Het ondersteuningsmodel

Transcriptie

1 1 Het ondersteuningsmodel Wat houdt het in momenteel? 1. Verdeling van de middelen: De vroegere GON/ION-begeleiding verdwijnt. De middelen hiervoor worden samen met de waarborgregeling (en de middelen voor competentiebegeleiders? wordt niet als dusdanig in het decreet vermeld!) en de extra 15 miljoen euro in één pot gestoken. In onderstaand schema vind je een overzicht. Het totale budget voor het ondersteuningsmodel bedraagt aldus 106,8 miljoen euro. Dit budget wordt rechtstreeks aan de buitengewoon onderwijs scholen toegekend. Van dit budget wordt jaarlijks rechtstreeks een budget afgehouden voor de ondersteuning van leerlingen met een inschrijvingsverslag voor buitengewoon onderwijs voor type 2,4,6 of 7 auditieve beperking. Deze voorafname gebeurt alnaargelang het aantal leerlingen die ingeschreven zijn in een gewone school. Zijn er minder van deze leerlingen dan daalt het budget, zijn er meer dan stijgt het budget. Dit wordt ieder jaar herbekeken. Deze leerlingen krijgen een leerlinggerichte ondersteuning in de vorm van een rugzakje. Voor de andere leerlingen zet men meer in op leerkrachtgerichte ondersteuning. Het extra budget van 15 miljoen euro moet prioritair gebruikt worden voor leerlingen die nu geen ondersteuning krijgen. Het gaat om de begeleiding van kleuters met een matige of ernstige verstandelijke beperking, bijvoorbeeld kleuters met syndroom van Down. De tweede groep zijn leerlingen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben, bijvoorbeeld kinderen met ernstige ADHD. Het gaat samen om 2400 leerlingen.

2 GON/ION Waarborg Extra budget ONDERSTEUNINGSNETWERKEN Budget 2017/2018: GON types 2,4,6 en 7 auditief: 27,5 milj euro RestGON/ION: 35,5 milj euro Waarborg: 25 milj euro Extra budget: 15,2 milj euro 70/30 verdeelsleutel: 70% van de beschikbare middelen worden verdeeld op basis van het leerlingenaantal aanwezig in één bepaald ondersteuningsnetwerk. 30% wordt verdeeld op basis van het gemiddeld aantal leerlingen met een veslag, gemotiveerd verslag of inschrijvingsverslag gedurende de laatste 6 schooljaren (dus volgens het aantal leerlingen met een effectieve en gedocumenteerde zorgnood) binnen één ondersteuningsnetwerk. Herverdeling van de middelen in de pot: Waarborg: geld en dus tewerkstellingsuren van leerkrachten die vrijkomen omdat leerlingen van buitengewoon naar gewoon overstappen. Fluctueert dus ieder jaar. Wordt verdeeld volgens 70/30 sleutel. Het extra budget wordt verdeeld volgens 70/30 sleutel. GON/ION middelen worden opgedeeld volgens type en verdeling van budget: Type 2,4,6 en 7 auditief worden prioritair behandeld (voorafname). Deze lln. krijgen een leerlinggerichte ondersteuning (een rugzakje). Dit wordt verdeeld volgens de 70/30 sleutel. Type basisaanbod, 3, 7 spraak en taalstoornis en type 9 (restgon) krijgen meer leerkracht gerichte ondersteuning. Dit geld wordt de volgende 3 jaar anders verdeeld. Het 1 e jaar wordt 100% rechtstreeks verdeeld onder de scholen die vorig jaar GON/ION begeleiding deden (zodat het GO! het niet ineens met minder middelen moet stellen want daar zitten verhoudingsgewijs de kinderen met de meeste GON uren). Het 2 e jaar wordt dit dan 66% rechtstreeks en 33% volgens 70/30 sleutel. Het 3 e jaar wordt dit 33% rechtstreeks en 66% volgens 70/30. Vanaf schooljaar wordt dit geld dan ook volgens de 70/30 sleutel verdeeld, zoals alle andere budgetten. Er is ook nog een garantiefonds dat de volgende 3 jaren de verliezen van het GO! onderwijsnet compenseert omv de 70/30 verdeelsleutel. (Het katholieke net heeft in totaal meer kinderen dan het GO! en heeft dus baat bij een verdeelsleutel volgens leerlingenaantal). 2

3 3 2. Er worden ondersteuningsnetwerken opgericht. Scholen voor gewoon onderwijs en scholen voor buitengewoon onderwijs vormen samen een ondersteuningsnetwerk binnen een bepaalde regio. Zowel scholen van basis- als van secundair maken deel uit van het netwerk. Het GO! heeft zijn eigen ondersteuningsnetwerk opgericht volgens provincie. Daarbinnen zijn er dan meerdere samenwerkingsverbanden waar buitengewoon onderwijs, gewoon onderwijs, pedagogische begeleidingsdiensten en CLB s samenwerken, en heeft een coördinator. De provinciale ondersteuningsnetwerken worden aangestuurd door een stuurgroep. CLB en PBD vaardigen elk 1 lid af en elk samenwerkingsverband vaardigt zijn coördinator af om in deze stuurgroep te zetelen. Elk samenwerkingsverband heeft ondersteuningsteams die werken op scholengroepniveau GO!/scholengroepoverstijgend GO! samen met de PBD en CLB. Om expertisebreedte te realiseren en een Vlaanderen breed dekkend aanbod te kunnen doen wordt netoverstijgend samengewerkt. De school voor buitengewoon onderwijs fungeert als werkgever van de medewerkers in de ondersteuningsteams. (Voor zover wij het begrepen hebben moeten de middelen voor de aanstelling van een coördinator gekomen vanuit de school buitengewoon onderwijs zelf en wordt deze niet bekostigd door het ondersteuningsmodel budget.)

4 De andere onderwijsnetten hebben nog tot 15 juni om de samenstelling van hun ondersteuningsnetwerk aan de overheid door te geven. Momenteel is hier nog niets van bekend. Het GO!, het provinciaal onderwijs en het onderwijs van de steden en gemeenten (dus niet het vrij onderwijs!) zijn alvast verplicht om samen te werken in 1 officieel ondersteuningsnetwerk per regio vanaf het schooljaar De samenstelling van een ondersteuningsnetwerk kan wijzigen. Vanuit de overheid wordt samenwerking tussen verschillende onderwijsnetten sterk aangeraden. Gewone scholen engageren zich dus in één ondersteuningsnetwerk en op hun beurt kunnen/moeten de ondersteuningsnetwerken/buitengewoon onderwijs scholen onderling afspraken kunnen maken en elkaar aanvullen. Om bv. tegemoet te komen aan ondersteuningsopdrachten van kinderen met speciale noden kan een school voor buitengewoon onderwijs een deel van zijn ondersteuningsmiddelen (begeleidingseenheden en extra lestijden en uren) overdragen naar andere scholen voor buitengewoon onderwijs die mogelijk meer of andere expertises in huis hebben. Deze overdracht (max 3%) kan ook netoverschrijdend gebeuren. Er worden paritaire commissies opgericht (netgebonden of netoverschrijdend) die toezicht houden en voorstellen doen wat betreft de verdeling van de middelen aan de ondersteuningsnetwerken en dus meer bepaald aan de scholen buitengewoon onderwijs. 3. Inzet van de middelen: De inzet gebeurt daar waar de leerlingen met een (gemotiveerd) verslag zitten die nood hebben aan ondersteuning. Er worden in het ondersteuningsnetwerk concrete afspraken gemaakt over hoe ze ingaan op de reële zorgvragen van de scholen voor gewoon onderwijs met leerlingen die uitbreiding van zorg of specifieke individuele zorg nodig hebben dus fases 2 en 3 van het zorgcontinuüm. Dit betekent dat het CLB altijd ingeschakeld moet worden en een handelingsgericht diagnostisch traject (HGD) opgesteld moet worden. Ter info nog eens het zorgcontinuum: 4

5 5 De ondersteuningscentra komen niet tussen bij fase 0 en 1. Dit is de verantwoordelijkheid en volgens de draagkracht van de scholen zelf! In vele gevallen is het de leerlingenbegeleider/ster of zorgjuf die dit moet opvangen. Vele scholen moeten een zorgjuf of leerlingenbegeleider/ster aanstellen uit eigen middelen en krijgen hier vanuit de overheid geen middelen voor. Het GO! schrijft: ondersteuningsvragen kunnen op verschillende manieren tot stand komen. Onder meer via verslaggeving van het CLB of via de ondersteuningsnoden van de scholen zelf. Deze vragen worden verzameld door het samenwerkingsverband dat via een vooraf afgesproken aanpak de ondersteuningsopdracht zal opnemen. De dagelijkse aansturing van het ondersteuningsteam gebeurt door een coördinator per samenwerkingsverband. Het budget wordt toegekend onder de vorm van begeleidingseenheden. De begeleidingseenheden kunnen, naargelang de ondersteuningsnoden van leerlingen en leraren omgezet worden in lestijden onderwijzend personeel of uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel. Voor de voltijdse ambten van dokter, psycholoog of orthopedagoog worden 40 eenheden gebruikt. Een logopedist kost 30 eenheden. Voor een kinesist, ergotherapeut, kinderverzorger, verpleger en maatschappelijk werker moeten 32 eenheden worden voorzien. Voor een voltijdse onderwijzer, kleuteronderwijzer of leermeester ASV worden telkens 22 eenheden gebruikt. Leerkrachten vanuit het BuO zullen andere competenties moeten verwerven zoals coaching van leerkrachten in het gewoon onderwijs. Voor volgend schooljaar gaat de prioritaire nascholing naar professionalisering van de ondersteuningsnetwerken. Competentiebegeleiders zullen effectief werken aan de expertiseontwikkeling binnen de ondersteuningsnetwerken. In principe moeten de middelen (begeleidingseenheden en extra lestijden en uren) aangewend worden voor leerling- of leerkrachtgerichte ondersteuning in de gewone scholen. Binnen het ondersteuningsnetwerk kan ook afgesproken worden om een deel(tje) te reserveren voor andere opdrachten in het netwerk. In dit geval moet verantwoord worden hoeveel middelen hiervoor gebruikt zullen worden en waaraan deze middelen zullen besteed worden. Deze uitzonderlijke aanwending heeft tot gevolg dat er minder middelen kunnen ingezet worden voor de rechtstreekse ondersteuning van leerlingen en leerkrachten in de gewone scholen. Daarom moet alle scholen binnen het netwerk deze intentie goedkeuren. Belangrijk hierbij is te beseffen dat het netwerk zélf de intensiteit van de ondersteuning bepaalt en of er leerlinggericht of leerkrachtgerichte ondersteuning nodig is (behalve bij de kinderen van type 2, 4, 6 en 7 auditief die een rugzakje voor leerlinggerichte ondersteuning hebben)! Het netwerk kijkt per leerling welke zorg nodig is en hoelang. De zorg hangt vooral af van de behoeften van de leerling: wat heeft dit kind nodig om te leren? Het medisch attest verliest aan belang. Het ondersteuningsnetwerk kan dus zelf attesten uitschrijven om te bepalen welk type ondersteuning het kind nodig heeft. De ondersteuningsaanvragen kunnen het hele jaar door ingediend en opgestart worden. 4. Ondersteuners Mensen die tewerkgesteld zijn in een ondersteuningsnetwerk worden nu ondersteuners genoemd. Voor deze groep is er nog geen statuut voorhanden. Hier wordt de komende 3 jaar werk van gemaakt.

6 Personeelsleden die worden aangesteld in een ondersteuningsnetwerk worden aangesteld als tijdelijk personeel voor bepaalde duur. Er is geen verplichte toewijzing van vast benoemde personeelsleden of van TADD (tijdelijk aanstelling doorlopende duur) personeelsleden. Er is geen verplichte reaffectatie of wedertewerkstelling (vastbenoemde leerkrachten die boventallig worden door een dalend leerlingenaantal kunnen niet verplicht worden om in te stappen in een ondersteuningsnetwerk). Omdat er nog geen statuut voorhanden is kan er dus ook geen vaste benoeming zijn. Vastbenoemd personeel kan wel tewerkgesteld worden via TAO (tijdelijk andere opdracht) of AVP (afwezigheid verminderde prestaties). Een personeelslid dat niet instapt in het ondersteuningsnetwerk (of geweigerd wordt: er is geen verplichting van het ondersteuningsnetwerk om iemand te aanvaarden wanneer deze niet de nodige expertise bezit) en geen opdracht meer heeft, wordt boventallig : TBS/OB (ter beschikking stelling wegens ontstentenis van betrekking). Dit personeelslid is onderworpen aan de reaffectatieverplichtingen: de inrichtende macht bepaalt waar dat personeelslid zal worden tewerkgesteld. Voor personeel uit het basisonderwijs (onderwijzend personeel en paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel) is er een hoofdopdracht van 22 lestijden en een schoolopdracht van 26 klokuren. De hoofdopdracht bestaat in de ondersteuning van het onderwijzend personeel en van het kind dat de ondersteuning nodig heeft in het gewoon onderwijs. De tijd die nodig is voor professionalisering, overleg en samenwerking, coördinatietaken en dienstverplaatsingen, maakt deel uit van de schoolopdracht. Voor personeel uit het secundair onderwijs is er een wekelijkse prestatie van 26 klokuren in een voltijdse betrekking. Binnen deze 26 klokuren presteert een lid van het onderwijzend personeel een opdracht van 22 lesuren en een lid van medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel een opdracht van 22 uren. De opdracht van 22 uren of lesuren bestaat uit het ondersteunen van het onderwijzend personeel en van de jongere die ondersteuning nodig heeft in scholen voor gewoon onderwijs. De tijd die nodig is voor bijkomende taken zoals professionalisering, overleg en samenwerking, coördinatietaken en dienstverplaatsingen, maakt deel uit van de opdracht van 26 klokuren. De tijd nodig voor deelname aan oudercontacten en aan personeelsvergaderingen vallen buiten de wekelijkse opdracht van 26 klokuren. 5. Evaluatie Een stuurgroep met leden van de overheid, de onderwijsvakbonden en de vertegenwoordigers van de schoolbesturen volgen de invoering van de ondersteuningsnetwerken op. Later volgt een grondige evaluatie en monitoring door een onafhankelijke commissie van experten en academici. De resultaten hiervan zullen mee bepalen hoe het ondersteuningsmodel er na de overgangsperiode van drie jaar zal uitzien. Bronnen: Laat duidelijk zijn dat wat we weten komt uit de communicatie van vakbonden en onderwijskoepels naar hun leden toe. Vanuit de gewone mediakanalen of de overheid is er weinig tot geen informatie. Klasse zette een korte uiteenzetting met de decreten op hun website. Nergens is er een kanaal voorhanden waar ouders informatie kunnen krijgen! Amendementen bij het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXVII / Ondersteuningsmodel.pdf 6