Ambacht Weergors en Fortificatie Hellevoetsluis. No. 12a

Transcriptie

1 Ambacht Weergors en Fortificatie Hellevoetsluis. No. 12a ( ) bewerkt door Christiaan van der Tuijn ( Vergadering gehouden op den 10 e Maart 1801, present alle de leeden.[1]. Ter vergadering gecompareert zijnde de burgers Jan David Rumph, Jacob Mouthaan, A. P. Asmus en Jacobus Jonas, gevolmagtigde uit de stembevoegde burgers dezer plaatse, tot het overstaan over de plaatselijke reekeningen benoemd is, door de burgers J. van Sina en A. J. van de Meer gequalificeerdens van de wed: van wijlen den schout secretaris en thesaurier dezer plaats Pieter Adriaan Steenwijk Gallas, in naam van gemelde weduwe gedaen de reekening der administratie van de verponding over den jaare 1799, gehad en gedaan bij wijlen den voorn. P. A. Steenwijk Gallas en nadat de voorn. reekening door de gequalificeerdens voorgeleesen, hebbende opgemelde commissarissen verklaard dezelve niet te kunnen approbeeren uit hoofde zommige ordinaire posten in den uitgaaff alleen voor memorie waaren gesteld, en om welke reedenen zij vermeende dat de reekening niet volledig was. Vervolgens door de voorn. gequalificeerdene aan de gevolmagtigde uit de stembevoegde burgers onder het oog gebragt zijnde dat die posten niet waaren uitgegeeven en uit hoofde de wed. en erfgenaame van wijlen den schout Steenwijk Gallas het jus deliberandi had verkoosen door haar niet konde uijtgegeeven worden, en dierhalven niet in uitgaaf werden gebragt, hebben egter de gevolmagtigde blijven weijgeren de voorn. reekening te approbeeren, zodanig als dezelve leggende, evenwel verklaarden dat indien de posten in die reekening gesteld voor memorie behoorlijk wierde uitgaaf geeven, en alzoo in reekening gebragt zij deses als dan zoude approbeeren. Die hebbende meergemelde gequalificeerdens [2v] verklaard dit niet te kunnen doen, en uijthoofde van de opgemelde weigering van de gevolmagtigde uit de stembevoegde burgers, hebben voorn. gequalificeerde tegens deselve wel exspresselijke geprotesteert, en aan zig zodanige demarches geresolveerd als zij dezen aangaande zoude vermeenen te behooren. Wijders door de burger Rumph, aan de burger J. van Sina nog gezegd zijnde dat indien hij de voorgemelde memorie niet inuitgaafbrgt, dat hij dan de crediteuren den boedel van wijlen den schout Steenwijk Gallas benadeeld heeft voorn. burger van Sina jegens de burger Rumph wel expresselijk geprotesteert van injurie en naan zig gereserveert zodanig regt en actie als hij tot herstel van geschonde eed zoude nodig vinden en vermeenen te behooren. En is dierhalven dit werk ongedaan gebleeven en heeft den president deeze vergadering gescheiden tot heden namiddag ten vier uuren. Vergadering gehouden den Gecontinueerde 10 e Maart 1801 des namiddag ten vier uuren, present alle leeden. Den burgers J. v. Sina en H. J. van der Meer gequalificeerde van de wed. Steenwijk Gallas communiceerde aan de gevolmagtigde uit de stem bevoegde burgers, dat zij als nu zullen doen de reekening dezer plaatze egter voor zij aan hun moesten te kennen geeven dat in deese reekening meede zodanige posten, als in de welke op heeden morgen was voorgeleesen voor memorie waaren 1

2 gesteld, en vroeger wijders als nutteloos werk te doen, of zij dezelve alzoo wilde aanhooren. Waarop den commissie of gevolmagtigde Rumph, verklaarde dat hij de reekening wilde aanhooren, dog aan de municipaliteit over liet om dezelve te approbeeren of approbeeren, wijl hij geen Gallas of desselfs boedel of weduwe in dit geval zo [2] maar de municipaliteit allen, en dat die ook de reekening aan hun moest doen, vervolgens de drie andere gevolmagtigde Mouthaan, Asmus en Jonas meede geweijgerd hebbende om de reekening van de voornoemde gequalificeerdesns aan te hooren, op te neemen en te sluijten, zijn daar over vrijlevendige deliberatien ontstaan, en na dat de gevolmagtigen uit de stembevoegde burgers zig in beledigende en betaalende bewoordinge, zoo jegens deeze vergadering, als de gequalificeerdens van de wed. Steenwijk Galles uitgelaaten, zijn dezelve uit de vergadering vertrokken. En hebben daarna de opgemelde gequalificeerdens alle de reekenigen, nadat dezelve behoorlijk waaren verzegelt, met het zegel dezer plaatze overgegeeven ten eijnde ter secretarie dese plaats te worden geecistodieert, en wijders verklaard dat zij bereijd waaren om in dien de gevolmagtigden uit de stem bevoegde burgers van hun de reekening wile aanhooren, dezelve op nieuw daadelijk te doen. Vergadering gehouden op den 13 e Maart 1801, present alle de leeden, except Chardon. Is geleesen een missive van de commissie van onderzoek naar den opbrengst der heffing van 8, 5, 10, 4 en 1 percent op de inkomsten en bezittingen geschreeven te Brielle den 10 e deezer loopende maand daar bij afvragende, of deeze vergadering een geschikt locaal is hebbende tot gijzeling, waartoe zij genootzaakt zullen zijn tot de executie van zommige condemnatien binnen deeze Fortresse door hun geslaagen en berigtende dat zij bij ontbreeking daar van tot de militaire weigering zullen moeten overgaan. Waar over gedelibereert zijnde, en in aanmerking [3v] genoomen weesende dat er alhier geen geschikt locaal ter voorsz. gijseling voor handen is, is gesolveert dat aan opgemelde commissie te rescribeeren. Ten dezen dage zijn in het stemregister ingeschreeven Poulus Groen, Hendrik van Dijk, Albertus van Geijtenbeek en Martinus Mos. Vervolgens is geaccordeert aan Jan Bonte desselvs huisvrouw Jannetje van der Beek en desselvs kinderen, Alida Pieternella Johannes Hendriks, en Hendrik Bonte acte van indemniteijt. De secretaris communiceert aan t departementaal bestuur te hebben afgezonden deeze navolgende missive. Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap. De municipaliteijt van t Weergorsch en Hellevoetsluijs. Aan het departementaal bestuur van Schelde en Maas. Mede Burgers! Ingevolge en ter voldoening aan de last vervat in Ul. resolutie van dato den 14 e September 1800 no. 3, hebben wij de eer Ul. bij deeze toe te zenden, copie authenticq de laast geslootene reekening der arme deze gemeente, welke van onzent weege geadministeert [3] missive van de gecombineerde vergadering van de kerkenraad, commissarissen en kerkenmeesteren der gereformeerde gemeente, alhier, ter beantwoording van de vrage door ons ingevolge Ul. bovengemelde resolutie aan den kerkeraad van opgemelde gemeente gedaan, uit welke eerst gemelde stuk volkomen kan blijken den staat van ons armweesen, als ook het getal der bedeelden het moutant der bedeelingen zoo in geld voedzel en kleederen als andersints, en den staat der fondzen welken tot onderhoud der armen dienende zijn, terwijl wij voorts Ul. berigten, dat de bezittingen onzer armen alleenlijk bestaan, in een huijsje t welke geschikt is tot inwooning der arme persoonen, en in een capitaal f guldens, 2

3 aan deeze plaats door den armen geschooten, en eindelijk dat al hier geen gestichten of etablissementen tot ons armweesen behoorende gevonden worden. Hier meede vertrouwende aan ul. bovengemelde last te hebben voldaan, zoo noemen wij ons met achting. Ul. meedeburgers! De municipaliteijt voorn. (get) R. H. Kooij voorn. Ter ordonnantie van dezelven (get) J. A. van Es. secert adm Hellevoetsluijs den 7 e Maart 1801 t 7 e j. d. b. v. En is dezelve geapprobeert, en aangenoomen voor notificatie. Is geleesen een missive van het departementaal [4v] bestuur van Schelde en Maas van den 3 e Maart 1801, ten geleijde van een extract uit hunne notulen van den zelven dar no. 2 daar bij zendende een conversabel getal exemplaar van de waarschouwinge voor de vrijwillige geld negotiatie, en gelastende dezelven zonder eenig delaij aan de huijzen der ingezeetenen te doen rondbrengen. En communiceerd den president dat hij voor waarschouwingen gepasseerde Woensdag reeds heeft doen rondbrengen. Waarop gemelde resolutie is aangenoomen voor notificatie. Nog is geleesen een missive van t zelve bestuur in dato den 27 e October 1801, ten geleijde van de volgende stukken, als. Ten eersten een extract uit hunne notulen van den 17 e Februarij 1801, houdende last om zig te gedragen na de missive van den agent van oorlog der Bataafsche republicq, de dato 11 e Februarij 1801 no. 1 houdende gein. missive eenige bepalingen, hoedanig wervers en verlofgangers zig moeten gedragen wanneer zij in plaatzen vernagten. En is geresolveert dit extract aan te neemen tot informatien. Ten tweeden het nodig getal exemplaaren van de publicatie van het uitvoerend bewind in dato 11 e Februarij 1801, daarin renoveerende eenige in den jaare 1799, genoomen decreeten. Ten derden het nodig getal exemplaaren van de publicatie van het uitvoerend bewind [4] in dato 20 e Februarij 1801, houdende een interpretatie van het 32 e articul der acte van staatsregeling. Ten vierden, het nodig getal exemplaaren van de publicatie van t uitvoerend bewind van dato 10 e Februarij 1801, houdende eenige verbeteringen der drukfeiten, ingesloopen in de publicatie van den 22 e Januarij 1801, houdende een interpretatie van het 32 e articul der acte van staatsregeling. Ten vierden, het nodig getal exemplaaren van de publicatie van t uitvoerend bewind van dato den 19 e Februarij 1801, houdende eenige verbeteringe der drukfeilen, ingesloopen in de publicatie van den 22 e Januarij dezes jaars, en verder daar bij oproepende stembevoegde burgers tegens den 7 e April aanstaanden tot het verkiesen van constitutioneele gemeente bestuuren, en van gevolmagtigde uit de stembevoegde burgers en voorts de tegenwoordigen municipaliteijt, welke te gelijk rechterlijke frunctien waarneemen injungeerdende om deeze bedieninge zoolang te blijven bekleede tot dat zij daar van nader zullen worden ontslagen. Ten vijfden, het getal exemplaaren van de publicatie van t uitvoerend bewind van den 22 e Januarij 1801, houdende de verdeeling van de departement deser republicq in gemeentens. 3

4 Ten zesden het nodig getal exemplaaren van de pubilcatie van t uitvoerend bewind van den 6 e Februarij 1801, houdende de instructie voor de gemeente in polders bestuuren en een reglement op die verkiezing derzelven. Ten zevende het nodig getal exemplaaren van de notificatie van t departementaal bestuur van den 3 e dezer maand, daarin opgeevende welke ontfangers zijn aangesteld tot den ontfangst der vrijwillige negotiatie gevestigd op de nationaale domeijnen.[5v]en is een exemplaar van alle deeze voorenstaande pubilcatien en notificatie aan den bode ter hand gesteld, ten eijnde dezelve op overmorgen als naar gewoonte te publiceeren en affigeeren. Vergadering gehouden op den 13 e Maart 1801, present alle de leeden. Is geleezen een missive van commissarissen van de burgerij dezer plaatze alhier geschreeven den 14 e deeser loopende maand, zijnde van den volgende inhoud. Commissarissen van de burgerij van Hellevoetsluis. Aan de municipaliteijt van Hellevoetsluijs. Mede burgers! Wij hebben goedgevonden u lieder nogmaals bij deesen in consideratie te geeven ter preservatie voor U lieder persoonen, en om alle onaangenaame demarches welke zoude kunnen proflueeren, voor te komen, de reekening van den armen na behoorlijke gedaane citatie aan commissarissen uit U lieder naam aan ons te doen, en om gevolmagtigde van den nu insolventie boedel van wijlen Adriaan Steenwijk Gallas voor Ulieder te citeeren ten eijnde de gedaane administratie door hem als thesaurier dezer plaatse aan U lieden verantwoorden, en verder gezegde reekening van deeze [5] plaats uit U lieder naam aan ons commissarissen te doen en overbrengen. De tijd ter beantwoording hiervan vinden wij ons genood drongen te stellen op drie maal vier en twintig uuren, zullende commissarissen op die tijd geen antwoord bekoomen hebbende in de onvermijdelijk noodzaakelijkheid worden gebragt zich te adresseeren, daar waar het hem te raade zal worden. Hier meede hebben wij de eer na u lieder in de bescherminge Godes te hebben aan bevoolen met de hoogste achting te zijn. U lieder meedeburgers, commissarissen der burgerij van Hellevoetsluis. En uit desselvs naam (get) J. D. Rumph. Hellevoetsluis den 14 e Maart 1801 t 7 e jaar der B.V. Den president communiceert voorts dat hij voorsz. missive gisteravond hebbende ontfangen en door de jonge van den bode aan wiens huijs deselve door Dirk van der Kaaij uit naam van den burger Rumph was gebragt, daadelijk had ingezien, en na lecture derselve nodig geoordeelt, dat deselve ter kennisse van de gevolmagtigde van de wed. Steenwijk Gallas wierd al waarom hij den burger van Sina per expresse naar hier had ontboden, en dezelve benevens den burger van der Meer zig thans op het rechthuis bevonden. Vervolgens de bovengemelde gequalificeerden van Sina en van der Meer, ter vergadering compareerende, is hun voorsz. missive voorgeleesen, en hunne gedagten deswegens gehoort [6v] zijnde is na deliberatie geresolveert ten eersten de meergemelde missive van comissarissen van de burgerij deser plaatse aan te neemen voor notificatie. Ten tweeden den president Kooij, den secretaris van Es en den burger van Sina te verzoeken en te qualificeeren, gelijk dezelve verzogt en gequalificeert werden bij deese omme zig naar den Haag te begeeven, en aldaar 4

5 bij een of meer kundige regtsgeleerde te adviceeren hoedanig deese vergadering zig zoo ten opzigte van het doen van reekeninge, als ten opzigte der handelwijze van bovengemelde commissarissen der burgerij alhier jegens deeze vergadering moet gedragen, voorts om zodanige adressen te maaken als zijlieden overeenkomstig het bij hun ingewonnen advies zullen nodig vinden, en eijndelijk dat alle verderen en meerder desen aangaande te doen en verrigte, wat zij gecommitteerdens zullen nodig oordeelen en vermeenen te behooren. En zal extract dezen resolutie zonder resumptie werden gegeeven, aan de burgers Kooij, van Es en van Sina, omme te dienen tot hunne qualifitatie. Eindelijk in deliberatie genoomen zijnde de informatie bij deese vergadering op heeden ingekoomen behelsende dat er in de grondvergadering no.1 op den 5 e Februarij l.l. gehouden directe aanrandingen hadden plaats gehad, door den persoon Dirk van der Kaaij, aan verscheijde leeden, welke in die vergadering present waaren, wien zij moeste stemmen, en in aanmerking genoomen hebbende [6] dat zulks strijdig is tegens het 22 e art. der acte van staats regeling, is geresolveert daaromtrent bij de leeden welke opgemelde grondvergadering hebben bijgewoond het noodig onderzoek te doen, en alzoo bevonden werdende van dezelve de noodige verklaaringe dien aangaande te requireeren. Vergadering gehouden op den 21 e Maart 1801 present alle de leeden. Is geleesen een extract uit de besluiten van t uitvoerend bewind der Bataafsche Republicq van Vrijdag den 13 e Maart 1801 no. 29, daarin met te kennen geeven aan deese vergadering dat aan het bewind is voorgekoomen dat er geen genoegzaame redenen voorhanden zijn om zig over de gecommitteerden tot de stembevoegde burgers te beklagen als zijnde door de municipaliteijt opgeroepen ten zelven dagen als het sluijten der rekening zoude plaats hebben dezelve aanschrijvende en gelastende om in alle gevalle wanneer zij met gevolmagtigde van de stem bevoegde burgers in conferentie wilden treeden, deselve daar van een convenabele tijd bevoorens immers tot het oproepen en sluijten van reekeningen en diergelijke werkzaamheeden, ten minste eenige dagen te vooren behoorlijk zullen moeten adverteeren met verdere last om geene werkzaamheeden, welke ten overstaan van gevolmagtigden uit de stem bevoegde burgers moeten geschieden anders dan in derzelver bij zijn te verrigten. En is na deliberatie geresolveerd voorsz. besluit aan te neemen tot informatie.[7v] Ten deezen dage zijn in het stem register ingeschreeven Herbertus Rheborn, Johannis Vermaas en Hugo Vermaas. Den president produceert ter vergadering vier attestatien, als een van Cornelis Pieterman, een van Pieter Ouwerkerk, een van L. C. Bergman, en een van Jan Albers alle stem geregtigde burgers, en in die qualiteijt den 15 e Februarij l.l. bij gewoond hebbende de vergadering der grondvergadering no. 1 uit als welke stukken bleek dat Dirk van der Kaaij meede in opgemelde grondvergadering present geweest zijnde aan voorn. persoonen heeft aangeraaden wien zij moesten stemmen, alles breeder in gemelde attestatie omschreeven en tot welke alhier wel expresselijk werd gerefereert, waarop gedelibereert zijnde is geresolveerd voorsz. attestatie provisioneel ter secretarie te deponeeren om indien zulks werd vereijscht het nodig gebruijkte kunnen maaken. Den president en den secretraris als in gevolge de resolutie deser vergadering van de 15 e deser na den Haage gecommitteert geweest doen van dit navolgende rapport. De ondergeteekende bij resolutie van de municipaliteijt van dato den 15 e deser maand gecommitteert, om zig na den Haag te begeeven, ten einde over het doen der plaatselijke en kerke reekeningen, welke weegens den boedel van wijlen Pieter Adriaan Steenwijk Gallas behooren te 5

6 geschieden, het advis van rechtsgeleerden in te neemen, hebben den eer te rapporteeren, dat zij ingevolge hun gegeeven ampelen last zig hebben vervoegd aan den advocaat van den Spijk in den Haage [7] voorn. en denzelven hebben gedaan een ampele voordracht van den staat der zaaken en opgegeeven alle de bedenkingen en questie welke daar uit op en voortgekoomen. Dat nadat zij met den gem. advocaat van consideratien haaden gewisselt, denzelven aan hun lieden had gesuppediteertde resolutie van de financieele commissie over t voormalig gewest Holland van dato den en voorts iterative maalen met denzelven hadden besoigneert, gemelde advocaat hun lieden had geadviseert, dat hij vermeende dat naar dien deze municipaliteijt reeds over voorige jaaren de plaatselijke en anderen reekeningen in t bijweezen van commissarissen uit hem bevoegde burgers heeft opgenoomen of doen opneemen en sluiten, dan ook als nu, naamens den boedel van wijlen Pieter Adriaan Steenwijk Gallas, die reekening behooren gedaan te worden aan deezen municipaliteijt ten overstaan van gecommitteerdens uit stemgeregtigde burgers. Dat voorts Uwe gecommitteerdens door gem. advocaat waaren geadviseerd dat de gecommitteerdens ten aanzien van de arme reekening geen verdere vordering konde doen, en dat deeze municipaliteijt zeer wel had gehandelt, met de opgenoomen en geslooten reekening van den armmeester aan het departementaal bestuur van Schelde en Maas over te zenden. Dat wat de reekening van de kerk belangde naar zijn inzien de municipaliteijt zig daar meede niet behoefde te bemoeijen, en dat die van weegens opgemelde boedel, direct behoorde te worden gedaan aan gecommitteerdens uit het kerkelijk genootschap, dat voor de vordering van gecommitteerdens uit stem [8v] geregtigde burgers om de plaatselijke reekeningen, om de plaatselijk reekeningen door de municipaliteijt aan hun directelijk te doen, geheel en al was absurt, en dat deze municipaliteijt gerustelijk konde afwagten, hoe dezelve gecommitteerdens die vordering zoude kunnen goedmaaken, als meede alle demarches welke zijlieden deswegens mogten willen doen, terwijl eindelijk op de bedenking of van wegens deeze municipaliteijt, niet daadelijk op alle de gem. poincten aan adres aan t uitvoerend bewind gemaakt behoorde te worden, ende voorn. gecommitteerens niet behoorden te worden voorgekoomen na deliberatie door den gein. advocaat is geadviseert, dat men behoorde af te wagten welke demareches door meergemelde gecommitteerdens zullen worden gedaan, ten einde met meerde zekerheid kunnen ongegronde sustenuen te kunnen tegengaan door zodanige adressen of demarches, als deeze municipaliteijt te raaden zal worden te maaken of in t werk te stellen. Waar meede de ondergeteekende vertrouwen aan hunne last en Ul. attentie voldaan te hebben. Actum Hellevoetsluijs den 21 e Maart 1801 (get) R. H. Kooij en J. A. van Es. En zijn opgemelde burgers voor hunne gedaane moeijtens en verrigte bedankt en den thesaurier gequalificeert om de commissie hunne vacatie en reijskosten te voldoen. Eijndelijk communiceert den secretaris [8] te hebben afgezonden ter voldoening aan de resolutie van den 13 e deser maand deezenavolgende missive. Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap. De municipaliteijt van t Weergors en Hellevoetsluijs. Aan de commissie van onderzoek naar den opbrengst der heffingen van 8, 5, 10, 4 en 1 percent op de inkomsten en bezittingen respectivelijk in de 7 e ring van het departement van Schelde en Maas. Medeburgers! 6

7 In antwoord op Ul. missive van den 10 e deser lopende maand is dienende dat wij geen geschikt locaal voorhanden hebben tot het doen, der bij Ul. opgemelde missive bedoelde gijzelingen, en waar meede. Heijl en broederschap. De municipaliteijt voorn. (get) R. H. Kooij. Ter ordonnantie van dezelve (get) J. A. van Es. secret adinterum. Hellevoetsluijs den 14 e Maart t 7 e J.D. B. Vrijheid. En is dezelve geapprobeerd en aangenoomen voor notificatie.[9v]. Vergadering gehouden op den 25 e Maart 1801, present alle de leeden. Is geleezen een missive van den advocaat Vitringa zijnde van den volgende inhoud. Den advocaat Vitringa. Aan de municipaliteijt van Hellevoetsluis. Medeburgers! Ik twijffele niet, of gij zult door den president van Ul. collegien geinformeerd zijn dat ik hem onlangs bij zijn aanweesen alhier onderhouden heb, over het different tusschen Ul. ende tegenwoordige kerkmeesteren den hervormde gemeente wegens het doen der nog openstaande kerk reekening ontstaan, als meede over de voldoening aan de ouderling gemaakte schikking met opzichte tot de inkomsten spruijtende uit octroijen bevoorens aan de kerke vergund, dog naderhand op den toren geconverteerd zijnde, ik heb evenwel geoordeeld Uwl. daarover nog nader te moeten onderhouden, ten einde te vermeenen of gijl. niet geneegen zoudet zijn om aan de naar mijn inzien alle zins gegronden sustenuen van kerkmeesteren te defereeren. Het is mij toch belangende het eerste poinct wel aan de eene zijde voorgekoomen, dat de municipaliteijt, of schout en gerecht van Hellevoetsluijs in der tijd, de administratie van de goederen en inkomsten der kerke hebben gedemandeert aan ijmand van harentwegen, zelvs doorgaans als de schout en secretaris, onder den titul van kerkmeester, gelijk ook, dat door deezen gequalificeerden onder den titul van kerkmeester op speciaale auctorisatie aan hem verleend obligatien zijn gepasseerd, doch dat het aan den andere kant niet minder waar is, dat die gequalificeerden hoe zeer hij den titul van kerkmeester heeft [9] gehad, in de daad niet anders geweest is, als de van die de municipaliteijt vervangen, of haare zaaken waargenoomen heeft, en dus was de regeering in der tijd de effective kerkmeester, welke ook steeds de opperdirectie aan zich heeft behouden. Daar van is mij ten klaarsten gebleeken uit verscheidene resolutien die zoo voor, als na 1795 met betrekking tot het bestuur der kerke in haare goederen genoomen zijn, ja ook de municipaliteijt heeft denzelve geavoueerd bij haaren brieff aan de kerkenraad van dato den 13 e November 1797, waarbij zij verklaarde bereijd te zijn van het kerke bestuur te glisseeren. Ik ben hier van nog verder overtuijgd geworden niet alleen door de obligatie die de schout Gallas al bij resolutien van de toenmalige regeering daar toe gequalificeerd zijnde, ten behoeve der weduwe van de overleedene kerkmeester Gallas heeft verleeden, maar ook door een obligatien ter somme van f gld ten behoeven van bailliuw en leenmannen s lands van Voorne gepasseerd, door schout en gerechten van Hellevoetsluis, in qualiteit als kerkmeester der kerke aldaar. Hier uit volgt dan ook naar mijn inzien, dat de tegenwoordige kerkmeesters der gereformeerde gemeente met het hoogste recht beweezen dat niet de gesubstitueerde, of zaakwaarneemer van de municipaliteijt de man is, met wien zij in qualiteijt als geweesen origineelen kerkmeester te doen hebben, en dat zij met allen grond geweigerd hebben van de gemagtigdens in zijnen boedel als rendanten, in zodanige 7

8 relatie de voorsz. reekening aan te neemen, doch zij integendeel zien moeten houden aan de municipaliteijt, welke verplicht is aan hun behoorlijke reekening bewijs en reliqua te doen. Met opzicht tot het tweede poinct, heb ik voldoende bewijzen in handen van het geene den 3 e December 1799, tusschen de commissarissen der burgerij, en de commissien uit de municipaliteijt, mitsgaders de kerkmeester van de gereformeerde gemeente geconvemeerd is. Gelijk meede, dat de verrichtinge [10v] dier commissien doen derzelver committeuten, bijzonder doende municipaliteit zijn goed gekeurd. Daar gijl. door mij een en andermaal reledviseeren blijken van vertrouwen ten mijnen opzichte gegeven hebt, en ik gaarne wenschte onaangenaame procedure tusschen Ul. en kerkenmeesteren der gereformeerde gemeente voor te koomen, zoo zalt gijl. deeze poging althans en zoo verre wel willen beantwoorden, dat gij lieden mij binnen agt dagen na de receptie deezes met eenig bericht nopens Uwe intentie vereerd, terwijl ik inmiddels met schuldig respect Uwen zeer dienst was (get) J. J. Vitvinga. Den haag den 23 e maart Waarop gedelibereert zijnde is geresolveert copie deze missive te zenden aan den advocaat van der Spijk om advis. Is geleesen een missive van het departementaal bestuur van Schelde en Maas in dato den 18 e Julij 1800, en den 3 e Maart 1801 ten geleijde van deeze volgende stukken als een extract uit hunne notulen van den 18 e Julij 1800 no. 8, waarbij werd geapprobeerd de gedaane bekeuringen van de onderscheidenen gemeente bestuuren, in dit departement ten montant als dezelve uit de lijsten sub litt. A en B. zijn uittrokken en voor der dezelve gemeente bestuuren aangeschreeven en gelast, om het bedraagen van het daarbij gaande extract uit voorsz. lijsten, binnen de tijd van 14 dagen na den ontfangst dezes resolutie tegens behoorlijke quitantie te betaalen of doen betaalen in handen van den secretaris bij dit departementaal bestuur of wel met denzelven liquidoor tegens de pretensien wegens dadelijke naar behoorlijke goedkeuring geleverde manschappen. En is geresolveerd dit extract aan te neemen tot informatie. Nog een extract uit de notulen van t zelve beu? de dato den 3 e Maart 1801 no. 15 waarbij de gemeente [10] bestuuren op de agter staande lijst vermeld met toezending der ordonnantie van dezelven respectivelijk competeerende, word aangeschreeven en gelast om zoo spoedig doenlijk quitantie aan den voet denzelven ordonnatie gedrukt behoorlijk in te vullen, door den voorzitter en secretaris te doen onderteekenen en alzoo bij den secretaris dezer vergadering te doen ontvangen. En is geresolveert den president en secretaris dezer vergadering te verzoeken de opgemelde ordonnatien op de wijze bij voorsz. extract voorgeschreeven te quiteeren, en t geene deese vergadering na aftrek der bekeuring nog moet ontfangen bij de eerste gelegentheid te doen invorderen. Nog een extract uit den notulen van t zelve bestuur in dat den 3 e Maart 1801, houdende dat den secretaris van t departementaal bestuur niet anders de ordonnantien aan deeze vegadering verleend zal mogen betaalen dan onder aftrek van zodanige som als waar in deeze gemeente bij resolutie van den 18 e Julij 1800 no. 8, is bekend. En is dit extract aangenoomen tot informatie. Nog is geleezen een missive van departementaal bestuur van dato den 21 e Maart 1800 ten geleijde van deeze navolgende stukken als, ten eerste van 8

9 een extract uit hunne notulen van dato den 17 e Maart 1801 no. 4, 5, zijnde van de volgende inhoud. Extract uit de notulen van het departementaal bestuur van Schelde en Maas. Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap. Den 17 e Maart Het zevende jaar der Bataafsche Vrijheid. Is geleezen een missive van den algemeenen secretarie van het uitvoerend bewind van de Bataafsche Republicq, geschreeven in den Haag den negende van de loopende maand, daar bij [11v] op last van het uitvoerend bewind voorn. aan deze vergadering ten gebruiken in dit departement toe zendende. Op welk een en ander gedelibereerd zijnde, is goed gevonden en verstaan. Eerstelijk, dat aan de respective gemeente bestuuren in dit departement, zullen worden toegezonden, een convenabel getal exemplaaren van de opheden ingekomen oproepings billietten van de stem gerechtigdens, tegens de op heeden zijnde verkiezing van leden voor de gemeente bestuuren en gevolmagtigdens uit de stem bevoegde burgers, welke, ingevolge publicatie den dato den 19 e Februarij jongstleeden, op den 7 e April dezes jaars zal plaats hebben, met last aan de actueele gemeente bestuuren, om te zorgen, dat dezelve behoorlijk ingevuld en door hunnen secretaris onderteekend, aan de huizen der burgers welke in het openbaar stemregister zijn ingeschreeven, tijdig werden rond gebragt. Ten tweeden, die van de voorschreeven gemeente bestuuren in dit departement alwaar de grond en kiezers vergaderingen bij den andere komen, aan te schrijven en mits dezen te gelasten om te zorgen, dat de respective localen voor dezelve in behoorlijke orde en tijdig van het noodige ter verrichting van hunne werkzaamheeden voorzien zijn de vereischte schrijfbehoeftens daar onder begreepen. Ten derde, dat aan de respective gemeente bestuuren in dit departement, al meede worden toegezonden een convenabel getal exemplaaren van de instructie voor de gemeente bestuuren der Bataafsche Republicq en reglementen, [11] zoo op de verkiezing van de leden denzelven en van gevolmachtigdens uit de stembevoegde burgers, als op die van bestuurdens ter waarneeming der zaken van de ingelanden land eigenaars of geerfden, met last om te zorgen, dat van een exemplaar, als meede van de acte van plaats regeling, in iedere grond en kiezers vergadering voor handen zij, en dat aldaar in allen opzichte, over eenkomstig het bepaalde bij het reglement op de verkiezing van leden voor de gemeente bestuuren, en gevolmagtigden uit de stem bevoegde burgers, gehandeld worden. Ten vierden, alle de gemeente bestuuren, en de departementen aan te schrijven en te gelasten gelijk geschied bij deeze, om wanneer door hun als gemeente bestuur bevoorens meede de polders zaken mogten zijn geadministreerd, en dienvolgende conform het 51 e articul van meergemelde instructie voor de gemeente bestuuren de landeigenaars van hunne plaats, ter verkiezing van eenige persoonen uit hun midden, tot beheering der polder zaken moeten worden opgeroepen, zulks onverwijld aan deeze vergadering te kennen te geven, ten einde aan hun de noodige modellen van stem billietten ten spoedigsten zoude kunnen worden toegezonden. En eindelijk nog ten vijfden, goedgevonden en verstaan, dat voor de eerstvolgende verkiezing, het zij tot leden van het tegenwoordigend lighaam, of wel voor dit departementaal bestuur aan de gemeente bestuuren in dit departement zullen worden afgezonden, een convenabel getal exemplaaren, zoo van het algemeen voorschrift voor de grond districts en rings vergaderingen, vervat in de publicatie van den 8 e Meij 1800, als van de formulieren A en B vervat in de publicatie van den 25 e November daar aan volgenden, met last om te zorgen, dat te zijner tijd in ieder dier vergadering respectivelijk, een exemplaar van deeze beiden stukken voor handen zij. [12v] zullende copie van deeze resolutie worden gedrukt, en, bij missive nevens een convenabel getal exemplaaren der oproepings billietten en reglementen daar bij gementioneerd, aan alle de gemeente bestuuren in dit departement worden 9

10 opgezonden, tot derzelver informatie en naricht. (onderstond) accordeert met voorsz. notulen (geteekend) A. J. Sinclair. Over welk extract gedelibereert zijnde geresolveert het zelv aan te neemen tot informatie en voorts te stellen in handen van den president en secretaris met verzoek aan den inhoud van t zelve te voldoen. Ten tweeden nog een extract uit de notulen van t zelve bestuur in dato den 27 e Februarij 1801 no. 7 daar bij alle gemeente bestuuren in dit departement aanschrijvende en gelastende om wanneer ten gevolge van de last aan den agent van oorlog door een commandeerende officier binnen de gemeentens aan hun off derselven voorzitter berigt dien aangaande, de aanvaarding van het plaatselijke commando word gedaan, hiervan ten spoedigste aan het departement bestuur naauwkeurig opgaav in te zenden. En is geresolveert aan te neemen tot informatie. Ten derden een extract uit de notulen van opgemelde bestuur van dato den 3 e Maart 1801 no. 4 daar bij te kennen geevende van den last door den agent van oorlog aan alle de corps van s lands armee gegeven om te zorge dat alles wat kleeding van de corps mogt benoodigt zijn uit inlandsche gefabrieeerde stoffen was vervaardigt. En is dit extract al meede genoomen tot informatie. Ten vierden een extract uit de notulen van t [12] zelve bestuur in dato den 10 e Maart 1801 daar bij ter kennis brengende het besluit van t uitvoerend bewind van den 3 e dezer lopende maand, waarmee word bepaald dat de geinploijeerdens aan de brand welke tevens leeden der gewapende burgers macht zijn, in tijden dat zij het zij bij werkelijk onstaande brand, het zij bij exercitien met de spuijten wanneer zij tergelijkertijd tot eenige dienst als gewapend burger mogte zijn of worden gerequireerd, van laastgemelde dienst in dit geval zullen zijn verschoond, mits doende blijkens dat zij werkelijk op dien tijd bij de brandspuijt hebben geadsisteert, en voorts gelastende om te zorgen dat de geimploijeerde aan de brandspuijten bij vervolg zoo veel mogte worde genoomen uit die burgers welke niet in de termen vallen om tot de burgerwapendienst te kunnen worden gerequireerd. En is dit extract insgelijks aangenoomen tot informatien. Ten vijfden een extract uit de notulen van meergemelde bestuur, in dato den 13 e Maart 1801, daar bij met toezending van een convenabel getal exeinploijeren van de dag orde van de linker vleugel der armee aanschrijvende en gelastende om naar de daar bij vermelde persoonen Lunosa gesege Braumons Joijeux gezegde Dassas, La Haijes Hilaire gezegt Raoul, Saint Regout, gesegt Pierretta en Petit Francois, voormaals behoort hebbende tot Chateaux Neuff, gezegt Achille Le Blond, het naauwkeurigst en spoedigst onderzoek te doen, die of een van hun vindelijk zijnde, dadelijk met hunne goederen aan te houden, en aan den commandant der Fransche troupes waar dezelven in guarnisoen zijn, of andersints ter naaste plaatse onder lecuur geteijde over te geeven en daar van het departementaal bestuur in alles ten spoedigsten te verwittigen. Waarop gedelibereert zijnde is geresolveert een exemplaar van voorsz. signalementen te stellen in handen van den president, met verzoek om de nodige toezigt desweegens te doen neemen. Bij dezelve missive was nog ingesloote het nodig [13v] getal exemplaaren van de publicatie van het uitvoerend bewind, in dato den 4 e Maart 1801, daar bij vernieuwende het decreet van den 30 e Januarij 1800 vervat in de publicatie in den 4 e Februarij desselven jaars. 10

11 En is een exemplaar van deezen aan den bode ter hand gesteld om dezelve op den 19 e dezer maand als naar gewoonte te doen publiceeren en affigeeren. Eindelijk is geleezen een extract uit het register der besluiten van t uitvoerend bewind van Donderdag den 19 e Maart 1801 no. 16 waar bij het verzoek dezer vergadering bij missive op den 10 e Februarij l.l. gedaan tendeerende dat de twee eerst vaarende beurtschuijten op Rotterdam en de eerstvaarende beurtschuijt op Dordrecht in geval van presing, daar van mogte worden uitgezondert, werd gedeclineert en geweezen van de hand. En daar over gedelibereert zijnde is geresolveert voorsz. extract aan te neemen tot informatie. Vergadering gehouden op den 31 e Maart 1801, present alle de leeden exept Spuijbroek. Is geleezen een request van commissarissen van de stemgeregtigde burgers dezer plaats gepresenteert aan t uitvoerend bewind deser republiek, en door den agent van inwendige politie bij marginuale apostill van dato den 28 e deser loopende maand, gesteld in handen deser vergadering om te dienen van berigt en belang, en zijnde het zelve van den volgende inhoud. Copie v. exh. 21e Maart L. D. omslagen. Den agent van inwendige politie en toezigt op den staat van dijken, wegen en wateren der Bataafsche Republicq, steld deeze in handen van de municipaliteit [13] van Hellevoetsluis, om met de terug zending daar omtrent te dienen van berigt en belang. Aan t uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek. Actum in den Haag den 28 e Maart 1801 het 7 e jaar der Bataafsche Vrijheid. Ter ordonnantie van voorsz. agent (get) J. A. Exrik. Geeven met verschuldigde eerbied te kennen dat ondergeteekende commissarissen uit de stemgeregtigde burgers van Hellevoetsluijs in de respective grondvergaderingen van den 17 e November 1800 wettig verkooren om met en benevens de municipaliteijt dezer plaatze te helpen beraamen zulke middelen als tot verbetering vant finantie weezen dezer gemeente zoude kunnen dienen, en vervolgens van welgemelde municipaliteit aan hooren, over te neemen, debateeren of sluiten van zulke rekeningen als ons door dezelven wegens gehouden directie en administratie van de finantien dezer gemeende zoude worden voorgedragen, dat dezelve een geruimen tijd werkeloos geweest te zijn, eindelijk op den 10 e Februarij 1801, s morgens circa half tien uuren geciteert geworden zijn, om zich s avonds ten 6 uuren op t rechthuis dezer gemeente te fisteeren zonder eenige kennisgeeving, tot welk een einde of oogmerk, dat drie leeden van de ondergeteekende uit hoofde van hunne occupatien zich daar van excuseerende verzogte dat indien het mogelijk ware en de te verhandelen zaaken niet te zeer presseeren mogte die bij eenkomst mogt worden uitgesteld en in allen gevalle wanneer men nodig achte dat hun lieden te citeeren, dan daar van vroeger keeniste mogen hebben ten einde hunne eigene zaaken of ampts bezigheeden, daar na te kunnen reguleeren, [14v] het welk nu niet doenlijk was, dat zij lieden daar op andermaal geciteert zijnde, met bijvoeging dat de reekening van den grooten of buiten armen zoude gedaan worden, gemeent hebben uitstel daar van te kunnen vraagen, daar het dog al zoo ver over de tijd was, dat die behoorden gedaan te weezen, en in allen gevalle zij commissarissen in zulk een gewigtig stuk meende te verzoeken en schets of spreekend bonderel van gezegde reekening, ten einde met elkanderen in vrijheid en bedaarheid zonder overhaasting te kunnen overweegen. De municipaliteit egter heeft goedgevonden voort te gaan, dat vervolgens een hunner mede commissarissen gecompareert zijnde gemelde municipaliteit heeft goedgevonden de gemelde reekening te doen opleezen, dog dezelve commissaris met alle quatie van bovengemelde reede, daar zijn meede commissarissen absent 11

12 waaren zig excuseerende om gezegde reekening zoo maar voetstoots zonder eenig overleg te tekenen, de municipaliteit egter is overgegaan om dezelve te sluiten, met bijvoeging dat zijlieden geene commissarissen nodig hadden, en het alzoo lang buiten hun gedaan zijnde of hebbende nog wel verder konden en zouden doen. Den schout en secretaris P. A. Steenwijk Gallas alhier in de maand December van den jaare 1799, overleeden en gefungeert hebbende als verponding gaarder en thesaurier van de dorpsmiddelen, of inkomsten zekerlijk niet anders dan op aanstelling van gemelde municipaliteit of in gemelde posten door hun gelaaten erkend en gecontinueert, de beheeringe die meedelen of inkomsten aan dezelve overlatende is door desselvs weduwe een acte van deliberatie gepasseert, en gevolmagden in haaren boedel voor haar benoemt, terwijl bij desselvs overlijden en zelfs wel vroeger aan gemelde [14] municipaliteit duidelijk bekent was geworden, dat alle de publieke kassen deze gemeente zodanig gespolieert waaren, dat bij geen eene derzelver iets te vinden was, dan alleen de bagatel van om en bij den drie guldens in de dorps cas. Dat de gelden van verscheide boedels die nog niet verrekent waaren gemist werden. Dat de gelden der weezen, ter weeskamer gedeponeerd. Dat de gelden die tot betaaling der requisitien nog voorhanden moesten weezen, als zijnde van den lande ter somma van f uitbetaald. Dat de gelden die uit de contributie van den wapenhandel de somma van over de f geproflueerd. Dat de gelden die van een of meer verkogte boedels op de regtkamer betaald, dog aan de eigenaars niet is afgegeeven. Dat het geld het welk uit de considerabele dorpe inkomsten had behooren voor handen te zijn, in een woord allen gemist zijn, en daar te boven nog importante schulden van enorme verteeringen als anders gevonden zijn. De municipaliteit heeft uit hun midden in de plaats van Gallas eenen andere thesaurier aangesteld, en aan dezelve bewaaringe der ontvangene penningen toe vertrouwt. Dat in dezen verlegenheid van zaaken aan het doen van eenige rekeninge niet is gedagt geworden, dan nu eindelijk zig in een ruineus proves met de wed. Kramers alhier ingelaten hebbende en t zelve op uitspraak op t Hoff van justitie verlooren hebbende met de kosten, die de hoofdsom surmonteeren, heeft de municipaliteit eindelijk goedgevonden, dat de grondvergaderingen, commissarissen tot het einde als boven om finantien uit te denken om haare reekeningen aan te hooren zouden aanstellen. De ondergeteekende commissarissen dan. [15v]. Eerstelijk op den 8 e Maart laastleeden aanzegging of verzoek gekreegen hebbende om de reekeningen van de verpondinge en van t dorp aan te hooren tegens Dingsdag den 9 e Maart gepasseert, daar gekoomen zijnde, word door gecommitteerdens uit den boedel van wijlen P. A. Steenwijk Gallas, door denzelvs weduwe aangesteld voor de middags een reekening wegens verpondinge voorgeleesen waar bij deeze fouten gevonden werden. Pirmo. Brengt men in reekening de gelden voor de bode van de marine, zonder gequiteerde quitantie over te leggen. 2 e. Werd in reekening gebragt de wagevragt voor het transporteeren van de gelden der verpondinge na den Briel zonder quitantie. 3 e. Brengt men aldaar het schepenen vacatie minuteeren, grosseeren, apostilleeren, reekening voor den secretaris vacatie en insinuderen geregten, bode, ordinaare diensten, verteering doen, alles per memorie. Dit laaste wil men dat de tegenwoordige gaarder van de verponding in rekening zal brengen over het jaar 1799, en daar dezelve gevolmagtigde int hoofd der gemelde reekening een vitieux denkbeeld gesteld hadde, als of de gemelde boedel reekening deed aan t volk of burgerij van Hellevoetsluijs ten 12

13 overstaan van de municipaliteit, en dat wel op zoo een gebrektelijk wijze als boven genoemd is, en derhalven het deficit van deeze en andere kassen zou komen ten lasten van dezelve burgers, hebbende ondergeteekende vermeent zulk een reekening van deze en de andere kassen, als zijnde publicque administratien te moeten wagten, van meergemelde municipaliteit en dus het deficit van penningen van dezelve ook te moeten virderen. Daar nu deeze onze denkbeelden zoo verre van die der municipaliteit verschillen hebben wij tot ons grievend leedwezen moeten ondervinden dat daar ook de dorps reekeningen op denzelven leest geschoeit zoude worden, men even daarom niet eens den moeite geacht heeft des noods aan dags [15] dezelve doen opleezen, maar in tegendeel de ondergeschreeven commissarissen behandelt met een onbeschoft woestheid van vloeken, tieren, raasen en schelden, en eindelijk van uitlagchen, dat daar de ondergeteekende het verre beneden zich agte die laagheden op het papier te brengen, of deeze aanzienlijke verligte vergadering met dezelve te satigeeren, zij het raadzaamst geoordeelt hebben de regtkamer te moeten verlaaten. De ondergeteekende hebben eindelijk om te beproeven of de meergemelde municipaliteijt tot het doen van reekening op den voet als wij begrijpen te beweege waaren, en dus nogmaals de zaaken in der minne afdoen, voorleede Zaterdag eene brieff aan dezelve gezonden, en daar in eene tijd van 3 maal 24 uuren gepligeert dog, en integendeel getragt, zoo als wij straks zullen aanvoeren, de verkiezing van onzen meede commissaris J. D. Rumph te annuleeren, nu zouden de ondergeschreevene vragen, daar zij aan de eene zijde doleeren, over deeze onbescheide handelingen hoe zij zig aan den anderen kant aan het oordeel dezer vergadering ten einde voor hunne committenten gedechargeert te weezen, verder te gedragen hebben en zij vermeenen dat met alle consideratien voor deeze hooge vergadering te meer te mogen aandringen, daar de municipaliteijt zich niet ontziet om door allerlij menees het particulier fortuijn der onderget. Was het mogelijk te renverseeren, hier omtrent, zullen zij alleen nog onder Uwen aandagt brengen, dat vier van de zes leeden der municipaliteijt reeds in beginne dezer revolutie door het committe van voorlichting aangesteld zig tot heeden toe op alle wijze in hunne der burgerij opgedragen posten hebben weeten te vestigen en alle de geene die immer den moed gehad hebben om zig tegen hunne vernielende directie te verzetten hebben getragt allerleij onaangenaamheeden te doen. Het zelve hebben zij goedgevonden in hunne verschrikkelijke verwarring en verlegenheid nog [16v] eens te probeeren, aan een onzer meede commissaris J. D. Rumph, die zij zoo door het geteekend proces verbaal van zijn verkiezing in de grondvergadering no. 1 waar op zij hem die post van commissaris dier burgerij hebben laaten aanzeggen, als door hun in hunne vergadering te admitteeren erkent hebben, men heeft zig zoo verre niet ontzien dat men op Maandag den 16 e dezer maand (tot zelfs s avonds ten 10 uuren) de gestemt hebbende burgers van de grondvergadering no. 1 voor een voor hunne vergadering heeft doen verschijnen, en op een intimileerende wijse ondervraagd, of zij gemelde Rumph wel gekend hebben, of zij niet door een ander van zijnent wegen waaren aangezegt, om hem tot commissaris te doen verkiezen, of zij niet met deeze of geene te vooren overlegt hadden om dezelve te stemmen en om waare het mogelijk deszelvs verkiezing te annulleeren, terwijl nogtans daar door nummer de gespolieerde finantie dezer burgerij te kunnen geredresseerd worden. De ondergeteekende eindigen burgers, directeurs, met ulieden verschooning te vraagen van Ulieden, in derzelver gewigtig bewind zoo lang te hebben geoccupeert, verleegen zijnde, of zij de belangen dezer burgerij aan Ulieder regtvaardig meedelijden of indignestie over de menigvuldige malversatien zullen aan beveelen, verzoekende met te min eerbiedig, en tot welke 13

14 einde de supplianten zig keeren tot de burgers directeurs, dat het dezelve gunstig mag behaagen, de ondergeschreeven supplianten ten spoedigsten te informeeren, of de gevolmagtigden van den boedel van wijlen P. A. Steenwijk Gallas als zijnde gezegde Gallas geweest thesaurier deeze plaatse, en ingaader van de verpondinge onderdirectie van de municipaliteijt van Hellevoetsluijs en nog de reekening van den buite armen, onderling bij hem opgenoomen en geslooten, niet gehouden zijn reekening en verantwoording te doen aan de municipaliteijt, en of gezegde municipaliteijt niet gehouden is rekening en verantwoording te doen en overbrengen hoegenaamt van welke administratien zij ten [16] reguarde van deese plaatse als opperbestuurders hebben gehad en gedaan, ende supplianten hier van te verleenen decreet informa. T welk doende (was get) H. Mouthaan, J. D. Rumph, A. P. Asmus en j. Jonas. En is na deliberatie beneevens de noodige elicidatien deswegens geresolveert copie van het request te stellen in handen van van den advocaat van der Spijk ten eijnde het gerequireerde berigt te consipieeren, en is tot het formeeren dier elicidatien verzogt en gecommitteerd de burgers, Kooij, Rolandus, Chardon en den secretaris van Es. Eindelijk communiceert den president dat den commandant onder had gesteld om alle bokken, geijten en ander vee, welke alhier op de walle werde gevonden te arresteeren met verzoek om hiervan aan de ingezeetenen kennis te geeven. Waarop gedelibereert zijnde is geresolveert dit boven staande bij advertentie aan alle ingezeetenen ter kennis te brengen, ten einde een iegelijk zig kan wagte voor schadens. Vergadering gehouden op den 4 e April 1801, present alle de leeden. Is geleezen een missive van t departementaal bestuur van Schelde en Maas den dato den 24 e Maart 1801, daarbij zendende dese navolgende stukken als. Ten 1 ste. Een extract uit hunner notulen van den 20 e Maart 1801 no. 4 houdende kennis geeving van de daar ingemelde bij hun ontfangen missive van den agent van oorlog, en tevens last aan alle gemeente bestuuren, om deswegens geadieerd zijnde aan de generaal major van Helden te suppoditeen en [17v] doen suppoditeeren, alle zodanig informatie en elucidatien als hij tot het volbrengen van de ten nutte en ter bevordering van s lands dienst opgelegde taak van hun zal nodig hebben te verzoeken. En is het extract na deliberatie aangenoomen tot informatie. Ten 2 e. Een sublicatie van t uitvoerend bewind van den 20 e Maart 1801, houdende dat het vertegenwoordigend lighaam na ingekoome opgaave den inschrijvinge gedaan in de vrijwillige negotcatie op de nationaale domeijnen heeft beslooten dezelve inschrijving, aan te neemen en mitsdien de opgemelde notificatie werkelijk te doen plaats hebben. Ten 3 e. Een publicatie van t zelve bewind, meede van den 20 e Maart 1801, houdende dat het zelve bewind is geauthoriseerd, om alle de recepisse, welke niet voor den 21 e Maart aanstaande op het bureau van conversie aan de eigenaars kunnen worden te rug gegeeven te doen voorzien van een dubbeld merk ten einde als daar bij vermeld. En is aan den bode een exemplaar van deesen beijde publicatien ter hand gesteld om deselve op morgen als na gewoonte te publiceeren en affigeeren. Nog is geleezen een missive van voorn. bewind van den 29 e Maart 1801 ten geleijde van dit navolgende als. 14

15 Ten 1 ste. Van een publicatie van t uitvoerend bewind van den 29 e interpretatie van het 4 e art. der publicatie van den 7 e April 1798 Maart 1801 houdende Ten 2 e. Een publicatie van t zelve bewind van [17] den 25 e Maart 1801, houdende een generaal pardon van de misdrijven en daaden uit verschilende staatkundig begrippen en bevoelens voort gesprooten met uitzondering van de zodanige als daar in zijnde vermeld. Ten 3 e. Van een publicatie vant zelve bewind van dato den 2 e Maart 1801, houdende dat provisioneel is hangende deliberatie van t tegenwoordigend lighaam, over de voordragt van t uitvoerend bewind tot een vervroegde herziening der staats regeling word gesurcheert de oproeping tot verkiezing van nieuwe gemeente bestuuren en gevolmagtigden, welk bij decreet van t vertegenwoordigde lighaam en publicatie van den 19 e Februarij dezes jaars tegen den 7 e April aanstaande was bepaald. Ten 4 e. Van een notificatie van t departementaal bestuur van Schelde en Maas van den 27 e Maart 1801, houdende dat de registers van desselfs handelingen sedert jomo October 1800, tot en met ultimo Maart 1801, ter leezing zullen voorleggen van den 14 e tot den 28 e April aanstaande. En zijn deeze vier laaste stukken meede een exemplaar aan den bode ter hand gesteld om dezelve op morgen als naar gewoonte te publiceeren en affigeeren. Wijders is den thesaurier gequalificeert om te voldoen deese navolgende reekeningen als een aan Willem Orijmus groot f Een aan Maria Blom groot f Een aan F. Flaiman groot f Een aan de wed. C. Regel groot f Een aan J. van Pelt Pz. groot f Een aan H. Duijm groot f En een aan J. van Pelt Pz. groot f Eindelijk communiceert den secretaris te hebben verzonden ingevolge en ter voldoening aan de resolutie desen vergadering zoo van den 25 e als 31 e Maart l.l. deeze twee volgende missivens. [18v]. De municipaliteijt van t Weergorsch en Hellevoetsluijs. Aan mr. J. A. van der Spijk in den Hage. Geacht meedeburger! Wij hebben den 24 e deser loopende maand ontfangen een missive van den advocaat Vitringa van welke wij UE. Bij deeze een simpele copie toe zenden met verzoek van ons te willen adviseeren, hoedanig wij ons in deezen zoude dienen te gedraagen, en wat antwoord wij op bovengemelde missive zullen geeven. Onze commissie welke onlangs UE. heeft geadviseert heeft meede aan UE. een inlichting omtrent deeze questie gegeeven, dog betreffende het 1 ste point der voorsz. missive moeten, wij UE. bij deeze nog informeeren dat den ontfangst en uitgaaff der kerke inkomsten alhier voor deeze altoos is gedaane en gehad bij den kerkmeester welke tot dien post voor de regeering dezer plaatzen wierd aangesteld, en welke kerkmeester ook jaarlijks enkel en alleen aan de regeering als oppertoezichters over de kerke reekening deed, in de jaare 1797, egter is dit verandert, in zoo verre dat den schout en kerkmeester Steenwijk Gallas als tot dien post bij schout en scheepenen in de jaare 1794 aangesteld, in de maand December van voorn. jaar 1797 reekening doende der kerke, dezelve als toen nog gedaan aan de municipaliteijt gecommitteerd der lidmaaten, daartoe expresselijk benoemd (welke gecommitteerden tans de fungeerende kerkmeesteren zijn, die gecommitteerdens hebben op dien tijd de reekening welke toen zoo als boven gezegd is, door den kerkmeester Steenwijk Gallas wierd gedaan niet alleen aangehoord geslooten en geteekend was ook de penningen welke er bleek dat 15