In strijd met Europese BTW-regelgeving?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "In strijd met Europese BTW-regelgeving?"

Transcriptie

1 De integratielevering In strijd met Europese BTW-regelgeving? Auteur: S. van der Laan ANR: Begeleider: W.J.C. de Bakker Examencommissie: Prof. Dr. H.W.M. van Kesteren W.J.C. de Bakker

2 De integratielevering In strijd met Europese BTW-regelgeving? Auteur: Stef van der Laan ANR: Afstudeerbegeleider: W.J.C. de Bakker Examencommissie: Prof. Dr. H.W.M. van Kesteren / W.J.C. de Bakker Plaats: Helmond Datum : 12 augustus 2013

3 Voorwoord Om af te kunnen studeren aan de opleiding Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg (UvT) heb ik mijn masterthesis geschreven. Aangezien het vakgebied BTW mij zeer intrigeert en er op het gebied van onroerende zaken in de BTW recente ontwikkelingen gaande zijn, heb ik onderzocht of er een mogelijke heffing optreedt bij vervaardiging van voornamelijk onroerende zaken door ondernemers die voor de BTW vrijgestelde prestaties verrichten. Het gaat hierbij om de zogenaamde integratielevering. Vervolgens heb ik onderzocht of de Nederlandse regeling inzake de integratielevering mogelijk in strijd is met Europese BTW-regelgeving. Er bestaan in de praktijk en de rechtspraak namelijk veel onduidelijkheden betreffende de huidige integratielevering. De houdbaarheid van de nationale regelgeving is hierbij veelal aan de orde. Daarnaast heb ik een alternatief geschetst en aangegeven op welke wijze het systeem met betrekking tot de integratielevering het meest efficiënt kan worden gewijzigd. Het schrijven van mijn masterthesis was een erg aangename en leerzame ervaring. Tevens heb ik veel informatie opgedaan, welke ik o.a. kan gebruiken bij mijn dagelijkse werkzaamheden. Voornamelijk gebruik ik de opgedane theoretische kennis bij het verzorgen van het vakgebied BTW in het tweede leerjaar van de opleiding Fiscaal Recht en Economie. Hierbij spreek ik graag mijn dank uit aan de heer De Bakker van de Uvt en mijn collega Michel Middendorp van de Fontys Hogeschool te Eindhoven voor de zeer goede begeleiding bij het schrijven van mijn masterthesis. Stef van der Laan Helmond, 12 augustus 2013 I

4 Lijst met afkortingen Advocaat Generaal A-G Artikel Art. Beslissingen in belastingzaken Nederlandse Belastingrechtspraak BNB Belasting op de toegevoegde waarde BTW Btw-richtlijn BTW-rtl Burgerlijk Wetboek BW En dergelijke e.d. En verder e.v. Europese Gemeenschap(pen) EG Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans EU) HvJ EG (EU) Hoge Raad der Nederlanden HR Juncto (in verbinding met) Jº Maandblad Belasting Beschouwingen MBB Memorie van Toelichting (Tweede Kamer) MvT Nota bene (let wel) NB. Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht NTFR Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede Kamer) NV Onder andere o.a. Overdrachtsbelasting OVB Publicatieblad PB Rechtbank Rb Rechtsoverweging r.o. Uitvoeringsbeschikking BTW 1968 UB OB 1968 Vakstudie Nieuws V-N Weekblad Fiscaal Recht WFR Wet op belastingen van rechtsverkeer Wet BRV Wet op de BTW 1968 Wet OB 1968 II

5 Inhoudsopgave VOORWOORD... I LIJST MET AFKORTINGEN... II 1 INLEIDING INLEIDING PROBLEEMSTELLING METHODE VAN ONDERZOEK OPBOUW MASTERTHESIS ALGEMENE BEPALINGEN INLEIDING SYSTEEM VAN DE BTW ONDERNEMERSCHAP BELASTBARE FEITEN VRIJSTELLINGEN CONCLUSIE ONROEREND GOED BEPALINGEN INLEIDING DEFINITIE NATREKKING DEFINITIE VERVAARDIGING In wezen nieuwbouw Conclusie begrip vervaardigen SAMENLOOPVRIJSTELLING OVERDRACHTSBELASTING Woningstichting Maasdriel DE INTEGRATIELEVERING INLEIDING NATIONALE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE INTEGRATIEHEFFING De doelstelling van de wetgever betreffende de integratielevering Aftrek voorbelasting ingevolge de integratielevering HET TIJDSTIP VAN EERSTE INGEBRUIKNEMING COMPLEX- EN UNITTHEORIE Leegstand Conclusie DE EUROPESE BTW-REGELGEVING INLEIDING EUROPESE BTW-REGELGEVING MET BETREKKING TOT DE INTEGRATIELEVERING De reikwijdte van de integratielevering Maatstaf van heffing III

6 5.3 HOF VAN JUSTITIE EG: DEFINITIE INTEGRATIELEVERING Vlaardingen Definitie betaald Waardering grond CONCLUSIE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN INLEIDING CONCLUSIES AANBEVELINGEN LITERATUURLIJST IV

7 1 Inleiding 1.1 Inleiding Deze masterthesis heeft betrekking op het vakgebied omzetbelasting (BTW). In deze masterthesis wordt aandacht besteed aan een aantal ontwikkelingen binnen het vakgebied en de rechtspraak. Een van deze (recente) ontwikkelingen in de BTW ziet voornamelijk op de onroerende zaak. De ontwikkelingen betreffende de onroerende zaken die in deze masterthesis worden beschreven zien op de zogenaamde integratielevering. Binnen deze levering staan enkele begrippen centraal, bijvoorbeeld natrekking en vervaardiging. In deze masterthesis zal worden beschreven wanneer sprake is een integratielevering en/of er vervolgens recht bestaat op bijvoorbeeld aftrek voorbelasting. De mogelijke verschuldigdheid van overdrachtsbelasting wordt hierbij ook beschreven. Daarnaast zal aan bod komen wat de gevolgen zijn voor de BTW als de functie van een onroerende zaak wijzigt. Vaak worden onroerende zaken voor de BTW voor verschillende doeleinden gebruikt. In zijn arrest van 19 november heeft de Hoge Raad namelijk een nieuw vervaardigingcriterium voor de BTW geïntroduceerd. Het nieuwe criterium kan vervolgens gevolgen hebben voor de aftrek voorbelasting. Bij gewijzigd gebruik (wijziging in de verhouding vrijgesteld/belast gebruik) kunnen de herzieningsregels namelijk toepassing vinden. In de Wet OB 1968 is de integratielevering opgenomen als een belastbaar feit. Het betreft een zogenoemde fictieve levering. De afgelopen jaren is er veel discussie omtrent de nationale integratielevering. De Hoge Raad heeft bijvoorbeeld in zijn arrest van 13 mei aan het Hof van Justitie de vraag gesteld of BTW kan worden geheven bij de ingebruikname van een onroerend goed door een belastingplichtige voor vrijgestelde doeleinden, in een geval waarin het onroerend goed bestaat uit een op eigen grond en in zijn opdracht tegen vergoeding door een derde opgeleverd (bouw)werk. Hierbij is van belang of de grond voorheen door de belastingplichtige voor van BTW vrijgestelde bedrijfsdoeleinden werd gebruikt, en door de belastingplichtige voor die eigen grond niet eerder aftrek van BTW is genoten. Dit zal namelijk als gevolg hebben dat (de waarde van de) eigen grond in de heffing van BTW wordt betrokken? De eerste ontwikkeling betreft de vraag of de nationale (Nederlandse) integratielevering niet te ruim wordt toegepast. Daarnaast is het de vraag of het nieuwe criterium van vervaardiging invloed heeft op de integratielevering, zoals deze in onze wetgeving is opgenomen. Een andere ontwikkeling die gaande is, betreft de maatstaf van heffing van de integratielevering. De hoogte van de vergoeding staat dus ter discussie. 1 Hoge Raad 19 november 2010, nr. 08/01021, V-N 2010/ Hoge Raad 13 mei 2011, nr. 09/03108, BNB 2011/196. 1

8 De houdbaarheid van de huidige nationale integratielevering is in het geding. Het is dus de vraag of de nationale integratielevering richtlijnconform is. Ik zal het bovenstaande gaan onderzoeken. Tevens zal ik waar mogelijk alternatieven bespreken. 1.2 Probleemstelling Voor een goede uitwerking van het bovenstaande, staat in deze masterthesis de volgende probleemstelling centraal: In hoeverre verhoudt het huidige Nederlandse systeem, betreffende de integratielevering, zich tot de Europese BTW-regelgeving? Om tot een antwoord te komen op deze probleemstelling dienen eerst de volgende deelvragen beantwoord te worden: 1. Wanneer is sprake van natrekking? 2. In welke situatie is sprake van vervaardiging? 3. Wat zijn de gevolgen van vervaardiging? 4. Wanneer is sprake van een integratielevering? 5. Wat is het doel en het effect van de integratielevering? 6. Op welk moment wordt de integratielevering bepaald? 7. In hoeverre bestaat recht op aftrek voorbelasting, indien sprake is van een integratielevering? 8. Wat wordt verstaan onder de Europese BTW-regelgeving? 9. Hoe wordt bepaald of een (nationale) bepaling al dan niet verenigbaar is met de Europese BTW-regelgeving? 10. In hoeverre voldoet de nationale integratielevering aan de Europese BTW-regelgeving? 1.3 Methode van onderzoek Door middel van een literatuuronderzoek zal ik tot een antwoord komen op de door mij geformuleerde probleemstelling. Hierbij zullen wetsartikelen, jurisprudentie, besluiten en vakliteratuur veelvuldig aan bod komen. In het bijzonder wordt gebruik gemaakt van de databanken NDFR en Kluwer Navigator. 1.4 Opbouw masterthesis Om bovenstaande probleemstelling en deelvragen goed uit te werken zal de opbouw van de masterthesis er als volgt uit zien: in het tweede hoofdstuk van deze masterthesis wordt een weergave gegeven van algemene bepalingen betreffende de omzetbelasting. Wanneer sprake is van natrekking en vervaardiging wordt beschreven in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt de integratielevering uitvoerig in hoofdstuk 4 behandeld. Vervolgens vindt u in hoofdstuk 5 de toetsing van de bepaling van de integratielevering aan de Europese BTW-regelgeving. Hierbij zal ik mogelijke relevante jurisprudentie bespreken. De conclusies en aanbevelingen worden beschreven in hoofdstuk 6. Hierbij zullen tevens mogelijke alternatieven voor de huidige werking van de integratielevering worden besproken. 2

9 2 Algemene bepalingen 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal in het kort het systeem van de BTW worden beschreven. Tevens zal het begrip ondernemerschap worden besproken. Vervolgens zullen de verschillende prestaties binnen de Wet OB 1968 worden beschreven, aangezien deze mede van belang zijn voor de in deze masterthesis centraal staande integratielevering. 2.2 Systeem van de BTW De BTW is binnen de Europese Unie geharmoniseerd. Dit heeft als gevolg dat alle Lid-Staten van de EU in de nationale BTW wetgevingen, de gegeven Btw-richtlijn in acht moeten nemen. De bepalingen van de Btw-richtlijn dienen door de Lid-Staten in de nationale wetgevingen te worden vertaald. Het systeem van de BTW houdt in dat de belasting wordt berekend over de toegevoegde waarde. Ondernemers moeten dan ook over de door hun gerealiseerde omzet BTW te betalen. De ondernemer heeft bij het verrichten van belaste prestaties, recht op aftrek voorbelasting. Ondernemers brengen de aan hen in rekening gebrachte BTW dus in beginsel direct in aftrek. Kenmerkend voor de BTW is dat het een indirecte verbruiksbelasting is. De Wet OB 1968 heeft de intentie om de consumptieve bestedingen van particulieren en daarmee gelijkgestelden, de consument, te belasten. Degene die de BTW betaalt is dan ook niet degene op wie de BTW drukt. De heffing vindt namelijk plaats bij de ondernemers. De BTW is al bij de prijs van goederen en diensten inbegrepen voor de consument. Er wordt een algemene verbruiksbelasting geheven ter zake van de levering van goederen en diensten. 3 De eindverbruiker betaalt (de consument en van BTW vrijgestelde en niet BTWplichtige personen) dus uiteindelijk de BTW. 4 De eindverbruiker is veelal de consument, maar het is tevens mogelijk dat dat de afnemer, zijnde een ondernemer, de aan hem in rekening gebrachte BTW niet of slechts gedeeltelijk in aftrek kan brengen. 5 Hiervan is sprake indien de ondernemer vrijgestelde prestaties verricht. 6 Een uitzondering voor de indirecte wijze van de heffing van BTW betreft de fictieve (interne) leveringen van goederen en de fictieve (interne) diensten binnen een organisatie. 7 De BTW wordt geheven van de ondernemer zelf. 2.3 Ondernemerschap De belastingplichtige is de ondernemer, in de zin van de omzetbelasting. Alleen BTWondernemers kunnen dan ook BTW verschuldigd zijn. De BTW heeft in de nationale wet een eigen ondernemersbegrip opgenomen, dat afwijkt van het ondernemersbegrip zoals we deze in andere belastingwetten kennen. 3 Zie art. 1, lid 2 Btw-rtl. 4 Zie art. 1 Wet OB 1968 (art. 2 Btw-rtl). 5 Zie art. 2 Jº art. 15 Wet OB Art. 168 Btw-rtl geeft tevens aan dat alleen voor belaste handelingen aftrek voorbelasting geldt. 6 Zie art. 11 Wet OB Zie art. 3, lid 3 Wet OB 1968 en art. 4, lid 2 Wet OB

10 Onder een ondernemer 8 wordt verstaan: eenieder die zelfstandig een bedrijf uitoefent. Het begrip bedrijf is in de wet uitgebreid tot beroep en exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. 9 De Btw-richtlijn merkt als belastingplichtige aan: een ieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. 10 De Hoge Raad is van oordeel dat de nationale bepaling van ondernemerschap dezelfde strekking heeft als het begrip belastingplichtige in de Btw-richtlijn Belastbare feiten Als sprake is van ondernemerschap voor de omzetbelasting, dan moet gekeken worden naar de prestatie die wordt verricht, wil er aan belastingheffing worden toekomen. Voor de Wet OB 1968 wordt BTW geheven over de in de wet opgenomen belastbare handelingen. 12 De Wet OB 1968 kent vier belastbare feiten, vier soorten prestaties die tot verschuldigdheid van BTW leiden. Dit zijn leveringen 13, diensten 14, intracommunautaire verwervingen 15 en invoer 16. Onder de levering van goederen wordt verstaan, de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken. 17 In artikel 3, lid 1, onderdeel a Wet OB 1968 wordt o.a. uitgegaan van het leveringsbegrip zoals we dat ook in het civiele recht kennen: overdracht of overgang ingevolge een overeenkomst. 18 De gewone koop en verkoop dus. Daarnaast kan de overdracht van de economische eigendom van een (on)roerend goed leiden tot een levering voor toepassing van de Wet OB Er dient dan te worden beoordeeld of de macht om als eigenaar over een (on)roerend goed te beschikken wordt overgedragen. Hierbij zijn de afspraken tussen partijen leidend. 19 Bepaalde handelingen worden voor de BTW gelijkgesteld aan een belastbare levering van goederen. 20 Een van belang voor deze masterthesis zijnde handeling betreft de oplevering van een onroerende zaak, door degene die de zaak heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen. 21 Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij de oplevering van een onroerende zaak door een aannemer, die op de grond van een opdrachtgever heeft gebouwd. 8 Art. 7, lid 1 Wet OB Zie art. 7, lid 1 en 2, onder a en b Wet OB Zie art. 9 Btw-rtl. 11 Hoge Raad 2 mei 1984, nr , BNB 1984/ Art. 1 Wet OB In art. 2 van de Btw-rtl is unierechtelijk bepaald welke handelingen belastbaar zijn voor de heffing van BTW. 13 Art. 3 Wet OB Art. 4 Wet OB Art. 17a Wet OB Art. 18 Wet OB Art. 14 Btw-rtl. Zie tevens art. 3, lid 1, onderdeel a Wet OB Deze bepaling sluit aan bij het bepaalde in art. 14, lid 1, Btw-rtl. 19 Zie hiervoor het arrest Safe (HvJ EU 8 februari 1990, zaak C-320/88). Het HvJ EU oordeelde dat de overdracht van de macht om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken als een levering van een goed kan worden beschouwd, ondanks het feit dat geen overdracht van de juridische eigendom plaatsvindt. 20 Zie art. 3, lid 1 onderdeel b t/m onderdeel f Wet OB Art. 3, lid 1, letter c Wet OB Unierechtelijk is in art. 14, lid 3, Btw-rtl bepaald dat lidstaten de mogelijkheid hebben de oplevering van onroerende zaken als een levering van goederen te beschouwen. 4

11 Volgens het Nederlandse civiele recht wordt de eigenaar van de grond namelijk tevens eigenaar van de op de grond gebouwde onroerende zaak (door natrekking 22 ). Daarnaast zijn een drietal fictieve (interne) leveringen 23 gelijkgesteld met een belaste levering, namelijk het onttrekken van een goed uit zijn bedrijf voor andere dan bedrijfsdoeleinden, bijvoorbeeld overbrengen naar privé, het bestemmen voor bedrijfsdoeleinden van in het eigen bedrijf gemaakte goederen, de zogenoemde integratielevering, en het onder zich hebben van ondernemingsgoederen bij bedrijfsbeëindiging (staking). De integratielevering wordt uitvoerig beschreven in hoofdstuk 4 e.v. Unierechtelijk is bepaald dat als integratielevering wordt aangemerkt en gelijkgesteld wordt met een levering van goederen onder bezwarende titel, het voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat in het kader van het bedrijf van de belastingplichtige is vervaardigd, gebouwd, gewonnen, bewerkt, aangekocht of ingevoerd, indien het van een andere belastingplichtige betrekken van een dergelijk goed hem geen recht zou geven op volledige aftrek van de BTW. 24 De nationale wetgever heeft alleen de in het eigen bedrijf vervaardigde goederen als belaste levering gelijkgesteld. 25 Diensten betreffen elke handeling, niet zijnde een levering van goederen. 26 Het verschil tussen de levering van goederen en diensten is voornamelijk van belang voor het bepalen van de plaats van de prestatie en het tarief van de omzetbelasting. De belastbare prestaties, intracommunautaire verwervingen en invoer, zullen niet worden besproken in deze masterthesis. 2.5 Vrijstellingen Niet alle prestaties die door ondernemers worden verricht zijn belast met omzetbelasting. In de nationale wetgeving is een groot aantal vrijgestelde prestaties opgenomen. 27 Let op: het gaat in dit geval om prestaties die zijn vrijgesteld (het object) en niet om ondernemers die zijn vrijgesteld (het subject). Bepaalde prestaties worden dus buiten de heffing van de BTW gehouden. De kenmerken van een vrijgestelde prestatie zijn: over de prestatie is geen BTW verschuldigd en de ondernemer heeft met betrekking tot dezelfde prestatie geen recht op aftrek voorbelasting. Bij de uitleg van de vrijstellingen wordt de doelstelling van de vrijstelling in ogenschouw genomen. Vrijstellingen hebben voornamelijk ten doel ervoor te zorgen dat de prestaties (bijvoorbeeld medische verzorging of het beoefenen van sport) niet ontoegankelijk worden vanwege de verhoogde kosten, die de BTW-heffing met zich meebrengt. De vrijstellingen zijn van belang voor de in deze masterthesis centraal staande integratielevering. Deze levering kan alleen plaatsvinden indien een ondernemer vrijgestelde prestaties verricht en vervolgens een goed vervaardigt. De heffing bij deze levering voorkomt dat door het maken van goederen in eigen bedrijf, anders dan door de aanschaf van dat goed bij een derde, géén BTW wordt betaald over bepaalde kostencomponenten, waarop in beginsel geen BTW drukt (bijvoorbeeld loonkosten, maar vooral ook grond). 22 Zie art. 5:14 lid 1 BW. Eigenaar van een hoofdzaak wordt eigenaar van de gehele zaak, inclusief bestanddelen. Zie verder paragraaf Art. 3, lid 3 Wet OB Art. 18 Btw-rtl. 25 Zie art. 3, lid 3, letter b Jº art. 3, lid 9 Wet OB Art. 24 Btw-rtl. De nationale bepaling van art. 4, lid 1 Wet OB 1968 is conform deze richtlijn. 27 Art. 11 Wet OB

12 Er zou dan een concurrentievoordeel ontstaan. Deze heffing sluit dan ook aan bij de neutraliteitsgedachte 28 van de Wet OB De hoofdregel bij de levering van onroerende zaken, is dat de levering in beginsel is vrijgesteld van BTW. 29 Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein voor, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein. 30 Dit houdt dus in dat de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen belast zijn met BTW. De tweede uitzondering betreft de mogelijkheid van partijen (verkoper en afnemer) om voor de leveringen van de onroerende zaak en rechten waaraan deze zijn onderworpen, te opteren voor een met BTW belaste levering. 31 De onroerende zaak moet dan wel worden gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van BTW bestaat. Tevens dienen de verkoper en de afnemer van de onroerende zaak een gezamenlijk verzoek in te dienen voor een met BTW belaste levering. Het verzoek behoeft niet te worden gedaan indien de BTW belaste levering blijkt uit de opgestelde notariële akte. 2.6 Conclusie De BTW betreft een unierechtelijke indirecte verbruiksbelasting. De intentie van de Wet OB 1968 is om de consumptieve bestedingen van particulieren en daarmee gelijkgestelden, de consument, te belasten. Ter wille van de werkbaarheid en de controleerbaarheid is er voor gekozen om de ondernemer die de goederen levert aan de consument of de diensten verricht als belastingplichtige (tussenpersoon) aan te wijzen. De ondernemer berekent aan zijn afnemers over al zijn verrichtingen omzetbelasting. De ondernemer voldoet vervolgens aan de fiscus de van zijn afnemers ontvangen omzetbelasting, na aftrek van de voorbelasting. Alleen binnenlandse bestedingen worden door de heffing van BTW getroffen. Slechts consumptief gebruik en verbruik van goederen en diensten wordt dus belast voor zover dat in Nederland plaatsvindt. Er moet dan ook sprake zijn van de vier genoemde belastbare feiten, om tot verschuldigdheid van BTW te kunnen komen. 28 Het neutraliteitsbeginsel houdt in dat dezelfde economische activiteiten een gelijke behandeling dienen te krijgen, ongeacht het oogmerk of resultaat van die activiteiten. Zie hiervoor HvJ EU, 14 februari 1985, zaak C-268/83 (Rompelman). 29 Zie art. 11, lid 1, onderdeel a Wet OB Dit blijkt tevens uit art. 135, lid 1, letter j en k Btw-rtl. 30 Art. 11, lid 1, onderdeel, onder 1 Wet OB Zie tevens art. 12, lid 1 Btw-rtl. 31 Art. 11, lid 1, onderdeel a, onder 2 Wet OB

13 3 Onroerend goed bepalingen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal de onroerende zaak centraal staan. De reden hiervoor is dat de integratielevering veelal van toepassing is op onroerende zaken. Daarnaast is het (financiële) belang hiervan vaak groter. Er zal aandacht worden geschonken aan het begrip natrekking (paragraaf 3.2). Daarnaast is de betekenis van het begrip vervaardigen (paragraaf 3.3) van groot belang, omdat de in eigen bedrijf vervaardigde goederen voor bedrijfsdoeleinden, waarvoor geen volledig recht op aftrek van voorbelasting bestaat, als (integratie)leveringen worden aangemerkt. Er moet dus sprake zijn van een vervaardigd goed wil sprake zijn van een integratielevering. Tevens komt in dit hoofdstuk de overdrachtsbelasting aan bod, waarbij de mogelijke samenloop met BTW wordt weergeven. 3.2 Definitie natrekking Om het mogelijk te maken om BTW te kunnen heffen dient sprake te zijn van een belastbaar feit voor de Wet OB Omdat in deze masterthesis de integratielevering centraal staat, zal alleen de levering als belastbaar feit worden beschreven. In de Wet OB 1968 is opgesomd welke prestaties als levering van goederen worden beschouwd. 33 Er is sprake van een levering voor de Wet OB 1968 bij de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. 34 Vervolgens zijn er diverse fictieve leveringsbepalingen in de Wet OB 1968 opgenomen. 35 Civielrechtelijk is er namelijk in veel gevallen geen sprake van een levering. De reden voor het opnemen van de fictieve leveringsbepalingen in de Wet OB 1968 is dan ook om de prestaties onder het bereik van de Wet OB 1968 te brengen. De correcties hebben tot doel de neutraliteit binnen de Wet OB 1968 te waarborgen. Enerzijds ziet het bijvoorbeeld op een heffing bij belastingplichtigen die een goed uit eigen bedrijf onttrekken. Wanneer er geen heffing van BTW zal volgen, zouden de goederen vrij van BTW bij de eindverbruiker (consument) terechtkomen. Tevens heeft de belastingplichtige de BTW in aftrek kunnen brengen. De heffing werkt dus corrigerend. Dit sluit tevens aan bij de heffing betreffende vrijgestelde prestaties, waarbij een redelijke heffing wordt nagestreefd tussen de situatie dat de ondernemer de goederen in eigen bedrijf vervaardigt in plaats van deze inkoopt bij een derde. Indien bijvoorbeeld een onderneming grond zelf al in eigendom heeft en op deze grond door een aannemer een onroerende zaak laat plaatsen, is sprake van een fictieve levering. 36 In de Wet OB 1968 staat namelijk het volgende: leveringen van goederen zijn: de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11 lid 4 Wet op de omzetbelasting Zie art. 1 Wet OB Zie art. 3 Wet OB Zie art. 3, lid 1, onderdeel a Wet OB Zie hiervoor tevens de overeenkomstige bepaling van art. 14, lid 1 Btw-rtl. 35 Zie art. 3, lid 1, onderdeel b t/m lid 3 Wet OB Zie artikel 3, lid 1, onderdeel c Wet OB Zie tevens artikel 14 lid 1 Btw-rtl. 7

14 De onderneming wordt dus eigenaar van de onroerende zaak door middel van natrekking. Door natrekking krijgt namelijk de eigenaar van de grond, de betreffende ondernemer in dit geval, de macht over de onroerende zaak. Hierdoor vindt geen echte levering plaats. Toch is in de wet bepaald dat ook hier sprake is van een levering (de fictieve levering). De oplevering van de onroerende zaak wordt gezien als een belastbaar feit voor de omzetbelasting. Hierdoor kan dus niet alleen BTW worden geheven, maar zijn, omdat sprake is van een levering, ook de herzieningsbepalingen van artikel 13 e.v. van de UB OB 1968 van toepassing. Het goed en de grond worden op een zodanige wijze verbonden dat het als één geheel wordt beschouwd. In het burgerlijk wetboek staat namelijk: voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een zaak eigenaar van al haar bestanddelen. Vervolgens geldt voor onroerende zaken het volgende: gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover zij gene bestanddeel zijn van een andere onroerende zaak. 37 Het arrest Maierhofer geeft als unierechtelijke aanvulling hierop, dat sprake is van een gebouw, indien het bouwwerk met de grond is verbonden en niet gemakkelijk kan worden gedemonteerd of gemakkelijk kan worden verplaatst. 38 Bij de oplevering van onroerende zaken moet onderscheid worden gemaakt tussen de belastbare feiten, leveringen en diensten. Met ingang van 1 januari 1996 wordt namelijk uitsluitend de oplevering van onroerende zaken als een levering voor de Wet OB 1968 aangemerkt. Dat heeft tot gevolg dat de oplevering van roerende zaken moeten worden aangemerkt als een dienst voor de Wet OB In de Cursus Belasting Recht studenteneditie staat hierover het volgende vermeld: Alleen de oplevering van een onroerende zaak wordt op grond van het bepaalde in artikel 14 lid 3 Btw- Richtlijn als een levering aangemerkt. De oplevering van een roerende zaak moet als een dienst in de zin van artikel 24, lid 1 Btw-Richtlijn worden aangemerkt. De richtlijnbepaling biedt de mogelijkheid tot een ruimere interpretatie dan de bepaling in de wet: de lidstaten kunnen de oplevering van bepaalde werken in onroerende staat als een levering van goederen beschouwen. De Nederlandse wetgever heeft dit beperkt tot gebouwen en bouwterreinen Definitie vervaardiging Het begrip vervaardiging wordt niet nader in de wet toegelicht. Om toch tot een antwoord te komen op de vraag wat hieronder wordt verstaan, is met name de jurisprudentie van belang. Zoals in de voorgaande paragraaf is gesproken dient er voor de integratielevering 40 sprake te zijn van vervaardiging. 41 De vraag is wanneer sprake is van vervaardiging van een onroerende zaak. 37 Zie art. 5:3 BW Jº art. 5:20 lid 1 onderdeel e BW. 38 HvJ EG 16 januari 2003, zaak C-315/ Zie hiervoor Cursus Belasting Recht studenteneditie Omzetbelasting, S.T.M. Beelen, blz Zie art. 3, lid 3, onderdeel b Jº artikel 3 lid 9 Wet OB Volgens de Van Dale (Groot woordenboek van de Nederlandse taal) betekent het woord vervaardigen : maken, samenstellen, produceren, fabriceren. 8

15 Om te bepalen of verbouwingen tot een nieuw vervaardigde onroerende leidt, werden de volgende criteria gehanteerd 42 : Wat is de omvang van de werkzaamheden aan de onroerende zaak (heeft er een wijziging in de indeling en het uiterlijk plaatsgevonden)?; Wat zijn de kosten van de werkzaamheden aan de onroerende zaak?; Is er een wijziging van de aanwendingsmogelijkheden van de onroerende zaak?; Is er sprake van nieuwbouw? (heeft de oorspronkelijke onroerende zaak opgehouden te bestaan?); en Heeft er een waardeverandering van de locatie plaatsgevonden? 43 Een van de belangrijkste arresten over het begrip vervaardigen is het Van Dijk s Boekhuis arrest. 44 In dit arrest is voor het eerst het begrip vervaardigen uitgelegd. In het Van Dijk s Boekhuis arrest ging het om een boekbindersbedrijf dat uiteengevallen boeken zo ingrijpend herstelde dat het nagenoeg nieuwe boeken aan de opdrachtgever opleverde. De inspecteur vond dat er diensten ten aanzien van de boeken werden verricht. Het belang van het geschil lag in de toepassing van het tarief. De (op)levering van boeken is tegen het verlaagde tarief belast, maar herstelwerk aan boeken is belast tegen het algemene tarief. Het uiteindelijke oordeel van het HvJ EU in deze kwestie was dat de ter beschikking gestelde materialen, de uiteengevallen boeken, dezelfde functie hadden als de herstelde boeken en dat van vervaardiging en oplevering geen sprake was. Uit het Van Dijk s Boekhuis 45 arrest kwam naar voren dat moest worden aangesloten bij het spraakgebruik. Volgens het spraakgebruik houdt vervaardigen in: het voortbrengen van een goed dat van tevoren niet bestond. 46 Er is sprake van een nieuw goed indien naar maatschappelijke opvattingen een zaak is ontstaan die een functie heeft die verschilt van de functie die het goed voor de vervaardiging van die zaak had. Er is geen sprake van vervaardiging indien sprake is van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het verstrekte goed, die de functie teruggeven die het goed voorheen had. Het Van Dijk s Boekhuis arrest heeft betrekking op roerende zaken. Toch is het Van Dijk s Boekhuis arrest van groot belang voor het onderscheid van leveringen of diensten bij werkzaamheden met betrekking tot onroerende zaken. De Hoge Raad oordeelt dat het begrip vervaardigen bij onroerende zaken niet anders moet worden uitgelegd dan bij roerende zaken In wezen nieuwbouw De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 november 2010 weer een nieuw criterium voor het begrip vervaardiging geïntroduceerd. Er moet namelijk sprake zijn van in wezen nieuwbouw Deze criteria zijn door Bijl (aan de hand van jurisprudentie) opgesomd. Zie hiervoor D.B. Bijl, Het verbouwen van onroerende goederen: vervaardiging?, WFR 1976/ Zie hiervoor o.a. Th. Groeneveld e.a., M.E. van Hilten en B.G. van Zadelhoff (red.), Fiscale encyclopedie. Fiscale vakstudie: Commentaar Wet OB 1968, paragraaf HvJ EU 14 mei 1985, nr. 139/84 (Van Dijk s Boekhuis), BNB 1985/ Tevens volgt dit uit het arrest Jespers. Zie HvJ EU 1 juni 2006, zaak C-233/05, V-N 2006/ Zie hiervoor de noot van Ploeger, ro. 20 in het arrest van het HvJ EU 14 mei 1985, nr. 139/84 (Van Dijk s Boekhuis), BNB 1985/ Zie hiervoor de arresten van de Hoge Raad van 17 december 1986, nr , BNB 1987/59, van 17 juni 1987, nr , BNB 1987/243 en van 26 april 1989, nr , BNB 1989/ Hoge Raad 19 november 2010, nr. 08/01021, BNB 2011/42c, V-N 2010/

16 Het ging in deze zaak om een woon-winkelpand dat een woonbestemming kende, maar na een grondige verbouwing als kinderdagverblijf in gebruik werd genomen. Op verzoek van de nieuwe eigenaar werd de bestemming dan ook gewijzigd tot kinderdagverblijf. De onroerende zaak kreeg een geheel andere indeling van de ruimtes. Er werd een speelterrein aangelegd, de voorpui op de begane grondvloer werd vernieuwd en alle deuren werden beveiligd. Bij de verbouwing is het uiterlijk van de onroerende zaak nagenoeg gelijk gebleven. Na de ingebruikname van de onroerende zaak door het kinderdagverblijf heeft de inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd, omdat sprake zou zijn van een in eigen bedrijf vervaardigd goed. 49 Na een afwijzende uitspraak van Hof Den Bosch 50, waarbij de Belastingdienst in het gelijk is gesteld, heeft de Hoge Raad na cassatie geoordeeld dat slechts sprake is van vervaardiging van onroerend goed, indien door de werkzaamheden in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. In de onderhavige zaak was geen sprake van vervaardiging, aangezien zich geen dermate ingrijpende werkzaamheden hebben voorgedaan zodat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad wijst hierbij op het Van Dijk's Boekhuis-arrest. Het is de vraag of het criterium in wezen nieuwbouw tot gevolg heeft dat functiewijziging (dat volgens het Van Dijk s Boekhuis-arrest tot vervaardiging kan leiden), nog een doorslaggevend criterium is. 51 Kan er bijvoorbeeld ingeval van renovatie nog sprake zijn van een nieuw vervaardigd onroerend goed? Indien dit niet het geval is, zal de renovatie niet leiden tot een (fictieve) levering, belast met BTW. Er zal dan sprake zijn van een belastbare dienst voor de Wet OB Alleen indien de werkzaamheden aan het onroerend goed van zodanige aard zijn dat er nieuwbouw heeft plaatsgevonden, zal slechts sprake zijn van vervaardiging. 52 De wijziging van het begrip in wezen nieuwbouw is dan ook van groot belang voor de BTW. In de praktijk is het nog onduidelijk of na een verbouwing mogelijk sprake is van vervaardiging van een onroerende zaak. Indien hiervan sprake is, bijvoorbeeld bij een ingrijpende verbouwing, is er een nieuw tijdstip van eerste ingebruikname en zal een nieuwe herzieningstermijn gaan lopen. 53 Daarnaast is het de vraag of er sprake is van een mogelijke integratielevering. 54 Het voordeel van het criterium in wezen nieuwbouw kan zijn dat in het geval van verbouwingen dus minder snel tot een nieuw vervaardigde onroerende zaak zal worden gekomen. Hiermee zal het aantal integratieleveringen mogelijk verminderen. Als een onroerende zaak wordt verbouwd zullen ondernemers die vrijgestelde prestaties 55 verrichten dus minder snel worden geconfronteerd met een integratielevering. De uitleg van de zinsnede in wezen nieuwbouw zal daarbij leidend zijn. Aan de hand van jurisprudentie en literatuur zal hierna een uitleg worden gegeven van het nieuwe criterium. 49 Zie art. 3, lid 3, letter b juncto art. 3, lid 9 Wet OB Deze artikelen worden behandeld in hoofdstuk 4 e.v. 50 Hof Den Bosch 29 januari 2008, nr. 04/ Hof Leeuwarden 24 mei 2011, nr. 10/00198, NTFR 2011/ Zie hiervoor Hof Amsterdam 15 maart 2012, nr. 09/ Zie hiervoor art. 15, lid 6 Wet OB 1968 Jº art. 13 UB OB Zie hiervoor het commentaar van C.J. Hummel in NTFRB Zie art. 11 Wet OB

17 A-G Van Hilten 56 stelt dat de meeste schrijvers van mening lijken dat de Hoge Raad met het criterium in wezen nieuwbouw een nieuwe lijn heeft ingezet voor de beantwoording van de vraag of sprake is van vervaardiging. De Hoge Raad heeft volgens de A-G met de term in wezen nieuwbouw geen nieuw criterium willen introduceren, maar slechts handen en voeten willen geven aan het door het HvJ EU in het arrest Van Dijk s Boekhuis gehanteerde criterium van het (doen) ontstaan van een goed dat tevoren niet bestond. 57 In de Fiscale Encyclopedie, De Vakstudie Omzetbelasting 58 zijn o.a. de meningen van diverse schrijvers opgenomen. Deze meningen zullen onderstaand kort worden weergegeven. Bijl is in zijn noot bij het arrest van de Hoge Raad van 19 november van mening dat vervaardiging alleen is uit te leggen door te rade te gaan bij het spraakgebruik en dat volgens het spraakgebruik vervaardigen inhoudt dat een goed ontstaat dat tevoren niet bestond. Volgens de schrijver heeft het arrest tot gevolg dat slechts sprake is van vervaardiging bij onroerend goed indien een functiewijziging heeft plaatsgevonden. Volgens Bijl is hierbij een verandering van de aanwendingsmogelijkheden van het onroerend goed door een fysieke ingreep van belang. Daarnaast is volgens Bijl sprake van vervaardiging indien de werkzaamheden leiden tot een nieuw goed. Volgens Bijl biedt het arrest Van Dijk s Boekhuis hiervoor tevens de ruimte. Het HvJ EU oordeelt dat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden die, hoe ingrijpend ook, aan het verstrekte goed uitsluitend de functie teruggeven die het voordien had, zonder dat een nieuw goed ontstaat, niet het vervaardigen van een werk in roerende staat is. Bijl legt deze passage als volgt uit: Ik heb de zinsnede 'zonder dat een nieuw goed ontstaat' zo opgevat dat het mogelijk is dat het in stand laten van de functie van een goed toch een vervaardiging kan opleveren. Genoemde zinsnede heeft immers alleen betekenis als die mogelijkheid er is. Daarbij zou men kunnen denken aan een pand dat wordt gesloopt en weer opgebouwd met dezelfde functie en wat mij betreft ook hetzelfde uiterlijk. Naar mijn mening komt het aspect 'nieuwbouw' in het arrest Van Dijk's Boekhuis alleen aan de orde als werkzaamheden worden verricht die de functie van het goed in stand laten of teruggeven. Samenvattend: bij functiewijziging is in beginsel sprake van vervaardiging en zonder functiewijziging kan dat ook het geval zijn als in wezen sprake is van nieuwbouw. De conclusie is dan ook dat Bijl de twee criteria naast elkaar ziet. Het unierechtelijke criterium wijziging van functie en de nationale bepaling in wezen nieuwbouw (op basis van de Nederlandse rechtspraak). Wolf wijst er daarentegen op dat de Hoge Raad verwees naar Van Dijk's Boekhuis, waarin werd overwogen dat sprake was van vervaardiging bij het voortbrengen van een goed dat tevoren niet bestond. De schrijver is van mening dat de Hoge Raad bedoelt dat werkzaamheden betreffende een onroerende zaak pas leiden tot vervaardigen, indien door de werkzaamheden in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Een wijziging van de functie en aanwendingsmogelijkheden van de onroerende zaak zijn dan ook niet meer relevant voor het begrip vervaardigen. 56 Zie hiervoor haar conclusie van 9 juli 2012, nr. 11/00701 (LJN BX6640LJN BX6640). 57 Deze redenering en de conclusie van A-G van Hilten is opgenomen in de Fiscale Encyclopedie, De Vakstudie Omzetbelasting, Aantekening Verbouwingen na HvJ EG BNB 1985/ Fiscale Encyclopedie, De Vakstudie Omzetbelasting, Aantekening Verbouwingen na HvJ EG BNB 1985/ D.B. Bijl, noot bij HR 19 november 2010, nr. 08/01021, BNB 2011/42. 11

18 De schrijver is daarentegen van mening dat als een onroerende zaak vanaf de bodem geheel nieuw wordt opgetrokken, er wel sprake is van vervaardiging. Volgens de schrijver is hierbij de uiterlijke verschijning niet bepalend. 60 Bakx is tevens van mening dat het arrest van de Hoge Raad (19 november 2010) een nieuw vervaardigingcriterium heeft voortgebracht. 61 Hij is van mening dat de Hoge Raad slechts kijkt naar het criterium in wezen nieuwbouw. Dit criterium lijkt te zien op de verbouwing op zich, waarbij de wijziging van het uiterlijk een belangrijke rol speelt. De wijziging in functie of aanwendingsmogelijkheid van een gebouw lijkt niet te leiden tot in wezen nieuwbouw. Heijnen sluit hierbij aan, door te stellen dat vervaardiging volgens het spraakgebruik inhoudt het voortbrengen van een goed dat tevoren niet bestond. Hieruit volgt volgens Heijnen dat van vervaardiging van een onroerende zaak slechts sprake is indien door de werkzaamheden aan de onroerende zaak in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. 62 Heijnen is hiermee van mening dat de Hoge Raad een interpretatie geeft van hetgeen door het HvJ EU is overwogen. Voor het bepalen of sprake is van een nieuw vervaardigde onroerende zaak kunnen volgens Heijnen verschillende factoren een rol spelen. Hierbij valt te denken aan de hoeveelheid gebruikte (bouw)materialen, de aard van de (bouw)activiteiten, de hoeveelheid arbeid en de zichtbaarheid van de verbouwing qua interieur en mogelijk ook qua exterieur. Leijten 63 is tevens van mening dat de Hoge Raad, met de eis dat door de werkzaamheden aan het onroerend goed in wezen nieuwbouw moet hebben plaatsgevonden, een nieuwe (strengere) maatstaf aan heeft gebracht. Volgens Leijten moet een goed worden voortgebracht dat te voren niet bestond. Het lijkt Leijten dat de eis van de Hoge Raad verder gaat dan die van het HvJ EU. Hij kan zich namelijk niet voorstellen dat met diverse oude materialen een goed kan worden vervaardigd met een geheel nieuw uiterlijk en geheel andere aanwendingsmogelijkheden. Hoewel in dat geval sprake zal zijn van een goed dat tevoren niet bestond hoeft volgens Leijten in wezen nog geen sprake te zijn van nieuwbouw. Volgens Leijten moet het begrip in wezen nieuwbouw anders uitgelegd worden dan het begrip vervaardigd. Een enkele functiewijziging voldoet dan ook niet aan de nieuwe vereisten. Voor vervaardiging is naast een wijziging van de aanwendingsmogelijkheden een (ingrijpende) wijziging van het uiterlijk vereist. De eis van de Hoge Raad gaat dan ook verder dan de gestelde eis in het Van Dijks Boekhuis-arrest. Leijten geeft dus aan dat er twee eisen aan een eventuele vervaardiging worden gesteld; functiewijziging en een wijziging van het uiterlijk van de onroerende zaak. Volgens Van der Paardt 64 heeft het arrest tot gevolg dat slechts sprake is van vervaardiging indien sprake is van in wezen nieuwbouw. Volgens Van der Paardt is de wijziging van de functie, bestemming of aanwendingsmogelijkheid van een onroerende zaak, minder relevant c.q. doorslaggevend, voor de vraag of sprake is van vervaardiging van een nieuwe onroerende zaak bij ingrijpende verbouwing. Het gaat om de ingrijpendheid van de verbouwing, aldus de schrijver. Ontstaat een goed dat van tevoren niet bestond? Het gaat hierbij om het totaalplaatje. 60 Zie R.A. Wolf, Jurisprudentie en actualiteitenoverzicht 2010, Vastgoed Fiscaal & Civiel 2011/ E.H.C. Bakx, Zo goed als nieuw(bouw), Btw brief 2011/6-7, blz.3. B.G.A. 62 Heijnen, aantekening bij HR 19 november 2010, nr. 08/01021, FED 2011/ J.A.M. Leijten, WFR 2011/648, Het begrip vervaardiging nieuw vervaardigd? 64 R.N.G. van der Paardt, Ontwikkelingen in de BTW- en overdrachtsbelastingheffing van belang voor de landbouwsector, WFR 2011/

19 Ook De Weerd-Mermans 65 merkt op dat een functiewijziging minder belangrijk is geworden en meer nadruk gelegd is op een wijziging in het uiterlijk van de onroerende zaak. Blank 66 is tevens van mening dat A-G Geelhoed in de beschikking van de zaak Jespers 67 leest dat zolang sprake is van qua uiterlijk hetzelfde goed, geen sprake kan zijn van vervaardiging. Hummel stelt zelfs dat de Hoge Raad het oude vervaardigingcriterium heeft verlaten. 68 Het nieuwe criterium in wezen nieuwbouw sluit volgens Hummel meer aan bij de bouwkundige werkelijkheid. Volgens Hummel verdwijnt het belang van de wijziging van het exterieur naar de achtergrond. Aangezien in het betreffende arrest de functie van de onroerende zaak ongewijzigd bleef (bedrijfspand), betrof het in casu slechts een bestemmingswijziging. Het arrest doet dan ook niet af aan het Van Dijk s Boekhuis-arrest. De redactie van V-N vraagt zich af of het rechtsoordeel van de Hoge Raad overeen komt met de rechtspraak van het Hof van Justitie. 69 Omdat er volgens Van Dijk's Boekhuis sprake is van een nieuw goed wanneer door het werk van de opdrachtnemer een goed ontstaat, waarvan de functie volgens de in het maatschappelijk verkeer gangbare opvattingen verschilt van de functie die de verstrekte materialen hadden, zou gesteld kunnen worden dat in het beslechte geval wel degelijk sprake is van vervaardiging. Met betrekking tot een pand betekent dit dat zelfs als de functie van het verbouwde pand verschilt van het pand voordat het werd verbouwd, het daarbij gaat om een nieuwe functie van hetzelfde pand, die geen verband houdt met de materialen die aan de aannemer zijn verstrekt. Het was een pand en dat is het gebleven. Op zichzelf genomen kan goed worden verdedigd dat deze vergelijking moet worden gemaakt, omdat deze overweging van het Hof van Justitie die ten overvloede is gegeven, zelfstandige betekenis kan worden toegedicht als invulling van het hoofdcriterium, dat naar spraakgebruik een nieuw goed moet zijn ontstaan uit een bewerking van de ter beschikking gestelde oude materialen (het oude pand). Als deze overweging verder wordt doorgetrokken, kan zich bij een verbouwing van een bestaand pand bijna nooit meer een integratieheffing voordoen. Een integratieheffing doet zich dan alleen voor als een pand op enig moment heeft opgehouden te bestaan en een in wezen nieuw pand uit dit 'pand' (de ter beschikking gestelde materialen) vervaardigd wordt. Het gaat er alleen om of naar Unierechtelijk spraakgebruik door een verbouwing een nieuw goed is ontstaan. Het betreft vervolgens een waardering van feiten en omstandigheden of dat het geval is. In die zin lijkt ons bijvoorbeeld nog steeds sprake van een vervaardiging van een pand bij een zeer ingrijpende verbouwing van een kantoorpand tot een appartementencomplex met een (ten dele) ander uiterlijk. Ook lijkt ons nog steeds sprake te zijn van een nieuw gebouw als het inwendige van een gebouw totaal gesloopt is en nieuw is gebouwd (bijvoorbeeld als alleen de gevels zijn blijven staan). Er zou dan ook gelet kunnen worden op de identiteit, die de onroerende zaak na de verbouwing heeft gekregen. Hiermee kan mogelijk bepaald worden of de werkzaamheden aan de onroerende zaak een vervaardiging tot vervolg hebben. Onlangs heeft de Hoge Raad drie arresten gewezen over het begrip vervaardiging voor de BTW. Het eerste arrest betrof een ingrijpende verbouwing van een monumentaal pand 70 en het tweede arrest betrof een ingrijpende verbouwing van een winkel P.M.B. de Weerd-Mermans, aantekening bij Hoge Raad 22 april 2011, nr , BA 2011/ Aantekening bij conclusie A G Van Hilten 3 mei 2010, nr. 08/01021, NTFR 2010/ HvJ EU 1 juni 2006, nr. C-233/05, V-N 2006/ C.J. Hummel, Het vervaardigingscriterium in de BTW, NTFRB 2011/ Zie aantekening bij V-N 2010/ Hoge Raad 8 maart 2013, nr. 11/ Hoge Raad 8 maart 2013, nr. 12/

20 In het eerste arrest had de belastingplichtige een deel van de onverdeelde eigendom van een monumentaal gebouw verkregen. In het gebouw bevonden zich een winkel en twee woningen. De onroerende zaak is zodanig verbouwd, dat er op de bovenverdieping drie nieuwe appartementen, met een eigen opgang, ontstonden. Op de begane grond waren vervolgens drie winkeleenheden ontstaan. Het gebouw is derhalve opgesplitst in zes appartementsrechten. De Hoge Raad volgt Hof Amsterdam 72, dat besliste dat, het gebouw in zijn geheel beschouwd in aanmerking dient te worden genomen en de wijzigingen geen in wezen nieuwbouw met zich meebrachten. Tevens was de Hoge raad van oordeel dat de wijzigingen van de functie van het gebouw en de latere splitsing daarvan niet van belang waren. In het tweede arrest ging het om een verbouwde winkelruimte (supermarkt), met vier woonappartementen op de bovenverdieping. Het gebouw bestond uit vijf appartementsrechten. Voor de verkrijging van de winkelruimte, waren door sloopwerkzaamheden alleen nog de woningen (en de draagconstructie van de wooneenheden) aanwezig. Op de begane grond werd een nieuwe (mode)zaak gerealiseerd en aan belanghebbende geleverd. Hof Amsterdam 73 besliste eerder dat sprake was van één gebouw, waardoor geen nieuwbouw had plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde echter dat wanneer een gebouw gesplitst is in appartementsrechten, deze afzonderlijk als zelfstandige gedeelten van het gebouw kwalificeren. Betreffende de winkel was alleen de draagconstructie in stand gebleven. Er was dan ook in wezen sprake van nieuwbouw en derhalve van een nieuw vervaardigd goed. In casu betrof het een levering van een gedeelte van een gebouw, waarbij een splitsing in appartementsrechten noodzakelijk is, om te kunnen spreken van een zelfstandig gebouw. Vervolgens heeft de Hoge Raad niet veel later zijn derde arrest in korte termijn gewezen. 74 Bij de aanschaf van een kantoorgebouw heeft de betreffende belastingplichtige het gebouw verbouwd. Hierbij is de begane grond behouden als kantoorruimte. De bovenverdiepingen zijn echter zodanig verbouwd dat appartementen zijn ontstaan. Hof Den Bosch 75 oordeelde dat de verbouwing géén vervaardiging betrof, omdat bij de verbouwing geen ingrepen hebben plaatsgevonden die van zodanige aard waren dat in wezen nieuwbouw plaatsvond. De indeling en het uiterlijk waren immers niet ingrijpend gewijzigd. De Hoge Raad heeft het door de staatssecretaris ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar de hiervoor besproken (eerste) uitspraak van de Hoge Raad van 8 maart De Hoge Raad oordeelt in het arrest van 8 maart 2013, waarnaar de Hoge Raad bij het arrest van 15 maart 2013 volstaat te verwijzen, dat geen sprake is van in wezen nieuwbouw op basis van mede het uiterlijk van het gehele gebouw Conclusie begrip vervaardigen Het unierechtelijke begrip vervaardigen werd voorheen enkel uitgelegd aan de hand van het Van Dijk s Boekhuis-arrest. Er was sprake van een vervaardiging van een goed indien een goed ontstond dat tevoren niet bestond. In de Nederlandse jurisprudentie is echter het criterium in wezen nieuwbouw hieraan toegevoegd. A-G Van Hilten stelt dat de Hoge Raad geen nieuw criterium heeft willen introduceren, maar slechts handen en voeten heeft willen geven aan het Van Dijk s Boekhuis-arrest. Hummel is tevens van mening dat in wezen nieuwbouw niet af doet aan het Van Dijk s Boekhuis-arrest. 72 Hof Amsterdam 23 december 2010, nr. 09/ Zie tevens de conclusie van A-G Van Hilten van 9 juli 2012, nr. 11/ Hof Amsterdam 15 maart 2012, nr. 09/ Hoge Raad 15 maart 2013, nr. 11/ Hof Den Bosch 21 juli 2011, nr.10/

21 Bijl sluit hierbij aan door te stellen dat de twee criteria naast elkaar dienen te worden gezien. Het unierechtelijke criterium wijziging van functie en de nationale bepaling in wezen nieuwbouw (op basis van de Nederlandse rechtspraak). Uit de voorgaande paragraaf blijkt echter ook dat Baxc, Leijten, Heijnen en Wolf van mening zijn dat een geheel nieuw criterium van vervaardiging is geïntroduceerd door de Hoge Raad. Hieruit volgt volgens de auteurs dat minder snel sprake zal zijn van een vervaardiging van een onroerende zaak. 76 De wijziging in functie of aanwendingsmogelijkheid van een gebouw alleen lijkt niet te leiden tot in wezen nieuwbouw. Naast de functiewijziging zal een wijziging van het uiterlijk van de onroerende zaak van belang zijn. De Weerd-Mermans en Blank stellen tevens dat de nadruk meer is gelegd op een wijziging in het uiterlijk van de onroerende zaak. Volgens de aantekening bij V-N 2010/62.21 zou tevens gelet kunnen worden op de identiteit, die de onroerende zaak na de verbouwing heeft gekregen. Hiermee kan mogelijk bepaald worden of de werkzaamheden aan de onroerende zaak een vervaardiging tot gevolg hebben. Van der Paardt voegt hier nog aan toe dat voornamelijk de ingrijpendheid van de verbouwing doorslaggevend is. Een verbouwing die niet leidt tot een ingrijpende wijziging zal als een dienst voor de BTW worden aangemerkt. 77 Als gevolg daarvan zal dan geen nieuwe herzieningstermijn voor de betreffende onroerende zaak gaan lopen. Ingeval van geen ingrijpende verbouwing van een onroerende zaak, betekent dit dat geen sprake is van vervaardiging van onroerend goed. Daarentegen kan door in wezen nieuwbouw in de situatie dat een functiewijziging ontbreekt mogelijk toch sprake zijn van een vervaardiging. Indien bijvoorbeeld een kantoorgebouw ingrijpend wordt verbouwd, waardoor eigenlijk nieuwbouw ontstaat, zal er sprake zijn van vervaardiging. 78 Ingevolge de arresten van de Hoge Raad van maart 2013 lijkt de Hoge Raad geen boodschap te hebben aan het feit dat door de verbouwing meerdere zelfstandige appartementen zijn ontstaan. De Hoge Raad vind het derhalve doorslaggevend dat een gebouw mogelijk gesplitst is in appartementsrechten. Wanneer hiervan geen sprake is, moet niet worden gekeken naar de afzonderlijke ruimten, maar naar het gebouw in zijn geheel, voor de beoordeling van een mogelijk nieuw vervaardigde onroerende zaak. Een latere splitsing wordt daarbij als onbelangrijk aangemerkt. Daarnaast lijkt de Hoge Raad derhalve van mening dat functiewijzigingen niet langer van belang zijn voor de vraag of sprake is van een vervaardiging van een gebouw. De fysieke gevolgen na bouwwerkzaamheden lijken belangrijker te zijn dan de functiewijziging. Hier sluit ik bij aan. Door kleine verbouwingen kan de functie van een onroerende zaak natuurlijk wijzigen, maar is naar mijn mening nog géén sprake van in wezen nieuwbouw. Een kantoorpand kan door kleine aanpassingen bijvoorbeeld bewoonbaar worden gemaakt. Het criterium in wezen nieuwbouw geeft naar mijn mening tevens aan dat sprake moet zijn van een ingrijpende verbouwing met betrekking tot onroerende zaken. Er dient dan ook een wijziging plaats te vinden in het uiterlijk van de onroerende zaak. 76 Indien het aantal vervaardigingen zal afnemen, zal bij onroerende zaken mogelijk meer sprake zijn van diensten op het gebied van verbouwingen. Hiermee zal vaker sprake zijn van het verlaagde BTW-tarief (zie bijvoorbeeld art. 9,lid 2, onderdeel a Wet OB 1968 Jº Tabel I-b-8). 77 Artikel 4 Wet OB Zie hiervoor o.a. T.M. Berkhout e.a., Taxspecial 2012, PropertyNL, par , p. 23, Amsterdam: Property NL

Btw, overdrachtsbelasting en onroerend goed

Btw, overdrachtsbelasting en onroerend goed DE ONROERENDGOEDMARKT: AANSPORING TOT VERANDERING Btw, overdrachtsbelasting en onroerend goed Erasmus Universiteit Rotterdam prof. dr. R.N.G. van der Paardt 19 juni 2015 Onderwerpen Bouw en ingrijpende

Nadere informatie

Hoge Raad, 8 maart 2013 12/02061, LJN: ECLI:NL:HR:2013:BZ3574 (Uitleg begrip vervaardiging)

Hoge Raad, 8 maart 2013 12/02061, LJN: ECLI:NL:HR:2013:BZ3574 (Uitleg begrip vervaardiging) TBR 2013/151 Hoge Raad, 8 maart 2013 12/02061, LJN: ECLI:NL:HR:2013:BZ3574 (Uitleg begrip vervaardiging) Mr. J.A.C.A. Overgaauw, mr. D.G. van Vliet, mr. C.B. Bavinck, mr. E.N. Punt en mr. P.M.F, van Loon

Nadere informatie

HET VERVAARDIGINGSVRAAGSTUK. Een literair onderzoek naar de mogelijke fiscale belemmering van het verbouwen van kantoorpanden naar huurwoningen

HET VERVAARDIGINGSVRAAGSTUK. Een literair onderzoek naar de mogelijke fiscale belemmering van het verbouwen van kantoorpanden naar huurwoningen Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Economische Wetenschappen Bachelor thesis Fiscale Economie Nadruk verboden HET VERVAARDIGINGSVRAAGSTUK Een literair onderzoek naar de mogelijke fiscale belemmering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

Het bouwterrein gesloopt

Het bouwterrein gesloopt Het bouwterrein gesloopt In hoeverre voldoet de definitie bouwterrein van de Wet op de Omzetbelasting aan de Btw-richtlijn? Naam Imke Kuunders Studierichting Master Fiscale Economie ANR 129392 Examencommissie

Nadere informatie

IN WEZEN NIEUWBOUW VEROUDERD?

IN WEZEN NIEUWBOUW VEROUDERD? IN WEZEN NIEUWBOUW VEROUDERD? Bachelorthesis Fiscale Economie Naam: Jacob Provoost Studierichting: Bachelor Fiscale Economie Administratienummer: 341873 Datum: 7 mei 2018 Begeleider: K.F.H. van Lierop,

Nadere informatie

Een nieuwe eerste ingebruikname na verbouwing

Een nieuwe eerste ingebruikname na verbouwing Een nieuwe eerste ingebruikname na verbouwing Naam: Rik van Berlo Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 356802 Datum (van afsluiten): mei 2018 Examencommissie: B. Willemsen S.B. Cornielje

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

De btw-behandeling van grond onder de integratielevering

De btw-behandeling van grond onder de integratielevering De btw-behandeling van grond onder de integratielevering Wenselijk met het oog op de fiscale neutraliteit? Naam: R.F. Brouwer Adres: Telefoonnummer: Universiteit: Tilburg University Studierichting: Master

Nadere informatie

Btw en overdrachtsbelasting

Btw en overdrachtsbelasting Btw en overdrachtsbelasting Btw en overdrachtsbelasting Prof. dr. René N.G. van der Paardt Erasmus Universiteit Rotterdam Loyens & Loeff N.V. Rotterdam Overzicht systeem van de omzetbelasting in het algemeen

Nadere informatie

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Master thesis Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Naam: Saskia Huizer ANR: s.750356 Studie: Fiscaal Recht Accent: Indirecte Belastingen Afstudeerdatum: 25 april 2012 Examencommissie: Prof. dr. H.W.M.

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

Vervaardiging. In wezen nieuwbouw. Naam: Jelle Schijvenaars. Anr: 135783. Vak: Bachelor Thesis Fiscale Economie

Vervaardiging. In wezen nieuwbouw. Naam: Jelle Schijvenaars. Anr: 135783. Vak: Bachelor Thesis Fiscale Economie Vervaardiging In wezen nieuwbouw Naam: Jelle Schijvenaars Anr: 135783 Vak: Bachelor Thesis Fiscale Economie Instelling: Universiteit van Tilburg, FEB Datum: 21 november 2011 Begeleidster: E.G. Bakker LLM

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij?

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? Door: mr. A.M. Kruijer 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 De integratieheffing

Nadere informatie

Vervaardiging; in wezen (op)nieuw uitgelegd?

Vervaardiging; in wezen (op)nieuw uitgelegd? Vervaardiging; in wezen (op)nieuw uitgelegd? Wanneer zou de levering van een gebouw in de (ver)nieuwbouwfase belast moeten zijn? Naam: Sander Borremans ANR: S614630 Studie: Fiscale Economie Accent: Indirecte

Nadere informatie

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Master Thesis Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Toetsing van het arrest HR 10 juni 2011 Naam: A.P.M. van den Heuvel Studierichting:

Nadere informatie

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd?

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? Master thesis Fiscaal recht, accent indirecte belastingen K.M.T. Helwegen (s247743) Afstudeerdatum: 18 juni 2013 Hoogleraar: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Begeleiders:

Nadere informatie

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Waarom heeft Nederland pas per 1 januari 2017 gekozen voor een richtlijnconforme

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

Eureka het is duidelijk wanneer de verbouwing van een onroerende zaak tot een nieuw vervaardigd goed in de zin van de Wet omzetbelasting, leidt!?

Eureka het is duidelijk wanneer de verbouwing van een onroerende zaak tot een nieuw vervaardigd goed in de zin van de Wet omzetbelasting, leidt!? Eureka het is duidelijk wanneer de verbouwing van een onroerende zaak tot een nieuw vervaardigd goed in de zin van de Wet omzetbelasting, leidt!? Door: mr. M.J. Wildeboer- Helstone 2012 Inhoudsopgave Lijst

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * In zaak 139/84, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen.

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Naam : G. Hoogenraad Studierichting : Bachelor fiscale economie Administratienummer : 875620 Datum : December 2013 Examencommissie

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 07/663 OB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 07/663 OB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. ECLI:NL:HR:2011:BM6699, Hoge Raad, 13-05-2011, 09/03108 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum Publicatie Hoge Raad 13-05-2011 13-05-2011 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BM6699

Nadere informatie

(Ver)bouwen; het fiscale bestek

(Ver)bouwen; het fiscale bestek ;#B#M*/ IÖs (Ver)bouwen; het fiscale bestek Mr. M.A. Broekman en mr. D.J.M. Westerhoff 1 1. Inleiding Bij de afweging een onroerende zaak te renoveren of geheel te slopen en een nieuwe onroerende zaak

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

^ 2, 09/00344, inzake WIÊÊIÊÊÊÊÊ te mm^^iêê betreffende de aan hem opgelegde

^ 2, 09/00344, inzake WIÊÊIÊÊÊÊÊ te mm^^iêê betreffende de aan hem opgelegde DenHaag, 2 9 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1010 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/00701) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2010, nr. ^ 2, 09/00344,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT De kwalificatie van kunstgrasvelden in de btw Naam: David Huybens Studierichting: Fiscaal Recht Administratienummer: 1235974 Datum: 26 maart 2014 Examencommissie: D. Euser

Nadere informatie

EFS 2013/2014 Btw en vastgoed

EFS 2013/2014 Btw en vastgoed EFS 2013/2014 Btw en vastgoed René van der Paardt Erasmus Universiteit Rotterdam Loyens & Loeff N.V. Vervaardiging, levering en btw Hoofdregel: vrijstelling Uitzondering van levering van nieuw vervaardigd

Nadere informatie

Het begrip bouwterrein

Het begrip bouwterrein Bachelorthesis Het begrip bouwterrein Naam : Ying Gao Studierichting : Fiscaal economie Anr-nummer : 886630 Datum :8 december 2010 Examencommissie : Mr. A.H.S. Bouwman en Mr. dr. G.J. van Norden Begeleidende

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vastgoed

Nieuwsbrief Vastgoed Nieuwsbrief Vastgoed 15 juli 2014 Nieuwbouw en verbouwing scholen door gemeente. Recht op btw-aftrek? De Hoge Raad heeft zich in april tweemaal uitgelaten over omzetbelasting (of: btw) bij de bouw/verbouwing

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting.

Overdrachtsbelasting. Overdrachtsbelasting. Vanuit de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zijn vragen gesteld over de tijdelijke verlaging van het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen (zie het besluit

Nadere informatie

Verruiming btw-sportvrijstelling

Verruiming btw-sportvrijstelling omzetbelasting Verruiming btw-sportvrijstelling FISCAAL PRAKTIJKBLAD 2015-16 6 oktober 2015 De btw-sportvrijstelling voor sportverenigingen moet op termijn verruimd worden. Dit heeft de Staatssecretaris

Nadere informatie

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 maart 2013 inzake [X], wonende

Nadere informatie

: Reamon Kortooms Adres : Postelse Hoeflaan KJ Tilburg Telefoonnummer : Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer :

: Reamon Kortooms Adres : Postelse Hoeflaan KJ Tilburg Telefoonnummer : Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : Naam : Reamon Kortooms Adres : Postelse Hoeflaan 20 5042 KJ Tilburg Telefoonnummer : 0681998802 Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 253905 Datum : december 2010 Examencommissie : Mr.

Nadere informatie

Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur. fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom

Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur. fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom Memorandum AAN T. A. V. VAN D A T U M 3 juli 2015 Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur B E T R E F T fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom

Nadere informatie

Het begrip bouwterrein; houdbaar of in strijd met de Btw-richtlijn?

Het begrip bouwterrein; houdbaar of in strijd met de Btw-richtlijn? Het begrip bouwterrein; houdbaar of in strijd met de Btw-richtlijn? Naam: Sander Borremans Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 614630 Datum: 23 november 2010 Scriptiebegeleider: mr. drs.

Nadere informatie

Actualiteiten btw en overdrachtsbelasting

Actualiteiten btw en overdrachtsbelasting Actualiteiten btw en overdrachtsbelasting Mr. Henk de Kat Bouw- en vastgoedcursus Slot Zeist 11 juni 2015 Programma BTW: Leegstand gebouw Verbouwing / btw-aftrek Overdracht gebouw aan derde/ in de plaats

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

Vastgoedwijzer btw en overdrachtsbelasting

Vastgoedwijzer btw en overdrachtsbelasting Vastgoedwijzer btw en overdrachtsbelasting Mr. Carola van Vilsteren Vastgoedwijzer btw en overdrachtsbelasting Wordt bij de levering van een gebouw nu btw, overdrachtsbelasting of beiden geheven? Kan de

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! : Brian van IJzendoorn. Administratienummer : Datum : november 2010

Bachelor Thesis. Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! : Brian van IJzendoorn. Administratienummer : Datum : november 2010 Bachelor Thesis Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! Naam : Brian van IJzendoorn Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 165569 Datum : november 2010 Examencommissie :

Nadere informatie

Vastgoed: BTW en overdrachtsbelasting 3 juni 2015

Vastgoed: BTW en overdrachtsbelasting 3 juni 2015 Vastgoed: BTW en overdrachtsbelasting 3 juni 2015 mr. R.A.W. Maat RechtStaete vastgoedadvocaten en belastingadviseurs B.V. Tel: 020 573 03 84 E-mail: ram@rechtstaete.nl Programma 1. Verhuur en BTW 2. Aan-

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Hoge Raad der Nederla 'Entrée 1 8 MARS 2014 den ------1 Derde Kamer Nr. 09/02220 21 februari 2014 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

De schijnbaar oneindige discussie over bouwterreinen

De schijnbaar oneindige discussie over bouwterreinen Begraafplaatsen Recent heeft rechtbank Den Haag een beslissing genomen over de behandeling van gemeentelijke begraafplaatsen voor het BTW-compensatiefonds. De rechtbank hanteert daarvoor een bijzondere

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Lijst met gebruikte afkortingen

Lijst met gebruikte afkortingen Lijst met gebruikte afkortingen A-G Advocaat-Generaal art./artt. artikelnummer/artikelnummers BNB Beslissingen in belastingzaken / Nederlandse Belastingrechtspraak Btw Belasting toegevoegde waarde Btw-richtlijn

Nadere informatie

Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots

Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots Administratienr.: s996649 Studierichting: Fiscaal economie Datum: april 2012 Begeleiding: Mr. dr. G.J. van Norden Inhoudsopgave I Afkortingenlijst

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie

Gevolgen Kozuba-arrest MARTIN PIERIK BACHELORSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE BEGELEIDER: MW. S. OVERES RA MRE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Gevolgen Kozuba-arrest MARTIN PIERIK BACHELORSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE BEGELEIDER: MW. S. OVERES RA MRE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Gevolgen Kozuba-arrest MARTIN PIERIK 11030771 BACHELORSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE BEGELEIDER: MW. S. OVERES RA MRE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 1 INHOUD Hoofdstuk 1: Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2

Nadere informatie

Rechtbank Gelderland 05-03-2015 06-03-2015 AWB - 14 _ 4451. Belastingrecht

Rechtbank Gelderland 05-03-2015 06-03-2015 AWB - 14 _ 4451. Belastingrecht ECLI:NL:RBGEL:2015:1431 http://d Deeplink Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Gelderland 05-03-2015 06-03-2015 AWB - 14

Nadere informatie

Kan sloop leiden tot een bouwterrein?

Kan sloop leiden tot een bouwterrein? Kan sloop leiden tot een bouwterrein? Naam: Jeanlouis van Marrewijk ANR: 519433 Begeleider: D. Euser Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 april 2012 1 Inhoudsopgave Blz. Lijst met gebruikte afkortingen

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen?

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie Nadruk verboden Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen? Naam John Abadier Nummer 303161 Begeleider Prof. Dr. R.N.G.

Nadere informatie

XXXX. Geachte heer XXXX,

XXXX. Geachte heer XXXX, Retouradres: Postbus 93122, 2509 AC Den Haag XXXX Geachte heer XXXX, Pagina 1/5 U heeft ons geschreven over de beslissing van de Belastingdienst op het namens de heren XXXX en XXXX (hierna: uw cliënten)

Nadere informatie

BTW-nieuwtjes 17-2013

BTW-nieuwtjes 17-2013 BTW-nieuwtjes 17-013 van vilsteren BTW advies bv Heidesteinlaan a, 6866 AG Heelsum E-mail: info@btwadvies.com Website: www.btwadvies.com Telefoon: 06-7071710 KvK Arnhem 0913609 1. Nieuw vastgoedbesluit

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

Leegstand en de aftrek van voorbelasting

Leegstand en de aftrek van voorbelasting Leegstand en de aftrek van voorbelasting Een onderzoek naar de btw-behandeling van onroerend goed Master thesis: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Auteur: S.H. (Steven) van Bunningen Administratienummer:

Nadere informatie

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw Van: NOAB Adviesgroeplid -INSTITUUT, dhr. Frank Resseler en drs. Daphne van den Heuvel Datum: April 2018 Onderwerp: Btw en leegstand 1. Inleiding Het gebeurt regelmatig dat onroerende zaken leeg staan

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing:

De Nederlandse integratieheffing: De Nederlandse integratieheffing: ruimer toegepast dan toegestaan? Auteur: N. Cao Adres: Havikshorst 173, 1083 TS Amsterdam Telefoonnummer: 0681888113 Studentnummer: 6192661 Begeleider: mr. drs. N.G.H.

Nadere informatie

2014 -- Omzetbelasting II -- Deel 1

2014 -- Omzetbelasting II -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Levering onroerende zaak (II) Wat is een onroerende zaak? Eén of meer onroerende zaken? Wat is een bouwterrein? Don Bosco-arrest Kinderdagverblijf-arrest Optie belaste levering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2017:1415. Permanente link:

ECLI:NL:PHR:2017:1415. Permanente link: ECLI:NL:PHR:2017:1415 Permanente link: http://deeplink. Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 12-12-2017 Datum publicatie 12-01-2018 Zaaknummer 16/04577 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Belastingnieuws Binnenlands Bestuur

Belastingnieuws Binnenlands Bestuur www.pwc.com/nl Belastingnieuws Binnenlands Bestuur Nieuwsflits Juni 2013 Woningstichting Maasdriel inzake het begrip 'btw-bouwterrein' 1. Algemeen 2. Inleiding de samenloopregeling 3. De casus 4. Procedure

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Het begrip bouwterrein in de omzetbelasting

Het begrip bouwterrein in de omzetbelasting Het begrip bouwterrein in de omzetbelasting Naam : V.C.M. Dootjes Studierichting : Bachelor fiscale economie Administratienummer : 691481 Datum : 8 december 2010 Faculteit : FEB Examencommissie : Mr. Dr.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:7492

ECLI:NL:RBZWB:2013:7492 ECLI:NL:RBZWB:2013:7492 Instantie Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 13-11-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU 1 2 Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in 2013. De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU richtlijnen, met nogal dwingende instructies. De stroom

Nadere informatie

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web Downloaded via the EU tax law app / web @import url(./../../../../css/generic.css); EUR-Lex - 61991C0020 - NL Belangrijke juridische mededeling 61991C0020 Conclusie van advocaat-generaal Jacobs van 27

Nadere informatie

2009 -- Overdrachtsbelasting -- Deel 1

2009 -- Overdrachtsbelasting -- Deel 1 Overdrachtsbelasting les 1 programma Inleiding overdrachtsbelasting Verkrijgingen Maatstaf van heffing Verandering in beperkt recht Hoe bij gezamenlijk eigendom Vrijstellingen Heffing en teruggaaf Object

Nadere informatie

Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis. Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing

Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis. Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis Nadruk verboden Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing Newien Gangadin Studentnummer 163054 Begeleider:

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

Nieuwsbrief BTW-ONP. Hoge Raad: inderdaad eerder een (btw-belast) bouwterrein. 12 juni 2013. In deze nieuwsbrief:

Nieuwsbrief BTW-ONP. Hoge Raad: inderdaad eerder een (btw-belast) bouwterrein. 12 juni 2013. In deze nieuwsbrief: Nieuwsbrief BTW-ONP 12 juni 2013 In deze nieuwsbrief: Hoge Raad: inderdaad eerder een (btw-belast) bouwterrein Goed nieuws voor partijen die onbebouwde terreinen graag met btw (vanwege de aftrekmogelijkheden)

Nadere informatie

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447 RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447 Van : college van burgemeester en wethouders Datum : 27 juni 2017 Portefeuillehouder(s) : wethouder Haring Portefeuille(s) : Financiën Contactpersoon : W. Lam Tel.nr. : 8318

Nadere informatie

Is het begrip bouwterrein in de Nederlandse wet OB 1968 sinds de wetswijziging van 1 januari 2017 gelijk aan de btwrichtlijn?

Is het begrip bouwterrein in de Nederlandse wet OB 1968 sinds de wetswijziging van 1 januari 2017 gelijk aan de btwrichtlijn? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Nadruk Verboden Is het begrip bouwterrein in de Nederlandse wet OB 1968 sinds de wetswijziging van 1 januari 2017 gelijk aan

Nadere informatie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning Hieronder wordt ingegaan op de fiscale consequenties van de aankoop en het bezit van een recreatiewoning die zodanig met de (onder)grond is verbonden

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscaal Recht

Masterscriptie Fiscaal Recht Masterscriptie Fiscaal Recht Accent Indirecte Belastingen Een scriptie over de integratieheffing en het recht op aftrek van voorbelasting: Wordt door de toepassing van de pro rata plus de doelstelling

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

Overdrachtsbelasting -- Deel 1 Overdrachtsbelasting les 1 programma Inleiding overdrachtsbelasting Verkrijgingen Maatstaf van heffing Verandering in beperkt recht Hoe bij gezamenlijk eigendom Vrijstellingen Heffing en teruggaaf Object

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

Fiscaal Portaal Gemeenten

Fiscaal Portaal Gemeenten Procedurenummer(s) : 26785 Uitspraakdatum : 19-12-1990 Publicatiedatum : --- HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de gemeente Zwartsluis tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987 GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN BELASTINGKAMER UITSPRAAK Nr. 208/86 10 april 1987 Uitspraak (na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 januari 1986, nr. 23.254) van bet Gerechtshof te

Nadere informatie