om de letters en cijfers in te voeren. Selecteer de navigatiecriteria: Geoptimaliseerde route, Kortste route of Snelste route en druk op OK om te bevestigen. Herhaal de stappen 5 t/m 7 voor de functies Huisnummer en Straat. * Navigatie starten * Selecteer de functie Opslaan in adresboek om het ingevoerde adres in het geheugen op te slaan. Druk op OK om de selectie te bevestigen. De Peugeot Connect D Nav kan maximaal 000 contactgegevens opslaan. Selecteer de route die overeenkomt met de kleur van de weergegeven route en druk op OK om te bevestigen en de navigatie te starten. * Om een bestemming te wissen; selecteer vanaf de etappes tot "Uit laatste bestemm. kiezen". Door lang op een van de bestemmingen te kiezen verschijnt een lijst met handelingen waaruit u kunt kiezen: Er kan ook een bestemming worden geselecteerd Uit laatste bestemm. kiezen of Uit adresboek kiezen, door het selecteren van een kruispunt, stadscentrum, geografi sche coördinaten of een plaats rechtstreeks op de Kaart. Bestemming wissen Laatste bestemmingen wissen Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemm. kiezen 7

220 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ DEF # 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE EEN THUISADRES KIEZEN EN NAVIGEREN NAAR "THUIS" Om een adres als "Thuis" aan te wijzen, moet het desbetreffende adres zijn opgeslagen in het adresboek, bijvoorbeeld via "Bestemming invoeren" / "Adresinvoer" en vervolgens "Opslaan in adresboek". Selecteer het adresbestand van het thuisadres en bevestig. Selecteer vervolgens "Adresbestand wijzigen" en bevestig. Een adresbestand wijzigen * NAV Druk twee keer op de toets NAV om het Menu "Navigatie" weer te geven. Selecteer "Aanwijzen als "Thuis"" en bevestig om op te slaan. Menu "Navigatie" * Als "Thuis " aanwijzen * Selecteer "Bestemming invoeren" en bevestig. Selecteer vervolgens "Uit adresboek kiezen" en bevestig. Bestemming invoeren * Druk om het navigeren naar "Thuis" te starten twee keer op NAV, zodat het Menu "Navigatie" wordt weergegeven. Selecteer "Bestemming invoeren" en bevestig. Selecteer vervolgens "Navigatie THUIS" en bevestig om de navigatie te starten. 8

221 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES Tijdens de weergave van de kaart op het scherm kunnen de Kaartinstellingen worden geselecteerd, en vervolgens Kaartweergave in D/Kaartweergave in D perspectief/kaartweergave in D/Richting noorden/richting auto. De driedimensionale weergave van de bebouwing is afhankelijk van het ontwikkelingsstadium van de stadskaarten. NAV Druk op de toets NAV. * Selecteer de functie Rekening houden met verkeer. Deze functie geeft toegang tot de opties Zonder omleiding, Met bevestiging en Automatisch. * Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op OK om te bevestigen. Menu Navigatie * Rekening houden met verkeer Selecteer de functieuitsluitingscriteria. Deze functie geeft toegang tot de optie Uitsluiten (autosnelwegen, tolwegen, veerboten, tunnels). * Selecteer de functie Navigatieopties en druk op OK om te bevestigen. Uitsluitingscriteria * Navigatieopties Selecteer de functie Navigatiecriteria en druk op OK om te bevestigen. Met deze functie kunnen de navigatiecriteria worden gewijzigd. * Draai aan de draaiknop en selecteer de functie Route herberekenen om rekening te houden met de geselecteerde navigatieopties. Druk op OK om te bevestigen. * Navigatiecriteria Route herberekenen 9

222 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE ETAPPE TOEVOEGEN Na het selecteren van de bestemming kunnen etappes aan de route worden toegevoegd of worden verwijderd. NAV Druk op de toets NAV. * Voer bijvoorbeeld een nieuw adres in. Nieuw adres invoeren * Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op OK om te bevestigen. * Selecteer na het invoeren van het nieuwe adres Navigatie starten en druk op OK om te bevestigen. Navigatie starten * Menu Navigatie Selecteer de functie Etappes en druk op OK om te bevestigen. Plaats de etappe in de lijst en druk op OK om te bevestigen. * Etappes * Herhaal de stappen t/m 7 zo vaak als nodig is, selecteer Route herberekenen en druk op OK om te bevestigen. Selecteer de functie Etappe toevoegen (maximaal 5 etappes) en druk op OK om te bevestigen. Etappe toevoegen * Herhaal de stappen t/m om de etappes te wijzigen en selecteer Route aanpassen (selecteer, verwijder of verplaats een etappe uit de lijst met behulp van de drukknop om de volgorde te wijzigen, bevestig de nieuwe positie en sluit af met Route herberekenen). 0

223 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE POINTS OF INTEREST ZOEKEN (POI) Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). NAV Druk op de toets NAV. Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op OK om te bevestigen. Menu Navigatie * * Selecteer de functie In plaats om points of interest in de gewenste plaats te zoeken. Kies het land en voer vervolgens de plaatsnaam in met behulp van het virtuele toetsenbord. In plaats Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een overzicht van plaatsnamen in het geselecteerde land beschikbaar. * Selecteer de functie POI zoeken een druk op OK om te bevestigen. POI zoeken Selecteer de functie Dichtbij om points of interest in de nabijheid van de auto te zoeken. * Selecteer de functie In een land om points of interest in het gewenste land te zoeken. In een land * Dichtbij Selecteer de functie Bij bestemming om points of interest in de omgeving van de eindbestemming te zoeken. * Selecteer de functie Langs de route om points of interest in de nabijheid van de route te zoeken. * Bij bestemming * Langs de route

224 0 NAVIGATIE POI-LIJST Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.

225 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE UPDATEN POI'S Download vanaf internet het updatebestand voor de POI'S en zet het op een SD-kaart of USB-stick. Deze dienst is beschikbaar via Druk op NAV, selecteer Menu "Navigatie", vervolgens "Instellingen" en "Persoonlijke POI's importeren". Menu "Navigatie" NAV Instellingen Persoonlijke POI 's importeren * De bestanden moeten in zijn geheel worden gekopieerd op het gekozen medium. Selecteer het gebruikte medium ("USB" of "SD-kaart") en druk op OK. * Plaats de SD-kaart of de USB-stick met het bestand voor Points Of Interest in de SDkaartlezer of de USB-speler van het systeem. Een melding geeft aan dat het downloaden succesvol is afgerond. Het systeem wordt opnieuw gestart. De versie van de POI's is beschikbaar in het menu SETUP \ Systeemparameters.

226 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 0 NAVIGATIE INSTELLINGEN VAN DE GESPROKEN BERICHTEN Druk op OK als de navigatie op het scherm wordt weergegeven. gg Selecteer vervolgens wel of niet "Gesproken bericht" om de weergave van gesproken commando's van het navigatiesysteem te activeren of uit te schakelen. Gebruik de volumetoets om de geluidssterkte in te stellen. * Selecteer de functie "Instellingen" en druk op OK om te bevestigen. Instellingen * Het volume van de meldingen voor risicozone-poi's kan alleen worden ingesteld als een dergelijke melding wordt uitgesproken. INSTELLINGEN VAN POI'S EN RISICOZONES Selecteer de functie "POI-categorieën op kaart" om de POI's die standaard op de kaart worden weergegeven in te stellen. POI-categorieën op kaart * NAV Druk op de toets NAV. * Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu "Navigatie" en druk op OK om te bevestigen. Menu "Navigatie" * Selecteer "Risicozones instellen" voor toegang tot de functies "Weergave op kaart", "Visuele waarschuwing" en "Geluidssignaal". Risicozones instellen *

227 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 05 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN TMC-berichten (Trafi c Message Channel) geven real time informatie over het verkeer en de weersomstandigheden en worden aan de bestuurder doorgegeven g in de vorm van gesproken berichten en visuele meldingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan vervolgens een alternatieve route voorstellen. Selecteer het gewenste fi lter: TRAFFIC Druk op de toets TRAFFIC. * Alle berichten op route Waarsch.berichten op route Alleen waarschuwingsberichten Alle berichten * De lijst met TMC-berichten verschijnt onder Menu Verkeer op volgorde van nabijheid. Selecteer Geografi sch fi lter. Geografisch filter * Druk nogmaals op de toets TRAFFIC of selecteer het Menu Verkeer en druk op OK om te bevestigen. Menu Verkeer * Wanneer alle berichten over het traject worden geselecteerd, wordt aanbevolen een geografi sche fi lter (over een straal van 5 km bijvoorbeeld) toe te voegen om het aantal berichten dat op de kaart verschijnt te verkleinen. Het geografi sch filter volgt de verplaatsing van de auto. Selecteer Voorkeurslijst selecteren en druk op OK om te bevestigen. * De fi lters werken onafhankelijk en beïnvloeden elkaar niet. Het is raadzaam om: - een fi lter van 0 km rondom de auto in te schakelen voor een gebied met een dicht wegennet, - een fi lter van 50 km rondom de auto of een fi lter voor het traject in te schakelen voor trajecten op autosnelwegen. 5

228 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 05 VERKEERSINFORMATIE BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: - het station zendt verkeersinformatie uit. - het station zendt geen verkeersinformatie uit. - de weergave van verkeersinformatie is uitgeschakeld. De functie TA (Traffi c Announcement) )geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD,...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. g Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld: Druk op de draaiknop als de huidige geluidsbron op het display wordt weergegeven. * Het snelkeuzemenu van de geluidsbron verschijnt en geeft toegang tot: Verkeersinfo (TA) Selecteer Verkeersinfo (TA) en druk ter bevestiging op de draaiknop voor toegang tot de desbetreffende instellingen. * 6

229 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 06 RADIO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. SELECTEREN VAN EEN ZENDER RDS - REGIONALE FUNCTIE RADIO Druk op de toets RADIO om de alfabetische lijst met lokaal te ontvangen zenders weer te geven. Druk tijdens het luisteren naar de radio op OK. * Selecteer het gewenste station met de draaiknop en druk om te bevestigen. * Het snelkeuzemenu van de radiofunctie verschijnt en geeft toegang tot de volgende opties: Druk tijdens het luisteren naar de radio op de toetsen om automatisch te zoeken naar lagere of hogere frequenties. Verkeersinfo (TA) RDS Radiotekst Regionaal prog. AM Draai als het scherm RADIO wordt weergegeven aan de draaiknop of gebruik de -weg navigatietoets om de vorige of volgende voorkeuzezender te selecteren. * Selecteer de gewenste functie en druk op OK om te bevestigen en de desbetreffende instellingen te wijzigen. * Druk langer dan seconden op een van de numerieke toetsen om de zender waarop is afgestemd op te slaan. U hoort een geluidssignaal ter bevestiging. Druk op de numerieke toets om naar de zender te luisteren die onder die toets is opgeslagen. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. 7

230 07 MULTIMEDIASPELERS CD, MP/WMA-CD, SD-KAART MP / WMA / USB-SPELER INFORMATIE EN ADVIEZEN De formaten MP (afkorting van MPEG, &.5 Audio Layer ) en WMA (afkorting van Windows Media AudioM, eigendom van Microsoft) zijn standaarden voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid bieden enkele tientallen nummers op één CD te plaatsen. Aansluiten van een IPod : Sluit de IPod met de USB-aansluiting aan voor het afspelen van MP-bestanden (beperkt aantal functies). Sluit de IPod met de AUX-aansluiting aan voor het afspelen van ITunes-bestanden. De autoradio speelt bestanden met de extensie ".mp" en een bitrate van 8 tot 0 Kbps en bestanden met de extensie ".wma" en een bitrate van 5 tot 8 Kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp,.mu...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. Een USB-stick moet geformateerd zijn naar FAT om te kunnen worden afgespeeld. Schakel de functie USB of SD-kaart uit voordat u de SD-kaart of de USB-stick uit de speler verwijdert. Om diefstal te voorkomen, is het raadzaam de SD-kaart of de USB-stick te verwijderen voordat u de auto met geopend dak verlaat. 8

231 RADIO MEDIA NAV ESC TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 07 MULTIMEDIASPELERS SELECTEREN / BELUISTEREN CD, MP-/WMA-CD, SD-KAART MP/ WMA / USB-SPELER MP-CD's, SD-kaarten en USB-sticks zijn compatibele geluidsdragers. Plaats de audio- of MP-CD in de speler, de SD-kaart in de SD-kaartspeler en de USB-stick in de USB-speler. Het afspelen begint automatisch. * Druk nogmaals op de toets MEDIA of selecteer de functie Menu Media en druk op OK om te bevestigen. * De lijst met nummers of MP-/WMA-bestanden verschijnt onder het Menu Media. Menu Media Selecteer de functie Kies geluidsbron en druk op OK om te bevestigen. * Druk op deze toets. Kies geluidsbron * Draai, als het scherm MEDIA wordt weergegeven, aan de draaiknop om de vorige of de volgende compatibele geluidsbron te selecteren. * Selecteer de gewenste geluidsbron. Druk op OK om te bevestigen. Het afspelen begint. * MEDIA Druk op de toets MEDIA. Het afspelen of weergeven van een MP-/WMA-speellijst kan worden beïnvloed door het gebruikte programma voor het branden van de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan voor het branden van een CD de standaard ISO 9660 te gebruiken. 9

232 RADIO MEDIA NAV ESC TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 07 MULTIMEDIASPELERS JUKEBOX KOPIËREN VAN EEN CD, BESTANDEN VAN EEN USB-STICK OF EEN SD-KAART NAAR DE HARDE SCHIJF Als het contact tijdens het kopiëren wordt afgezet, zal het kopiëren worden onderbroken. Zodra het contact weer wordt aangezet, wordt het kopiëren hervat. Plaats een audio-/mp-cd, een USB-stick of een SD-kaart. * Selecteer de gewenste tracks en vervolgens Selectie kopiëren of selecteer alle tracks via Alles kopiëren. * Controleer of de desbetreffende MEDIA-bron actief is (CD, USB of SD-kaart). Selecteer [Nieuwe map] om een nieuw bestand te creëren of selecteer een bestaand bestand (vooraf gecreëerd). [Nieuwe map] * MEDIA Druk op de toets MEDIA. Druk nogmaals op de toets MEDIA of selecteer Menu Media en druk ter bevestiging op OK. Bestandsnaam invoeren: kies Ja om deze te wijzigen of Nee. Ja Nee * Selecteer Juxeboxbeheer, vervolgens Kopiëren en druk bij elke stap op OK om te bevestigen. Kopiëren * Selecteer bij het kopiëren van een MP-CD achtereenvolgens Kopiëren en beluisteren, Snel kopiëren / Standaardkwaliteit (8 kbit/sec) of Hoge kwaliteit (9 Kbit/sec) en selecteer daarna Kopiëren starten. * Selecteer bijvoorbeeld Bestanden van mp-disc kopiëren en druk op OK om te bevestigen. Bestanden van mp-disc kopiëren * Bevestig de waarschuwingsmelding door op OK te drukken: het kopiëren wordt gestart. OK * 0

233 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 07 MULTIMEDIASPELERS JUKEBOX EEN ALBUM HERNOEMEN OF VERWIJDEREN Controleer, alvorens een nummer of album te hernoemen of te verwijderen, of de actieve geluidsbron een andere is dan de Jukebox. Selecteer het afspelen van een andere bron dan de Jukebox (CD, radio, enz....). AFSPELEN VANUIT DE JUKEBOX MEDIA Druk op de toets MEDIA. Druk opnieuw op de toets MEDIA of selecteer het "Menu Media" en druk op OK om te bevestigen. MEDIA Druk op de toets MEDIA. Selecteer "Jukeboxbeheer" en druk op OK om te bevestigen. * Druk nogmaals op de toets MEDIA of selecteer "Menu Media" en druk op OK om te bevestigen. Selecteer "Jukeboxbeheer" en druk op OK om te bevestigen. Jukeboxbeheer Selecteer "Wissen/hernoemen" en druk op OK om te bevestigen. Wissen/hernoemen * * * Selecteer "Afspeelopties" en druk op OK om te bevestigen. Kies "Mappen & bestanden" of "Afspeellijsten" en druk vervolgens op OK om te bevestigen. Druk op de toets ESC om terug te keren naar het eerste bestandsniveau. In de Jukebox kunnen afspeellijsten worden aangemaakt. "Menu "Media" ">" Jukeboxbeheer ">" Afspeellijsten creëren". Voeg de gewenste tracks één voor één toe en sla de wijzigingen op. Selecteer vervolgens de afspeelmodus "Afspeellijsten". *

234 RADIO MEDIA NAV ESC TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 07 MULTIMEDIASPELERS EEN VIDEO-DVD AFSPELEN AUX-INGANG (AUX) GEBRUIKEN AUDIO-/VIDEO-/RCA-KABEL NIET BIJGELEVERD Plaats de DVD in de speler. De DVD wordt automatisch afgespeeld. * Sluit het externe apparaat (MP-speler/camcorder, fototoestel ) met een JACK/RCA-audiokabel aan op de RCA-aansluitingen (wit en rood (audio-aansluiting), geel (video-aansluiting)) in het dashboardkastje. MEDIA Als de DVD niet op het display wordt weergegeven, druk dan op de toets MODE om toegang te krijgen tot het MEDIA-scherm waarop het DVD-scherm wordt weergegeven. Druk op de toets MEDIA om toegang te krijgen tot het Menu Media of de functies van het DVD-menu voor de beeldinstellingen (helderheid/contrast, beeldformaat...). * MEDIA Druk op de toets MEDIA en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu "Media" en druk op OK om te bevestigen. Als de AUX-aansluiting niet is geactiveerd, selecteer dan "Beheer extern toestel (Aux)" om deze te activeren. Selecteer "Selecteer media" en vervolgens "Extern toestel (AV)" en druk op OK om deze te activeren. Extern toestel * Met de -weg navigatietoets en de verchroomde draaiknop kan de cursor van de DVD-selectie worden verplaatst. Door op de toets of te drukken kan een hoofdstuk worden gekozen. Selecteer de geluidsbron AUX en druk op OK om te bevestigen, waarna het afspelen automatisch begint. * Selecteer de gewenste videobron (Extern toestel (AV), DVD-video). Druk op OK om te bevestigen. De DVD wordt afgespeeld. De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.

235 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 08 TELEFONEREN KIEZEN TUSSEN BLUETOOTH-TELEFOON EN INTERNE TELEFOON Druk op TEL OPNEMEN om de bluetooth-telefoon of de interne telefoon te activeren. * Selecteer Menu "Telefoon", daarna "Telefoon selecteren" en kies vervolgens tussen "Geen", "Bluetooth telefoon" of "Interne telefoon". Druk bij elke stap op OK om te bevestigen. * Het systeem kan niet tegelijkertijd aan een bluetooth-telefoon en aan een simkaart (interne telefoon) gekoppeld zijn. In dat geval wordt de index gesynchroniseerd met de Bluetooth-telefoon.

236 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 08 TELEFONEREN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN/ EERSTE KOPPELING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree set van de Peugeot Connect D Nav mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Ga voor meer informatie over bijvoorbeeld de compatibiliteit en extra ondersteuning naar Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en controleer of deze "voor alle apparatuur zichtbaar" is (zie de gebruiksaanwijzing van uw telefoon). * De beschikbare telefoonfuncties zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit met de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Voer de toegangscode in met de telefoon. De in te voeren code wordt weergegeven op het display van het systeem. Als de telefoon is gekoppeld, kan de Peugeot Connect D Nav het adresboek en de gesprekkenlijst synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren *. * Druk op de toets OPNEMEN. Als geen enkele telefoon gekoppeld is, geeft het systeem de mogelijkheid "Telefoon koppelen". Selecteer "Ja" en druk op OK om te bevestigen. * * Druk om een andere telefoon te koppelen op de toets TEL, selecteer achtereenvolgens Menu "Telefoon", "Telefoon selecteren" en "Bluetooth-telefoon koppelen". Selecteer vervolgens de gewenste telefoon. Druk bij elke stap op OK om te bevestigen. * * Selecteer "Telefoon zoeken" en druk op OK om te bevestigen. Selecteer vervolgens de naam van de telefoon. Telefoon zoeken * U kunt ook via de telefoon de koppeling tot stand brengen (zie de gebruiksaanwijzing van de telefoon). Druk om de koppeling ongedaan te maken op de toets TEL en selecteer achtereenvolgens "Telefoon verbinden" en "Telefoon wissen".

237 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # 08 TELEFONEREN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN * De beschikbare telefoonfuncties zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit met de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing g van uw telefoon en uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Een overzicht van de meest geschikte telefoons is verkrijgbaar via het netwerk. Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van de Peugeot Connect D Nav mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Als de telefoon is gekoppeld, kan de Peugeot Connect D Nav het adresboek en de gesprekkenlijst synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren *. Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en controleer of deze "voor alle apparatuur zichtbaar" is. Druk op de toets OPNEMEN. * De lijst met eerder gekoppelde telefoons (maximaal ) verschijnt op het multifunctionele display. Selecteer de gewenste telefoon en vervolgens "Telefoon verbinden" om deze opnieuw te koppelen. Selecteer "Telefoon wissen" om de koppeling ongedaan te maken. 5

238 NAV TRAFFIC ADDR BOOK RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS SETUP ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # 08 TELEFONEREN GEBRUIKEN VAN DE GEÏNTEGREERDE TELEFOON MET SIM-KAART Wanneer u voor het voeren van persoonlijke telefoongesprekken niet hebt gekozen voor de geïntegreerde telefoon, kunt u altijd een Bluetooth-telefoon aan het audiosysteem van uw auto koppelen. Verwijder de houder door op de uitwerpknop te drukken. GHI 7 PQRS * ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # Voer de PIN-code in met behulp van het toetsenbord, selecteer OK en bevestig. * PIN onthouden Plaats de SIM-kaart in de houder en steek deze in de lade. Vink bij het invoeren van de PIN-code het vakje PIN onthouden, zodat u de PIN-code de volgende keer niet meer hoeft in te voeren. Voer stap nogmaals uit om de SIM-kaart weer te verwijderen. Wanneer het systeem u vraagt "Omschakelen naar intern toestel?" selecteert u "Ja" als u de SIM-kaart wilt gebruiken voor uw persoonlijke telefoongesprekken. Anders zullen alleen de noodoproep en de diensten gebruik maken van de SIM-kaart. * Het plaatsen van de SIM-kaart vraagt de volledige aandacht van de bestuurder en mag daarom uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto. Als de SIM-kaart is geplaatst, kan het systeem het adresboek en het gespreksoverzicht synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren. 6

239 RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS RADIO MEDIA NAV TRAFFIC ADDR BOOK SETUP GHI 7 PQRS GHI 7 PQRS ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 ABC 5 JKL 8 TUV 0 DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # DEF 6 MNO 9 WXYZ # 08 TELEFONEREN Het is verboden om tijdens het rijden de telefoon te bedienen. Wij raden u uit veiligheidsoverwegingen aan de auto stil te zetten of de toetsen op het stuurwiel te gebruiken. EEN OPROEP ONTVANGEN BELLEN Wanneer u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het display. Druk op de toets OPNEMEN. * Selecteer "Ja" om de oproep te accepteren of "Nee" om de oproep te weigeren en bevestig door op OK te drukken. Ja Nee * De lijst met de laatste 0 vanuit de auto gevoerde telefoongesprekken verschijnt onder het Menu "Telefoon". U kunt een nummer selecteren en op OK drukken om naar dit nummer te bellen. Selecteer de functie Menu "Telefoon" en druk op OK om te bevestigen. Met de toets OPNEMEN kunt u de oproep accepteren, met de toets OPHANGEN kunt u de oproep weigeren. Druk op de toets OPHANGEN om het gesprek te beëindigen of druk op OK, selecteer "Gespr. beëind." en bevestig door op OK te drukken. Gespr. beëind. Druk op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om de oproep te accepteren of om het gesprek te beëindigen. * Menu "Telefoon" Selecteer "Nummer bellen" en kies het nummer met het virtuele toetsenbord op het display. Nummer bellen Het telefoonnummer kunt u ook kiezen uit het adresboek. Selecteer daarvoor "Bellen vanuit adresboek". Met de Peugeot Connect D Nav kunnen maximaal 096 adresbestanden worden opgeslagen. Druk langer dan twee seconden op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om het adresboek te openen. U kunt altijd rechtstreeks via de telefoon bellen; zet in dat geval echter uit veiligheidsoverwegingen de auto stil. * * 7

240 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY TRAFFIC BASISFUNCTIE KEUZE A keuze A keuze A KEUZE B... Menu Verkeer Berichten filteren Alle berichten op traject Waarschuwingsberichten op traject Alleen waarschuwingsberichten Alle soorten berichten Filter op afstand Uitgeschakeld Binnen een straal van km Binnen een straal van 5 km MEDIA Binnen een straal van 0 km Binnen een straal van 50 km Gesproken berichten Bij het raadplegen van een bericht Bij de ontvangst van het bericht Informatie TMC-zender Menu Media Bron kiezen Audio-CD / Mp-CD/ Audio-DVD / Video-DVD Jukebox SD-kaart USB Aux-aansluiting (audio/video) Jukeboxbeheer Kopiëren Map creëren Verwijderen/hernoemen Playlist opstellen Afspeelopties Mappen & bestanden Playlists Status geheugen Audio-instellingen Raadpleeg het gedetailleerde menu Audio-instellingen op de volgende bladzijde. Video-instellingen Beeldformaal Talen Instellingen display Helderheid Contrast Kleuren 8

241 Video-standaard (AUX) Initialiseren video-instellingen Beheer aux-aansluiting Off / Audio / Audio en video RADIO Menu Radio AM-/FM-band FM-band AM-band Frequentie kiezen Audio-instellingen Raadpleeg het onderstaande menu Audio-instellingen Menu Audio-instellingen Bal./Fader Bass / hoge tonen Geluidssfeer Geen Klassiek Jazz Rock/pop Techno Vocaal Achterluidsprekers uitschakelen Loudness Automatische correctie volume Audio-instellingen initialiseren NAV Menu Navigatie Navigatie stoppen / Navigatie hervatten Bestemming invoeren Nieuw adres invoeren Land Plaats Straat Huisnummer Navigatie starten Postcode Aan adresboek toevoegen Kruising Stadscentrum GPS coördinaten Invoer op kaart Navigatie naar huis Vanuit laatste bestemmingen Vanuit adresboek Etappes Etappe toevoegen Nieuw adres invoeren Navigatie naar huis Vanuit adresboek Vanuit laatste bestemmingen Route aanpassen Etappe vervangen Etappe verwijderen 9

242 Route herberekenen Snelste route Kortste route Compromis tijd/afstand POI zoeken POI dichtbij Dichtbij bestemming In een plaats In een land Langs de route Navigatie-opties Navigatiecriteria Dichtbij bestemming Kortste route Compromis tijd/afstand Betaalde dienst Instellingen Rekening houden met verkeer Zonder omleiding Met bevestiging Automatisch Uitsluitingen Geen autosnelwegen Geen tolwegen Geen tunnels Geen veerboten Route herberekenen ADDR BOOK Menu Adresboek Nieuw bestand aanmaken Beschikbare ruimte weergeven Adresboek exporteren Alle gespr. omschrijvingen wissen Alle bestanden verwijderen Inhoud "Mijn adressen" wissen Menu Telefoon Nummer kiezen Bellen vanuit adresboek Gesprekslijsten Berichten Telefoon selecteren Geen Bluetooth telefoon Geïntegreerde telefoon Bluetooth telefoon koppelen Een telefoon zoeken Een telefoon ontkoppelen Telefoon hernoemen Telefoon verwijderen Alle telefoons verwijderen Details weergeven 0

243 Instellingen Automatisch antwoordsysteem Beltoon selecteren Volume beltoon instellen Nummer SMS-centrale invoeren Interne telefooninstellingen Oproep automatisch aannemen Oproepsignaal (?) Status weergeven Oproepsignaal activeren Oproepsignaal deactiveren Doorsturen (?) Status weergeven Doorsturen activeren Doorsturen deactiveren Mijn nummer niet weergeven Netwerk kiezen Netwerk automatisch instellen Netwerk handmatig instellen Zoeken naar netwerken Instellingen PIN-code PIN -code wijzigen SETUP Geactiveerd Gedeactiveerd PIN-code opslaan Status SIM-kaartgeheugen Menu SETUP Talen en gesproken functies Talen Deutsch English Español Français Italiano Nederlands Polski Portuguese Instellingen spraakherkenning Spraakherkenning actief Gebruiksadviezen Uitgangspunten Voorbeelden Tips Inleren eigen stem Opnieuw inleren Huidige inleerprocedure wissen Volume spraaksynthese Datum en tijd Datum en tijd instellen Formaat datum Formaat tijd

244 Weergave Helderheid Achtergrondkleur Steel Blue light (alleen in overdag) Orange Ray Blue Flame Kaartkleur Kaart in dagmodus Kaart in nachtmodus Kaart in automatische dag/nachtmodus Eenheden Temperatuur Celsius Fahrenheit Afstand km miles Systeeminstellingen Fabr.instellingen herstellen Softwareversie Automatisch bladeren

245 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, muziekstijl, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, muziekstijl, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de muziekstijl "Lineair" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio". - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, muziekstijl) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een muziekstijl te selecteren.

246 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets RADIO en selecteer "Golfl engte" en vervolgens Menu "Radio" om het golfbereik terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Laat de antenne controleren door het PEUGEOTnetwerk. Het geluid van de radio valt tot seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de "RDS"-functie uit via het snelmenu als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Start de motor om de accu op te laden.

247 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De optie "Verkeersbericht" is aangevinkt, maar de fi les op de route worden niet direct gemeld. Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Het berekenen van de route lijkt soms langer te duren dan normaal. Het systeem kan tijdelijk trager worden als gelijktijdig met het berekenen van de route een CD/DVD naar de Jukebox gekopieerd wordt. Wacht met het starten van de navigatie tot het kopiëren van de CD/DVD is voltooid of breek het kopiëren af. Het geluidssignaal van de "Risicozones" functioneert niet. Het geluidssignaal is niet geactiveerd. Activeer het geluidssignaal in Menu "Navigatie", Instellingen, Instellen risicozones. Het volume van het geluidssignaal is op een minimumniveau ingesteld. Verhoog het volume van het geluidssignaal tijdens het passeren van een "Risicozone". Werkt de noodoproep zonder simkaart? Nee, sommige Europese reglementen schrijven voor dat een simkaart moet zijn geplaatst om een noodoproep te kunnen activeren. Plaats een geldige simkaart in het klepje. De hoogte wordt niet weergegeven. Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot minuten duren voordat er meer dan satellieten correct worden ontvangen. De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer. Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik"). Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. 5

248 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De vermijdcriteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de vermijdcriteria in het "Vermijdcriteria" ("Routeopties" - Menu "Navigatie"). Na het plaatsen van een CD dient u enige tijd te wachten. Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden duren. Dit is een normaal verschijnsel. Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. De Bluetooth-telefoon is niet compatible met het systeem. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. - Controleer of uw telefoon zich in het zicht van het systeem bevindt. Een overzicht van compatible Bluetooth-telefoons is verkrijgbaar bij het netwerk. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon. Verhoog het volume van de Peugeot Connect D Nav, eventueel tot het maximum en verhoog, indien nodig, het geluidsniveau van de telefoon. Het systeem kan geen DVD's afspelen. Het is mogelijk dat uw DVD een andere regiocode heeft. Gebruik DVD's met de juiste regiocode. Het lukt me niet om de CD naar de Jukebox te kopiëren. U hebt niet de juiste bron geselecteerd. Wijzig de actieve bron om de CD als bron te selecteren. De CD is voorzien van een kopieerbeveiliging. Het is normaal dat een beveiligde CD niet kan worden gekopieerd. 6

249 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Het systeem ontvangt geen SMS-berichten. De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem. Gebruik uw simkaart en de geïntegreerde telefoon. De gebruikte simkaart is een duokaart. Gebruik de originele simkaart om SMS-berichten te kunnen ontvangen. Het lukt me niet om de risicozone-poi's bij te werken. Het "Persoonlijk POI bijwerken"- Menu "Navigatie" wordt niet weergegeven. Controleer of het gebruikte medium voor de update (SD-kaart of USB-stick) correct is geplaatst. Er verschijnt een foutmelding aan het einde van de procedure. - Herhaal de volledige procedure. - Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als het probleem zich blijft voordoen. - Controleer of de gegevens op het MEDIUM zijn geleverd door een offi ciële partner van PEUGEOT. De vocale frequenties (DTMF) zijn niet geactiveerd als ik in gesprek ben en op een van de numerieke toetsen druk. De numerieke toetsen van het toetsenbord zijn tijdens een gesprek alleen geactiveerd als de telefoonweergave is geselecteerd. Druk om de numerieke toetsen te activeren op de toets MODE tot de telefoon op het display wordt weergegeven. Er verschijnt een gevaarlijke verkeerssituatie op het display die betrekking heeft op een weg die niet op mijn route ligt. Er verschijnen gevaarlijke verkeerssituaties die zich in de buurt bevinden van een bepaald punt op de kaart en afhankelijk zijn van de rijrichting. Het is mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt bij het kruisen van, of parallel rijden aan een weg met een "Risicozone". 7

250 8

251 Peugeot Connect Nav GPS-NAVIGATIE MULTIMEDIA-AUTORADIO/ BLUETOOTH-TELEFOON Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. INHOUD 0 Basisfunctie - Bedieningspaneel blz Bediening op stuur blz. 5 0 Werking blz. 5 0 Navigatie blz Verkeersinformatie blz Telefoneren blz Radio blz Multimediaspelers blz Audio-instellingen blz Configuratie blz. 9 Menustructuur display blz. 9 Veelgestelde vragen blz. 96 9

252 0 BASISFUNCTIES Lang indrukken: toegang tot de " Audio-instellingen ": klankkleur, lage-/hoge-tonenregeling, loudness, verdeling, balans links-rechts, balans voor-achter, automatische volumecorrectie. Toegang tot het menu " RADIO " en weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron tuner. Toegang tot het Menu " MUSIC " en weergave van de tracks of de afspeellijsten van de CD/MP/ Apple -apparatuur. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron "MEDIA" (CD/USB/iPod/Streaming/AUX). Draaiknopje voor selecteren en bevestigen: Selecteren van een item op het display en bevestigen van uw keuze door het knopje kort in te drukken. Als er geen menu of lijst wordt weergegeven: druk het knopje kort in om een contextmenu op te vragen, afhankelijk van de weergave op het scherm. Draaien bij weergave van de kaart: in/-uitzoomen op de kaart. Kort indrukken (motor afgezet): aan/uit. Kort indrukken (draaiende motor): uit-/inschakelen van geluidsbron. Instellen geluidsvolume (het geluidsvolume van elke geluidsbron wordt afzonderlijk ingesteld, ook dat van de verkeersinformatie en de navigatie-aanwijzingen). Kort indrukken: selecteren van een opgeslagen radiozender. Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de huidige radiozender. Toets MODE: Selecteren van het type permanente weergave. Lang indrukken: Black panelfunctie (DARK). Toegang tot het menu " Navigatie " en weergave van de laatste bestemmingen. 50

253 0 BASISFUNCTIES Toegang tot het menu " Configuratie ". Lang indrukken: toegang tot het GPSbereik en de demomodus. Toegang tot het menu "Telefoon" en weergave van de laatste gesprekken of inkomend gesprek accepteren. Selecteren: - vorige/volgende item in een lijst of een menu. - vorige/volgende mediabestand. - vorige/volgende radiofrequentie (stap voor stap). - vorige/volgende MP-bestand. Omhoog/omlaag voor de functie " De kaart verplaatsen ". Lang indrukken: resetten van het systeem. Toegang tot het menu " Verkeersinformatie TMC " en weergave van de actuele verkeersinformatie. Huidige bewerking afbreken, terug naar vorige map. Lang indrukken: terug naar vorige weergave. Selecteren: - vorige/volgende g radiozender (automatisch). - vorige/volgende g nummer van een CD of mediaspeler. - linker of rechter gedeelte van het scherm als er een menu wordt weergegeven. Links/rechts voor de functie " De kaart verplaatsen ". 5

254 0 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bellen vanuit het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan seconden indrukken: toegang tot het adresboek. Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de toetsen van de volumeregeling. Geluid weer inschakelen: indrukken van een van de twee toetsen van de volumeregeling. Volume verlagen RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD: selecteren van het vorige nummer. CD: ingedrukt houden: snel terugspoelen. 5

255 0 ALGEMENE WERKING Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan: "RADIO" "KAART OP VERKLEIND SCHERM" (tijdens navigatie) "TELEFOON" (tijdens communicatie) " KAART OP VOLLEDIG SCHERM " SETUP : INSTELLINGEN: datum en tijd, confi guratie weergave, geluid. Geluidsbron veranderen: RADIO : RADIO als geluidsbron. MUSIC: MUSIC als geluidsbron. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. Raadpleeg de rubriek "Menustructuur display" voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden binnen de menu's. 5

256 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door de draaiknop in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. DTMF-tonen Ophangen Bestemming kiezen Adres invoeren 5 RADIO: TA in-/uitschakelen RDS in-/uitschakelen TELEFOON (tijdens communicatie): Veranderen van frequentieband Verkeersbericht (TA) FM AM Privémodus In de wacht zetten MULTIMEDIASPELERS, CD OF USB (afhankelijk van media): Afspeelwijze: Normaal Willekeurig Willekeurig op elk medium Herhalen KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG OF VERKLEIND SCHERM: Navigatie stoppen/hervatten Adresboek GPS-coördinaten Alternatieve route Kaart verplaatsen Info plaats Als bestemming kiezen Als etappe kiezen Deze plaats opslaan (contacten) Kaartmodus verlaten Navigatiecriteria

257 0 NAVIGATIE Naar het menu "NAVIGATIE" Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om updates voor de kaartgegevens te verkrijgen. "N Navigatie ig tii " Druk op NAV. Druk kort op het uiteinde van de lichtschakelaar om de laatste gesproken instructie te herhalen. Selecteer " Opties " in het navigatiemenu en vervolgens " Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze om de laatste bestemmingen te wissen. Selecteer " Ja " en bevestig uw keuze. Het is niet mogelijk om één enkele bestemming te wissen. Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of 55

258 0 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN EEN NIEUWE BESTEMMING KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze. U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen door een paar letters op te geven en dit te bevestigen met "Lijst". Draai aan de draaiknop en selecteer OK om uw keuze te bevestigen. Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig uw keuze, selecteer dan " Adres invoeren " en bevestig uw keuze. Vul de gegevens zoals " Weg " en "Nummer/Kruising " op dezelfde manier in. Selecteer " Land " en bevestig uw keuze. Selecteer " Opslaan " om de adreskaart op te slaan. U kunt maximaal 00 kaarten opslaan. Selecteer " Plaats " en bevestig uw keuze om de plaats van bestemming op te slaan. Selecteer één voor één de letters van de plaats en bevestig elke letter steeds met het draaiknopje. Bevestig met "OK" om het navigeren te starten. Selecteer een navigatiecriterium: " Snelste route ", " Kortste route " of beste route " Afstand/Tijd ", en selecteer indien gewenst, aanvullende criteria zoals: " Met tolwegen ", " Met veerpont ", of " Verkeersinformatie " en bevestig uw keuze met " OK". 56

259 0 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN NAAR EEN VAN DE LAATSTE BESTEMMINGEN NAAR EEN CONTACT UIT HET ADRESBOEK Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Navigeren naar een uit het adresboek van de telefoon geïmporteerd adres is alleen mogelijk als het adresbestand compatibel is met het systeem. Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze om het navigeren te starten. Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer vervolgens " Adresboek " en bevestig uw keuze. Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze met "OK" om het navigeren te starten. 57

260 0 NAVIGATIE GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN NAAR EEN PUNT OP DE KAART Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan " Kaart verplaatsen " en bevestig uw keuze. Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten " en bevestig uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen. Voer de GPS-coördinaten in en bevestig uw invoer met " OK" om het navigeren te starten. Druk op OK voor het contextmenu van de functie " Kaart verplaatsen ". Selecteer " Als bestemming kiezen " of " Als tussenstop kiezen " en bevestig uw keuze. 58

261 0 NAVIGATIE NAAR POINTS OF INTEREST (POI) Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Zoeken op Naam " om POI's op naam in plaats van op afstand te zoeken. Selecteer "Een bestemming kiezen" en bevestig dit, selecteer vervolgens "Een adres invoeren" en bevestig dit. Zoek een POI in één van de rubrieken op de volgende pagina's. Selecteer en bevestig " POI " en selecteer en bevestig dan " Rondom huidige plaats " om een POI in de buurt te zoeken. Selecteer en bevestig " POI " om een POI in een etappe op te nemen, selecteer vervolgens " Op de route " en bevestig uw keuze. Om een POI als bestemming op te geven moet u eerst het land en de plaats opgeven (zie "Naar nieuwe bestemming"), vervolgens " POI " selecteren en bevestigen en dan " Dichtbij " selecteren en bevestigen. Selecteer de gewenste POI en bevestig uw keuze met "OK " om het navigeren te starten. 59

262 0 POI-LIJST NAVIGATIE Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken. De exacte procedure voor het updaten van POI's is beschikbaar op de website " 60 * Afhankelijk van beschikbaarheid in het land.

263 0 INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN RISICOGEBIEDEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicogebieden zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. De gedetailleerde procedure voor het updaten van de risicogebieden is beschikbaar op de website Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze; selecteer vervolgens " Risicogebieden instellen " en bevestig uw keuze. U kunt nu kiezen uit: - "Zichtbare meldingen" - "Meldingen met geluidssignalen" - "Alleen meldingen weergeven bij het navigeren" - "Alleen meldingen geven bij een te hoge snelheid". U kunt de tijd tussen het moment van de waarschuwing voor een Risicogebied en het passeren van het risicogebied instellen. Selecteer " OK" om de instellingen te bevestigen. 6

264 0 NAVIGATIE EEN ETAPPE TOEVOEGEN ETAPPES BEHEREN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Herhaal de handelingen en, selecteer " Etappes Ordenen/Wissen " en bevestig uw keuzes om etappes te beheren. Selecteer " Etappes en routes " en bevestig uw keuze. Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen. Selecteer " Etappe toevoegen " en bevestig uw keuze. Het adres van de etappe geeft u als bestemming op via " Adres invoeren ", een kaart uit het " Adresboek ", of uit " Laatste bestemmingen ". Selecteer en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan. Selecteer " Verwijderen " om een etappe te verwijderen. Selecteer " Dichtbij " om in de buurt van de etappe te komen of " Strikt " om de etappe heel precies te rijden. Bevestig met "OK" om het navigeren te starten en globaal de richting aan te geven. 6

265 0 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES CRITERIA VOOR DE BEREKENING Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Rekencriteria definiëren " en bevestig uw keuze. Met deze functie kunt u de verschillende criteria voor het berekenen van de route instellen: - de soort route (" Snelste route ", " Kortste route ", " Afstand/Tijd "), - aanvullende criteria zoals (" Met tolwegen " of " Met veerpont "), - al of niet rekening houden met de verkeersinformatie (" Verkeersinformatie "). Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Als u opgeeft dat het systeem rekening moet houden met de verkeersinformatie, wordt er automatisch een nieuwe route berekend als de verkeerssituatie daar aanleiding toe geeft. Selecteer " OK " en bevestig uw keuze om de instellingen op te slaan. 6

266 0 NAVIGATIE KAARTEN BEHEREN POINTS OF INTEREST OP DE KAART KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer één of meer categorieën die u op het scherm wilt zien. Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. Selecteer " Standaard " om alleen " Tankstations, garages " en " Risicogebieden " (indien gedownload) weer te geven op de kaart. Selecteer " Gegevens van de kaart " en bevestig uw keuze. Selecteer " OK" en bevestig uw keuze, selecteer nogmaals "OK" en bevestig dit opnieuw om de instellingen op te slaan. 6

267 0 NAVIGATIE ORIËNTERING VAN DE KAART Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer: - " Op auto georiënteerd " om de kaart op de auto te richten, - " Op noorden georiënteerd " om de kaart altijd naar het noorden te richten, - "Perspectief " om de kaart in perspectief te zien. Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. In het menu " SETUP " kunt u de kleur van de kaart veranderen door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen. Selecteer " Oriëntering van de kaart " en bevestig uw keuze. De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal van 00 m of kleiner. 65

268 0 GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN INSTELLEN VOLUMEREGELING/UITSCHAKELEN Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu " SETUP " / " Spraaksynthese ". Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing. Selecteer de volumeweergave en bevestig uw keuze. Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Stel het gewenste volume in en bevestig uw keuze. Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Selecteer "Uitschakelen " om de gesproken instructies uit te schakelen. Selecteer " Instellen gesproken berichten " en bevestig uw keuze. Selecteer " OK" en bevestig uw keuze. 66

269 0 NAVIGATIE MANNENSTEM/VROUWENSTEM Druk op SETUP voor het confi guratiemenu. Selecteer " Spraaksynthese " en bevestig uw keuze. Selecteer " Mannenstem kiezen " of " Vrouwenstem kiezen " en bevestig uw keuze met " Ja ". Het systeem wordt vervolgens opnieuw opgestart. 67

270 05 VERKEERSINFORMATIE Naar het menu "VERKEERSINFORMATIE" "V Verkeersinformatie e kee si fo attie TMC C" Druk op " TRAFFIC ". Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of 68

271 05 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN Een TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. Druk op TRAFFIC voor weergave van het menu "Verkeersinformatie TMC". Het systeem biedt de keuze: - " Bewaar alle berichten : ", of - " Bewaar de berichten : " " Rondom de auto ", (bevestig de opgegeven kilometers om dit te wijzigen en de afstand te kiezen), " Op de route ". Selecteer de functie "Geografisch filter" en bevestig uw keuze. Bevestig met "OK" om de wijzigingen op te slaan. Wij adviseren: - een fi lter op de route en - een fi lter rondom de auto van: - 0 km in de stad, - 50 km op de snelweg. 69

272 05 VERKEERSINFORMATIE BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: VERKEERSBERICHTEN BELUISTEREN De functie TA (Traffi c Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, USB,...) automatisch onderbroken en wordt het verkeersbericht weergegeven. Zodra het verkeersbericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Druk op RADIO om het menu "FM / AM-band" weer te geven. Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld: Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Schakel "Verkeersbericht" in of uit en bevestig uw keuze. Het geluidsvolume van de verkeersberichten kunt u alleen instellen tijdens de weergave van een dergelijk bericht. 70 U kunt de functie op elk moment in- of uitschakelen door op de toets te drukken. Druk tijdens een verkeersbericht op de toets wanneer u het bericht wilt onderbreken.

273 06 TELEFONEREN Naar het menu "TELEFOON" Druk op PHONE. " Telefoon Tlf eeoo " In de bovenbalk wordt steeds aangegeven Geen verbinding met een telefoon. Verbinding met een telefoon. Binnenkomend gesprek. Uitgaand gesprek. Bezig met synchroniseren van adresboek. Communicatie met telefoon bezig. Selecteer een nummer in de lijst en bevestig uw keuze met " OK " om een gesprek te starten. Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). Als u verbinding met een andere telefoon maakt, wordt de lijst met de laatste gesprekken gewist. of 7

274 06 TELEFONEREN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN EERSTE KOPPELING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Ga voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp, enz.) naar Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "gezien" wordt. Selecteer " Randapparatuur zoeken " en bevestig uw keuze. Er verschijnt een overzicht van de apparatuur die waargenomen is. Wacht tot de knop " Verbinden " verschijnt. Selecteer het gewenste apparaat in de lijst, kies dan " Verbinden " en bevestig uw keuze. Druk op deze toets. Selecteer " Bluetooth-functies " en bevestig uw keuze. Het systeem stelt voor: - het profi el " Handsfree functie " (alleen telefoon), - het profi el " Audio " (streaming: lezen van muziekbestanden van de telefoon), - of beide profi elen " Alle ". Selecteer met "OK" en bevestig uw keuze. 7

275 06 TELEFONEREN De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Kies het profi el " Handsfree functie " als u geen muziek wilt beluisteren. Accepteer een automatische verbinding met de telefoon als u wilt dat de telefoon automatisch aangesloten wordt bij het starten van de auto. Het systeem kan maar één profi el kiezen als de telefoon geen extra functies heeft. U kunt allebei de profi elen als standaardinstelling kiezen. Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek. Kies een code voor de verbinding en bevestig uw invoer met " OK". Bij terugkomst in de auto wordt de verbinding met de laatst aangesloten telefoon binnen ongeveer 0 seconden na het aanzetten van het contact, automatisch weer tot stand gebracht (Bluetooth actief en apparatuur "zichtbaar"). Om het profiel van de automatische verbinding te veranderen, moet u de koppeling met de desbetreffende telefoon ongedaan maken en de telefoon daarna met het nieuwe profiel opnieuw koppelen. Voer dezelfde pincode als die van de telefoon in om de verbinding tot stand te brengen. 7

276 06 TELEFONEREN ADRESBOEK / SYNCHRONISEREN CONTACTEN Druk op PHONE en selecteer " Contacten beheren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Nieuw contact " om een nieuw contact op te slaan. Selecteer "Sorteren op achternaam/ voornaam" om de contacten in de gewenste volgorde weer te geven. Selecteer " Alle contacten wissen " om de opgeslagen contacten uit het geheugen te verwijderen. Selecteer " Alles importeren " om alle contacten van de telefoon te importeren en op te slaan. Als een contact eenmaal geïmporteerd is, blijft het zichtbaar, ook als u een andere telefoon aansluit. Selecteer " Synchronisatie-opties ": - Geen synchronisatie: alleen de in het geheugen g van het systeem opgeslagen g contacten (altijd aanwezig). - Contacten van telefoon weergeven: alleen de contacten die in het geheugen g van de telefoon zijn opgeslagen. - Contacten van simkaart weergeven: alleen de contacten die op de simkaart van de telefoon zijn opgeslagen. - Alle contacten weergeven: de contacten die in het geheugen g van de telefoon én op de simkaart zijn opgeslagen. Selecteer " Status van contactengeheugen " als u wilt weten hoeveel contacten er in het geheugen zijn opgeslagen en hoeveel ruimte er nog over is. 7

277 06 TELEFONEREN CONTACTEN BEHEREN Druk op PHONE, selecteer dan " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Importeren " om één contact naar het systeem te kopiëren. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw keuze. Selecteer " Verwijderen " om een opgeslagen contact uit het systeem te verwijderen. Selecteer " Bellen " om het nummer te bellen. Selecteer OK of Selecteer " Openen " om een extern contact weer te geven of een opgeslagen contact te wijzigen. druk op de Return-toets om dit menu te verlaten. Een extern contact moet altijd eerst geïmporteerd worden voordat u het kunt wijzigen. Het contact wordt in het geheugen van het systeem opgeslagen. Contacten in het adresboek van de telefoon of op de simkaart kunnen niet verwijderd of gewijzigd worden. 75

278 06 TELEFONEREN BELLEN EEN NUMMER BELLEN Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur. EEN CONTACT BELLEN Druk keer op PHONE. Druk op TEL of keer op PHONE. Selecteer " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bellen " en bevestig uw keuze. Toets het nummer in op het virtuele toetsenbord door de cijfers te selecteren en daarna te bevestigen Bevestig met "OK" om het ingevoerde telefoonnummer te bellen. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer. Als u het contact via de toets PHONE hebt opgevraagd, selecteert u " Bellen " en bevestigt u uw keuze. Selecteer het nummer en bevestig uw keuze om het bellen te starten 76

279 06 TELEFONEREN EEN GESPREK BEËINDIGEN LAATSTE NUMMERS BELLEN Druk op PHONE en selecteer "OK " om een gesprek te beëindigen. Druk op TEL, selecteer " Lijst gesprekken " en bevestig uw keuze, U kunt ook de toets TEL even ingedrukt houden. of Druk op PHONE voor een overzicht van de laatste gesprekken. U kunt ook keer kort achter elkaar op de toets TEL op het stuur drukken. Selecteer het gewenste nummer en bevestig uw keuze. U kunt ook de toets MODE indrukken tot het telefoonscherm verschijnt. Druk keer op PHONE, selecteer en bevestig " Telefoonfuncties " en dan " De gesprekkenlijst wissen " als u de lijst met de laatste gesprekken wilt wissen. Druk vervolgens op "OK " voor het contextmenu, selecteer " Verbreken " en bevestig uw keuze om het gesprek te beëindigen. 77

280 06 TELEFONEREN EEN INKOMEND GESPREK Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Standaard is het systeem ingesteld op "Ja" om het gesprek aan te nemen. Druk op " OK " om het gesprek aan te nemen. Selecteer " Nee " en bevestig uw keuze om het telefoontje te weigeren. Druk de toets TEL even in om een gesprek aan te nemen. Houd de toets TEL langer ingedrukt om een gesprek te weigeren. 78

281 06 TELEFONEREN OPTIES TIJDENS EEN GESPREK * Druk tijdens het gesprek een paar keer op de toets MODE om het telefoonmenu te selecteren en druk vervolgens op "OK" om naar het contextmenu te gaan. Selecteer " DTMF-tonen " om het numerieke toetsenbord te kunnen gebruiken voor het kiezen van eventuele opties die u in een gesprek worden aangegeven. Selecteer " Verbreken " om het gesprek te beëindigen. Of druk deze toets even in. Selecteer " Privé-modus " en bevestig uw keuze om het gesprek rechtstreeks via de telefoon te voeren. Of selecteer " Hands-freefunctie " en bevestig uw keuze om het gesprek via de luidsprekers van de audio-installatie weer te geven. U kunt ook een conference-call met deelnemers houden. Start daarvoor eerst afzonderlijke gesprekken* en selecteer dan " Conference" in het contextmenu dat verschijnt als u deze toets indrukt. Selecteer en bevestig " In de wacht zetten " om het gesprek in de wacht te zetten. Of selecteer " Gesprek hervatten " en bevestig uw keuze om een gesprek dat in de wacht is gezet, voort te zetten. * Afhankelijk van het type telefoon en het abonnement. 79

282 06 TELEFONEREN BEHEER VAN TELEFOONVERBINDINGEN BELTONEN INSTELLEN Druk twee keer op PHONE. Druk keer op PHONE. Selecteer " Telefoonfuncties " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bluetooth-functies ". Selecteer " Lijst met gekoppelde randapparatuur " en bevestig uw keuze. U kunt nu: - verbinding maken met de geselecteerde telefoon via " Verbinden " of de verbinding " Verbreken ", - de koppeling met de geselecteerde telefoon verbreken. U kunt ook alle koppelingen tegelijk verbreken. Selecteer " Opties beltonen " en bevestig uw keuze. U kunt het volume en het type beltoon instellen. Selecteer "OK" en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan. 80

283 07 RADIO Naar het menu "RADIO" " FM / AM-band " Druk op RADIO. V ( " " h " Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). Druk op of of gebruik de draaiknop om de vorige of volgende zender van de lijst te kiezen. of 8

284 07 RADIO VERANDEREN VAN FREQUENTIEBAND SELECTEREN VAN EEN ZENDER Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De kwaliteit van de ontvangst wordt aangegeven door het aantal actieve golven in dit symbool. Druk op RADIO of druk op "OK" om het contextmenu weer te geven. Alfabetisch Druk op RADIO, kies de gewenste zender en bevestig uw keuze. Selecteer " Veranderen van frequentieband ". Automatisch zoeken Druk op of om automatisch naar lagere of hogere frequenties te zoeken. Of draai het knopje van de bediening op het stuur. Selecteer "AM / FM" en bevestig uw keuze. Handmatig zoeken Druk op of om stapsgewijs naar een andere frequentie te zoeken. 8

285 07 RADIO EEN ZENDER OPSLAAN RDS INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. Houd, nadat u een zender hebt geselecteerd, een van de toetsen van het numerieke toetsenbord gedurende seconden ingedrukt om deze zender op te slaan in het geheugen. Er klinkt een piepje ter bevestiging. Druk op RADIO. Druk op een van de toetsen van het numerieke toetsenbord om de onder dat nummer opgeslagen zender op te vragen. Of druk en draai aan het knopje op het stuur. Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Schakel "RDS-volgsysteem" in of uit en bevestig uw keuze. 8

286 08 Naar het menu "MUZIEK-MEDIA" " MEDIA " Druk op MUSIC. "V " U " " e " d " u Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts). of 8

287 08 CD, MP-CD, USB-SPELER INFORMATIE EN ADVIEZEN De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma,.aac,.flac,.ogg,.mp" met een bitrate van kbps tot 0 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp,.mu,...) kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn,, en 8 khz. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Het systeem is geschikt voor externe geluidsdragers (USB of ipod via USB-kabel - niet meegeleverd). Indien een USB-stick die verscheidene partities bevat wordt aangesloten op het systeem, wordt alleen de eerste partitie herkend. U kunt deze apparatuur bedienen via de audioinstallatie van de auto. Het aantal tracks is beperkt tot een maximum van 000, 999 tracks per map. Als het stroomverbruik op de USB-poort boven de 500 ma uitkomt, wordt het systeem in de beschermmodus geschakeld en uitgezet. Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten. Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 6 of om te kunnen worden afgespeeld. Als tegelijkertijd een Apple -speler en een USB-stick zijn aangesloten, werkt het systeem niet. Gebruik voor een goede werking bij voorkeur originele Apple USB-kabels. 85

288 08 MULTIMEDIASPELERS AUDIOBRONNEN Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten. Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen. De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De autoradio slaat de lijsten echter wel op en als ze niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter. Het afspelen volgt na een korte tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. GELUIDSBRON KIEZEN Via de toets SOURCE op het stuur kunt u van de ene naar de andere geluidsbron overschakelen. "RADIO " "STREAMING " " CD/CD MP " "AUX " Druk op MUSIC voor het menu " MEDIA ". "USB, IPod" Selecteer " Volgende medium " en bevestig uw keuze. Herhaal deze handelingen tot u de gewenste geluidsbron tegenkomt (de radio kan geselecteerd worden met SOURCE of RADIO). 86

289 08 MULTIMEDIASPELERS EEN TRACK SELECTEREN Vorige track. / MUSIC: Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD Volgende track. / Omhoog en omlaag in de lijst. / / Vorige afspeellijst. Volgende afspeellijst. Bevestigen, verder in de menustructuur. / / Snel vooruit. Snel achteruit. Even ingedrukt houden Even ingedrukt houden / / Terug in de menustructuur. + / Pauze: SRC even ingedrukt houden. / 87

290 08 MULTIMEDIASPELERS APPLE -SPELER AANSLUITEN STREAMING AUDIO Sluit een Apple -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track. De modus "Shuffl e tracks" bij de ipod correspondeert met de modus "Random" bij de autoradio. De modus "Shuffl e album" bij de ipod correspondeert met de modus "Random all" bij de autoradio. De modus "Shuffl e tracks" wordt standaard weergegeven bij aansluiten van het apparaat. Maak een verbinding met de telefoon: zie het hoofdstuk "TELEFONEREN". Kies het profi el " Audio " of " Alle ". Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon. Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio. De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw Apple -speler. De lijst van compatibele uitrusting en een update voor de software zijn verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd. Wij adviseren de functie " Herhalen " voor Bluetooth-apparatuur in te schakelen. 88

291 08 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL (JACK/RCA) NIET MEEGELEVERD Sluit het externe apparaat (MP-/WMA-speler enz.) met een geschikte audiokabel (Jack/RCA) aan op de witte en rode RCA-aansluitingen. Selecteer "AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen" en bevestig uw keuze. Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de audio-installatie in de auto. Druk op MUSIC voor weergave van het menu " MUSIC ". De bediening gebeurt via het externe apparaat. 89

292 09 AUDIO-INSTELLINGEN Deze zijn op te vragen met de toets MUSIC op het bedieningspaneel of door de toets RADIO (afhankelijk van de geluidsbron) even ingedrukt te houden. - " Klankkleur " (6 verschillende opties) - " Bassen " - " Hoge tonen " - " Loudness " (In-/uitschakelen) - "Verdeling" (" Bestuurder ", " Alle passagiers ") - " Balans " (Links/Rechts) - " Fader " (Voor/Achter) - " Autom. volume " afhankelijk van de rijsnelheid (In-/uitschakelen) Geïntegreerd audiosysteem: Sound Staging van Arkamys. Dankzij het Sound Staging-systeem krijgen de bestuurder en de passagiers het gevoel bij een live-uitvoering aanwezig te zijn: het geluid lijkt van voren te komen en omgeeft de inzittenden volledig. Deze nieuwe ervaring wordt mogelijk gemaakt door de software van de autoradio die de digitale signalen van de mediaspelers (radio, CD, MP,...) bewerkt zonder dat de instellingen van de luidsprekers veranderd hoeven te worden. Bij de bewerking van de signalen wordt rekening gehouden met de vorm van het interieur, zodat de muziek optimaal wordt weergegeven. De Arkamys -software in uw autoradio bewerkt het digitale signaal van alle mediaspelers (autoradio, CD, MP, enz.) waardoor een natuurlijke geluidsweergave wordt verkregen, waarbij het geluid van voren, ter hoogte van de voorruit, lijkt te komen waardoor zowel stemmen als muziekinstrumenten optimaal tot hun recht komen. De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en kan worden afgestemd op het aantal inzittenden. De ( Klankkleur, Bassen, Hoge tonen en Loudness ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen. De instellingen van de verdeling van het geluid en de balans zijn voor alle geluidsbronnen gelijk. 90

293 0 CONFIGURATIE WEERGAVE INSTELLEN Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ". Selecteer " Kies de kleur " en bevestig uw keuze om de weergave van de kleuren en de kaart op het scherm in te stellen: - stand "Dag", - stand "Nacht", - automatische dag/nacht-stand, op basis van het branden van de verlichting. Selecteer " Configuratie weergave " en bevestig uw keuze. Selecteer " Lichtsterkte instellen " en bevestig uw keuze om de lichtsterkte in te stellen. Druk op " OK " om de wijzigingen op te slaan. De instellingen voor dag en nacht zijn onafhankelijk van elkaar. 9

294 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "Navigatie" 9 BASISFUNCTIE KEUZE A keuze A keuze A KEUZE B... Een bestemming kiezen Adres invoeren Adresboek GPS-coördinaten (Opslaan) Etappes en route Etappe toevoegen Adres invoeren Adresboek Laatste bestemmingen Etappes ordenen/wissen Alternatieve route Gekozen bestemming Opties Gesproken berichten instellen Laatste bestemmingen wissen Risicozones instellen Kaartbeheer Oriëntering van de kaart Gegevens van de kaart De kaart verplaatsen Cartografie en update Beschrijving van bestand met risicogebieden Navigatie stoppen/hervatten Definiëren rekencriteria Snelste route Kortste route Afstand / Tijd Met tolwegen Met veerpont Verkeersinformatie

295 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "TRAFFIC" Geografisch filter Bewaar alle berichten Bewaar de berichten Rondom de auto Op de route TMC-zender kiezen TMC automatisch volgen TMC handmatig volgen Lijst van TMC-zenders Verkeersinformatie aan/uit MENU "Telefoon" Nummer kiezen Contacten Bellen Openen Importeren Verwijderen Annuleren Contacten beheren Nieuw contact Sorteren op achternaam/voornaam Alle contacten wissen Alles importeren Synchronisatie-opties Geen synchronisatie Contacten van telefoon weergeven Contacten van simkaart weergeven Alle contacten weergeven Staat van de contacten Telefoonfuncties Opties beltonen De gesprekkenlijst wissen Bluetooth-functies Lijst met gekoppelde randapparatuur Verbinden Verbreken Wissen Alles wisen Annuleren Randapparatuur zoeken Naam van radiotelefoon wijzigen Verbreken 9

296 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "RADIO" Veranderen van frequentieband Opties Verkeersbericht RDS-volgsysteem Audio-instellingen Klankkleur Geen Klassiek Jazz Rock Techno Spraak Bassen Hoge tonen Volume Verdeling Bestuurder Alle passagiers Balans L-R Fader Autom. volume Zenderlijst updaten MENU "MUSIC" Veranderen van medium CD BT Streaming USB/iPod AUX USB-medium uitwerpen Afspeelmodus Normaal Willekeurig Willekeurig op hele medium Herhalen Audio-instellingen AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen 9

297 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "SETUP" Instellingen weergave Kleur kiezen Harmonie Cartografie Dagstand Nachtstand Dag/Nacht auto. Lichtsterkte instellen Datum en tijd instellen Eenheden kiezen Spraaksynthese Volume van de instructies Parameters auto * Parkeerhulp Werking van de ruitenwissers Inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de ACHTERUITVERSNELLING Configuratie verlichting Duur van de follow me home-verlichting Bochtverlichting Sfeerverlichting Functie verlichting overdag Boordcomputer Logboek waarschuwingen Status van functies Mannenstem kiezen/vrouwenstem kiezen * De parameters zijn afhankelijk van de uitvoering van de auto. 95

298 VEELGESTELDE VRAGEN In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het Menu "Navigatie"\ "Opties"\"Rekencriteria defi niëren". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's. De POI's zijn niet gedownload. Download de POI's van de website: " Het geluidssignaal van de Risicogebieden functioneert niet. Het geluidssignaal is niet geactiveerd. Activeer het geluidssignaal in het menu "Navigatie"\"Opties"\"Risicogebieden instellen". Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor. Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie. Selecteer de functie "Verkeersinformatie" in het overzicht met criteria. Ontvangst van een melding van een Risicogebied dat niet op mijn route ligt. Het systeem meldt alle Risicogebieden die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook Risicogebieden gesignaleerd die zich op nabij gelegen routes of op parallelbanen bevinden. Zoom in op de kaart om de exacte positie van het Risicogebied te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van het risicogebied te verkorten. 96

299 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige fi les op de route worden niet direct gemeld. Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Het fi lter is te krap ingesteld. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Verander de instellingen via "Geografi sch fi lter". De hoogte wordt niet weergegeven. Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar. Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot minuten duren voordat er meer dan satellieten correct worden ontvangen. De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem. Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik"). Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. - Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat. Een overzicht van compatibele Bluetoothtelefoons is verkrijgbaar bij het netwerk. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon. Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig. Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden. Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.). 97

300 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven. Het systeem ontvangt geen SMS-berichten. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen. De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem. Kies "Contacten van simkaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven". Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Na het laden van een CD of het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De gebrande CD is niet compatibel met de CD-speler. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de audioinstallatie wordt herkend. Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren. - Controleer of de CD op de juiste wijze in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio". - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. Dit is een normaal verschijnsel. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0 en kies geen klankkleur. 98

301 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage). De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd. Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.). Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur. Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio. Laat de antenne controleren door het PEUGEOT-netwerk. 99

302 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0. Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld. Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld. Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume, Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. Controleer of de audio-instellingen (Volume, Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (Bassen, Hoge tonen, Fader, Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Lineair" te selecteren en de functie Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd. 00

303 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer tot minuten). Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 0 keer de fabrieksopgave). Start de motor om de accu op te laden. Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick. Als ik met mijn iphone verbinding maak met de telefoonfunctie en ik hem gelijktijdig op de USBpoort aansluit, kan ik de muziekbestanden niet afspelen. Als de iphone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie, forceert deze de streamingfunctie. De streamingfunctie krijgt voorrang boven de USB-functie die daardoor niet gebruikt kan worden. Bij apparatuur van Apple wordt in dat geval een gedeelte van de track niet afgespeeld. Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer aan (de USB-functie krijgt dan voorrang boven de streamingfunctie). 0

304 0

305 PEUGEOT CONNECT Sound AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Peugeot Connect Sound is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 0 Basisfuncties 0 Stuurkolomschakelaars 0 Hoofdmenu 0 Audio 05 Peugeot Connect USB 06 Peugeot Connect Bluetooth 07 Menustructuur display Veelgestelde vragen blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz

306 0 BASISFUNCTIES Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-cd-/mp-cd-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang. Selecteren van het golfbereik FM, FM, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen. Weergave van de lijst radiozenders. Lang indrukken: nummers van de CD of de MP- afspeellijsten (CD / USB). Huidige bewerking verlaten. Uitwerpen van de CD. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT. Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie * (programmatypen radio). Selecteren van de weergave op het display: Datum, audiofuncties, boordcomputer en telefoon. Automatisch zoeken naar zenders in afl opende/ oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/ volgende nummer van de CD, MP of USB. Aan/uit en volumeregeling. Bevestigen. Met de toets DARK kan de weergave van het display worden gewijzigd voor extra rijcomfort 's nachts. e keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte. e keer indrukken: display volledig uitschakelen. e keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave. 0 Toetsen t/m 6: Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender. Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender. Weergave van het algemene menu. Selecteren van een lagere/hogere radiofrequentie. Selecteren van de vorige/volgende MP-afspeellijst. Selecteren van bestandenlijst / muziekstijl / artiest / vorige of volgende afspeellijst van het USB-apparaat. * Beschikbaar afhankelijk van uitvoering.

307 0 STUURKOLOMSCHAKELAARS Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / index van de lijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Naar een ander item van de lijst. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Mute: geluid onderbreken door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen. Volume verlagen. Radio: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD/MP/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen. Naar een ander item van de lijst. 05

308 0 HOOFDMENU GELUIDSBRON : radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON: handsfree kit, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C DIAGNOSE AUTO: logboek waarschuwingsmeldingen. PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE : parameters van de auto, weergave, talen. Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuren" van dit hoofdstuk. 06

309 0 AUDIO RADIO SELECTEREN VAN EEN ZENDER Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RDS Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op de toets MENU. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM, FM, FMast of AM. Selecteer AUDIOFUNCTIES en druk op OK. Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken. Selecteer de functie VOORKEUZE FM-BAND en druk op OK. Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken. Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 0 zenders). Druk langer dan seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Selecteer RDS VOLGEN ACTIVEREN en druk op OK. Op het display verschijnt de aanduiding RDS. Als de radiofunctie is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDSzenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Bij slechte ontvangst kkan het daarom zijn dat de radio tijdens het rijden overschakelt op een regionale zender. 07

310 0 VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD,...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen. CD EEN CD AFSPELEN Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-brander. Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de CDspeler; deze zal de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST REFRESH om de tracklist van de CD weer te geven. Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen. 08

311 0 AUDIO MP-CD EEN MP-CD AFSPELEN Plaats een MP-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. De CD-speler kan CD's met maximaal 55 MP-bestanden, verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen. Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur. Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven. Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren. Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen. Druk op de toets LIST REFRESH om de speellijsten van de MP- CD weer te geven. Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen. MP-CD INFORMATIE EN TIPS Het formaat MP (afkorting van MPEG, &.5 Audio Layer ) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal x) in voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp" en een samplingfrequentie van,05 khz of, khz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma,.mp,.mu...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem beschadigen. 09

312 05 GEBRUIK VAN DE USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het PEUGEOT-netwerk. 0 Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting *. De bestanden van een draagbare MP-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Peugeot Connect Sound zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd. USB-stick (.,. en.0) of Apple speler van de vijfde generatie of hoger: - de USB-stick moet in FAT of FAT geformateerd zijn (niet compatibel met NTFS-formaat), - het snoer van de Apple speler is noodzakelijk, - navigatie door de bestanden is ook mogelijk via de bediening op het stuurwiel. De Apple speler van oudere generaties en spelers die gebruik maken van het MTPprotocol * : - afspelen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer (niet meegeleverd), - navigatie door de bestanden is mogelijk via het externe apparaat. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan op de USB-poort. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. De herkende bestandsformaten zijn.mp (uitsluitend mpeg layer ) en.wma (uitsluitend standaard 9, comprimeren met 8 kbit/s). Bepaalde formaten playlists (mu,...) worden geaccepteerd. Wanneer de laatst gebruikte stick opnieuw wordt aangesloten, gaat het afspelen automatisch verder bij de laatst beluisterde track van de desbetreffende stick. Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). De tijd die hiervoor nodig is, hangt af van de capaciteit van de USB-uitrusting. Gedurende deze tijd zijn andere bronnen beschikbaar. De playlists worden iedere keer dat het contact wordt afgezet of een USB-stick wordt aangesloten, geactualiseerd. Bij een eerste aansluiting wordt een indeling in mappen als indeling aangeboden. Bij een volgend gebruik wordt de laatstgekozen mappenstructuur aangehouden. * Afhankelijk van de uitvoering.

313 05 USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB GEBRUIK VAN DE USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. Druk op een van deze toetsen om tijdens het lezen naar de vorige/ volgende track te gaan volgens de weergegeven indeling. Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit verplaatsen. - per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend. - per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID Tag en in alfabetische volgorde. - per Genre : alle genres worden weergegeven in ID Tag. - per Playlist : zoals weergegeven in de playlist van de USB-stick of het USB-apparaat aangesloten op de USB-poort. Druk LIST kort in voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen. Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag. Bevestig de selectie door op OK te drukken. Druk op een van deze toetsen om te gaan naar volgende/vorige Genre, Map, Artiest of Playlist, afhankelijk van de weergegeven indeling tijdens het lezen. AANSLUITEN VAN APPLE SPELERS -VIA DE USB-POORT De beschikbare lijsten zijn Artiest, Genre en Playlist (zoals weergegeven via de Apple spelers). Selectie en Navigatie zijn hierboven beschreven in de stappen t/m. Sluit geen harde schijf of een niet-audio USB-apparaat aan op de USB-poort, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken.

314 05 USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- / RCA-kabel niet meegeleverd VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR De AUX-ingang JACK of RCA dient om een extern apparaat (mp-speler ) aan te sluiten. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de USB-aansluiting en de JACK-aansluiting. Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit het externe apparaat (mp-speler...) aan op de JACK-aansluiting of op de audioaansluitingen (wit en rood, type RCA) aan met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om AUX te selecteren. De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.

315 06 PEUGEOT CONNECT BLUETOOTH BLUETOOTH-TELEFOON DISPLAY C (Afhankelijk van model en uitvoering) KOPPELEN VAN EEN TELEFOON / EERSTE VERBINDING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Raadpleeg de site voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie,...). Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "waarneembaar is voor iedereen" (confi guratie van de telefoon). Druk op de toets MENU. Kies in het menu: - Bluetooth-telefoon - Audio - Bluetooth confi guratie - Zoeken via Bluetooth Er wordt een venster weergegeven met de melding dat het systeem bezig is met zoeken. De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven. Met het menu TELEFOON krijgt u onder andere toegang tot de volgende functies: Adresboek *, Logboek gesprekken, Beheer van de koppelingen. * Als uw telefoon volledig compatibel is. Selecteer in de lijst de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen. Op het scherm wordt een toetsenbord weergegeven: voer een code van minimaal cijfers in. Bevestig met OK. Op het scherm van de geselecteerde telefoon wordt een bericht weergegeven. g Voer, om de koppeling te accepteren, in de telefoon dezelfde code in en bevestig vervolgens met OK. Mocht de koppeling niet gelukt zijn dan kunt u het, een onbeperkt aantal keren, nogmaals proberen. Op het scherm verschijnt de melding dat de koppeling is geslaagd. De toegestane automatische verbinding wordt geactiveerd nadat de telefoon is geconfi gureerd. Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de synchronisatie beschikbaar.

316 06 PEUGEOT CONNECT BLUETOOTH EEN GESPREK ONTVANGEN BELLEN Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een venster op het display van de auto. Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio "Beheer van het telefoongesprek" en vervolgens "Bellen", "Logboek gesprekken" of "Adresboek". Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK. Druk op deze toets om het gesprek te accepteren. Druk gedurende meer dan twee seconden op deze toets om toegang te krijgen tot uw adresboek. Gebruik vervolgens de rolknop om het nummer te selecteren. Of Gebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van uw telefoon om een nummer in te voeren. EEN GESPREK BEËINDIGEN Druk gedurende het gesprek meer dan twee seconden op deze toets. Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.

317 06 PEUGEOT CONNECT BLUETOOTH BLUETOOTH STREAMING AUDIO * Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-profi elen (ADP/AVRCP) kunnen ondersteunen. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen t/m 9. Tijdens de koppeling moet de auto stilstaan en het contact aanstaan. Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE ** te drukken. Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen ***. De informatie over de muziekstukken kan op het display worden weergegeven. * Volgens de compatibiliteit van de telefoon. ** In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd. *** Als de telefoon deze functie ondersteunt. Selecteer in het telefoonmenu de te koppelen telefoon. Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon. 5

318 07 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO CD/MP-CD USB aanzetten/uitzetten RDS aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD-speler, de hele huidige map voor MP-CD) aanzetten/uitzetten random play (de hele huidige CD voor CD-speler, de hele huidige map voor MP-CD) aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten random play (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) 6

319 07 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: AUDIOFUNCTIES VOORKEUZE FM RDS-functie inschakelen/uitschakelen REG-functie inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) inschakelen/uitschakelen AFSPEELMOGELIJKHEDEN RPT-functie (CD herhalen) inschakelen/uitschakelen RDM-functie (random) inschakelen/uitschakelen DIAGNOSE AUTO LOGBOEK WAARSCHUWINGEN 7

320 07 PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE BLUETOOTH-TELEFOON 8 PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN * CONFIGURATIE BEELDSCHERM regeling weergave normale weergave omgekeerde weergave regeling helderheid (- +) datum en tijd instellen dag/maand/jaar instellen uren/minuten instellen keuze cyclus u/u keuze van eenheden l/00 km - mpg - km/l Celsius / Fahrenheit TAALKEUZE CONFIGURATIE BLUETOOTH Toestel aansluiten/afkoppelen Telefoonfunctie Streaming audio functie Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld toestel Zoeken via Bluetooth BELLEN Logboek van oproepen Index BEHEER VAN EEN GESPREK Huidige gesprek beëindigen Inschakelen mutefunctie * De parameters variëren afhankelijk van de auto.

321 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Op het display wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven. De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag. De USB-stick wordt niet herkend. De stick is misschien defect. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk Audio. - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. Laad de batterij van de randapparatuur op. Formatteer de stick opnieuw. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren. 9

322 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik i s geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM, FM, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Laat de antenne controleren door het PEUGEOT -netwerk. Het geluid van de radio valt tot seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CD-speler uitschakelt. Start de motor om de accu op te laden. Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen. 0

323 INDEX A/ A/ Aanhangergewichten... 95, 97 Aansluiting V... 8 Aansluitingen audio/video... ABS met elektronische remdrukregelaar Accessoires... 9 Accu... 5, 7 Accu laden... 7 Achterlichten... 76, 9 Achterruitverwarming Achteruitrijlicht Actieve motorkap Afmetingen Afstandsbediening... 5, 5, 55 Airbags... Airbags vóór...5, 8 Airconditioning... 0 Alarmknipperlichten... 0 Alarmsysteem Algemeen menu Aluminium dakbogen... 9 Antiblokkeersysteem (ABS) Antispinregeling (ASR) Armleuning vóór Asbak... 8 Audio-aansluitingen... 86, 0, Automatische airconditioning... 75, 76 Automatische ruitenwissers... 98, 00 Automatische transmissie..., 55 Automatisch inschakelen alarmknipperlichten... 0 B/ Automatisch inschakelen verlichting... 9, 9 Autoradio's AUX-aansluiting AUX-aansluitingen... 86,, 0, Bagageruimte... 6 Bagageruimte (openen)... 5 Banden... 0 Bandenreparatieset Bandenspanning... 0, 00 Bandenspanningscontrole (met set) Bandenspanning te laag (detectie)... 0 Batterij afstandsbediening... 5, 55 Batterij afstandsbediening vervangen... 5 Bediening autoradio aan stuurkolom... 0, 05 Bekerhouder... 8 Beladen... 0 Benzinemotor... 7, 9, 95 Beveiliging tegen beknellen Beweegbare spoiler Binnenspiegel... 7 B/ Bluetooth (handsfree set)... -5, 7, Bluetooth (telefoon)... -5, 7 Bochtverlichting... 97, 7 Boordcomputer... 9, Brandstof... 0, 7 Brandstofniveaumeter... 6 Brandstoftank... 6 Brandstof tanken... 6, 7 Brandstoftank leeg (diesel)... 5 Brandstofverbruik... 0 Brandstofvulklep... 6 Buitenspiegels... 70, 7 C/ Carrosserie... 9 CD-/MP -speler CD MP Centrale vergrendeling... 5, 6 CHECK... 7 Claxon... 0 Confi guratie van de auto...,, 6, 8 Contact... 7 Controle motorolieniveau... Controles... 9, 50, 5, 55 INDEX

324 INDEX D/ E/ Dagrijverlichting... 9 Dagteller... 7 Dashboardkastje... 8 Dashboardverlichting... 8 Datum (instellen)... 6, 8 Derde remlicht Detectie te lage bandenspanning... 0 Diagnose auto... Diensten PEUGEOT... 0 Dieselmotor... 7, 50, 5, 97 Dimlicht... 90, 7, 75 Dimmer dashboardverlichting... 8 Display instrumentenpaneel..., Eco-mode Eco-rijden (adviezen)... 0 Electronic Stability Program (ESP) Elektrisch verstelbare stoelen... 66, 68 Elektronische remdrukregelaar (REF) Elektronische startblokkering... 55, 7 ESP/ASR Extra ingang... 86,, 89, 0, F/ Follow-me-home verlichting... 9 G/ H/ Geheugen instellingen bestuurder Gereedschap... 6, 66 Gesproken commando's Gewichten... 95, 97 GPS... 6, 58 Grootlicht... 90, 7, 75 Halogeenlampen... 7 Handgeschakelde versnellingsbak... 0,, 55 Handrem... 8, 55 Handsfree set... 7, Handsfree telefoon Hill-Holder... 9 Hoofdsteun achter... 7 Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel Hulpoproep... 0, 0 I/ J/ Identifi catie (stickers) Identifi catie auto Identifi catiegegevens Identifi catieplaatjes constructeur Indeling bagageruimte Indeling interieur... 8 Inhoud brandstoftank... 6 Instapverlichting... 80, 8 Instellen van de uitrustingen...,, 6, 8 Instellingen bestuurder (opslaan) Instrumentenpaneel... Instrumentenpanelen...,, 7 Intelligente tractiecontrole Interieurbekleding... 9 Interieurfi lter... 5 Interieurfi lter (vervangen)... 5 Interieurverlichting... 79, 80 ISOFIX... 5 ISOFIX bevestigingen... ISOFIX kinderzitjes JACK-aansluiting... 86, 89, 0, Jukebox (beluisteren)... Jukebox (kopie)... 0

325 INDEX K/ Kaartleeslampjes M/ Make-upspiegel... 8 Kentekenplaatverlichting Matte lak... 9 Kilometerteller... 7 Matten Kinderen... 9, -6 Mat verwijderen Kinderzitjes...9,, Menustructuren display... 8, 9, 6 Kleurcode lak Milieu... 0, 55 Kleurendisplay 6/9..., 8 Milieubewust rijden... 0 Kleurendisplay met Mistachterlicht... 9, 76 kaartweergave DT... 5, 9 Monochroom display... 06, 6 Klokje... 8 Motoren... 95, 97 Klokje (instellen)... 8, 6, 8 Motorkap... 8 Koelvloeistoftemperatuur... Motorolieniveaumeter..., 5 Koelvloeistoftemperatuurmeter... MP (CD) Kofferdeksel sluiten... 5, 6 Multifunctioneel display Koplampen... 9 (met autoradio)..., 6, 8, 50 Koplampsproeiers Multimediaspelers... 8, 8 Koplampverstelling L/ Laden accu... 7 Lampen vervangen... 7, 76 Lekke band Lichtmetalen velgen... 9 Lichtschakelaar Logboek waarschuwingsmeldingen... 6 Lokaliseren van de auto... 5 Luchtfi lter... 5 Luchtfi lter (vervangen)... 5 N/ Navigatiesysteem... 6, 55, 56, 6 Niveau brandstofadditief diesel... 5 Niveau koelvloeistof..., 5 Niveau koplampsproeiervloeistof... 99, 5 Niveau remvloeistof... 5 Niveau ruitensproeiervloeistof... 99, 5 Niveaus controleren... 5, 5 Niveaus en controles...9, 50, 5, 5 Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof... 5 N/ O/ Noodbediening portieren... 6 Noodoproep... 0, 0, 0 Noodremassistentie Noodremassistentie (AFU) Nulstelling dagteller... 7 Nulstelling onderhoudsindicator... 6 Oliefi lter... 5 Oliefi lter (vervangen)... 5 Olieniveau..., 5 Oliepeilstok..., 5 Onder de motorkap... 9, 50 Onderhoud (adviezen)... 9 Onderhoudscontroles... 0 Onderhoudsindicator... 5 Ontdooien Ontgrendelen... 5 Ontgrendelen bagageruimte... 5, 6 Ontgrendelen van binnenuit... 6 Ontluchten brandstofsysteem... 5 Opbergvak Opbergvakken... 8, 85, 88 Opbergvakken portieren... 8 Openen bagageruimte... 5, 6 Openen brandstofvulklep... 6 INDEX

326 INDEX O/ P/ Openen motorkap... 8 Openen portieren... 5, 6, 6 Openen wegklapbaar kleurendisplay Opschakelindicator... Overzicht gewichten... 95, 97 Overzicht motoren... 95, 97 Overzicht zekeringen Parkeerhulp achter... Parkeerhulp vóór... Parkeerlichten... 90, 9, 7-76 PEUGEOT CONNECT ASSISTANCE... 0 Peugeot Connect Nav... 6, 9 Peugeot Connect Plug... 86, 0 PEUGEOT CONNECT SOS... 0, 0 Peugeot Connect D Nav..., 9, 8, 05, 08,, 8 Peugeot Connect Sound..., 0, 6 PIN-code... 6 Plafonnier POI (update)... Portieren... 6 Portieren sluiten... 5, 6 R/ Radio... 7, 8, 8, 07 RCA-aansluitingen..., 89, Regelmatige controles... 5, 55 Regelmatig onderhoud... 0 Regeneratie roetfi lter... 5 Reinigen (adviezen)... 9 Rembekrachtigingsysteem Remblokken Remlichten Remmen Remschijven Reservewiel Reservoir koplampsproeiers... 5 Reservoir ruitensproeiers... 5 Resetten van de ruitbediening Richtingaanwijzers... 0, 7, 76 Rijstrookcontrolesystemen Risicozones (update)..., 60 Roetfi lter... 5, 5 Ruitbediening Ruitensproeiers vóór Ruitenwisserbladen vervangen... 0, 69 Ruitenwissers... 98, 00 Ruitenwisserschakelaar... 98, 00 S/ Schakelaars stoelverwarming Selectiehendel automatische transmissie... Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak... 0 Serienummer auto Set voor tijdelijke bandenreparatie Sfeerverlichting SIM-kaart... 6 Sjorogen Slepen van een auto Sleutel met afstandsbediening... 5, 5,55, 7 Sneeuwkettingen Snelheidsbegrenzer... 6 Snelheidsregelaar... 9 Snelmenu's..., 5 Spaarfase Spraaksynthese Starten van de auto... 7, Stickers... 9 Stickerset... 9 Stilzetten van de auto... 7, Stoelen achter... 7 Stoelen verstellen... 65, 66 Stoelverwarming Streaming audio Bluetooth... 88, 5 Stuurslot... 7 Stuurwiel (verstellen) Supervergrendeling... 5 Synchroniseren afstandsbediening... 5 Synchroniseren van de afstandsbediening... 5

327 INDEX T/ Technische gegevens... 95, 97 V/ Verkeersinformatie Te laag brandstofniveau... 6 (TA)... 6, 70, 8, 08 Telefoon... 0, -5, 7, 76 Verkeersinformatie Teller... (TMC)... 5, 6, 69, 70 Tijdelijke bandenspanning Verklikkerlampjes... 6, 0,, 7 (met set) Verlichting bagageruimte Tijd instellen... 8 Verlichting overdag... 9, 7, 75 TMC (verkeersinformatie)... 5, 69 Versnellingshendel... 0 Toegang tot de achterbank... 7 Verwarming... 0 Toerenteller... Voorstoelen... 65, 66 Trekhaak Z/ Zekeringen Zekeringen vervangen Zekeringkast dashboard Zekeringkast motorruimte Zij-airbags...6, 8 Zijknipperlicht Zonneklep... 8 Zuinig rijden... 0 U/ V/ Uitschakelen airbag passagier...5 Updaten risicozones..., 60 Update van de POI's... USB-aansluiting... 86, 0 USB Box Veiligheidsgordels... 9,, Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen...5, 9, -6 Ventilatie... 0, 7, 75 Ventilatieroosters... 7 Verbindingstoets PEUGEOT... 0 Vergrendeling kofferdeksel... 6 Vergrendeling van binnenuit... 6 W/ Waarschuwingssignaal sleutel in contact... 7 Waarschuwing vergeten verlichting... 9 Wassen (adviezen)... 9 Wegklapbaar kleurendisplay... 6, 8, 50 Wiel demonteren... 6 Wiel monteren... 6 Wiel verwisselen... 6 Window-airbags...8 X/ Xenonlampen... 7 INDEX

328 EXTERIEUR Sleutel met afstandsbediening openen/sluiten - ontgrendelen/op een kier zetten van het kofferdeksel - diefstalbeveiliging - batterij Alarm Accessoires 9-9 Ruitenwissers 98-0 Ruitenwisserblad vervangen 69 Buitenspiegels Kofferdeksel 6 Bandenreparatieset 56-6 Wiel verwisselen 6-67 Beweegbare spoiler 09-0 Actieve motorkap 08 Lichtschakelaar Bochtverlichting 97 Koplampverstelling 96 Lampen vervangen koplampen - zijknipperlichten Parkeerhulp - Trekhaak Slepen Portieren openen/sluiten - centrale vergrendeling - anti-overvalsysteem - noodvergrendeling Reinigen, onderhoud 9-9 Alarm Ruitbediening Lampen vervangen achterlichten - derde remlicht - kentekenplaatverlichting Brandstoftank 6-7 Noodremassistentie 05 Stabiliteitscontrole Detectie te lage bandenspanning 0-0 Bandenspanning 6, 00 Sneeuwkettingen 68

329 INTERIEUR Voorstoelen Achterzitplaatsen 7 Indeling bagageruimte sjorogen - bagagenet - opbergbak - verlichting Airbags -8 Diefstalbeveiliging / Starten / Contactslot 7 Conventionele kinderzitjes 9- ISOFIX-kinderzitjes -6 Veiligheidsgordels - Uitschakeling airbag aan passagierszijde 5-6 Indeling interieur zonneklep - dashboardkastje - V-aansluiting - asbak - armleuning vóór - Peugeot Connect USB- USB-Box - matten VISUELE INDEX

330 COCKPIT Instrumentenpaneel -5 Verklikkerlampjes 6- Meters -6 Knoppen check/onderhoudsindicator/dagteller - dimmer dashboardverlichting Plafonniers 79 Pictogrammendisplay veiligheidsgordels/ airbag aan passagierszijde - Binnenspiegel 7 Zonneklep 8 Ruitenwisserschakelaar 98-0 Boordcomputer 9- Multifunctionele displays -5 Klokje 8 Alarmknipperlichten 0 Rij drukschakelaars 5 8 Lichtschakelaar Koplampverstelling 96 Stuurwiel verstellen 69 Claxon 0 Peugeot Connect D Nav 05-8 Peugeot Connect Nav 9-0 Peugeot Connect Sound 0-0 Noodoproep of pechhulpoproep 0, 0 Buitenspiegels 70-7 Ruitbediening Ventilatie 7-75 Automatische airconditioning met gescheiden regeling Zekeringen dashboard 80-8 Motorkapontgrendeling 8 Snelheidsbegrenzer 6-8 Snelheidsregelaar 9- Handrem 8 Schakelaar beweegbare spoiler 09-0 Automatische transmissie -5 Handgeschakelde versnellingsbak 0 Schakelindicator Hill Holder 9

331 TECHNISCHE GEGEVENS - ONDERHOUD Brandstoftank leeg (diesel) 5 Benzinemotoren 95 Gewichten auto's met benzinemotor 96 Dieselmotor 97 Gewichten auto's met dieselmotor 98 Afmetingen 99 Identifi catie 00 Niveaus controleren olie - remvloeistof - stuurbekrachtigingsvloeistof - koelvloeistof - ruitensproeier-/koplampsproeiervloeistof - brandstofadditief (diesel met roetfi lter) - gebruikte producten Eco-mode 70 Accu 7-7 Zekeringen motorruimte 80, 8-86 Lampen vervangen voor - achter Reinigen en onderhouden interieur - exterieur Motorkapontgrendeling 8 Onder de motorkap (benzine) 9 Onder de motorkap (diesel) 50 Controle van onderdelen accu - lucht- en interieurfi lter - oliefi lter - roetfi lter (diesel) - versnellingsbak - remblokken/-schijven VISUELE INDEX

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel. 5. Alarmknop.

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 14. Dashboardkastje / aansluitingen audio/video. 15. Schakelaars stoelverwarming.

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen. Instructieboekje Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot Start Mirror Screen Start Het instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen van

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering

Nadere informatie

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. KLOKKEN 1. Toerenteller.

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Instructieboekje Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Start Mirror Screen Start Het Instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen.

Nadere informatie

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis. INSTRUCTIEBOEKJE WELKOM Belangrijke informatie: het monteren van een uitrusting of een elektrische accessoire zonder artikelnummer van Automobiles PEUGEOT, kan een storing in het elektronische systeem

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de PEUGEOTwebsite, in de rubriek "Persoonlijke pagina" of op het volgende adres: http://public.servicebox.peugeot.com/ddb/

Nadere informatie

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje CITROËN C4 CACTUS Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN,

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje IN CITROËN JUMPY Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten

Nadere informatie

COCKPIT

COCKPIT 4 - IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling Toegang tot de auto 7 TOEGANG TOT DE AUTO SLEUTEL AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Supervergrendeling Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

4 - In een oogopslag

4 - In een oogopslag 4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1 - Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2 - Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3 - Airbag bestuurder. Claxon. 4 - Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004 2 UW 807 IN EEN OOGOPSLAG UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 2 -

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

G A PSL O G O O EEN IN

G A PSL O G O O EEN IN IN EEN OOGOPSLAG 5 1 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Gescheiden ontgrendeling van cabine en laadruimte. Alleen vergrendeling van de laadruimte. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 7b 7a

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang

Nadere informatie

PEUGEOT PK ALLURE

PEUGEOT PK ALLURE PEUGEOT 308 110PK ALLURE Prijs voertuig : * 15 900 * Excl. kosten van inschrijving en brandstof. vermelding verplicht vanaf 1.1.79 conform decreet 78993 van 4.10.78 Garantie Leeuwekeur Comfort (6 Maand)

Nadere informatie

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) COUPÉ EVO DASHBOARD Brandstofmeter met reserveaanduiding Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) Chroomlook ringen instrumentenpaneel ControlelampjesRichtingaanwijzer links en rechts, mistlampen

Nadere informatie

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 88-102 Schakelaars op stuurkolom 110-116 Instrumentenpanelen 28-29 Ventilatie, airconditioning 82-87 Spiegels 118-119 Blz. Controles 136-140 Toegang tot de auto

Nadere informatie

Toegang tot het instructieboekje

Toegang tot het instructieboekje INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de CITROËNwebsite, in de rubriek "MyCitroën" of op het volgende adres: http://service.citroen.com/ddb/ Download

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 6b Verklaring : verwijzing rubriek 6a : verwijzing bladzijde Schuifdeur 2a 17 Trek

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de DS AUTOMOBILES-website, in de rubriek "MyDS" of op het volgende adres: http://service.dsautomobiles.com

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN".

Nadere informatie

Ontgrendelen van de achterdeuren

Ontgrendelen van de achterdeuren Toegang tot de auto 18 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het lampje op de afstandsbediening gaat branden, de plafonnier

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Hendel motorkapontgrendeling 2. Koplampverstelling 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde 4. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster 5. Schakelaar verlichting en

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

4 - IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG 4 - IN EEN OOGOPSLAG IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 74-85 Cockpit 29-31 Dashboard 37-73, 97-98 Spiegels 100 Blz. Controles 117-125 Toegang tot de auto 87-92 Wiel verwisselen 126-130 Lampen vervangen 131-135 In dit

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

Renault Clio Energy TCe 90pk ECO2 Dynamique 2016

Renault Clio Energy TCe 90pk ECO2 Dynamique 2016 Renault Clio Energy TCe 90pk ECO2 Dynamique 2016 16.900 Algemene Opties en Accessoires: Climate control Keyless entry Regensensor Audio, tv en 12v access: 12V accessoire-aansluiting in de middenconsolebluetooth

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85 UW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 64-71 Cockpit 26-27 Dashboard 32-63 Spiegels 85 Blz. Controles 96-99 Toegang tot de auto 72-75 Lekke band/ wiel verwisselen 100-103 Lampen vervangen 104-107 Afhankelijk

Nadere informatie

EERSTE KENNISMAKING B U I T E N Z I J D E. Open dak

EERSTE KENNISMAKING B U I T E N Z I J D E. Open dak B U I T E N Z I J D E I Open dak Dit dak zorgt voor meer lucht en licht in het interieur. EERSTE KENNISMAKING 100 Parkeerhulpsensoren Nadat u de achteruitversnelling heeft ingeschakeld, waarschuwt het

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN DS5 HYBRIDE 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748380

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN DS5 HYBRIDE 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748380 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! INSTRUCTIEBOEKJE UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Airbag bestuurder Claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakeling airbag aan passagierszijde* 4 Schakelaar stoelverwarming

Nadere informatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G05 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE CENTRALE VERGRENDELING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076)

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje. Uw instructieboekje

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1 FordKa Instructieboekje Owner s handbook Feel the difference K10468_Service_Portfolio_090508.1 1 09.05.2008 15:52:47 Uhr 001-025 Ford KA NL 22-07-2008 9:45 Pagina

Nadere informatie

Mercedes-benz E-klasse

Mercedes-benz E-klasse Emile Bakker Emilebakker.nl http://www.emilebakker.nl Mercedes-benz E-klasse 79,491.00 Advertentienr : 2513164 KM-stand : 3000 Bouwjaar : 2017 Brandstof : Benzine Transmissie : Automaat Import : Ja Algemene

Nadere informatie

C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:26 Page 1 CITROËN C8 INSTRUCTIEBOEKJE. 0 C:\Documentum\Checkout\V3_03_2_Tcv-NEL.win 15/3/2004 19:35 -page 1

C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:26 Page 1 CITROËN C8 INSTRUCTIEBOEKJE. 0 C:\Documentum\Checkout\V3_03_2_Tcv-NEL.win 15/3/2004 19:35 -page 1 C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:26 Page 1 CITROËN C8 INSTRUCTIEBOEKJE 0 C:\Documentum\Checkout\V3_03_2_Tcv-NEL.win 15/3/2004 19:35 -page 1 C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:27 Page 2 CITROËN prefereert TOTAL

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T D U C A T O G E B R U I K E N O N D E R H O U D Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Panda. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) CITY GTO DASHBOARD Brandstofmeter met reserveaanduiding Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) Chroomlook ringen instrumentenpaneel ControlelampjesRichtingaanwijzer links en rechts, mistlampen

Nadere informatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G01 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE VERLICHTING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076) 307 406 (vanaf

Nadere informatie

Audi S Coupe Quattro 354pk Pro Line Plus -15% NIEUW. Algemene informatie

Audi S Coupe Quattro 354pk Pro Line Plus -15% NIEUW. Algemene informatie NIEUW TE BESTELLEN Audi S5 Coupe Quattro 354pk Pro Line Plus -15% NIEUW 79.800 U BESPAART: 11.542 Algemene informatie Bouwjaar: NIEUW Merk: Audi Model: S5 Kilometerstand: 1 km Kleur: zwart Bekleding: Zwart

Nadere informatie

PRIJZEN EN SPECIFICATIES CAPTIVA

PRIJZEN EN SPECIFICATIES CAPTIVA PRIJZEN EN SPECIFICATIES CAPTIVA MY11, 1 FEBRUARI 2012 CONSUMENTENPRIJS CONSUMENTENPRIJS BPM PRIJS INCLU. BTW PRIJS EXCLU. BTW ENERGIELABEL 2.2D WD 2.2D AT WD 3.0 V6 AT WD 38.995,00 16.612,00 8.195,00

Nadere informatie

Automatische transmissie

Automatische transmissie Automatische transmissie TRANSMISSIEHENDEL H3916 De CommandShift transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op 'automatisch'. Nadat

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen: F I A T B R A V O 603.81.708 NL I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Bravo. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar

Nadere informatie

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Porsche Cayenne 134, Algemene informatie. Technische informatie. Opties. logo

Porsche Cayenne 134, Algemene informatie. Technische informatie. Opties. logo logo Emile Bakker Emilebakker.nl http://www.emilebakker.nl Image not found or type unknown Porsche Cayenne 134,428.00 Advertentienr : 2431519 KM-stand : 4600 Bouwjaar : 2016 Brandstof : Diesel Transmissie

Nadere informatie