ECLI:NL:PHR:2015:481 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 13/05830

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2015:481 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 13/05830"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2015:481 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 13/05830 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1100, Gevolgd Strafrecht De opvatting dat geen sprake kan zijn van kort gezegd een uitbuitingssituatie a.b.i. in art. 273f (oud) Sr o.g.v. van de enkele, blijkens gemaakte buitenlandse reizen bestaande, mogelijkheid voor het so. om zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken is in haar algemeenheid onjuist. Ambtshalve: strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Conclusie Nr. 13/05830 Zitting: 3 maart 2015 (bij vervroeging) Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] 1. Verzoeker is bij arrest van 8 november 2013 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens 3. Een ander door geweld en bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling en opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl hij weet of rederlijkwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de in artikel 250a eerste lid aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen en die ander door geweld en bedreiging met geweld dwingt en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht beweegt hem uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die ander met (of voor) een derde te bevoordelen, 4. Mensenhandel en 5. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Tevens heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals in het arrest omschreven. 2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 13/06367 en 13/ In beide zaken zal ik vandaag concluderen.

2 3. Namens verzoeker hebben mrs. G.G.J. Knoops en S.C. Post, advocaten te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld Het eerste middel klaagt dat het Hof ter zake de feiten 3 en 4 op rechtens onjuiste gronden heeft aangenomen dat sprake is van uitbuiting in de zin van art. 273f Sr waarbij s Hofs overweging in het arrest inhoudende dat de mogelijkheid zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken, de uitbuitingssituatie niet zou uitsluiten, niet redengevend is voor het bewijs van uitbuiting, althans dat het Hof heeft nagelaten om de weerlegging van de contra-indicatie die uit het vrijelijke reisgedrag naar Marokko en Spanje van aangeefster [betrokkene 2] kan worden afgeleid op voldoende wijze te motiveren waardoor het oordeel van het Hof bovendien onbegrijpelijk is. 5. Ten laste van verzoeker is onder meer bewezenverklaard dat: 3. hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 te Utrecht en/of Bilthoven, (telkens) een persoon, genaamd [betrokkene 2], (sub 1) door geweld of door bedreiging met geweld heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde en (sub 4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [betrokkene 2], met (of voor) een derde tegen betaling (naar het hof begrijpt) terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich onder de sub 1 genoemde omstandigheden zich beschikbaar stelde tot het plegen van die handelingen en (sub 6) [betrokkene 2] -naar het hof begrijpt: met één van de in sub 1 genoemde (dwang)middelen- heeft bewogen hem, verdachte uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met (of voor) een derde te bevoordelen, (sub 1 (het hof begrijpt: en sub 4 en 6)) bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld en bovenomschreven misbruik hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen) - is gehuwd en/of een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met [betrokkene 2], en - [betrokkene 2] op zijn, verdachtes, woon- en/of verblijfadres(sen) en/of op (een) adres(sen) van zijn, verdachtes, familielid/-leden) heeft ondergebracht, en

3 - [betrokkene 2] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachtes, vuist(en) en/of met behulp van voorwerpen) op/tegen haar, [betrokkene 2]'s, gezicht heeft geslagen en/of gestompt, en/of (elders) (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam van [betrokkene 2] heeft geslagen en/of gestompt, en ten gevolge van voorgaande handelingen (en het feit dat [betrokkene 2] de Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland en met de Nederlandse gebruiken) [betrokkene 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden, in elk geval een of meer (andere) handelingen heeft verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van [betrokkene 2] in een van verdachte afhankelijke positie, en (sub 1, 4 en 6) hebbende die handelingen hieruit bestaan dat verdachte (telkens) (meermalen) - [betrokkene 2] voorafgaand en (vervolgens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden (werk- )instructies heeft gegeven en - [betrokkene 2] naar haar prostitutieplek heeft gebracht en [betrokkene 2] van haar prostitutieplek heeft opgehaald en - [betrokkene 2] onder druk heeft gezet en ertoe heeft aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen (per week) als prostituee te werken (ook gedurende ziekte en ongesteldheid); - [betrokkene 2] een groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft afgepakt, althans heeft laten afgeven aan hem, verdachte,; 4. hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot met 31 december 2006 te Utrecht en/of Bilthoven, (telkens) een persoon, genaamd: [betrokkene 2], (sub 1 (het hof begrijpt: en sub 4 en 9) door (het hof begrijpt: dwang en/of geweld en dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie (sub 1) heeft vervoerd (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van [betrokkene 2], en (sub 4) [betrokkene 2] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van

4 arbeid of dienst en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, en (sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [betrokkene 2], (sub 9) [betrokkene 2] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met of voor een derde, (het hof begrijpt: sub 1, 4 en 9) bestaande die dwang en/of dat geweld en die dreiging met geweld en dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen) - is gehuwd en/of een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met [betrokkene 2], en - [betrokkene 2] op zijn, verdachtes, woon- en/of verblijfadres(sen) en/of op (een) adres(sen) van zijn, verdachtes, familielid/-leden) heeft ondergebracht, en - [betrokkene 2] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachtes, vuist(en) en/of met behulp van voorwerpen) op/tegen haar, [betrokkene 2]'s, gezicht heeft geslagen en/of gestompt, en/of (elders) (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam van [betrokkene 2] heeft geslagen en/of gestompt, en ten gevolge van voorgaande handelingen (en het feit dat [betrokkene 2] de Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland en met de Nederlandse gebruiken) [betrokkene 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden, in elk geval een of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van [betrokkene 2] in een van verdachte afhankelijke positie, (sub 1, 4, 6 en 9 ) hebbende die handelingen hieruit hebben bestaan dat verdachte (telkens) (meermalen) - [betrokkene 2] voorafgaand en (vervolgens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden (werk- )instructies heeft gegeven en - [betrokkene 2] naar haar prostitutieplek heeft gebracht en/of [betrokkene 2] van haar prostitutieplek heeft opgehaald en - [betrokkene 2] onder druk heeft gezet en ertoe heeft aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen (per week) als prostituee te werken (óók gedurende ziekte en ongesteldheid); - [betrokkene 2] een groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft afgepakt, althans heeft laten afgeven aan hem, verdachte.

5 6. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 en 8 oktober 2013 hebben de raadslieden van verzoeker aldaar overeenkomstig hun overgelegde pleitaantekeningen (p. 12 en 13) inzake het reisgedrag en de persoonlijke vrijheid van [betrokkene 2] het volgende tot verdediging aangevoerd: Kom ik terug op de reizen van [betrokkene 2]. Het paspoort wat we vrijdag nog mochten ontvangen staat, anders dan [betrokkene 2] bij de RHC beweerde, wel vol met stempels uit Marokko en Spanje (ongeveer 35). Die stempels staan niet in de paspoorten van cliënt, hij was daar dus niet bij. En uit de stempels volgt dus ook dat ze over haar eigen documenten kon beschikken en ze kon gaan en staan waar ze wilde en dat ook deed. Niet een keer, niet twee keer, maar talloze keren en voor langere perioden. Dat laatste volgt ook uit de gegevens van Wegra, maar ook verbalisant bakker stelt dat [betrokkene 2] in 2007 lange tijd weg was, omdat ze in Spanje vertoefde (p. 1420). [betrokkene 2] reisde ook met andere mannen en raakte zelfs zwanger in Spanje. Dat staat in schril contrast met andere mensenhandel zaken waarbij de dames geen moment uit het zich raken. Hier is een dame die iedere keer weer de keus had en heel bewust koos voor dit vak en dit leven, ook na haar scheiding van cliënt. Zou er sprake zijn geweest van mensenhandel dan is die scheiding op zich al raar, want als je iemand in de prostitutie werkzaam wil laten zijn tegen haar wil, dan hou je haar goed in de gaten en ga je niet scheiden en het aanleggen met een andere vrouw. Daarbij komt bij dat cliënt ook een aantal perioden heeft vastgezeten, ook toen kon ze stoppen als ze dat had gewild". 7. De bewezenverklaringen steunen op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in het promis-arrest. 8. Het Hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de feiten 3 en 4 het volgende overwogen: "Oordeel hof Feiten 3 en 4 Niet is betwist dat [betrokkene 2] verdachte in Marokko heeft ontmoet, met hem is getrouwd en naar Nederland is gekomen toen zij nog jong was (18 jaar), analfabete was (en is) en gedurende haar huwelijk met de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt. Ook is niet betwist dat verdachte toen met [betrokkene 2] een gezamenlijk huishouding voerde en hij dus geprofiteerd moet hebben van de inkomsten van [betrokkene 2]. Het profiteren van de inkomsten van de partner die werkzaam is in de prostitutie levert op zich nog niet een situatie van uitbuiting op. Dit is wel het geval als die partner wordt gedwongen te werken en/of het geld af te staan. Aangeefster [betrokkene 2] heeft verklaard dat ze door verdachte gedwongen werd in de prostitutie te werken. Als ze niet wilde werken werd ze geslagen en als ze niet genoeg geld verdiende, werd ze ook geslagen. Als de verklaring van [betrokkene 2] klopt, is sprake van een uitbuitingssituatie en heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte heeft ontkend [betrokkene 2] te hebben mishandeld en haar tot prostitutie en de afgifte van geld te hebben gedwongen. Namens de verdachte is betoogd dat de door [betrokkene 2] afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn.

6 Hoewel de verklaringen van [betrokkene 2] niet op alle punten geloofwaardig zijn, is het hof niet van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 2] in zijn geheel onbetrouwbaar zijn. Dat [betrokkene 2] door de verdachte werd mishandeld vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Ook blijkt voldoende uit ander bewijsmateriaal dat [betrokkene 2] uit angst voor de verdachte eind 2006 is gevlucht naar Spanje. Op 20 november 2004 is [betrokkene 2] in het ziekenhuis geweest, omdat ze een hoofdwond had. Die hoofdwond is toen gehecht. In het HAP-dossier wordt vermeld dat [betrokkene 2] toen een conflict met haar man had met wie ze 7 jaar was getrouwd en dat ze op zoek was naar een andere woning. De HAP-arts heeft de wond gezien. [betrokkene 2] heeft toen gezegd dat ze hoofdpijn had, maar dat ze van verdachte moest blijven doorwerken. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben blauwe plekken gezien bij [betrokkene 2] en [betrokkene 5] heeft littekens gezien bij [betrokkene 2]. Tegen alle drie heeft [betrokkene 2] verteld dat ze mishandeld werd door verdachte. Tegen [betrokkene 4] heeft [betrokkene 2] verteld dat ze door verdachte gedwongen werd om te werken en haar geld af te staan. Tegen [betrokkene 3] heeft [betrokkene 2] verteld dat zij door verdachte geslagen werd als zij niet genoeg uren voor hem werkte en dat hij haar geld afpakte. Tegen [betrokkene 5] heeft [betrokkene 2] gezegd dat verdachte haar liet werken als prostituee. [betrokkene 4] en [betrokkene 3] hebben [betrokkene 2] eind 2006 helpen vluchten naar Spanje en zijn getuige geweest van de angst [betrokkene 2] toen had voor de verdachte. In maart 2007 heeft [betrokkene 6], ook een ex-vrouw van de verdachte en moeder van zijn dochter, verklaard dat verdachte een relatie heeft gehad met een andere vrouw en dat die vrouw voor hem is ondergedoken omdat hij haar verplichtte in de prostitutie te werken. Gelet op de andere verklaringen kan het niet anders zijn dat [betrokkene 6] met die vrouw [betrokkene 2] bedoelde. Daarnaast is de verklaring die [betrokkene 6] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd redengevend, omdat daaruit volgt dat geweld tegen de echtgenote voor de verdachte geen wezensvreemd fenomeen is (geweest). Verder acht het hof de verklaring van [betrokkene 1] voor de feiten 3 en 4 redengevend voor zover zij heeft verklaard dat zij van verdachte hoorde dat [betrokkene 2] per dag voor hem verdiende. Gelet op de verklaringen van de HAP-artsen, van de getuigen [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] over het bij [betrokkene 2] geconstateerde letsel en hetgeen zij hebben gehoord van [betrokkene 2] over de mishandelingen door verdachte mede in verband met de dwang om te werken en het geld af te staan en de verklaring van [betrokkene 1] over wat de verdachte haar vertelde over de verdiensten van [betrokkene 2] voor hem, staat voor het hof voldoende vast dat [betrokkene 2] in de periode oktober 2000 tot en met 2006 door de verdachte is uitgebuit. Het feit dat is gebleken dat [betrokkene 2] in 2006 een aanzienlijk bedrag (ruim ) naar Marokko en Spanje via Money transfers heeft overgemaakt, leidt niet tot de conclusie dat in 2006 van een uitbuitingssituatie geen sprake geweest kan zijn. Ook in geval de dwang tot afgifte van het geld betrekking heeft op slechts een gedeelte van de inkomsten, is sprake van een uitbuitingssituatie. Gelet op de hierboven genoemde verklaringen en de omstandigheid dat niet is uit te sluiten en zelfs aannemelijk is dat het door [betrokkene 2] naar het buitenland overgemaakte geld slechts een (klein) gedeelte van haar verdiensten in 2006 betreft, is het hof van oordeel dat verdachte ook in 2006 [betrokkene 2] heeft uitgebuit.

7 Onvoldoende is gebleken dat [betrokkene 2] toen zij terug kwam uit Spanje in 2007, terwijl zij inmiddels (volgens de Nederlandse wet) van verdachte was gescheiden en niet meer bij verdachte woonde, nog onder zodanige invloed en druk van de verdachte stond dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte [betrokkene 2] in de periode van 2007 tot en met 2010 heeft uitgebuit. Het hof zal de verdachte van die periode vrijspreken. Tegenover de door de verdediging genoemde verklaringen van getuigen waaruit zou kunnen blijken dat [betrokkene 2] het prostitutiewerk met plezier deed, staat de verklaring van [betrokkene 4], die heeft verklaard dat het prostitutiewerk het leven van [betrokkene 2] was, omdat ze verder geen leven had. Het hof voegt daaraan toe dat een uitbuitingssituatie ook kan bestaan als de prostituee geen zichtbare hekel heeft aan het werk, er het beste van probeert te maken, of bijvoorbeeld langer moet werken dan ze wil, ook op tijdstippen moet werken wanneer ze geen zin heeft in het werk en/of verplicht wordt (een deel van) haar geld af te staan Voor het hof staat gelet op de bovengenoemde verklaringen voldoende vast dat [betrokkene 2] in de bewezen verklaarde periode gedwongen is geweest meer uren te werken dan ze wilde en verplicht werd een deel van haar geld af te staan. Tenslotte staat de omstandigheid dat [betrokkene 2] in de bewezenverklaarde periode een aantal malen naar het buitenland is gereisd aan een bewezenverklaring niet in de weg, omdat de mogelijkheid zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken, de uitbuitingssituatie niet uitsluit.. 9. De tenlastelegging en bewezenverklaring is onder feit 3 toegesneden op art. 250a, eerste lid aanhef en onder 1, 4 en 6 (oud) Sr, ten tijde van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode luidende: 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft: 1. degene die een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingt dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt; ; 4. degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de onder 1 genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen; ; 6. degene die een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingt dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of doormisleiding beweegt hem of haar uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen. 10. Art. 250a (oud) Sr is bij Wet van 9 december 2004 (Stb. 645) met ingang van 1 januari 2005 vervallen en geïncorporeerd in art. 273a (oud) Sr, welk laatstgenoemd artikel bij Wet van 1 juni 2006 (Stb. 300) per 1 september 2006 is vernummerd tot art. 273f Sr. Op art. 273a, eerste lid aanhef onder 1, 4, 6 en 9 (oud) Sr en art. 273f, eerste lid aanhef onder 1, 4, 6 en 9 (oud) Sr zijn de

8 tenlastelegging en bewezenverklaring van feit 4 toegespitst. Deze toen nog gelijkluidende artikelen hielden ten tijde van de tenlastegelegde periode, voor zover hier relevant, het volgende in: 1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft: 1. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen; 4. degene die een ander met een van de onder 1 genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1 genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt; 6. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander; 9. degene die een ander met een van de onder 1 genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen. 11. De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot invoering van art. 250a (oud) Sr heeft geleid, houdt in dat misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen kan worden verondersteld: 2 indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Met deze objectivering van het bestanddeel inzake misbruik wordt in artikel 250bis Sr. (nieuw) bescherming geboden aan personen die in een seksinrichting in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn en wordt zowel bestuurlijk als justitieel optreden mogelijk gemaakt tegen personen die iemand in een dergelijke situatie houden. Voorts wordt door deze objectivering van het bestanddeel misbruik justitieel optreden in het geldend recht mogelijk gemaakt tegen personen die, gebruik makend van een uitbuitingssituatie, iemand in de prostitutie brengen dan wel gebruikmakend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen met het oogmerk iemand in de prostitutie te brengen. Onder de toepassing van het nu voorgestelde artikel 250ter Sr. zullen bovendien ook diegenen vallen die gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen waarvan zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat de ander daardoor in de prostitutie belandt. De hier bedoelde uitbuitings-situaties zullen zich onder meer nogal eens voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, personen die verslaafd zijn aan verdovende middelen en zeer jonge personen. en

9 De in dit verband verboden gedragingen, bestaande in het aanwenden van dwang door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, beïnvloeden de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. De omstandigheid dat het slachtoffer reeds eerder bij prostitutie betrokken was, vormt op zich geen aanwijzing inzake vrijwilligheid. 12. In de Memorie van Antwoord wordt nog opgemerkt: 3 Het woord uitbuitingssituatie komt niet in de delictsomschrijvingen van het voorgestelde artikel 250bis, eerste lid, Sr voor maar wordt in de memorie van toelichting gebruikt ter verduidelijking van het begrip misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht in die bepaling. In die memorie wordt gesteld dat van een zodanige uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de zich prostituerende gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie. en Ten aanzien van meerderjarigen geldt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant, Dit is niet anders indien de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan. 13. In zijn arrest van 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235, NJ 2002/546 heeft de Hoge Raad onder verwijzing naar voormelde wetsgeschiedenis overwogen: dat, indien zich een situatie voordoet door de wetgever als uitbuitingssituatie aangeduid waarin de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de exploitant waarbij als een geval waarin een uitbuitingssituatie kan worden verondersteld onder meer wordt genoemd dat de prostitué(e) illegaal in Nederland verblijft degene die de betrokkene tot prostitutie heeft gebracht niet een beroep erop kan doen dat zijn opzet niet erop gericht was dat de betrokkene zich heeft overgegeven aan prostitutie als gevolg van (het gebruik van) het overwicht dat uit de desbetreffende feitelijke verhoudingen voortvloeide. 14. De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004 (Stb. 645) waarbij art. 273a (oud) Sr is ingevoerd, houdt onder meer in:

10 "ALGEMEEN 1. Inleiding Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van aantal mondiale en regionale rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel, uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. Dat zijn: (1) Het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, prostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 2001, 63), (2) Het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 68) 4, (3) het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 69), (4) het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 70), (5) het op 19 juli 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel (PbEG L 203), (6) de op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen richtlijn van de Raad tot omschrijving van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328), (7) het op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328), (8) en het op te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (...). Mensenhandel is kort gezegd het dwingen - in ruime zin - van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen. Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid. Mensenhandel is vaak grensoverschrijdend van karakter, maar behoeft dat niet te zijn. Ook binnen de landsgrenzen kunnen mensen worden verhandeld. Slachtoffers van mensenhandel in Europa zijn meestal vreemdeling, vaak illegaal. Mensensmokkel en mensenhandel zijn meestal vormen van georganiseerde criminaliteit. Maar mensensmokkelaars en mensenhandelaren kunnen ook buiten het verband van een criminele organisatie opereren. Zowel met mensensmokkel als met mensenhandel wordt veel geld verdiend. De belangrijkste wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel zijn uitbreiding van het toepassingsbereik van de strafbaarstelling van mensensmokkel en mensenhandel. Door deze wijzigingen zal de wetgeving op het terrein van mensensmokkel en mensenhandel zijn geactualiseerd en aangescherpt. Met deze wijzigingen in onze strafwetgeving en in de wetgeving van de landen die partij zijn of worden bij deze instrumenten, zal een belangrijk fundament zijn gelegd voor een effectieve strafrechtelijke aanpak - nationaal en internationaal - van deze ernstige vormen van (grensoverschrijdende) (en) (georganiseerde) criminaliteit.

11 4. Mensenhandel 4.1. Nationaal In onze wetgeving is de strafbaarstelling van mensenhandel neergelegd in artikel 250a Sr. Was de strafbaarstelling van mensenhandel in artikel 250ter (oud) Sr. vo o r 1994 nog beperkt tot vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht zonder een nadere delictsomschrijving en bestraft met een gevangenisstraf van vijf jaar, in 1994 is deze strafbepaling gemoderniseerd, voorzien van een delictsomschrijving en aangescherpt. Het begrip mensenhandel is als kwalificatie in de wettekst geïntroduceerd en de maximum gevangenisstraf is verhoogd tot zes jaar; onder strafverzwarende omstandigheden geldt een maximum van acht resp. tien jaar (artikel 250ter Sr.). Sinds 1 oktober 2000 is bij gelegenheid van de wetgeving inzake de opheffing van het algemeen bordeelverbod artikel 250ter Sr. omgezet in artikel 250a Sr. De term mensenhandel is uit het artikel geschrapt. Artikel 250a beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en - sinds 1 oktober andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen. Kenmerkend voor uitbuiting is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding, in de uitgebreide formulering in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1 : een persoon door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging daarmee dwingen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, dan wel onder deze omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die persoon zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt Internationaal Het belangrijkste onderdeel van het reeds genoemde VN Protocol inzake mensenhandel is de definitie van mensenhandel in artikel 3. Deze luidt als volgt: het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen - door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, van afpersing, fraude, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of ontvangen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon - met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat ten minste de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij of dienstbaarheid of de verwijdering van organen. Voor de vervulling van de delictsomschrijving is niet nodig dat de verhandelde persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit of diens orgaan wordt verwijderd. Het meest in het oog springende punt is de uitbreiding van het bereik van mensenhandel. Het oogmerk van mensenhandel omvat niet slechts alle vormen van seksuele uitbuiting, maar ook alle andere vormen van moderne slavernij en op de verwijdering van organen. Daarnaast worden een groot aantal handelingen (werven etc.) en een groot aantal middelen (dwang etc.) uitgeschreven. ARTIKELSGEWIJS In het algemeen gedeelte van deze memorie is reeds ingegaan op de belangrijkste voorgestelde wijzigingen. Daarom kan deze artikelsgewijze toelichting beknopt zijn. Onderdelen H en J Artikel 250a Sr. ziet op alle vormen van uitbuiting van een ander in de prostitutie, waaronder

12 hetgeen in artikel 250ter (oud) expliciet werd aangemerkt als mensenhandel. Reeds is vermeld dat de partiële herziening van de zedelijkheidswetgeving artikel 250a Sr. heeft uitgebreid tot andere vormen van seksuele dienstverlening. Het protocol en het kaderbesluit inzake de bestrijding van mensenhandel hebben betrekking op de bestrijding van mensenhandel met het oogmerk personen uit te buiten. Vanwege deze wijde en algemene strekking wordt voorgesteld om de ingevolge deze instrumenten strafbaar te stellen gedragingen te vatten in één nieuwe bepaling in titel XVIII van het Tweede Boek, gewijd aan misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Voorgesteld wordt om alle strafbaar te stellen gedragingen op te nemen in de nieuwe bepaling, en deze gedragingen - op advies van de NRM, de NVvR en de RvdR - te kwalificeren als mensenhandel. Nu deze nieuwe bepaling ook mensenhandel, gericht op seksuele uitbuiting, omvat, heeft artikel 250a geen zelfstandige betekenis meer. Het OM heeft gewezen op de grote voordelen van een dergelijke samenvoeging. Het voorgestelde artikel 273a, eerste lid, ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit. Deze bepaling geeft binnen de strafmaxima van 6 jaar en geldboete van de vijfde categorie voldoende ruimte om rekening te houden met de in aard en ernst verschillende strafbaar gestelde gedragingen. Tot de meest ernstige vormen van uitbuiting behoort uitbuiting waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is, zoals bij seksuele uitbuiting en de verwijdering van organen. De omschrijving van mensenhandel in het protocol en het kaderbesluit is anders opgebouwd dan de omschrijving van seksuele uitbuiting in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1. Dit onderdeel ziet op het met bepaalde middelen dwingen of bewegen van een persoon tot het zich beschikbaar stellen tot seksuele dienstverlening. De redactie van deze bepaling heeft primair het oog op de uitbuiting. De omschrijving van mensenhandel in de beide instrumenten heeft primair betrekking op de activiteit van de mensenhandel. Deze activiteiten zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel, de uitbuiting of de verwijdering van organen. Het gaat om een aantal gedragingen - werven, vervoeren etc. -, gepaard met middelen - dwang, geweld etc. - en gericht op uitbuiting. Uitbuiting bestaat ten minste uit een aantal met name genoemde vormen van uitbuiting: de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. In dit verband verdient vermelding dat het WODC onderzoek zal doen naar de omvang en de verschijningsvormen van moderne vormen van slavernij in Nederland. Voorgesteld wordt om in artikel 273a, eerste lid, onderdeel 1, de systematiek die in de beide instrumenten is gehanteerd, over te nemen. In het tweede lid is uitbuiting nader omschreven. Daaronder vallen in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of op slavernij of dienstbaarheid gelijkende praktijken. Opmerking verdient dat in artikel 3, onderdeel b, van het Protocol en artikel 1, tweede lid, van het Kaderbesluit - ten overvloede - is bepaald dat de instemming van het slachtoffer van mensenhandel met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant is, indien een van de dwangmiddelen is gebruikt. Deze bepalingen behoeven niet tot uitdrukkelijke wetgeving te leiden. Voorts verdient vermelding dat het Protocol spreekt van "gedwongen arbeid of diensten", terwijl het Kaderbesluit spreekt van "gedwongen of verplichte arbeid of diensten". In de Engelse versie wordt gesproken van "forced or compulsory". "Compulsory" betekent onder meer verplicht, (af)gedwongen of opgelegd, en zit dus dicht tegen "forced" aan. Nu het kaderbesluit beide begrippen naast elkaar gebruikt, verdient het aanbeveling beide begrippen op te nemen in de omschrijving van uitbuiting." 5

13 15. Omdat art. 250a (oud) Sr is geïncorporeerd in art. 273a (oud) Sr en, na vernummering, in art. 273f (oud) Sr, hebben de totstandkomingsgeschiedenis van en de rechtspraak met betrekking tot die bepalingen en art. 250ter (oud) Sr, waarin de strafbaarstelling van art. 250a (oud) Sr was opgenomen voordat deze bij wet van 28 oktober 1999 (Stb. 464) werd vernummerd tot art. 250a (oud) Sr, niet hun belang verloren, aldus HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598 m.nt. Buruma. 6 Met betrekking tot art. 273a (oud) Sr overweegt de Hoge Raad dat de vraag of sprake is van uitbuiting niet in algemene termen valt te beantwoorden, maar sterk verweven is met de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economische voordeel dat wordt behaald door de tewerksteller. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen volgens de Hoge Raad de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Daar komt bij dat voor de vervulling van de delictsomschrijving niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. In zijn conclusie vóór dit arrest gaat mijn ambtgenoot Knigge uitvoerig in op de omstandigheid of en, zo ja, in hoeverre de instemming van het slachtoffer en de vrijheid die hem of haar is gelaten van belang zijn bij de beoordeling van uitbuiting. Volgens A-G Knigge moet het oogmerk van de dader erop gericht zijn om het slachtoffer in een uitbuitingssituatie te brengen, dat wil zeggen in een situatie waarin het slachtoffer "redelijkerwijs geen andere keuze" heeft dan zich te laten exploiteren. Van onvrijwilligheid is sprake wanneer het slachtoffer objectief gezien geen (vrije) keuze heeft. Als dat het geval is doet de eventuele instemming van het slachtoffer niet meer ter zake In verband met het cassatiemiddel verdienen verder vermelding de volgende overwegingen uit het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4004, NJ 2012/68: Het Hof heeft onder het kopje "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" - voor zover hier van belang - nog het volgende overwogen: "Van de zijde van de verdachte is bepleit dat niet is voldaan aan de delictsbestanddelen van het misdrijf mensenhandel. Ten eerste hebben verdachte noch zijn medeverdachten op enig moment gebruik gemaakt van (één van) de dwangmiddelen zoals genoemd in artikel 273 f, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Verder is geen sprake van uitbuiting, zoals bedoeld in lid 2 van genoemd artikel, nu aangeefster objectief gezien een redelijk alternatief heeft gehad om zich te onttrekken aan de vermeende uitbuitingssituatie. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 merkt de raadsman nog op dat artikel 273f, eerste lid, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht niet is geschreven voor de situatie als de onderhavige en derhalve ook niet van toepassing is. Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] toen zij net meerderjarig was en in een voor [verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] kenbare kwetsbare, afhankelijke positie verkeerde, onder druk van laatstgenoemden in de prostitutie is gaan werken. [Slachtoffer 1] durfde niet te weigeren en werd door hen ook in de auto naar de werkplekken gebracht, waarbij ze het gevoel had dat ze als net 18-jarig meisje bij die jongens in de auto - ook letterlijk - geen kant op kon. [Verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] hadden haar bovendien het gevoel gegeven dat zij buiten hen niemand had en dus nergens naar toe kon. Dat gevoel van afhankelijkheid werd mede ingegeven door het feit dat zij eerst met [verdachte 2] en later met [verdachte 1] een "liefdesrelatie" had. Daarnaast werd [slachtoffer 1] door de broers [verdachte 2 en 3] en [verdachte 1] nog misleid, doordat haar werd voorgehouden dat het door haar verdiende geld zou worden besteed aan een groot huis waarin ze konden gaan wonen, terwijl zij haar verdiensten geheel of in ieder geval in belangrijke mate aan hen moest afstaan en er zelf nauwelijks iets van terugzag. In het geval van [verdachte 1] komt daarbij dat hij [slachtoffer 1] had verteld dat hij een ander (Hongaars) meisje dat voor hem in de prostitutie werkte, had mishandeld, hij tegenover [slachtoffer 1] dreigende taal gebruikte - kennelijk om duidelijk te maken wat er zou kunnen gebeuren als ze onvoldoende werkte - en haar heeft geslagen. Door al deze omstandigheden verkeerde [slachtoffer 1] in een situatie die sterk afweek van de

14 omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren en had zij in een veel mindere mate dan zulk een prostituee de mogelijkheid hierin een bewuste keuze te maken. De gebezigde bewijsmiddelen laten zien dat aan de zijde van verdachten sprake was van een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1], terwijl [verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] zich gezien bovenstaande bewijsmiddelen hiervan bewust moeten zijn geweest. De stelling van de raadsman dat zich niet het geval kan voordoen van artikel 273f, eerste lid, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, omdat [slachtoffer 1] al in de prostitutie zat toen zij naar Antwerpen werd vervoerd en zij dus niet tot prostitutie is gebracht, wordt door het hof verworpen. Reeds het een ander (telkens) vanuit Nederland naar België brengen om als prostituee te werken, houdt in het medenemen van die ander met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie. Hierbij is het niet van belang of de betrokken vrouw, op het moment dat ze op vorenbedoelde wijze wordt meegenomen, al in de seksindustrie werkzaam is of was." 2.3. ' s Hofs oordeel dat aan de zijde van de verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een combinatie van misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] zodat sprake is geweest van "uitbuiting" in de zin van art. 273f Sr, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld. 17. In zijn aan dit arrest voorafgaande conclusie heeft mijn ambtgenoot Machielse enige opmerkingen gemaakt over de beperking van de (persoonlijke) vrijheid van het slachtoffer. Ik citeer: Van een uitbuitingssituatie zal gesproken kunnen worden als betrokkene niet over eigen financiële middelen zal kunnen beschikken. De vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken als gevolg van bijvoorbeeld dwang, het misbruik maken van een overwicht of misleiding is voldoende voor het misdrijf. In de seksindustrie zal al snel sprake zijn van uitbuiting wanneer de tewerkstelling onder dwang geschiedt. Dan is de lichamelijke integriteit per definitie in het geding. De opsomming van de middelen in artikel 273f Sr waarmee het slachtoffer wordt gedwongen of bewogen moet in ruime zin worden uitgelegd. Vaak zal mensenhandel gekenmerkt worden door een waaier van gedragingen, gaande van enerzijds het voorwenden van affectie en het maken van complimenten tot anderzijds het gebruik van lichamelijk geweld. Hoe heftiger de druk wordt uitgeoefend, hoe duidelijker natuurlijk de beperking van de vrijheid van het slachtoffer zich manifesteert. Het toepassen van leugens en misleiding om het slachtoffer te bewegen tot prostitutie is op zichzelf beschouwd wellicht nog niet voldoende dwingend voor het delict van mensenhandel. Maar misleiding komt slechts zelden zelfstandig voor. Vaak maakt het deel uit van een samengesteld geheel van tactieken die door de verdachten worden aangewend om het slachtoffer onder de duim te houden en afhankelijk te laten blijven. 18. Wat de rechtspraak betreft, wijs ik ten slotte op het arrest van het Hof te s-gravenhage van 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9406, NJFS 2010/92. In die zaak ging het (onder meer) om uitbuiting van een aantal personen uit India afkomstig. Het Hof verklaarde het tenlastegelegde feit mensenhandel bewezen nu er sprake was van (excessief) lange werkdagen waarbij de slachtoffers illegaal in Nederland waren, zij op ieder willekeurig moment inzetbaar moesten zijn en de betaling niet overeenstemde met wat zou mogen worden verwacht voor het verrichten van dergelijke werkzaamheden. Voorts werden zij bedreigd en geslagen, waren de slaapomstandigheden slecht, hadden zij nauwelijks contact met de buitenwereld en geen eigen geld ter beschikking. Ook in die zaak was door de verdediging aangevoerd dat tripjes die de

15 slachtoffers hadden gemaakt als contra-indicatie voor de veronderstelde uitbuitingssituatie dienden te worden bezien. Het Hof overwoog ter zake: Verweer vakantie c.q. tripjes Door de verdediging is voorts aangevoerd dat, kort gezegd, de tripjes die betrokkene 3, betrokkene 4 en betrokkene 5 met gezin betrokkenen 1 en 2 hebben gemaakt, als contra-indicatie voor de veronderstelde uitbuitingssituatie dienen te worden bezien. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Nog daargelaten of die tripjes (uitjes, vakanties) hebben plaatsgevonden in de bewezenverklaarde periode en wat de rol dan wel de functie van de betrokkenen gedurende deze tripjes was, in ieder geval doet deelname hieraan niet af aan het feit dat betrokkene 3, betrokkene 4 en betrokkene 5. Zoals is gebleken, in de omschreven omstandigheden hebben verkeerd in de thuissituatie in de woning te s-gravenhage. 19. Dan de literatuur. Korvinus, Koster en De Jonge van Ellemeet hebben het begrip uitbuiting als volgt omschreven: "In relatie tot de seksindustrie wordt door de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondig prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Vanwege de aard van het werk is er bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie alras sprake van uitbuiting, immers de lichamelijke integriteit (een fundamenteel mensenrecht) is dan per definitie in het geding.. Uitbuiting impliceert echter wel een zekere mate van onvrijwilligheid bij degene die wordt uitgebuit. Die vrijwilligheid schuilt in de onmogelijkheid zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. In geval van maatregelen die de fysieke vrijheid rechtstreeks beperken (bijvoorbeeld opsluiting of bewaking) is onttrekking feitelijk onmogelijk. Wanneer het slachtoffer door andere dan fysieke maatregelen in de greep van zijn of haar uitbuiter wordt gehouden zou onttrekking praktisch gezien wel mogelijk zijn, maar kan de subjectieve beoordeling van het slachtoffer een beletsel vormen om zich aan die machtssfeer te kunnen onttrekken.. Uit feiten en omstandigheden moet dan wel kunnen worden vastgesteld dat het slachtoffer redelijkerwijs heeft mogen veronderstellen dat hij of zij niet op eigen kracht uit die situatie kon komen. Dit kan bijvoorbeeld gelegen zijn in de (perceptieve) consequenties van een onttrekking of in de feitelijke verblijfs- of arbeidsomstandigheden waarin het slachtoffer zich bevindt. Zo zou de onvrijheid kunnen worden gelezen in een schuldrelatie met de werkverschaffer of een derde, de culturele context, minderjarigheid of een combinatie van deze factoren. Voor deze beoordeling is van belang telkens het feitencomplex in zijn onderlinge samenhang en totaliteit te bezien. Het gaat bij uitbuiting in de zin van mensenhandel dus om grove misstanden, waarbij het slachtoffer in zijn of haar fundamentele mensenrechten wordt geschonden en ernstig beperkt is dan wel redelijkerwijs meent te zijn in de vrijheid om zich aan die situatie te onttrekken De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft deze passage letterlijk overgenomen in de vijfde rapportage. 10 Mijn ambtgenoot Knigge heeft in zijn hierboven onder 15 aangehaalde conclusie daarbij wel een kanttekening geplaatst. De vergelijking met fysieke vrijheidsberoving maakt volgens hem wel dat een onvrijheid lijkt te worden geëist die met vrijheidsbeneming op één lijn kan worden gesteld. Gesuggereerd wordt dat, als er geen fysieke belemmeringen zijn om de benen te nemen, het beletsel om zich aan de situatie te onttrekken in de subjectieve beleving van het slachtoffer is gelegen. Knigge wijst erop dat dit beletsel dan wel moet worden vastgesteld, hetgeen zware bewijseisen met zich lijkt te brengen, zulks terwijl de Hoge Raad in zijn arrest van

16 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235, NJ 2002/546 in het voetspoor van de wetgever oordeelde dat een uitbuitingssituatie mag worden verondersteld als het slachtoffer illegaal in Nederland verblijft. Daarbij komt, aldus A-G Knigge, dat de nadruk op het ontbreken van fysieke belemmeringen als het ware uitnodigt tot de conclusie dat het slachtoffer er kennelijk voor koos om te blijven, hetgeen op gespannen voet staat met art. 3 (b) van het Palermo Protocol. Voorts haalt A-G Knigge in dit verband de lijst van indicatoren van het Openbaar Ministerie aan. Deze indicatoren centreren zich deels rond de afhankelijkheid van de tewerkgestelde en de mate van onvrijheid waarmee de tewerkstelling gepaard gaat. De andere indicatoren zien op de (slechte) arbeidsvoorwaarden en op het economisch gewin dat als gevolg daarvan door de werkgever wordt behaald. Men zou in navolging van Knigge kunnen spreken van communicerende vaten: hoe groter de onvrijheid, hoe minder belangrijk het economisch gewin wordt. Eenzelfde mate van onvrijheid als waardoor gedwongen arbeid en slavernij worden gekenmerkt, hoeft bij daarvan afwijkende vormen van uitbuiting niet te worden geëist, nu daarbij ook andere factoren meewegen. 21. In soortgelijke bewoordingen laat Machielse zich over uitbuiting uit in Noyon/Langemeijer/Remmelink: Wanneer van uitbuiting kan worden gesproken heeft de wetgever aan de rechter overgelaten. In het kader van art. 273f ( is wel met een beroep op de wetsgeschiedenis verdedigd dat het belang van de bescherming van fundamentele mensenrechten hier voorop dient te staan. Alleen wanneer de menselijke waardigheid, de lichamelijke integriteit of de persoonlijke vrijheid in het geding zijn, zou er van uitbuiting sprake kunnen zijn. Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie ligt het aannemen van uitbuiting voor de hand. Maar ook gedwongen tewerkstelling zal uitbuiting opleveren omdat er sprake is van een inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Uitbuiting veronderstelt een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping. Dat behoeft geen totale feitelijke restrictie te betekenen, maar kan ook bestaan in het bemoeilijken van de mogelijkheid aan de situatie te ontkomen, in bedreigingen van achtergebleven relaties, in verregaande financiële afhankelijkheid. Of er sprake is geweest van uitbuiting is volgens de Hoge Raad niet in algemene woorden te formuleren, maar hangt af van de omstandigheden van het geval waarbij bijvoorbeeld betekenis toekomt aan de aard en de duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de tewerkgestelde meebrengt, het voordeel dat door de tewerksteller wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven en normen dienen als referentiekader te worden gehanteerd. Niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit Lestrade & Rijken concluderen dat uitbuiting onvrijheid bij de uitgebuite persoon veronderstelt waar de uitbuiter van profiteert. 12 De mate van onvrijheid zal per situatie verschillen. Wanneer de vrijheidsbeperking gering is, zal het gewicht meer komen te liggen op het (economisch) gewin voor de uitbuiter, terwijl de omvang van het profijt van de uitbuiter minder relevant wordt naarmate de vrijheidsbeperking toeneemt. (Vgl. de eerder beschreven communicerende vaten van Knigge in dit verband). De auteurs verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt naar de hiervoor onder 14 weergegeven Memorie van Toelichting; daaruit blijkt volgens hen dat bij uitbuiting kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Zij constateren aan de hand van de arresten van 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6691, RvdW 2011/944 en 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4004, NJ 2012/68 dat de Hoge Raad in diverse zaken betreffende seksuele exploitatie deze lezing als uitgangspunt heeft genomen. 23. Terug naar de onderhavige zaak. Het middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, berust met betrekking tot de tenlastegelegde feiten 3 en 4 op de opvatting dat geen sprake is van uitbuiting nu de aangeefster in bepaalde perioden fysiek uit de macht van verzoeker weg was en zij zich toen dus daadwerkelijk kon onttrekken aan de uitbuitingssituatie (de door de steller van

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2909 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 15/04458 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd Rechtsgebieden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:554. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2016:554. Uitspraak ECLI:NL:HR:2016:554 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 05-04-2016 Datum publicatie 05-04-2016 Zaaknummer 15/00430 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2014:9416, bekrachtiging/bevestiging.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 24-01-2012 Datum publicatie 27-01-2012 Zaaknummer 06/850686-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Hoge Raad, 08/03895 Print uitspraak

Hoge Raad, 08/03895 Print uitspraak Hoge Raad, 08/03895 Print uitspraak ak: 27-10-2009 atie: 27-10-2009 Straf re: Cassatie tie: OM-cassatie. Mensenhandel. Art. 273a (oud) Sr. 1. Misbruik. 2. Uitbuiting. Ad 1. De totstandkomingsgeschiedenis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHARL:2014:3064 ECLI:NL:GHARL:2014:3064 Instantie Datum uitspraak 15-04-2014 Datum publicatie 15-04-2014 Zaaknummer 21-000541-12 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/963658-14 (LP) (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 21-10-2011 Datum publicatie 21-10-2011 Zaaknummer 06/940112-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 04-01-2011 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaaknummer 07.620273-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer 23-004114-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-05-2006 Datum publicatie 23-05-2006 Zaaknummer 21-000822-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2521. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2016:2521. Uitspraak ECLI:NL:HR:2016:2521 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 09-11-2016 Zaaknummer 15/00531 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:796, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:164,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 23-06-2016 Datum publicatie 04-01-2017 Zaaknummer 22-004558-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak: 07-10-2010 Datum publicatie: 08-10-2010 Zaaknummer: 14.810141-07 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:GHARL:2013:4611 ECLI:NL:GHARL:2013:4611 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer: 24-002670-09 Uitspraak d.d.: 1 juli 2013 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:GHARL:2013:4611 ECLI:NL:GHARL:2013:4611 Instantie Datum uitspraak 01-07-2013 Datum publicatie 01-07-2013 Zaaknummer 24-002670-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. ECLI:NL:GHARL:2015:7181 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 25-09-2015 Datum publicatie: 25-09-2015 Zaaknummer: 21-004143-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 09-07-2015 Datum publicatie: 13-07-2015 Zaaknummer: 08.963556-14 (LP) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9415

ECLI:NL:GHARL:2014:9415 ECLI:NL:GHARL:2014:9415 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005927-13 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2936

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 Gerechtshof s-hertogenbosch Datum uitspraak: 17-09-2010 Datum publicatie: 17-09-2010 Zaaknummer: 20-003936-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:940. Uitspraak. Arrest HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Strafrecht. Zaaknummer: 13/06358. Datum uitspraak: 14 april 2015

ECLI:NL:HR:2015:940. Uitspraak. Arrest HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Strafrecht. Zaaknummer: 13/06358. Datum uitspraak: 14 april 2015 ECLI:NL:HR:2015:940 Uitspraak Arrest HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Strafrecht Zaaknummer: 13/06358 Datum uitspraak: 14 april 2015 Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2015:2577 ECLI:NL:GHARL:2015:2577 Uitspraak Arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Strafrecht Parketnummer: 21-008157-13 Datum uitspraak: 9 april 2015 Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 19-12-2016 Zaaknummer 18-730123-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2013:669 Uitspraak 10 september 2013 Strafkamer nr. 12/03804 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 26 juli 2012,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 20-03-2014 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/865006-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 Instantie Datum uitspraak 26-07-2012 Datum publicatie 08-08-2012 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000638-11 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ4976

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ4976 ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ4976 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 17-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer 17/880032-11 VON Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHAMS:2016:709 ECLI:NL:GHAMS:2016:709 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2016 Datum publicatie 23-03-2016 Zaaknummer 23-001797-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer 23-1709-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer ECLI:NL:HR:2016:529 Instantie: Hoge Raad Datum uitspraak: 29-03-2016 Datum publicatie: 30-03-2016 Zaaknummer: 14/06384 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Cassatie Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 13-11-2014 Datum publicatie: 28-11-2014 Zaaknummer: 22-000767-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 09-08-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 22-000623-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2013:14050 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak: 24-12-2013 Datum publicatie: 25-06-2014 Zaaknummer: 15/740698-13 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2010:BO2994

ECLI:NL:GHARN:2010:BO2994 ECLI:NL:GHARN:2010:BO2994 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 19-10-2010 Datum publicatie 05-11-2010 Zaaknummer 21-004191-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9416

ECLI:NL:GHARL:2014:9416 ECLI:NL:GHARL:2014:9416 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005710-13 Formele relaties: Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:1485

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 20-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/760032-15(P) Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 21-11-2014 Datum publicatie: 06-01-2015 Zaaknummer: 13-730021-13 Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg- meervoudig Uitspraak Vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BJ3458 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/12272

ECLI:NL:PHR:2009:BJ3458 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/12272 ECLI:NL:PHR:2009:BJ3458 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 08-09-2009 Datum publicatie 08-09-2009 Zaaknummer 07/12272 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2011:BQ6691

ECLI:NL:PHR:2011:BQ6691 ECLI:NL:PHR:2011:BQ6691 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 05-07-2011 Datum publicatie 05-07-2011 Zaaknummer 09/04436 Formele relaties Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ9385 Arrest

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO0437

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO0437 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO0437 Rechtbank Groningen Datum uitspraak: 14-10-2010 Datum publicatie: 14-10-2010 Zaaknummer: 18/670028-10 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:RBROT:2014:2715 ECLI:NL:RBROT:2014:2715 Uitspraak Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 09-04-2014 Datum publicatie: 09-04-2014 Zaaknummer: 10/750175-11 Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659 ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 18-04-2011 Zaaknummer 23-000014-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Zwolle afdeling civiel recht zaaknummer gerechtshof 200.128.246 (zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 137888) beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer 23-004614-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis ECLI:NL:GHARL:2016:10657 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 21-002071-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:789, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2015:2590 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 14/06384

ECLI:NL:PHR:2015:2590 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 14/06384 ECLI:NL:PHR:2015:2590 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 13-10-2015 Datum publicatie 30-03-2016 Zaaknummer 14/06384 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9793

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9793 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9793 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 29-06-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 24-001259-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 ECLI:NL:RBMNE:2013:5594 Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht Parketnummer: 16/711877-11 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3621

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3621 ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3621 Instantie: Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak: 26-04-2010 Datum publicatie: 10-08-2010 Zaaknummer: 22-003619-08 em 22-003108-07 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2012:BX0121

ECLI:NL:RBROT:2012:BX0121 ECLI:NL:RBROT:2012:BX0121 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 11-05-2012 Datum publicatie 02-07-2012 Zaaknummer 10/603057-06 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-gravenhage van 17 februari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-gravenhage van 17 februari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte: ECLI:NL:GHDHA:2013:3398 Uitspraak Rolnummer: 22-001264-10 Parketnummer: 09-754074-09 Datum uitspraak: 6 september 2013 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen

Nadere informatie

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Rechten van slachtoffers Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Mensenhandel is een schending van de rechten van talloze mensen in Europa en daarbuiten en beïnvloedt hun leven.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Mensenhandel. Datum gegenereerd: :32:14

Mensenhandel. Datum gegenereerd: :32:14 Mensenhandel De webapp Mensenhandel is ontwikkeld om signalen van mensenhandel snel en treffend te herkennen. De App beschrijft onder andere: wat mensenhandel is, verschillende uitbuitingsvormen, het verschil

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 464 Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:RBMNE:2017:469 ECLI:NL:RBMNE:2017:469 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-02-2017 Datum publicatie 03-02-2017 Zaaknummer 16.706608-16 (P) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:1008

ECLI:NL:GHARL:2016:1008 ECLI:NL:GHARL:2016:1008 Instantie Datum uitspraak 12-02-2016 Datum publicatie 12-02-2016 Zaaknummer 21-009043-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie