Instrumenten voor de beoordeling van taalvaardigheid voor het voortgezet onderwijs

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Instrumenten voor de beoordeling van taalvaardigheid voor het voortgezet onderwijs"

Transcriptie

1 Instrumenten voor de beoordeling van taalvaardigheid voor het voortgezet onderwijs SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

2

3 Instrumenten voor de beoordeling van taalvaardigheid voor het voortgezet onderwijs Theun Meestringa Hans de Vries Januari 2010

4 Verantwoording Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Auteurs: Theun Meestringa en Hans de Vries In samenwerking met: Suzanne Lüken, Marleis Schouwstra, Loth van Veen In opdracht van: UniC, school voor eigenzinnig havo - vwo, Utrecht Bestelling SLO, Stichting Leerplanontwikkeling Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) Internet: tweedefase@slo.nl AN:

5 Inhoud Voorwoord 5 1. Wordingsgeschiedenis van de beoordelingsschema's De algemene beoordelingsschema's Beoordelingsmatrices voor specifieke taaltaken Algemene beoordelingsgrids voor taalvaardigheid (docentenversie) Spreken Gespreken voeren Luisteren Schrijven Lezen Algemene beoordelingsgrids voor taalvaardigheid (leerlingenversie) Spreken Gesprekken voeren Luisteren Schrijven Lezen Beoordelingsmatrices voor specifieke taaltaken Spreken: Informatieve monoloog Spreken: Betogende monoloog Gesprekken voeren: Deelnemen aan een debat Gesprekken voeren: Deelnemen aan een discussie Luisteren: Luisteren naar radio en tv Luisteren: Luisteren als lid van een live publiek Schrijven: Schrijven van correspondentie Schrijven: Schrijven van artikelen en rapporten Schrijven: Schrijven van betogen Lezen: Lezen van correspondentie Lezen: Lezen van instructies Lezen: Lezen van informatieve en overtuigende teksten 67 Literatuur 71

6

7 Voorwoord In 2008 ontwikkelde SLO samen met docenten van UniC en het Vathorstcollege, scholen voor havo en vwo in Utrecht en Amersfoort, instrumenten voor beoordeling van leerlingprestaties voor vijf taalvaardigheden: lezen, schrijven, spreken, gesprekken voeren en luisteren. Dit gebeurde in het kader van een veldaanvraag die was ingediend door UniC. De scholen hadden hieraan behoefte om de taalprestaties van leerlingen te kunnen volgen en beoordelen. Deze behoefte komt voort uit het feit dat op UniC en het Vathorstcollege het taalonderwijs voor een groot deel geïntegreerd is in andere leer- en vakgebieden. Het werken aan taalvaardigheid is er gekoppeld aan de context van andere vakken en leergebieden. Deze werkwijze vereist een instrumentarium waarmee de taalontwikkeling van leerlingen gevolgd en geanalyseerd kan worden. Dit instrumentarium moet zowel door docenten gebruikt kunnen worden als door leerlingen. Op beide scholen werd bij het moderne vreemde talenonderwijs gewerkt met de schalen van het Europees Referentiekader. De ervaringen hiermee deden de behoefte ontstaan om voor moedertaalonderwijs een vergelijkbare systematiek te ontwikkelingen. De referentieniveaus uit 'Over de drempels met taal' van de commissie Meijerink waren nog niet beschikbaar toen de samenwerking tussen de scholen en SLO startte. Vandaar dat aansluiting gezocht is bij de systematiek van het Europees Referentiekader (ERK). Voor een (zelf)beoordeling van het niveau van taalvaardigheid biedt het ERK ook voor Nederlands voldoende kansen. Maar in de praktijk van het onderwijs bleek meer detaillering nodig te zijn voor een analyse van de prestaties van leerlingen en gesprek met leerlingen over hun zwakke en sterke punten en het plannen van het werken aan verbetering van hun taalvaardigheid. Met de docenten heeft SLO in 2008 twee versies van niveaubeschrijvingen gemaakt in de vorm van beoordelingsgrids: twee tabellen met can-do's of ik-kan-beschrijvingen op diverse aspecten voor elke vaardigheid: één voor docenten en één voor leerlingen. Deze beoordelingsgrids zijn niet toegespitst op een specifieke taaltaak, bijvoorbeeld het deelnemen aan een discussie of het schrijven van een brief. Bij het werken met de beoordelingsschema's in de praktijk bleek dit bezwaarlijk, omdat kenmerken van specifieke taken buiten beschouwing bleven, terwijl die voor de beoordeling van de prestaties van leerlingen wel relevant zijn. Dit was voor UniC en het Vathorst College aanleiding een vervolg veldaanvraag te doen. Deze werd gehonoreerd en vervolgens zijn in 2009 beoordelingsmatrices gemaakt voor specifieke taaltaken Spreken: het houden van een informatieve monoloog en het houden van een betogende monoloog; Gesprekken voeren: deelnemen aan een debat en deelnemen aan een discussie; Luisteren: luisteren naar radio en tv en luisteren als lid van een live publiek; Schrijven: schrijven van correspondentie, schrijven van artikelen en rapporten en schrijven van een betoog; Lezen: lezen van correspondentie, lezen van instructies en lezen van informatieve en overtuigende teksten. 5

8 SLO, UniC en het Vathorst College zijn ervan overtuigd dat de ontwikkelde grids en matrices ook bruikbaar zijn voor docenten Nederlands op andere scholen. Dat is de reden om de schema's in deze publicatie samen te brengen. In hoofdstuk 1 wordt beschreven hoe de beoordelingsschema's voor taalvaardigheid en voor de specifieke taaltaken tot stand zijn gekomen. In hoofdstuk 2 treft u de beoordelingsgrids voor taalvaardigheid aan. Deze zijn bestemd voor docenten. In hoofdstuk 3 staan de beoordelingsgrids voor taalvaardigheid geformuleerd in leerlingentaal. In hoofdstuk 4 staan de beoordelingsmatrices voor de specifieke taaltaken. Deze zijn geformuleerd in leerlingentaal. Theun Meestringa Hans de Vries 6

9 1. Wordingsgeschiedenis van de beoordelingsschema's 1.1 De algemene beoordelingsschema's In 2008, bij het begin van de uitvoering van de veldaanvraag van Unic en het Vathorst College kwamen er drie niveaubeschrijvingen voor taalbeheersing beschikbaar: 'Over de drempels met taal', (Expertgroep taal en rekenen 2008), het Raamwerk Nederlands voor (v)mbo, (Cinop 2007) en het Europees Referentiekader (ERK) (Raad van Europa 2001, 2008). Het project startte met een vergelijking van deze drie beschrijvingen en de keuze om het ERK als uitgangspunt te nemen voor de beoordelingsschema's die ontwikkeld zouden worden. Daarvoor hadden we in het project twee redenen: het ERK staat aan de oorsprong van de andere twee documenten en is in Europa geaccepteerd als kader voor de beschrijving van taalniveaus. Er is niet gekozen voor Drempels, omdat de beschrijvingen daarin minder consequent zijn, en niet voor het Raamwerk, omdat dit te beroepsgericht is en te uitgebreid, waarbij we bij die uitbreidingen de nodige vraagtekens plaatsen. Bij het hanteren van het ERK voor de beschrijving van niveaus van beheersing van de moedertaal rees de vraag of het ERK, oorspronkelijk ontwikkeld voor tweedetaalonderwijs, wel gebruikt kan worden voor de beschrijving van de moedertaal. Uiteindelijk hebben we de vraag bevestigend beantwoord. In het ERK wordt bijna alles beschreven wat met taal en taalbeheersing te maken heeft. Deze zaken gelden voor alle talen, ook voor de moedertaal. De beschreven niveaus gelden in grote lijnen ook voor de moedertaal, alleen op details zijn er verschillen. De verschillen tussen een moedertaal en een tweede taal zit in de weg naar de niveaus toe en het moment waarop de niveaus worden bereikt. Daarbij speelt mee dat er doorgaans een verschil in leeftijd is tussen moedertaalleerders en tweedetaalleerders. Nadat de keuze voor het ERK als uitgangspunt gemaakt was, kozen we er vervolgens voor om in eerste instantie zoveel mogelijk gebruik te maken van de tabellen die in het ERK zijn opgenomen en daarbij vooral te letten op het belang van de schema's voor de beschrijving van de moedertaal. Dat leidde er bijvoorbeeld toe, dat we de schaal 'sociolinguïstische competenties' in onze niveaubeschrijvingen hebben verwerkt. Dit is een aanvulling op het gebruik van het ERK in het vreemdetalenonderwijs in Nederland, waar deze competentie minder aandacht krijgt. Na het componeren van grids met behulp van de schalen uit het ERK, hebben we hier en daar formuleringen aangepast en aangescherpt om a) het onderscheid tussen de niveaus duidelijker te maken. b) de beschrijving meer toe te snijden op de 'moedertaal' n plaats van de tweede of vreemde taal. Vervolgens hebben we samen met Unic en het Vathorst College gekeken naar wat in de grids ontbrak. We misten de beschrijving van strategieën. Die hebben we vervolgens toegevoegd. Daarbij hebben we de formuleringen van Raamwerk gebruikt. 7

10 Daarna hebben we gecontroleerd of onze beschrijvingen de niveaubeschrijvingen uit 'Over de drempels met taal' dekten. Dat deden we, nadat duidelijk was geworden dat het rapport 'Over de drempels met taal' tot uitgangspunt van overheidsbeleid genomen zou worden. Dit leidde ertoe, dat we een aantal schema's hebben aangepast of uitgebreid. We hebben bijvoorbeeld het aspect doelgerichtheid toegevoegd. Tot slot hebben we gecontroleerd of in de niveaubeschrijvingen geen zaken misten die in de examenprogramma's van havo en vwo vermeld staan. Waar nodig hebben we de niveaubeschrijvingen aangevuld. Daarmee waren de algemene beoordelingsgrids klaar. 1.2 Beoordelingsmatrices voor specifieke taaltaken. In 2009 hebben we de beoordelingsgrids zo bewerkt, dat ze gebruikt konden worden voor een groot aantal specifieke taaltaken. Om dat te kunnen doen hebben we eerst een inventarisatie gemaakt van de taaltaken die leerlingen op de beide scholen uit moeten voeren. Deze inventarisatie leverde de volgende lijst met taaltaken op: Spreken: het houden van een informatieve monoloog en het houden van een betogende monoloog; Gesprekken voeren: deelnemen aan een debat en deelnemen aan een discussie; Luisteren: luisteren naar radio en tv en luisteren als lid van een live publiek; Schrijven: schrijven van correspondentie, schrijven van artikelen en rapporten en schrijven van een betoog; Lezen: lezen van correspondentie, lezen van instructies en lezen van informatieve en overtuigende teksten. Vervolgens hebben we de leerling-versie van de beoordelingsgrids als uitgangspunt genomen voor de specificatie van de grids. Voor elke specifieke taaltaak hebben we een beoordelingsmatrix gemaakt. We noemen deze specificaties matrices om ze te onderscheiden van de algemenere grids. Het ERK bood onvoldoende houvast om tot een nadere invulling van de beoordelingsgrids te komen. We hebben daarvoor gebruik gemaakt van 'Over de drempels met taal', aanwijzingen uit veelgebruikte methoden Nederlands en de praktijkervaring van de docenten van UniC en het Vathorst College. 8

11 2. Algemene beoordelingsgrids voor taalvaardigheid (docentenversie) 2.1 Spreken A2 B1 B2 C1 algemene beschrijving SPREKEN Kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen familie en andere mensen, leefomstandigheden en school beschrijven. Kan uitingen op een eenvoudige manier aan elkaar verbinden, zodat hij/zij ervaringen, gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Kan in het kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen. Kan een verhaal vertellen of de plot van een boek of film weergeven en zijn/haar reacties beschrijven. Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op zijn/haar interessegebied. Kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten. Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij subthema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie. onderwerp Het onderwerp heeft betrekking op de directe eigen omgeving van de spreker of eenvoudige, alledaagse situaties. Het onderwerp is vertrouwd en valt binnen de persoonlijke belangstelling of heeft betrekking op het dagelijks leven, eigen werk of opleiding. De concrete of abstracte onderwerpen komt men tegen in het sociale en professionele leven en het onderwijs. De onderwerpen kunnen buiten het eigen kennisgebied liggen en abstract en complex zijn met een specialistisch karakter. vocabulaire Beschikt over voldoende woorden om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen. Goede beheersing van elementaire woordenschat, al doen zich nog wel grote fouten voor wanneer meer complexe gedachten worden ontvouwd of niet-vertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Trefzekerheid in woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor zonder de communicatie in de weg te staan. Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, waardoor hiaten in de woordenschat gemakkelijk kunnen worden gedicht met omschrijvingen. Goede beheersing van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal. 9

12 tekststructuur Kan de meest voorkomende verbindingswoorden gebruiken om enkelvoudige zinnen te verbinden om een verhaal te vertellen of iets te beschrijven als een eenvoudige opsomming van punten. Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten. Kan een groot aantal verbindingswoorden doelmatig gebruiken om de verhoudingen tussen ideeën helder aan te geven en kan daarmee argumentaties opbouwen. Kan duidelijke, goed gestructureerde teksten produceren, die getuigen van een goede beheersing van ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie bevorderende elementen en kan daarmee argumentaties opbouwen. vloeiendheid en verstaanbaarheid Overwegend korte uitingen, met pauzes, valse starts en herformuleringen. De uitspraak is duidelijke genoeg om de spreker te kunnen volgen. De spreker is goed te volgen, alhoewel pauzes en herstel van fouten vooral in langere stukken vrij geproduceerde tekst veel voorkomen. De uitspraak is duidelijk en verstaanbaar. Stukken tekst worden in een vrij vast tempo geproduceerd, alhoewel de spreker soms aarzelt. Er zijn nog weinig opvallend lange pauzes. Er is een duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie. De spreker drukt zich vloeiend en spontaan uit. Alleen een conceptueel moeilijk onderwerp kan een natuurlijke, vloeiende woordenstroom nog in de weg staan. De intonatie is gevarieerd en klemtoon wordt correct gebruikt om betekenisverschillen uit te drukken. grammaticale correctheid Gebruikt eenvoudige constructies correct, maar maakt nog wel elementaire fouten. Vertoont goede grammaticale beheersing, fouten komen voor, maar het is altijd duidelijk wat hij/zij wil uitdrukken. Goede beheersing van de grammatica met incidentele vergissingen en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur. Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid, fouten zijn zeldzaam en moeilijk aan te wijzen. rekening houden met publiek. Kan zich richten op een publiek van leeftijdsgenoten of familie en taalgebruik (woordkeuze en register) en het gebruik van informatie op dit publiek afstemmen. Kan zich richten op een volwassen publiek dat bekend is (familie, leraren) en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie op afstemmen. Kan zich richten op een volwassen publiek, bekend en onbekend, en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie en argumenten op afstemmen. Kan taal flexibel en doeltreffend gebruiken voor sociale doeleinden met inbegrip van emotioneel, dubbelzinnig en humoristisch taalgebruik. doelgerichtheid Blijft trouw aan zijn spreekdoel, soms met behulp van een ander. Geeft zijn spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, onderhoudend enz.) zodat het voor de luisteraar herkenbaar is. Kan tijdens een spreektaak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich ervan bewust dat hij van spreekdoel wisselt. Kan in een monoloog of presentatie verschillende doelen nastreven zonder hieromtrent in verwarring te raken of verwarring te veroorzaken. 10

13 strategieën: plannen Kan zich met begeleiding oriënteren op de spreektaak: doel bepalen, publiek bepalen, onderwerp bepalen en een tijdsplanning maken. Verzamelt eventueel nog enige benodigde informatie. Kan gebruik maken van gerichte ondersteuning en een stappenplan voor het voorbereiden van een spreektaak. Kan zich oriënteren op de spreektaak: zich bezinnen op het doel, het publiek en het onderwerp en een tijdsplanning maken. Bij een voorbereide spreektaak kan hij zonodig informatie verzamelen. Kan bepalen op welke manier hij de spreektaak vormgeeft. Bij een onvoorbereide spreektaak kan hij een snelle, vaak intuïtieve oriëntatie op de taak uitvoeren. Kan een heldere opzet maken voor een spreektaak, kan eerder geconstateerde hiaten of zwakke onderdelen extra oefenen of aandacht geven bij de voorbereiding. Kan zich zelfstandig voorbereiden op complexe spreektaken. Kan beoordelen welke stukken hij daarvoor moet doornemen ter voorbereiding en welke stukken hij aan het publiek wil laten zien/meegeven. Neemt eerdere evaluaties en ervaringen mee in de voorbereiding. strategieën: monitoren en herstellen Gebruikt indien nodig geheugensteunen bij een voorbereide spreektaak. Herformuleert indien nodig bij een voorbereide en bij een onvoorbereide spreektaak. Zal bij onvoorbereide monologen compensatiestrategieën moeten toepassen bij het ontbreken van de juiste woordenschat. Bewaakt, indien nodig, de tijd bij korte spreektaken. Kan met begeleiding de resultaten evalueren. Kan zichzelf vragen stellen over het eigen spreken tijdens het spreken. Kan na een vraag of onderbreking weer terugkeren naar de tekst. Herformuleert indien nodig bij een voorbereide en bij een onvoorbereide spreektaak. Weet ook bij langere spreek-taken meestal de tijd te bewaken. Kan compensatiestrategieën toepassen bij het ontbreken van de juiste woordenschat, door gebruikmaking van synoniemen en omschrijvingen. Kan de resultaten aan de hand van een format evalueren. Heeft hierbij nog begeleiding nodig. Kan tijdens het spreken de lijn van het verhaal aanhouden, maar daar zonodig van afwijken als het publiek daar om vraagt. Kan daarna weer soepel terugkeren naar de structuur van het verhaal, waarbij hij erin slaagt de geplande totale duur van de spreektaak aan te houden. Kan evalueren of de doelen bereikt zijn. Kan vergissingen en fouten corrigeren wanneer hij/zij zich daar bewust van wordt of als ze leiden tot niet begrijpen. Kan een complexe spreektaak binnen de afgesproken tijd afronden. Neemt de juiste beslissingen met betrekking tot de interactie met het publiek in relatie tot het gestelde doel. Is in staat helder te reflecteren op een spreektaak op basis van eigen criteria en feedback van het publiek. 11

14 2.2 Gespreken voeren A2 B1 B2 C1 algemene beschrijving GESPREKKEN VOEREN Kan communiceren over eenvoudige en alledaagse aken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel hij/zij gewoonlijk niet voldoende begrijpt om het gesprek zelfstandig gaande te houden. Kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in het gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of zijn/haar persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen). Kan zodanig deelnemen aan een vloeiend gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin standpunten uitleggen en ondersteunen. Kan zich vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Kan ideeën en meningen met precisie formuleren en zijn/haar bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren. onderwerp Het onderwerp heeft betrekking op de directe eigen omgeving van de spreker of eenvoudige, alledaagse situaties. Het onderwerp is vertrouwd en valt binnen de persoonlijke belangstelling of heeft betrekking op het dagelijks leven, eigen werk of opleiding. De concrete of abstracte onderwerpen komt men tegen in het sociale en professionele leven en het onderwijs. De onderwerpen kunnen buiten het eigen kennisgebied liggen en abstract en complex zijn met een specialistisch karakter. vocabulaire Beschikt over voldoende woorden om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen. Goede beheersing van elementaire woordenschat, al doen zich nog wel grote fouten voor wanneer meer complexe gedachten worden ontvouwd of nietvertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Trefzekerheid in woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor zonder de communicatie in de weg te staan. Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, waardoor hiaten in de woordenschat gemakkelijk kunnen worden gedicht met omschrijvingen. tekststructuur Kan de meest voorkomende verbindingswoorden gebruiken om enkelvoudige zinnen te verbinden om een verhaal te vertellen of iets te beschrijven als een eenvoudige opsomming van punten. Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten. Kan een groot aantal verbindingswoorden doelmatig gebruiken om de verhoudingen tussen ideeën helder aan te geven en kan argumentaties stelselmatig opbouwen. Kan duidelijke, goed gestructureerde bijdragen leveren aan een gesprek, die getuigen van een goede beheersing van ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie bevorderende elementen en kan argumentaties stelselmatig opbouwen. 12

15 A2 B1 B2 C1 vloeiendheid en verstaanbaarheid Overwegend korte uitingen, met pauzes, valse starts en herformuleringen. De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen. De spreker is goed te volgen, alhoewel pauzes en herstel van fouten vooral in langere stukken vrij geproduceerde tekst veel voorkomen. De uitspraak is duidelijk en verstaanbaar. Stukken tekst worden in een vrij vast tempo geproduceerd, alhoewel de spreker soms aarzelt. Er zijn nog weinig opvallend lange pauzes. Er is een duidelijke, natuurlijk uitspraak en intonatie. De spreker drukt zich vloeiend en spontaan uit. Alleen een conceptueel moeilijk onderwerp kan een natuurlijke, vloeiende woordenstroom nog in de weg staan. De intonatie is gevarieerd en klemtoon wordt correct gebruikt om betekenisverschillen uit te drukken. grammaticale correctheid Gebruikt eenvoudige constructies correct, maar maakt nog wel elementaire fouten. Vertoont goede grammaticale beheersing, fouten komen voor, maar het is altijd duidelijke wat hij/zij wil uitdrukken. Goede beheersing van de grammatica met incidentele vergissingen en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur. Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid, fouten zijn zeldzaam en moeilijk aan te wijzen. rekening houden met publiek. Kan elementaire taalfuncties uitvoeren en beantwoorden, en op eenvoudige maar doeltreffende wijze sociale contacten aangaan. Kan zich richten op een publiek van leeftijdsgenoten of familie en taalgebruik (woordkeuze en register) en het gebruik van informatie op dit publiek afstemmen Kan een breed scala van taalfuncties uitvoeren en beantwoorden in een neutraal register. Is zich bewust van de belangrijkste beleefdheidsconventies en handelt dienovereenkomstig. Kan zich richten op een volwassen publiek dat bekend is (familie, leraren) en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie op afstemmen. Kan zich vol vertrouwen, helder en beleefd uitdrukken in een formeel of informeel register, afhankelijk van de situatie en de betrokkenen. Kan zich richten op een volwassen publiek, bekend en onbekend, en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie en argumenten op afstemmen. Kan een breed scala van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal herkennen en heeft daarbij oog voor registerveranderingen. Kan taal flexibel en doeltreffend gebruiken voor sociale doeleinden met inbegrip van emotioneel, dubbelzinnig en humoristisch taalgebruik. doelgerichtheid Kan gesprekken voeren om informatie en meningen uit te wisselen, uitleg of instructie te geven en te volgen. Herkent gesprekssituaties en kan passende routines gebruiken. Kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Kan doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te verwerven. Kan zonder moeite gesprekken voeren met meerdere doelen. Kan afwijkingen van het doel inbrengen en accepteren zonder de draad kwijt te raken. Kan beschouwende gesprekken voeren over abstracte onderwerpen. Interactie Kan een eenvoudig rechtstreeks gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Kan in een gesprek om aandacht vragen. Kan een eenvoudig rechtstreeks gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Kan ingrijpen in een discussie over een vertrouwd onderwerp en de juiste frase gebruiken om aan het woord te komen. Kan op gepaste wijze een gesprek beginnen, onderhouden en beëindigen, en daarbij doeltreffend beurten nemen. Kan op toepasselijke wijze ingrijpen in een discussie en daarvoor de juiste taal gebruiken. Kan een passende frase kiezen uit een scala van gespreksfuncties om zijn of haar opmerkingen op de juiste wijze aan te kondigen en de beurt te krijgen, of om tijd te winnen en de beurt te houden tijdens het nadenken. 13

16 strategieën: plannen Kan zich met behulp van een leidraad, opdracht en/of mondelinge instructies oriënteren op het gesprek: doel bepalen, verwachtingen formuleren t.a.v. gespreksgenoot, protocol begrijpen. Kan een gesprek voorbereiden: zich bezinnen op het doel van het gesprek, de gespreksgenoot inschatten, het protocol doornemen. Kan bij een onvoorbereid gesprek inschatten wat de aard en het doel van het gesprek is. Kan zich zelfstandig voorbereiden op alle soorten gesprekken. Kan beoordelen welke zaken van belang zijn bij de voorbereiding, welke stukken hij moet lezen en/of meenemen. Kan snel inschatten hoe hij een spontaan begonnen gesprek moet voeren. Kan zich zelfstandig voorbereiden op alle soorten gesprekken. Kan beoordelen welke zaken van belang zijn bij de voorbereiding, welke stukken hij moet lezen en/of meenemen. strategieën: monitoren en herstellen Gebruikt indien nodig een geheugensteun bij een voorbereid gesprek. Herformuleert indien nodig. Kan een gebrek aan woordenschat compenseren met mimiek en gebarentaal, omschrijvingen of vertalingen. Kan eenvoudige gesprekken binnen de hiervoor beschikbare tijd voeren. Kan met ondersteuning de resultaten evalueren. Kan misverstanden herstellen door andere woorden te gebruiken als de ander aangeeft dat er iets niet klopt. Kan de loop van het gesprek sturen om het doel, de opdracht of het protocol te realiseren binnen de afgesproken tijd. Herformuleert indien nodig. Kan beperkingen in de woordenschat compenseren door gebruikmaking van omschrijvingen. Kan de resultaten aan de hand van een format evalueren. Kan eigen leerpunten benoemen. Kan de loop van ingewikkelde gesprekken sturen om het doel, de opdracht of het protocol te realiseren binnen de afgesproken tijd. Kan beoordelen wanneer iets te belangrijk is om uit te stellen en voorstellen doen voor een vervolg. Kan ingrijpen wanneer afwijkingen niet meer bijdragen aan wat hij acceptabel acht en wanneer hij het gevoel heeft dat er iets anders gebeurt dan wenselijk is. Kan de resultaten samenvatten en evalueren. Kan zijn gevoelens over het gesprek onder woorden brengen. Kan leerpunten benoemen en eventueel actie ondernemen voor een vervolggesprek naar aanleiding van deze evaluatie. Kan de loop van ingewikkelde gesprekken sturen om het doel, de opdracht of het protocol te realiseren binnen de afgesproken tijd. Neemt in alle gesprekken de verantwoordelijkheid voor de interactie op zich. Kan snel de balans opmaken na een gesprek zowel wat betreft resultaat als gevoel en daarop adequate acties ondernemen. 14

17 2.3 Luisteren A2 B1 B2 C1 algemene omschrijving LUISTEREN Kan genoeg verstaan om te kunnen voldoen aan behoeften van concrete aard, mits er helder en langzaam wordt gearticuleerd. Kan directe feitelijke informatie verstaan over gewone alledaagse of werkgebonden onderwerpen, en daarbij zowel algemene boodschappen als specifieke details herkennen, mits het gesproken woord helder wordt gearticuleerd in een over het algemeen vertrouwd accent. Kan gesproken standaardtaal verstaan, hetzij in direct contact, hetzij via de media, over vertrouwde en niet vertrouwde onderwerpen die gewoonlijk worden aangetroffen in het persoonlijke, sociale, academische- of professionele leven. Alleen extreem achtergrondgeluid, onvoldoende structuur in het betoog en/of idiomatisch taalgebruik ondermijnen het begrip van het gesprokene. Kan genoeg verstaan om uitgebreide betogen te volgen over abstracte en complexe onderwerpen buiten zijn of haar eigen vakgebied, al moet hij of zij misschien af en toe een detail laten bevestigen, vooral wanneer het accent niet vertrouwd is. Kan een breed scala van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal herkennen, en merkt daarbij registerverschuivingen op. Kan een uitgebreid betoog volgen, ook wanneer het niet duidelijk gestructureerd is en wanneer verbanden slechts worden geïmpliceerd en niet uitdrukkelijk worden benoemd. onderwerp Teksten hebben betrekking op eenvoudige en vertrouwde onderwerpen en zijn van direct belang voor hem/haar. Teksten hebben betrekking op vertrouwde onderwerpen uit zijn/haar eigen vakgebied en interesse. Teksten hebben betrekking op concrete en abstracte onderwerpen die men tegenkomt in het sociale en professionele leven en in het onderwijs. Teksten hebben onder andere betrekking op abstracte, complexe, onbekende onderwerpen. vocabulaire Heeft voldoende woorden om alledaagse teksten uit het persoonlijke, publieke en educatieve domein te verstaan over vertrouwde situaties en onderwerpen. Heeft een goede beheersing van elementaire woordenschat. Ondervindt weinig problemen om teksten over algemene onderwerpen uit het persoonlijke, publieke en educatieve domein te verstaan, al doen zich nog wel grote hiaten voor wanneer meer complexe gedachten worden ontvouwd of nietvertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Heeft een goede woordenschat om teksten te verstaan uit het persoonlijke, publieke, educatieve en professionele domein en de meeste algemene onderwerpen te verstaan. Kan teksten verstaan waarin minder frequente woorden worden gebruikt, alsook teksten waarin gebruik gemaakt wordt van beeldspraak en/of formeel taalgebruik. Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, zodat hij geen problemen ondervindt bij het verstaan van teksten uit het persoonlijke, educatieve, publieke en professionele domein. Kan teksten verstaan waarin laagfrequente woorden voorkomen alsook formeel, ambtelijk, wetenschappelijk en specialistisch taalgebruik. 15

18 A2 B1 B2 C1 tekststructuur Kan de meest voorkomende verbindingswoorden herkennen in teksten die eenvoudig en helder van structuur zijn om enkelvoudige zinnen te verbinden in een verhaal of beschrijving, zoals een eenvoudige opsomming van punten. Kan in goed gestructureerde teksten de verbindingen tussen delen van de tekst herkennen. Kan ook in teksten met meer complexe zinnen een groot aantal verbindingswoorden herkennen en toepassen bij de analyse van de verhouding tussen de delen van de tekst. Herkent argumentaties en kan ze beoordelen. Beheerst verschillende ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie bevorderende elementen bij het verstaan van complexe luisterteksten met lange samengestelde zinnen. Herkent argumentaties en kan ze beoordelen. Kan ook luisterteksten begrijpen waarin de samenhang impliciet is. rekening houden met publiek Kan elementaire taalfuncties, zoals informatie-uitwisseling en verzoeken om inlichtingen duidelijk aangegeven en meningen en houdingen in teksten herkennen. Kan een breed scala van taalfuncties in een neutraal register herkennen. Is zich bewust van de belangrijkste beleefdheidsconventies en let op tekenen van verschillen in gewoonten, gebruiken, houdingen, waarden en overtuigingen Kan een breed scala van taalfuncties herkennen in formele en informele registers en daarbij rekening houden met de situatie en de betrokkenen. Kan een breed scala van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen herkennen en heeft oog voor registerveranderingen. Herkent emotioneel, dubbelzinnig en humoristisch taalgebruik. strategieën: plannen Kan zich met begeleiding oriënteren op de tekst en taak wanneer doel en onderwerp van de tekst door de spreker genoemd worden. Kan gebruik maken van de inleiding, de context en het doel van de tekst als die expliciet genoemd worden. Kan voorkennis mobiliseren. Kan gebruik maken van de titel en de inleiding. Beschikt over voldoende strategieën om langere, moeilijke en complexe teksten te kunnen volgen. strategieën: signalen herkennen en interpreteren Kan op basis van een idee over de betekenis van het geheel van korte teksten de waarschijnlijke betekenis van onbekende woorden uit de context afleiden. Kan de betekenis van onbekende woorden over onderwerpen die gerelateerd zijn aan zijn/haar vakgebied en interesses bepalen aan de hand van de context en de betekenis van zinnen herleiden, op voorwaarde dat het besproken onderwerp bekend is. Kan een variëteit aan strategieën gebruiken om tot tekstbegrip te komen, inclusief letten op hoofdpunten en begrip checken met gebruik van contextuele aanwijzingen. Is vaardig in het gebruik van contextuele, grammaticale en lexicale aanwijzingen om houding, stemming en intenties af te leiden en te anticiperen op wat gaat volgen. 16

19 2.4 Schrijven A2 B1 B2 C1 algemene omschrijving SCHRIJVEN Kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken. Kan eenvoudige, samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Kan persoonlijke brieven schrijven waarin ervaringen en indrukken beschreven worden. Kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die de persoonlijke interesse van de schrijver hebben. Kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt. Kan brieven schrijven waarin het persoonlijk belang van ervaringen en indrukken aangegeven wordt. Kan zich in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en uitgebreid standpunten uiteenzetten. Kan in een brief, een opstel of een verslag gedetailleerde uiteenzettingen schrijven over complexe onderwerpen en belangrijke punten benadrukken. Kan verschillende soorten teksten schrijven in een zelfverzekerde, persoonlijke stijl die aangepast is aan de lezer die hij/zij in gedachten heeft. onderwerp Het onderwerp heeft betrekking op de directe eigen omgeving van de schrijver of eenvoudige, alledaagse situaties. Het onderwerp is vertrouwd en valt binnen de persoonlijke belangstelling of heeft betrekking op het dagelijks leven, eigen werk of opleiding. De concrete of abstracte onderwerpen komt men tegen in het sociale en professionele leven en het onderwijs. De onderwerpen kunnen buiten het eigen kennisgebied liggen en abstract en complex zijn met een specialistisch karakter. vocabulaire Beschikt over voldoende woorden om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen. Goede beheersing van elementaire woordenschat, al doen zich nog wel grote fouten voor wanneer meer complexe gedachten worden ontvouwd of niet-vertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Trefzekerheid in woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor zonder de begrijpelijkheid in de weg te staan. Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, waardoor hiaten in de woordenschat gemakkelijk kunnen worden gedicht met omschrijvingen. Goede beheersing van idiomatische uitdrukkingen. tekststructuur Kan de meest voorkomende verbindingswoorden gebruiken om enkelvoudige zinnen te verbinden om een verhaal te vertellen of iets te beschrijven als een eenvoudige opsomming van punten. Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten. Kan een groot aantal verbindingswoorden doelmatig gebruiken om de verhoudingen tussen ideeën helder aan te geven en kan argumentaties stelselmatig opbouwen. Kan duidelijke, goed gestructureerde teksten schrijven, die getuigen van een goede beheersing van ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie bevorderende elementen en kan argumentaties stelselmatig opbouwen. 17

20 grammaticale correctheid Gebruikt eenvoudige constructies correct, maar maakt nog wel elementaire fouten. Vertoont goede grammaticale beheersing, fouten komen voor, maar het is altijd duidelijk wat hij/zij wil uitdrukken. Goede beheersing van de grammatica met incidentele vergissingen en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur. Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid, fouten zijn zeldzaam en moeilijk aan te wijzen. spelling en interpunctie Spelling van frequente woorden, sterke werkwoordsvormen en gebruik van veelvoorkomende leestekens is correct. Spelling en interpunctie zijn in de meeste gevallen accuraat genoeg om te volgen. Spelling en interpunctie zijn redelijk accuraat. De spelling en interpunctie zijn accuraat, afgezien van enkele verschrijvingen. rekening houden met publiek Kan zich richten op een publiek van leeftijdsgenoten of familie en taalgebruik (woordkeuze en register) en het gebruik van informatie op dit publiek afstemmen. Kan zich richten op een volwassen publiek dat bekend is (familie, leraren) en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie op afstemmen. Kan zich richten op een volwassen publiek, bekend en onbekend, en daar taalgebruik (woordgebruik en register) en het gebruik van informatie en argumenten op afstemmen. Kan taal flexibel en doeltreffend gebruiken voor sociale doeleinden met inbegrip van emotioneel, dubbelzinnig en humoristisch taalgebruik. doelgerichtheid (geen descriptor) Kan in teksten met een eenvoudige lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct. Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten. Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen. (als B2) strategieën: plannen Kan zich met begeleiding oriënteren op de schrijftaak: schrijfdoel bepalen, lezer bepalen, onderwerp bepalen. Kan zich oriënteren op de schrijftaak: schrijfdoel bepalen, publiek bepalen, onderwerp bepalen.. Kan een heldere opzet maken voor een schrijftaak, met daarin een globale inhoudsopgave en een aanduiding van publiek, doel en genre. Kan een heldere opzet maken voor een tekst over een complex onderwerp, met daarin een inhoudsopgave en een aanduiding van doel, publiek en genre. 18

21 strategieën: monitoren en herstellen Kan zichzelf vragen stellen over het schrijfproces tijdens het schrijven. Kan met begeleiding het eindresultaat evalueren: 'voldoet mijn tekst aan de opdracht' Kan zichzelf tijdens het schrijven vragen stellen over het schrijfproduct. Houdt de samenhang van de tekst in de gaten (opbouw, ordening). Let op de vormelijke aspecten (spelling en leesbaarheid). Zoekt hulp bij specifieke vragen (gebruik van woordenboek, medeleerling, docent). Kan zelfstandig de spelling en leesbaarheid controleren. Kan tijdens het schrijven bijhouden of de opzet goed verwerkt wordt, of de stijl en het taalgebruik passend zijn en ook of de opzet moet worden bijgesteld. Kan vergissingen en fouten corrigeren wanneer hij/zij zich daar bewust van wordt of als ze leiden tot niet begrijpen. Kan de gegevens uit de oriëntatiefase verwerken in gecompliceerde teksten over elk mogelijk onderwerp. Kan gebruik maken van de meeste informatiebronnen, ook (semi)wetenschappelijke. Kan alle informatie verzamelen die nodig is voor het opstellen van een gecompliceerde tekst over elk mogelijk onderwerp. 19

22 2.5 Lezen A2 B1 B2 C1 algemene omschrijving LEZEN Kan korte, eenvoudige teksten lezen. Kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, menu's en dienstregelingen. Kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen. Kan met voldoende begrip directe feitelijke teksten lezen over onderwerpen die betrekking hebben op zijn of haar interessegebied. Kan in hoge mate zelfstandig lezen, past zijn of haar leesstijl en -snelheid aan verschillende teksten en doeleinden aan, en maakt selectief gebruik van toepasselijke naslagwerken. Beschikt over een grote actieve leeswoordenschat, maar kan enige moeite hebben met weinig voorkomende idiomatische uitdrukkingen. Kan lange, complexe teksten op detailniveau begrijpen, ongeacht of zij betrekking hebben op zijn of haar eigen vakgebied, mits hij of zij moeilijke passages kan herlezen. onderwerp Teksten hebben betrekking op eenvoudige en vertrouwde onderwerpen en zijn van direct belang voor hem/haar. Teksten hebben betrekking op vertrouwde onderwerpen uit zijn/haar eigen vakgebied en interesse. Teksten hebben betrekking op concrete en abstracte onderwerpen die men tegenkomt in het sociale en professionele leven en in het onderwijs. Teksten hebben onder andere betrekking op abstracte, complexe, onbekende onderwerpen. vocabulaire Heeft voldoende woorden om alledaagse teksten uit het persoonlijke, publieke en educatieve domein te lezen over vertrouwde situaties en onderwerpen. Heeft een goede beheersing van elementaire woordenschat. Ondervindt weinig problemen om teksten over algemene onderwerpen uit het persoonlijke, publieke en educatieve domein te lezen, al doen zich nog wel grote hiaten voor wanneer meer complexe gedachten worden ontvouwd of niet-vertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Heeft een goede woordenschat om teksten te lezen uit het publieke, educatieve en het professionele domein en de meeste algemene onderwerpen. Kan teksten lezen waarin minder frequente woorden worden gebruik, alsook met teksten waarin gebruik gemaakt wordt van beeldspraak en/of formeel taalgebruik. Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, zodat hij geen problemen ondervindt bij het lezen van teksten uit het educatieve en professionele domein. Kan teksten lezen waarin laagfrequente woorden voorkomen alsook formeel, ambtelijk, wetenschappelijk woordgebruik en specialistisch taalgebruik. tekststructuur Kan de meest voorkomende verbindingswoorden herkennen in teksten die eenvoudig en helder van structuur zijn om enkelvoudige zinnen te verbinden in een verhaal of beschrijving, zoals een eenvoudige opsomming van punten. Kan in goed gestructureerde teksten de verbindingen tussen delen van de tekst herkennen. Kan ook in teksten met meer complexe zinnen een groot aantal verbindingswoorden herkennen en toepassen bij de analyse van de verhouding tussen de delen van de tekst. Herkent argumentaties en kan ze beoordelen. Beheerst verschillende ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie bevorderende elementen bij het lezen van complexe teksten met lange samengestelde zinnen. Kan ook teksten lezen waarin de samenhang impliciet is. 20

23 A2 B1 B2 C1 rekening houden met publiek Kan elementaire taalfuncties, zoals informatieuitwisseling en verzoeken om inlichtingen en duidelijk aangegeven meningen en houdingen in teksten herkennen. Kan een breed scala van taalfuncties met in een neutraal register herkennen. Is zich bewust van de belangrijkste beleefdheidsconventies en let op tekenen van verschillen in gewoonten, gebruiken, houdingen, waarden en overtuigingen. Kan een breed scala van taalfuncties herkennen in formele en informele registers en daarbij rekening houden met de situatie en de betrokkenen. Kan een breed scala van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen herkennen en heeft oog voor registerveranderingen. Herkent emotioneel, dubbelzinnig en humoristisch taalgebruik. strategieën: plannen Kan zich met begeleiding oriënteren op de tekst en taak: voorkennis mobiliseren; gebruik maken van hoofdstukindeling, titel, kopjes, uiterlijke kenmerken, illustraties; leesdoel bepalen. Kan gebruik maken van titel, inleiding, uiterlijke kenmerken, eerste of laatste zin lezen, kopjes en illustraties. Kan het leesdoel bepalen. Kan voorkennis mobiliseren. Kan gebruik maken van titel, inleiding, uiterlijke kenmerken. Kan het leesdoel bepalen. Als B2. strategieën: signalen herkennen en interpreteren Kan op basis van een idee over de betekenis van het geheel van korte teksten de waarschijnlijke betekenis van onbekende woorden uit de context afleiden. Kan de betekenis van onbekende woorden over onderwerpen die gerelateerd zijn aan zijn/haar vakgebied en interesses bepalen aan de hand van de context en de betekenis van zinnen herleiden, op voorwaarde dat het besproken onderwerp bekend is. Kan een variëteit aan strategieën gebruiken om tot tekstbegrip te komen, inclusief letten op hoofdpunten en begrip checken met gebruik van contextuele aanwijzingen. Is vaardig in het gebruik van contextuele, grammaticale en lexicale aanwijzingen om houding, stemming en intenties af te leiden en te anticiperen op wat gaat volgen. 21

24

25 3. Algemene beoordelingsgrids voor taalvaardigheid (leerlingenversie) 3.1 Spreken A2 B1 B2 C1 algemene beschrijving SPREKEN Kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen familie en andere mensen, leefomstandigheden en school beschrijven. Kan uitingen op een eenvoudige manier aan elkaar verbinden, zodat hij/zij ervaringen, gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Kan in het kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen. Kan een verhaal vertellen of de plot van een boek of film weergeven en zijn/haar reacties beschrijven. Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op zijn/haar interessegebied. Kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten. Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij subthema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie. onderwerp De monoloog gaat over - eenvoudige en vertrouwde onderwerpen; - onderwerpen die voor mij belangrijk zijn. De monoloog gaat over - een vertrouwd onderwerp dat ik interessant vind; - een onderwerp uit mijn dagelijks leven; - een onderwerp dat met mijn opleiding of werk te maken heeft. De monoloog gaat over - algemene onderwerpen die vrij nieuw voor me zijn; - beroepsmatige onderwerpen met nieuwe informatie. De monoloog gaat over - algemene, ingewikkelde en abstracte onderwerpen; - specialistische onderwerpen. vocabulaire Ik ken voldoende woorden om vlot te kunnen spreken in vertrouwde situaties. Ik ken zoveel woorden dat ik weinig problemen heb om monologen te houden. Ik heb nog moeite om de goede woorden te vinden bij meer complexe gedachten of als niet-vertrouwde onderwerpen en situaties aan de orde zijn. Ik kies meestal de juiste woorden als ik spreek over diverse onderwerpen. Soms kies ik wel eens een verkeerd woord, maar anderen begrijpen me toch. Ik kies de juiste woorden als ik monologen houd over ingewikkelde en abstracte onderwerpen. Als ik niet op het goede woord kan komen, kies ik voor een passende omschrijving. 23

26 A2 B1 B2 C1 tekststructuur Ik kan in wat ik zeg verband aanbrengen door verbindingswoorden te gebruiken, bijvoorbeeld een opsomming van punten. Ik kan een aantal losse onderdelen van een tekst tot een samenhangende tekst maken. Ik kan veel verschillende verbanden aangeven tussen ideeën in de tekst en tussen onderdelen van de tekst en ik kan argumentaties stelselmatig opbouwen. Ik kan langere monologen helder opbouwen. Ik gebruik veel verschillende verbindingswoorden en formuleringen die de structuur en mijn argumentaties duidelijk maken. vloeiendheid en verstaanbaarheid Ik gebruik voornamelijk korte zinnen. Soms moet ik even denken voor ik verder kan of moet ik een zin opnieuw beginnen. Ik spreek duidelijk genoeg, ook als ik een hoorbaar accent heb. Ik gebruik kortere en langere zinnen. In de langere zinnen moet ik soms pauzeren om na te denken. Ook maak ik wel eens fouten in langere zinnen. Ik spreek duidelijk en verstaanbaar, zelfs met een eventueel accent. Ik spreek langere stukken tekst vlot uit, hoewel ik soms even kort moet nadenken hoe ik verder moet. Ik spreek duidelijk genoeg en gebruik de intonatie van mijn uitspraak om mijn tekst kracht bij te zetten. Ik kan me in alle situaties vlot uitdrukken. Soms moet ik bij hele moeilijke of onbekende onderwerpen even naar woorden zoeken. Ik spreek duidelijk en benadruk door intonatie en het gebruik van de klemtoon de betekenis van wat ik zeg. grammaticale correctheid Ik gebruik eenvoudige constructies correct, maar ik maak nog wel eens fouten. Mijn zinsconstructies zijn meestal wel goed, maar fouten komen nog voor. Het is wel altijd duidelijke wat ik wil zeggen. Ik maak weinig fouten in de zinsbouw, er zijn nog incidentele vergissingen en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur. Ik laat consequent een hoge mate van grammaticale correctheid zien, fouten zijn zeldzaam en moeilijk aan te wijzen. rekening houden met publiek. Als ik spreek voor leeftijdsgenoten of familie kan ik - de woorden kiezen die bij hen passen; - hen op een manier aanspreken die past; - rekening houden met wat ze al weten en wat nog niet. Als ik spreek voor leeftijdsgenoten en bekende volwassenen kan ik ook - rekening houden met wat zij beleefd vinden. Als ik spreek voor bekende en onbekende volwassenen kan ik - hen op een manier aanspreken die bij hen past, zonodig druk ik me officieel uit; - in het gebruik van argumenten rekening houden met wat zij ervan vinden. Als ik spreek voor bekende en onbekende volwassenen kan ik - me bedienen van een gevarieerde woordkeuze; - de juiste toon kiezen; - de taal creatief gebruiken; - subtiele nuanceringen aanbrengen in wat ik zeg. doelgerichtheid Ik weet wat ik met mijn monoloog wil bereiken en kan daar steeds naartoe werken. Soms heb ik daarbij wat hulp nodig. Ik kan in mijn monoloog voor de luisteraars duidelijk maken wat ik wil bereiken. Ik kan in een monoloog verschillende doelen nastreven (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) en ga bewust met deze doelen om. Ik kan in een monoloog verschillende doelen nastreven. Zowel voor mezelf als voor mijn publiek blijft duidelijk wat ik wil. 24

Niveaubeschrijving Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs Spreken op C1

Niveaubeschrijving Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs Spreken op C1 Tekststructuur Vocabulaire Onderwerp Algemene beschrijving Niveaubeschrijving Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs Spreken op C1 C1 Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen en presentaties geven

Nadere informatie

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK) A Beginnend taalgebruiker B Onafhankelijk taalgebruiker C Vaardig taalgebruiker A1 A2 B1 B2 C1 C2 LUISTEREN Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete

Nadere informatie

Niveaubepaling Nederlandse taal

Niveaubepaling Nederlandse taal Niveaubepaling Nederlandse taal Voor een globale niveaubepaling kunt u de niveaubeschrijvingen A1 t/m C1 doornemen en vaststellen welk niveau het beste bij u past. Niveaubeschrijving A0 Ik heb op alle

Nadere informatie

Europees Referentiekader

Europees Referentiekader Europees Referentiekader Luisteren Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken. Ik

Nadere informatie

Niveaus Europees Referentie Kader

Niveaus Europees Referentie Kader Niveaus Europees Referentie Kader Binnen de niveaus van het ERK wordt onderscheid gemaakt tussen begrijpen, spreken en schrijven. Onder begrijpen vallen de vaardigheden luisteren en lezen. Onder spreken

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van de woordenschat

Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van de woordenschat Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2 Bereik van de Heeft een zeer die bestaat uit geïsoleerde woorden en uitdrukkingen met betrekking tot persoonlijke gegevens en bepaalde concrete situaties

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN VWO/HAVO STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN VWO/HAVO STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN VWO/HAVO STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk

Nadere informatie

Spreken tekstkenmerken A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van woordenschat

Spreken tekstkenmerken A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van woordenschat Spreken tekstkenmerken A1 A2 B1 B2 C1 C2 Bereik van woordenschat Heeft een zeer elementaire woordenschat die bestaat uit geïsoleerde woorden en uitdrukkingen met betrekking tot persoonlijke gegevens en

Nadere informatie

Common European Framework of Reference (CEFR)

Common European Framework of Reference (CEFR) Common European Framework of Reference (CEFR) Niveaus van taalvaardigheid volgens de Raad van Europa De doelstellingen van de algemene taaltrainingen omschrijven we volgens het Europese gemeenschappelijke

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Kan ik het wel of kan ik het niet? 1 Kan ik het wel of kan ik het niet? Hieronder staan een aantal zogenaamde kan ik het wel, kan ik het niet-schalen. Deze hebben betrekking op uw taalvaardigheid in zowel het Nederlands als het Engels.

Nadere informatie

De leerlingen gaan in groepen een krant schrijven met als doel dat ze beter worden in het schrijven van boodschappen en notities in het Engels.

De leerlingen gaan in groepen een krant schrijven met als doel dat ze beter worden in het schrijven van boodschappen en notities in het Engels. Stap 1a: De leerlingen gaan in groepen een krant schrijven met als doel dat ze beter worden in het schrijven van boodschappen en notities in het Engels. Het concrete doel is: Ik kan korte, notities en

Nadere informatie

Kan-beschrijvingen ERK A2

Kan-beschrijvingen ERK A2 Kan-beschrijvingen ERK A2 Lezen Ik kan zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F)

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F) Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F) 1. Mondelinge Taalvaardigheid Niveau 4F 1.1 Gesprekken Algemene omschrijving Kan in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend

Nadere informatie

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN HAVO EN VWO

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN HAVO EN VWO NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN HAVO EN VWO STAATSEXAMEN 2014 Juni 2013 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Examens (CvE). Het CvE is verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 vmbo de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 vmbo de betekenis

Nadere informatie

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Kernvaardigheden PO Onderbouw havo en vwo Tweede fase havo Tweede fase vwo 1. Leesvaardigheid

Nadere informatie

Naam leerlingen. Groep BBL1 Engels. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 3 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen.

Naam leerlingen. Groep BBL1 Engels. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 3 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen. Verdiepend Basisarrange ment Naam leerlingen Groep BBL1 Engels Leertijd; 3 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen. - 3 keer per week 45 minuten basisdoelen toepassen in verdiepende contexten.

Nadere informatie

TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA

TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA Aan: Directie opleiding Informatica Van: Huis van het Nederlands 11/04/2012 Dit zijn talige eisen die alleen de opleiding stelt. Voor de werkvloer zijn ze niet

Nadere informatie

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat.

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat. A. LEER EN TOETSPLAN DUITS Onderwerp: Leesvaardigheid De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven

Nadere informatie

2F TAKEN SPECIFICATIE EN KENMERKEN week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8 week 9 week 10 Neemt deel aan discussie en overleg

2F TAKEN SPECIFICATIE EN KENMERKEN week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8 week 9 week 10 Neemt deel aan discussie en overleg 2F TAKEN SPECIFICATIE EN KENMERKEN week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8 week 9 week 10 Neemt deel aan discussie en overleg Gesprekken Kan eenvoudige gesprekken voeren over alledaagse

Nadere informatie

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (3F)

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (3F) Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.1. Gesprekken Kan op effectieve wijze deelnemen aan gesprekken over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding

Nadere informatie

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1 C2. Ondubbelzinnige standaardtaal. Binnen eigen vaken/of. interessegebied wordt ook complexer taalgebruik begrepen

A1 A2 B1 B2 C1 C2. Ondubbelzinnige standaardtaal. Binnen eigen vaken/of. interessegebied wordt ook complexer taalgebruik begrepen Gesprekken voeren tekstkenmerken receptief A1 A2 B1 B2 C1 C2 Woordenschat Woorden en uitdrukkingen zijn hoogfrequent. Woordgebruik is concreet en alledaags, nietidiomatisch. Zinnen zijn kort en eenvoudig

Nadere informatie

samenhang Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten.

samenhang Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten. Vaardigheid: Spreken Niveau: B1 Beheersingsniveau: Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven.

Nadere informatie

Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu?

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu? Gesprekjes voeren gesprekspartner gebruikt veelvoorkomende woorden en hele korte zinnetjes; spreekt heel langzaam en pauzeert vaak spreekt woorden en korte zinnetjes duidelijk uit; herhaalt zinnetjes en

Nadere informatie

Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde

Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde BIJLAGE 4 Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde Niveaueisen voor Nederlandse taal en rekenen Volgens de Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen die met ingang van schooljaar 2010-2011 van kracht

Nadere informatie

Nederlands ( 2F havo vwo )

Nederlands ( 2F havo vwo ) Tussendoelen Nederlands Nederlands ( 2F havo vwo ) havo/vwo = Basis Leesvaardigheid zakelijke teksten Onderwerpen teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de

Nadere informatie

Luisteren 1 hv 2 hv 3hv

Luisteren 1 hv 2 hv 3hv Carte Orange 1 hv, 2 hv, 3 hv ERK-overzicht 1 Luisteren 1 hv 2 hv 3hv 1 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan A2 Kan het onderwerp bepalen van een langzaam en duidelijk gesproken gesprek 2-3-4-5-6-7-8*

Nadere informatie

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde graad ASO, Duits als tweede moderne vreemde taal kan worden

Nadere informatie

Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2)

Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2) Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2) Om het taalonderwijs op elkaar af te stemmen, met elkaar te kunnen vergelijken en taalniveaus te kunnen inschatten is het Europees referentiekader, CEFR, voor de

Nadere informatie

Kinderen leren schrijven. www.taalvorming.nl

Kinderen leren schrijven. www.taalvorming.nl Kinderen leren schrijven www.taalvorming.nl Uitgangspunten van taalvorming Taalvorming is een lang bestaande werkwijze die je ook kunt zien als schrijfdidactiek werken vanuit eigen ervaringen samenhang

Nadere informatie

Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen

Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen Correspondentie lezen Opleiding: uitwisseling, vorming,

Nadere informatie

Doorlopende leerlijn vaardigheden Duits ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per kernvaardigheid

Doorlopende leerlijn vaardigheden Duits ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per kernvaardigheid Doorlopende leerlijn vaardigheden Duits ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per kernvaardigheid Kernvaardigheden PO Onderbouw havo en vwo Tweede fase havo Tweede fase vwo 1. Leesvaardigheid

Nadere informatie

Maatschappelijk Formeel (FORM)- B1

Maatschappelijk Formeel (FORM)- B1 Maatschappelijk Formeel (FORM)- B1 Voor wie? Voor jongeren (16+) of volwassenen (18+) die zelfstandig willen functioneren in meer formele contexten in de Nederlandse of Vlaamse samenleving. Hoe wordt er

Nadere informatie

Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl )

Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl ) Einddoelen Nederlands Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl ) vmbo bovenbouw = CE = Basis = SE = Varieert per bb/kb/gt-leerweg en varieert ook door de keuze voor papieren of digitaal examen. Zie Syllabus 2014. Leesvaardigheid

Nadere informatie

Vaardigheid HAVO VWO Eindtermen Eindtermen

Vaardigheid HAVO VWO Eindtermen Eindtermen ERK-niveau B1+ B2 havo vwo Ik voer gesprekken in situaties die zich kunnen voordoen tijdens een reis in het gebied waar Engels wordt gesproken. Ik neem zonder me voor te bereiden deel aan gesprekken: over

Nadere informatie

Duidelijke taal. Binnen eigen interessegebied wordt ook complexer taalgebruik begrepen.

Duidelijke taal. Binnen eigen interessegebied wordt ook complexer taalgebruik begrepen. ERK-niveau B1+ B2 1.1.1 Woordenschat receptief Je kunt de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in het gebied waar Engels wordt gesproken. Je neemt onvoorbereid deel aan een gesprek

Nadere informatie

ERK - Europees Referentiekader. luisteren. pers. prof. educ.

ERK - Europees Referentiekader. luisteren. pers. prof. educ. luisteren A1 Luisteren naar aankondigingen en instructies Kan in vertrouwde situaties korte, duidelijke instructies begrijpen. Kan in korte, duidelijk gesproken teksten, namen, getallen en bekende woorden

Nadere informatie

Ik beschik over voldoende woorden om me te redden in veel voorkomende dagelijkse situaties.

Ik beschik over voldoende woorden om me te redden in veel voorkomende dagelijkse situaties. aardigheid BB B GT ER-niveau A2 A2 A2+ Alle leerwegen Alleen voor GT Ik voer over eenvoudige en alledaagse gesprekken. Het gaat dan over uitwisseling van informatie van bekende onderwerpen en activiteiten.

Nadere informatie

Profiel Academische Taalvaardigheid

Profiel Academische Taalvaardigheid Profiel Academische Taalvaardigheid Het Profiel Academische Taalvaardigheid omvat de taalvaardigheid die nodig is om op academisch niveau in het Nederlands te functioneren en is in de eerste plaats gericht

Nadere informatie

Hoe maak ik een instellingsexamen Nederlands? s-hertogenbosch, 27 november 2018 Charlotte Jacobs

Hoe maak ik een instellingsexamen Nederlands? s-hertogenbosch, 27 november 2018 Charlotte Jacobs Hoe maak ik een instellingsexamen Nederlands? s-hertogenbosch, 27 november 2018 Charlotte Jacobs Voorstellen/ kennismaken Examens in het MBO Centrale examens: CvTE is verantwoordelijk voor de uitvoering

Nadere informatie

Beschrijving van de taalniveaus van A1 tot C1

Beschrijving van de taalniveaus van A1 tot C1 Beschrijving van de taalniveaus van tot C1 v o o r p r oefj e v o o r p r o e f j e Begrijpen Spreken Schrijven Luisteren Lezen Productie Interactie Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die

Nadere informatie

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands Les Taalblad, Pendelaars Tekstsoort, publiek, niveau Informatieve en persuasieve tekst Onbekend publiek Structurerend niveau voor leesvaardigheid, beoordelend niveau voor luistervaardigheid Verwijzing

Nadere informatie

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT Het Profiel Academische Taalvaardigheid omvat de taalvaardigheid die nodig is om op academisch niveau het Nederlands te functioneren en is de eerste plaats gericht op formele communicatie. Dit profiel

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1 C2. Het gaat om ondubbelzinnige standaardtaal. Binnen het eigen vak- en/ of interessegebied wordt complexer taalgebruik wel begrepen

A1 A2 B1 B2 C1 C2. Het gaat om ondubbelzinnige standaardtaal. Binnen het eigen vak- en/ of interessegebied wordt complexer taalgebruik wel begrepen Luisteren tekstkenmerken receptief A1 A2 B1 B2 C1 C2 Woordgebruik en zinsbouw Het taalgebruik is zeer eenvoudig. De zinnen zijn vaak gescheiden door pauzes Het taalgebruik is eenvoudig. De woorden zijn

Nadere informatie

COMMUNICATIE IN VREEMDE TALEN

COMMUNICATIE IN VREEMDE TALEN Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs COMMUNICATIE IN VREEMDE TALEN Op het einde van de

Nadere informatie

Luisteren 1 gt/h 2 gt 3/4 vmbo

Luisteren 1 gt/h 2 gt 3/4 vmbo Carte Orange 1 gth, 2 gt, 3/4 vmbo ERK-overzicht 1 Luisteren 1 gt/h 2 gt 3/4 vmbo 1 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan A2 Kan het onderwerp bepalen van een langzaam en duidelijk gesproken gesprek

Nadere informatie

Maatschappelijk Informeel (INFO) - A2

Maatschappelijk Informeel (INFO) - A2 Maatschappelijk Informeel (INFO) - A2 Voor wie? Voor jongeren (16+) of volwassenen (18+) die willen functioneren in informele alledaagse situaties. Hoe wordt er getoetst? Toetst alle vaardigheden apart:

Nadere informatie

Beschikt over voldoende woordenschat om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen (A2+).

Beschikt over voldoende woordenschat om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen (A2+). Vaardigheid: Spreken Niveau: A2 Beheersingsniveau: Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en

Nadere informatie

Logboek Tandem learning

Logboek Tandem learning Logboek Tandem learning Academiejaar 2012 2013 Semester 1 Semester 2 Naam :... Voornaam :... Inschrijvingsnummer :... ULB VUB ISTI Jaar : BA1 BA2 BA3 MA1 MA2 DOC INCOM E mailadres :... Moedertaal :...

Nadere informatie

Lees voor gebruik eerst de uitgebreide handleiding, deel 2: Werken met beoordelingsmodellen productieve vaardigheden.

Lees voor gebruik eerst de uitgebreide handleiding, deel 2: Werken met beoordelingsmodellen productieve vaardigheden. Beoordelingsmodel Beoordelingsmodel Spreken 3F Toetsopdracht: opdrachtspecifiek Stap 1 Preconditie Verstaanbaarheid Niet beoordelen indien het spreekproduct niet of onvoldoende verstaanbaar is, omdat er

Nadere informatie

Ronde 8. Referentiekader taal: hoe werkt dat? 1. Inleiding. 2. Wat is het Referentiekader taal?

Ronde 8. Referentiekader taal: hoe werkt dat? 1. Inleiding. 2. Wat is het Referentiekader taal? Ronde 8 Theun Meestringa & Bart van der Leeuw SLO, Enschede Contact: t.meestringa@slo.nl b.vanderleeuw@slo.nl Referentiekader taal: hoe werkt dat? 1. Inleiding Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

STANDAARDISERING DOELGROEPENMODEL (V)SO

STANDAARDISERING DOELGROEPENMODEL (V)SO STANDAARDISERING DOELGROEPENMODEL (V)SO BIJLAGE 7: KIJKWIJZER TAAL LEERSTANDAARD (V)SO AAN PASSENDE PERSPECTIEVEN VERSIE 5.0 Korte toelichting Versie 5.0 Deze kijkwijzer bevat selecties van doelen uit

Nadere informatie

SLO Leerdoelenkaart Engels: streefniveaus onderbouw voortgezet onderwijs voor gedifferentieerd onderwijs

SLO Leerdoelenkaart Engels: streefniveaus onderbouw voortgezet onderwijs voor gedifferentieerd onderwijs 1.1.1 Onderwerp Je praat over onderwerpen die eenvoudig, alledaags, zeer vertrouwd en gerelateerd zijn aan directe behoeften. Je praat over onderwerpen die eenvoudig, alledaags, vertrouwd en gerelateerd

Nadere informatie

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1 SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart Uitgeverij Alles-in-1 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede 2 maart 2010 Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder

Nadere informatie

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1 SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart Uitgeverij Alles-in-1 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede 2 maart 2010 Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder

Nadere informatie

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes. Voor alle leraren Nederlands 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden:, procedures/strategieën en attitudes. 1 Luisteren 1e graad 2e graad 3e graad uiteenzetting leerstofonderdeel

Nadere informatie

INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN UW EUROPASS TAALPASPOORT INLEIDING

INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN UW EUROPASS TAALPASPOORT INLEIDING INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN VAN UW EUROPASS TAALPASPOORT INLEIDING Het Europass Taalpaspoort is een document waarin u uw vaardigheden en competentie op het gebied van Talen kunt vastleggen. Het is ontwikkeld

Nadere informatie

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk)

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Mevrouw Bea Voorbeeld Adviseur: De heer Administrator de Beheerder Datum: 19 juni 2015 Inleiding In dit rapport wordt ingegaan op alle afgeronde onderdelen.

Nadere informatie

2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede

2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Taalfontein Kerndoelanalyse SLO Juli 2011 Verantwoording 2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om

Nadere informatie

Taal in beeld Spelling in beeld

Taal in beeld Spelling in beeld Taal in beeld/ / Spelling in beeld Kerndoelanalyse SLO Juli 2011 Verantwoording 2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 10. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de derde graad bso (derde leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN vrij concreet

Nadere informatie

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO Oktober 2015 Verantwoording 2015 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het

Nadere informatie

Zin in taal/ Zin in spelling tweede editie

Zin in taal/ Zin in spelling tweede editie Zin in taal/ Zin in spelling tweede editiee Kerndoelanalyse SLO Juli 2011 Verantwoording 2011 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt

Nadere informatie

Moderne vreemde talen havo/vwo Leerlijnen landelijke kaders

Moderne vreemde talen havo/vwo Leerlijnen landelijke kaders Moderne vreemde talen havo/vwo Leerlijnen landelijke kaders SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Verantwoording 2009 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Taal en rekenenen bij kwalificatiedossier Helpende zorg en welzijn 2010-2011

Taal en rekenenen bij kwalificatiedossier Helpende zorg en welzijn 2010-2011 Servicedocument Taal en rekenenen bij kwalificatiedossier Helpende zorg en welzijn 2010-2011 Calibris Kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport Postbus 131 3980 CC Bunnik T 030

Nadere informatie

DATplus. Kerndoelanalyse SLO

DATplus. Kerndoelanalyse SLO DATplus Kerndoelanalyse SLO September 2014 Verantwoording 2014SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande toestemming

Nadere informatie

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau Vaardigheden Wat zijn vaardigheden? Vaardigheden geven aan waar iemand bedreven in is. Ze zijn meestal aan te leren. Voorbeelden van vaardigheden zijn typen en kennis van het Nederlands. Wat meet Q1000

Nadere informatie

Doorlopende leerlijn vaardigheden Engels ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

Doorlopende leerlijn vaardigheden Engels ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Doorlopende leerlijn vaardigheden Engels ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid Kernvaardigheden PO Onderbouw havo Onderbouw vwo Tweede fase havo Tweede fase vwo 1. Leesvaardigheid

Nadere informatie

Flitsbijeenkomst Steunpunt Taal en Rekenen (10 februari 2012) Handreiking Referentiekader mvt. Van Raamwerk tot Handreiking

Flitsbijeenkomst Steunpunt Taal en Rekenen (10 februari 2012) Handreiking Referentiekader mvt. Van Raamwerk tot Handreiking Flitsbijeenkomst Steunpunt Taal en Rekenen (10 februari 2012) Handreiking Referentiekader mvt Van Raamwerk tot Handreiking Hoe zat het ook alweer? Nieuwe Kwalificatieprofielen voor het mbo in 2004 Mét

Nadere informatie

Taalprofiel. Kwalificatiedossier Parketteur. Johan de Wittlaan 11 Postbus AJ Woerden T (0348) F (0348)

Taalprofiel. Kwalificatiedossier Parketteur. Johan de Wittlaan 11 Postbus AJ Woerden T (0348) F (0348) Taalprofiel Kwalificatiedossier Parketteur Johan de Wittlaan 11 Postbus 394 3440 AJ Woerden T (0348) 466 440 F (0348) 466 441 info@shm.nl www.shm.nl Inleiding bij het taalprofiel van het kwalificatiedossier

Nadere informatie

Profiel Professionele Taalvaardigheid

Profiel Professionele Taalvaardigheid Profiel Professionele Taalvaardigheid PPT Het Profiel Professionele Taalvaardigheid omvat de taalvaardigheid die nodig is om professioneel in het Nederlands te functioneren en is in de eerste plaats gericht

Nadere informatie

Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2

Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2 Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2 Mondelinge taalvaardigheid: aanbod doelen voor groep 1 en 2 verwerkt in de kleuterthema s Woordenschat en woordgebruik Th 1 2 3 4 5 6 totaal uitbreiden van

Nadere informatie

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010 Friese taal en cultuur VWO Syllabus centraal examen 2010 oktober 2008 2008 Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven vwo, havo, vmbo, Utrecht Alle rechten voorbehouden. Alles uit deze uitgave mag worden

Nadere informatie

Moderne vreemde talen vmbo Leerlijnen landelijke kaders

Moderne vreemde talen vmbo Leerlijnen landelijke kaders Moderne vreemde talen vmbo Leerlijnen landelijke kaders SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Verantwoording 2009 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - vmbo) 2011

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - vmbo) 2011 Doorlopende leerlijnen Nederlands ( - vmbo) 2011 De samengevatte kerndoelen en eindtermen in samenhang met de referentieniveaus Domein 1. Leesvaardigheid Nr. 4: Informatie achterhalen in informatieve en

Nadere informatie

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - havo/vwo) 2011

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - havo/vwo) 2011 Doorlopende leerlijnen Nederlands ( - havo/vwo) 2011 De samengevatte kerndoelen en eindtermen in samenhang met de referentieniveaus taal Domein 1. Leesvaardigheid Nr. 4: Informatie achterhalen in informatieve

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 7. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de derde graad bso (eerste en tweede leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN vertrouwd

Nadere informatie

Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad)

Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad) Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad) Bron: www.ond.vlaanderen.be/dvo 1 Luisteren 1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen en probleemstellingen

Nadere informatie

Staal. Kerndoelanalyse SLO

Staal. Kerndoelanalyse SLO Staal Kerndoelanalyse SLO oktober 2014 Verantwoording 2014SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande toestemming van

Nadere informatie

INTERNATIONAAL ERKENDE TAALNIVEAUS

INTERNATIONAAL ERKENDE TAALNIVEAUS INTERNATIONAAL ERKENDE TAALNIVEAUS Taal Actief, Taaltraining NT2 werkt met het Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen. Aan cursisten wordt met dit kader een zelftest (checklists taalniveau)

Nadere informatie

Taalontwikkelend lesgeven en het referentiekader taal

Taalontwikkelend lesgeven en het referentiekader taal Taalontwikkelend lesgeven en het referentiekader taal Weblecture LEONED Utrecht 14 november 2012 Bart van der Leeuw, SLO Taalontwikkelend lesgeven en het referentiekader taal Inhoudsopgave van het college

Nadere informatie

Het non-formele bibliotheekaanbod voor volwassenen

Het non-formele bibliotheekaanbod voor volwassenen Het non-formele bibliotheekaanbod voor volwassenen Programma s laagdrempelig Voor veel laaggeletterden is leren en het volgen van formeel of non-formeel onderwijs allerminst een vanzelfsprekend. Zaken

Nadere informatie

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren 1 Bijlage 1: Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren Als een leraar op zoek is naar een mogelijk instrument om schoolse taalvaardigheid bij zijn leerlingen te observeren, dan

Nadere informatie

Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen

Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen Infodossier bijkomende C1-test Inhoud Testprincipes 2 Testdata en -plaats 2 Resultaten 2 Certificering 2 Herkansing 2 Toetsvoorbeeld 3 Instructie

Nadere informatie

Lees voor gebruik eerst de uitgebreide handleiding, deel 2: Werken met beoordelingsmodellen productieve vaardigheden.

Lees voor gebruik eerst de uitgebreide handleiding, deel 2: Werken met beoordelingsmodellen productieve vaardigheden. Beoordelingsmodel Schrijven 3F Toetsopdracht: opdrachtspecifiek Stap 1 Preconditie Leesbaarheid Niet beoordelen indien het schrijfproduct niet of onvoldoende leesbaar is, omdat er bijvoorbeeld sprake is

Nadere informatie

Leerlijn domein mondelinge taalvaardigheid

Leerlijn domein mondelinge taalvaardigheid Leerlijn domein mondelinge taalvaardigheid Kerndoelen: 1. Leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie mondeling (of schriftelijk) gestructureerd weer te

Nadere informatie

SLO Leerdoelenkaart Duits: streefniveaus onderbouw voortgezet onderwijs voor gedifferentieerd onderwijs

SLO Leerdoelenkaart Duits: streefniveaus onderbouw voortgezet onderwijs voor gedifferentieerd onderwijs BBL zit ver boven KBL/GL/TL zit boven Havo zit op KBL/GL/TL zit ver boven Havo zit boven Vwo zit op 1.1.1 Woordenschat receptief Je gesprekspartner gebruikt woorden en uitdrukkingen die hoogfrequent zijn.

Nadere informatie

Referentiekader Moderne Vreemde Talen in het mbo. 30 september 2010

Referentiekader Moderne Vreemde Talen in het mbo. 30 september 2010 Referentiekader Moderne Vreemde Talen in het mbo 30 september 2010 Bronnen: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 1.1 Doel 3 1.2 Inhoud

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie