Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing *

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing *"

Transcriptie

1 Themanummer: Vergrijzing Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing * J o a n M u y s k e n, F r a n k C ö r v e r s, T h o m a s Z i e s e m e r 1 Samenvatting In het licht van de toenemende vergrijzing ontwikkelen wij een eenvoudig macro-economisch model om de consequenties van een toename van jonge migranten voor het pensioenstelsel en de welvaartsstaat te doorzien. Tevens laten wij zien dat voor Nederland als gevolg van immigratie de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden in het verleden is verbeterd. Onze conclusie is dat het niet verstandig is om het aantrekken van immigranten uitsluitend te beperken tot buitenlandse hoogopgeleiden. Wel is het belangrijk dat wij meer investeren in scholing en integratie van immigranten. 1 Inleiding Er doet zich een opmerkelijke tegenstelling voor in twee discussies die in Nederland naast elkaar, en op verschillende fronten in de media door beleidsmakers en politici gevoerd worden. De ene discussie gaat over de grote verwachte schaarste aan arbeidskrachten in veel verschillende sectoren van de Nederlandse economie vanwege de vergrijzing. Sectoren die regelmatig aan de bel trekken in de media zijn onder andere het onderwijs en de zorg. Veelal wordt de ernst van de situatie zwaar aangezet. Zo stelt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de Arbeidsmarktbrief 2006 aan de Tweede Kamer dat de totale groei van de werkgelegenheid in Nederland tot 2020 onvoldoende is om de personeelsbehoefte van uitsluitend de zorgsector te vervullen, ook bij een sterke stijging van de arbeidsproductiviteit in de zorgsector (VWS, 2006). Voor wat betreft het onderwijs wordt door de Commissie Leraren (2007) onder voorzitterschap van Rinnooy Kan het dramatische tekort aan goede leraren als een fundamentele bedreiging voor de Nederlandse kenniseconomie gezien. Een derde voorbeeld is dat de Tweede Kamer zich begin november grote zorgen maakte over het tekort aan militairen bij Defensie. Er zouden ongeveer vijfduizend mensen te weinig zijn om op de gewenste sterkte te komen, terwijl tevens de uitstroom van personeel groter is dan de instroom. 2 * Met dank aan prof. dr. O. Sleijpen voor zijn opbouwende commentaar. 1 Prof.dr. J. Muysken is hoogleraar Algemene Economie, Dr. F. Cörvers is hoofdonderzoeker bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en Dr. T. Ziesemer is universitair hoofddocent. Allen zijn verbonden aan het Departement Algemene Economie van de Universiteit Maastricht. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

2 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer De voorbeelden over actuele of toekomstige personeelstekorten in de publieke sector zijn vrijwel onuitputtelijk. Hetzelfde geldt voor de marktsector, waar verschillende brancheen werkgeversorganisaties zich regelmatig laten horen over dit onderwerp. Personeelstekorten lijken inderdaad erg groot te zijn in bijvoorbeeld de metaal (CBS, 2007), en voor veel technische beroepen zullen de knelpunten in de personeelsvoorziening de komende jaren groot blijven (ROA, 2007). De andere discussie gaat over de manier waarop we het beste de immigratie kunnen beperken van ongeschoolden en lager opgeleiden uit het buitenland, en vooral van degenen die zonder arbeidsmotief naar Nederland komen (SER, 2007). Dit betreft vooral migratie vanwege gezinshereniging en asielzoekers. Gewilde buitenlanders zijn de zogenaamde kennismigranten die, afgezien van bureaucratische procedures, snel kunnen worden ingezet in het Nederlandse arbeidsproces. Er wordt bij voorbaat vanuit gegaan dat de lager opgeleide groepen immigranten vanwege de lage arbeidsparticipatie weinig bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse economie, en voor zover ze dat wel doen, de lager opgeleide autochtonen op de arbeidsmarkt verdringen. Daarnaast maakt men zich zorgen over het grote beroep van immigranten op publieke voorzieningen zoals uitkeringen, huisvesting, noodopvang, en het onderwijs. 3 Om waarschijnlijk deze en andere redenen (zoals simpelweg xenofobie) staat het onderwerp minderheden, immigratie, integratie en discriminatie bovenaan de lijst staat van belangrijkste problemen in Nederland, vóór bijvoorbeeld problemen als gezondheidszorg, criminaliteit en armoede. Hiermee samenhangend vindt 41% van de bevolking van 16 jaar en ouder in 2007 dat er teveel mensen met een andere nationaliteit in Nederland wonen. Dit percentage is de laatste jaren gedaald naar ongeveer het niveau van 1995/1996, terwijl het in 2000 nog 51% was (SCP, 2007). Het gaat dus om de grote arbeidsmarktkrapte door de vergrijzing enerzijds, en de afkeer van immigratie anderzijds, terwijl immigratie de vergrijzing juist kan tegengaan. Opmerkelijk genoeg wordt de relatie tussen deze twee discussies nauwelijks gelegd. 4 Daarmee is niet gezegd dat immigratie de problemen die ontstaan door de vergrijzing kan oplossen. Het is van belang in te zien dat de vergrijzing door zal gaan in Nederland, ongeacht de grootte van de migratiestromen die maximaal verwacht kunnen worden. De meest recente prognoses over vergrijzing laten zien dat de verhouding tussen 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking, de 20- tot 65-jarigen, de zogenaamde grijze druk oploopt van 23 procent in 2006 naar 47 procent in Garssen en van Duin (2007) schetsen enkele onzekerheden rond deze prognose, maar deze zullen het beeld in hun ogen niet essentieel veranderen. Onder meer stellen zij: Onverwacht grote migratiestromen kunnen de verhoudingen nog iets sterker verstoren, maar dit effect is gewoonlijk geringer en van meer tijdelijke aard dan de ontwikkelingen rond geboorte en sterfte. (p. 25) Toch hebben zowel de VN als de EU bij herhaling gewezen op de mogelijkheid om immigratie te bevorderen als steun bij het oplossen van de vergrijzingsproblematiek. In reactie op het UN (2000) rapport is vanuit het NIDI onmiddellijk gereageerd dat het oplossen van 3 Volkskrant, Scholen in de knel door Poolse kinderen, 24 september Uitzonderingen hierop zijn de analyses van het CPB (Rodenburg cs, 2003; CPB, 2007), die ook zijn terug te vinden in SER (2007). Wij gaan op deze analyses uitvoerig in. 476 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

3 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing de vergrijzingsproblematiek middels immigratie leidt tot absurde aantallen als wij de grijze druk constant willen houden. Imhoff en van Nimwegen (2000) rekenen voor dat in dat geval absurd hoge immigratiestromen nodig zijn, van per jaar tot 2050 om maar niet te spreken van de bevolkingsomvang waar dat toe zou leiden. Zij stellen daartegenover Het is overigens een misverstand om te menen dat de bevolking over 30 jaar extreem oud zal zijn. Veeleer is het zo dat de bevolking in het verleden extreem jong was en op dit moment nog steeds is. We zullen eenvoudigweg moeten accepteren dat die jonge structuur als gevolg van onze moderne patronen van sterven en kinderen krijgen nooit meer terugkeert. Voor zover dat maatschappelijke problemen oplevert, moeten we de organisatie van onze samenleving daarbij aanpassen en niet in paniek over immigratie gaan praten. (p. 2). Cichon (2003) nuanceert deze conclusie in zijn simulatiemodel voor Europa: Migration alone will not be able to close the ageing gap in GDP. Likewise, higher labour force participation of the native population will not be able to close the gap either. Most likely a combination of measures is necessary to maintain a decent standard of living in Europe. If we want to live and not just work, we would have to: [amongst others] accept that we will have to share our prosperous economic union with a substantial additional immigrant population that could easily make up a quarter of our native population in (p. 5) Dit is de lijn die wij nader uitwerken in onze analyse. In paragraaf 2 worden enkele feiten rondom migratie voor Nederland weergegeven. Paragraaf 3 schetst een eenvoudig macro-economisch model om de consequenties van een toename van jonge migranten voor het pensioenstelsel en de welvaartsstaat te doorzien. Paragraaf 4 plaatst de bevindingen van het model in het licht van de internationale literatuur en de analyses van het Centraal Planbureau. In paragraaf 5 schatten we de relatie tussen de arbeidsparticipatie en migratie aan de hand van een empirisch model. In paragraaf 6 volgen enkele conclusies en aanknopingspunten voor beleid. De arbeidsparticipatie van migranten blijkt een cruciaal instrument te zijn om de voordelen van immigratie voor de arbeidsmarkt maximaal te benutten. 2 Gestileerde feiten rond migratie in Nederland Figuur 1 laat de ontwikkeling zien van immigratie en emigratie in Nederland sinds het midden van de jaren zestig naar land van herkomst. Bij de immigratie zien wij uit Figuur 1a dat deze een licht stijgende trend vertoont, maar duidelijk varieert met de conjunctuur zie de recessies begin jaren tachtig en negentig. Aan deze trend is overigens een einde gekomen met het strikte beleid sinds Opmerkelijk is dat de immigratie in ieder geval sinds het midden van de jaren tachtig voor meer dan de helft bestaat uit westerse immigranten. Zoals uit Figuur 2 blijkt is de immigratie weer stijgend sinds 2006, dit hangt samen met de toegenomen immigratie uit Oost-Europa. In het eerste kwartaal van 2007 is het aantal immigranten verder gestegen tot 26 duizend personen. CBS (2007) wijst er op dat hiervan bijna 6 duizend terugkerende Nederlanders waren, en bijna 5 duizend Oost-Europeanen. Het aantal immigranten uit Turkije en Marokko is gedaald. Wat de emigratie betreft zijn de cijfers in Figuur 1b vertekend, omdat geen rekening K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

4 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer Figuur 1 Immigratie en emigratie in Nederland naar land van herkomst 5, Figuur 2 Nederland emigratieland is gehouden met de zogenaamde administratieve correcties. Deze correcties ontstaan doordat in veel gevallen geen registratie plaatsvindt bij het verlaten van het land men kan bijvoorbeeld vergeten de gemeente in te lichten. Als gevolg van deze correcties ligt het uiteindelijke emigratiecijfer ruim 36 duizend hoger dan het cijfer uit Figuur 1b en kent Nederland een emigratie-overschot in de periode (Nicolaas, 2006). Dit wordt geïllustreerd in Figuur 2, waar immigratie en emigratie zijn weergegeven als percentages van de bevolking. Terugkerend naar Figuur 1b, ziet men dat het overgrote deel van de emigranten bestaat uit Nederlanders. Een derde deel daarvan betreft Nederlanders die over de grensstreek in België of Duitsland zijn gaan wonen. Verder is retourmigratie belangrijk: bijvoorbeeld is 5 Hierbij staat EU voor de Europese Unie, T en M voor Turks en Marokkaans, Overig voor overig niet Nederlands en NL voor Nederlands. 478 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

5 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing van de immigranten uit 1995 na 9 jaar ruim 40 procent weer uit Nederland vertrokken. In dat verband is het opmerkelijk dat de gestegen emigratie vooral is toe te schrijven aan de nietwesterse emigranten. 6 Als gevolg van het immigratieoverschot over de periode loopt het aandeel van de allochtone bevolking in de totale bevolking op van 16 procent in 1996 tot ruim 19 procent in 2006; daarbij blijft het aandeel van westerse allochtonen constant op ongeveer 8 procent van de totale bevolking. Het CBS (2007) voorziet dat in 2050 het aandeel van allochtonen in de beroepsbevolking is toegenomen tot 29 procent. Deze stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van de tweede generatie niet-westerse allochtonen. Het aandeel van niet-westerse allochtonen in de bevolking zal daardoor stijgen van 10.4 naar 12.5 procent van de totale bevolking. 7 Tabel 1 Inkomensbron per huishouden in 2004 en participatie in 2006 Inkomensbron Autochtonen Westerse Niet-westerse allochtonen allochtonen Arbeid Uitkering Pensioen Geen Onbekend Bruto arbeidsparticipatie in % van jr. Werkloosheid in % van beroepsbevolking Bron: CBS Statline Belangrijk bij deze ontwikkelingen is te constateren dat de kansen op werk en inkomen bij niet-westerse allochtonen beduidend lager liggen dan bij de andere bevolkingsgroepen. Uit Tabel 1 blijkt dat nog geen derde van de niet-westerse allochtone huishoudens inkomen uit arbeid genieten, tegenover bijna de helft van de autochtone huishoudens. Tevens is de (bruto) participatiegraad beduidend lager met 55.3 procent tegenover 70.0 procent voor autochtonen, en is het werkloosheidpercentage ruim drie en een half maal zo hoog. Tot slot is het interessant op te merken dat de niet-westerse allochtonen meer dan evenredig bijdragen aan de AOW: slechts 2.1 procent geniet een AOW-inkomen, tegenover 16.6 procent van de autochtone bevolking en 15.5 procent van de westerse allochtonen. Samenvattend is het van belang te constateren dat Nederland als enig Westers land een emigratieoverschot heeft (Nicolaas, 2006). Bij pleidooien voor immigratie als hulp bij het tegengaan van de vergrijzingsproblematiek zal dit emigratieoverschot in ieder geval moe- 6 Voor een verdere analyse van het Nederlandse emigratiepatroon zie Nicolaas (2006), waaraan ook bovenstaande observaties zijn ontleend. 7 Hierbij worden allochtonen van de tweede generatie meegeteld als allochtonen. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

6 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer ten omslaan in een immigratieoverschot. Daarnaast heeft het immigratieoverschot uit het verleden geleid tot een stijging van het aandeel van niet-westerse allochtonen in de beroepsbevolking, wat de komende decennia verder zal toenemen. Zoals Tabel 1 laat zien is de economische integratie van deze bevolkingsgroep gebrekkig gezien de lage arbeidsparticipatie en de hoge werkloosheid. 8 Op zich moet dit worden beschouwd als een groot maatschappelijk probleem waar naar onze mening te weinig aan wordt gedaan. Gezien de groei van het aandeel van de niet-westerse allochtone bevolking moet de economische integratie worden verbeterd. Dat is tevens een noodzakelijke voorwaarde om immigratie te benutten als bijdrage aan het oplossen van de vergrijzingproblematiek. 3 Afnemende groei in een vergrijzende economie Als raamwerk voor een analyse van de mogelijke invloed van immigratie op vergrijzing presenteren wij in deze sectie een eenvoudig model. In het model gaan wij er van uit dat de jongeren sparen en premie betalen, terwijl de ouderen leven van ouderdomsuitkeringen en ontsparen. Economische groei wordt mogelijk gemaakt door de besparingen. Wij laten zien waarom een sterker vergrijzende economie gepaard gaat met een afnemende economische groei. 3.1 Het algemene raamwerk Centraal in onze analyse staat de definitievergelijking Y = w.e + r.k, waarbij Y, E en K achtereenvolgens inkomen (BBP), werkgelegenheid en kapitaal weergeven. We veronderstellen dat de interestvoet r is bepaald door de wereldinterestvoet r*. Daarnaast gaan wij er vanuit dat loononderhandelingen leiden tot een nominale loongroei die gelijk is aan de inflatie en de productiviteitsgroei. De reële loonvoet w ligt dan vast bij een gegeven arbeidsaandeel in het nationale inkomen α: (1) w = α.y/e De kapitaalvorming geschiedt door investeringen I, waarbij een afschrijvingsvoet δ geldt: (2) K = I + (1 δ).k -1 De jongeren staan een deel t van hun inkomen af aan de ouderen. 9 Hun inkomen is arbeidsinkomen en kapitaalinkomen, waarbij we veronderstellen dat de jongeren een deel ψ van de kapitaalgoederenvoorraad bezitten. Het beschikbare inkomen van de jongeren Y y is dan gelijk aan: (3) Y y = (1 t).[w.e + r.i + r.(1 δ).ψk -1 ] De jongeren consumeren een gedeelte c van hun beschikbare inkomen. Het beschikbare inkomen van de ouderen Y o bestaat uit hun kapitaalinkomen en uit de uitkeringen door de jongeren: 8 Voor gebrekkige integratie van de immigranten uit Oost-Europa, zie Corpeleijn (2006). 9 Wij zullen later ook premies om voor niet-werkende jongeren te zorgen in de analyse betrekken. 480 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

7 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing (4) Y o = r.(1 δ).( 1 ψ).k -1 + t.[w.e + r.i + r.(1 δ).ψk -1 ] De ouderen consumeren niet alleen hun hele beschikbare inkomen, maar ook nog een deel ξ van hun kapitaalgoederenvoorraad hun ontsparingen zijn daarom gelijk aan ξ.(1 δ).( 1 ψ).k -1. Het evenwicht in de economie is gebaseerd op twee voorwaarden. Ten eerste vereist macro-economisch evenwicht dat investeringen en besparingen gelijk zijn. Ten tweede vereist sociaal evenwicht dat de consumptie per hoofd van de ouderen gelijk is aan een fractie η van de consumptie per hoofd van de jongeren. Dit wordt bereikt door inkomensoverdrachten van jongeren aan ouderen. We werken beide evenwichtsvoorwaarden hieronder uit. 3.2 Het macro-economische evenwicht Wij gaan in onze analyse bij het macro-economische evenwicht uit van gelijkheid tussen investeringen en besparingen. Strikt gesproken is dit niet een evenwichtsvoorwaarde voor een open economie als Nederland. Zoals echter door Feldstein en Horioka (1980) is vastgesteld, is er wel voor iedere economie een nauwe correlatie tussen besparingen en investeringen over de tijd zie Farmer en Lahiri (2006) voor een recente bevestiging hiervan. Dit betekent dat in ieder geval het verschil tussen besparingen en investeringen constant is. Daardoor geldt dat de evenwichtsvoorwaarde die wij in onze analyse hanteren bij benadering correct is. 10 De besparingen zijn gelijk aan de besparingen van de jongeren minus de ontsparingen van de ouderen: (5) S = (1 c).y y ξ.(1 δ).( 1 ψ).k -1 Investeringen leiden tot een kapitaalgroei g. Gelijkheid van besparingen en investeringen leidt dan tot de volgende relatie: 11 (6) g ={t.[1 d ] [δ.(1 α) + ξ.d ]} /[1 α t ] met t = (1 t).r.(1 c) en d = (1 ψ).(1 α).(1 δ). Vergelijking (6) laat zien welke groeivoet van kapitaal consistent is met macro-economisch evenwicht bij gegeven waarden voor de andere parameters. Voor ons is daarbij met name de relatie met de premie t interessant. De relatie tussen de groeivoet en de premie uit vergelijking (6) is weergegeven in Figuur 3. Omdat deze relatie het macro-economische evenwicht weergeeft noemen wij haar de IS-curve: voor iedere combinatie van groeivoet en premie op deze curve zijn immers 10 In Nederland is het overschot op de lopende rekening en dus ook het verschil tussen besparing en investeringen van 1980 tot 2004 opgelopen tot 9.4% van het BBP. De oorzaken van deze en soortgelijke ontwikkelingen in andere landen zijn echter nog onderwerp van lopend onderzoek. Het is niet duidelijk dat deze ontwikkelingen voor ons onderwerp cruciaal zouden zijn. Daarom houden we het hier zo eenvoudig mogelijk en laten de dynamiek van de lopende rekening buiten beschouwing. Een punt van belang bij toekomstig onderzoek is echter dat niet-westerse allochtonen verantwoordelijk zijn voor een fors deel van de inkomensoverdrachten naar het buitenland. 11 Daarbij is gebruik gemaakt van de gelijkheid I = (δ + g). K -1 en w.e = {α /(1 α)}.r. (1 + g). K -1. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

8 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer de besparingen gelijk aan de investeringen. Zoals intuïtief aannemelijk is, leidt een hogere premie tot een lagere groeivoet: er is dan minder geld beschikbaar voor investeringen. De curve heeft daarom een dalend verloop. De curve verschuift opwaarts als de consumptiequote c omlaag gaat: er komen dan meer besparingen bij een gelijk tarief hetzelfde geldt als de ouderen minder ontsparen, d.w.z. als ξ omlaag gaat, of ψ omhoog. Tevens leiden een hoger arbeidsaandeel α en een hoger rendement r tot een opwaartse verschuiving van de curve. 3.3 Het sociale evenwicht Sociaal evenwicht treedt op als de consumptie per hoofd van de ouderen gelijk is aan een fractie η van de consumptie per hoofd van de jongeren. Daarnaast moet gelden dat de niet-werkende jongeren een uitkering ontvangen van een fractie β van het loon. Beide voorwaarden kunnen worden gezien als een teken van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Niet-werkenden moeten zijn verzekerd tegen inkomensverlies. De ouderen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de economie en moeten op hun oude dag redelijk kunnen rondkomen. Daarnaast zal ook de politieke realiteit vereisen dat de ouderen in de samenleving voldoende worden verzorgd zij vertegenwoordigen een belangrijk deel van het electoraat. De sociale evenwichtsvoorwaarde betekent dat moet gelden: (7) η.c.y y /N y = [Y o + ξ.(1 δ).( 1 ψ).k -1 ]/N o waarbij N y en N o het aantal jongeren respectievelijk ouderen is. De term tussen vierkante haken in het rechterlid van de vergelijking geeft de consumptie van ouderen weer. Gebruik makend van vergelijkingen (3) en (4), en voorbijgaand aan premiebetalingen voor niet-werkende jongeren, kan bovenstaande vergelijking als volgt worden herschreven: (8) g = d.[1 + (1 + ξ/r)/{χ t.(1 + χ)}] 1 met χ = η.c.(n o / N y ). Vergelijking (8) laat zien welke groeivoet g consistent is met sociaal evenwicht. Voor ons is hierbij de relatie met de premie t vooral interessant. Het is duidelijk dat er een positief verband tussen de premie en de groeivoet is zolang de premie niet te hoog is wij veronderstellen dat dit het geval is. 12 Het positieve verband lijkt intuïtief aannemelijk: Een hogere groeivoet doet bij een relatief lage premie de consumptie van jongeren harder stijgen dan de consumptie van ouderen. Dit kan het effect compenseren dat een hogere premie altijd leidt tot relatief meer consumptie van ouderen t.o.v. jongeren. De sociale evenwichtsvergelijking is als de stijgende SE-curve weergegeven in Figuur 3. De curve ligt lager als er meer ouderen zijn tegenover jongeren (hogere N o /N y ): bij dezelfde groeivoet is dan een hogere premie nodig om sociaal evenwicht te bereiken. Hetzelfde geldt als het aandeel η hoger ligt, of de consumptiequote c hoger uitvalt. Tot slot leiden een lager arbeidsaandeel α en een lager rendement r tot een opwaartse verschuiving van de curve. Wij hebben in bovenstaande analyse geen rekening gehouden met het feit dat de werkende jongeren ook een premie p moeten betalen om de niet-werkende jongeren te on- 482 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

9 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing derhouden, zodat de niet-werkenden een uitkering ontvangen van een fractie β van het loon. Budget-neutrale financiering van de uitkeringen impliceert p.e = β.(n y E), hetgeen voor de premie p betekent: (9) p = β.(n y /E 1) Deze premie moet in de voorgaande analyses systematisch worden opgeteld bij de premie t. In Figuur 3 betekent dit dat als het aantal werkende jongeren relatief toeneemt t.o.v. nietwerkende jongeren, zowel de IS-curve als de SE-curve naar boven verschuiven de premie p is dan immers lager. 3.4 Groei in een vergrijzende economie In ons eenvoudige model wordt de groei bepaald door enerzijds gelijkheid van besparingen en investeringen en anderzijds sociaal evenwicht. In Figuur 3 is dit op het snijpunt van beide curven, bij een groeivoet g*. Er wordt dan een premie t* afgedragen. Om het groeiproces goed te begrijpen kan men het beste beginnen bij een economie zonder ouderen, d.w.z met alleen werkenden. In dat geval hebben de jongeren alle kapitaal in handen (ψ = 1) en betalen geen premie (t = 0). De SE-curve speelt dan geen rol in de analyse en uit de IS-curve (6) kan men afleiden dat de groeivoet gelijk is aan: 1 c (6 ) g = δ δ 1 α r (1 c) Deze groeivoet ligt boven g 0 in Figuur 3 en lijkt sterk op de groeivoet die volgt uit het Harrod-Domar model, of het AK-model. 13 Interessant daarbij is dat de groeivoet van produktie en kapitaal gelijk is en wordt bepaald door de verhouding tussen de spaarquote (1 c) en de capital-output ratio (1 α)/r, en daarnaast door de afschrijvingsvoet δ. De bevolkingsgroei, die tevens werkgelegenheidsgroei is, heeft hierop geen invloed: deze wordt geneutraliseerd door de loongroei die gelijk is aan de productiviteitsgroei. 14 Door nu het onderscheid tussen jongeren en ouderen te maken introduceert men een groep die niet produceert en waarvoor premies moeten worden opgebracht. De overdracht van inkomens van de jongeren aan de ouderen (t > 0) leidt, tezamen met het ontspaargedrag, dan ook tot de lagere groeivoet g*. De bovenstaande analyse laat zien dat vergrijzing van de economie leidt tot een verschuiving van de SE-curve naar beneden, als gevolg van het stijgen van de verhouding tussen ouderen en jongeren, N o /N y. Dit leidt tot zowel een lagere groei als een hogere premiedruk. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat het overheidsbeleid, gevoed door talloze adviezen in deze richting, pleit voor een terugdringing van de ratio tussen ouderen en jongeren. Preciezer geformuleerd streeft het beleid na het aantal werkenden t.o.v. niet-werkenden te vergroten. Enerzijds kan dit worden bereikt door ouderen langer te laten werken in het model worden de ouderen dan opeens weer jongeren en verschuift de 12 Er moet dan gelden t < χ/(1 + χ). Voor t > χ/(1 + χ) is de relatie tussen g en t dalend. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

10 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer Figuur 3 De IS-curve en de SE-curve SE-curve in Figuur 3 opwaarts. Anderzijds kan dit door relatief meer jongeren in het arbeidsproces te betrekken. Dat leidt tot een lagere premiedruk om voor niet-werkende jongeren te zorgen en een verschuiving van zowel de IS-curve als de SE-curve naar boven. In beide gevallen kan een hogere groei worden gerealiseerd zonder een stijgende premiedruk. Tevens in lijn met bovenstaande analyse is het advies van de Europese Unie en de Verenigde Naties om geen barrières op te werpen voor immigranten (UN, 2000; EU, 2005). Deze instanties wijzen er op dat immigranten leiden tot een versterking van de ratio jongeren tegenover ouderen en werkenden tegenover niet-werkenden. Dit advies stuit in Nederland echter op grote weerstand. Hieronder zullen wij de argumenten die daarbij worden gehanteerd nader analyseren. 4 Immigratie en vergrijzing De invloed van immigratie als panacee voor vergrijzing is met name bestudeerd in de literatuur via de invloed op de arbeidsmarkt. Wij bespreken die in de eerste paragraaf. In beleidsdocumenten treft men daarnaast vaak een uitgebreide analyse aan van het beslag dat immigranten zullen leggen op de welvaartsstaat. Wij bespreken dat in de tweede paragraaf. 13 Wij modelleren echter verder geen endogene groei. Een interessante extensie van ons model zou zijn om menselijk kapitaal te introduceren. Voor een alternatieve benadering zie Kemnitz (2001) die endogene groei modelleert in een Y = A.L model. 14 In Kemnitz (2001) zijn Y = A.L model wordt endogene groei bepaald door A proportioneel te maken met kapitaal per hoofd. Immigratie leidt dan alleen tot positieve effecten als de immigranten een hoger kapitaal per hoofd meebrengen dan de autochtone bevolking zelf heeft. 484 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

11 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing 4.1 Arbeidsmarkteffecten van immigratie bij vergrijzing Hoewel er veel studies zijn naar de arbeidsmarkteffecten van immigratie, zijn deze meestal partieel van aard voor een overzicht zie Boeri en Brückner (2005). Razin en Sadka zijn de eersten die de arbeidsmarkteffecten van immigratie hebben geplaatst in een algemeen evenwichtsmodel en in relatie tot de vergrijzingproblematiek. Onze analyse uit de vorige paragraaf is in overeenstemming met de bevindingen van Razin en Sadka (1999, 2000). Zij werken met een productiefunctie, waarbij zij een onderscheid maken tussen hoog- en laaggeschoolde arbeid die overigens onderling perfect substitueerbaar zijn. Immigranten worden verondersteld laaggeschoold te zijn. In essentie is hun argument dat immigranten binnenkomen als werkenden en daardoor direct bijdragen aan de pensioenvoorzieningen van ouderen, zonder zelf direct een beroep op pensioen te doen. Zolang de immigranten geen neerwaartse invloed uitoefenen op de lonen en de interestvoet vast blijft zal iedereen er op vooruitgaan. 15 In termen van Figuur 1: de opwaartse verschuiving van de SE-curve zorgt voor zowel een hogere groei als voor een lagere premiedruk. Razin en Sadka (2000) laten zien dat als de veronderstelling van een vaste rentevoet wordt losgelaten de situatie minder duidelijk wordt de loonvoet wordt dan ook endogeen. De gepensioneerden gaan er in eerste instantie weliswaar op vooruit, maar de laaggeschoolde arbeiders gaan in loon er sterk op achteruit. Afhankelijk van de substitutie-elasticiteit σ tussen arbeid en kapitaal, zorgen rente inkomsten dan wel of niet voor voldoende compensatie van dat verlies over de totale bevolking gemeten. Ingeval van een Cobb-Douglas productiefunctie (σ = 1) gaan alle inkomensgroepen er in hun simulatie op achteruit. In termen van Figuur 3 kan de bevinding van Razin en Sadka worden verklaard uit de neerwaartse verschuiving van de IS-curve als gevolg van de dalende interestvoet. Deze laatste volgt op de aanpassing van de kapitaalgoederenvoorraad aan de stroom immigranten middels een stijgende kapitaal-arbeidsverhouding. 16 Kemnitz (2003) volgt de analyse van Razin en Sadka (2000) met een Cobb-Douglas functie en een vaste rentevoet hij houdt overigens geen rekening met het effect van besparingen op de groei van de economie. 17 In tegenstelling tot Razin en Sadka houdt hij echter rekening met de mogelijkheid van werkloosheid van laaggeschoolde arbeiders en modelleert expliciet loononderhandelingen voor deze groep. Omdat Kemnitz de invloed van besparingen op de groei negeert, past zijn betoog niet volledig binnen onze analyse. De argumentatie die hij volgt is echter wel daarbinnen te begrijpen. Kemnitz leidt af dat als gevolg van de loononderhandelingen de loonvoet voor laag- 15 Krieger (2004) wijst op het belang van de vooronderstelling van Razin en Sadka (1999) dat immigranten van de tweede generatie dezelfde eigenschappen hebben als de autochtone bevolking. Zou deze tweede generatie gemiddeld genomen lager geschoold zijn en een hogere bevolkingsgroei kennen, dan kan immigratie nadelig uitwerken. 16 Deze neerwaartse verschuiving wordt onvoldoende gecompenseerd door een opwaartse verschuiving in de SE-curve als gevolg van de dalende interestvoet en de toenemende ratio jongeren t.o.v. ouderen. In hun analyse gaan Razin en Sadka namelijk uit van een vaste vergoeding voor ouderen, waardoor in onze analyse η zal dalen. Dit laatste heeft een neerwaarts effect op de SE-curve. 17 Terwijl Razin en Sadka systematisch perfecte substitueerbaarheid veronderstellen tussen hoog- en laaggeschoolden, gaat Kemnitz uit van een substitutie-elasticiteit van één tussen beide groepen. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

12 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer geschoolden relatief star is. Immigratie leidt dan tot een hogere werkloosheidsvoet en een lager inkomen per capita. Dit laatste is consistent met onze analyse omdat als gevolg van de toegenomen werkloosheid zowel de IS- als de SE-curve in Figuur 3 naar beneden schuiven. 18 Dat immigratie toch voordelig kan zijn voor de autochtone bevolking vloeit voort uit de aanname dat de immigranten alleen laaggeschoolde jongeren zijn. Zij betalen daarom een groot deel van de prijs van de loondaling en de werkloosheid onder laaggeschoolden. Voor de autochtone bevolking kunnen deze beide effecten worden gecompenseerd door een verbetering van de positie van de hooggeschoolden en van de ouderen. De hooggeschoolden gaan er in inkomen op vooruit omdat hooggeschoolde arbeid relatief schaarser wordt; de ouderen krijgen een hogere pensioenbijdrage omdat de basis waaruit de pensioenen worden gefinancierd toeneemt. Een punt dat Kemnitz extra benadrukt is dat als de pensioenbijdragen te hoog worden, het netto-effect van immigratie altijd negatief zal zijn. In termen van onze analyse betekent dit dat η niet al te hoog moet zijn. Een stijging van η leidt tot een verdere daling van de SE-curve en een nog lagere groei. De analyses van het Centraal Planbureau, Roodenburg cs. (2003) en CPB (2007) zijn veel meer partieel van aard. In CPB (2007) worden de effecten van arbeidmigratie voor de economische groei, de arbeidsmarkt en de welvaartsstaat ieder separaat geanalyseerd. Voor economische groei wordt de focus volledig gericht op kennisinputs die leiden tot productiviteitsverbetering en innovatie (p. 14), zich daarbij beroepend op kwalitatieve en empirische analyses. De conclusie dat Nederland zich dan in haar immigratiebeleid moet richten op hoogopgeleide kennisimmigranten ligt dan voor de hand. Pikant daarbij is dat wordt geconstateerd dat Nederland juist een emigratieoverschot heeft van hoogopgeleide kenniswerkers dit wordt merkwaardig genoeg echter niet verder geanalyseerd. Wij gaan daar in de slotparagraaf 6 nader op in. Er wordt in de CPB-analyse echter voorbijgegaan aan de interactie tussen immigratie en kapitaalgroei zoals wij die hierboven hebben geanalyseerd. Wat betreft de gevolgen voor de arbeidsmarkt van immigratie richt de analyse in navolging van Roodenburg cs. (2003) zich vooral op verdringing op de arbeidsmarkt. 19 De netto-effecten van immigratie op de binnenlandse beroepsbevolking vallen evenals bij Kemnitz (2003) positief uit deze worden het immigratiesurplus genoemd. Maar evenals bij Kemnitz wordt dan geen rekening gehouden met substitutie effecten met kapitaal. Als wel rekening wordt gehouden met deze substitutie effecten is het model zodanig gekalibreerd dat een bevolkingsgroei van 5% leidt tot een even sterke groei in kapitaal en GDP. Indien echter immigratie leidt tot alleen laaggeschoolde bevolkingsgroei, groeit het GDP met slechts 3.4% (Roodenburg cs., 2003, Tabel 3.2). In deze partiële analyse wordt echter voorbijgegaan aan de bijdragen van de immigranten aan pensioenen en aan het spaargedrag van migranten punten die centraal staan bij onze analyse, de analyse van Razin en Sadka (2000) en deels ook bij Kemnitz (2003). 18 Het totale inkomen neemt weliswaar toe, maar met een lagere groeivoet en zeker niet voldoende om de toename in bevolking bij te houden vandaar een lager inkomen per capita. 19 De substitutie-elasticiteit tussen kapitaal en arbeid is gesteld op 0.3 en die tussen hoog- en laaggeschoolde arbeid op K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

13 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing Het hierboven gegeven overzicht van de literatuur laat zien dat de positieve invloed van immigratie op economische groei inderdaad kan optreden conform onze analyse uit de vorige paragraaf. Dit effect treedt vooral op als immigratie leidt tot een vergroting van de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden, onder verder gelijkblijvende omstandigheden. In onze eenvoudige analyse zijn wij echter voorbijgegaan aan het feit dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen laag- en hooggeschoolde arbeid, waarbij immigratie voornamelijk uit laaggeschoolden zal bestaan. Dit heeft twee verdere effecten die in ons model niet direct zijn meegenomen. Enerzijds kan dit leiden tot een verandering in het arbeidsaandeel in het nationale inkomen en daarmee tot een verschuiving van de IS- en SEcurves in Figuur 3. Over het uiteindelijke resultaat van beide verschuivingen valt bij voorbaat niets te zeggen. Waarschijnlijk is echter dat als gevolg van de toename van laaggeschoolde arbeid de arbeidsinkomensquote daalt. 20 Dit heeft dan een neerwaarts effect op de groei door een neerwaartse verschuiving van de IS-curve in Figuur 3, die waarschijnlijk niet wordt gecompenseerd door de opwaartse verschuiving van de SE-curve. In hoeverre dat neerwaartse effect op de economische groei opweegt tegen het positieve effect van een stijging van de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden valt te bezien. Een tweede effect van het laaggeschoolde karakter van immigratie op onze analyse is dat wij niet expliciet rekening houden met de invloed van de immigratie op werkloosheid, in tegenstelling tot Kemnitz (2003). Als immigratie zou leiden tot een hoger werkloosheidspercentage is het waarschijnlijk dat er geen positief effect is van de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden. In het andere geval, bij een lager werkloosheidspercentage, wordt het effect bepaald door de parameterwaarden wij doen hierover een numerieke exercitie in de volgende paragraaf 5. Het is echter evident uit onze analyse en uit het bovenstaande dat het voor het beleid van groot belang is om enerzijds zoveel mogelijk immigranten aan het werk te krijgen en houden. Anderzijds moet ook veel aandacht worden geschonken aan de scholing van immigranten en hun nakomelingen. Op de implicaties hiervan voor het beleid gaan wij in de slotparagraaf 6 in. 4.2 Het beroep van immigranten op de welvaartsstaat Er is veel onderzoek gedaan naar de wisselwerking tussen immigratie en de welvaartstaat voor een uitstekend overzicht zie Nannestad (2007). Eén belangrijk inzicht uit de literatuur is beroemd geworden door Borgas (1999) beschrijving van de welvaartsstaat als welfare magnet voor immigranten. Deze theorie suggereert dat juist immigranten die weinig kansen op de arbeidsmarkt, zowel in het thuisland als in het gastland, zullen komen ( adverse selection ). Daarbij zullen zij een voorkeur hebben om vooral te gaan naar die landen die de hoogste voorzieningen bieden. Nannestad (2007: 519) stelt hierover echter dat the empirical evidence so far appears inconclusive at best. Ditzelfde geldt ook voor de notie dat migranten minder moeite zullen doen om werk te zoeken en te integreren naarmate de sociale 20 Dit blijkt in ieder geval uit de simulaties van Roodenburg cs. (2003). K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

14 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer voorzieningen beter zijn ( moral hazard ). Deze observaties nemen niet weg dat er enkele belangrijke gestileerde feiten kunnen worden genoteerd volgens Nannestad: (1) immigratie in rijke Westerse landen komt steeds vaker uit arme landen; (2) gemiddeld genomen zijn immigranten minder geschoold dan de allochtone bevolking; (3) immigranten participeren minder op de arbeidsmarkt, zijn vaker werkloos en doen vaker een beroep op sociale zekerheid; (4) immigratie in de Westerse welvaartsstaten is voordelig voor de immigranten, maar op korte termijn niet voor de autochtone bevolking; (5) de winst van migratie valt het meest gunstig uit in de meest genereuze welvaartsstaten, ten koste van de autochtone bevolking. De punten (4) en (5) vloeien voort uit de punten (2) en (3). Impliciet is in onze analyse al aandacht geschonken aan het beroep dat immigranten doen op de welvaartsstaat. Zo blijkt uit de redenering bij Figuur 3 en vergelijking (9) al direct dat voor zover immigratie leidt tot een verslechtering van het werkloosheidspercentage (inclusief de bijstand) dit een belasting voor de welvaartstaat betekent. Roodenburg cs. (2003) hebben de belasting voor de welvaartsstaat uitgewerkt door een leeftijdsprofiel te maken van de netto bijdragen van een individu aan de welvaartsstaat voor Nederland in 2001 wij reproduceren dit in Figuur 4. In de figuur worden drie levens- Figuur 4 Leeftijdsprofiel van netto bijdragen aan welvaartsstaat, 3 referentiegroepen, Nederland K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

15 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing fasen onderscheiden: jeugd, werken en ouderdom. Alleen in de middelste fase kan er sprake zijn van een positieve netto bijdrage aan de welvaartstaat middels belastingen en premies. De bedoeling is uiteraard dat het oppervlakte onder de curve positief is in de werkende fase en voldoende is om de negatieve oppervlakten bij jeugd en ouderdom te compenseren: dan is sprake van een netto-positieve bijdrage over het gehele leven. 21 De relatie met onze analyse is dat de premie t is gebaseerd op de som van de netto-bijdragen uit de levensfasen jeugd en werken, en de bijdrage η is gebaseerd op de netto-bijdrage uit de levensfase ouderdom. Uit Figuur 4 kan men afleiden zie ook CPB (2007) dat de gemiddelde arbeidsimmigrant zonder een hoge verdiencapaciteit (lage en middelbare scholing, gebrekkige taalbeheersing) belangrijk minder kans heeft dan autochtonen op een netto positieve bijdrage aan de welvaartsstaat gedurende hun levenscyclus dit correspondeert met gestileerde feiten (2) en (3) hierboven. 22 Daarnaast geldt dat arbeidsimmigranten die kort na hun 20e levensjaar worden aangetrokken de grootste kans op een positieve welvaartsstaatbijdrage hebben, omdat zij hun opleidingskosten elders hadden. Dit motiveert mede CPB (2007) om het beleid met een voorkeur voor arbeidsmigranten met een hoge verdiencapaciteit (hooggeschoold, specifieke talenten) te ondersteunen. Figuur 4 heeft echter niet alleen betrekking op arbeidsmigranten, maar ook op mensen die op andere gronden naar Nederland zijn geïmmigreerd en over het algemeen een nog lagere verdiencapaciteit hebben. Daarnaast is de groep allochtonen niet alleen beperkt tot mensen die zijn geïmmigreerd, maar deze groep omvat ook de tweede generatie, die eveneens een lagere verdiencapaciteit heeft. Dit alles maakt dat in de analyse van het CPB de premiebijdrage p uit vergelijking (9) relatief zal stijgen bij een instroom van immigranten, hetgeen een neerwaartse druk oplevert op zowel de IS- als de SE-curven. In beginsel kan dit worden gecompenseerd door positieve effecten van immigratie maar het CPB is daar zoals bekend niet optimistisch over, noch is Nannestad (2007) dat. 5 De relatie tussen immigratie en de afhankelijkheidsgraad In deze paragraaf schatten we de invloed van immigratie en emigratie op de afhankelijkheidsgraad voor Nederland, Deze verhouding tussen de beroepsbevolking en de totale bevolking is cruciaal om het arbeidspotentieel dat voortvloeit als resultante van emigratie en immigratie te bepalen. In de literatuur wordt veelal over de (netto) participatiegraad of werkgelegenheidsgraad gesproken. Dit is het percentage werkenden in de bevolking tussen jaar. Voor ons onderwerp is het echter belangrijker te kijken naar hoeveel mensen niet kunnen werken, omdat ze kinderen of ouderen zijn N o in onze eerdere analyse, met daar nog bijgeteld de kinderen. Wij kijken dan naar de verhouding tussen de beroepsbevolking, L, en 21 De oppervlakte voor ouderdom is eigenlijk vertekend en moet worden gecorrigeerd voor de sterftekans, bijvoorbeeld door het bij de gemiddelde leeftijd te laten ophouden. 22 Kotan (2007) nuanceert dit beeld echter aanzienlijk door andere veronderstellingen te maken over de consumptie van publieke goederen (incl. onderwijs) en de kosten van discriminatie. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

16 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer de bevolking, P, de LP-verhouding. Daarbij schatten wij het volgende verband: 23 L/P = a 1 a 2.leo + a 3.ln(GDPPC) a 4.frt + a 5.im/P a 6.em/P Wij verwachten dat in het verleden immigratie, im, tot een verhoging en emigratie, em, tot een verlaging van de LP-verhouding geleid hebben terwijl een hogere fertiliteit, frt, en een hogere levensverwachting, leo tot lagere LP-verhouding leiden wij abstraheren daarbij van vertragingen. Daarnaast verwachten wij dat een hoger BBP per hoofd, GDPPC, een positieve invloed heeft op de afhankelijkheidsgraad: Een hoger bruto binnenlands product per capita moedigt mensen aan deel van de beroepsbevolking te worden. Schatting van deze vergelijking voor Nederland voor de periode laat het volgende resultaat zien: 24 L/P L -1 /P -1 = L -1 /P leo t ln(GDPPC) (3.38) (7.87) (2.14) (2.3) (5.34) t*DUM PRE frt im/P em/P (10.70) (0.28) (3.80) (2.17) Adj.R2=.917; DW = Uit de regressie ziet men dat de afhankelijkheidsgraad negatief varieert met de fertiliteit, frt, en de levensverwachting, leo dit is conform hetgeen men zou verwachten. Daarnaast heeft het bruto binnenlands product per hoofd een positieve invloed. Verder is een kwadratische tijdstrend in de regressie opgenomen, die het activeringsbeleid en andere ontwikkelingen die niet expliciet meegenomen zijn, zou kunnen weerspiegelen. De data over immigratie en geregistreerde emigratie zijn van het CBS, gemeten in duizend personen. Alle andere data zijn van de World Development Indicators. In de data voor de beroepsbevolking zit een breuk voor Hiervoor corrigeren we door een dummy variabele voor de tijd vóór 1980 te vermenigvuldigen met een tijdstrend een dummy zonder deze vermenigvuldiging is niet significant. De variabelen L en P zijn bestandsgrootheden terwijl migratievariabelen stroomgrootheden zijn. Vooral jonge immigranten halen later echtgenoten en andere familieleden naar Nederland. Deze zijn dan onderdeel van de bevolking en misschien ook van de beroepsbevolking. We zouden dus de LP-verhouding op veel vertragingen van de migratievariabelen moeten regresseren. Dit levert collineariteit op en de daaraan verbonden insignificantie. De adequate methode om hiermee om te gaan is het gebruik van de polynomial distributed lag methode (zie Greene 2003, blz. 566). Wij schatten de vergelijking met een 23 Conceptueel is dit geen arbeidsaanbodcurve omdat het aantal immigranten ook deel is van de beroepsbevolking en de totale bevolking. Daarom nemen we hier ook niet de lonen in op die op hun beurt sterk met immigratie gecorreleerd zijn. Ook nemen we hier geen scholingsvariabelen op. Kansloze laaggeschoolde verlaten vaker dan gemiddeld de arbeidsmarkt. Dit is echter meer een selectieproces dat veroorzaakt wordt door werkloosheid. Correlatie met scholing is dan misschien een schijncorrelatie. Omgekeerde causaliteit is ook mogelijk: meer participatie leidt tot lagere gemiddelde scholing. 24 De waarden tussen haakjes zijn t-waarden. 490 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

17 Immigratie als wapen in de strijd tegen de vergrijzing Two-Stage Least Squares procedure omdat het bruto binnenlands product endogeen zou kunnen zijn. Als instrument daarvoor gebruiken we de vertraagde waarde van GDPPC. Verder worden de regressoren als instrumenten gebruikt. De regressie bevat acht vertragingen van de fertiliteitvariabele, frt, en gebruikt een polynoom van de eerste graad. In de bovenstaande regressie wordt alleen een als constant veronderstelde lange termijn waarde van de variabele weergegeven en de weergegeven coëfficiënt is de som van de acht geschatte coëfficiënten. De LP-verhouding reageert negatief op de fertiliteit. Dit komt omdat de fertiliteit het jaarlijkse aantal geboorten per vrouw in de leeftijd van 15 tot 45 jaar weergeeft. Het aantal geboorten verhoogt de bevolking en naar mate meer moeders een tijdje niet werken wordt het aantal werkenden verlaagd. Beide effecten verlagen de LP-verhouding. Later keren moeders echter terug naar de arbeidsmarkt en dit heeft dan een positief effect op de verhouding. Voor de individuele jaren zijn deze effecten significant maar niet in de som daarvan. Voor de immigratievariabele zijn elf vertragingen significant. Ook hier gebruiken we een lineaire polynoom. Immigratie heeft een positief effect, omdat immigranten vaak alleen naar Nederland komen en daardoor de beroepsbevolking en de totale bevolking in absolute getallen evenveel verhogen, maar de eerste percentueel meer. De weergegeven coëfficiënt betekent dat een additionele toestroom van honderdduizend immigranten in het lopende en alle elf vorige jaren de LP-verhouding bij een constante bevolking die door vergrijzing samen met de beroepsbevolking zou dalen met 2.7 procentpunten verhoogt. 25 De veronderstelde toestroom is realistisch volgens Figuur 1. Voor emigratie gebruiken we een polynoom van de derde graad en dertien vertragingen. Emigratie heeft eveneens een wisselend effect, dat in totaal negatief is. De oorzaak daarvan is dat een werkend en dan emigrerend echtpaar met twee kinderen in eerste instantie de bevolking met vier personen verlaagt en het aantal werkenden met twee. Dit laat de LP-verhouding stijgen. Later ontbreken de kinderen echter op de arbeidsmarkt en het effect wordt dus negatief voor vertraagde waarden. De geschatte coëfficiënt houdt in dat de LPverhouding met 7.3 procentpunten daalt. Dit is 7.3% van de bevolking. Bij een constante bevolking van 16.3 miljoen mensen zou dit om 1.19 miljoen mensen gaan op 1.4 die geëmigreerd zijn. Dus moet het aantal inactieve emigranten groter zijn dan het aantal kinderen dat door de emigratie niet naar de arbeidsmarkt doorstroomt. De lange termijn effecten zijn 12% minder dan de directe effecten. Gezien de autocorrelatie, zoals blijkt uit de hoge waarde van de Durbin-Watsontoets, en het kleine aantal van 33 observaties, waarmee we 14 parameters schatten, kunnen we niet uitsluiten dat de waarden van sommige coëfficiënten vertekend zijn in deze schatting. De exacte cijfers en hun significantiewaarden veranderen met de gemaakte assumpties maar de algemene observaties die wij hierboven maakten blijven overeind. 26 Met name belangrijk is de conclusie dat immigratie de afhankelijkheid in niet verwaarloosbare mate kan verminderen. 25 D(im/P) = 100/ vermenigvuldigd met de coëfficiënt. 26 Wij hebben de boven weergegeven regressie ook geselecteerd met oog voor de plausibiliteit van de uitkomsten. Alternatieve resultaten zijn beschikbaar van de auteurs. K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

18 Joan Muysken, Frank Cörvers, Thomas Ziesemer 6 Conclusies en beleidsmatige implicaties Uit het voorgaande volgt dat het vanuit welvaartsoogpunt duidelijk is dat een hoge arbeidsparticipatie van migranten van groot belang kan zijn voor het verlichten van de problemen die de vergrijzing met zich mee brengt. Aangezien een hoger opleidingsniveau samengaat met een hogere arbeidsparticipatie, is het niet verwonderlijk dat het CPB (2007) adviseert om het immigratiebeleid selectiever te maken, om op deze wijze de verhouding in de instroom tussen hoog- en laagopgeleide immigranten te verhogen. In onze theoretische analyse hebben we echter laten zien dat immigratie voordelig kan zijn voor de Nederlandse economie, indien de verhouding tussen werkend en niet-werkend onder de immigranten hoger ligt dan onder de totale bevolking in Nederland. Onze empirische analyse laat inderdaad zien dat immigratie de verhouding tussen werkend en niet-werkend in Nederland gedurende de laatste 30 jaar heeft verbeterd. Immigratie kan dus beschouwd worden als een wapen tegen de vergrijzing. De arbeidsparticipatie en dus de scholing van de immigranten zijn uiteraard wel een belangrijk aandachtspunt, evenals een adequaat integratiebeleid om de sociale kosten van het aanpassingsproces te beperken. Hoewel het aantal immigranten zonder arbeidsmotief gedurende de laatste jaren drastisch is gedaald, is Nederland nog steeds een emigratieland. Dit geldt zowel voor de lager als voor de hoger opgeleiden (CPB, 2007). Het Nederlandse beleid is dus niet alleen succesvol geweest in het remmen van de toestroom van immigranten met een asielaanvraag of in verband met gezinshereniging, maar Nederland lijkt bovendien aan aantrekkingskracht te hebben verloren voor de hoger opgeleiden. Vooralsnog blijft het speculeren waarom er al gedurende een aantal jaren meer hoger opgeleiden vertrekken dan dat er binnenkomen. Dit zou gelegen kunnen zijn in een onaantrekkelijk woon- en werkklimaat voor hoogopgeleiden, maar ook in een onaantrekkelijke inkomensherverdeling, waardoor kennis en vaardigheden van hoogopgeleiden in het buitenland beter beloond worden. Er lijkt nog een lange weg te gaan om de toestroom van hoogopgeleide immigranten te bevorderen, en de uitstroom naar het buitenland af te remmen. Mede daarom maar ook omdat immigratie in het algemeen de afhankelijkheidsgraad verlaagt, lijkt het niet verstandig om het beleid bij het aantrekken van immigranten uitsluitend te concentreren op buitenlandse hoogopgeleiden. Aan de andere kant leidt een grote aantrekkingskracht op laagopgeleide immigranten tot beduidend minder grote netto sociale opbrengsten. De gulden middenweg lijkt dus te zijn dat immigranten met betrekking tot scholing en andere aspecten die effecten op de welvaart hebben, even goed moeten zijn als andere toetreders tot de arbeidsmarkt. In het licht van de toenemende vergrijzing en de kosten die daaraan verbonden zijn voor onze welvaartsstaat, is het vreemd dat de discussie over immigratie zo moeizaam verloopt. Enerzijds gaat de beleidsdiscussie over hoe we de instroom van immigranten kunnen beperken, anderzijds hebben we al enige tijd een emigratie-overschot en hebben we juist arbeidskrachten nodig om de personeelsschaarste te beperken. In ons land wint het Nederland is vol gevoel het kennelijk van de zorgen om de vergrijzing. In de beleidsdiscussie wordt het vergrijzingsprobleem vooral gevoerd in financiële termen. Wat kosten de AOW-uitkeringen en hoeveel kost de gezondheidszorg in de toekomst (bijv. Verbon, 2006)? Het gebrek aan 492 K w a r t a a l s c h r i f t E c o n o m i e, N u m m e r 4,

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt!

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt! Vergrijzing, verkleuring en individualisering Trendsamenvatting Naam Definitie Scope Conclusies Invloed Impact Bronnen Vergrijzing, verkleuring en individualisering De wereldbevolking neemt toe, waarbij

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-073 13 december 2012 9.30 uur Potentiële beroepsbevolking blijft straks op peil dankzij 65-plussers Geen langdurige krimp potentiële beroepsbevolking

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Bijdrage prof. dr. Kees Goudswaard / 49 Financiering van de AOW: solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Deze vraag staat centraal in de bij drage van bijzonder hoogleraar Sociale zekerheid prof.

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Determinanten van de ontwikkeling van de AOW-uitgaven:

Determinanten van de ontwikkeling van de AOW-uitgaven: Determinanten van de ontwikkeling van de AOW-uitgaven: (appendix bij: AOW-leeftijdsverlaging niet zo duur als gedacht) Harrie Verbon Universiteit van Tilburg 4 juli 2017 Inzicht in de determinanten van

Nadere informatie

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Universiteit Gent Analyse Bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond

Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond Inkomensverschillen tussen personen met en zonder migratieachtergrond inkomensverschil tussen 3- jarigen met en zonder migratieachtergrond (zonder/e achtergrond

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Prognose van de bevolking naar herkomst,

Prognose van de bevolking naar herkomst, Prognose van de bevolking naar herkomst, 6 Lenny Stoeldraijer en Joop Garssen In 6 zal Nederland ruim 7,7 miljoen inwoners tellen,, miljoen meer dan op dit moment. De samenstelling van de bevolking zal

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Allochtonenprognose 2002 2050: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010

Allochtonenprognose 2002 2050: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010 Allochtonenprognose 22 25: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 21 Maarten Alders Volgens de nieuwe allochtonenprognose van het CBS neemt het aantal niet-westerse allochtonen toe van 1,6 miljoen

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot: Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Artikelen. Bevolkingsprognose 2008 2050: naar 17,5 miljoen inwoners

Artikelen. Bevolkingsprognose 2008 2050: naar 17,5 miljoen inwoners Artikelen Bevolkingsprognose 28 25: naar 17,5 miljoen inwoners Coen van Duin De langetermijn-bevolkingsprognose van het CBS is gebaseerd op veronderstellingen over het aantal immigranten, de emigratiegeneigdheid,

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Bevolkingsprognose 2002 2050: anderhalf miljoen inwoners erbij

Bevolkingsprognose 2002 2050: anderhalf miljoen inwoners erbij Bevolkingsprognose 22 25: anderhalf miljoen inwoners erbij Andries de Jong Volgens de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS zal het inwonertal van Nederland toenemen van de huidige 16,2 miljoen naar 17,7

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2013-I

Eindexamen vwo economie 2013-I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

Zekerheden over een onzeker land

Zekerheden over een onzeker land Zekerheden over een onzeker land Parijs, 27 januari 2012 Paul Schnabel Universiteit Utrecht Demografische feiten 2012-2020 Bevolking 17 miljoen (plus 0,5 miljoen) Jonger dan 20 jaar 3,7 miljoen (min 0,2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

CPB Notitie 20 december Arbeidsparticipatie. Bijlage. Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

CPB Notitie 20 december Arbeidsparticipatie. Bijlage. Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie 20 december 2018 Arbeidsparticipatie Bijlage Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Appendix bij CPB Notitie Arbeidsparticipatie Aanvullende figuren

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

Verplichte context Module 4 Onderwijs en menselijk kapitaal

Verplichte context Module 4 Onderwijs en menselijk kapitaal Verplichte context Module 4 Onderwijs en menselijk kapitaal 1 a Studeren kan je beschouwen als een soort investering in jezelf. Studeren kost zowel tijd als geld. Later verdien je deze investering (ruim)

Nadere informatie

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 225 voor provincies Andries de Jong 1) In 26 hebben het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het eerst

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Optimale stijging AOW- en pensioenleeftijd

Optimale stijging AOW- en pensioenleeftijd Optimale stijging AOW- en pensioenleeftijd Harry ter Rele Netspar, 4 juni 2019 Inhoud presentatie Aanleiding en doel studie Methode Uitkomsten gestileerde exercitie waarover binnenkort een Discussion Paper

Nadere informatie

Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie Nummer : 02/36 Datum : 20 maart 2002 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nogmaals: Arbeidsmarkteffecten van inkomensafhankelijke regelingen In CPB Notitie 00/03, Arbeidsmarkteffecten

Nadere informatie

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen Artikelen Allochtonenprognose 28 2: naar miljoen allochtonen Joop Garssen en Coen van Duin Volgens de nieuwe allochtonenprognose zal Nederland in 2 bijna, miljoen allochtonen tellen, 1,8 miljoen meer dan

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) De economie van India is snel gegroeid sinds aan het begin van de jaren 90 verregaande hervormingen werden doorgevoerd in o.a. het handels- en industriebeleid. Groei van

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt 157 Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt M. A. Allers* Samenvatting De afgelopen 25 jaar is de Nederlandse economie vooral gegroeid doordat meer mensen zijn gaan werken. Deze extensieve economische

Nadere informatie

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting door Anne 1154 woorden 12 april 2017 6,3 46 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Paragraaf 2 Bevolkingsspreiding: de manier

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector In 1990 werden ambtenarensalarissen gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de lonen in het bedrijfsleven. Een argument voor deze koppeling houdt verband

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Werk en uitkering van Turkse en Marokkaanse immigranten

Werk en uitkering van Turkse en Marokkaanse immigranten Arno Sprangers, Aslan Zorlu, Joop Hartog en Han Nicolaas De arbeidsdeelname van Turkse en Marokkaanse immigranten die in de jaren negentig naar Nederland zijn gekomen, is vergelijkbaar met die van immigranten

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch Summary)

Samenvatting (Dutch Summary) Chapter 8 Samenvatting (Dutch Summary) * I thank Jacques Don, Ryanne van Dalen and Robert de Vries for help with the Dutch summary. Without them it would have been English with Dutch words. 192 Chapter

Nadere informatie

Regionale economische prognoses 2016

Regionale economische prognoses 2016 Regionale economische prognoses 2016 Themabericht Rogier Aalders De breed gedragen economische groei in 2016 leidt tot productiegroei in alle sectoren en in alle regio s De Randstad, en daarbinnen vooral

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing

Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing Aan de langetermijnvooruitzichten van de sociale uitgaven, gepresenteerd in het achtste jaarverslag van de Studiecommissie

Nadere informatie

De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen

De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen Jeannette Schoorl Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Den Haag NIDI/NVD/CBS Seminar arbeidsmigratie 30 maart 2011 Onderwerpen Historische

Nadere informatie

Kernprognose : tijdelijk minder geboorten

Kernprognose : tijdelijk minder geboorten Bevolkingstrends 214 Kernprognose 213 : tijdelijk minder geboorten Dit artikel verscheen eerder, op 16-12-213, als thema-artikel en webartikel op de website. Coen van Duin Lenny Stoeldraijer januari 214

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Vreemdelingenbeleid Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie