Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing belastingheffing met betrekking tot tijdelijke genotsrechten) Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 20 maart 1997 De vaste commissie voor Financiën 1, belast met het voorbereidend onderzoek over bovenstaand wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Met een tijdige beantwoording van de onderstaande vragen en opmerkingen acht de commissie de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. 1. Algemeen 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen- Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Ten Hoopen (CDA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel (CDA) en Van de Camp (CDA). Gezien de opvattingen van de fractie van de Partij van de Arbeid zoals die naar voren zijn gebracht tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel (belastingheffing met betrekking tot tijdelijke genotsrechten), nemen de leden van deze fractie met instemming kennis van het voorliggende wetsvoorstel. Met bezorgdheid hebben zij kennis genomen van het feit dat de Hoge Raad in zijn arrest met nadruk afstand neemt van de uitdrukkelijke bedoeling van de regering en de Staten-Generaal om ex-warrantleningen onder het bereik van art. 25a te laten vallen. Uit de parlementaire behandeling blijkt immers hetgeen in de overweging van de Hoge Raad ook uitdrukkelijk wordt erkend dat de wetgever nadrukkelijk heeft beoogd de belasting besparende ex-warrant constructie met deze wetgeving te bestrijden. In deze parlementaire behandeling zijn budgettaire afwegingen, maar ook afwegingen als rechtvaardigheid, het gelijkheidbeginsel en economische overwegingen in het wetgevingsproces betrokken. Het lijkt er dan ook volgens deze leden op dat in het betreffende arrest de Hoge Raad de intenties van de wetgever negeert, waardoor er spanning kan ontstaan tussen enerzijds de wetspositie van de wetgever en anderzijds de rechter op dit punt. Tevens lijkt het er op dat deze positie eveneens wordt aangetast door ontwikkelingen in de jurisprudentie door de zgn. BUPO-arresten. Dit kan leiden tot rechtsonzekerheid en aantasting van de positie van de Staten-Generaal. De leden van de fractie van de PvdA vragen de mening van de regering over deze ontwikkelingen. Bovendien zijn deze leden bezorgd over het feit dat de Hoge Raad in het betreffende arrest de door de wetgever bestreden constructie honoreert. 7K0950 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1997 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 1

2 Deze honorering, zo vinden deze leden, kan leiden tot een aantasting van de belastingmoraal. De CDA-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor aanpassing van de belastingheffing met betrekking tot de tijdelijke genotsrechten. Directe aanleiding voor het wetsvoorstel is de uitspraak van de Hoge Raad van 24 januari Zoals de staatssecretaris terecht en ook uitvoerig aangeeft is in de Kamer reeds eerder gesproken over de mogelijke noodzaak van de onderhavige aanpassing. De CDA-leden hebben dan ook geen moeite met de beperkingen van de mogelijkheden van tijdelijke genotsrechten. In het antwoord op onderdeel 5 van het advies van de Raad van State lezen de leden van de CDA-fractie het volgende: «Op enige moment kan een breder gerichte aanpak bijvoorbeeld op basis van een verdergaande subjectivering, een deel van de nu getroffen specifieke regelingen zoals in artikel 25a en 25b, overbodig maken». De leden van de CDA-fractie vragen de staatssecretaris deze opmerking nader toe te lichten. Moet hierbij worden gedacht aan de invoering van een vermogenswinstbelasting? De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en delen de mening van de staatssecretaris dat reparatiewetgeving noodzakelijk is als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 24 januari De VVD-fractie vraagt de staatssecretaris echter een nadere toelichting te geven in welke gevallen de grammaticale wetsinterpretatie moet wijken voor een wetshistorische of teleologische interpretatie. Temeer omdat bij de totstandkoming van het huidige artikel 25a Wet Inkomstenbelasting tijdens de Kamerbehandeling uitdrukkelijk is opgemerkt dat het feit dat een ex-warrantlening of -obligatie onder artikel 25a Wet Inkomstenbelasting zou vallen, maar dat dit tegelijkertijd in strijd zou kunnen zijn met de letterlijke tekst van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting. Desalniettemin werd geen andere tekst van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting overwogen vanwege de mogelijk hieruit voortvloeiende ongewenste consequenties voor andere financiële producten. Kan de staatssecretaris aangeven waarom de destijds ongewenste gevolgen van een andersluidende wettekst zich bij de thans voorgestelde wettekst niet voordoen? De VVD-fractie is van mening dat wetsteksten zo zorgvuldig mogelijk geformuleerd moeten worden en dat bij onduidelijkheden andere methoden van rechtsvinding dan grammaticale methoden de doorslag moeten geven. Zo niet, dan kan de interpretatie van de staatssecretaris tot grote onzekerheid bij belastingplichtigen leiden. De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling van dit wetsvoorstel kennis genomen. Op 24 januari 1996, BNB 1996/138, heeft de Hoge Raad een arrest gewezen inzake de toepasbaarheid van artikel 25a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 op ex-warrantobligaties. De Hoge Raad oordeelde daarbij met een grammaticale interpretatie van de wet, dat ondanks de wens van de wetgever, artikel 25a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 onvoldoende grondslag biedt om ex-warrantleningen onder de werking van dit artikel te laten vallen. In de praktijk leidde dit arrest tot onzekerheid. Voor de leden van de D66-fractie gaf dit arrest destijds aanleiding om bij de staatssecretaris aan te dringen op het zo spoedig mogelijk voorbereiden van wetgeving waarmee de bedoeling van de wetgever eenduidig en expliciet wordt vastgelegd (vragen van het lid Ybema van 1 februari 1996 (TK 1995/96, Aanhangsel der Handelingen, nr. 676). Het onderhavige wetsvoorstel strekt daartoe. De leden van de D66-fractie zijn de staatssecretaris dan ook erkentelijk voor de voortvarende wijze waarop hij deze problematiek heeft opgelost. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 2

3 Niettemin zouden de leden van de D66-fractie graag van de staatssecretaris zijn visie ontvangen onder welke omstandigheden de grammaticale wetsinterpretatie moet wijken voor andere interpretaties zoals de wetshistorische of teleologische interpretatie. De leden van de GPV-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Ze constateren dat het wetsvoorstel een reactie is op het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 1996, BNB 1996/138. Tijdens de parlementaire behandeling van wetsvoorstel is uitgesproken dat het de bedoeling is dat de ex-warrantobligatielening in fiscale zin onder de wet valt. Omdat deze interpretatie niet door de Hoge Raad wordt overgenomen is de voorgestelde legislatieve ingreep om ex-warrantobligaties alsnog onder de werking van de wet te brengen voor deze leden acceptabel. De leden van de GPV-fractie hebben echter de indruk dat aan het voorliggende wetsvoorstel vooral financiële motieven ten grondslag liggen. In de toelichting lezen ze dat door het voorstel structureel een mogelijk aanzienlijke budgettaire derving wordt voorkomen. Deze leden vragen welke en in welke mate principiële overwegingen van fiscaaljuridische aard met betrekking tot het inkomensbegrip hebben meegespeeld bij de totstandkoming van onderhavig wetsvoorstel. De genoemde leden vragen aandacht voor de talrijke beleggingsvormen die, evenals ex-warrantobligaties, ten doel hebben belastbare inkomensbestanddelen om te zetten in onbelaste vermogensstijging. Is de staatssecretaris van mening dat in zijn algemeenheid moet worden tegengegaan dat situaties die vanuit economisch oogpunt nagenoeg gelijke voordelen opleveren tot verschillende fiscale consequenties leiden? Hoe ziet hij in dit kader de rentegroeifondsen en de zogenaamde klikfondsen? Kan de Kamer, voordat gekozen wordt voor een breder gerichte aanpak, nog andere «reparatievoorstellen» verwachten? 2. De strekking van het wetsvoorstel De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid stellen de vraag of de conclusie juist is dat het wetsvoorstel bewerkstelligt dat het fictieve rendement van art. 25a Wet IB ook van toepassing zal zijn op obligaties die gedurende een aantal jaren een rente boven de marktrente geven en over de rest van de looptijd een lagere of geen rente? In dat geval kan namelijk worden betoogd dat de hoge rente mede betrekking heeft op het tijdvak waarin geen of een lage rente wordt vergoed. Ook vragen zij of de conclusie juist is dat het fictieve rendement niet van toepasssing is in het omgekeerde geval, waar na een aantal jaren zonder rentevergoeding of een lage rente een periode volgt met een extra hoge rente? Brengt dat mee dat ten aanzien van deze producten nog steeds een gat in de regeling zit? Het wetsvoorstel wordt gepresenteerd als een reparatie van het arrest van de Hoge Raad d.d. 24 januari 1996, BNB 1996/138, maar het valt de VVD-fractie op dat de voorgestelde wetswijziging een veel ruimer toepassingsbereik lijkt te hebben. Genoemd arrest ging immers enkel over de ex-warrantlening en dan nog de ex-warrantlening van het pari-type. De voorgestelde wetswijziging in artikel 25a, eerste lid, Wet Inkomstenbelasting daarentegen luidt (voor zover relevant) «(...)of op enig moment gerechtigd is geweest tot zodanige voordelen en deze voordelen geheel of gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan de periode waarin dat recht behoort tot het vermogen van de belastingplichtige (...)». Een dergelijke wettelijke bepaling met een ruime strekking, waarvoor bewust is gekozen, roept noodzakelijkerwijs onzekerheid op voor de belastingplichtigen. Met name genoemde terugkijk naar het verleden roept de vraag op welk effect bovenvermelde wetswijziging heeft op andere producten van banken en Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 3

4 financiële instellingen waarbij op enig moment in het verleden een bedrag aan rente wordt betaald maar welke rente (geheel of gedeeltelijk) betrekking heeft op de periode waarin dit recht behoort tot het vermogen van de belastingplichtige. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de in de jaren 50 wel voorkomende leningen Vlaardingen en Arnhem. Met name bij de lening Arnhem deed zich de situatie voor dat de lening gedurende de beginperiode rente droeg en daarna gedurende de resterende periode niet meer. Betekent de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting dat in de situatie van de lening Arnhem eventueel artikel 25a Wet Inkomstenbelasting van toepassing wordt in de periode waarin de lening geen rente meer draagt? Of, algemener gesteld, betekent de voorgestelde wetswijziging dat alle «rente-vooraf»-producten van banken en financiële instellingen onder de voorgestelde wetswijziging gaan vallen? Kan een overzicht worden gegeven van op dit moment bekende producten die onder de voorgestelde wetswijziging gaan vallen? Behalve «rente-vooraf»-producten komen in de financiële wereld ook «rente-achteraf»-producten voor. Te denken valt aan rentespaarbrieven, kasbiljetten en warrant-leningen van het disagiotype. Betekent de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting dat dergelijke «rente-achteraf»-producten niet worden getroffen door de voorgestelde wetswijziging? Kan worden bevestigd dat op dergelijke producten het systeem van artikel 25, eerste lid, onderdeel a, Wet Inkomstenbelasting (rente als disconto genoten) en artikel 27, eerste lid, Wet Inkomstenbelasting (gerijpte rente) van toepassing is? Een gevolg van de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting is dat zich bij de «rente-vooraf»-producten economisch dubbele belastingheffing voordoet. De rente wordt eenmaal bij de ontvanger van de rente op grond van artikel 24 Wet Inkomstenbelasting en wel in het jaar van ontvangst van de rente (artikel 33 Wet Inkomstenbelasting) en andermaal via de forfaitaire rendementsregeling van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting bij de koper van de lening nadat de rente is betaald en de lening derhalve onder pari is gaan noteren. Deze dubbele belastingheffing doet zich dan wel niet voor bij dezelfde persoon, maar vanuit het object bezien de lening wordt de rente economisch tweemaal belast. Dit effect doet zich bij de «rente-achteraf»-producten niet voor. Hoe wordt deze dubbele belastingheffing verklaard die zich wel voordoet bij de «rente-vooraf»-producten en niet bij de «rente-achteraf»- producten? Wordt deze dubbele belastingheffing wenselijk geacht? Het lijkt de VVD-fractie dan ook logisch dat de tegenbewijsregeling ook op situaties waarbij sprake is van dubbele heffing van toepassing is. Is de staatssecretaris bereid hier vorm aan te geven? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de buitenlander/genotsgerechtigde? Vast staat dat de Nederlandse fiscus niet kan heffen, tenzij het genotsrecht een in Nederland gelegen onroerende zaak betreft omdat Nederland dan doorgaans heffingsbevoegd is krachtens het verdrag. Naar het zich laat aanzien, heeft de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting geen betrekking op converteerbare obligatieleningen. Ook met betrekking tot converteerbare obligatieleningen heeft de Hoge Raad in zijn arresten van 19 juni 1996/ de visie van de Staatssecretaris dat artikel 25a Wet Inkomstenbelasting van toepassing is, afgewezen. Kan worden aangegeven of de zienswijze juist is dat de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting geen betrekking heeft op converteerbare obligatieleningen en, zo ja, of met betrekking tot converteerbare obligatieleningen nog reparatiewetgeving is te verwachten? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 4

5 Gelet op de voorgestelde wijziging van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting lijkt het gewijzigde artikel 25a Wet Inkomstenbelasting niet van toepassing op zogenaamde reset-notes en gestripte staatsleningen. Kan worden bevestigd dat deze zienswijze ten aanzien van de vermelde producten correct is en artikel 25a Wet Inkomstenbelasting inderdaad niet van toepassing is op deze producten? De leden van de fractie van D66 brengen naar voren dat in de memorie van toelichting herhaaldelijk benadrukt wordt dat de thans voorgestane wijziging van artikel 25a, eerste lid IB ertoe strekt artikel 25a IB van toepassing te laten zijn op de koper van een ex-warrantobligatie van de pari-variant. Ter voorkoming van misverstanden zouden de leden van de D66-fractie bevestigd willen zien dat de reikwijdte van het wetsvoorstel uitdrukkelijk tot de ex-warrantobligatie in de pari-variant beperkt blijft en met name dat de voorgestane wijziging van artikel 25a IB geen verandering brengt in de belastingheffing van de (opvolgende) particuliere houder van een converteerbare obligatie, zoals dat is neergelegd in het persbericht van het ministerie van Financiën, nr. 96/174. Kan de staatssecretaris daar nader op in gaan, zo vragen deze leden. Naar het oordeel van de leden van de D66-fractie gaat het wetsvoorstel geheel voorbij aan het feit dat de voorgestelde wijziging van artikel 25a IB in bepaalde situaties leidt tot dubbele belastingheffing indien warrantobligaties van de pari-variant (dan wel andere rente-voorafprodukten) aan particuliere beleggers worden uitgegeven, wordt de waarde van de warrant immers bij hen in de heffing van inkomstenbelasting betrokken. De later koper van de ex-warrantobligaties wordt door de werking van het thans voorgestelde artikel 25a IB nogmaals over diezelfde waarde belast. De tegenbewijsregeling van het voorgestelde vijfde lid van artikel 25a zou naar het oordeel van de leden van de D66-fractie dan ook moeten worden voorzien in een voorkoming van deze vorm van dubbele heffing. Het in de nota naar aanleiding van het eindverslag bij wetsvoorstel tot wijziging van de IB en de VB (invoering artikel 25a) opgenomen argument dat deze mogelijke dubbele heffing zich in de praktijk zelden zal voordoen omdat veelal sprake is van een sfeerovergang, is naar het oordeel van de leden van de D66-fractie niet voldoende zwaarwegend om in gevallen waarin aantoonbaar sprake is van dubbele heffing, toepassing van een tegenbewijsregeling te ontzeggen. In dit verband is het naar het oordeel van de leden van de D66-fractie niet relevant dat de heffing van IB over het forfaitaire rendement bij een andere belastingplichtige plaatsvindt dan degene van wie bij emissie IB is geheven. De leden van de D66-fractie zouden dan ook graag zien dat in het nieuwe artikel 25a IB tevens wordt bepaald dat het forfaitaire rendement niet van toepassing is indien blijkt dat bij emissie van het desbetreffende vermogensrecht een (Nederlandse) belasting naar het inkomen of de winst is voldaan over het deel van de vergoeding voor het beschikbaar stellen van de hoofdsom dat op dat moment ineens is verstrekt. Hoe oordeelt de staatssecretaris over dit voorstel? 3. Terugwerkende kracht De CDA-leden hebben grote moeite met de terugwerkende kracht die in het wetsvoorstel is opgenomen. Het heeft de leden van de CDA-fractie dan ook zeer verbaasd dat de staatssecretaris opnieuw voorstelt een wetsvoorstel in te voeren met terugwerkende kracht. Het mag inmiddels duidelijk worden veronderstelt dat het parlement bezwaren heeft tegen het invoeren van wetten met terugwerkende kracht. Ook uit de reactie van de Raad van State blijkt dat de raad van mening is dat er geen enkele bijzondere omstandigheid is die terugwerkende kracht rechtvaardigt. Door de voorgestelde terugwerkende kracht wordt voorkomen dat houders van nieuw uit te geven ex-warrant-leningen nog gedurende de periode van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 5

6 uitgifte tot aan de datum van inwerkingtreding van de wet gebruik zouden kunnen maken van het bestaande regime. De leden van de CDA-fractie verwachten dat het daarmee gemoeide budgettaire belang beperkt zal zijn. Dit geldt temeer nu de Raad van State heeft aangegeven dat hij er niet van overtuigd is dat de ex-warrant-lening niet met behulp van bestaande wetgeving zou kunnen worden bestreden. Deze onzekerheid, gepaard met de korte periode gedurende welke mogelijk nog gebruik zou kunnen worden gemaakt van een voordelig fiscaal regime, zal in de praktijk met zich meebrengen dat er geen of slechts weinig warrantleningen zullen worden uitgegeven. De leden van de CDA-fractie hebben dan ook bezwaar tegen de voorgestelde terugwerkende kracht, en verzoeken de staatssecretaris deze uit het wetsvoorstel te halen. De overheid dient een betrouwbare partner te zijn, ook voor de belastingbetaler. Deze betrouwbaarheid staat met het hanteren van terugwerkende kracht op het spel. Ook de leden van de fractie van de VVD gaan in op het feit dat het wetsvoorstel voorziet, zij het in geringe mate, in een vorm van terugwerkende kracht. Voor producten die na 6 februari 1997 op de markt zijn gebracht en niet onder de reikwijdte van de thans geldende tekst vallen, is de herziene tekst van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting van toepassing. Nu de wetgever zelf nog bijna één jaar heeft gewacht met het reageren op het arrest van de Hoge Raad en er in die tijd al veel fiscaal geïndiceerde producten op de markt kunnen zijn gebracht, is het voor hen de vraag waarom dan nu plotseling terugwerkende kracht noodzakelijk is. Kan nogmaals worden aangegeven waarom deze vorm van terugwerkende kracht is geoorloofd, gelet op zijn notitie inzake terugwerkende kracht van 11 juli 1996, als bijlage opgenomen bij de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 12 december 1991 tot wijziging van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen, alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen. Kan het budgettaire belang worden aangegeven van de voorgestelde terugwerkende kracht? Het ligt immers niet voor de hand dat banken en financiële instellingen met het oog op de voorgestelde wetswijzigingen nog dergelijke «rente-vooraf»-producten, zoals ex-warrantleningen, zullen introduceren. Ná de inwerkingtreding van onderhavige wetswijziging is in elk geval het nieuwe artikel 25a Wet Inkomstenbelasting van toepassing. Het voordeel dat dan nog kan worden behaald met de uitgifte van nieuwe «rente-vooraf»-producten is slechts gering. De VVD-fractie is niet overtuigd dat deze terugwerkende kracht noodzakelijk is en vraagt een nadere reactie van de staatssecretaris. De leden van de fractie van D66 wijzen er op dat zowel de Raad van State als de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs kritisch zijn over de in het wetsvoorstel opgenomen terugwerkende kracht. Dat is terecht, aldus de leden van de D66-fractie, omdat het debat over de geoorloofdheid van terugwerkende kracht bij belastingwetgeving een hoge politieke prioriteit geniet, maar nog steeds niet is gevoerd. De leden van de D66-fractie willen dit debat nog voor het zomerreces in de Kamer behandelen. Zij vragen zich dan ook af of het noodzakelijk is dat het wetsvoorstel wordt afgehandeld voordat in de Tweede Kamer fundamenteel over het al dan niet toestaan van terugwerkende kracht is gesproken. 4. De tegenbewijsregeling De in artikel 25a, vijfde lid, Wet Inkomstenbelasting voorgestelde tegenbewijsregeling komt de leden van de fractie van de VVD in uitvoeringstechnische zin redelijk gecompliceerd voor. Een belasting- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 6

7 plichtige moet immers bij een dergelijk beleggingsproduct met drie zaken rekening houden: a de feitelijk genoten vrucht (rente) getrokken uit de bron; b het berekende forfaitaire rendement op basis van de nominale waarde van de onderliggende vermogenstitel (de hoofdregel van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting); c het feitelijke rendement op basis van een berekening van de waarde-aangroei van blote eigendom naar volle eigendom (op basis van bijvoorbeeld contante-waardeberekening) (de tegenbewijsregeling). Een moeilijkheid hierbij is bovendien dat de marktrente gedurende de looptijd van bijvoorbeeld de obligatielening kan en veelal ook zal fluctueren. De vraag kan dan ook worden gesteld of het tegenbewijs niet veel beter door de instelling die de lening uitgeeft, kan worden geleverd. De uitgevende instantie lijkt hiertoe immers beter geëquipeerd dan de belastingplichtige zelf. Een vergelijkbare systematiek wordt reeds toegepast bij de regeling van het fictieve rendement van artikel 29a Wet Inkomstenbelasting en werkt, voor zover bekend, naar volle tevredenheid. Artikel 25b Wet Inkomstenbelasting dat betrekking heeft op gekochte blote eigendommen van onroerende en roerende zaken wordt eveneens in bovenvermelde zin aangepast. In de toelichting wordt deze wetswijziging gemotiveerd ter wille van de stroomlijning van de tekst van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting met de tekst van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting. Kan worden aangegeven voor welke nu bekende producten deze wijziging van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting gevolgen heeft? De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel voorziet in een matiging van het aan te geven rendement. In het vijfde lid van het voorgestelde artikel 25a is daartoe een «tegenbewijsregeling» in het leven geroepen. Deze tegenbewijsregeling houdt in dat het te belasten voordeel wordt verminderd tot hetgeen aan waardevermeerdering opkomt ten gevolgen van het verstrijken van de periode van gerechtigheid van een ander, dan wel ten gevolge van een omstandigheid dat een ander op enig moment gerechtigd is geweest tot voordelen die geheel of gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan de bezitsperiode van de belastingplichtige. De leden van de D66-fractie vragen zich af of de term «waardevermeerdering» in de praktijk niet tot veel onduidelijkheden en verwarring aanleiding zal geven. Hoewel in de memorie van toelichting twee rekenvoorbeelden zijn opgenomen (rekenvoorbeelden 3 en 4), vragen de leden van de D66-fractie zich af of het niet wenselijker is dat meer inzicht wordt verkregen in de wijze waarop de jaarlijkse waardevermeerdering van vermogensrechten precies moet worden berekend. Deze berekeningen zijn immers essentieel voor de toepassing van de tegenbewijsregeling. Kan daarom worden aangegeven hoe de in voorbeeld 3 genoemde bedragen van f 877, f 21,40 en f 28,05 moeten worden berekend? Kan dat ook voor de in voorbeeld 4 genoemde bedragen van f 733,50, f 46,30 en f 50,80? Verder wordt in de twee voorbeelden verondersteld dat de marktrente gedurende de gehele looptijd van de obligatie 7% bedraagt. In de praktijk zal deze evenwel fluctueren. De leden van de D66-fractie zouden dan ook graag (eveneens cijfermatig) vernemen welke gevolgen dit heeft voor de toepassing van de tegenbewijsregeling. Kan de Staatssecretaris daar nader op in gaan? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 7

8 5. Verkrijging krachtens erfrecht van de blote eigendom van een vermogensrecht De leden van de VVD-fractie constateren dat, ingevolge artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, ten eerste, Wet Inkomstenbelasting de waardeaangroeiregeling van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting niet van toepassing is, indien de tijdelijke gerechtigdheid is opgekomen krachtens erfrecht. De vergelijkbare bepaling in artikel 25a, eerste lid, tweede volzin, onderdeel a, Wet Inkomstenbelasting spreekt daarentegen over krachtens testament is ontstaan, hetgeen aanmerkelijk beperkter is dan krachtens erfrecht opgekomen. Concreet komt dit verschil tot uitdrukking bij de verdeling van een nalatenschap waartoe rechten behoren die niet op zaken betrekking hebben, zoals effecten, deposito s, e.d., en buiten de aanwezigheid van een testament de erfgenamen op grond van de verzorgingsgedachte besluiten om in het kader van de verdeling van de nalatenschap een recht van vruchtgebruik te vestigen ten behoeve van de langstlevende echtgenoot 1. Aangezien het recht van vruchtgebruik nu ontstaat in het kader van de verdeling van een nalatenschap en niet krachtens (een niet aanwezig) testament, is artikel 25a Wet Inkomstenbelasting van toepassing. Dit betekent dat de erfgenamen/blote eigenaren dit zijn veelal de kinderen elk jaar het forfaitaire rendement van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting moeten toepassen. Het recht van vruchtgebruik wordt echter gevestigd met het oog op de verzorging van de langstlevende echtgenoot, zodat van oneigenlijk gebruik van de fiscale wetgeving in deze situatie toch geen sprake is. Dit klemt des te meer aangezien op grond van de vergelijkbare uitzondering in artikel 25b Wet Inkomstenbelasting de erfgenamen/blote eigenaren (kinderen) niet worden geconfronteerd met de waarde-aangroeiregeling van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting indien tot de nalatenschap (on)roerende zaken behoren. Deze leden vragen voorts of de staatssecretaris een reactie kan geven op het artikel «Tijdelijke» paniek: erfrechtelijke of fiscale dogmatiek?» van mr B. M. E. M. Schols en mr F. W. J. M. Schols in het WPNR d.d. 8 maart Gelet op de leeftijdsgrens van ten minste 50 jaar in artikel 25, vijftiende lid, onderdeel b, Wet Inkomstenbelasting zal een dergelijk recht van vruchtgebruik in de praktijk veelal als een tijdelijk recht van vruchtgebruik moeten worden gekwalificeerd. De leden van de D66-fractie hebben er waardering voor dat de structuur van de artikelen 25a en 25b op elkaar worden afgestemd. Zij vragen zich echter af waarom nog steeds een onderscheid wordt gemaakt tussen de verkrijgingen krachtens testament van de blote eigendom enerzijds (vrijgesteld van forfaitair rendement) en de verkrijgingen krachtens erfrecht/verdeling van de nalatenschap van de blote eigendom van vermogensrechten anderzijds (belast). In de praktijk blijken erfgenamen bij de verdeling van een nalatenschap aan de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik te verstrekken op bijvoorbeeld een effectenportefeuille, ter voldoening van de verzorgingsgedachte. Indien dit door een erflater niet in een testament is vastgelegd, worden de blote eigenaren volgens de huidige wet geconfronteerd met een forfaitair rendement ex artikel 25a IB. Er geldt immers alleen een vrijstelling als een dergelijk vruchtgebruik berust op een testamentaire bepaling. De leden van de D66-fractie verwijzen naar artikel 25b lid 2 onderdeel b sub 1 IB, waar iedere verkrijging krachtens erfrecht van de blote eigendom van een (on)roerende zaak is vrijgesteld en vragen zich af of deze ongelijke behandeling wel juist is voor situaties die als gelijkwaardig worden gevoeld. Is de Staatssecretaris bereid deze ongelijkheid op te heffen? In de notitie inzake het nieuwe erfrecht is de ouderlijke boedelverdeling voorgesteld als versterf-erfrecht. De langstlevende krijgt alle goederen van de nalatenschap en erkent de kinderen hun erfdeel schuldig. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 8

9 Voorgesteld wordt aan de kinderen een wilsrecht toe te kennen dat hen het recht geeft in bepaalde gevallen de blote eigendom van de goederen uit de nalatenschap van hun overleden ouder te vorderen. De langstlevende echtgenoot behoudt het vruchtgebruik van de goederen. De kinderen zullen in de huidige vorm met de heffing van inkomstenbelasting worden geconfronteerd, omdat zij de blote eigendom van de vermogensrechten niet hebben verkregen krachtens testament, doch krachtens erfrecht. Naar het oordeel van de leden van de D66-fractie behoeft de vrijstelling van artikel 25a derhalve uitbreiding voor de blote eigendom verkregen krachtens erfrecht of verdeling van de nalatenschap. Kan de Staatssecretaris daar nader op in gaan? 6. Verkrijging krachtens verdeling van een huwelijksgemeenschap van de blote eigendom van vermogensrechten Een andere oneffenheid tussen artikel 25a Wet Inkomstenbelasting en artikel 25b Wet Inkomstenbelasting betreft het ontstaan van een (tijdelijk) genotsrecht krachtens verdeling van een huwelijksgemeenschap, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Ingevolge artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, ten tweede, Wet Inkomstenbelasting tijdelijke genotsrechten met betrekking tot (on)roerende zaken is de waardeaangroeiregeling van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting niet van toepassing op tijdelijke genotsrechten die krachtens de verdeling van een huwelijksgemeenschap ontstaan. Met betrekking tot rechten die niet op zaken betrekking hebben, zoals effecten, deposito s, e.d., is in artikel 25a Wet Inkomstenbelasting niet een vergelijkbare uitzondering opgenomen, terwijl ook nu toch bezwaarlijk van oneigenlijk gebruik van de fiscale wetgeving kan worden gesproken. Als ex-echtelieden in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap een genotsrecht vestigen ten behoeve van één van de ex-echtelieden op bijvoorbeeld effecten, dan vindt dit immers doorgaans zijn oorzaak in de verzorgingsbehoefte die de ex-echtelieden jegens elkaar voelen. Oneigenlijk gebruik van de fiscale wetgeving staat hierbij doorgaans niet op de voorgrond. Bij de verdeling van een huwelijksgemeenschap krachtens echtscheiding komt het in de praktijk voor dat aan de ex-echtgenote het vruchtgebruik op een vermogensrecht wordt gegeven ter vervanging van de alimentatieverplichting, zo constateren de leden van de fractie van D66. Thans is de waarde-aangroei van de blote eigendom van vermogensrechten welke is ontstaan bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap belast met een forfaitair rendement, terwijl in artikel 25b IB voor de waardeaangroei van de blote eigendom van zaken, ontstaan bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap, een vrijstelling is gegeven. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom deze vrijstelling niet ook wordt opgenomen voor de waarde-aangroei van de blote eigendom van vermogensrechten. 7. Stroomlijning van artikel 25b IB met artikel 25a IB Met betrekking tot de stroomlijning van de artikelen 25a en 25b Wet Inkomstenbelasting merkt de VVD-fractie nog het volgende op. Beide regelingen pogen hetzelfde doel te bereiken, waarbij artikel 25a Wet Inkomstenbelasting betrekking heeft op de rechten die niet op zaken betrekking hebben effecten, deposito s, e.d. en artikel 25b Wet Inkomstenbelasting betrekking heeft op roerende en onroerende zaken. Gegeven ditzelfde uitgangspunt lijkt een gelijkluidende wetstekst dan ook voor de hand te liggen. Toch is dit niet het geval. Aangezien in onderhavig wetsvoorstel tevens van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om artikel 25a Wet Inkomstenbelasting te stroomlijnen volgens het patroon Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 9

10 van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting eerst de formulering van de hoofdregel gevolgd door de formulering van de uitzonderingen lijkt een perfectionering van deze ingezette stroomlijning een logisch vervolg. In de voorgestelde stroomlijning van artikel 25a Wet Inkomstenbelasting naar het model van artikel 25b Wet Inkomstenbelasting blijven de wetsteksten op dit punt echter ongewijzigd. Deze afwijkingen lijken slechts geringe betekenis te hebben, doch in de praktijk is reeds gebleken dat grote verschillen kunnen optreden. Dit doet zich met name gevoelen in situaties waarin van oneigenlijk gebruik van de fiscale wetgeving in het geheel geen sprake is, maar integendeel de verzorgingsgedachte van (ex-)echtelieden op de voorgrond staat. Deze afwijkende teksten zijn verklaarbaar vanuit de geschiedenis, aangezien artikel 25a Wet Inkomstenbelasting reeds in een eerder stadium in de Wet Inkomstenbelasting is ingevoerd, namelijk op 1 januari 1990 met terugwerkende kracht tot 19 december 1987, dan het huidige artikel 25b Wet Inkomstenbelasting dat eerst op 1 januari 1996 van kracht is geworden. Aangezien beide wetsartikelen artikel 25a Wet Inkomstenbelasting en artikel 25b Wet Inkomstenbelasting bij onderhavig wetsvoorstel worden gewijzigd, komt de vraag op waarom de stroomlijning van beide wetsartikelen die beide hetzelfde doel beogen, niet verder wordt geperfectioneerd. Artikel 25 wordt aangepast «teneinde de opzet en de terminologie van artikel 25b in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van artikel 25a». De leden van de fractie van D66 vinden het opmerkelijk dat de staatssecretaris artikel 25b IB wel aanpast aan artikel 25a IB waar het de belastbare feiten betreft, doch dat de vrijstellingen van artikel 25a IB niet in overeenstemming worden gebracht met de vrijstellingen van artikel 25b IB. Kan de Staatssecretaris uitleggen wat daarvan de reden is? Het wetsvoorstel is een reactie op het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 1996, nr en betreft de toepassing van artikel 25a IB. De Staatsssecretaris maakt van de gelegenheid gebruik om in dezelfde zin ook artikel 25b IB aan te passen. Het is de leden van de D66-fractie niet duidelijk welke situatie de Staatssecretaris daarbij voor ogen heeft gestaan. Kan daar nader op worden ingegaan? 8. Artikelgewijze toelichting In de toelichting op artikel I, onderdeel A, punt 4 wordt een motivering gegeven voor de hoogte van het forfaitair rendement van 4,8%. Uit de toelichting blijkt dat hierbij een marktrente van 7 á 8%als basis heeft gediend. De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris, gelet op de huidige rentestand, geen reden aanwezig acht om het percentage van 4,8% naar beneden bij te stellen. Tot slot vragen de CDA-leden een reactie op de brieven van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs d.d. 11 maart 1997 en FBN Belastingadviseurs d.d. 10 maart 1997? 9. Slotopmerkingen De leden van de fractie van de PvdA zouden graag een reactie van de staatssecretaris ontvangen op, met name de punten 1 tot en met 4 uit de brief van de NOB van 11 maart Ten aanzien van punt 1 van deze brief zouden de leden ook de brief van het Fiscaal Bureau voor het Notariaat d.d. 10 maart 1997 bij het antwoord willen betrekken. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 10

11 Gaarne verneemt ook de VVD-fractie de reactie van de staatssecretaris op hetgeen door het NOB is opgemerkt in haar brief van 11 maart 1997 inzake de tegenbewijsregeling. De voorzitter van de commissie, Ybema De griffier van de commissie, Van Overbeeke Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 11

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 692 Wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a. Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 12 november 1997 De vaste commissie voor Financiën

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 224 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing belastingheffing met betrekking tot tijdelijke genotsrechten) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 555 Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 maart 1996 De algemene commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 224 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing belastingheffing met betrekking tot tijdelijke genotsrechten) B ADVIES RAAD

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 ECLI:NL:RBZWB:2015:5579 Instantie Datum uitspraak 20-08-2015 Datum publicatie 21-08-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/297897 / HA RK 15-74 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)?

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)? 2018Z14464 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter. (ingezonden 1 augustus 2018) 1 Bent u bekend met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 472 Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 8 februari

Nadere informatie

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken)

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken) Mr. Caroline J.M. Martens 1 Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken) De verkrijging krachtens de renteafspraak is een verkrijging op grond van een fictiebepaling In deze bijdrage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 466 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de totstandkoming van de Tweede Vereenvoudigingsrichtlijn-btw Nr. 4 VERSLAG

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 30 Besluit van 16 januari 1997, houdende uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 IXB Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1998 Nr. 12 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 3 88 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 430 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 25 816 Regels inzake een regulerende heffing op het gebruik van wegen in de Randstad tijdens spitsuren (Wet op het rekeningrijden) Nr. 8 NOTA VAN

Nadere informatie

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende: 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 066 Belastingdienst Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 augustus 2018 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 882 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 800 Wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscaal strafrecht (Invoeringswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 315 Decentralisatieproces maatschappelijke opvang Nr. 3 HERDRUK 3 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 818 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoring van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 632 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 212 Terugwerkende kracht in fiscale regelgeving Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 212 Terugwerkende kracht in fiscale regelgeving Nr. 3 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 juni 1997 De vaste commissie voor Financiën

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18050 30 maart 2018 Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. 10783 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 786 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 606 Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 224 Wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet bescherming erfgenamen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 30 432 Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 036 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 670 Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 met het oog op de ontwikkelingen in de organisatie van het toezicht op het effectenverkeer

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 488 Enige wijzigingen van de Successiewet 1956 Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 30 oktober 2002 1. Algemeen Het verheugt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koningin Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Ons kenmerk AFP2011/642

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 258 Besluit van 3 juli 2007, houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 Successiewet 1956

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 Successiewet 1956 Regelingen en voorzieningen CODE 3.3.1.214 Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 Successiewet 1956 tekst bronnen Besluit van de staatssecretaris van Financiën d.d. 4.4.2012 Nr. BLKB2012/103M, zoals gepubliceerd

Nadere informatie

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 juli 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn

Nadere informatie

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet. Hieronder het antwoord van de staatssecretaris van BZK op vragen uit de Kamer over de voorgestelde verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand. Van deze tekst zijn twee versies in omloop geweest

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 32 627 (Glas)tuinbouw Nr. 23 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 22 maart 2016 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

2016D14695 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D14695 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D14695 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over het Protocol tot wijziging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 690 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 c.a. (aanpassing van de oudedagsreserve en de zelfstandigenaftrek alsmede vervallen van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 877 Staat van de Europese Unie 2014 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie H 1 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 220 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke

Nadere informatie

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling 1. Inleiding Wanneer men de problematiek van aansprakelijkheid voor en verhaalbaarheid van schulden van de nalatenschap bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 649 Besluit van 1 december 2006 tot wijziging van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag en het Samenloopbesluit kinderbijslag Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23782 Vereenvoudiging van de belasting en premiefaciliteit voor de zeevaart (Wet belasting en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995) Nr. 5 VERSLAG

Nadere informatie

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 ... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN Vanaf 2010 kan overlijden met vererving van aandelen in een eigen B.V. met beleggingsvermogen (waaronder verhuurd onroerend goed) tot een onverwachte

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

ESTATE PLANNING. I. Schenking

ESTATE PLANNING. I. Schenking ESTATE PLANNING Estate planning, ofwel nalatenschapsplanning, wordt wel omschreven als een geheel van maatregelen om te bereiken dat het vermogen op zo goed mogelijke wijze overgaat op de erfgenamen. Vaak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 003 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 33 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 610 Goedkeuring van het op 18 juli 1995 te s-gravenhage tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 648 Wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing met betrekking tot tijdelijke genotsrechten) Nr. 7 EINDVERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie