Guet,u 2.o(o

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Guet,u 2.o(o"

Transcriptie

1 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 154 Guet,u 2.o(o Ontwerp-landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering) STATEN VAN ARUBA Ingek. 2 4 MAR 2011 Volgnr. js 2/10-11 AANBIEDING I De regering van Aruba biedt aan de Staten ter goedkeuring aan een ontwerp-landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering). Oranjestad, 1 7 MAR 2011 De minister van Utiliteiten en E De minister van Justitie en Onderwijs,

2 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van De minister van Algemene Zaken, De minister van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur,

3 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 154 DWJZ (v-kaa, Landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrij ding witwassen en terrorismefinanciering) ONTWERP IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van Aruba, In overweging genomen hebbende: dat het ter verbetering van het Arubaanse systeem voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wenselijk is nieuwe regels to stellen met betrekking tot de identificatie en verificatie van clienten en uiteindelijke belanghebbenden en voor de melding van ongebruikelijke transacties bij de verlening van financiele diensten en bepaalde niet-financiele diensten; Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening:

4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van HOOFDSTUK 1 Toepassing en bereik Artikel 1 I. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: dienstverlener: een financiele of een aangewezen nietfinanciele dienstverlener; financiele dienstverlener: een ieder die bedrijfsmatig een of meer van de navolgende activiteiten of werkzaamheden voor of ten behoeve van een client verricht: het aannemen van deposito's en andere opvorderbare gelden van het publiek; 2. het verstrekken van leningen; 3. financial leasing, met uitzondering van consumentgerelateerde leasing; 4. het overmaken of doen overmaken van gelden of geldswaarden; 5. het uitgeven en beheren van betaalmiddelen anders dan geld, waaronder in ieder geval wordt verstaan credit cards, debit cards, cheques, traveller's cheques, bank- en postwissels en elektronisch geld; 6. het verstrekken van financiele garanties en toezeggingen; 7. het handelen in geldmarktinstrumenten, buitenlandse valuta, aandelen, valuta-, rente- en indexin-

5 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van strumenten, overdraagbare effecten en termijnmarktinstrumenten; 8. het deelnemen in de uitgifte van effecten en het verlenen in dat verband van financiele diensten; 9. het beheren van individuele en collectieve beleggingsportefeuilles; 10. het in bewaring nemen en administreren van contante of liquide effecten; 11. het anderszins investeren, administreren of beheren van fondsen of gelden ten behoeve van derden; 12. het sluiten, afkopen en uitkeren, alsmede het verlenen van bemiddeling bij het sluiten, afkopen en uitkeren van een levensverzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (AB 2000 no. 82), en van andere beleggingsgerelateerde verzekeringsproducten; 13. het wisselen van geld en buitenlandse valuta; aangewezen niet-financiele dienstverlener: 1. een na uurlijke persoon, rechtspersoon, vennootschap of maatschap die als advocaat, notaris, kandidaat-notaris, belastingadviseur of in de uitoefening van een

6 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van vergelijkbaar juridisch beroep of bedrijf optreedt; 2. een natuurlijke persoon, rechtspersoon, vennootschap of maatschap die als externe registeraccountant, externe accountantadministratieconsulent of een daarmee vergelijkbare beroepsbeoefenaar optreedt; 3. een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die beroeps- of bedrijfsmatig handelt in of bemiddelt bij het aan- en verkopen van onroerende zaken, voertuigen, schepen, luchtvaartuigen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, en de rechten waaraan deze zaken zijn onderworpen; 4. een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die be- 50 roeps- of bedrijfsmatig handelt in edele metalen, edelstenen en juwelen; een casino als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening hazardspelen (AB 1990 no. GT 44), alsmede een internetcasino; 6. een trustkantoor als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening toezicht trustkantoren (AB 2009 no. 13); bank: een financiele instelling die op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 4

7 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van of 24 van de Landsverordening toezicht kredietwezen (AB 1998 no. 16) gerechtigd is tot het verrichten van een of meer activiteiten of werkzaamheden van een financiele dienstverlener; levensverzekeraar: een levensverzekeringsbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf; client: degene met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die een transactie laat uitvoeren; clientenonderzoek: het onderzoek, bedoeld in artikel 3; identificeren: het opgave laten doen van de identiteit; verifieren van de identiteit: het vaststellen dat de opgegeven identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit; transactie: een handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een client in verband met het afnemen of het verlenen van diensten, of waarvan een dienstverlener in het kader van zijn dienstverlening aan een client heeft kennisgenomen; ongebruikelijke transactie: een transactie die op grond van artikel 26 als zodanig is aangemerkt; zakelijke relatie: een zakelijke, professionele of commerciele relatie tussen enerzijds een dienstverlener en anderzijds een client, die verband houdt met de bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten van die dienstverlener en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat deze enige tijd zal duren;

8 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van melding: een melding als bedoeld in artikel 27, eerste lid; correspondent-bankrelatie: een vaste relatie tussen een Arubaanse bank en een buiten Aruba gevestigde bank voor de afwikkeling van transacties of de uitvoering van opdrachten; shell bank: een buiten Aruba gevestigde financiele dienstverlener die in het land van statutaire vestiging geen fysieke aanwezigheid heeft en die niet verbonden is aan een financiele dienstverleningsgroep die onderworpen is aan een effectieve vorm van geconsolideerd toezicht; politiek prominente persoon: een persoon die een vooraanstaande publieke functie bekleedt of heeft bekleed, alsmede directe familieleden en naaste geassocieerden van een dergelijke persoon; uiteindelijke belanghebbende: een natuurlijke persoon die: 10. een belang houdt van meer dan 25 procent van het kapitaalbelang of meer dan 25 procent van de stemrechten van de aandeelhoudersvergadering kan uitoefenen van een client, dan wel op een andere wijze feitelijke zeggenschap kan uitoefenen in de client; 2. begunstigde is van 25% of meer van het vermogen van een juridische constructie, waaronder een stichting dan wel een trust, dan wel feitelijke zeggenschap kan uitoefenen in die juridische constructie;

9 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van trust: een trust in de zin van het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141); witwassen: een misdrijf als bedoeld in de artikelen 430b, 430c of 430d van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 1991 no. GT 50); terrorismefinanciering: het misdrijf, bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht van Aruba; Meldpunt: het meldpunt ongebruikelijke transacties, be-doeld in artikel 20, eerste lid; Bank: de Centrale Bank van Aruba; Minister: de minister, belast met financien. 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen andere activiteiten of werkzaamheden worden aangewezen die eveneens vallen onder de werking van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde voorschriften. Artikel 2 1. De bij of krachtens deze landsverordening gestelde voorschriften zijn niet van toepassing op de Bank, tenzij daaruit anders voortvloeit. 2. De voorschriften van Hoofdstuk 3 zijn niet van toepassing op werkzaamheden van een advocaat of een notaris die betrekking hebben op de rechtspositie van een client, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of velinijden van een rechtsgeding.

10 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van HOOFDSTUK 2 Het clientenonderzoek 1. De reikwijdte van het clientenonderzoek Artikel 3 1. Ter voorkom ng en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering verrichten dienstverleners een clientenonderzoek dat in ieder geval het navolgende omvat: a. de identificatie van de client en de verificatie van diens identiteit, b. de identificatie van de uiteindelijk belanghebbende en het treffen van redelijke maatregelen om de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende zodanig te verifieren dat de dienstverlener overtuigd is van de identiteit van die uiteindelijke belanghebbende, c. de vaststelling van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie, en d. de verrichting van doorlopende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de dienstverlener heeft van de client en de uiteindelijke belanghebbende, van hun risicoprofiel, met, in voorkomend geval, een onderzoek naar de bron van het bij de transactie of zakelijke relatie gemoeide vermogen. 2. Indien een dienstverlener een aangewezen niet-financiele dienstverlener als bedoeld in ten 3 van de definitie van het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverlener" is, strekt het clientenonderzoek zich tevens uit tot de wederpartij van de client van de dienstverlener.

11 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van Artikel 4 Een dienstverlener gaat na, of de client voor zich dan wel voor of ten behoeve van een derde optreedt en treft redelijke maatregelen teneinde de identiteit van die derde te achterhalen en deze te verifieren.. Artikel 5 1. Een dienstverlener gaat ten aanzien van een client die een rechtspersoon of een juridische constructie is na, of de natuurlijke persoon die stelt namens die client te handelen daartoe bevoegd is, stelt de identiteit van die natuurlijke persoon vast en verifieert deze identiteit voordat hij de dienst verleent, en legt de gegevens over de rechtsvorm en de vertegenwoordiging van de client vast. 2. Een dienstverlener treft ten aanzien van een client als bedoeld in het eerste lid, redelijke maatregelen die in ieder geval ertoe leiden dat de dienstverlener inzicht verkrijgt in de eigendoms- en feitelijke zeggenschapsstructuur van de client 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een client die optreedt als een trustee van een trust of als een zakelijke relatie wordt aangegaan of een transactie wordt verricht in het kader van het beheer van een trust, met dien verstande dat de redelijke maatregelen, ertoe leiden dat de identiteit van de insteller van de trust en de uiteindelijke belanghebbenden bij het vermogen van de trust wordt vastgesteld en geverifieerd. Artikel 6 1. Een financiele dienstverlener verricht een clientenonderzoek in de navolgende gevallen: a. het in of vanuit Aruba aangaan van een zakelijke relatie; b. het in of vanuit Aruba verrichten van een incidentele transactie ten behoeve van de client van ten minste Afl ,-, of van

12 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste Afl ,-. c. het in of vanuit Aruba verrichten van een geldtransactie als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven (AB 2003 no. 60); d. indien er aanwijzingen zijn dat de client betrokken is bij witwassen of terrorismefinanciering; e. indien hij twijfelt aan de deugdelijkheid of betrouwbaarheid van eerder verkregen gegevens van de client, of f. indien het risico van betrokkenheid van een bestaande client bij witwassen of terrorismefinanciering daartoe aanleiding geeft. 2. Een aangewezen niet-financiele dienstverlener verricht een clientenonderzoek in de navolgende gevallen: a. het in of vanuit Aruba aangaan van een zakelijke relatie; b. indien het betreft een aangewezen niet-financiele dienstverlener als bedoeld in ten 1 of 2 van de definitie van het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverlener", het in of vanuit Aruba verrichten van een of meer van de navolgende activiteiten of werkzaamheden: 1. aan- en verkopen van registergoederen, alsmede de rechten waaraan deze registergoederen onderworpen zijn; 2. beheren van geld, effecten of andere vermogensbestanddelen; 3. beheren van bank-, spaar- of effectenrekeningen; 4. organiseren van bijdragen ten behoeve van de oprichting, exploitatie of het beheer van ondernemingen; 5. oprichten, exploiteren of beheer van rechtspersonen of met rechtspersonen gelijk to stellen entiteiten, en de aan- en verkoop van ondernemingen; c. indien het betreft een aangewezen niet-financiele dienstverlener als bedoeld in ten 3 van de definitie van het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverlener", het in of vanuit Aruba aan-

13 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van en verkopen van de daarin genoemde zaken, alsmede de rechten waaraan deze zaken onderworpen zijn; d. indien het een trustkantoor betreft, het in of vanuit Aruba verrichten van een of meer van de navolgende activiteiten of werkzaamheden: 1. het optreden als oprichter van rechtspersonen; 2. het verschaffen van een zetel, zakelijk adres of accommodatie, correspondentie of administratief adres aan een onderneming, vennootschap of maatschap of een andere rechtspersoon of organisatievorm; 3. het optreden dan wel een ander doen optreden als beheerder of vertegenwoordiger van een trust; 4 het in naam optreden dan wel een ander doen optreden van een aandeelhouder; e. indien het een casino betreft, het verrichten van contante transacties met een waarde van Afl ,- of meer; f. indien het een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap betreft die beroeps- en bedrijfsmatig handelt in edele metalen,edelstenen of juwelen, het verrichten van contante transacties met een waarde van Afl ,- of meer; g. indien een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdelen d, e off, zich voordoet. 3. Een dienstverlener stemt het clientenonderzoek of op de risicogevoeligheid voor witwassen of terrorismefinanciering van het type client, zakelijke relatie, product of transactie. Hij stelt daartoe een risicoprofiel op van de client en de uiteindelijke belanghebbende. 4. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent de uitvoering van geldelijke overmakingen en de daarbij in het bijzonder vast to leggen gegevens en inlichtingen van degene die de gelden of geldswaarden in het kader van een geldelijke overmaking aan de financiele dienstverlener ter beschikking heeft gesteld, en van de begunstigden van de transactie.

14 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van Artikel 7 Een dienstverlener draagt ervoor zorg dat de gegevens en inlichtingen die in het kader van een clientenonderzoek verkregen zijn, in het bijzonder die welke betrekking hebben op clienten, uiteindelijke belanghebbenden of zakelijke relaties die een hoger risico voor witwassen of terrorismefinanciering inhouden, bijgewerkt en relevant zijn. 2. Het moment van verrichting van het clientenonderzoek Artikel 8 1. Een dienstverlener verricht een clientenonderzoek voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan of een incidentele transactie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b of c, dan wel een transactie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen b tot en met f, wordt uitgevoerd. 2. In afwijking van het eerste lid, kan: a. een dienstverlener de identiteit van de client en de uiteindelijk belanghebbende verifieren tijdens het aangaan van de zakelijke relatie, indien dit noodzakelijk is om de dienstverlening niet to verstoren en er weinig risico op witwassen of terrorismefinanciering bestaat; in dat geval verifieert de dienstverlener de identiteit zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de client; b. een dienstverlener die een levensverzekeraar is, de begunstigde van een polis identificeren en de identiteit verifieren nadat de zakelijke relatie is aangegaan; in dat geval vindt het identificeren en het verifieren van de identiteit plaats op of voor het tijdstip van uitbetaling, dan wel op of voor het tijdstip waarop de begunstigde zijn rechten krachtens de polis wil uitoefenen; c. een dienstverlener die een bank is, een rekening openen voordat de verificatie van de identiteit van de client heeft plaatsgevonden, indien zij waarborgt dat deze rekening niet kan worden gebruikt voordat de verificatie heeft plaatsgevonden;

15 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van d. een aangewezen niet-financiele dienstverlener die een notaris is, de identiteit van de client vaststellen en die van de uiteindelijk belanghebbende verifieren op het moment dat identificatie op grond van artikel 20, eerste lid, van de Landsverordening op het notarisambt (AB 1990 no. GT 69) is vereist. Artikel 9 1. Onverminderd artikel 8, tweede lid, is het een dienstverlener verboden een zakelijke relatie aan te gaan of een transactie uit te voeren, indien hij geen clientenonderzoek heeft verricht, hij niet in staat is om het clientenonderzoek uit te voeren of het clientenonderzoek niet heeft geleid tot het met artikel 3, 4 en 5 beoogde resultaat. 2. Indien een dienstverlener na het aangaan van een zakelijke relatie niet langer kan voldoen aan artikel 3, 4 en 5, beeindigt hij onverwijld deze zakelijke relatie. 3. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de reikwijdte van het clientenonderzoek Artikel In afwijking van artikel 9, eerste lid, kunnen dienstverleners met betrekking tot de bij de artikelen 3, 4 en 5 gestelde voorschriften een vereenvoudigd clientenonderzoek toepassen: a. ten aanzien van de volgende clienten: 1. een in Aruba gevestigde dienstverlener die onder het toezicht van de Bank of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon staat; 2. een buiten Aruba gevestigde financiele dienstverlener die onderworpen is aan de internationaal aanvaarde normen voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en onder effectief toezicht staat ter zake van de naleving van die normen;

16 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van o. naamloze vennootschappen en daarmee vergelijkbare entiteiten, die onderworpen zijn aan wettelijke voorschriften ter zake van openbare financi6e verslaggeving en waarvan de door hen uitgegeven aandelen verhandeld worden op bij regeling van de Minister aan te wijzen erkende aandelenbeurzen; 4. naamloze vennootschappen waarvan alle aandelen in handen zijn van het Land; 5. het Land en andere in Aruba ingestelde publiekrechtelijke rechtspersonen; 6. buiten Aruba in het Koninkrijk ingestelde en werkzame publiekrechtelijke rechtspersonen; b. indien zij een transactie uitvoeren of een zakelijke relatie aangaan met betrekking tot: 1. een levensverzekeringsovereenkomst waarvan de op jaarbasis verschuldigde premie niet meer dan Afl ,- bedraagt of waarvan het bedrag van de eenmalige premie niet meer dan Afl ,- bedraagt; 2. een pensioen of een soortgelijke regeling die een ouderdomsvoorziening beoogt te verschaffen aan een werknemer, waarbij de stortingen ten behoeve van de pensioenvoorzieningen plaatsvinden door middel van inhouding op het salaris van de werknemer en waarbij het de werknemer niet toegestaan is om zijn uit de pensioenregeling voortvloeiende rechten aan derden over te dragen, te verpanden of tot zekerheid over te dragen; 3. uiteindelijke belanghebbenden bij door een aangewezen niet-financi6e dienstverlener gehouden rekeningen die uitsluitend gebruikt worden voor het aanhouden van gelden van derden, mits deze dienstverleners onderworpen zijn aan voorschriften ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering die voldoen aan de internationaal gangbare normen voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefi-

17 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van nanciering, en onder effectief toezicht staan ter zake van de naleving van die normen. 2. Een dienstverlener verzamelt voldoende gegevens en verricht periodieke onderzoeken om to kunnen vaststellen of het eerste lid op een client van toepassing is. 3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de client, zakelijke relatie of transactie een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich brengt of indien er aanwijzingen zijn dat de client betrokken is bij witwassen of terrorismefinanciering. Artikel 11 Dienstverleners verrichten een verscherpt clientenonderzoek, indien en naar gelang een zakelijke relatie of transactie naar hun acrd een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich brengt. Het verscherpte clientenonderzoek wordt zowel voorafgaand aan de zakelijke relatie of de transactie, als gedurende de zakelijke relatie verricht in ieder geval de navolgende situaties: a. indien een client geen ingezetenen van Aruba is, respectievelijk niet in Aruba gevestigd is; b. indien een client niet fysiek aanwezig is voor identificatie; c. indien het betreft particulier vermogensbeheer ten behoeve van vermogende natuurlijke personen; d. bij rechtspersonen, trusts of daarmee vergelijkbare entiteiten die bedoeld zijn voor het onderbrengen van persoonlijke vermogens; e. bij vennootschappen en daarmee vergelijkbare entiteiten waarvan de aandelen aan toonder zijn gesteld of de op naam gestelde aandelen ten behoeve van een derde worden gehouden; f. bij natuurlijke personen, rechtspersonen, trusts en daarmee vergelijkbare entiteiten die afkomstig zijn van landen of jurisdicties die niet of onvoldoende voldoen aan de internationaal gangbare normen op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering;

18 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 18 van g. bij politiek prominente personen; h. bij het aangaan van correspondent- bankrelaties; i. andere bij regeling van de Minister te bepalen gevallen. Artikel Een dienstverlener voert een adequaat beleid en beschikt over op risicobepaling gerichte procedures om vast te stellen, of een client, een potentiele client of een uiteindelijke belanghebbende een politiek prominent persoon is. Een dienstverlener beschikt voorts over procedures voor de vaststelling van de bron van het vermogen van clienten en uiteindelijke belanghebbenden die op grond van de eerste volzin als politiek prominente personen zijn aangemerkt. 2. Onverminderd het derde lid draagt een dienstverlener die een zakelijke relatie aangaat met of een transactie verricht voor een politiek prominente persoon ervoor zorg voor dat: a. de beslissing tot het aangaan van de zakelijke relatie of het verrichten van de individuele transactie slechts genomen of goedgekeurd wordt door personen die belast zijn met de algehele leiding van de dienstverlener; b. zij doorlopende controle uitvoeren op de zakelijke relatie. 3. Indien een client of uiteindelijke belanghebbende na de aanyang van de zakelijke relatie als een politiek prominente persoon wordt aangemerkt, wordt de zakelijke relatie slechts voortgezet na bekomen goedkeuring van de personen die belast zijn met de algehele leiding van de dienstverlener. 4. Een client, potentiele client of uiteindelijke belanghebbende wordt tot vijf jaar nadat hij opgehouden heeft de vooraanstaande openbare functie te bekleden, als een politiek prominente persoon aangemerkt. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op directe familieleden en naaste geassocieerden van een dergelijke persoon.

19 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 19 van Artikel Dienstverleners besteden bijzondere aandacht aan: a. zakelijke relaties en transacties met natuurlijke personen, rechtspersonen en trusts die afkomstig zijn van landen of jurisdicties die niet of onvoldoende voldoen aan de internationaal gangbare normen op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; b. alle complexe en ongebruikelijk grote transacties en aan alle ongebruikelijke kenmerken van transacties die geen verklaarbaar economisch of legaal doel hebben 2. Indien een dienstverlener redelijkerwijs kan vermoeden dat een transactie met een natuurlijke persoon, rechtspersoon of trust die afkomstig is uit een land of jurisdictie als bedoeld in het eerste lid, geen verklaarbaar economisch of legaal doel heeft, of indien een transactie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zich voordoet, verricht hij onderzoek naar de achtergrond en het doel van die transactie en legt zijn bevindingen schriftelijk vast. 3. De bevindingen, bedoeld in het tweede lid, worden tenminste tien jaar bewaard. Artikel 14 Dienstverleners voeren een adequaat beleid en beschikken over adequate procedures die gericht zijn op de voorkoming van misbruik van nieuwe technologische ontwikkelingen en instrumenten ten behoeve van witwassen en terrorismefinanciering. De procedures, bedoeld in de eerste volzin, hebben in het bijzonder betrekking op de risico's die voortvloeien uit zakelijke relaties en transacties waarbij de client niet fysiek aanwezig is.

20 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 20 van De introductie van clienten Artikel 15 Onverminderd diens eigen verantwoordelijkheid onder artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b en c, kan een dienstverlener, in afwijking van artikel 9, eerste lid, zich bij een client, die wordt geintroduceerd door een in Aruba gevestigde financiele dienstverlener of door een in Aruba gevestigde aangewezen niet-financiele dienstverlener als bedoeld in ten 1 of 2 van de definitie van het begrip "aangewezen nietfinanciele dienstverlener" in artikel 1, verlaten op het door die dienstverlener verrichte clientenonderzoek, voor zover dit onderzoek de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b en c, beschreven elementen omvat, mits: a. de dienstverlener zich ervan vergewist dat kopieen van alle gegevens en inlichtingen betreffende het door de derde verrichte clientenonderzoek als bedoeld in de aanhef, onverwijld op verzoek van de dienstverlener door de derde aan hem beschikbaar kunnen warden gesteld; b. de dienstverlener zich ervan vergewist dat de derde over procedures en maatregelen beschikt die de derde in staat stelt om een clientenonderzoek uit te voeren en de gegevens en inlichtingen die als gevolg van dat clientenonderzoek zijn verkregen te bewaren op de wijze, bedoeld in artikel 33, eerste lid, aanhef, eerste en tweede volzin. Artikel 16 Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op clienten die geintroduceerd worden door buiten Aruba gevestigde dienstverleners die gevestigd zijn in een land of jurisdictie welke voorkomt op een bij regeling van de Minister vast te stellen lijst.

21 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 21 van Het onderhouden door banken van correspondent-bankrelaties Artikel Een bank die voornemens is een correspondent-bankrelatie aan te gaan, draagt ervoor zorg dat: a. zij voldoende informatie over de betrokken bank verzamelt om een volledig beeld te krijgen van de aard van haar bedrijfsactiviteiten en om de reputatie vast te stellen van de correspondent bank en de kwaliteit van het toezicht dat op die bank wordt uitgeoefend, met inbegrip van informatie over eventuele onderzoeken terzake van witwassen en terrorismefinanciering of uit hoofde van toezicht genomen maatregelen; b. zij de procedures en maatregelen ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering van de correspondent bank beoordeelt en zich ervan vergewist dat deze adequaat en doeltreffend zijn; c. de verantwoordelijkheden van beide banken op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering schriftelijk worden vastgelegd. 2. Een bank gaat een nieuwe correspondent-bankrelatie alleen aan na een daartoe strekkende beslissing van de personen die belast zijn met de algehele leiding van de bank. 3. Indien een correspondent-bankrelatie het gebruik van transitrekeningen inhoudt, vergewist de bank zich ervan dat de correspondent bank haar clienten die rechtstreeks toegang hebben tot die transitrekeningen, heeft geldentificeerd en hun identiteit heeft geverifieerd overeenkomstig de internationaal gangbare normen voor identificatie en identiteitsverificatie. De bank vergewist zich voorts ervan dat de correspondent bank in staat is om op verzoek alle relevante identiteitsgegevens van een client aan de bank te verschaffen. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder transitrekening verstaan een door een correspondent bank gehouden rekening bij een bank waartoe derde

22 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 22 van partijen rechtstreeks toegang hebben voor de uitvoering van transacties ten behoeve van zichzelf. Artikel Het is een bank verboden een correspondent-bankrelatie aan te goon of te onderhouden met een shell bank. 2. Banken vergewissen zich ervan dat de buiten Aruba gevestigde financiele dienstverleners met wie zij een correspondentbankrelatie aangaan of onderhouden, hun rekeningen niet laten gebruiken door shell banks. Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in de eerste volzin, beeindigt de desbetreffende bank de correspondentbankrelatie onverwijld. 6. De voor verificatie vereiste documenten, gegevens en inlichtingen Artikel Indien een client een natuurlijke persoon is, wordt diens identiteit geverifieerd aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron 2. Indien een client een rechtspersoon is naar Arubaans recht en zijn zetel in Aruba heeft of een buitenlandse rechtspersoon is die in Aruba is gevestigd, wordt diens identiteit geverifieerd aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. 3. Indien een client een buitenlandse rechtspersoon is die niet in Aruba is gevestigd, wordt diens identiteit geverifieerd op basis van betrouwbare en in het internationale verkeer gebruikelijke documenten, gegevens of inlichtingen of op basis van documenten, gegevens of inlichtingen die bij wet als geldig middel voor identificatie zijn erkend in de staat van herkomst van de client. 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een trustee en de persoon die anderszins effectieve zeggenschap uitoefent, de

23 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 23 van installer van de trust en de uiteindelijke belanghebbenden bij het vermogen van de trust. 5. De dienstverlener verifieert de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende aan de hand van betrouwbare en in het internationale verkeer gebruikelijke documenten, gegevens of inlichtingen of op basis van documenten, gegevens of inlichtingen die bij wet als geldig middel voor identificatie zijn erkend in de staat van herkomst van de uiteindelijke belanghebbende, op zodanige wijze dat hij overtuigd is van de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende. 6. De Minister kan regels stellen met betrekking tot het soort en de inhoud van de documenten, gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, alsmede met betrekking tot de verificatie van de identiteit van de clienten die niet onder het eerste tot en met het vijfde lid vallen. HOOFDSTUK 3 Het melden van ongebruikelijke transacties 1. Het Meldpunt Artikel Er is een meldpunt ongebruikelijke transacties dat met het oog op de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering belast is met de navolgende taken: a. het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde to bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor de voorkoming en opsporing van misdrijven; b. het verstrekken van gegevens in overeenstemming met het bij of krachtens deze of een andere landsverordening ter zake van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bepaalde;

24 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 24 van c. het berichten van degene die overeenkomstig artikel 26 een melding heeft gedaan over de afdoening van de melding, indien een verstrekking heeft plaatsgevonden overeenkomstig onderdeel b; d. het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering en naar de verbetering van de methoden om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden; e. het geven van voorlichting over de verschijningsvormen en de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; f het onderhouden van contacten en het uitwisselen van gegevens inzake het meldgedrag van dienstverleners met buitenlandse instanties die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt; g. het verstrekken van inlichtingen inzake het meldgedrag van de dienstverleners aan de Bank; h. het jaarlijks uitbrengen van een verslag van zijn werkzaamhe- den en van zijn voornemens voor het komende jaar aan de Minister. 2. Het Meldpunt is een afzonderlijk en zelfstandig onderdeel van het ministerie van de Minister. 3. Het Meldpunt staat onder leiding van een hoofd. De benoeming, schorsing en het ontslag van het hoofd en het overige personeel van het Meldpunt geschiedt nadat de begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 21, daarover is gehoord. 4. De artikelen 25 en 26 van de Comptabiliteitsverordening 1989 (AB 1989 no. 72) zijn niet van toepassing ten aanzien van de toewijzing van werken, leveringen en dienstverrichtingen ten behoeve van het Meldpunt. Artikel 21 taak heeft: 1. Er is een begeleidingscommissie voor het Meldpunt die als

25 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 25 van a. het ter beschikking stellen aan het Meldpunt van haar kennis en deskundigheid; b. het desgevraagd of uit eigen beweging adviseren van de Minister over de inrichting en de uitvoering van de meldplicht, alsmede over de vaststelling van de indicatoren, bedoeld in artikel De begeleidingscommissie bestaat uit ten hoogste 7 leden die afkomstig zijn van de navolgende instanties en sectoren: a. het ministerie van de Minister; b. de Bank; c. andere toezichthoudende autoriteiten; d. het openbaar ministerie; e. het Korps Politie Aruba. De begeleidingscommissie kan vertegenwoordigers van de bedrijfs- en beroepstakken die onder de meldplicht vallen, uitnodigen om de begeleidingscommissie to adviseren over de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, voor zover het onderwerpen betreft die deze bedrijfsof beroepstakken aangaat. 3. De leden van de begeleidingscommissie worden op voordracht van de instanties, genoemd in het tweede lid, door de Minister benoemd en ontslagen. 4. De vertegenwoordiger van het ministerie van de Minister bekleedt het voorzitterschap van de begeleidingscommissie. 5. De begeleidingscommissie vergadert tenminste twee keer per jaar. Voor het overige bepaalt de begeleidingscommissie zijn eigen werkwij ze. 6. De begeleidingscommissie kan ten behoeve van een goede uitvoering van zijn taken gegevens en inlichtingen van statistische aard opvragen bij het Meldpunt. Het Meldpunt verstrekt deze gegevens en inlichtingen.

26 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 26 van De verwerking, raadpleging en verstrekking van gegevens door het Meldpunt Artikel Het Meldpunt houdt een register voor de verwerking van de gegevens die ingevolge deze landsverordening zijn verkregen. 2. Uit het register worden geen gegevens aan derden verstrekt, tenzij bij of krachtens deze landsverordening gestelde regels hierin is voorzien. 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de verstrekking aan instanties in of buiten het Koninkrijk, die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt, van gegevens uit het register, alsmede omtrent de voorwaarden waaronder de gegevensverstrekking plaatsvindt. Artikel Het Meldpunt is bevoegd ten behoeve van een goede uitvoering van zijn taak, de registers en andere info, matiebronnen te raadplegen van toezichthoudende instanties, alsmede van instanties en de ambtenaren die met de opsporing en vervolging van strafbare feiten zijn belast. 2. De in het eerste lid genoemde instanties en ambtenaren zijn verplicht het Meldpunt de raadpleging, bedoeld in het eerste lid, toe te staan. 3. Ten behoeve van de adequate raadpleging, bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd van het Meldpunt met de in dat lid bedoelde instanties of ambtenaren een conversant afsluiten, dat vooraf ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister en de minister wie zulks het meest aangaat.

27 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 27 van Artikel 24 Het Meldpunt verstrekt uit eigen beweging of op verzoek de navolgende gegevens aan de instanties en ambtenaren die met de opsporing en vervolging van misdrijven zijn belast: a. gegevens waaruit een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen of terrorismefinanciering of beide misdrijven; b. gegevens waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij van belang zijn voor de voorkoming of opsporing van witwassen of terrorismefinanciering; c. gegevens waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij van belang zijn voor de voorkoming of opsporing van misdrijven die, gezien hun doel of het verband waarin zij zijn gepleegd of kunnen word en gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. 3. De meldingsplicht Artikel 25 De Minister stelt, na overleg met het Meldpunt en zo nodig per daarbij to onderscheiden groepen dienstverleners of categorieen transacties, indicatoren vast aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie. Artikel Een dienstverlener meldt een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie hem bekend is geworden, aan het Meldpunt. 2. Bij een melding als bedoeld in het eerste lid, verstrekt de desbetreffende dienstverlener de navolgende gegevens: a. de identiteit van de client ;

28 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 28 van b. de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de client; c. de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie; d. de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten, edele metalen of andere waarden die bij een transactie betrokken zijn; e. de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt; f. indien het betreft een transactie met betrekking tot een zaak van grote waarde, een omschrijving van de desbetreffende zaak van grote waarde. 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen andere gegevens worden aangewezen die bij een melding als bedoeld in het eerste lid, dienen te worden verstrekt. Artikel Met het oog op de vervulling van de taken, vermeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen b en f, kan het Meldpunt de verstrekking van nadere gegevens of inlichtingen van een dienstverlener verlangen. 2. Degene van wie overeenkomstig het eerste lid de verstrekking van nadere gegevens of inlichtingen zijn verlangd, verstrekt deze schriftelijk, alsmede, in naar het oordeel van het Meldpunt spoedeisende gevallen, mondeling aan het Meldpunt, binnen de door het Meldpunt gestelde termijn. 3. Onverminderd artikel 48, derde lid, kan het hoofd van het Meldpunt aan een dienstverlener die: a. een melding heeft gedaan die niet in overeenstemming is met artikel 26, tweede lid, b. de overeenkomstig het eerste lid gevraagde gegevens en inlichtingen niet of onvolledig heeft verstrekt, een aanwijzing geven, ten einde te bereiken dat de melding binnen een door het hoofd van het Meldpunt te stellen termijn alsnog voldoet aan artikel 26, tweede lid, onderscheidenlijk de overeenkomstig het eerste lid gevraagde gegevens en inlichtingen zoals aangegeven worden ver-

29 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 29 van strekt. Het hoofd van het Meldpunt stelt de Bank in kennis van een aanwijzing als bedoeld in de eerste volzin. 4. Ten aanzien van een dienstverlener die geen of onvolledig gevolg heeft gegeven aan een aanwijzing als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, zijn het hoofd van het Meldpunt en de bij landsbesluit aan te wijzen ambtenaren, werkzaam bij het Meldpunt, uitsluitend voor zover dat voor de verkrijging van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd: a. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of kopie te maken; b. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden. Het derde lid, tweede volzin, en artikel 35, vierde tot en met het zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel Het hoofd van het Meldpunt bepaalt de wijze waarop meldingen worden gedaan en de gegevens en inlichtingen, gevraagd op grond van artikel 27, eerste lid, worden verstrekt. 2. Een dienstverlener voldoet steeds aan een krachtens het eerste lid gegeven voorschrift. 4. De vrijwaring voor civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprake- lijkheid Artikel Gegevens of inlichtingen die in overeenstemming met de artikelen 26 of 27, tweede lid, zijn verstrekt, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een ten-

30 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 30 van lastelegging wegens witwassen of terrorismefinanciering door de dienstverlener die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt. 2. Gegevens of inlichtingen die zijn verstrekt in de redelijke veronderstelling dat uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 26 of 27, tweede lid, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens overtreding van de artikelen 285 of 286 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die werkzaam zijn voor de dienstverlener die in overeenstemming met de artikelen 26 of 27, tweede lid, gegevens of Mlichtingen heeft verstrekt en die daaraan heeft meegewerkt. Artikel Een dienstverlener die te goeder trouw tot een melding op de voet van artikel 26 is overgegaan of die op de voet van artikel 27, tweede lid, gegevens of inlichtingen heeft verstrekt aan het Meldpunt, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de personen die werkzaam zijn voor de dienstverlener die in overeenstemming met de artikelen 26 of 27, tweede lid, gegevens of inlichtingen heeft verstrekt en die daaraan hebben meegewerkt. 5. Geheimhouding en inlichtingenplicht Artikel Degene die ingevolge artikel 26 een melding doet of die ingevolge artikel 27, tweede lid, nadere gegevens of inlichtingen verstrekt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover uit de doelstelling van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit

31 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 31 van Degene die ingevolge artikel 20, eerste lid, onderdeel c, gegevens of inlichtingen verkrijgt, is verplicht tot geheimhouding daarvan. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een ieder die kennis neemt van een melding, van het gegeven dat een melding aanleiding kan geven tot nader onderzoek of van de verstrekking van nadere gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 27, tweede lid, en weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ter zake op de dienstverlener een geheimhoudingsplicht als bedoeld in het eerste of tweede lid rust. Artikel 32 Indien de personen of instellingen die belast zijn met het toezicht op personen of instellingen die actief zijn op de financiele markten of op aangewezen niet-financiele dienstverleners, bij de uitoefening van hun taak feiten ontdekken, die kunnen duiden op witwassen of terrorismefinanciering, lichten zij, zo nodig in afwijking van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, het Meldpunt in. HOOFDSTUK 4 De bewaring door dienstverleners van de krachtens deze landsverorde- ning verkregen gegevens en inlichtingen Artikel Een dienstverlener bewaart de ingevolge Hoofdstuk 2 verkregen gegevens en inlichtingen op een toegankelijke wijze voor een periode van tenminste tien jaar na het tijdstip van het beeindigen van de zakelijke relatie of het uitvoeren van de desbetreffende transactie. De bewaring van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste volzin, geschiedt steeds zodanig dat afzonderlijke transacties to alien tijde gereconstrueerd en op eerste verzoek van de bevoegde autoritei-

32 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 32 van ten overgelegd kunnen worden. Tot de gegevens en inlichtingen, bedoeld in de eerste volzin, behoren in ieder geval: a. van natuurlijke personen: 1. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats dan wel plaats van vestiging van de client en de uiteindelijke belanghebbende, alsmede van degene die namens die natuurlijke persoon optreedt of een afschrift van het document dat een persoonidentificerend nummer bevat en aan de hand waarvan de identificatie heeft plaatsgevonden; 2. de aard, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het document met behulp waarvan de identiteit is geverifieerd; 3. de aard en datum van de transactie; 4. het soort en de hoeveelheid van de met de transactie gemoeide valuta; 5. het soort en nummer van de bij de transactie gebruikte rekening; 6. alle rekeningenoverzichten en zakelijke correspondentie; b. van naar Arubaans recht opgerichte rechtspersonen: 1. de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres en, indien de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid is geregistreerd, het registratienummer bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid, en de wijze waarop de identiteit is geverifieerd; 2. van degenen die ten behoeve van de rechtspersoon optreden en van de uiteindelijke belanghebbende, de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum; 3. de in onderdeel a, ten 3 tot en met 6, bedoelde gegevens; c. van buitenlandse rechtspersonen en daarmee vergelijkbare entiteiten:

33 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 33 van de documenten aan de hand waarvan de identiteit is geverifieerd; 2. van degenen die ten behoeve van de rechtspersoon op- treden en van de uiteindelijke belanghebbende, de ge- slachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum; 3. de in onderdeel a, ten 3 tot en met 6, bedoelde gege- d. van trusts: vens; 1. de documenten aan de hand waarvan de identiteit is ge- verifieerd van de trustee of degene die effectieve zeg- genschap uitoefent over de trust, de insteller van de trust en de uiteindelijke belanghebbenden bij het vermogen van de trust; 2. de in onderdeel a, ten 3 tot en met 6, bedoelde gege- vens. 2. De Bank kan ten aanzien van bijzondere gevallen bepalen dat de bewaring, bedoeld in het eerste lid, voor een langere, door haar te bepalen periode geschiedt. Artikel 34 Een dienstverlener bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 26, tweede lid, op een toegankelijke wijze gedurende tenminste tien jaar na het tijdstip van het doen van de melding. Artikel 33, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

34 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 34 van HOOFDSTUK 5 Toezicht en bestuurlijke handhaving Toezicht Artikel Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen, werkzaam bij de Bank. Van een zodanig landsbesluit wordt mededeling gedaan in de Landscourant van Aruba. 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen kunnen het toezicht op een risicogeorienteerde wijze uitoefenen. Zij rapporteren ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in het derde lid, aan de President van de Bank of aan de door deze schriftelijk aan te wijzen leidinggevenden binnen de Bank. 3. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of kopie te maken; c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden. 4. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm. 5. Op de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen is het Landsbesluit algemene bepalingen toezichtuitoefening (AB 1998 no. 70) of het landsbesluit dat dit vervangt, van toepassing. 6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen, die op grond van het derde lid wordt gevorderd.

35 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 35 van Indien een dienstverlener een advocaat, notaris, belastingadviseur of accountant is, kan ten aanzien van de toepassing van de bevoegdheden, genoemd in het derde lid, door hem geen beroep worden gedaan op een wettelijk of anderszins vastgelegde geheimhoudingsplicht of verschoningsrecht, voor zover het betreft een of meer van de omstandigheden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen a, b of g. Artikel De Bank is bevoegd om de ingevolge artikel 35, eerste lid, verkregen gegevens en inlichtingen uit te wisselen met in het buitenland van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met: a. het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving ter zake van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; b. het toezicht op personen en instellingen die actief zijn op de financiele markten. 2. Op verzoek van een instantie als bedoeld in het eerste lid, kan de Bank gegevens en inlichtingen vragen aan of een onderzoek instellen of doen instellen bij een dienstverlener, dan wel bij een ieder waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij over gegevens of inlichtingen beschikt, die van belang kunnen zijn voor de verzoekende instantie. 3. Degene aan wie gegevens of inlichtingen als bedoeld in het tweede lid, zijn gevraagd, verstrekt deze binnen een door de Bank te stellen redelijke termijn. 4. Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt ingesteld, verleent alle medewerking die nodig is voor een richtige uitvoering van dat onderzoek. Artikel 35, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 5. De Bank kan toestaan dat een functionaris van een instantie als bedoeld in het eerste lid, deelneemt aan de uitvoering van een verzoek als bedoeld in het tweede lid. De functionaris, bedoeld in de eerste volzin, volgt de aanwijzingen op van de werknemer van de Bank

36 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 36 van die met de uitvoering van het verzoek is belast. Het gebod, bedoeld in het vierde lid, geldt eveneens jegens de in de eerste volzin bedoelde functionaris. 2. Bestuurlijke handhaving Artikel Ter zake van de overtreding van de bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 6, eerste, tweede of vierde lid, 7, 8, eerste lid, 9, 10, tweede of derde lid, 11 tot en met 19, 26, 27, 28, tweede lid, 31, 33, 34, 35, zesde lid, 36, vierde lid, 45 tot en met 47, 48, tweede en derde lid, tweede volzin, 50, eerste, tweede en vierde lid, en 54 gestelde voorschriften kan de Bank een last onder dwangsom opleggen. 2. Ter zake van de in het eerste lid bedoelde feiten kan de Bank ook een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste Afl ,- per afzonderlijke overtreding. 3. Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 53, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba is van overeenkomstige toepassing. 4. De Bank stelt richtsnoeren vast voor de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, en legt deze vast in een beleidsdocument. Het beleidsdocument bevat in ieder geval een beschrijving van de te volgen procedures bij de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede van de grondslagen voor de vaststelling van de hoogte van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete per overtreding of categorieen van overtredingen. Het beleidsdocument, bedoeld in de eerste volzin, wordt, evenals alle nadien daarin aan te brengen wijzigingen, vooraf bekend gemaakt op een door de Bank te bepalen wijze. 5. Verbeurde dwangsommen en bestuurlijke boeten komen toe aan de Bank.

37 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 37 van Artikel Indien tijdens het plegen van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, wordt het bedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 37, tweede lid, voor elke afzonderlijke overtreding verdubbeld. 2. In afwijking van artikel 37, tweede lid, kan de Bank de hoogte van de bestuurlijke boete vaststellen op ten hoogste twee keer het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen indien diens voordeel groter is dan Afl ,-. Artikel 39 Degene jegens wie een handeling is verricht, waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kon verbinden dat hem wegens een overtreding een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring of te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem om informatie wordt gevraagd Artikel De bestuurlijke boete is verschuldigd binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking waarbij zij is opgelegd. 2. De bestuurlijke boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de dagtekening van de beschikking zes weken zijn verstreken. Artikel De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen, vervalt: a. indien ter zake van de overtreding een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft ge-

38 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 38 van nomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba; b. drie jaren na de dag waarop de niet-naleving van het voorschrift is geconstateerd. 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gestuit door een bekendmaking van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete werd opgelegd. 3. Het recht tot strafvervolging vervalt indien aan de betrokkene terzake van hetzelfde feit reeds een bestuurlijke boete is opgelegd. 4. De Bank kan op verzoek van de overtreder een last onder dwangsom opheffen, de looptijd ervan voor een bepaalde termijn opschorten of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen 5. De Bank kan voorts op verzoek van een overtreder een last onder dwangsom opheffen, indien de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd. Artikel De Bank is bevoegd, met het oog op de bescherming van het financiele stelsel en de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, het feit ter zake waarvan de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd, ter openbare kennis te brengen. 2. De beschikking tot het ter openbare kennis brengen treedt in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht, zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

39 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 39 van Artikel 43 De Bank houdt aantekening van de handelingen die in het kader van een onderzoek, voorafgaand aan het opleggen van een bestuurlijke boete, hebben plaatsgevonden onder vermelding van de personen die die handelingen hebben verricht. Artikel lndien een verbeurde dwangsom of boete niet is betaald binnen de door de Bank bepaalde termijn, wordt de overtreder schriftelijk aangemaand om binnen twee weken alsnog het bedrag van de dwangsom of de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, to betalen. 2. Bij gebreke van betaling wordt het bedrag en de kosten, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met de invorderingskosten, door de Bank bij dwangbevel ingevorderd. 3. De bekendmaking van het dwangbevel geschiedt door middel van betekening van een exploot als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba en levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van dit Wetboek kan worden tenuitvoergelegd. 4. Het dwangbevel vermeldt in ieder geval: a. aan het hoofd het woord dwangbevel; b. het bedrag van de invorderbare hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente; c. de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de verschuldigde geldsom voorvloeit; d. de kosten van de aanmaning en van het dwangbevel; e. dat het op kosten van de overtreder ten uitvoer kan worden uitgebracht. 5. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat tegen het dwangbevel verzet open; het verzet schorst de tenuitvoerlegging.

40 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 40 van HOOFDSTUK 6 Procedures en maatregelen ter voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering Artikel Een dienstverlener die een bijkantoor of dochtermaatschappij heeft buiten Aruba, draagt ervoor zorg dat het bijkantoor respectievelijk de dochtermaatschappij zoveel mogelijk de bij of krachtens deze landsverordening gestelde voorschriften en de internationaal aanvaarde normen voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering toepast. 2. Het eerste lid vindt bijzondere toepassing ten aanzien van bijkantoren of dochtermaatschappijen in landen en jurisdicties die niet of onvoldoende voldoen aan de internationaal aanvaarde normen voor de voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering. 3. Indien het recht van het betrokken land of jurisdictie toepassing van het eerste lid niet toestaat, stelt de dienstverlener de Bank hiervan in kennis en neemt, zo nodig in overleg met de Bank, maatregelen om het risico van witwassen en terrorismefinanciering tegen to gaan. Artikel Dienstverleners voeren een adequaat beleid en beschikken over scluiftelijk vastgelegde procedures en maatregelen die gericht zijn op de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, in het bijzonder van de toepassing van de Hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze landsverordening. 2. De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op de interne organisatie en interne controle van de dienstverlener, de indienstneming, functiewijziging, achtergrond, opleiding, voorlichting en doorlopende training van het desbetreffende personeel, de toepassing van het clientenonderzoek, de

41 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 41 van vastlegging van gegevens en inlichtingen, het interne besluitvormingsproces voor het doen van meldingen, alsmede op de periodieke evaluatie van de effectiviteit van die procedures en maatregelen. 3. Dienstverleners voeren periodiek evaluaties uit ten einde te kunnen beoordelen, of en in hoeverre zij als gevolg van hun activiteiten en werkzaamheden kwetsbaar zijn voor witwassen en terrorismefinanciering. 4. De bevindingen van de periodieke evaluaties, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden schriftelijk vastgelegd. Artikel Dienstverleners beschikken over een persoon in hun organisatie die belast is met de zorg voor de naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. 2. Dienstverleners beschikken over tenminste een persoon binnen hun organisatie die belast is met de interne ontvangst en beoordeling van potentiele meldingen en het doen van meldingen namens de dienstverlener aan het Meldpunt. 3. Een dienstverlener stelt het Meldpunt en de Bank op de hoogte van de benoeming van de personen, bedoeld in het eerste en tweede lid, binnen een maand na de ingang van een zodanige benoeming. Artikel De Bank kan, zo nodig per daarbij te onderscheiden categorieen van dienstverleners, richtlijnen geven met betrekking tot de toepassing van de Hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van deze landsverordening. Een richtlijn kan mede betrekking hebben op de toepassing van andere wettelijke regelingen, voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstelling van deze landsverordening. Indien een richt-

42 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 42 van lijn betrekking heeft op de toepassing van Hoofdstuk 3, overlegt de Bank vooraf met het Meldpunt. 2. Dienstverleners volgen een richtlijn als bedoeld in het eerste lid op. 3. De Bank kan aan een individuele dienstverlener aanwijzingen geven om ten aanzien van met name aan te geven onderwerpen een bepaalde gedragslijn te volgen, ten einde te bereiken dat binnen een door hem te bepalen termijn wordt voldaan aan de voorschriften van deze landsverordening. De tweede volzin van het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing. 4. In afwijking van artikel 3 van de Landsverordening officiele talen (AB 2003 no. 38) kunnen de richtlijnen en aanwijzingen, bedoeld in het eerste en derde lid, uitsluitend in het Engels gesteld worden. HOOFDSTUK 7 Overige bepalingen Artikel 49 Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze landsverordening zijn verstrekt of ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of ingevolge een landsverordening wordt vereist. Artikel Dienstverleners die niet onder wettelijk toezicht van de Bank staan en aangewezen niet-financiele dienstverleners, die werkzaamheden verrichten als omschreven in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk 6, tweede lid, onderdelen b tot en met f, melden zich aan bij de Bank.

43 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 43 van De aanmelding, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van gegevens en inlichtingen over de identiteit, de handelsnaam en het adres van degenen die bij de dienstverlener, bedoeld in het eerste lid, de leiding voeren en het beleid. 3. De Bank stelt het model voor de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, vast. Zij draagt ervoor zorg dat een kopie van een aanmelding wordt verzonden naar het Meldpunt. 4. Indien een wijziging optreedt in de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, stelt de dienstverlener wie het aangaat de Bank hiervan op de hoogte. 5. De Bank houdt een register bij van de dienstverleners die zich op grond van het eerste lid bij haar hebben aangemeld. De Bank bepaalt de inrichting van het register, bedoeld in de eerste volzin, en maakt de inhoud ervan op digitale wijze aan het publiek bekend. Artikel Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld over de vergoeding van de kosten die is verschuldigd door dienstverleners, niet zijnde dienstverleners die onder wettelijk toezicht van de Bank staan, als tegemoetkoming voor de door de Bank gemaakte kosten in het kader van haar werkzaamheden met betrekking tot deze dienstverleners op grond van deze landsverordening. 2. Bij het vaststellen van de vergoeding worden mede betrokken de kosten, verband houdend met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverorden ng ten aanzien van deze dienstverleners. 3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk binnen drie maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft betaald. 4. Artikel 44 is van overeenkomstige toepassing.

44 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 44 van Artikel 52 De Bank brengt jaarlijks voor 1 juli verslag uit aan de Minister over de werkzaamheden die zij in het kader van deze landsverordening over het voorgaande kalenderjaar heeft verricht. Artikel 53 De bedragen, genoemd in de artikelen 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen e en f, en 10, eerste lid, onderdeel b, tenl, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden gewij zigd. Artikel 54 Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen na- dere regels worden gesteld ter uitvoering van deze landsverordening. HOOFDSTUK 8 Strafbepaling Artikel Overtreding van de bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 6, eerste, tweede of vierde lid, 7, 8, eerste lid, 9, 10, tweede of derde lid, 11 tot en met 19, 26, 27, 28, tweede lid, 31, 33, 34, 35, zesde lid, 36, vierde lid, 45 tot en met 47, 48, tweede en derde lid, tweede volzin, 50, eerste, tweede en vierde lid, en 54 gestelde voorschriften wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft met hetzij een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar, hetzij met een geldboete van ten hoogste Afl ,-, hetzij met beide straffen. 2. Overtreding van de bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 6, eerste, tweede of vierde lid, 7, 8, eerste lid, 9, 10, tweede of derde lid, 11 tot en met 19, 26, 27, 31, 33, 34, 35, zesde lid, 36, vierde lid, 45

45 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 45 van tot en met 50 en 54 gestclde voorschriften wordt, voor zover niet opzettelijk begaan, gestraft met hetzij hechtenis voor ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van ten hoogste Afl ,-, hetzij met beidc straffen. 3. De feiten, bedoeld in het eerste lid, zijn misdrijven; de feiten, bedoeld in het tweede lid, zijn overtredingen. HOOFDSTUK 9 Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 56 I. Deze landsverordening treedt in werking op een bij of krachtens landsverordening te bepalen tijdstip. 2. Zij kan warden aangehaald als Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. Gegeven te Oranjestad, De minister van Financien,Communicatie, Utiliteiten en Energie, De minister van Justitie en Onderwijs, De minister van Algemene Zaken, De minister van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur,

46 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 46 van 154 5A-(4/"- DWJZ Staten publ CAAAki-et-?, Landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering) MEMORIE VAN TOELICHTING /14,0. 3 Algemene toelichting 1. Inleiding Sinds 1993 beschikt Aruba over wetgeving die gericht is op de bestrijding van witwassen. In dat jaar trad namelijk in werking de Landsverordening strafbaarstelling witwassen (AB 1993 no. 70), die de verwerving, het bezit en de overdracht van door misdrijf verkregen geld, geldswaardige papieren of vorderingen als witwassen strafbaar stelde. Deze landsverordening was het gevolg van de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (hierna to noemen FATF). Deze internationale organisatie, waarvan Aruba via het Koninkrijk der Nederlanden lid is, werd in 1989 opgericht met als doel de ontwikkeling en bevordering van instrumenten voor de bestrijding van witwassen. Daartoe werden in aanbevelingen opgesteld voor de voorkoming en bestrij ding van het witwassen van langs criminele weg verkregen gelden. Nadien werden deze aanbevelingen als gevolg van bepaalde gebeurtenissen een aantal keren ingrijpend gewijzigd. Bijzondere vermelding behoeven daarbij de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Als gevolg van deze aanslagen werd het mandaat van de FATF uitgebreid met de bestrij ding van terrorismefinanciering en werden de oorspronkelijke 40 aanbevelingen uitgebreid met 8 - later weer uitgebreid naar 9 - speciale aanbevelingen ter bestrij ding van terrorismefinanciering. In 1

47 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 47 van werden de 40 aanbevelingen zelf herzien als gevolg van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Thans gelden de zogenaamde FATF- aanbevelingen en de daarbij behorende Interpretative Notes en de Methodologie 2004 als de internationale norm bij uitstek voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en voor de toetsing in dat kader van de door landen en jurisdicties genomen (wettelijke) maatregelen ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. In het vervolg van deze memorie van toelichting zal het geheel van maatregelen en voorzieningen ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering worden aangeduid met het internationaal gangbare begrip "AML/CFT" (anti-money laundering/combating of the financing of terrorism). Voortbouwend op de met de Landsverordening strafbaarstelling witwassen ingezette lijn werden op 1 februari 1996 de Landsverordening identificatie bij dienstverlening (AB 1995 no. 86; hierna te noemen de LID) en de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1996 no. 85; hierna te noemen de LMOT) ingevoerd. De LID regelt de verplichte vaststelling van de identiteit van clienten bij de verlening van bepaalde diensten door in de LID genoemde financiele dienstverleners en niet-financiele dienstverleners. De LMOT regelt de verplichte melding van ongebruikelijke transacties door dienstverleners bij de verlening van de in de LMOT omschreven financiele en niet-financiele diensten. Samen vormen deze landsverordeningen en de daarop rustende uitvoeringsregelingen de kern van het Arubaanse systeem ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Als gevolg van aanpassingen van de FATF-aanbevelingen en de opgedane ervaringen zijn deze landsverordeningen diverse malen gewijzigd. De laatste wijziging vond plaats met de inwerkingtreding op 5 februari 2009 van de Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening identificatie bij financiele dienstverlening (AB 1995 no. 86), de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1995 no. 85), de Landsverordening toezicht kredietwezen (AB 1998 no. 16), de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (AB 2000 no. 82) en de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven 2

48 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 48 van 154 (AB 2003 no. 60) (uitbreiding identificatie- en meldplicht; versterking toezicht en handhaving financiele toezichtwetgeving; zie AB 2009 no. 14). Door middel van deze wijzigingsverordening werden ten eerste de identificatieplicht en de meldplicht uitgebreid naar een aantal zogenaamde DNFBPs (Designated Non-Financial Businesses and Professions), namelijk de advocaten, notarissen, accountants, belastingadviseurs en bepaalde handelaren in zaken van grote waarde zoals makelaars in onroerende zaken, juweliers en autohandelaren. Ten tweede werden in de LID en de LMOT bestuurlijke sancties ingevoerd ter versterking van de handhaving van beide landsverordeningen en de daarop berustende uitvoeringsregelingen. Beide wijzigingen hingen samen met de FATF -aanbevelingen die de toepassing van customer due diligence en de verplichte melding van verdachte transacties door de DNFBPs, alsmede de toepassing van proportionele, effectieve en afschrikwekkende sancties voorschrijven. Overigens werden ook op andere gebieden van de Arubaanse wet- en regelgeving wijzigingen aangebracht en nieuwe wet- en regelgeving geintroduceerd ter versterking van het AML/CFT- raamwerk van Aruba. Noemenswaardig in dit verband zijn de Landsverordening meldplicht in- en uitvoer contant geld (AB 2000 no. 27), de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven (AB 2003 no. 60), de Landsverordening van 12 augustus 2004 (opgenomen in AB 2004 no. 51) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (strafbaarstelling terrorisme en terrorismefinanciering en daarmee samenhangende strafbare feiten), de Landsverordening van 19 april 2006 (opgenomen in AB 2006 no. 11) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (bestrijding mensenhandel en - smokkel en invoering nieuwe strafbaarstellingregeling witwassen), de Sanctieverordening 2006 (AB 2007 no. 24), de Landsverordening toezicht trustkantoren (AB 2009 no. 13), de Landsverordening van 19 februari 2010 (opgenomen in AB 2010 no. 6) houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 1991 no. GT 50) en de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1995 no. 85) (herziening strafbaarstelling terrorismefinanciering; uitbreiding kring toezichthouders MOT), het Sanctiebesluit bestrijding terrorisme en terrorismefinanciering (AB 2010 no. 27) en het Landsbesluit 3

49 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 49 van 154 houdende uitbreiding van de meldplicht bij de in- en uitvoer van contant geld naar aan toonder betaalbare papieren (AB 2010 no. 28). 2. De achtergrond van het onderhavige ontwerp Een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van de FATF wordt gevormd door de periodieke evaluaties van de AML/CFTsystemen van de lidstaten van de FATF. In een evaluatie wordt het AML/CFT-systeem van het desbetreffende land diepgaand getoetst aan de FATF-aanbevelingen. Daarbij wordt gebruik maakt van de zogenaamde Methodologie 2004 en de Interpretative Notes bij een aantal aanbevelingen. Deze maken - samen met de aanbevelingen - eveneens deel uit van het beoordelingskader. Het resultaat wordt neergelegd in een zogenaamde Mutual Evaluation Report (MER) waarin de mate waarin een land elk van de aanbevelingen naleeft wordt aangegeven. Voor een uitgebreide uitleg over het evaluatieproces en het daarbij gehanteerde beoordelingskader zij verwezen naar de website van de FATF Aruba heeft in de periode van eind september 2008 tot en medio oktober 2009 zijn derde evaluatie ondergaan. Dit resulteerde in de MER die tijdens de plenaire FATF vergadering van 14 oktober 2009 werd vastgesteld. In de MER zijn belangrijke tekortkomingen geconstateerd in het Arubaanse AML/CFT-systeem. Ten aanzien van de LID en de LMOT zijn noemenswaardig de navolgende punten: het ontbreken van voldoende samenhang tussen de LID en de LMOT, in het bijzonder voor wat betreft de verschillende categorieen financiele dienstverleners die onder het bereik van deze landsverordeningen vallen; het niet van toepassing zijn van de LID op bepaalde, door de FATF genoemde financiele diensten, waardoor een aantal in Aruba werkzame financiele dienstverleners, zoals investeringsinstellingen en assurantiebemiddelaars, buiten het bereik van de LID vallen; het ontbreken van bepalingen in de LID ten aanzien van de identificatie en verificatie van de uiteindelijke belanghebbende 4

50 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 50 van 154 (de ultimate beneficiary owner ofwel ubo) bij de uitvoering van transacties of het onderhouden van zakelijke relaties; het ontbreken van adequate bepalingen in de LID of elders voor de identificatie en verificatie van Arubaanse en buitenlandse rechtspersonen; het ontbreken van een adequate regeling in de LID inzake de controle en bewaking van bestaande zakelijke relaties; het ontbreken van effectieve, proportionele en afschrikwekkende sancties voor de handhaving van zowel de LID als de LMOT; het ontbreken van indicatoren voor de melding van ongebruikelijke transacties die door bepaalde financiele dienstverleners worden verricht, waardoor deze dienstverleners in feite worden uitgesloten van de meldingsplicht; het ontbreken in de LMOT van civielrechtelijke en strafrechtelijke vrijwaringsbepalingen die geheel voldoen aan de desbetreffende FATF-aanbevelingen; de mogelijke ondermijning van het in artikel 20 van de LMOT opgenomen geheimhoudingsverplichting door het in artikel 23 van de LMOT opgenomen recht van inzage voor derden; de mogelijke ondermijning van de vereiste zelfstandige positie van het meldpunt ongebruikelijke transacties (hierna te noemen het Meldpunt) vanwege de samenstelling en de taken van de begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de LMOT; de inefficiente verdeling van het toezicht tussen het Meldpunt en de Bank; het ontbreken van een adequaat kader voor gegevensuitwisseling met buitenlandse toezichthouders. De aanpak van deze tekortkomingen vergen ingrijpende wijzigingen van de LID en de LMOT en van de diverse daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat zowel de LID als de LMOT reeds een aantal malen zijn gewijzigd. Het meest recente voorbeeld hiervan is de hierboven vermelde wijzigingsverordening die de uitbreiding van de identificatie- en meldplicht en de versterking toezicht en handhaving 5

51 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 51 van 154 financiele toezichtwetgeving regelt. Niettegenstaande hun gemeenschappelijk doel is hun uiteenlopende systematiek in stand gebleven met onder meer als gevolg het bestaan van verschillende kringen van dienstverleners waarvoor de identificatie- respectievelijk de meldplicht geldt. Echter, ook voor het snel kunnen verkrijgen van inzicht in de wettelijke voorschriften inzake de identificatie van clienten en het melden van ongebruikelijke transacties (bijvoorbeeld door de dienstverleners tot wie deze voorschriften zich richten) kan de huidige situatie belemmerend werken. Daartoe dienen immers twee qua opzet verschillende landsverordeningen te worden geraadpleegd, alsmede, afhankelijk van de soort dienstverlener of de aard van de dienst, het Landsbesluit aanwijzing financiele diensten (ter uitvoering van de LID en de LMOT; AB 2000 no. 23), het Landsbesluit nadere identificatievereisten (ter uitvoering van de LID; AB 1996 no. 46), de Regeling identificatievereisten rechtspersonen (ter uitvoering van de LID; AB 1999 no. 4), de ministeriele regeling ter uitvoering van ten 7 van de definitie van het begrip "dienst" in artikel 1, eerste lid, van de LID (AB 1996 no. 57), het Landsbesluit registerreglement meldpunt ongebruikelijke transacties (ter uitvoering van de LMOT; AB 1999 no. 50) en de vijf indicatorregelingen voor financiele instellingen, levensverzekerings-maatschappijen, casino's, vrije beroepsbeoefenaren en handelaren in zaken van grote waarde (alle ter uitvoering van de LMOT; vide achtereenvolgens AB 1999 no. 19, AB 2002 no. 29, AB 2002 no. 12, AB 2009 no. 18 en AB 2009 no. 19). Bovendien geldt ten aanzien van de onder het toezicht van de CBA gestelde financiele dienstverleners dat zij voor de toepassing van customer due diligence (CDD) jegens hun clienten, naast de LID ook de voor hen toepasselijke CBA-richtlijnen op het gebied van AML/CFT en CDD in acht dienen te nemen. Het betreft de Customer Due Diligence Richtlijn voor banken, de Richtlijn voor de afgifte van Multipurpose Prepaid Money Cards, de Richtlijn voor verzekeringsmaatschappijen betreffende de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme en de Richtlijn betreffende de bedrijfsvoering en de bestrijding van witwassen die door de CBA zijn uitgevaardigd op grond van achtereenvolgens de artikelen 15, eerste lid, en 19a van de Landsverordening toezicht kredietwezen, artikel 10, eerste lid, 6

52 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 52 van 154 onderdeel c, van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf en 6, eerste lid, van de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven. Hierbij zij opgemerkt zij dat de richtlijnen voor de kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen gebaseerd zijn op landsverordeningen die als primair doel hebben de waarborging van de financiele soliditeit van deze ondernemingen en die in dat kader instrumenten aan de Bank verschaffen voor de uitoefening van prudentieel toezicht. Dit is enigszins anders bij geldtransactiebedrijven aangezien de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven primair strekt tot bescheiiiiing en bevordering van de integriteit bij deze ondernemingen ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Echter, ook hier geldt dat de richtlijnen deel uitmaken van een groter geheel van voorschriften voor geldtransactiebedrijven op het gebied van toelating tot de markt, toezicht en handhaving. Dientengevolge heeft de regering besloten om de bovengenoemde tekortkomingen niet aan te pakken door middel van wijzigingen van de bovengenoemde wettelijke regelingen - die hoe dan ook ingrijpend en omvangrijk zullen zijn - maar om ter zake een geheel nieuwe landsverordening te introduceren. Deze nieuwe landsverordening zal zowel de identificatie en verificatie bij de dienstverlening door financiele dienstverleners en DNFBPs - vervat in het hieronder te bespreken clientenonderzoek als de verplichte melding van ongebruikelijke transacties bij de verlening van die diensten bestrijken. In samenhang hiermee zal deze nieuwe landsverordening ook voorschriften bevatten voor de bewaring van gegevens en het toezicht en de handhaving ten aanzien van de toepassing van het clientenonderzoek en de meldingsplicht. De regering is van oordeel dat het onderhavige ontwerp in aanzienlijke mate zal bijdragen aan de versterking van de integriteit en stabiliteit van (financiele) instellingen en het vertrouwen in het financiele stelsel in zijn geheel zal doen toenemen. Immers, pogingen van criminelen en hun medeplichtigen om hetzij de opbrengsten van misdrijven te verhullen, hetzij rechtmatig of onrechtmatig verkregen gelden aan te wenden voor terroristische doeleinden, kan dat vertrouwen ernstig in gevaar brengen. 7

53 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 53 van De uitgangspunten en hoofdlij nen van het onderhavige ontwerp Het onderhavige ontwerp strekt derhalve tot vervanging van de LID en de LMOT door een enkele landsverordening waarin regels worden gesteld ten aanzien van het door financiele ondernemingen en bepaalde niet-financiele ondememingen en beroepsgroepen te verrichten clientenonderzoek en van de melding door deze dienstverleners van ongebruikelijke transacties aan het Meldpunt. Bij de opstelling ervan is nadrukkelijk rekening gehouden met de aanbevelingen van de MER en de opgedane ervaringen met de LID en de LMOT. Met het oog hierop introduceert het onderhavige ontwerp het generieke begrip "dienstverlener" dat weer onderscheiden wordt in "financiele dienstverlener" en "aangewezen niet-financiele dienstverlener". Het uitgangspunt daarbij is dat de voorschriften van het onderhavige ontwerp en van de daarop te baseren uitvoeringsregelingen zoveel mogelijk van gelijke toepassing zullen zijn op zowel de financiele als de aangewezen niet-financiele dienstverleners. Dit geldt in het bijzonder voor de toepassing van hoofdstuk 2 dat betrekking heeft op het clientenonderzoek. In dit kader kan worden gewezen op de FATF-aanbevelingen die betrekking hebben op de door financiele en niet-financiele ondememingen en beroepsgroepen te nemen maatregelen ter voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. Deze zijn: de toepassing van CDD en de bewaring van gegevens: Aanbevelingen 4 tot en met 12; het melden van verdachte transacties en naleving van de meldplicht: Aanbevelingen 13 tot en met 16; het treffen van andere maatregelen die witwassen en terrorismefinanciering ontmoedigen, zoals effectieve, proportionele en afschrikwekkende strafrechtelijke, civielrechtelijke en administratiefrechtelijke sancties en een verbod op het onderhouden van zakelijke relaties met zogenaamde shell banks: Aanbevelingen 17 tot en met 20; 8

54 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 54 van 154 het treffen van maatregelen ten aanzien van landen die de FATF-aanbevelingen niet of onvoldoende naleven: Aanbevelingen 21 en 22; het reguleren en ander toezicht plaatsen van financiele en aangewezen niet-financiele dienstverleners: Aanbevelingen 23, 24 en 25. In verband met het bovenstaande wordt in de Methodologie 2004 onder financiele dienstverlener verstaan elke persoon of entiteit die bedrijfsmatig voor of namens een client een of meer van de volgende activiteiten of werkzaarnheden verricht: a. het ontvangen van deposito's en andere terug te betalen gelden van het publiek; b. het uitlenen van geld; c. financial leasing (uitgezonderd consument-gerelateerde leasing); d. het overmaken van geld of geldswaarden; e. het uitgeven en beheren van betaalmiddelen (bijvoorbeeld credit cards, debet cards, traveller's cheques, betaalopdrachten, bankcheques en elektronisch geld); f. het verlenen van garanties en het stellen van borgtochten; g. het handelen in: geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, CD's, derivaten, etc.); buitenlandse valuta; valuta-, rentepercentage- en indexinstmmenten; overdraagbare effecten; termijnmarktgoederen (commodities futures trading). h. het deelnemen in effectenaangelegenheden en de financiele dienstverlening in verband daarmee; i. individueel en collectief portfoliobeheer. j. het in bewaring nemen en beheren van contante of liquide effecten ten behoeve van derden; k. andere vormen van het investeren, administreren of beheren van fondsen of geld ten behoeve van derden; 1. het accepteren en aanbieden van levensverzekeringen en andere investeringsgerelateerde verzekeringen; 9

55 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 55 van 154 m het wisselen van geld en valuta's. Ten aanzien van de in onderdeel a genoemde dienst zij nog opgemerkt dat hieronder ook de zogenaamde "private banking" valt, terwijl onder het uitlenen van geld ook moet worden verstaan het verschaffen van consumptieve leningen, hypothecaire leningen, factoring (al dan niet met regres) en het financieren van handelstransacties (met inbegrip van forfaiting). Door middel van Aanbeveling 12 worden de CDD- Aanbevelingen 5, 6, en 8 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing verklaard op de DNFBPs (in het onderhavige ontwerp worden deze aangeduid met het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverlener"), indien bepaalde omstandigheden zich voordoen. Aanbeveling 16 bewerkstelligt hetzelfde ten aanzien van de meldplicht voor verdachte transacties. De Methodologie 2004 rekent de volgende personen en instellingen tot de aangewezen niet-financiele dienstverleners: a. casino's (internetcasino's daarbij inbegrepen); b. makelaars in onroerende zaken. c. handelaren in edelmetalen; d. handelaren in edelstenen; e. advocaten, notarissen, andere onafhankelijke juridische beroepsbeoefenaren, en accountants; f. trustkantoren, waaronder verstaan wordt alle personen en ondememingen die niet elders onder de FATF-aanbevelingen vallen en die bedrijfsmatig een of meer van de volgende diensten aan derden aanbieden: het optreden als oprichter van rechtspersonen; het optreden (of een ander doen optreden) als directeur of secretaris van een onderneming, partner in een vennootschap of maatschap of het bekleden van een soortgelijke positie in een andere rechtspersoon; het verschaffen van een zetel, zakelijk adres of accommodatie, correspondentie of administratief adres aan een onderneming, vennootschap of maatschap of een andere rechtspersoon of organisatievorm; 10

56 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 56 van 154 het optreden (of een ander doen optreden) als bewindvoerder van een uitdrukkelijk ingestelde trust; het in naam optreden (of een ander doen optreden als) van een aandeelhouder. Ten aanzien van advocaten, notarissen, andere onafhankelijke juridische beroepsbeoefenaren, en accountants zij nog opgemerkt dat bedoeld worden zelfstandige beroepsbeoefenaren, partners en beroepsbeoefenaren in dienst van professionele kantoren, en niet de beroepsbeoefenaren die in dienst zijn bij andere soorten ondernemingen of beroepsbeoefenaren die werken voor overheidsinstellingen. Uit het bovenstaande blijkt een duidelijk verschil tussen het toepassingsbereik van de in de Methodologie gehanteerde definities van "financiele dienstverlener" en "DNFBP". Ten aanzien van de financiele dienstverlener wordt een open toepassingsbereik gehanteerd: zij heeft betrekking op een ieder ("elke persoon of entiteit") die een of meer van de daarbij genoemde diensten verleend. Een zodanig toepassingsbereik laat de in de FATF-aanbevelingen 4 tot en met 25 vastgelegde preventieve maatregelen van toepassing zijn op elke mogelijke financiele dienstverlener. Dit hangt samen met het feit dat de financiele sector een sleutelrol vervult bij de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, daar alle vormen van witwassen en terrorismefinanciering op enig moment de medewerking van de financiele sector behoeven. Dit geldt in mindere mate voor de aangewezen niet-financiele dienstverleners aangezien de verlening van financiele diensten of diensten die raakvlakken vertonen met financiele diensten niet tot hun kernactiviteiten behoren. Slechts indien zij bepaalde diensten verlenen die kenmerken vertonen van een of meer financiele diensten of daarmee samenhangen, dan wel indien zij financiele handelingen met een bepaalde waarde verrichten ten behoeve van een client, dienen de voor de financiele dienstverleners geldende preventieve maatregelen - onder bepaalde voorwaarden - ook op hen van toepassing te zijn. Deze systematiek wordt ook in het onderhavige ontwerp gevolgd. Hiermee wordt overigens tevens een ander euvel van de LID verholpen, namelijk dat deze landsverordening een te beperkte 11

57 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 57 van 154 strekking heeft, aangezien een aantal ook in Aruba werkzame financiele dienstverleners buiten haar toepassingsbereik valt. Als gevolg wordt een belangrijk aantal, in de FATF Methodologie 2004 genoemde financiele diensten niet gedekt door de LID en het Landsbesluit aanwijzing financiele diensten. Noemenswaardige voorbeel den zijn de elektronische effectenbeurzen, investeringsinstellingen en assurantiebemiddelaars. Bij de LMOT doet dit probleem zich in minder mate voor, aangezien deze landsverordening zich krachtens haar artikel 11, eerste lid, tot een ieder richt die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst in de zin van artikel 1 verricht. Echter, ook de LMOT bevat een limitatieve opsomming van financiele diensten die beperkter is dan die van de FATF Methodologie In tegenstelling tot de LID en de LMOT bevat het onderhavige ontwerp geen opsomming van de verschillende financiele dienstverleners, maar een definitie van het begrip financiele dienst die overeenkomt met die van de Methodologie Aldus wordt elke persoon of instelling die een financiele dienst verricht onder de werking van het onderhavige ontwerp en de daaruit voortvloeiende voorschriften gebracht. Dit geldt ongeacht of die persoon of instelling uit andere hoofde gereguleerd wordt of onder extern toezicht is gesteld. Ten aanzien van de aangewezen niet-financiele dienstverleners wordt wel een opsomming gegeven van de verschillende categorieen die onder de werking van het onderhavige ontwerp vallen. Dit hangt samen met de hierboven geschetste noodzaak om slechts die diensten van aangewezen niet-financiele dienstverleners, die belangrijke raakvlakken vertonen met de financiele dienstverlening onder de melden clientenonderzoeksplicht to brengen. Ten aanzien van deze diensten zullen de aangewezen niet-financiele dienstverleners (in principe) op dezelfde voet onderworpen zijn aan de voorschriften van het onderhavige ontwerp als de financiele dienstverleners. Hierop zal hieronder verder worden ingegaan. Uitgaande van het bovenstaande bevat Hoofdstuk 1 van het onderhavige ontwerp de voor de toepassing ervan noodzakelijke definitiebepalingen en wordt het toepassingsbereik ten aanzien van bepaalde aangewezen niet-financiele dienstverleners en de Bank afgebakend. Hoofdstuk 2 regelt het CDD-proces dat gestalte krijgt in 12

58 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 58 van 154 het zogenaamde clientenonderzoek. Daarbij zullen de FATF- Aanbevelingen die betrekking hebben op CDD - namelijk 5 tot en met 11 - zoveel mogelijk in het onderhavige ontwerp worden verwerkt. Het betreffen immers essentiele verplichtingen die, afhankelijk van de omstandigheden, in beginsel door elke dienstverlener dienen te worden nageleefd. Hiermee gaat het onderhavige ontwerp verder dan de Methodologie 2004 die slechts de regeling van bepaalde componenten van de Aanbevelingen 5 en 10 bij formele wet verlangt. Het belang van een modern en adequaat CDD-raamwerk rechtvaardigt evenwel opname zoveel mogelijk van de CDD-aanbevelingen in het ontwerp. Overigens is dit in een groot aantal landen - waaronder ook FATFlidstaten - reeds gebeurd. Als voorbeeld kan worden genoemd de Nederlandse Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). In verband hiermee zij opgemerkt dat de CDDverplichtingen van het onderhavige ontwerp nader uitgewerkt zullen worden in de zogenaamde AML/CFT-handboeken die door de Bank zullen worden uitgevaardigd voor de verschillende categorieen van dienstverleners. Hoofdstuk 3 regelt de verplichting voor dienstverleners om ongebruikelijke transacties aan het Meldpunt te melden, alsmede daarmee samenhangende aangelegenheden, zoals de taken en bevoegdheden van het Meldpunt. De bewaring van de door de dienstverleners verkregen gegevens en inlichtingen als gevolg van de toepassing van het clientenonderzoek en de meldplicht vindt regeling in Hoofdstuk 4. Het daaropvolgende Hoofdstuk 5 regelt het toezicht op de naleving door de dienstverleners van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Dit toezicht zal uitsluitend worden uitgeoefend door de Bank. Voorts wordt in dit hoofdstuk een aantal bijzondere bestuurlijke sancties geregeld die ter handhaving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften aan dienstverleners opgelegd kunnen worden. Deze zijn de last onder dwangsom, de bestuurlijke boete en de publicatie van de last onder dwangsom c.q. de bestuurlijke boete. Ook de tenuitvoerlegging van deze sancties zal uitsluitend in handen van de Bank zijn. 13

59 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 59 van 154 Hoofdstuk 6 regelt de algemene procedures en maatregelen waarover dienstverleners dienen te beschikken met het oog op de adequate toepassing van het onderhavige ontwerp. De Hoofdstukken 7 en 8 regelen achtereenvolgens de resterende aangelegenheden en de strafbaarstelling van de overtreding van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Hoofdstuk 9, tenslotte, betreft de inwerkingtreding van het onderhavige ontwerp. Deze zal plaatsvinden door middel van een tweetal afzonderlijke landsverordeningen, waarin respectievelijk het overgangsrecht en de aanpassing van de bestaande wet- en regelgeving zullen worden geregeld. De regering beoogt deze landsverordeningen, tezamen met het onderhavige ontwerp, in de eerste helft van 2011 in werking te laten treden. 4. Het clientenonderzoek De CDD-voorschriften van het onderhavige ontwerp zullen in plaats van de LID en van de bovengenoemde AML/CFT-richtlijnen van de Bank treden. Ten opzichte van de huidige basisregeling - namelijk de LID - zijn er belangrijke verschillen. Daar waar de LID in wezen beperkt blijft tot de identificatie van clienten - de LID verstaat daaronder het vaststellen van de identiteit van de client -, zal het onderhavig ontwerp zich nadrukkelijk ook richten op de verificatie van die identiteit. Onder verificatie wordt verstaan het vaststellen dat de opgegeven identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit. De identificatie en verificatie van de identiteit van de client vormt een van de wezenlijke elementen van het clientenonderzoek. De andere wezenlijke elementen zijn: de identificatie van de uiteindelijk belanghebbende (de ultimate beneficiary owner ofwel ubo) en de verificatie van diens identiteit; de vaststelling van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie; de uitvoering van een voortdurende controle (ongoing due diligence) op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties,. 14

60 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 60 van 154 Opgemerkt zij dat de LID ten aanzien van deze drie CDD-punten geen of - naar FATF-maatstaven gemeten - inadequate voorzieningen bevat. De hoofdregel bij het clientenonderzoek is dat alle clienten eraan onderworpen dienen te zijn door de dienstverleners. Het clientenonderzoek client te worden verricht voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan of de transactie wordt verricht. Met het oog op de praktische toepassing van het clientenonderzoek bevat het onderhavige ontwerp echter een aantal bijzondere voorzieningen en uitzonderingsituaties. Deze betreffen het tijdstip van de verrichting van het clientenonderzoek, de toepassing in verminderde mate van het clientenonderzoek ("simplified due diligence") in een aantal bijzondere gevallen en de toepassing van een verscherpt clientenonderzoek ("enhanced due diligence") in een aantal andere bijzondere gevallen. Binnen bepaalde grenzen wordt aan de dienstverleners dus de ruimte gegeven om zelf een inschatting te maken van de risico's die verbonden kunnen zijn aan een zakelijke relatie of individuele transactie en daartoe een risicogehanteerde benadering te hanteren voor de toepassing van het clientenonderzoek. Binnen de FATF wordt deze benadering doorgaans aangeduid als Risk Based Approach ofwel RBA. Deze benadering houdt in dat instellingen zelf een inschatting maken van de risico's die bepaalde clienten of producten met zich brengen. De voor het clientenonderzoek noodzakelijke inspanningen en inzet van middelen kunnen worden afgestemd op deze risico's. Hierdoor kan in de praktijk meer aandacht worden geschonken aan vormen van dienstverlening en aan clienten die een verhoogd risico op het terrein van witwassen en financieren van terrorisme opleveren. Bij clienten of producten die een geringer risico met zich meebrengen, bijvoorbeeld een eenvoudige rekening-courant relatie met een particulier, kan worden volstaan met een minder intensief clientenonderzoek. Opgemerkt zij hierbij dat de rol van de Bank als toezichthouder cruciaal zal zijn om tot een succesvolle toepassing van de risicogeorienteerde benadering te komen. De Bank kan namelijk per instelling beoordelen of het verrichte clientenonderzoek voldoet aan de maatstaven van het onderhavige ontwerp. Ook bij de inschatting van de risicogevoeligheid van clienten en producten is de rol van de Bank 15

61 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 61 van 154 belangrijk. Het is immers denkbaar dat instellingen de risico's van vergelijkbare producten verschillend inschatten. Hiertoe kan overigens in de praktijk een goede reden bestaan. Met het oog hierop voorziet het ontwerp ook in de mogelijkheid om het toezicht op de naleving van het onderhavige ontwerp op een risicogeorienteerde wijze zal plaatsvinden. Dit houdt in dat de Bank bij de vaststelling van toezichtfrequentie (zoals het aantal onderzoeken ter plaatse) en de toepassing van toezichtinstrumenten zich vooral zal richten op de dienstverleners en situaties die een hoger risico op witwassen en terrorismefinanciering met zich brengen. Een aantal van deze situaties wordt geregeld in artikel 11 van het onderhavige ontwerp. Uiteindelijk dient dit ertoe te leiden dat het toezicht op de dienstverleners in de zin van het onderhavige ontwerp op een effectieve wijze gerealiseerd wordt. 5. De meldingsplicht bij ongebruikelijke transacties Door middel van Hoofdstuk 3 regelt het onderhavige ontwerp voorts de instelling, inrichting, taken en bevoegdheden van het Meldpunt, de meldingsplicht, de vastlegging, raadpleging en verstrekking van de gegevens en inlichtingen die verkregen zijn uit hoofde van toepassing van de meldingsplicht, de civielrechtelijke en strafrechtelijke vrijwaring bij de melding, de geheimhouding en andere samenhangende aangelegenheden. Zij zijn gebaseerd op de LMOT en de Aanbevelingen 13, 14, 16 en 26 en Speciale Aanbeveling IV, en treden in de plaats van de LMOT. De kern ervan wordt gevormd door de verplichting voor dienstverleners om ongebruikelijke transacties te melden aan het Meldpunt. Deze bijzondere ambtelijke dienst is thans ingesteld op grond van artikel 2 van de LMOT en zal zijn werkzaamheden voort zetten op grond van artikel 23 van het onderhavige ontwerp. Ongebruikelijke transacties zijn transacties die aan de hand van in de wet opgenomen objectieve en subjectieve indicatoren als zodanig zijn aangemerkt. Objectieve indicatoren beschrijven situaties waarin altijd dient gemeld dient te worden, terwijl subjectieve indicatoren een meldingsplicht scheppen op basis van de inschatting die de betrokken 16

62 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 62 van 154 dienstverlener zelf maakt van een bepaalde situatie. Ontvangen meldingen worden door het Meldpunt onderzocht, zo nodig met behulp van uit andere lokale of buitenlandse bronnen verkregen gegevens. Het resultaat van een dergelijk onderzoek kan zijn dat een transactie als verdacht wordt aangemerkt en dientengevolge met andere relevante gegevens wordt doorgemeld aan instanties, belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Van een doormelding zal sprake zijn, indien uit het onderzoekresultaat een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen of terrorismefinanciering, indien op grond van het onderzoeksresultaat redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van belang zijn voor de voorkoming of opsporing van witwassen of terrorismefinanciering, of indien het misdrijven betreft die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Aldus kunnen meldingen van ongebruikelijke transacties leiden tot strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen of terrorismefinanciering. Doorgemelde ongebruikelijke transacties kunnen echter ook inzicht bieden in financiele handelingen die samenhangen met andere misdrijven en zodoende bijdragen aan het onderzoek naar deze misdrijven. In verband hiermee bestaat voor opsporingsinstanties ook de mogelijkheid om het Meldpunt te bevragen in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek naar een of meer ernstige misdrijven. Opgemerkt zij dat Aruba met het ongebruikelijke transacties-systeem, evenals overigens Nederland, Curacao en Sint Maarten, een vrij unieke positie inneemt ten opzichte van andere landen en jurisdicties. Doorgaans wordt namelijk een meldsysteem gehanteerd waarbij van de meldingsplichtige instanties wordt verlangd dat zij enkel verdachte transacties ("suspicious transactions") melden aan de FLU. Aanbeveling 13 is dan ook hierop gebaseerd. Dit houdt in dat de meldingsplichtige steeds dient te melden, indien hij vermoedt of redelijke gronden heeft om te veimoeden dat de met de transactie gemoeide fondsen afkomstig zijn van criminele activiteiten. Het legt op de meldingsplichtige de verplichting om zelf te onderzoeken, of en in hoeverre een transactie gerelateerd is aan criminele activiteiten, in het bijzonder aan witwassen of terrorismefinanciering. De regering is van oordeel dat het huidige ongebruikelijke transacties-systeem gehandhaafd kan blijven. De 17

63 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 63 van 154 praktijk in Aruba en in de andere delen van het Koninkrijk heeft immers uitgewezen dat dit systeem, met inbegrip van de daarbij behorende objectieve indicatoren, evengoed waardevolle informatie kan genereren voor de opsporing en vervolging van witwasdelicten. Daarnaast is de regering, gelet op de tot nu toe opgedane ervaringen, van oordeel dat de invoering van een meldstelsel, dat zuiver gebaseerd is op het melden van verdachte transacties, onder de huidige omstandigheden een te zware druk zal leggen op de meldingsplichtige instanties en personen. Dit zal zowel het aantal als de kwaliteit van de meldingen nadelig beinvloeden. Overigens zij opgemerkt dat meldstelsels die gebaseerd zijn op de melding van ongebruikelijke transacties door de FATF op gelijke voet worden geaccepteerd als de meer gangbare meldstelsels die gebaseerd zijn op de melding van verdachte transacties. Niettemin zullen ten opzichte van de huidige situatie enige belangrijke wijzigingen optreden. Zo zal het aantal objectieve indicatoren worden verminderd. De nadruk zal daarbij komen te liggen op de transacties die in verband met mogelijk witwassen of terrorismefinanciering aan de opsporingsinstanties zijn gemeld, transacties die in verband kunnen worden gebracht met personen en/of organisaties die zich inlaten met terrorisme en terrorismefinanciering, transacties met personen, rechtspersonen of entiteiten die gevestigd zijn in landen of gebieden die naar internationale maatstaven een onaanvaardbaar hoog risico voor witwassen en terrorismefinanciering met zich brengen, en bepaalde contante en girale transacties. Ten aanzien van de inrichting, taken en bevoegdheden van het Meldpunt stelt de regering voor om de met de LMOT ingezette lijn voort te zetten, zij het ook hier met enkele verschillen. Deze zijn ingegeven door de met het Meldpunt opgedane ervaringen en de desbetreffende aanbevelingen uit de MER. Ze betreffen onder meer de nieuwe, meer beperkte samenstelling en takenpakket van de begeleidingscommissie, het schrappen van de verplichting om een convenant te sluiten voor gegevensuitwisseling met buitenlandse meldpunten en de verbetering van de strafrechtelijke en civielrechtelijke vrijwaring. 18

64 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 64 van Toezicht en handhaving Hierboven is reeds vermeld dat het toezicht op de naleving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gegeven voorschriften enkel zal berusten de bij de Bank. Dit is een belangrijk verschil ten opzichte van de huidige situatie, waarin het toezicht op de naleving van de LID en de LMOT naar gelang van de aard van de dienstverlener verdeeld is tussen de Bank en het Meldpunt. Deze verdeling komt erop neer dat het toezicht op naleving van zowel de LID als de LMOT door de financiele dienstverleners (met inbegrip van de Volkskredietbank van Aruba) in handen is van de Bank, terwijl het toezicht op de naleving van deze landsverordeningen door de aangewezen nietfinanciele dienstverleners bij het Meldpunt berust. Deze verdeling bestaat sinds 1 juli 2010 toen de huidige artikelen 23, eerste lid, en 23a van de LMOT (vide de in AB 2010 no. 6 opgenomen wijzigingsverordening) in werking traden. Deze bepalingen maken mogelijk dat ook werknemers van de Bank belast kunnen worden met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de LMOT gegeven voorschriften door de onder het toezicht van de Bank gestelde instellingen en de Volkskredietbank van Aruba. De Bank beschikt immers over ruime kennis en ervaring op het gebied van prudentieel en integriteitstoezicht op de bovengenoemde financiele dienstverleners. Daarnaast heeft de Bank uit hoofde van haar bestaande wettelijke toezichtverantwoordelijkheid toegang tot de bedrijfsgegevens van deze dienstverleners. Voorts is het een gegeven dat in de internationale praktijk de meerderheid van de meldpunten zich beperkt tot het ontvangen, analyseren en doormelden van verdachte transacties, terwijl het toezicht aan financiele toezichthouders en andere instanties is opgedragen. Aldus bezien, kan de effectiviteit van het toezicht het beste gewaarborgd worden door dit bij de Bank neer to leggen. Het voorgaande neemt niet weg dat ook het meldpunt ten behoeve van de daaraan opgedragen taken bepaalde bevoegdheden nodig heeft. Dit betreffen ten dele bevoegdheden die gebruikelijk ook aan een toezichthouder worden toegekend. Door deze toekenning van deze bevoegdheden wordt het MOT echter niet zelf een toezichthoudende instantie. Dit zal de Bank zijn. 19

65 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 65 van 154 Met betrekking tot de handhaving zal het onderhavige ontwerp de navolgende instrumenten bevatten: de schriftelijke aanwijzing; de last onder dwangsom; de bestuurlijke boete; de publicatie van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete; strafrechtelijke vervolging. Deze opsomming laat overigens onverlet de mogelijkheid van toepassing van andere maatregelen, zoals een normoverdragend gesprek en, bij bepaalde DNFBPs, de indiening van een klacht bij de bevoegde tuchtrechtelijke autoriteiten. Een schriftelijke aanwijzig is een bijzonder handhavingsinstrument dat beoogt te bewerkstelligen dat de dienstverlener een gedragslijn volgt die hem in staat stelt om te voldoen aan de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Een aanwijzing kan in concreto betrekking hebben op de interne organisatie en interne controle van de dienstverlener, de opleiding en training van het desbetreffende personeel, de toepassing van clientenonderzoek, de vastlegging van gegevens en inlichtingen en het interne besluitvormingsproces voor het doen van meldingen. De grondslag voor deze aanwijzing is te vinden in artikel 48, derde lid, van het onderhavige ontwerp. Ook aan het hoofd van het meldpunt is de bevoegdheid gegeven aanwijzingen te geven. Deze bevoegdheid beperkt zich tot die gevallen waarin een dienstverlener een melding heeft gedaan die niet in overeenstemming is met artikel 26, tweede lid, of indien de dienstverlener de overeenkomstig artikel 27, eerste lid, gevraagde gegevens en inlichtingen niet of onvolledig heeft verstrekt. De grondslag voor deze aanwijzingen is te vinden in voormeld artikel 27. Overigens bevat artikel 13 van de LMOT reeds een soortgelijke bepaling. Zowel de last onder dwangsom als de bestuurlijke boete keren terug uit de LID en de LMOT. Bij de last onder dwangsom wordt aan de overtreder van een bepaalde norm een last opgelegd die ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of voortzetting van de overtreding te voorkomen. Dit middel heeft een reparatoire strekking en is bij 20

66 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 66 van 154 uitstek geschikt voor doorlopende overtredingen die op het moment van constateringen nog plaatsvinden en waarvan de gevolgen door de melder ongedaan kunnen worden gemaakt. De bestuurlijke boete daarentegen heeft een zuiver repressief karakter en is meer geschikt voor niet-corrigeerbare overtredingen. Zowel de last onder dwangsom als de bestuurlijke boete zijn bedoeld voor die gevallen waarbij strafrechtelijk optreden minder opportuun is. Zij behelzen de toepassing van monetaire prikkels respectievelijk sancties ter verzekering van de naleving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Hun voordeel is gelegen in het feit dat zij snel en flexibel ingezet kunnen worden om de correcte naleving te verzekeren. De strafrechtelijke handhaving kan derhalve als het sluitstuk van de primair bestuursrechtelijke handhavingmechanismen en strategieen worden beschouwd. Opgemerkt zij verder dat het maximale bedrag van de bestuurlijke boete aanmerkelijk is verhoogd om deze meer in lijn met de internationale standaard te brengen, terwijl geen maximumbedrag meer is gesteld voor de last onder dwangsom. Ook is het mogelijk om bestuurlijke boetes op te leggen aan de leidinggevenden bij een dienstverlener. Het ontbreken van een dergelijke mogelijkheid in de LID en de LMOT wordt als een manco ervaren. De publicatie van een opgelegde last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is ook een uit de LID en de LMOT terugkerend handhavingsinstrument (vide de artikelen 14 respectievelijk 28 van die landsverordeningen) dat bedoeld is als een zogenaamde "name and shame"-maatregel. Het is een bijkomende straf die bovenop de last onder dwangsom of bestuurlijke boete zelf opgelegd kan worden. Het sluitstuk van het handhavingsinstrumentarium wordt gevormd door strafrechtelijke vervolging dat teweeg wordt gebracht door aangifte door de Bank bij de justitiele autoriteiten. Hiervan zal met name sprake zijn bij gevallen van opzettelijke of stelselmatige overtredingen door de desbetreffende dienstverlener. Ook bij de uitoefening van de bevoegdheden door het meldpunt zal het kunnen voorkomen dat er uiteindelijk handhavend dient te worden opgetreden. Zo kan het hoofd van het meldpunt, zoals hiervoor aangegeven, in nader omschreven gevallen aanwijzingen geven. Bij het niet opvolgen 21

67 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 67 van 154 van deze aanwijzingen moet ook corrigerend kunnen worden opgetreden. Er is voor gekozen om dit langs de strafrechtelijke weg te laten verlopen, omdat de toepassing van bestuurlijke sancties voor een kleine organisatie als het Meldpunt met name organisatorisch bezwaarlijk is. Ook handhaving via de strafrechtelijke route kan in de praktijk snel en efficient verlopen door middel van toegezegde medewerking van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie kan daarbij gebruik maken van zijn transactiebevoegdheden en de mogelijkheid om te seponeren onder voorwaarden. In het nieuwe Wetboek van Strafrecht worden deze mogelijkheden ook nog een verruimd. Op deze wijze is ook voorzien in snelle en adequate strafrechtelijke handhaving ten behoeve van het Meldpunt. 7. De gevolgen voor de bestaande wet- en regelgeving Het onderhavige ontwerp heeft gevolgen voor de dienstverleners, de met de uitvoering ervan belaste organisaties zoals de Bank en het Meldpunt, de voorziene middelen en de op grond van de LID en LMOT genomen besluiten van algemene en individuele strekking. Voorbeelden hiervan zijn de bewaartermijnen voor vastgelegde identificatiegegevens, de instelling en taken van het Meldpunt, de inhoud en functionaliteit van het meldregister en de door het Meldpunt gegeven aanwijzigen en aanbevelingen. Hiervoor dienen regelingen van overgangrechtelijke aard getroffen te worden. Daarnaast zal de invoering van het onderhavige ontwerp gepaard gaan met wijzigingen van andere wet- en regelgeving die raakvlakken hebben met de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Ten eerste betreft het uiteraard aanpassingen van redactionele aard, zoals de vervanging van verwijzingen naar bepalingen van de LID en de LMOT met, voor zover van toepassing, de corresponderende bepalingen van het onderhavige ontwerp. Daarnaast zullen ook ingrijpende wijzigingen van inhoudelijke aard moeten worden doorgevoerd. In het bijzonder kan daarbij warden gedacht aan de Customer Due Diligence Richtlijn voor banken, de Richtlijn voor verzekeringsmaatschappijen betreffende de bestrijding 22

68 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 68 van 154 van witwassen en de financiering van terrorisme en de Richtlijn voor geldtransactiebedrijven betreffende de bedrijfsvoering en de bestrijding van witwassen. Deze zullen vervangen worden door een algemeen AML/CFT-handboek voor alle financiele dienstverleners en sectorale AML/CFT-handboeken voor de verschillende categorieen financiele dienstverleners. Deze handboeken zullen door de Bank worden uitgevaardigd. Het uitgangspunt daarbij is dat de basisverplichtingen voor de onder toezicht gestelde instellingen op het gebied van CDD in het onderhavige ontwerp opgenomen zullen zijn, terwijl de handboeken aanvullende verplichtingen en aanbevelingen ('guidance") zullen bevatten. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat de naleving van de handboeken zo nodig afgedwongen zal worden met gebruikmaking van de met het onderhavige ontwerp beschikbare mogelijkheden. Van de gelegenheid zal gebruik worden gemaakt om andere AML/CFT-gerelateerde wijzigingen door te voeren in de bestaande wet- en regelgeving. Beoogd wordt het algehele kader voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te versterken, hetgeen uiteindelijk ook de toepassing van het onderhavige ontwerp ten goede zal komen. Het gaat daarbij vooral om aanpassingen van de LTK, de LTV, de LTG en de Landsverordening toezicht trustkantoren (LTT). Gedacht kan daarbij worden aan de verruiming van de bevoegdheid van de Bank om richtlijnen op het gebied van integriteit uit te vaardigen aan de desbetreffende dienstverleners, en aan de herziening van de bepalingen op het gebied van de gegevensuitwisseling met buitenlandse toezichthouders. Tenslotte zal ook moeten worden voorzien in aanpassing c.q. vervanging van een aantal op de LID en LMOT gebaseerde uitvoeringsregelingen. Vanwege de nieuwe, zeer ruime definitie van het begrip "financiele dienstverlener" hoeven het Landsbesluit aanwijzing financiele diensten, dat strekt ter uitvoering van artikel 1 van zowel de LID als de LMOT, en de ministeriele regeling ter uitvoering van uitvoering van ten 7 van de definitie van het begrip "dienst" in artikel 1, eerste lid, van de LID niet te worden gehandhaafd. Deze regelingen kunnen derhalve ingetrokken. Het zelfde geldt overigens voor het Landsbesluit nadere identificatievereisten en de Regeling identificatievereisten 23

69 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 69 van 154 rechtspersonen. De verschillende indicatorregelingen zull en all e vervangen worden door mogelijkerwijs een enkele indicatorregeling die per categoric dienstverlener onderverdeeld zal zijn in objectieve en subjectieve indicatoren. Aldus behoeft slechts het Landsbesluit registerreglement meldpunt ongebruikelijke transacties in gewijzigde vorm te blijven voortbestaan als uitvoeringsregeling ter uitvoering van het onderhavige ontwerp. 8. De financiele consequenties van het onderhavige ontwerp Aan de invoering van het onderhavige ontwerp zijn financiele consequenties verbonden. De betrokken instellingen dienen immers te beschikken over voldoende financiele, technische en personele middelen. Deze instellingen zijn primair de Bank en het Meldpunt, terwijl voorts het Openbaar Ministerie en het Korps Politic Aruba een rol vervullen bij het onderzoek van doormeldingen en bij de toepassing van het strafrechtelijke traject bij geconstateerde overtredingen van het onderhavige ontwerp. Aangezien de Bank een zelfstandige instelling is met eigen rechtspersoonlijkheid en budget, behoeft in deze toelichting niet te worden ingegaan op de financiele gevolgen voor deze instelling, aangezien deze het Land niet raken. Dit is anders ten aanzien van het Meldpunt. Deze overheidsdienst zal wel moeten beschikken over de bovengenoemde middelen om uitvoering te geven aan de voorschriften van het onderhavige ontwerp. Het zal daarbij vooral gaan om de analyse van ontvangen meldingen, training van het personeel van het Meldpunt en de voorlichting aan de meldingsplichtigen over de op hen rustende verplichtingen (de zogenaamde "awareness"). Met het oog hierop is het ten eerste noodzakelijk dat het personeel van het Meldpunt wordt versterkt met functionarissen op het gebied van onderzoek, algemene beleidsontwikkeling en voorlichting. Opgemerkt dat het Meldpunt reeds doende is om voor deze werkzaamheden nieuw personeel aan te trekken. De verwachting is dat de indiensttreding van deze personen nog in de loop van dit jaar zal plaatsvinden. Dientengevolge zullen de daarmee samenhangende lasten vanaf het begrotingsjaar 2010 op de begroting van de minister, belast met financien, drukken. Ten aanzien van het Korps Politic Aruba wordt 24

70 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 70 van 154 momenteel nog bezien op welke wijze de versterking van de relevante dienstonderdelen gerealiseerd kunnen warden. Over de exacte hoogte van de daarmee gemoeide kosten kan momenteel geen uitspraak worden gedaan. Artikelsgewijze toelichting Ad artikel 1 Het onderhavige artikel bevat de voor de toepassing van het onderhavige ontwerp noodzakelijke definities. Het begrip "dienstverlener" omvat zowel financiele als de aangewezen niet- financiele dienstverleners - de hierboven reeds besproken DNFBPs - in de zin van het onderhavige ontwerp en is noodzakelijk nu het ontwerp in principe op gelijke wijze op beide categorieen dienstverleners van toepassing zal zijn. In verband hien-nee zij Aanbeveling 12 in herinnering gebracht, die bepaalt dat de in de Aanbevelingen 5, 6, en 8 tot en met 11 opgenomen voorschriften op het gebied van CDD-voorschriften en gegegensvastlegging en - bewaring ander bepaalde voorwaarden van overeenkomstige toepassing dienen te zijn op de DNFBPs. Voorts kan gewezen worden op Aanbeveling 16 volgens welke de voorschriften vervat in de Aanbevelingen 13 tot en met 15 en 21 - die onder meer betrekking hebben op de meldplicht - met inachtneming van bepaalde voorwaarden van overeenkomstige toepassing dienen te zijn op DNFBPs. Het begrip "financiele dienstverlener" is een van de kernbegrippen van het onderhavige ontwerp. Het is gebaseerd op de definitie van het begrip "financial institution" uit het Glossarium bij de Methodologie Daarbij wordt, in tegenstelling tot de LID, geen opsomming gegeven van instellingen die als financiele dienstverlener worden beschouwd, maar wordt een reeks financiele activiteiten en werkzaamheden genoemd die, voor zover een of meer van deze activiteiten of werkzaamheden op bedrijfsmatige wijze worden verricht, leiden tot aanmerking van de desbetreffende persoon of instelling als financiele dienstverlener. Hiermee worden in feite niet 25

71 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 71 van 154 alleen de in de LID en het Landsbesluit aanwijzing financiele diensten genoemde financiele dienstverleners bestreken, maar ook de nictgereguleerde financiele dienstverleners. Voorbeelden van deze laatste zijn investeringsondernemingen, effectenbeurzen (zowel in traditionele als in elektronische vorm) en assurantiebemiddelaars. Door overname van het FATF-begrip -financial institution", wordt naar het oordeel van de regering voorzien in een alomvattende definitie die voldoet aan de gangbare internationale normen. Ten aanzien van de definitie zelf zij ten eerste opgemerkt dat zij van toepassing is op een ieder die een of meer van de daarin genoemde activiteiten en werkzaamheden verleent. Onder "een ieder" dient te worden verstaan elke persoon of entiteit, ongeacht of het betreft een natuurlijke persoon, een groep of samenwerkingsverband van natuurlijke personen, een binnenlandse of buitenlandse rechtspersoon of een daarmee vergelijkbare entiteit (bijvoorbeeld een Angelsaksische trust), dan wel onderdelen van deze natuurlijke personen, rechtspersonen en daarmee vergelijkbare entiteiten. Eronder vallen dus ook bijvoorbeeld bijkantoren en filialen. Overigens worden de woorden "activiteiten" en "werkzaamheden" gebruikt in plaats van het bijvoorbeeld meer voor de hand liggend woord "diensten" om aan te duiden dat er geen sprake hoeft te zijn van een vooraf kenbaar aanbod of oogmerk van de desbetreffende persoon of entiteit. Daarnaast is het van geen belang of de financiele dienstverlener krachtens enige wettelijke titel onder extern toezicht (bijvoorbeeld van de Bank) staat. Voor zover de dienst op bedrijfsmatige wijze wordt verleend, valt deze onder de werking van het onderhavige ontwerp. Voorbeelden hiervan zijn de hierboven reeds genoemde niet-gereguleerde financiele dienstverleners. Een bijzondere instelling die vanwege haar activiteiten eveneens als financiele dienstverlener in de zin van het onderhavige ontwerp aangemerkt dient te worden, is de Volkskredietbank van Aruba. Deze publiekrechtelijke organisatie is ingesteld op grond van de Landsverordening Volkskredietbank (AB 1993 no. GT 15) met als doelstelling te voorzien in maatschappelijk verantwoorde volkskredietbehoeften in Aruba op een uit sociaal en zakelijk oogpunt juiste wijze. Daartoe verstrekt zij onder meer kleine kredieten en hypothecaire leningen aan bepaalde personen en ondernemingen met beperkte financiele 26

72 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 72 van 154 middelen. Ondanks het sociale karakter van de Volkskredietbank ziet de regering geen aanleiding om deze instelling uit te zonderen van de werking van het onderhavige ontwerp. Ter waarborging van een level playing field voor alle in Aruba gereguleerde financiele instellingen voor wat betreft de toepassing van de AML/CFT-georienteerde voorschriften, wenst de regering namelijk geen onderscheid te maken tussen de commerciele financiele instellingen en de Volkskredietbank van Aruba, te meer daar deze instelling ook kwetsbaar kan zijn voor witwassen en terrorismefinanciering. Ten aanzien van de verschillende financiele activiteiten en werkzaamheden zij ten eerste opgemerkt dat onder het aannemen van stortingen en andere opvorderbare gelden van het publiek ook wordt verstaan de zogenaamde private banking (d.i. bancaire dienstverlening en vermogensbeheer op persoonlijke basis aan vermogende particulieren). Voorts moet het begrip "verstrekken van leningen" ruim worden opgevat: het ziet onder meer toe op consumptief krediet zoals persoonlijke leningen en autoleningen, hypothecaire leningen, factoring (al dan niet met regres) en de financiering van handelstransacties (met inbegrip van forfaiting). Onder "financial leasing" wordt niet verstaan financial leaseregelingen met betrekking tot zaken die door een natuurlijke persoon voor consumptief gebruik worden geleased. Met betrekking tot het "overmaken of doen overmaken van gelden of geldswaarden" zij ten eerste opgemerkt dat eronder ook dient te worden begrepen het crediteren of debiteren, dan wel het doen crediteren en debiteren van een rekening waarop een saldo in geld of andere waarden kan worden gehouden. Verwezen zij in dit verband naar artikel 1, eerste lid, van zowel de LID als de LMOT. De in ten 1, 5, 6, 10, 11 en 13 vermelde diensten zijn gangbare bancaire diensten die ook in Aruba verleend worden en die, met uitzondering van ten 13, reeds onder de werking van de LID en LMOT vallen. De in ten 7, 8, 9 en 11 vermelde diensten worden doorgaans door beleggingsadviseurs, investeringsbanken, effectenhandelaren en -beurzen aangeboden. Deze vallen thans niet onder de werking van de LID of de LMOT. Ten aanzien van de bij ten 12 genoemde dienst zij opgemerkt dat zij niet alleen van toepassing is 27

73 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 73 van 154 op de levensverzekeringsmaatschappijen zelf, maar door middel van de woorden "het verlenen van bemiddeling bij de sluiting" ook op verzekeringstussenpersonen zoals agenten en bemiddelaars. Bij het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverleners" worden de zogenaamde DNFBPs ofwel aangewezen niet-financiele dienstverleners opgesomd die op grond van Aanbevelingen 12 en 16 eveneens onder de CDD en de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties behoren te vallen. Deze zijn de advocatuur, het notariaat, de accountants, handelaren in edelmetalen en edelstenen, casino's en trustkantoren. Met het oog op Aanbeveling 20, die landen in overweging geeft om de Aanbevelingen ook toe te passen op ondernemingen en beroepsgroepen, anders dan de aangewezen nietfinanciele dienstverleners, die een risico voor witwassen of terrorismefinanciering met zich brengen, worden ook belastingadviseurs, onroerend goed-makelaars en bepaalde handelaren en makelaars in bepaalde zaken van grote waarde als niet-financiele dienstverlener aangemerkt en daarmee onder de werking van het onderhavige ontwerp gebracht. Overigens zij opgemerkt dat sinds de laatste wijziging van de LID en de LMOT van 5 februari 2009 (vide nogmaals de in AB 2009 no. 14 opgenomen wijzigingsverordening) deze dienstverleners, met uitzondering van trustkantoren, reeds onder de identificatie- en meldplicht vallen. Ten aanzien van advocaten, notarissen, belastingadviseurs en daarmee vergelijkbare beroepsbeoefenaren zij opgemerkt dat gekozen is voor een nieuwe omschrijving die beter aansluit bij de huidige praktijk van de juridische dienstverlening in Aruba (in het bijzonder ten aanzien van de juridische advisering) en bij de doelstellingen van de Aanbevelingen 12 en 16. Met betrekking tot advocaten zij in het bijzonder opgemerkt dat in artikel 1, eerste lid, van de LMOT (de LID bevat geen definitie van het begrip advocaat maar noemt deze beroepsbeoefenaar slechts als een van de dienstverleners waarop de LID van toepassing is) een advocaat wordt gedefinieerd als een persoon als bedoeld in de artikelen 2, vierde lid, of 48 van de Advocatenverordening. In feite gaat het hier om de personen die, na daartoe geschikt te zijn bevonden, op het zogenaamde tableau (vide artikel 2, vierde lid, van de Advocatenverordening) zijn ingeschreven en uit dien hoofde onder de 28

74 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 74 van 154 tuchtrechtelijke voorschriften van de Advocatenverordening vallen. Personen en samenwerkingverbanden van personen die zich inlaten met juridische advisering - en in dat kader de in Aanbevelingen 12 en 16 genoemde werkzaamheden verrichten maar die geen advocaten in de zin van de Advocatenverordening zijn, vallen echter niet onder de werking van de LID en de LMOT. Met het oog hierop is de beschrijving van de juridische beroepsbeoefenaren in ten 1 van het begrip "aangewezen niet-financiele dienstverlener" zodanig ruim geformuleerd dat daaronder niet alleen advocaten in de zin van de Advocatenverordening en notarissen in de zin van de Landsverordening op het notarisambt vallen maar ook degenen die een vergelijkbaar juridische beroep uitoefenen. Hetzelfde geldt overigens mutatis mutandis voor notarissen - waaronder wordt verstaan de openbare ambtenaren, bedoeld in de Landsverordening op het notarisambt - en belastingadviseurs. Dit is met name van belang voor de juridische adviespraktijk waarvan bekend is dat deze in Aruba ook door anderen dan advocaten, notarissen en belastingadviseurs wordt uitgeoefend, zoals juridische adviesbureaus. Met de nieuwe definitie wordt ook deze beroepsgroep onder de werking van het onderhavige ontwerp gebracht. Overigens worden, conform de bestaande praktijk, kandidaat-notarissen als een separate categoric genoemd. Ten aanzien van belastingadviseurs geldt in het bijzonder nog dat daaronder ten eerste dient te worden verstaan een persoon, niet zijnde een advocaat, als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Advocatenverordening, die beroepshalve belastingadvies verleent en in belastingzaken als gemachtigde optreedt. Ten tweede dient daaronder te worden verstaan een ieder die, niet zijnde een persoon als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Advocatenverordening, beroeps- of bedrijfsmatig fiscale adviezen aan derden verstrekt. Onder het laatste vallen ook werkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening, het voeren van administratie en de zogenaamde tax assurance. Voorts wordt in ten 1 ook rekening gehouden met samenwerkingsverbanden van advocaten, notarissen, belastingadviseurs en daarmee de vergelijkbare beroepsbeoefenaren. Gedacht kan worden aan advocatenkantoren waarbinnen meerdere advocaten als vennoot (direct of door tussenkomst van een naamloze 29

75 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 75 van 154 vennootschap) of in loondienst werkzaam zijn. In dergelijke gevallen zullen het vereiste van verrichting van het clientenonderzoek en de naleving van de meldingsplicht in de zin van het onderhavige ontwerp rusten op het samenwerkingsverband en niet op de individuele advocaat. Met betrekking tot de overige niet-financiele dienstverleners zij het navolgende opgemerkt. Onder "externe registeraccount" en "externe accountant-administratieconsulent" dient to worden verstaan een registeraccountant als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Nederlandse Wet op de Registeraccountants onderscheidenlijk een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 38 van de Nederlandse Wet op de Accountant-administratieconsulenten, die niet in dienst is van een dienstverlener. Hierdoor worden de registeraccountants en accountant-administratieconsulenten die in dienst van het Land werkzaam zijn - bijvoorbeeld bij de Centrale accountantsdienst of de belastingdienst - uitgesloten van de werking van het onderhavige ontwerp. Ten aanzien van de accountant die een met een externe registeraccountant of externe accountantadministratieconsulent gelijkwaardig beroep uitoefent, zij opgemerkt dat het hierbij gaat om personen die buiten Nederland een opleiding tot een met een registeraccountant of accountant-administratieconsulent vergelijkbaar beroep hebben gevolgd en die onderhevig zijn aan een gelijkwaardig regime van gedrags-, beroeps- en tuchtregels als bij registeraccountants en accountant-administratieconsulenten. Een goed voorbeeld hiervan is de Amerikaanse Certified Public Accountant (CPA). Ten 3 heeft betrekking op de zogenaamde handelaren in zaken van grote waarde, zoals onroerend goed-makelaars, autohandelaren, antiekhandelaren en veilinghuizen. Deze beroepsgroepen en sectoren, die overigens reeds onder de werking van de LID en de LMOT vallen, zijn geen DNFBP in de zin van het FATF Glossarium. Niettemin acht de regering het wenselijk dat het onderhavige ontwerp ook op deze beroepsgroepen en sectoren van toepassing is, vanwege het risico van witwassen of terrorismefinanciering waaraan zij blootgesteld zijn. Met de woorden "en de rechten waaraan deze zaken onderworpen zijn" wordt overigens gedoeld op de beperkte rechten die op deze zaken 30

76 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 76 van 154 gevestigd kunnen worden en die vatbaar zijn voor overdracht. Verwezen zij in dit verband naar artikel 3.8 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Bij ten 4 zal het, gelet op de Arubaanse context, vooral gaan om juweliers, alhoewel de definitie de ruimte laat om ook groothandelaren en hun activiteiten onder de werking van het onderhavige ontwerp te brengen. Conform de Aanbevelingen 12 en 16 worden ook casino's genoemd als een van de aangewezen niet-financiele dienstverleners waarop het onderhavige ontwerp van toepassing zal zijn. Deels is dit geen novum: casino's vallen al sinds begin 2001 onder de werking van zowel de LID als de LMOT. Onder casino's dient te worden verstaan gelegenheden als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening hazardspelen (AB 1990 no. GT 44), en internetcasino's. Alhoewel deze laatste momenteel niet actief zijn in Aruba, acht de regering het met het oog op een zo volledig mogelijke toepassing van Aanbeveling 12 wenselijk dat ook zij bij een eventuele toetreding tot de Arubaanse markt onderworpen zijn aan de voorschriften van het onderhavige ontwerp. Ten 6 noemt trustkantoren als de laatste groep aangewezen niet-financiele dienstverleners die onder de werking van het onderhavige ontwerp zullen vallen. Momenteel vallen deze dienstverleners niet onder de werking van de LID en de LMOT. Vanwege hun werkzaamheden, waaraan risico's voor witwassen en terrorismefinanciering kleven, acht de regering het wenselijk dat ook zij onder de werking van het onderhavige ontwerp worden gebracht. Een aantal artikelen van het onderhavige ontwerp op het gebied van de identificatie en verificatie heeft specifiek betrekking op bepaalde bancaire activiteiten. Genoemd kunnen worden de artikelen 19 en 20 betreffende de zogenaamde correspondent-bankrelaties. In dit verband kan ook worden verwezen naar het eveneens in het onderhavige artikel opgenomen begrip "correspondent-bankrelatie" met de daarbij behorende definitie. Gekozen is voor het begrip "bank" in plaats van het generieke begrip "kredietinstelling" uit de LTK, aangezien correspondent-bankrelaties in de praktijk onderhouden 31

77 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 77 van 154 worden door commerciele banken en niet door alle kredietinstellingen in de zin van de LTK. Het begrip "levensverzekeraar- is opgenomen, daar het onderhavige ontwerp, gelijk reeds de LID en de LMOT, ook op deze ondernemingen van toepassing zal zijn vanwege hun kwetsbaarheid voor misbruik voor witwassen en terrorismefinanciering. Verwezen zij in dit verband ook naar ten 12 van de definitie van het begrip "financiele dienstverlener". Aangezien deze kwetsbaarheid voor alle levensverzekeraars in de zin van de LTV geldt, is het niet noodzakelijk om, zoals bij de banken, in de definitie te verwijzen naar een bepaalde categorie van levensverzekeraars. Ten overvloede zij opgemerkt dat schadeverzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de LTV (zie volledigheidshalve ook artikel 4 van de LTV) niet onder de werking van het onderhavige ontwerp vallen, aangezien het AML/CFT-risico bij deze instellingen beperkt is. Dit laatste vormde de belangrijkste reden voor de FATF om deze instellingen niet onder de reikwijdte van de Aanbevelingen te brengen. De definitie van "client" verschilt op twee belangrijke punten van die welke thans in de LID en de LMOT wordt gehanteerd. Ten eerste wordt een open begrip gehanteerd ("degene die") in plaats van een vaste opsomming van verschillende soorten beroepen en instellingen. Zodoende kunnen alle mogelijke personen en instellingen en de rechtsvormen die zij daarbij gebruiken, worden ondervangen. Dit kunnen naast natuurlijke personen, rechtspersonen en samenwerkingsverbanden ook buitenlandse rechtsfiguren zijn zoals de Angelsaksische trust. Ten tweede wordt niet langer aangeknoopt bij de verlening van een of meer diensten, aangezien het dienstenbegrip van de LID en de LMOT niet terugkeert in het onderhavige ontwerp. In plaats hiervan wordt gesproken van het aangaan van een zakelijke relatie of het laten uitvoeren van een transactie. Met de formulering "laat uitvoeren" wordt zowel de persoon die voor zichzelf een transactie uitvoert bedoeld, als de persoon die zich bij een transactie door een derde laat vertegenwoordigen. De begrippen "clientenonderzoek", "ongebruikelijke transactie", "melding" en "het Meldpunt" zijn in de algemene toelichting reeds ter sprake gekomen en zullen wederom aan de orde 32

78 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 78 van 154 komen bij de bespreking van de artikelen 3, 24, eerste lid, 29 en 30, eerste lid, van het onderhavige ontwerp. Onder "identificeren" wordt verstaan het opgave laten doen van de identiteit. De verplichting daartoe rust op de dienstverlener: hij dient van de client te verlangen dat die aangeeft wie hij is. Deze eerste stap wordt gevolgd door de verificatie van de opgegeven identiteit. Onder verificatie van de identiteit wordt verstaan het vaststellen dat de opgegeven identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit. De verificatie houdt aldus een onderzoeksplicht in voor de dienstverlener: deze dient na te gaan, of de client ook werkelijk degene is die hij stelt te zijn. Daartoe dient de dienstverlener gebruik te maken van betrouwbare en onafhankelijke brondocumenten, gegevens of inlichtingen. Hierin onderscheidt het onderhavige ontwerp zich wezenlijk van de LID die zich immers beperkt tot de identificatie van clienten. Onder "transactie" wordt verstaan een handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een client in verband met het afnemen of het verlenen van diensten of waarvan een dienstverlener in het kader van zijn dienstverlening aan een client heeft kennisgenomen. Het is gebaseerd op de definitie van het begrip "transactie" van de LID en de LMOT en is volledigheidshalve uitgebreid met de verlening van diensten. Onder dit laatste dient in ieder geval te worden verstaan de activiteiten en werkzaamheden, vermeld in de definitie van "financiele dienstverlener", alsmede de gevallen, bedoeld in artikel 6, tweede lid. De woorden "of waarvan een dienstverlener in het kader van zijn dienstverlening aan een client heeft kennisgenomen" zijn opgenomen met het oog op recente Nederlandse jurisprudentie waarin een restrictieve uitleg werd gegeven van het huidige begrip "transactie" uit de Nederlandse Wet meldplicht ongebruikelijke transacties, dat gelijk is aan dat van de LMOT. Deze uitleg houdt in dat de te melden ongebruikelijke transactie direct verband dient te houden met de dienst die wordt verleend. De bovengenoemde bewoordingen beogen dan ook duidelijk te maken dat kennis van de ongebruikelijke transactie in het kader van de dienstverlening voldoende is om de meldingsplicht in het leven te roepen. Dit betekent dat het voor de meldingsplicht in beginsel niet relevant is wanneer die ongebruikelijke transactie heeft plaatsgevonden, aangezien het niet de bedoeling is om de 33

79 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 79 van 154 meldingsplicht te beperken tot transacties die tijdens of in verband met de werkzaamheden van de meldingsplichtige plaatsvinden. Immers, voor de toepassing van de meldingsplicht is de vraag, of de dienstverlening van de instelling wel of niet een faciliterende rol heeft bij het witwassen of financieren van terrorisme, irrelevant. Het moet gaan om dienstverlening waarbij de dienstverlener in staat is gevallen van witwassen of terrorismefinanciering te herkennen. Onder "ongebruikelijke transactie" wordt verstaan een transactie die aan de hand van de krachtens artikel 25 van het onderhavige ontwerp vastgestelde indicatoren als zodanig wordt aangemerkt. Hierboven is reeds opgemerkt dat gekozen is voor behoud van het systeem van ongebruikelijke transacties in plaats van het internationaal meer gangbare systeem van verdachte transacties. Deze keuze is ingegeven door de wens van de regering om te komen tot een bepaalde mate van objectivering van de meldingsplicht. Ongebruikelijke transacties worden daarin gemeld aan het Meldpunt, dat nader onderzoek instelt naar het mogelijk verdachte karakter van de transactie. Met betrekking tot de definitie van het begrip "zakelijke relatie" zij opgemerkt dat met de woorden "die verband houdt met de bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten" wordt aangegeven dat alleen de zakelijke relaties die samenhangen met de hoofdactiviteiten van een instelling (bijvoorbeeld die activiteiten waarvoor een vergunning is verleend), relaties zijn ten aanzien waarvan clientenonderzoek (met de daarbij behorende identificatie en verificatie) zal dienen te worden verricht. Bovendien dient er sprake te zijn van minimaal enige tijdsduur in de relatie. De verrichting van incidentele transacties valt hiermee buiten de omschrijving van het begrip zakelijk relatie. Ingeval van een incidentele transactie, dient ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b,van het onderhavige ontwerp, clientenonderzoek te worden toegepast, indien deze transactie een waarde van Afl , - of meer vertegenwoordigt. Indien binnen een zakelijke relatie een transactie van Afl ,- of meer wordt uitgevoerd, behoeft er uiteraard niet opnieuw gadentificeerd te worden omdat dit reeds aan het begin van de relatie is gebeurd. 34

80 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 80 van 154 Het begrip "correspondent-bankrelatie- is opgenomen met het oog op de uitvoering van Aanbevelingen 7 en 18 door middel van de artikelen 19 en 20 van het onderhavige ontwerp. Deze artikelen regelen het onderhouden van grensoverschrijdende correspondent-bankrelaties en, in verband hiermee, het verbod op het onderhouden van dergelijke relaties met zogenaamde shell banks. Het begrip "correspondentbankrelatie" wordt gedefinieerd als een vaste relatie tussen een Arubaanse bank en een buiten Aruba gevestigde bank voor de afwikkeling van transacties of de uitvoering van opdrachten. In feite ziet het toe op de verlening van bancaire diensten door een Arubaanse bank (de zogenaamde correspondent bank) aan een in ander land gevestigde bank (de zogenaamde respondent bank). Aan deze respondent banken wordt een breed scala aan diensten verleend, waaronder het beheer van contanten (onder andere door middel van rentedragende rekeningen in diverse valuta), internationale overmakingen, het "clearen" van cheques, het aanbieden van zogenaamde payable-through accounts (correspondentrekeningen die rechtstreeks door derden kunnen worden gebruikt voor zakelijke transacties) en valuta-gerelateerde diensten. Overeenkomstig de internationale praktijk acht de regering het wenselijk dat geen correspondent bankrelaties met zogenaamde shell banks worden toegestaan. Daartoe worden in de artikelen 17 en 18 van het onderhavige ontwerp regels gesteld, terwijl de Bank mogelijkerwijs verdere richtlijnen kan geven. Met het oog hierop bevat het onderhavige lid een definitie van het begrip "shell bank" die overeenkomt met die welke door de FATF wordt gehanteerd. De opname van het begrip "politiek prominente persoon" met de daarbij behorende omschrijving hangt samen met de uitvoering van Aanbeveling 6. Deze Aanbeveling betreft de toepassing van verscherpte CDD (de hierboven reeds genoemde "enhanced due diligence") jegens de zogenaamde "politically exposed persons" ofwel PEP's. Door de FATF is vastgesteld dat er een bijzonder risico voor witwassen en terrorismefinanciering bestaat voor dienstverleners, indien zij een zakelijke relatie aangaan met een PEP uit een ander land. In dat geval zijn verscherpte CDD maatregelen noodzakelijk. Deze zijn opgenomen in artikel 11 van het onderhavige ontwerp. De 35

81 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 81 van 154 Methodologie 2004 omschrijft PEP's als personen die belast zijn of zijn geweest met een prominente publieke functie. Hiertoe kunnen worden gerekend de functies van: staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen; parlementsleden; leden van hooggerechtshoven, constitutionele hoven en andere hoge rechterlijke colleges die uitspraken doen waartegen doorgaans geen verder beroep mogelijk is; leden van rekenkamers en van directies van centrale banken; ambassadeurs en zaakgelastigden; hoge legerofficieren; leden van bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van overheidsbedrijven; Onder deze opsomming vallen ook posten die op internationaal niveau worden bekleed, zoals vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties. Naaste familieleden en geassocieerden van PEP's worden ook als zodanig beschouwd, aangezien aan hen dezelfde reputatierisico's kunnen kleven als bij de politiek prominente personen zelf. Onder direct familielid kan worden verstaan de echtgenoot of echtgenote, een partner die naar het nationale recht als gelijkwaardig met een echtgenoot of echtgenote wordt aangemerkt, de kinderen en hun echtgenoten of partners en de ouders. Onder naaste geassocieerde kan ten eerste worden verstaan een natuurlijke persoon van wie bekend is, dat deze met een persoon die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed, de gezamenlijke uiteindelijke begunstigde is van juridische entiteiten of juridische constructies of met die persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft. Ten tweede kan daaronder worden verstaan een natuurlijke persoon die alleen de juridisch begunstigde is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is, dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van cen persoon die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed. Tot PEP's worden niet gerekend personen die op het niveau van midden- en lager kader werkzaam zijn ten behoeve van de bovenbedoelde personen. 36

82 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 82 van 154 In een opzicht wijkt de in het onderhavige ontwerp gehanteerde definitie van PEP's of van Aanbeveling 6: zij maakt geen onderscheid tussen buitenlandse en lokale PEP's. Beide categorieen vallen derhalve onder de definitie van het begrip PEP en dus ook onder het bereik van het onderhavige ontwerp. Een zodanig toepassingsbereik wordt overigens ook beoogd. Op internationaal vlak kan een toenemende ontwikkeling worden waargenomen in de richting van een zo breed mogelijke bestrijding van corruptie. In verband hiermee beveelt de Methodologie 2004 bij criterium 6.5 met zoveel woorden aan om de bepalingen van Aanbeveling 6 ook van toepassing te laten zijn op lokale PEP's. Overigens heeft de FATF corruptie aangemerkt als een van de gronddelicten voor witwassen. Voor de regering is dit reden om ook lokale PEP's te laten vallen onder de werking van het onderhavige ontwerp. In de algemene toelichting is reeds ingegaan op het grote belang van het achterhalen en volgen van de uiteindelijke belanghebbenden bij transacties die door dienstverleners in de zin van het onderhavige ontwerp worden verricht. Met het oog hierop bevat het onderhavige ontwerp een definitie van het begrip "uiteindelijke belanghebbende". Deze is gebaseerd op de definitie van begrip "uiteindelijke belanghebbende" in artikel 1, onderdeel f, van de WWFT en op dat van het begrip "beneficial owner" uit de Methodologie Het onderscheidt twee gevallen, namelijk: 1. een natuurlijke persoon die een belang houdt van meer dan 25 procent van het kapitaalbelang of meer dan 25 procent van de stemrechten van de aandeelhoudersvergadering kan uitoefenen van een client, dan wel op een andere wijze feitelijke zeggenschap kan uitoefenen in de client; 2. een natuurlijke persoon die begunstigde is van 25% of meer van het vermogen van een juridische constructie, dan wel op een andere wijze feitelijke zeggenschap kan uitoefenen in die juridische constructie. Onder juridische constructie wordt in ieder geval verstaan de stichting en de trust. Echter, ook andere rechtsfiguren - met of zonder rechtspersoonlijkheid - waarin een vermogen voor een bepaald doel 37

83 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 83 van 154 wordt afgezonderd, kunnen hieronder worden geplaatst. Voorbeelden zijn de fiducie, treuhand en fidei-commissio. Het in de punten 1 en 2 weergegeven onderscheid is een gevolg van de aard en het doel van de verschillende rechtspersonen en juridische constructies die in het (financiele) verkeer actief zijn en waarachter uiteindelijke belanghebbende kunnen zitten. Opgemerkt zij dat de 25%-grens opgenomen is om de verplichting tot identificatie en verificatie van de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende praktisch en haalbaar te laten blijven voor de dienstverleners. De definitie van het begrip uiteindelijke belanghebbende ("beneficial owner") in de FATF Methodologie 2004 bevat Oen ondergrens bevat. Daarin wordt de uiteindelijke belanghebbende immers omschreven als de natuurlijke persoon of personen die de uiteindelijke of werkelijke eigendom van of zeggenschap heeft c.q. hebben over een client en/of de persoon namens wie een transactie wordt verricht. Dit omvat ook de personen die de uiteindelijke feitelijke zeggenschap uitoefenen over een rechtspersoon of juridische constructie. Echter, gebleken is dat de FATF het stellen van een ondergrens bij het achterhalen van de uiteindelijke belanghebbende bij rechtspersonen, trusts en daarmee vergelijkbare rechtsfiguren accepteert, mits dit zodanig geschiedt dat de strekking van Aanbeveling 5 en de daarmee samenhangende aanbevelingen niet wordt ondermijnd. Het meest recente voorbeeld is het FATF-rapport over het Nederlandse systeem voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, waarbij dus ook de definitie van het begrip "uiteindelijke belanghebbende" in de WWFT positief werd beoordeeld. De woorden "op een andere wijze feitelijke zeggenschap kan uitoefenen over een client" betreffen de situatie waarbij een natuurlijke persoon zeggenschap uitoefent over een natuurlijke persoon, rechtspersoon of gelijksoortige entiteit te wiens behoeve - al dan niet door tussenkomst van de client - de transactie wordt verricht of met wie de zakelijke relatie wordt aangegaan. Met name de woorden "feitelijke zeggenschap" hangen samen met het gegeven dat bij witwassen en terrorismefinanciering gebruik wordt gemaakt van allerlei constructies om de ware herkomst c.q het doel van gelden verborgen te houden. Daarbij wordt niet alleen gebruik gemaakt van 38

84 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 84 van 154 natuurlijke personen (bijvoorbeeld stromannen), maar ook van rechtspersonen en vergelijkbare juridische entiteiten en constructies. Immers, de juridische eigenschappen die het een rechtspersoon mogelijk maken op relatief eenvoudige wijze deel te nemen aan het rechtsverkeer - bijvoorbeeld door het optreden onder een handelsnaam, de mogelijkheid van snelle bestuurswisselingen en van de verhandelbaarheid van het aandelenkapitaal - kunnen kwaadwillige personen in staat stellen om op anonieme wijze uit misdrijven verkregen opbrengsten onder te brengen in een rechtspersoon. Geconstateerd is dat criminelen regelmatig hun velinogens proberen te verhullen door gebruik te maken van een keten van rechtspersonen die ergens in het buitenland eindigt. Een klassiek voorbeeld is de oprichting van een Arubaanse vrijgestelde vennootschap (AVV) als dochteronderneming van een in het buitenland gevestigde rechtspersoon of vennootschap, die op haar beurt weer een dochter is van een vennootschap gevestigd in een ander land. Dientengevolge kan de vraag, wie de aandelen houdt van de vennootschap in het buitenland, en wie de uiteindelijke belanghebbende is bij de AVV, veelal niet worden beantwoord. Dit antwoord kan echter van groot belang zijn voor de uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen en/of terrorismefinanciering. Om te voorkomen dat achter een rechtspersoon of keten van rechtspersonen schuilgaande natuurlijke personen op volledig anonieme wijze kunnen deelnemen aan het financiele en economische verkeer, legt het onderhavige ontwerp een verplichting op de dienstverleners om naast de client, ook de uiteindelijk belanghebbende van een transactie te identificeren en deze identiteit te verifieren. Het begrip "trust" met de bijhorende definitie is opgenomen aangezien niet uitgesloten is dat bier woonachtige of gevestigde natuurlijke personen of rechtspersoon als trustee van een trust optreedt en uit dien hoofde deelneemt aan het Arubaanse financiele verkeer. De definitie van het begrip "witwassen" verwij st naar de artikelen 430b, 430c en 430d van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Daarin worden de drie mogelijke varianten van witwassen (witwassen, gewoontewitwassen en schuldwitwassen) beschreven en strafbaar gesteld. Voor een uitgebreide toelichting op deze artikelen zij 39

85 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 85 van 154 verwezen naar de memorie van toelichting en andere achtergrondstukken bij de Landsverordening van 19 april 2006 (AB 2006 no. 11) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 1991 no. GT 50), de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1995 no. 85), de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven (AB 2003 no. 60), alsmede de Landsverordening van 20 juni 2000 bevattende de tekst van de titels 3.10 en 3.11 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba (AB 2000 no. 63). In de definitie van het begrip "terrorismefinanciering" wordt verwezen naar het recentelijk ingevoerde artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht van Aruba dat hierboven reeds ter sprake is gekomen. De begrippen "Bank" en "Minister" zijn opgenomen in het kader van de uitvoering van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp te stellen voorschriften en de verantwoordelijkheid die hiervoor gedragen moet worden. Zij behoeven hier geen nadere toelichting. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om, zo de noodzaak daartoe zich voordoet, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, andere activiteiten en werkzaamheden die door financiele dienstverleners worden verricht, aan te wijzen die eveneens onder de werking van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften zullen vallen. Ad artikel 2 Het onderhavige artikel regelt een aantal noodzakelijke uitzonderingssituaties ten aanzien van het toepassingsbereik van het onderhavige ontwerp. Zo bepaalt het eerste lid dat de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften niet van toepassing zijn op de Bank, tenzij daaruit anders voortvloeit. De reden hiervan is dat een aantal door financiele dienstverleners verrichte activiteiten en werkzaamheden ook door de Bank worden verricht. Voorbeelden hiervan zijn het aannemen van stortingen en andere opvorderbare gelden, het overmaken van gelden of geldswaarden en het wisselen van geld, waaronder buitenlandse valuta. Dientengevolge zou ook de Bank 40

86 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 86 van 154 onder de verplichtingen tot het verrichten van clientenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties vallen. Voor zover een dergelijke identificatie- of meldplicht daadwerkelijk wenselijk mocht blijken, kan hierin worden voorzien in bijvoorbeeld een indicatorregeling of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in artikel 54 van het onderhavige ontwerp. Het tweede lid is in feite overgenomen van artikel 1, tweede lid, van de LMOT en beoogt het beroepsgeheim van advocaten en notarissen te waarborgen ten aanzien van hun werkzaamheden die betrekking hebben op de rechtspositie van een client, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding. Ten aanzien van deze werkzaamheden en de uit dien hoofde verkregen gegevens en inlichtingen is de meldplicht zoals neergelegd in Hoofdstuk 3 van het onderhavige ontwerp niet van toepassing. Deze uitzonderingssituatie hangt samen met Aanbeveling 16 die stelt dat (onder andere) advocaten en notarissen, die optreden als onafhankelijke juridische adviseurs, niet verplicht zijn om hun vermoedens te melden, indien de betreffende informatie is verkregen in situati es waarbij het beroepsgeheim of het verschoningsrecht van toepassing is. Ad artikel 3 Artikel 3 regelt het clientenonderzoek dat door alle dienstverleners dient te worden verricht ter verkrijging van een zo compleet mogelijk beeld van de client bij het aangaan van een zakelijke relatie of de verrichting van een individuele transactie. Aldus vervult het clientenonderzoek een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstelling van het onderhavige ontwerp, namelijk de voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering. De handelingen die binnen het kader van het clientenonderzoek door de dienstverleners verricht moeten worden, zijn opgenomen in de onderdelen a tot en met d van het onderhavige artikel. Zij worden hier volledigheidshalve herhaald: 41

87 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 87 van 154 a. de identificatie van de client en de verificatie van diens identiteit, b. de identificatie van de uiteindelijk belanghebbende en het treffen van redelijke maatregelen om de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende zodanig te verifieren dat de dienstverlener overtuigd is van de identiteit van die uiteindelijke belanghebbende, c. de vaststelling van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie, en d. de verrichting van doorlopende controle op de zakelijke relatie en de tij dens de duur van deze relatie verrichte transacties, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de client en de uiteindelijke belanghebbende, van hun risicoprofiel, met, in voorkomend geval, een onderzoek naar de bron van hun vermogen. Ten overvloede zij opgemerkt dat de onderdelen c en d slechts toepassing zullen vinden bij het aangaan en voortzetten van een zakelijke relatie. De betekenis van de begrippen "identificatie" en "verificatie van de identiteit" is in de toelichting op artikel 1 reeds ter sprake gekomen. Aansluitend kan worden opgemerkt dat de identificatie- en verificatieplicht het openen en aanhouden van anonieme rekeningen of op fictieve namen gestelde rekeningen in feite uitsluit. Dit effect wordt ook beoogd door de regering, aangezien aan het gebruik van dergelijke rekeningen onaanvaardbare risico's voor witwassen en terrorismefinanciering kleven. Het verbieden van dergelijke rekeningen is dan ook een van de basisverplichtingen van Aanbeveling 5. De identificatie van de uiteindelijk belanghebbende en de verificatie van diens identiteit is de tweede handeling die in het kader van de toepassing van het clientenonderzoek verricht moet worden. Daarbij dient een dienstverlener redelijke maatregelen te treffen die hem in staat stellen om de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende zodanig te verifieren dat hij overtuigd is van de identiteit van die uiteindelijke belanghebbende. Deze maatregelen dienen gericht te zijn op het achterhalen van de identiteit van de 42

88 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 88 van 154 natuurlijke personen die een controlerend belang uitoefenen of die deel uitmaken van het feitelijke bestuur ("mind and management") van de client. Dit laatste zal zich met name voordoen bij rechtspersonen en daarmee vergelijkbare entiteiten. De verplichting tot vaststelling van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie is opgenomen om de dienstverleners in staat te stellen eventuele risico's in te schatten die het aangaan van een dergelijke relatie met een client oplevert. Dit impliceert een plicht voor de dienstverleners om informatie in te winnen over het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie. Ben deel van de benodigde informatie zal doorgaans naar voren komen tijdens het contact voorafgaand aan de zakelijke relatie. Ook uit de door de client afgenomen diensten of producten zal blijken wat het doel van de relatie is. Aanvullende vragen van de instelling kuimen zich richten op het verkrijgen van helderheid over de gebruiker van het product of de afnemer van de dienst. Op basis van deze informatie wordt in sommige gevallen al duidelijk wie de uiteindelijk belanghebbende is of in welke mate nader onderzoek vereist is om de uiteindelijk belanghebbende te achterhalen. In de praktijk zullen dienstverleners bij het aangaan van een zakelijke relatie zelf al informeren naar het doel van de relatie, omdat ze daarin inzicht willen hebben om te komen tot een goede dienstverlening en om het bedrijfsrisico te beperken. Onderdeel d betreft de doorlopende controle ofwel "ongoing due diligence" op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties. Deze controle dient te verzekeren dat de bij de dienstverlener aanwezige gegevens en inlichtingen overeenkomen met de kennis welke die dienstverlener heeft van de client en van zijn risicoprofiel met, in voorkomend geval, een onderzoek naar de bron van het vermogen. Onder het laatste dient niet alleen te worden verstaan het bij de dienstverlener aanwezige vermogen maar ook elders aanwezige vermogen. Het tweede lid regelt een bijzondere situatie, namelijk de toepassing van clientenonderzoek door een onroerend goed-makelaar. Overeenkomstig de FATF Methodologie 2004 dient dit onderzoek niet alleen betrekking te hebben op de client van de onroerend goed- 43

89 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 89 van 154 makelaar (doorgaans een verkoper van de onroerende zaak of het daarop rustend beperkte recht), maar ook op de wederpartij van die client (doorgaans de koper van de onroerende zaak of het daarop rustend beperkte recht). Ad artikel 4 Binnen het kader van het clientenonderzoek dient de dienstverlener na te gaan, of de natuurlijke persoon die voor hem verschijnt, voor zichzelf dan wel voor of ten behoeve van een derde optreedt en redelijke maatregelen te treffen teneinde de identiteit van die derde te achterhalen en deze te verifieren. Bij de derde zal het met name gaan om de uiteindelijke belanghebbende bij de zakelijke relatie of de transactie. Onder "redelijke maatregelen" kunnen worden verstaan de maatregelen die onder normale omstandigheden nodig zijn om de identiteit van de derde te achterhalen en deze identiteit te verifieren. Ad artikel 5 Het voorgestelde artikel 5 regelt de situatie waarin namens een client wordt opgetreden. Het eerste lid heeft daarbij betrekking op de natuurlijke persoon die stelt namens een client-rechtspersoon of juridische constructie te handelen. Ter verkrijging van een zo volledig mogelijk volledig beeld van de transactie c.q. de zakelijke relatie, dient de dienstverlener na te gaan, of de natuurlijke persoon die stelt namens een dergelijke rechtspersoon of juridische constructie te handelen ook daartoe bevoegd is. Dit kan bijvoorbeeld door de overlegging van documenten te verlangen die de vertegenwoordigingsbevoegdheid aantonen of zelf informatie op te vragen of onderzoek te plegen met gebruikmaking van openbare bronnen zoals het handelsregister. Voorts moet de dienstverlener de identiteit van de vertegenwoordigende natuurlijke persoon vaststellen en deze identiteit verifieren, alvorens hij overgaat tot verlening van de verzochte dienst. In dit kader dient 44

90 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 90 van 154 een dienstverlener ook de gegevens aangaande de rechtsvorm en de vertegenwoordiging van de client vast te leggen. Het tweede lid bevat bijzondere voorschriften ten aanzien van vertegenwoordigde rechtspersoon of juridische constructie. Van belang is dat de dienstverlener, door middel van de door hem te treffen redelijke maatregelen,inzicht krijgt in de eigendoms- en feitelijke zeggenschapsstructuur van een dergelijke rechtspersoon of juridische constructie, waardoor hij de natuurlijke persoon of personen, die over de uiteindelijke eigendom van of controle over de rechtspersoon of juridische constructie beschikken, kan achterhalen. Op deze wijze zal de dienstverlener kunnen voldoen aan zijn ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bestaande verplichting om de uiteindelijke belanghebbende te identificeren en deze identiteit te verifieren. Het derde lid betreft de vertegenwoordiging van trusts. In dat geval dient niet alleen de trustee (degene die het beheer en de beschikking voert over de in de trust ingebrachte veiniogen) dan wet degene die doorslaggevende controle uitvoert over de trust te worden geldentificeerd en de identiteit te worden geverifieerd, maar ook de settlor (degene die de trust in het leven heeft geroepen en zijn vermogen daamaar heeft overgedragen) en de belanghebbenden ("beneficiaries") bij het vermogen van de trust. Ook bij de toepassing van het onderhavige artikel geldt - het bijzonder voor wat betreft de te nemen redelijke maatregelen - dat de noodzakelijke gegevens of inlichtingen verkregen kunnen warden uit openbare bronnen zoals een openbaar register, van de client of uit andere betrouwbare bronnen. Ad artikel 6 Artikel 6 regelt de gevallen waarin financiele en aangewezen niet-financiele dienstverleners het clientenonderzoek dienen toe te passen. De in het eerste lid genoemde gevallen hebben betrekking op de financiele dienstverleners en zijn ontleend aan de Methodologie 2004, in het bijzonder essentieel criterium 5.2, en behoeven hier geen nadere bespreking. 45

91 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 91 van 154 Het tweede lid betreft de door de aangewezen niet-financiele dienstverleners verrichte activiteiten en werkzaamheden ten aanzien waarvan het clientenonderzoek toegepast dient te worden. Deze zijn ontleend aan de Aanbevelingen 12 en 16. Onderdeel b besehrij ft de situaties waarin vrije beroepsbeoefenaren (advocaten, notarissen, belastingadviseurs, accountants en daarmee gelijk te stellen beroepsbeoefenaars) clientenonderzoek dienen toe te passen. Bijzondere aandacht zij daarbij gevraagd voor de woorden "in of vanuit Aruba verrichten van een of meer van de navolgende activiteiten of werkzaamheden". Overigens komen zij ook voor in het eerste lid en de onderdelen a en c van het tweede lid. Hiermee wordt uitdrukkelijk vastgelegd dat ook activiteiten of werkzaamheden die ten behoeve van in het buitenland gevestigde clienten worden verricht, onder de werking van dit onderdeel vallen. Onderdeel c is bedoeld voor onroerend goed-makelaars. Volledigheidshalve zij hierbij herhaald dat het clientenonderzoek zowel ten aanzien van de client als van de wederpartij van de client dient te worden toegepast. Onderdeel d ziet toe op de activiteiten en werkzaamheden van trustkantoren; verwezen zij in dit verband naar de pagina 9 van deze memorie van toelichting. Met betrekking tot de onderdelen e en f zij nog het volgende opgemerkt. In beide onderdelen wordt gerept van contante transacties gelijk aan of boven een bepaald drempelbedrag. Ten aanzien van contante transacties die een waarde vertegenwoordigen die onder deze drempelbedragen liggen, behoeft dus geen clientenonderzoek te worden toegepast. Voor de goede orde zij eraan herinnerd dat het begrip "transactie" mede betrekking heeft op een samenstel van handelingen, dat wil zeggen meerdere handelingen waartussen een verband bestaat of kan bestaan. Hiermee wordt het zogenaamde "smurfen" ondervangen waarbij getracht wordt om het clientenonderzoek (en de meldingsplicht) te omzeilen door gebruikmaking van transactiebedragen die onder de vastgestelde drempel liggen. Voorts zij opgemerkt dat een casino het clientenonderzoek zodanig dient toe te passen waardoor de verkregen informatie ten aanzien van een bepaalde client gerelateerd kan worden aan de transacties welke die client in het casino uitvoert. Voorbeelden van transacties zijn de aanschaf of omwisseling in contanten van 46

92 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 92 van 154 speelpenningen (-chips- of -tokens"), het openen van rekeningen, het uitvoeren van girale overboekingen en het omwisselen in of van buitenlandse valuta. Het derde lid hangt samen met de keuze in het onderhavige ontwerp voor de risico-georienteerde benadering (de reeds hierboven genoemde Risk Based Approach) bij de toepassing van het clientenonderzoek. Deze benadering houdt onder meer in dat het de dienstverleners binnen zekere grenzen vrij staat om het clientenonderzoek naar eigen inzichten in te richten, zolang het met het clientenonderzoek beoogde resultaat behaald wordt. In de praktijk kan dit ertoe leiden dat de wijze van uitvoering van clientenonderzoek per soort dienstverlener sterk gaat verschillen. Een grote internationaal opererende financiele onderneming zal geavanceerde software gebruiken die haar in staat stelt om bij de grote hoeveelheid transacties die zij verwerkt aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Voor een aangewezen niet-financiele dienstverlener met een beperkt werkgebied, ligt het gebruik van dergelijke middelen minder voor de hand. Binnen een bepaalde beroepsgroep kunnen er ook verschillen bestaan die veroorzaakt warden door verschillen in de grootte van de instelling, het clientenbestand en de dienstverlening die wordt aangeboden. Voorts zij erop gewezen dat dienstverleners niet verplicht zijn om een bepaalde client steeds weer te identificeren en diens identiteit te verifieren wanneer deze om de verrichting van een transactie verzoekt. Een dienstverlener kan afgaan op het resultaat van een reeds verricht clientenonderzoek ten aanzien van deze client, tenzij er nadien twijfels ontstaan over de betrouwbaarheid van de verkregen gegevens en inlichtingen. Voorbeelden hiervan zijn het ontstaan van vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering en opvallende wijzigingen in het gebruik van een clientenrekening die niet passen in het beeld dat de dienstverlener heeft van de client. Uitgaande hiervan bepaalt het derde lid dat een dienstverlener het clientenonderzoek dient af te stemmen op de risicogevoeligheid voor witwassen of terrorismefinanciering van het type client, zakelijke relatie, product of transactie. Daartoe dient de dienstverlener een risicoprofiel van de client en de uiteindelijke belanghebbende op te stellen, waarin aan de hand van de toepasselijke omstandigheden en eigen waarnemingen een 47

93 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 93 van 154 beschrijving wordt gegeven van de gevoeligheid van de client voor witwassen en terrorismefinanciering. Het vierde lid is opgenomen om bij landsbesl uit, houdende algemene maatregelen, nader invulling te kunnen geven aan de vereisten van Special Aanbeveling VII. Deze Aanbeveling heeft betrekking op de geldelijke overmakingen ("wire transfers") door financiele dienstverleners en bepaalt ten eerste dat landen maatregelen dienen te treffen, die van financiele dienstverleners geldtransactiebedrijven daarbij inbegrepen - verlangen dat zij nauwkeurige en bruikbare informatie over degene die de geldelijke overmaking laat uitvoeren (de zogenaamde originator), met de geldelijke overmaking en daarmee verband houdende mededelingen meestuurt. Tot de informatie behoren met name de naam, het adres en rekeningnummer van degene die de geldelijke overmaking laat uitvoeren. In verband hiermee dienen deze dienstverleners ook erop toe te zien dat de informatie in kwestie door de gehele overmakingsketen bij de geldelijke overmaking of de daarmee verband houdende mededelingen blijft. Ten tweede dient verzekerd te worden dat dezelfde financiele dienstverleners extra waakzaam zijn ten aanzien van geldelijke overmakingen waarbij geen of onvolledige informatie beschikbaar is over degene die de geldelijke overmaking laat uitvoeren. De nadere uitvoering hiervan vereist specifieke en gedetailleerde voorschriften die het beste op een lager niveau vastgesteld kunnen worden. De in de Methodologie 2004 opgenomen essentiele criteria voor de toepassing van Speciale Aanbeveling VII zullen daarbij als leidraad fungeren. Ad artikel 7 Artikel 7 sluit in feite aan op de in artikel 3, onderdeel d, neergelegde verplichting tot toepassing van doorlopende controle op zakelijke relaties. Ten aanzien van de gegevens en inlichtingen, die in het kader van een clientenonderzoek verkregen zijn, in het bijzonder die welke betrekking hebben op clienten, uiteindelijke belanghebbenden of zakelijke relaties die een hoger risico voor 48

94 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 94 van 154 witwassen of terrorismefinanciering inhouden, is het wenselijk dat deze bijgewerkt en relevant zijn. Ad artikel 8 Het eerste lid van het onderhavige artikel handhaaft het reeds in de LID neergelegde uitgangspunt dat de identificatie voor de aanvang van de dienstverlening dient plaats te vinden. Met het oog op de strekking van het onderhavige ontwerp wordt dit uitgangspunt uitgebreid naar de verificatie van de identiteit voor het aangaan van een zakelijke relatie of het verrichten van een individuele transactie. Het tweede lid nuanceert dit uitgangspunt ten aanzien van een aantal in de onderdelen a tot en met d genoemde gevallen door toe te staan dat het identificatie- en verificatieproces na het aangaan van de zakelijke relatie wordt voltooid. Het doel ervan is te voorkomen dat de normale zakelijke dienstverlening onnodig wordt verstoord door het identificatie- en verificatieproces. Daarbij dient wel steeds voldaan te zijn aan twee voorwaarden, namelijk dat de toepassing alleen plaats vindt in situaties met een laag risico en dat de identificatie en verificatie zo spoedig mogelijk na het eerste contact wordt voltooid. Voorbeelden van dergelijke uitzonderingssituaties zijn telefonische verzoeken om dienstverlening aan juridische beroepsbeoefenaren en het adviseren door banken van clienten voordat de identificatie ten aanzien van een geopende bankrekening is afgerond. Ad artikel 9 Artikel 8 van de LID verbiedt een dienstverlener een dienst te verlenen, indien de identiteit van de client niet op de bij die landsverordening voorgeschreven wijze is vastgesteld. Het eerste lid van het onderhavige artikel neemt dit essentieel verbod over, zij het dat het nu een ruimer toepassingsbereik krijgt, namelijk dat geen zakelijke relatie kan worden aangegaan of een transactie kan worden uitgevoerd, indien de dienstverlener geen clientenonderzoek heeft verricht, hij niet in staat is om het clientenonderzoek uit te voeren (bijvoorbeeld door een weigerachtige houding van de client) of indien het 49

95 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 95 van 154 clientenonderzoek niet heeft geleid tot het met artikel 3, 4 en 5 beoogde resultaat, namelijk het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van de client en de uiteindelijke belanghebbende in het kader van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Anders kan immers sprake zijn van een onaanvaardbaar risico op witwassen of terrorismefinanciering. Als voorbeeld kan worden genoemd een rechtspersoon die deel uitmaakt van een moeilijk te doorgronden structuur van internationale vennootschappen. In het verlengde van het eerste lid draagt het tweede lid de dienstverlener, die na het aangaan van een zakelijke relatie niet langer kan voldoen aan het clientenonderzoek, op om deze zakelijke relatie onverwijld te beeindigen. Hiervan zal vooral sprake zijn indien niet langer voldaan kan worden aan het vereiste van ongoing due diligence, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d. Ad artikel 10 Het onderhavige artikel opent de mogelijkheid van een vereenvoudigd clientenonderzoek ofwel "simplified due diligence" voor een aantal in het eerste lid genoemde gevallen, waarvan algemeen aanvaard is dat zij een lager risico op witwassen of terrorismefinanciering inhouden. Dit lager risico hangt samen met de aard van de client, de zakelijke relatie of de transactie. Zo kan het zijn dat de informatie over de client en de uiteindelijke belanghebbende openbaar is of dat er elders in de nationale wet- en regelgeving adequate mechanismen aanwezig zijn die de identificatie- en verificatie van de client en de uiteindelijke belanghebbende waarborgen. Het wordt aan de dienstverleners zelf overgelaten om de mate van het verminderde clientenonderzoek vast te stellen. Daartoe dient de dienstverlener wel voldoende gegevens te verzamelen en periodieke onderzoeken te verrichten. Hierin voorziet het tweede lid van het onderhavige artikel. Als voorbeeld kan worden genoemd het aangaan van een zakelijke relatie of de verrichting van een transactie ten behoeve van de overheid. In dit geval is het niet zinvol en dus niet 50

96 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 96 van 154 noodzakelijk om de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende vast te stellen en vervolgens deze identiteit te verifieren. De in de onderdelen a, ten 1 tot en met 6, en b, ten 1 tot en met 3, vermelde gevallen zijn ontleend aan essentieel criterium 5.9 van de Methodologie Ten 6 heeft in feite betrekking op de Staat der Nederlanden, de rechtspersoonlijkheid bezittende bestuurlijke entiteiten van Nederland, zoals gemeenten, provincies en het openbare lichaam BES, de bij Nederlandse wet ingestelde publieke entiteiten met rechtspersoonlijkheid, alsmede het Land Curacao en het Land Sint Maarten, alsmede de in Curacao en in Sint Maarten bij wet ingestelde publieke entiteiten met rechtspersoonlijkheid. Voor de goede orde zij opgemerkt dat het toepassen van verminderd clientenonderzoek niet toegestaan is, indien de client, zakelijke relatie of transactie een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich brengt of indien er aanwijzingen zijn dat de client betrokken is bij witwassen of terrorismefinanciering. Het derde lid legt dit duidelijkheidshalve vast. Alsdan dient artikel 6, eerste lid, onderdelen d en f, respectievelijk het tweede lid, onderdeel g, onverkort toegepast te worden. Ad artikel 11 Het onderhavige artikel regelt het tegenovergestelde geval van het verminderde clientenonderzoek, namelijk het verscherpte clientenonderzoek ofwel "enhanced due diligence". Dit artikel bevat het algemene kader voor de toepassing van het verscherpte clientenonderzoek, terwijl de artikelen 12 en 13 nadere uitwerkingen bevatten ten aanzien van bijzondere situaties waarbij verscherpt clientenonderzoek vereist kan zijn. Voorts kan met betrekking tot het aangaan van correspondent-bankrelaties door banken worden verwezen naar de artikelen 17 en 18 van het onderhavige ontwerp. Het verscherpte clientenonderzoek dient steeds te worden verricht, indien en naar gelang een zakelijke relatie of transactie naar hun aard een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich brengt. Van belang hierbij is dat dienstverleners maatregelen nemen die hen ten eerste staat stellen om een zo volledig mogelijk 51

97 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 97 van 154 beeld te krijgen van de hogere risico's en ten tweede deze risico's te mitigeren. Het verscherpte clientenonderzoek dient zowel voorafgaand aan de zakelijke relatie of de transactie, als gedurende de zakelijke relatie te worden verricht. De in de onderdelen a tot en met e genoemde gevallen zijn ontleend aan essentieel criterium 5.8 van de Methodology 2004, dat weer gebaseerd is op het internationaal gezaghebbende Basel CDD Paper. Het betreft hier overigens een nietlimitatieve opsomming (vide de woorden "in ieder geval" in de tweede volzin van de aanhef): dienstverleners kunnen andere situaties aanmerken voor verscherpt clientenonderzoek. De onderdelen f, g en h betreffen achtereenvolgens landen en jurisdicties die niet of onvoldoende voldoen aan de FATF-normen, PEP's en correspondentbankrelaties. Deze zullen hieronder nader worden toegelicht. Ten aanzien van onderdeel f zij nog in het bijzonder opgemerkt dat de daarin gebruikte woorden "internationaal gangbare normen voor de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering" betrekking hebben op de FATF Aanbevelingen, de daarbij behorende Interpretative Notes en de Methodologie Aangezien deze documenten voortdurend aangepast worden vanwege onder meer internationale ontwikkelingen en gebeurtenissen, acht de regering het niet raadzaam om een letterlijke verwijzing ernaar in de wet op te nemen. Ad artikel 12 Artikel 12 heeft betrekking op zakelijke relaties met en transacties ten behoeve van PEP's, naaste familieleden van PEP's en geassocieerden van PEP's, en strekt ter uitvoering van Aanbeveling 6. Dergelijke relaties en transacties vereisen aanvullende maatregelen omdat deze een grotere kans op reputatieschade en andere risico's met zich meebrengen voor dienstverleners. Daarnaast vergt dienstverlening aan PEP's, hun naaste familieleden en geassocieerden bijzondere aandacht in het kader van het internationale streven inzake de bestrijding van corruptie. In de toelichting op artikel 1 is reeds een aantal voorbeelden van PEP's genoemd. Er zij tevens eraan herinnerd dat onder PEP in de zin van het onderhavige ontwerp niet alleen 52

98 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 98 van 154 buitenlandse personen vallen, maar ook lokale personen. Ook worden directe familieleden en geassocieerden van de lokale en buitenlandse PEP's als zodanig aangemerkt, waardoor ook ten aanzien van deze personen de additionele CDD-maatregelen als omschreven in het onderhavige artikel toegepast dienen te worden. Aldus schrijft het eerste lid voor dat een dienstverlener over op risicobepaling gerichte procedures dient te beschikken om vast te stellen, of een client, een potentiele client of een uiteindelijke belanghebbende een politiek prominente persoon ofwel een PEP is. Tevens dient een dienstverlener te beschikken over procedures voor de vaststelling van de bron van het vermogen van clienten en uiteindelijke belanghebbenden die op grond van de eerste volzin als politiek prominente personen zijn aangemerkt. Dergelijke procedures dienen een dienstverlener in staat te stellen om bij zakelijke relaties of transacties met deze PEP's aanvullende maatregelen te nemen in het kader van het verscherpte clientenonderzoek. Deze maatregelen dienen op een risicogeorienteerde wijze te worden toegepast door de dienstverleners. Behalve de regels die zijn gesteld bij het onderhavige ontwerp, zal de dienstverlener in zijn interne procedures afwegingen dienen te maken over de risico's van een bepaald product die de PEP afneemt. In het geval een PEP een risicovol product afneemt (zoals private banking), zal de dienstverlener de PEP aan een strengere controle moeten onderwerpen. Om uit te maken of een bepaalde client een PEP is, kan een dienstverlener bepaalde bronnen raadplegen (zoals World-Check of algemeen toegankelijke bronnen op het Internet) of informatie inwinnen bij een collega-dienstverlener in het land waar de betreffende PEP vandaan komt. Voor de grotere instellingen met een aanzienlijk (internationaal) clientenbestand, kan het efficient zijn om gebruik maken van lijsten die door enkele commerciele organisaties worden aangeboden. In lijn met de risicogeorienteerde benadering is ook met betrekking tot PEP's van belang dat een instelling redelijke inspanningen treft om een PEP te herkennen en te identificeren. Daarnaast dient de instelling over procedures te beschikken om de bron van het vermogen vast te stellen van de clienten en uiteindelijke belanghebbenden die als PEP zijn aangemerkt. Onder bron van vermogen dient te worden het totale vermogen van de PEP (source of 53

99 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 99 van 154 wealth). Dit omvat bet vermogen dat in het kader van (verzochte) dienstverlening aan de dienstverlener is aangeboden (source of funds). Aan de hand van (bijvoorbeeld) vragen aan de PEP en het verzoeken van een verklaring betreffende de eigendommen van de PEP, kan de dienstverlener de herkomst van het vermogen vaststellen. Het tweede lid regelt de toetsing van PEP's voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan of de transactie wordt verricht. Het schrijft ten eerste voor dat de beslissing tot het aangaan van de zakelijke relatie slechts genomen of goedgekeurd wordt door personen die belast zijn met de algehele leiding van de dienstverlener. Tot personen die belast zijn met de algehele leiding van de dienstverlener kunnen worden gerekend de bestuurders en degenen die het dagelijks beleid van de dienstverleners bepalen of medebepalen. Hiermee wordt aangesloten op het begrip "senior management" uit Aanbeveling 6. Ten tweede schrijft dit lid voor dat dienstverleners, in geval van een zakelijke relatie met een PEP, doorlopende controle uitvoeren op deze zakelijke relatie. Het derde lid regelt de bijzondere situatie waarbij een client of uiteindelijke belanghebbende na de aanvang als een PEP wordt aangemerkt. Alsdan kan de zakelijke relatie slechts worden voortgezet na bekomen goedkeuring van de personen die belast zijn met de algehele leiding van de dienstverlener. Dit houdt in dat de dienstverlener de zakelijke relatie opnieuw moet bezien onder toepassing van de procedures, bedoeld in het eerste lid, hetgeen dient uit te monden in een beslissing over de voortzetting van de zakelijke relatie in kwestie. Het vierde lid bepaalt dat een client, potentiele client of uiteindelijke belanghebbende die een PEP is, alsmede hun directe familieleden en naaste geassocieerden, tot vijf jaar nadat de client, potentiele client of uiteindelijke belanghebbende opgehouden heeft de desbetreffende vooraanstaande publieke functie te bekleden, als een PEP wordt aangemerkt. De voorschriften van het onderhavige artikel en van artikel 11 blijven dientengevolge gedurende deze periode van toepassing op een dergelijke persoon. Zodoende kunnen transacties die voortbouwen op een zakelijke relatie, die is aangegaan gedurende de tijd dat de vooraanstaande publieke functie werd bekleed, of die 54

100 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 100 van 154 verband houden met gedurende deze tijd verkregen of vermeerderde vermogen, verscherpt gevolgd worden. Ad artikel 13 Het eerste lid van het onderhavige artikel verlangt van dienstverleners dat zij bijzondere aandacht besteden aan twee situaties: a. zakelijke relaties en transacties met natuurlijke personen, rechtspersonen en trusts die afkomstig zijn van landen of jurisdicties die niet of onvoldoende voldoen aan de internationaal gangbare normen op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; b. alle complexe en ongebruikelijk grote transacties en aan alle ongebruikelijke kenmerken van transacties die geen verklaarbaar economisch of legaal doel hebben De eerste situatie hangt samen met de uitvoering van Aanbeveling 21, de tweede met Aanbeveling 11. Aanbeveling 21 schrijft voor dat financiele instellingen bijzondere aandacht dienen te schenken aan zakelijke relaties en transacties met personen, met inbegrip van ondernemingen en financiele instellingen, afkomstig uit landen die de FATF- Aanbevelingen niet of onvoldoende naleven. In verband hiermee worden momenteel door zowel de Bank als het Meldpunt regelmatig kennisgevingen gezonden naar de onder hun toezicht gestelde dienstverleners, waarin bijzondere aandacht wordt gevraagd voor zakelijke relaties met landen en jurisdicties, waarvan door de FATF is vastgesteld dat zij vanwege hun gebrekkige AML/CFT-systemen voor het internationale financiele systeem een risico opleveren voor witwassen en terrorismefinanciering. In de kennisgevingen worden ook de maatregelen genoemd die de dienstverleners in acht moeten nemen om de hogere risico's voor witwassen en terrorismefinanciering, die voorvloeien uit zakelijke relaties of transacties met personen of instellingen uit deze landen, te mitigeren. Dit systeem zal op grond van het tweede lid door de Bank worden voortgezet. 55

101 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 101 van 154 Aanbeveling 11 heeft betrekking op complexe, ongebruikelijk grate transacties en alle ongebruikelijke kenmerken van transacties zonder klaarblijkelijk economisch of duidelijk legaal doel. Voorbeelden van zulke transacties of kenmerken van transacties zijn omvangrijke transacties in vergelijking met de zakelijke relatie, transacties die bepaalde limieten te boven gaan, zeer hoog gebruik van een rekening ten opzichte van het daarop aanwezige saldo en transacties die niet passen binnen het gebruikelijke transactiepatroon van de rekening. Het tweede lid hangt samen met de krachtens het eerste lid te besteden bijzondere aandacht. Indien een dienstverlener redelijkerwijs kan vermoeden dat een transactie met een natuurlijke persoon, rechtspersoon of trust die afkomstig is uit een land of jurisdictie als bedoeld in het eerste lid, geen verklaarbaar economisch of legaal doel heeft, of indien het betreft complexe en ongebruikelijk grate transacties of transacties die geen verklaarbaar economisch of legaal doel hebben, dient de dienstverlener de achtergrond en het doel van die transactie te onderzoeken. Op deze wijze kan de dienstverlener een nadere inschatting maken van de risico's die verbonden zijn aan de zakelijke relatie of transactie, en beslissen of de zakelijke relatie voortgezet of de transactie verricht kan worden, of dat toepassing dient te worden gegeven aan artikel 9 van het onderhavige ontwerp. De bevindingen van het bovenbedoelde onderzoek dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Zodoende kunnen ze beschikbaar zijn ten behoeve van de bevoegde autoriteiten zoals de Bank en het Openbaar Ministerie. In verband hiermee bepaalt het derde lid dat deze bevindingen tenminste tien jaar dienen te worden bewaard. Dit is gelijk aan de algemene bewaartermijn voor de gegevens en inlichtingen die verkregen worden uit hoofde van de toepassing van het clientenonderzoek en de meldingsplicht. Ad artikel 14 Artikel 14 vereist van dienstverleners dat zij beschikken over adequate procedures die gericht zijn op de voorkoming van misbruik van nieuwe technologische ontwikkelingen en instrumenten ten 56

102 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 102 van 154 behoeve van witwassen en terrorismefinanciering. Deze procedures dienen zich in het bijzonder te richten op de risico's die voortvloeien uit zakelijke relaties en transacties waarbij de client niet fysiek aanwezig is. Aangezien het ook bier een geval van verscherpt clientenonderzoek betreft, is artikel 11, eerste lid, tweede volzin van toepassing. Dientengevolge dienen de procedures toe te zien op zowel het aangaan van de zakelijke relatie als de toepassing van doorlopende controle. Als voorbeelden van zakelijke relaties en transacties die onder de werking van het onderhavige artikel vallen, kunnen worden genoemd elektronisch bankieren via het Internet, de uitgifte van zogenaamde pre-paid value cards en het gebruik van geldautomaten. De daarvoor benodigde procedures kunnen betrekking hebben op de waarmerking van de overgelegde identificatiedocumenten, de overlegging van additionele gegevens en inlichtingen ter aanvulling van die welke krachtens het reguliere clientenonderzoek vereist zijn en de realisering van afzonderlijk contact met de client. Ad artikel 15 Artikel 16 regelt de introductie van clienten door in Aruba gevestigde financiele dienstverleners, advocaten en notarissen. Het is grotendeels gebaseerd op de tekst van Aanbeveling 9. Een dergelijke regeling is van belang voor bijvoorbeeld de aanvaarding van clienten door een levensverzekeraar die door een assurantiebemiddelaar warden aangedragen en waarbij het clientenonderzoek reeds door de assurantiebemiddelaar kan zijn verricht. Dergelijke clienten kunnen op grond van het onderhavige artikel worden geaccepteerd, mits voldaan wordt aan de in de onderdelen a en b genoemde voorwaarden. Als uitgangspunt geldt dat de dienstverlener bij wie de client wordt geintroduceerd, steeds uiteindelijk verantwoordelijk blijft voor de juistheid van de krachtens artikel 3, onderdelen a tot en met c, verkregen gegevens en inlichtingen van de geintroduceerde client. Dit wordt duidelijkheidshalve verwoord in de aanhef van het onderhavige artikel. In feite betekent dit dat een dienstverlener geen gantroduceerde clienten kan aanvaarden, waarbij voor hem een situatie als omschreven in artikel 9, eerste lid, zal kunnen ontstaan. 57

103 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 103 van 154 Overigens staat het de dienstverlener vrij om de manier bepalen hoe hij zich ervan vergewist dat de eerdere identificatie en verificatie heeft plaatsgevonden. Van belang is immers dat de gegevens en inlichtingen omtrent de identiteit en de verificatie van de identiteit van de client onverwijld aan de dienstverlener kunnen worden opgelegd, opdat deze kan voldoen aan zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van die client. Voor het overige kan voor de goede orde worden opgemerkt dat dit artikel, evenals overigens het navolgende artikel, in twee situaties niet van toepassing is. De eerste situatie betreft de verrichting van clientenonderzoek door een derde voor rekening van de dienstverlener, bijvoorbeeld op grond van een uitbestedingsovereenkomst. Een dergelijk clientenonderzoek kan immers worden aangemerkt als een clientenonderzoek van de dienstverlener zelf. De tweede situatie betreft zakelijke relaties of transacties tussen financiele dienstverleners ten behoeve van hun clienten, aangezien deze reeds onder de bepalingen intake het reguliere clientenonderzoek en correspondent-bankrelatie vallen. Ad artikel 16 Het onderhavige artikel heeft betrekking op de introductie van clienten door dienstverleners die niet in Aruba gevestigd zijn. Dergelijke clienten kunnen geaccepteerd worden, mits zij geintroduceerd worden door dienstverleners die gevestigd zijn in een bij ministeriele regeling aangewezen land of jurisdictie. Onder jurisdictie wordt verstaan niet- onathankelijke gebieden met een eigen rechtstelsel, zoals Curacao, de Britse Maagdeneilanden en Bermuda. Bij het aanwijzen van de landen en jurisdicties zal nadrukkelijk worden gelet op kwaliteit van hun AML/CFT-systemen zoals beoordeeld door de FATF, de Wereldbank, het IMF of de regionale zusterorganisaties van de FATF. 58

104 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 104 van 154 Ad artikel 17 In het kader van hun werkzaamheden kan het voorkomen dat banken correspondent-bankrelaties aangaan met buitenlandse banken. Een correspondent-bankrelatie wordt in artikel 1, eerste lid, van het onderhavige ontwerp omschreven als een vaste relatie tussen een Arubaanse bank en een buiten Aruba gevestigde bank voor de afwikkeling van transacties of de uitvoering van opdrachten. Bij een correspondent-bankrelatie treedt een bank in feite op als agent voor een andere bank door het verzorgen van betalingen of het verrichten van andere diensten voor een client van deze correspondent-bank. Vaak heeft de uitvoerende bank zelf geen relatie met deze client waardoor zij geen clientenonderzoek uitvoert ten aanzien van deze client. Om te voorkomen dat een Arubaanse bank het gevaar loopt misbruikt te worden voor het witwassen of terrorismefinanciering via dergelijke transacties, worden in de onderdelen a tot en met c handelingen beschreven die een dergelijke bank moet verrichten alvorens een correspondent-bankrelatie aan te gaan. Vanwege de gevoelige aard van deze samenwerkingsvorm bepaalt het tweede lid dat een correspondent-bankrelatie alleen wordt aangegaan na een daartoe strekkende beslissing van de personen die belast zijn met de algehele leiding van de bank. Het derde lid bevat bijzondere voorschriften voor het gebruik van transitrekeningen ofwel payable-through accounts die door lokale banken in het kader van een correspondent-bankrelatie ter beschikking worden gesteld. Aangezien clienten van de buitenlandse bank hierdoor rechtstreeks toegang verkrijgen tot de transitrekening, is het van belang dat de lokale bank op een snelle en efficiente wijze de beschikking kan krijgen over de identiteit van de client om zodoende de mogelijke risico's te kunnen beheersen. Ad artikel 18 Het onderhavige artikel verbiedt correspondent-bankrelaties met shell banks. In internationaal verband is immers vastgesteld dat er aanzienlijke risico's verbonden zijn aan het aangaan en onderhouden van correspondent-bankrelaties met shell banks. Om deze reden 59

105 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 105 van 154 bepaalt Aanbeveling 18 dan ook dat landen de vestiging of voortzetting van shell banks niet dienen goed te keuren en dat financiele instellingen het aangaan of voortzetten van correspondent-bankrelaties met shell banks dienen te weigeren. Deze aanbeveling bepaalt voorts dat financiele dienstverleners dienen te waken voor het aangaan van correspondent-bankrelaties met buitenlandse financiele instellingen die toestaan dat hun rekeningen worden gebruikt door shell banks. Het onderhavige artikel vormt hiervan de weerslag. Volledigheidshalve zij nog opgemerkt dat de regering voornemens is om de LTK uit te breiden met een bepaling die de vestiging van shell banks in Aruba nadrukkelijk zal verbieden. Hiermee zal het ter zake reeds gevoerde beleid van de Bank meteen worden geformaliseerd. Ad artikel 19 Artikel 19 regelt de documenten, gegevens en inlichtingen die in het kader van het verificatieproces gebruikt dienen te worden. Het artikel maakt daarbij in de eerste tot en met het vijfde lid een onderscheid naar de acrd van de client. Het zesde lid maakt mogelijk dat bij ministeriele regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het soort en de inhoud van de documenten, gegevens en inlichtingen. Het eerste lid bepaalt dat de identiteit van een client die een natuurlijke persoon is, geverifieerd dient te worden aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. In tegenstelling tot de LID (vide artikel 3 ervan) wordt geen beschrijving gegeven van de benodigde documenten. Uit oogpunt van flexibiliteit is ervoor gekozen om deze op te nemen in de ministeriele regeling, bedoeld in het zesde lid. Zodoende kan sneller worden ingesprongen op de internationale ontwikkelingen op dit gebied. Artikel 3, tweede lid, van de LID bepaalt ten aanzien van in het Koninkrijk gevestigde rechtspersonen dat een gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister of een notariele oprichtingsakte gebruikt dient te worden voor de identificatie van deze rechtspersonen. Hiervan wordt in het voorgestelde tweede lid afgezien. Dit lid bepaalt dat de identiteit 60

106 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 106 van 154 van rechtspersonen naar Arubaans recht die hun zetel in Aruba hebben (en ingevolge dit laatste hun activiteiten in Aruba uitoefenen), geverifieerd dient te worden aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Hetzelfde geldt overigens voor buitenlandse rechtspersonen die in Aruba gevestigd zijn en dus alhier hun activiteiten uitoefenen. Hiertoe is besloten nu in de praktijk is gebleken dat niet altijd kan worden afgegaan op de in de uittreksels vermelde informatie. Dit is met name het geval bij uittreksels die uit het Arubaanse handelsregister worden verstrekt. Dit is weer het gevolg van het feit dat het Arubaanse handelsregister, vanwege de verouderde opzet en de afwezigheid van sanctiemogelijkheden, niet in staat is om onder alle omstandigheden nauwkeurige en betrouwbare informatie te leveren over rechtspersonen. Voorts acht de regering het niet langer noodzakelijk dat uitgebreid wordt beschreven welke gegevens in de notariele akte dient te worden opgenomen, aangezien dit in de praktijk reeds plaatsvindt. Overigens hoeven in Aruba niet alle rechtspersonen bij notariele akte te worden opgericht. Ten aanzien van de vereniging met rechtspersoonlijkheid geldt dat haar statuten of reglementen niet in een notariele akte hoeven te worden vastgelegd; verwezen zij naar de artikelen 1666 en 1667 van het Burgerlijke Wetboek van Aruba. Daar komt nog bij dat de regering het rechtspersonenrecht op korte termijn ingrijpend wil herzien. Deze herziening zal plaats vinden door middel van invoering van Boek 2 in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Niet uit te sluiten valt dat dit ook consequenties zal hebben voor het document waarin de oprichting van een rechtspersoon wordt vastgelegd. Ook ten aanzien van buitenlandse rechtspersonen die niet in Aruba zijn gevestigd (met andere woorden, niet in Aruba werkzanm zijn), wordt het vereiste van identificatie door middel van een authentieke akte of inschrijving in een handelsregister losgelaten. Zij wordt vervangen door verificatie door middel van betrouwbare en in het internationale verkeer gebruikelijke documenten, gegevens of inlichtingen, dan wel op basis van documenten, gegevens of inlichtingen die bij wet als geldig middel voor identificatie zijn erkend in de staat van herkomst van de client; vide het derde lid. In sommige 61

107 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 107 van 154 landen bestaat er namelijk geen officieel handelsregister, terwijl ook het verkrijgen van een authentieke akte (waaronder dus ook een notariele akte) niet altijd of slechts met grote moeite mogelijk is. Om aan deze problemen het hoofd te bieden, is in het tweede lid gekozen voor een flexibele benadering waarbij de dienstverlener kan verifieren aan de hand van in het internationale verkeer gebruikelijke documenten. Een dienstverlener zal zelf aan de toezichthouder moeten kunnen aantonen dat het gerechtvaardigd was om op bepaalde documenten te vertrouwen. In beginsel kunnen dienstverleners in staat worden geacht om dergelijke afwegingen te maken, aangezien zij in het kader van het afdekken van het bedrijfsrisico zelf ook zal willen weten wie de client is. Het vierde lid verklaart het derde lid van overeenkomstige toepassing op een trustee en de persoon die anderszins effectieve zeggenschap uitoefent, de insteller van de trust en de uiteindelijke belanghebbenden bij het vermogen van de trust. Het vijfde lid regelt de verificatie van de uiteindelijke belanghebbende. Qua bewoordingen sluit het aan op het voorgaande artikel. Vanwege de aard van het fenomeen uiteindelijke belanghebbende wordt het aangevuld met een onderzoeksplicht van de dienstverlener bij de verificatie van de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende. Deze verificatie dient zodanig te zijn dat de dienstverlener overtuigd is van de identiteit van de belanghebbende. Alhoewel de nadruk daarbij ligt op de verificatie van buitenlandse uiteindelijke belanghebbende, is het onderhavige artikel ook van toepassing op binnenlandse uiteindelijke belanghebbenden. In dat geval kan verificatie plaatsvinden aan de hand van de documenten, bedoeld in het eerste lid. De bovenvermelde onderzoeksplicht is ook in dit geval van toepassing. Ad artikel 20 Het onderhavige artikel regelt de instelling, taken en het personeel van het Meldpunt, alsmede de toewijzing van werken, diensten en leveringen aan deze bijzondere overheidsdienst. Het zet de lijn voort die in 1995 is begonnen met de LMOT en sindsdien verfijnd 62

108 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 108 van 154 is door middel van diverse wijzigingen van die landsverordening. Ten opzichte van de huidige situatie bevat het echter enige, deels belangrijke wijzigingen. Zo bepaalt onderdeel b van het eerste lid dat het Meldpunt niet alleen in overeenstemming met het bij of krachtens het onderhavige ontwerp bepaalde gegevens kan verstrekken, maar ook in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens andere landsverordeningen op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Als voorbeeld kunnen worden genoemd de gegevens die het Meldpunt verkrijgt als gevolg van de toepassing van artikel 8 van het Sanctiebesluit bestrijding terrorisme en terrorismefinanciering (AB 2010 no. 27). Voorts is geschrapt het geven van aanbevelingen voor de relevante bedrijfstakken omtrent de invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie en andere te treffen maatregelen ter voorkoming van het gebruik van die bedrijfstakken voor witwassen en terrorismefinanciering. Deze taak zal immers overgedragen worden aan de Bank; verwezen zij naar artikel 48. In de plaats hiervan is in onderdeel e opgenomen het geven van voorlichting over de verschijningsvormen en de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering Daarnaast is als uitdrukkelijke taak opgenomen het onderhouden van contacten met buitenlandse instanties die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt en het uitwisselen van gegevens omtrent het meldgedrag van dienstverleners met dergelijke instanties. Deze taak is opgenomen vanwege het sterk toegenomen belang van internationale samenwerking - onder meer op de wijze als omschreven in Aanbeveling 40 - tussen de FIU's. Onderdeel g is opgenomen om het door de Bank op de meldingsplichtigen uit te oefenen toezicht te ondersteunen en effectief te doen zijn. Ter benadrukking van de zelfstandige positie die het Meldpunt binnen de ambtelijke organisatie inneemt, bepaalt het tweede lid dat het een afzonderlijk en zelfstandig onderdeel is van het ministerie van de Minister. In zoverre wordt de huidige, in de artikelen 2 van de LMOT en 6 van de Landsverordening instelling ministeries (AB 2002 no. 33) geregelde situatie voortgezet. Deze artikelen bepalen dat het Meldpunt onder de Minister ressorteert, respectievelijk dat de Minister 63

109 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 109 van 154 belast is met de zorg voor (onder meer) het Meldpunt. Wel komt de rol van de minister, belast met justitiele aangelegenheden, met betrekking tot de personele en budgettaire aangelegenheden van het Meldpunt te vervallen. Uit oogpunt van efficiency en gelet op de sinds enige jaren bestaande praktijk, acht de regering het namelijk wenselijk dat slechts de Minister verantwoordelijkheid draagt voor deze aangelegenheden. Het derde lid legt de leiding van het Meldpunt in handen van een hoofd. Het bepaalt tevens dat de benoeming, schorsing en het ontslag van het hoofd en het overige personeel geschiedt nadat de hieronder te bespreken begeleidingscommissie daarover is gehoord. Deze hoorplicht voor de Minister is opgenomen ter waarborging van het zelfstandige functioneren van het Meldpunt. Het vierde lid is overgenomen van artikel 3, tweede lid, van de LMOT en bepaalt dat de aanbestedingsvoorschriften van de Comptabiliteitsverordening 1989 (AB 1989 no. 72) niet van toepassing zijn ten aanzien van de toewijzing van werken, leveringen en diensten ten behoeve van het Meldpunt. Het is destijds opgenomen in de LMOT, aangezien het Meldpunt, evenals bijvoorbeeld de Veiligheidsdienst Aruba (vide daartoe artikel 32, eerste lid, van de Landsverordening Veiligheidsdienst Aruba), vanwege de aard van zijn werkzaamheden over specifieke apparatuur en ondersteuning dient te beschikken die slechts bij een selecte groep leveranciers verkrijgbaar is. Ad artikel 21 Artikel 25 stelt de begeleidingscommissie voor het Meldpunt in. Dit orgaan heeft een adviserende en ondersteunende rol richting het Meldpunt en de Minister. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de meest betrokken actoren uit de publiek sector op het gebied van AML/CFT. Aldus keert ook de begeleidingscommissie uit de LMOT terug in het onderhavige ontwerp, zij het met een meer beperkte taaken samenstelling. In vergelijking met de LMOT zal de begeleidingscommissie geen rol hebben in de vaststelling van de begroting en de formatie van het Meldpunt. Voorts zullen de betrokken 64

110 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 110 van 154 bedrijfstakken niet meer vertegenwoordigd zijn in de begeleidingscommissie. Hiermee wordt de schijn van ongewenste beinvloeding van het functioneren van het Meldpunt door de private sector - een van de kritiekpunten van de MER op het Arubaanse meldsysteem - vermeden. Het eerste lid vormt de weerslag van het bovenstaande. Het omschrijft de taken van de begeleidingscommissie als het ter beschikking stellen aan het Meldpunt van haar kennis en deskundigheid en het desgevraagd of uit eigen beweging adviseren van de Minister over de inrichting en de uitvoering van de meldplicht, alsmede over de vaststelling van de indicatoren, bedoeld in artikel 26. Naast de hierboven reeds vermelde beeindiging van de vertegenwoordiging van de private sector, ondergaat de samenstelling van de begeleidingscommissie twee wijzigingen. Ten eerste zal de minister, belast met justitiele aangelegenheden, niet meer vertegenwoordigd zijn, aangezien de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het onderhavige ontwerp in haar geheel bij de Minister zal komen te liggen. Ten tweede wordt de Bank expliciet genoemd als lid van de begeleidingscommissie in plaats van de toezichthoudende autoriteiten voor de bedrijfstakken en beroepsgroepen die onder de werking van de meldingsplicht vallen. Na de inwerkingtreding van het onderhavige ontwerp zal de Bank immers de enige autoriteit zijn die belast is met het toezicht op de naleving van de meldingsplicht. Wel zal het mogelijk blijven om vertegenwoordigers van andere toezichthoudende autoriteiten voor dienstverleners te benoemen. Gedacht kan worden aan het toekomstige toezichthoudende orgaan voor casino's. Het derde en het vierde lid komen overeen met het huidige artikel 17, tweede en derde lid, van de LMOT en behoeven geen nadere bespreking. Het vijfde lid, eerste volzin, stelt de vergaderfrequentie van de begeleidingscommissie vast op twee keer per jaar met de mogelijkheid van additionele vergaderingen (door middel van het woord "tenminste"), zo de omstandigheden daartoe nopen. Ter benadrukking van de zelfstandige positie van de begeleidingscommissie bepaalt de tweede volzin dat de begeleidingscommissie haar eigen werkwijze bepaalt. 65

111 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 111 van 154 Het zesde lid, tenslotte, verleent de begeleidingscommissie de bevoegdheid om ten behoeve van een goede uitvoering van zijn taken gegevens en inlichtingen op te vragen bij het Meldpunt. Het Meldpunt is verplicht deze gegevens en inlichtingen te verstrekken. Ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de meldgegevens, bepaalt de derde volzin in feite dat persoonsgegevens die verband houden met de toepassing van de meldingsplicht, in geanonimiseerde worm worden verstrekt. Ad artikel 22 In het kader van de toepassing van artikel 21, eerste lid, onderdeel a, van het onderhavige ontwerp, verkrijgt het Meldpunt gegevens en inlichtingen die verwerkt dienen te worden met het oog op de doelstelling van het meldstelsel, namelijk het ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering ontvangen, analyseren en zo nodig doormelden van ontvangen meldingen. Daartoe stelt het eerste lid het zogenaamde meldregister in dat door het Meldpunt zal worden gehouden. De LMOT voorziet door middel van artikel 4 ook in het bestaan van een meldregister dat door het Meldpunt wordt gehouden, maar door de Minister wordt beheerd. Uit dit meldregister kunnen ingevolge artikel 7 van de LMOT gegevens worden verstrekt aan bij landsbesluit aangewezen instanties binnen en buiten het Koninkrijk die een met het Meldpunt vergelijkbare taak hebben. De bij deze gegevensverstrekking toepasselijke voorwaarden zijn sinds 1999 vastgelegd in het Landsbesluit registerreglement meldpunt ongebruikelijke transacties. Voorgesteld wordt om het meldregister te handhaven, zij het met enige aanpassingen die verband houden met de sinds 1999 opgedane inzichten. Deze zijn terug te vinden in het eerste lid van het onderhavige artikel dat het meldregister instelt en de houderschap ervan in handen legt van het Meldpunt. Met dit laatste komt de beheerstaak van de Minister ten aanzien van dit register te vervallen. Naar het oordeel van de regering heeft een dergelijke taak geen praktisch nut en wekt het bovendien de onnodige schijn van beleidsbemoeienis met de inhoud van en gegevensuitwisseling uit het meldregister. 66

112 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 112 van 154 Vanwege de bijzondere aard van de in het meldregister verwerkte gegevens, beperkt het tweede lid hun verstrekking tot de gevallen waarvoor bij of krachtens landsverordening regels zijn gesteld. Een voorbeeld van een dergelijk geval is de uitwisseling van gegevens met buitenlandse counterparts van het Meldpunt. De grondslag daarvoor wordt geboden door het derde lid van het onderhavige artikel. Deze bepaling is hierboven al aangestipt en schrijft voor dat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld met betrekking tot de verstrekking aan instanties in of buiten het Koninkrijk, die een vergelijkbare taak hebben als het Meldpunt, van gegevens uit het meldregister, alsmede omtrent de voorwaarden waaronder de gegevensverstrekking plaatsvindt. In feite wordt hiermee artikel 7, eerste lid, van de LMOT gehandhaafd, zonder evenwel de vereiste dat de instanties waaraan gegevens kunnen verstrekt bij landsbesluit aangewezen dienen te worden. Van het laatste is gebruik gemaakt om de jurisdicties aan te wijzen die FIU's hebben die lid zijn van de Egmont-groep. Gelet op de inmiddels opgedane ervaringen is een dergelijk vereiste niet langer noodzakelijk, te meer nu het Landsbesluit registerreglement meldplicht ongebruikelijke transacties voldoende waarborgen bevat voor een zorgvuldige gegevensuitwisseling tussen het Meldpunt en soortgelijke instellingen in het buitenland. Om dezelfde reden is ook het tweede lid van artikel 7 van de LMOT, dat voorschrij ft dat het Meldpunt convenanten dient af te sluiten met vergelijkbare buitenlandse instellingen voordat van gegevensverstrekking aan deze instellingen sprake kan zijn, niet overgenomen. Ad artikel 23 Het onderhavige artikel komt vrijwel geheel overeen met artikel 5 van de LMOT en is bedoeld om het Meldpunt zijn analysetaak als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van het onderhavige ontwerp naar behoren te laten uitvoeren. Dit geschiedt door het Meldpunt toegang te verlenen tot de registers en andere informatiebronnen van opsporingsinstanties en -ambtenaren en van toezichthoudende instanties. Het begrip "andere informatiebronnen" is 67

113 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 113 van 154 het enige novum ten opzichte van artikel 5 van de LMOT en ziet toe op dossiers, rapporten en zogenaamde "zachte" informatie. Ook daarin vervatte informatie kan immers van belang zijn voor de analyse van ontvangen meldingen. Ad artikel 24 Artikel 24 betreft de gegevens die het Meldpunt uit eigen beweging of op verzoek dient te verstrekken aan de opsporingsinstanties. Hieronder vallen onder meer de doormeldingen van het Meldpunt van door hem onderzochte en verdacht verklaarde ongebruikelijke transacties. De in dit artikel genoemde gegevens komen overigens overeen met die welke thans ingevolge artikel 6 van de LMOT verstrekt moeten worden. Ad artikel 25 Het onderhavige artikel draagt de Minister op om indicatoren vast te stellen aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie. De vaststelling van indicatoren geschiedt bij ministeriele regeling en na overleg met het Meldpunt. De indicatorregelingen kunnen betrekking hebben op onderscheiden dienstverleners of categorieen transacties. Hiermee wordt het systeem zoals neergelegd in artikel 10 van de LMOT voortgezet. Centraal bij de melding van transacties staat het ongebruikelijke karakter van de transactie. Hierin onderscheidt het Arubaanse meldingssysteem zich van systemen waarin het verdachte karakter van een transactie voorop staat. De redenen hiervoor zijn in de algemene toelichting reeds uiteengezet. Zoals hierboven in de algemene toelichting reeds is uiteengezet, zijn de indicatoren onderverdeeld in objectieve en subjectieve indicatoren. De objectieve indicatoren beschrijven een situatie waarin een transactie altijd moet worden gemeld, terwijl de subjectieve indicatoren betrekking hebben op persoonsgerelateerde feiten en omstandigheden van de client. Ten opzichte van de LMOT wordt beoogd meer nadruk te leggen op het gebruik van subjectieve 68

114 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 114 van 154 indicatoren voor de melding van ongebruikelijke transacties. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid van de dienstverleners voor hun meldgedrag groter. Zij dienen zich vaker te buigen over de vraag of een transactie gemeld dient te worden omdat er mogelijk sprake is van witwassen of terrorismefinanciering. De indicatoren worden in het algemeen per sector vastgesteld. Voor instellingen die op grond van hun kennis en ervaring, of door de wijze waarop zij hun transactieverkeer hebben georganiseerd, in staat zijn een goede inschatting te maken van de mate van waarschijnlijkheid dat een transactie is gerelateerd aan witwassen of terrorismefinanciering, bestaat minder de noodzaak om objectieve indicatoren te hanteren. Ad artikel 26 Ingevolge het eerste lid, dient de melding van ongebruikelijke transacties onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie aan de dienstverlener bekend is geworden, plaats te vinden. Aldus wordt rekening gehouden met de situatie waarin de dienstverlener eerst na enige tijd het ongebruikelijke karakter van een transactie ontdekt. Het is immers voorstelbaar dat pas naar aanleiding van een tweede of derde transactie van een client, de dienstverlener tot de conclusie komt dat de handelswijze van die client mogelijk samenhangt met witwassen of terrorismefinanciering. Alsdan kan de eerder verrichte transactie ook in een ander daglicht komen te staan, waardoor deze binnen de bovengenoemde periode dient te worden gemeld. Voor de goede orde zij opgemerkt dat dit niet geldt voor transacties die op grond van een objectieve indicator hadden moeten worden gemeld. Immers, reeds het feit dat de transactie binnen de in de indicator geschetste situatie valt, geeft direct aanleiding tot melding. Het tweede lid vermeldt de gegevens die zoveel mogelijk bij een melding dienen te worden verstrekt en waarmee nader onderzoek naar de transacties mogelijk wordt gemaakt. Het gaat daarbij om de identiteit van de client en, voor zover mogelijk, ook de identiteit van de persoon ten behoeve van wie de transactie wordt uitgevoerd, de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de client; de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie, de omvang en de bestemming en de 69

115 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 115 van 154 herkomst van de gelden, effecten, edelen metalen of andere waarden die bij een transactie betrokken zijn, de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt, en indien het betreft een transactie met betrekking tot een zaak met een grote waarde, een omschrijving van de desbetreffende zaak. Opgemerkt zij dat deze gegevens reeds uit hoofde van toepassing van het clientenonderzoek bij de meldingsplichtige dienstverleners aanwezig zullen zijn. Het derde lid biedt de mogelijkheid om desgewenst bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen dat nog andere gegevens in de melding dienen te worden betrokken. Ad artikel 27 Artikel 27 is overgenomen van artikel 12 van de LMOT. Het eerste lid ervan voorziet in de bevoegdheid voor het Meldpunt om nadere gegevens of inlichtingen te vragen, naar aanleiding van een ontvangen melding. Het Meldpunt kan deze gegevens of inlichtingen vragen bij de degene de melding heeft gedaan. Met het woord "degene" wordt, overeenkomstig de bestaande praktijk, aangegeven dat het Meldpunt zich in eerste instantie zal richten tot de persoon die binnen de organisatie van de dienstverlener belast is met het doen van de meldingen (de in artikel 47, tweede lid, bedoelde persoon), hoewel de meldplicht als zodanig op de dienstverlener rust. In het verlengde hiervan heeft het Meldpunt de bevoegdheid om deze gegevens te vragen aan een andere dienstverlener (c.q. de bij hem werkzame persoon, bedoeld in artikel 47, tweede lid) die bij de transactie is betrokken. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in het geval waarbij een rekening, waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden, is gecrediteerd of gedebiteerd via een andere financiele instelling. Een ander voorbeeld van een situatie waarin de melding niet afkomstig is van de dienstverlener waaraan informatie wordt gevraagd, is het geval waarin een nadere vraag wordt gesteld op basis van een melding van een in het buitenland verrichte transactie. Een verzoek van een buitenlandse FIU kan aanleiding geven tot een verzoek op grond van het eerste lid, 70

116 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 116 van 154 indien een Arubaanse dienstverlener betrokken is bij de transacties waarover door de buitenlandse FIU informatie is verkregen. Het tweede lid verplicht de dienstverlener om krachtens het eerste lid gevraagde inlichtingen aan het Meldpunt te verstrekken binnen de door het Meldpunt gestelde termijn, of mondeling indien er sprake is van een spoedeisend geval. Het derde en het vierde lid verlenen bijzondere bevoegdheden aan het Meldpunt ten behoeve van het onderzoek van meldingen en de verrichting van bevragingen. Ter verwezenlijking van een zo groot mogelijke effectiviteit van het meldstelsel, acht de regering het in deze bijzondere gevallen wenselijk dat het Meldpunt zelf bepaalde maatregelen kan nemen. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat hiermee geen afbreuk wordt gedaan aan de positie van de Bank als de enige toezichthoudende instantie ten aanzien van de naleving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Het betreft her immers bevoegdheden die uitsluitend bedoeld zijn om de verrichting van meldingen door dienstverleners, bedoeld in artikel 26, respectievelijk de verschaffing van de gevraagde nadere gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel, correct te laten verlopen, opdat het Meldpunt op een adequate wijze invulling kan geven aan zijn ontvangst- en analysetaak. Urn deze reden bepalen zowel het derde als het vierde lid dat het Meldpunt de Bank in kennis dient te stellen van de toepassing van de daarin neergelegde bevoegdheden, zodat de laatstgenoemde instelling hiermee rekening kan houden bij de uitoefening van haar toezichtstaak. Aldus verleent het derde lid het hoofd van het Meldpunt de bevoegdheid om in twee bijzondere gevallen aanwijzingen te geven aan meldingsplichtige dienstverleners. Ten eerste betreft het meldingen die niet in overeenstemming met artikel 26, tweede lid, zijn gedaan. Voorbeelden hiervan zijn onvolledige meldingen en meldingen met evidente fouten zoals de vermelding van verkeerde persoonsgegevens. Ten tweede betreft het de onvolledige of geweigerde verstrekking van nadere gegevens en inlichtingen die overeenkomstig het eerste lid zijn gevraagd. In beide gevallen beoogt de aanwijzing te bereiken dat alsnog (correct) wordt voldaan aan de meldingsvoorschriften onderscheidenlijk een bevragingsverzoek. Duidelijkheidshalve is in dit 71

117 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 117 van 154 lid ook opgenomen dat deze aanwijzingsbevoegdheid geen beperking inhoudt van de aanwijzingsbevoegdheid van de Bank, bedoeld in artikel 48, tweede lid, van het onderhavige artikel. De laatstbedoelde aanwijzingsbevoegdheid is vooral bedoeld voor het corrigeren van tekortkomingen van meer verregaande aard bij een individuele dienstverlener, bijvoorbeeld indien sprake is van een gebrekkige beheersorganisatie waardoor een adequaat meldgedrag gehinderd wordt. Het vierde lid verleent aan het hoofd van het Meldpunt en aan de daartoe bij landsbesluit aan te wijzen ambtenaren van het Meldpunt de bevoegdheid om inzage te verlangen van zakelijke bescheiden en hiervan kopie te maken en om alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden, indien niet voldaan wordt aan een aanwijzing om de krachtens het eerste lid gevraagde gegevens en inlichtingen alsnog te verstrekken. Het doel hiervan is om het Meldpunt in staat te stellen om de gevraagde gegevens en inlichtingen zelf op te halen bij een dienstverlener die persisteert in zijn weigerachtige gedrag. Toepassing van deze bevoegdheid zal slechts plaats kunnen vinden indien zulks redelijkerwijs noodzakelijk is. Ter verzekering van een optimale toepassing van deze bijzondere onderzoeksbevoegdheid, verklaart de laatste volzin artikel 35, vierde tot en met het zevende lid, inzake achtereenvolgens de mogelijke politiebij stand, de overeenkomstige geldigheid van het Landsbesluit algemene bepalingen toezichtuitoefening, de medewerkingsplicht van de dienstverleners en de doorbreking van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van vrije beroepsbeoefenaren, van overeenkomstige toepassing. Ad artikel 28 Het eerste lid van het onderhavige artikel verleent het hoofd van het Meldpunt de bevoegdheid om regels van praktische aard te stellen over de wijze waarop een melding moet worden gedaan, bijvoorbeeld de vorm van de meldingen (elektronisch of op schrift) of het gebruik van geautomatiseerde systemen (online reporting). Aldus kan het Meldpunt de uitvoering van de meldingsplicht van een praktisch kader voorzien, hetgeen nodig is voor een goede verwerking 72

118 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 118 van 154 van de meldingen. In verband hiermee bepaalt het tweede lid dat dienstverleners verplicht zijn om de krachtens het eerste lid gegeven regels na to leven. Niet-naleving kan worden aangepakt met de in het onderhavige ontwerp voorziene handhavingsinstrumenten. Dit artikel laat overigens onverlet de toepassing van artikel 48. Ad artikel 29 Dit artikel regelt de vrijwaring van strafrechtelijke vervolging van melders en hun personeel voor witwassen en/of terrorismefinanciering ten aanzien van de door hen gedane meldingen. Een dergelijke vrijwaring is noodzakelijk aangezien melders, als gevolg van hun betrokkenheid bij de verrichting van ongebruikelijke transactie, zich in principe schuldig maken aan witwassen en terrorismefinanciering. Ingevolge het eerste lid kunnen de gegevens en inlichtingen, die de melder bij de melding heeft verstrekt, niet worden gebruikt ten behoeve van een opsporingsonderzoek of strafrechtelijke vervolging van de melder ter zake van witwassen of terrorismefinanciering, mits deze gegevens en inlichtingen in overeenstetnming met de artikelen 26 of 27 zijn verstrekt. De strafrechtelijke vrijwaring is ook van toepassing indien de melder exacte wetenschap over het onderliggende strafbare feit ontbeerde en ongeacht of het strafbare feit daadwerkelijk plaats heeft gevonden. Het tweede lid biedt een bijzondere strafrechtelijke vrijwaring voor het geval een melding zou leiden tot schending van het beroepsgeheim of het bedrijfsgeheim. Het eerste is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, het tweede in artikel 286 van hetzelfde wetboek. Als voorbeelden kunnen worden genoemd advocaten en notarissen, die uit hoofde van hun beroep respectievelijk ambt een verplichting tot geheimhouding hebben ten aanzien van de gegevens en inlichtingen die zij van hun clienten verkregen hebben, en medewerkers van financiele instellingen die doorgaans in of vanwege hun arbeidsovereenkomst met de meldingsplichtige instelling een geheimhoudingsplicht opgelegd hebben gekregen ten aanzien van de door hen verkregen bedrijfsgegevens. Het tweede lid beoogt dan ook strijdigheid tussen de 73

119 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 119 van 154 uitvoering van de meldingsplicht en de strafbaarstelling van schending van het beroeps- en bedrijfsgeheim te voorkomen. Daarbij gaat het niet zozeer om het geval waarin binnen de wettelijke verplichting een melding is gedaan, als wel om het uitzonderlijke geval waarin een melding achteraf bezien niet hoefde te worden gedaan. Gedacht kan daarbij worden aan een misvatting over hetgeen bedoeld is met een bepaalde indicator. Indien er sprake is van een redelijke veronderstelling bij de meldingsplichtige over hetgeen de meldingsplicht vereist, kan deze niet vervolgd worden wegens schending van de artikelen 285 c.q. 286 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het derde lid breidt de strafrechtelijke vrijwaring, bedoeld in het eerste en tweede lid, uit tot degenen die namens de meldingsplichtige instelling hebben zorg gedragen voor de melding of die aan het opstellen van de melding hebben meegewerkt. Daartoe behoort in feite het personeel van de meldingsplichtige instelling. Ad artikel 30 Artikel 30 bevat de civielrechtelijke pendant van de strafrechtelijke vrijwaringsbepaling, neergelegd in het voorgaande artikel. Het eerste lid vrijwaart een melder van civielrechtelijke aansprakelijkheid, indien hij te goede trouw een melding op de voet van artikel 26 heeft gedaan of op de voet van artikel 27, tweede lid, gegevens of inlichtingen heeft verstrekt aan het Meldpunt. Gedacht kan hierbij worden aan schadevergoedingseisen die in een civielrechtelijke procedure gesteld worden op grond van wanprestatie, indien een dienstverlener weigert de verzochte transactie te verrichten en in plaats daarvan deze transactie meldt aan het Meldpunt. Een ander voorbeeld is de instelling van een actie op grond van een onrechtmatige daad wegens geleden schade als gevolg van een melding. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het woord "derde" in het onderhavige lid toeziet op zowel de client c.q. de uiteindelijke belanghebbende, als op andere (niet- contractuele) partijen die schade hebben geleden als gevolg van de melding. 74

120 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 120 van 154 Vergeleken met het huidige artikel 15, eerste lid, van de LMOT verschilt het onderhavige lid ten aanzien van de wetenschap van de melder. Daar waar artikel 15, eerste lid, van de LMOT de civielrechtelijke vrijwaring buiten toepassing laat indien aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden overgegaan, bindt het onderhavige lid de werking van de civielrechtelijke vrijwaring aan de goede trouw van de melder. Onder goede trouw dient in dit verband te worden verstaan de goede trouw in de zin van artikel 3.11 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Dientengevolge wordt de melder beschermd, tenzij hij de desbetreffende feiten kende of, gelet op de gegeven omstandigheden, behoorde te kennen. Daarbij wordt, evenals bij de strafrechtelijke vrijwaring, van de melder niet vereist dat hij exacte wetenschap heeft ten aanzien van de onderliggende feiten en is het niet van belang dat dergelijke feiten daadwerkelijk plaats hebben gevonden. Slechts indien sprake is van grove nalatigheid of opzet bij de melder, zal deze geen beroep kunnen doen op de goede trouw en zal de civielrechtelijke vrijwaring buiten toepassing blijven. Aldus biedt het onderhavige lid een hogere mate van bescherming aan de melder dan het huidige redelijkheidscriterium dat de werking van de vrijwaring verbindt aan de betrachting van voldoende zorgvuldigheid door de meldingsplichtige bij diens naleving van de meldingsplicht. Het tweede lid brengt de personen die werkzaam zijn voor de dienstverlener en die in overeenstemming met de artikelen 26 of 27, tweede lid, gegevens of inlichtingen hebben verstrekt of die daaraan hebben meegewerkt, mede onder de werking van de civielrechtelijke vrijwaring, bedoeld in het eerste lid. Evenals bij de strafrechtelijke vrijwaring valt daaronder het personeel van de meldingsplichtige instelling. Ad artikel 31 Het onderhavige artikel regelt het verbod op de zogenaamde tipping-off. Dit verbod houdt in dat melders niet mogen onthullen (bijvoorbeeld aan de bij de melding betrokken subjecten of andere belanghebbenden) dat een ongebruikelijke transactie of de daarmee 75

121 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 121 van 154 verband houdende informatie gemeld is aan het Meldpunt, of dat het Meldpunt een ongebruikelijke transactie na onderzoek heeft doorgemeld aan de opsporingsinstanties. Dergelijke onthullingen kunnen het doel en de toepassing van het meldsysteem immers ernstig ondermijnen. Met het tipping-off-verbod wordt het vertrouwelijke karakter van gemelde ongebruikelijke transacties verder gewaarborgd. Overigens is het tipping-off-verbod niet absoluut: ingevolge het eerste lid kan ervan of worden geweken voor zover de doelstelling van het onderhavige ontwerp - namelijk de voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering - dit noodzakelijk maakt. Te denken valt hierbij aan bestaande waarschuwingssystemen tussen dienstverleners (zoals het interbancaire waarschuwingssysteem), die een bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Ad artikel 32 Het voorgestelde artikel 32 draagt personen, die belast zijn met het toezicht op personen en instellingen op de financiele markten of op aangewezen niet-financiele dienstverleners, op om het Meldpunt in te lichten over de feiten die zij bij de uitoefening van hun taak ontdekken die kunnen duiden op witwassen of terrorismefinanciering. Zonodig dient daarbij te worden afgeweken van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen. De bekendheid van het Meldpunt met dergelijke feiten kan immers van belang zijn voor de uitvoering van haar taken zoals omschreven in artikel 20, eerste lid, onderdelen a en b. Gedacht kan daarbij worden aan ongebruikelijke transacties die gemeld hadden moeten worden. Ten aanzien van de personen die belast zijn met het toezicht op personen en instellingen op de financiele markten kan vooral gedacht worden aan de werknemers van de Bank die belast zijn met het toezicht op de naleving van de LTK, de LTV en de LTG. Ten aanzien van de toezichthouders op de aangewezen niet-financiele dienstverleners kan gedacht worden aan de werknemers van de Bank die belast zijn met het toezicht op de naleving van de LTT en aan het personeel van toekomstige toezichthoudende organen, zoals het orgaan dat toezicht zal gaan houden op casino's. 76

122 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 122 van 154 Ad artikel 33 Aanbeveling 10 stelt dat financiele instellingen alle noodzakelijke gegevens over zowel lokale als internationale transacties ten minste vijf jaar dienen te bewaren, ten einde hen in staat te stellen onverwijld te kunnen voldoen aan verzoeken van bevoegde autoriteiten - in casu vooral de Bank, het Meldpunt en de opsporingsautoriteiten - om verstrekking van deze gegevens. Deze gegevens dienen toereikend te zijn om afzonderlijke transacties (met inbegrip van de bedragen en de betrokken valuta) te kunnen reconstrueren, ten einde zo nodig bewijsmateriaal te kunnen aanleveren ten behoeve van de vervolging van strafbare feiten. Bovendien dienen de identiteitsgegevens die verkregen zijn in het kader van de toepassing van de CDD-maatregelen (zoals kopieen of andere bewijzen van identificatiedocumenten zoals paspoorten, identiteitskaarten rijbewijzen en soortgelijke documenten), alsmede rekeningoverzichten en zakelijke correspondentie, ten minste vijf jaar na het beeindigen van de zakelijke relatie te worden bewaard. Tenslotte dienen op grond van deze Aanbeveling de identiteitsgegevens en transactiebestanden beschikbaar te zijn voor de lokale bevoegde autoriteiten. Het onderhavige artikel vormt de weerslag van het bovenstaande. Het enig verschil met Aanbeveling 10 is de lengte van de bewaartermijn, die, in lijn overigens met de in de artikelen 14, tweede lid, 15, derde lid, en 39 vermelde bewaartermijn, gesteld is op ten minste 10 jaar. Dit sluit meteen aan op de algemene civielrechtelijke bewaartermijn voor beroeps- en bedrijfsadministratie (zie artikel 3.15a van het Burgerlijk Wetboek van Aruba) en de fiscale bewaartermijn voor administratieplichtigen in de zin van artikel 48, zesde lid, van de Algemene landsverordening belastingen (AB 2004 no. 10). Beide zijn gesteld op 10 jaar. Volledigheidshalve zij crop gewezen dat het onderhavige artikel niet alleen van toepassing is op financiele dienstverleners, maar ook op de niet-financiele dienstverleners. Een dergelijke uitgebreide werking wordt overigens ook voorgeschreven door de aanhef van Aanbeveling 12 die de toepassing van CDD-maatregelen door aangewezen niet-financiele dienstverleners regelt. 77

123 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 123 van 154 Het tweede lid verleent de Bank de bevoegdheid om de in het eerste lid bedoelde bewaring ten aanzien van bijzondere gevallen voor een langere, door haar te bepalen periode te laten geschieden. Hiervan kan gebruik gemaakt worden indien bijvoorbeeld tegen het verstrijken van de bewaartermijn blijkt dat de gegevens langer bewaard moeten worden in verband met een lopend strafrechtelijk onderzoek. Ad artikel 34 Om soortgelijke redenen als bij artikel 33 bepaalt het onderhavige artikel dat een dienstverlener de bij een melding van ongebruikelijke transacties verstrekte gegevens, gedurende ten minste tien jaar na het tijdstip waarop de melding is gedaan, op een toegankelijke wijze dient te bewaren. Ad artikel 35 Artikel 35 regelt de aanwijzing en de bevoegdheden van degenen die belast zullen zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gegeven voorschriften. Het is gebaseerd op de zogenaamde standaardtoezichtbepaling die reeds enige tijd in de Arubaanse wetgeving gebruikt wordt. Het toezicht wordt opgedragen aan werknemers van de Bank en zal niet alleen uitgeoefend worden op de reeds onder wettelijke toezicht van de Bank gestelde instellingen, maar ook op niet-geregu]eerde (financiele) instellingen en de aangewezen niet-financiele dienstverleners. Het tweede lid bepaalt ten eerste dat de krachtens het eerste lid aangewezen personen het toezicht op een risico-georienteerde wijze kunnen uitoefenen. De toepassing van de risico-georienteerde benadering houdt in dat meer aandacht wordt besteed aan dienstverleners en producten die een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich meebrengen en minder aan dienstverleners en producten die een lager risico opleveren. Voor een aantal situaties bevat het onderhavige ontwerp reeds aanwijzingen omtrent de bepaling van het risico. Voorts bepaalt het tweede lid dat de krachtens het eerste lid aangewezen personeel van de Bank ter zake 78

124 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 124 van 154 van de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in het derde lid, rapporteren aan de President van de Bank en aan de door deze schriftelijk aan te wijzen leidinggevenden binnen de Bank. Deze bijzondere rapportageplicht is overgenomen van artikel 23a, eerste lid, van de LMOT en hangt samen met de bijzondere positie van de Bank en de gewenste effectiviteit van het toezicht. Deze aspecten maken het naar het oordeel van de regering noodzakelijk dat het toezichthoudende personeel van de Bank rechtstreeks rapporteert aan de betrokken leidinggevenden van deze instelling in plaats van aan de Minister. Het zevende lid is overgenomen van de artikelen 9, zesde lid, van de LID en 23, zesde lid, van de LMOT. Het zesde lid bepaalt namelijk dat een ieder verplicht is aan het toezichthoudende personeel van de Bank alle medewerking te verlenen die op grond van het derde lid gevorderd wordt. Bij de toepassing van deze bevoegdheden kan een botsing ontstaan met het beroepsgeheim of het verschoningsrecht dat op grond van de wet of jurisprudentie aan advocaten, notarissen en accountants is toegekend. Immers, niet valt uit te sluiten dat bij de uitoefening van de in het derde vermelde bevoegdheden door een beroepsbeoefenaar als bovenbedoeld een beroep wordt gedaan op zijn beroepsgeheim of verschoningsrecht, waardoor het toezicht op de naleving van het onderhavige ontwerp in feite gefrustreerd zou kunnen worden. Ter voorkoming hiervan bepaalt het zevende lid dat een advocaat, notaris of accountant ten aanzien van de toepassing van de bevoegdheden, genoemd in het derde lid, geen beroep kan doen op een wettelijk of anderszins geregelde geheimhoudingsplicht of verschoningsrecht. Aan deze doorbreking van het beroepsgeheim en verschoningsrecht is de voorwaarde verbonden, dat het slechts kan plaatsvinden voor zover het betreft een of meer van de omstandigheden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen a, b of g.. Voor andere gevallen kan het beroepsgeheim en verschoningsrecht van kracht blijven. Ad artikel 36 Het eerste lid verklaart de Bank bevoegd om toezichtsinformatie als bedoeld in artikel 35, eerste lid, uit te wisselen 79

125 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 125 van 154 met de in het buitenland van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op: a. de naleving van wet- en regelgeving ter zake van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; b. personen en instellingen die actief zijn op de financiele markten. Thans ontbreekt een dergelijke bevoegdheid in de LID en de LMOT. Dit bemoeilijkt niet alleen het lokale toezicht, maar werkt ook in internationaal opzicht in het nadeel van Aruba, te meer nu in het kader van de internationale voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering van landen verwacht wordt dat hun bevoegde autoriteiten de ruimst mogelijke mate internationale medewerking verlenen aan hun buitenlandse tegenhangers. Daartoe dienen er duidelijke en effectieve kanalen te zijn ter bevordering van de rechtstreekse, onverwijlde en constructieve uitwisseling tussen counterparts, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek, van informatie met betrekking tot zowel witwassen als de eraan ten grondslag liggende onderliggende misdrijven. Uitwisseling dient te zijn toegestaan zonder onnodig beperkende voorwaarden. Verwezen zij naar Aanbeveling 40. Bij wet- en regelgeving ter zake van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (zie onderdeel a van het eerste lid) kan vooral gedacht worden aan wettelijke regelingen die een gelijke inhoud en strekking hebben als het onderhavige ontwerp. Onderdeel b van het eerste lid heeft betrekking op met de LTK, LTV en LTG vergelijkbare wettelijke toezichtregelingen. Dit laatste is van belang nu AML/CFT deel uitmaakt van door financiele instellingen te betrachten integriteitsbeheersing. Voortbouwend op het eerste lid regelen het tweede tot en met het vijfde lid achtereenvolgens de bevoegdheid van de Bank om ten behoeve van een buitenlandse counterpart bij een dienstverlener gegevens en inlichtingen op te vragen, dan wel een onderzoek in te stellen of te doen instellen (met gebruikmaking derhalve van derden), de verplichting van de desbetreffende dienstverleners om mee te werken aan een informatieverzoek of -onderzoek, en de bevoegdheid 80

126 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 126 van 154 van de Bank om functionarissen van de verzoekende counterpart te laten deelnemen aan een onderzoek ter plaatse bij de dienstverlener. Ad artikel 37 In de algemene toelichting zijn de bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten last onder dwangsom en bestuurlijke boete reeds ter sprake gekomen. Deze worden geregeld in het onderhavige artikel en de artikelen 38 tot en met 44. Als voorbeeld hebben gediend de soortgestemde bepalingen uit de LID en de LMOT en de toezichtregelingen. In zekere zin betreft het dus standaardbepalingen die al enige tijd gelding hebben. Het eerste lid van het onderhavige artikel verklaart de Bank bevoegd om ter zake van de niet-naleving van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften, een last onder dwangsom op te leggen, terwijl het tweede lid datzelfde doet ten aanzien van de bestuurlijke boete. Wat de last onder dwangsom betreft, kan worden opgemerkt dat de aard van deze maatregel met zich brengt dat zij alleen wordt toegepast in situaties waarin de ongewenste toestand door de desbetreffende onderneming kan worden hersteld en een andere maatregel - zoals strafrechtelijke vervolging - minder opportuun kan warden geacht. Op het opleggen van de last onder dwangsom zijn - zoals op het opleggen van alle bestuurlijke sancties - de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Een dwangsom of boete kan steeds voor een afzonderlijk feit worden opgelegd; ten aanzien van de bestuurlijke boete wordt dit vanwege haar punitieve karakter expliciet vastgelegd. In dit verband dient voor de beantwoording van de vraag, of van een enkele of van meerdere feiten sprake is, steeds de voorvraag te worden bezien, of het feitencomplex op grond waarvan de boete wordt opgelegd, een overtreding van naar hun strekking geheel verschillende voorschriften oplevert of niet. Aldus wordt aansluiting gezocht bij de leer inzake de toepassing van het ne-bis-in-idem-beginsel. Dit voorkomt dat feiten waarvoor strafrechtelijke vervolging is ingesteld, in de zin van het onderhavige ontwerp nogmaals zouden kunnen worden bestraft. Met het oog op de rechtszekerheid is de maximale hoogte van de bestuurlijke boete in het tweede lid opgenomen. Deze bedraagt het 81

127 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 127 van 154 viervoudige van de bedragen die in de LID, LMOT, etc. zijn opgenomen. Dit is een gevolg op de in de MER geleverde kritiek dat het huidig maximumbedrag in vergelijking met andere landen te laag is. Voor de last onder dwangsom wordt geen maximumbedrag genoemd daar het gebruik van dit instrument afhankelijk van de aard van de overtreding ingezet kan warden. Het derde lid, tweede volzin, bewerkstelligt dat de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete ook opgelegd kunnen worden aan leidinggevenden van dienstverleners. Dit geschiedt door artikel 53, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba van overeenkomstige toepassing te verklaren. Ingevolge deze bepalingen kunnen bij door rechtspersonen begane strafbare feiten, de strafvervolging worden ingesteld en de in de (straf)wet voorziene straffen en maatregelen worden uitgesproken tegen die rechtspersonen, tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of feitelijk leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, alsmede tegen beide categorieen tezamen. Onder rechtspersoon wordt in dit bijzondere geval mede verstaan vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, maatschappen en doelvermogens. Het vierde lid draagt de Bank op am richtsnoeren vast te stellen voor de toepassing van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete en deze vast te leggen in een beleidsdocument. Dit beleidsdocument dient in ieder geval een beschrijving te bevatten van de te volgen procedures bij de toepassing van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete, en van de grondslagen voor de vaststelling van de hoogte van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete per overtreding of categorieen van overtredingen. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dient het beleidsdocument, evenals alle nadien daarin aan te brengen wijzigingen, vooraf bekend gemaakt te worden door de Bank op een door haar te bepalen wijze, zoals plaatsing op de website van de Bank. Het vijfde lid legt overeenkomstig de reeds bestaande lijn vast dat de dwangsom en de bestuurlijke boete ten goede komen aan de Bank 82

128 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 128 van 154 Ad artikel 38 Het eerste lid verdubbelt het bedrag van de bestuurlijke boete in geval van recidive binnen vijf jaar ter zake van eenzelfde overtreding. Het tweede lid verleent de Bank de bevoegdheid om de hoogte van de bestuurlijke boete te verdubbelen, indien het voordeel dat de overtreder heeft verkregen hoger ligt dan Afl. 1 miljoen. De woorden "In afwijking van artikel 37, tweede lid" geven aan dat de dientengevolge op te leggen boete in een dergelijk geval hoger kan uitvallen dan Afl. 1 miljoen. Ad artikel 39 Ten behoeve van de (rechts)bescherming van de betrokkene tegenover wie de oplegging van een bestuurlijke boete wordt voorbereid, formuleert het voorgestelde artikel 43 een zwijgrecht van de persoon in kwestie. Dit impliceert een cautieplicht voor de Bank. Dit is noodzakelijk, aangezien de bestuurlijke boete naar haar aard een straf is, waardoor artikel 14 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Burgerrechten en Politieke Rechten en artikel 6 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden op de oplegging daarvan van toepassing zijn. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat het zwijgrecht niet geldt - evenmin als de verplichting tot het geven van de cautie - bij de uitoefening van reguliere toezichtbevoegdheden, zelfs indien de persoon tegenover wie zij worden uitgeoefend, daarmee de kans loopt om zich bloot te stellen aan ontdekking van een overtreding van de voorschriften van het onderhavige ontwerp. Het zwijgrecht bestaat slechts indien een toezichthouder besluit gebruik te gaan maken van het boete-instrument. Volgens de bovengenoemde verdragen ontstaat dat zwijgrecht namelijk op het ogenblik waarop sprake is van een zogenaamde "criminal charge", waaronder volgens constante jurisprudentie wordt verstaan het moment waarop iemand in redelijkheid uit een handeling heeft kunnen afleiden dat aan hem een boete zal worden opgelegd. Uit de aard der zaak volgt dat dit moment zal afhangen van de omstandigheden van het individuele geval. 83

129 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 129 van 154 Duidelijkheidshalve zij tevens opgemerkt dat een bestaand zwijgrecht in een lopende boeteprocedure niet impliceert dat dat zwijgrecht ook kan worden tegengeworpen bij een gelijktijdige, rechtmatige uitoefening van toezichtbevoegdheden. Ad artikel 40 Artikel 40 geeft enkele gebruikelijke voorschriften met betrekking tot de verschuldigdbaarheid en inning van de boete. Ad artikel 41 Het voorgestelde artikel 41 vormt in de eerste plaats een uitwerking van het principe dat dubbele bestraffing uit den boze is. Het ne-bis-in-idem-beginsel sluit immers de mogelijkheid van een cumulatieve bestraffing voor een en hetzelfde feit uit. Onderdeel a van het eerste lid vormt hiervan een uitwerking. Voorts dient, evenals bij de strafrechtelijke vervolging, ten behoeve van de rechtszekerheid te zijn voorzien in een bestuurlijke verjaringstermijn. Deze wordt in het eerste lid, onderdeel b, gesteld op drie jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de overtreding. De strafrechtelijke vervolgingstermijn wordt door een eventuele bestuurlijke verjaring vanzelfsprekend niet beinvloed. Het vierde en vijfde lid zijn opgenomen om de overtreder zekerheid te verschaffen over de duur van een last onder dwangsom, in het bijzonder dat een opgelegde last onder dwangsom ook weer op enig moment weer zal worden opgeheven. Verwezen kan ook worden naar artikel 5.34 van de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht. Ad artikel 42 Naast de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete, is in het voorgestelde artikel 42 gekozen voor de opneming van een daaraan gerelateerde sanctie, namelijk het ter openbare kennis brengen van het feit waarvoor een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete werd opgelegd. Deze sanctie vormt een soort bijkomende straf, die steeds samen met andere straffen kan worden opgelegd. Met het oog op de 84

130 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 130 van 154 strekking van het onderhavige ontwerp, wordt de toepassing van deze sanctie gekoppeld aan het oogmerk van bescherming van het financiele stelsel en het tegengaan van het witwassen van geld en van het financieren van terrorisme. Ad artikel 43 Het onderhavige artikel wordt voorgesteld om na de boeteoplegging steeds te kunnen nagaan, of met alle uitgangspunten die voor de boeteoplegging gelden, rekening is gehouden. Ad artikel 44 Artikel 44 geeft voorschriften voor de dwanginvordering van bestuurlijke boeten en dwangsommen voor het geval een dienstverlener volhardt in zijn weigering om de boete c.q. dwangsom te betalen. Aangezien zowel de boete als de last onder dwangsom door de Bank opgelegd worden en ten goede van deze instantie komen, is gekozen voor aansluiting bij de executiebepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (AB 2005 no. 34). Ad artikel 45 Het voorgestelde artikel beoogt zoveel mogelijk te verzekeren dat ook buiten Aruba gevestigde en werkzame bijkantoren en dochtermaatschappijen van Arubaanse dienstverleners onderworpen zijn aan wettelijke voorschriften op het gebied van gebied van AML/CFT die gelijkwaardig zijn aan die van het onderhavige ontwerp en de FATF-normen. De daartoe strekkende verplichting is opgenomen in het eerste lid. Het tweede lid verlangt dit in het bijzonder met betrekking tot bijkantoren en dochtermaatschappijen in landen die niet of onvoldoende voldoen aan de FATF-normen. Het derde lid regelt het geval waarbij het recht van het betrokken land of jurisdictie de toepassing door de Arubaanse dienstverlener van de in het eerste lid bedoelde voorschriften en normen op zijn bijkantoor of dochtermaatschappij niet toestaat. 85

131 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 131 van 154 Voorbeelden van dergelijke obstakels zijn het wettelijk bankgeheim en de uitsluiting of zeer restrictieve toepassing van gegevensuitwisseling met ander AML/CFT-toezichthouders. In dat geval dient de betrokken dienstverlener de Bank hiervan in kennis te stellen en, zo nodig in overleg met de Bank, maatregelen nemen om het risico van witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Dergelijke maatregelen kunnen varieren van beperking van de dienstverlening tot beeindiging van de aanwezigheid in het land of jurisdictie. Ad artikel 46 Opdat de dienstverleners invul ling kunnen geven aan de risicogeorienteerde benadering die in het ontwerp besloten ligt, is het noodzakelijk dat zij over procedures en maatregelen beschikken die gericht zijn op de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. In het bijzonder kan daarbij gedacht worden aan de toepassing van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van het onderhavige ontwerp. Dit wordt in het eerste lid geregeld. Om de Bank in staat te stellen deze procedures en maatregelen te toetsen, bepaalt dit lid tevens dat ze schriftelijk vastgelegd dienen te worden. Uitgaande van het bovenstaande bepaalt het tweede lid dat de procedures en maatregelen betrekking dienen te hebben op het navolgende: de interne organisatie en interne controle van de dienstverlener; het personeel, in het bijzonder de indienstneming, functiewijziging, achtergrond, opleiding, voorlichting en doorlopende training ervan; de toepassing van het clientenonderzoek (met inbegrip van zowel de verminderde als de verscherpte variant ervan); het interne besluitvormingsproces voor het doen van meldingen; de vastlegging van gegevens en inlichtingen die in het kader van de toepassing van het clientenonderzoek en de meldingsplicht zijn verkregen; het uitvoeren van periodieke evaluaties van de effectiviteit van die procedures en maatregelen. 86

132 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 132 van 154 Het derde lid draagt de dienstverleners op om zelf periodiek evaluaties uit te voeren ten einde te kunnen beoordelen, of en in hoeverre zij als gevolg van hun activiteiten en werkzaamheden kwetsbaar zijn voor witwassen en terrorismefinanciering. Daarin dient de toepassing van de bovenbedoelde procedures en maatregelen betrokken te worden om zo hun effectiviteit te kunnen beoordelen. In beginsel zal de dienstverlener zelf de periode kunnen vaststellen waarbinnen de evaluatie plaatsvindt. Dit laat onverlet dat de Bank, met gebruikmaking van de in artikel 48, tweede lid, neergelegde aanwijzingsbevoegdheid, een dienstverlener kan opdragen om de evaluaties binnen een door de Bank te bepalen periode uit te voeren. Ingevolge het vierde lid dient het resultaat van een periodieke evaluatie steeds schriftelijk te worden vastgelegd. Zodoende kunnen de betrokken personen binnen de organisatie van de dienstverlener en de Bank hiervan kennis nemen. Ad artikel 47 Het eerste lid van het voorgestelde artikel 47 draagt dienstverleners op om een persoon in hun organisatie te hebben die belast is met de zorg voor de naleving door de dienstverleners van de wet- en regelgeving op het gebied van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Deze persoon wordt doorgaans aangeduid met de term "compliance officer". Momenteel beschikken de in Aruba werkzame financiele dienstverleners en casino's reeds over een dergelijke functionaris om uitvoering te geven aan de voorschriften van de LMOT, de LID en de AML/CFTrichtlijnen van de Bank. Ten aanzien van deze dienstverleners bestendigt het eerste lid dan ook een reeds bestaande praktijk. Overigens zal in het AML/CFT handboek voor de financiele dienstverleners worden bepaald dat deze functionaris deel dient uit te maken van het senior management van die dienstverleners. Het tweede lid bepaalt dat dienstverleners over tenminste een persoon binnen hun organisatie dienen te beschikken die belast is met de interne ontvangst en beoordeling van potentiele meldingen en het doen van meldingen namens de dienstverlener aan het Meldpunt. Deze 87

133 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 133 van 154 functionaris wordt in andere landen en jurisdicties meestal aangeduid als de "money laundering reporting officer" en is nieuw binnen het Arubaanse meldsysteem, waarbinnen immers de meldingen van mogelijke ongebruikelijke transacties intern wordt ontvangen, beoordeeld en, indien noodzakelijk, gemeld aan het Meldpunt door de compliance officer. Daar waar de compliance officer binnen het voorgestelde systeem een algemene verantwoordelijkheid heeft terzake van de voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, heeft de money laundering reporting officer een specifieke verantwoordelijkheid bij de naleving door de dienstverlener van diens meldverplichting zoals neergelegd in hoofdstuk 3 van het onderhavige ontwerp. Overigens sluiten de bewoordingen van het tweede lid in combinatie met die van het eerste lid niet uit dat de functies van money laundering reporting officer en compliance officer uitgeoefend kunnen worden door de dezelfde persoon. Dit zal zich met name voordoen bij kleinere dienstverleners met beperkte activiteiten. Voor het overige zij opgemerkt dat de woorden "tenminste een persoon binnen hun organisatie" opgenomen zijn om te verzekeren (bijvoorbeeld door middel van waarnemers) dat er steeds een persoon aanwezig is binnen de organisatie om de aan de functie van money laundering reporting officer verbonden werkzaamheden uit te voeren en aldus de continulteit van de meldingen zoveel mogelijk te waarborgen. Door middel van het derde lid worden de Bank en het Meldpunt in staat gesteld om adequate invulling te geven aan de voorschriften van het onderhavige ontwerp. Ad artikel 48 Het onderhavige artikel verklaart de Bank in het eerste lid bevoegd om richtlijnen te geven aan onderscheidenlijke categorieen van dienstverleners voor de toepassing van de CDD-, meldingsplichten gegevensbewaringsvoorschriften van het onderhavige ontwerp. Zoals hierboven is aangegeven, zal van deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt om AML/CFT-handboeken uit te vaardigen aan de onder toezicht van de Bank gestelde financiele dienstverleners. Indien 88

134 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 134 van 154 een richtlijn betrekking heeft op de toepassing van Hoofdstuk 3, dient de Bank, vanwege de bijzondere aard van de in dat hoofdstuk opgenomen voorschriften, vooraf overleg te plegen met het Meldpunt. De naleving van een richtlijn (en dus ook een AML/CFT-handboek) is verplicht en kan worden gehandhaafd met behulp van de in het onderhavige ontwerp voorziene instrumenten. Het tweede lid regelt de bevoegdheid van de Bank om aan individuele dienstverleners een aanwijzing te geven om ten aanzien van met name aan te geven onderwerpen een bepaalde gedragslijn te volgen. Deze aanwijzingsbevoegdheid, die ook te vinden is in de financiele toezichtsverordeningen, stelt de Bank in staat om tekortkomingen of hiaten in onder meer de beheersorganisatie te doen verhelpen. Ook de opvolging van een aanwijzing is verplicht. Ad artikel 49 Het voorgestelde artikel 49 bevat een algemene geheimhoudingsplicht ten aanzien van de gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze landsverordening zijn verstrekt of ontvangen. De in de laatste bijzin opgenomen nuancering is onder meer opgenomen om dienstverleners in staat te stellen onderling te communiceren over de achtergrond van clienten in het kader van een clientenonderzoek. Ad artikel 50 Het onderhavige artikel is in feite een voortzetting van artikel 15a van de LMOT. Het beoogt de Bank een betrouwbaar overzicht te geven van de personen en instellingen die onder de werking van het onderhavige ontwerp vallen. Een uitzondering wordt daarbij gemaakt voor de dienstverleners die reeds onder wettelijk toezicht staan (te weten kredietinstellingen, (levens)verzekeraars, geldtransactiebedrijven en trustkantoren), aangezien de Bank reeds over een deugdelijke registratie van deze dienstverleners beschikt. Met het oog op een juiste uitvoering van de meldingsvoorschriften, legt de tweede volzin van het derde lid een zorgplicht op de Bank om kopieen van aanmeldingen te verzenden naar het Meldpunt 89

135 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 135 van 154 Ad artikel 51 Aan de uitvoering van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften - in het bijzonder die welke het toezicht betreffen - zullen kosten verbonden zijn voor de Bank. In verband hiermee voorziet het onderhavige artikel in een verplichting voor de dienstverleners om jaarlijks een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen bedrag aan de Bank te betalen als tegemoetkoming voor de door haar gemaakte uitvoeringskosten. Ook hier wordt een uitzondering gemaakt voor de onder het toezicht van de Bank gestelde dienstverleners. Dit hangt samen met het feit dat deze dienstverleners ingevolge de op hen van toepassing zijnde toezichtverordeningen, die immers mede betrekking hebben op integriteitsbewaking en -bevordering, reeds verplicht zijn tot de betaling van een vast bedrag aan de Bank voor de gehele of gedeeltelijke dekking van de door deze instelling gemaakte toezichtkosten. Het niet of niet tijdig betalen van dit bedrag kan ingevolge het derde lid door de Bank worden aangepakt met gebruikmaking van de in artikel 44 van het onderhavige ontwerp beschreven dwanginvorderingsprocedure. Ad artikel 52 Opdat de Minister zicht houdt op de toepassing van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften, legt het voorgestelde artikel een jaarlijkse verslaggevingsplicht op de Bank. Een soortgelijke bepaling komt reeds voor in de artikelen 50 van de LTK, 28 van de LTV, 30 van de LTG en 29 van de LTT. Ad artikel 53 Om snel te kunnen inspelen op internationale ontwikkelingen, verleent het voorgestelde artikel 52 de regering de bevoegdheid om de in de artikelen 2, tweede lid, 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, 90

136 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 136 van 154 onderdelen e en f, en 9, eerste lid, onderdeel g, genoemde grensbedragen op een betrekkelijk snelle wijze to wijzigen. Ad artikel 54 Het onderhavige artikel bevat een algemene delegatiebevoegdheid ter regeling van aangelegenheden van algemene aard. Ad artikel 55 Artikel 55 regelt de strafbaarstelling van de overtreding van de bij of krachtens het onderhavige ontwerp gestelde voorschriften. Evenals bij de bestuurlijke sancties zijn de ook hier opgenomen sancties verhoogd in vergelijking met de LID en de LMOT. Het belang van een goede aansluiting bij de internationaal gebruikelijke normen op dit gebied rechtvaardigt naar het oordeel van de regering de met het onderhavige artikel voorgestelde strafmaxima. Ad artikel 56 Hierboven is reeds aangegeven dat het onderhavige ontwerp in werking zal treden tezamen met een invoeringsverordening die het overgangsrecht en de noodzakelijke aanpassingen van de bestaande wet- en regelgeving zal regelen. Het eerste lid biedt de basis hiervoor. Het tweede lid bevat de cite itel behoeft hier geen nadere bespreking. i 'n I s mmunicatie, USliteiten De minister van Justitie en Onderwijs, 91

137 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 137 van 154 De minister van Algemene Zaken, De minister van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur, 92

138 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 138 van 154 ARUBA RAAD VAN ADVIES L.G. Smith Boulevard 8, Oranjestad, Aruba Telefoon (297) Fax (297) rva@setarnet.aw Bestuurskantoor Mini ster van justitie en Onderwijs FEB 2011 N.(0rI 1_4 FEB (2/01 'Fi :4461/4640** W*' Uw kenmerk: LV -10/0032 ir a,oto-a.olt- 403 Aan zijne Excellentie De Gouverneur van Aruba t.a.v. De Minister van Justitie en Onderwijs Bestuurskantoor Alhier. uw brief: Ons kenmerk: RvA A 'IV OtAA-L. L` /iv Onderwerp: Ontwerp-landsverordening houdende nieuwe regels voor identificatie en verificatie van diensten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorisme financiering ) Datum: 9 februari 2011 DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Naar aanleiding van bijgaande aan de Raad ter advies toegezonden ontwerplandsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (landsverordening voorkoming en bestrij ding witwassen en terrorisme financiering), moge de Raad Uwe Excellentie het volgende berichten. 1. Algemeen 1.1 Het onderhavige ontwerp is aan de Raad ter advisering voorgelegd op 5 november 2010 met het verzoek het met voorrang te behandelen. Vanwege de prioriteitstelling zij dens de regering terzake de behandeling van andere ontwerp-regelgeving heeft de Raad niet aan dit verzoek kunnen voldoen. 1.2 Met het ontwerp wordt beoogd nieuwe regels te stellen met betrekking tot de identificatie en verificatie van clienten en uiteindelijk belanghebbenden en voor de melding van ongebruikelijke transacties bij de verlening van financiele diensten en bepaalde niet financiele diensten. Dit met het oog op de voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering. De directe aanleiding voor het ontwerp wordt gevormd door de tekortkomingen die in het kader van het derde Mutual Evaluation Report (MER) zijdens de Financial Action Taskforce (FATF) zijn geconstateerd met betrekking tot het Arubaanse AML/CFT-systeem (anti-moneylaundering/combating of the finance of terrorisme). De Raad onderkent en ondersteunt de internationale verplichtingen die in FATF-verband bestaan. Dit neemt echter niet weg dat gezien de zware en ingrijpende verplichtingenl die in het ontwerp op dienstverleners worden MvT, p. 5 en 6 1

139 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 139 van 154 Staten publ RvA gelegd, deze getoetst dienen te worden aan de eisen van doel- en rechtmatigheid. In dit kader maakt de Raad ondermeer opmerkingen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de in het ontwerp opgenomen verplichtingen. 1.3 Ten aanzien van de uitvoering van de verplichtingen die op dienstverleners rusten wenst de Raad zijn bezorgdheid te uiten voor wat betreft de uitvoeringscapaciteit van de zogenaamde `kleine' dienstverleners waarmee wordt bedoeld eenmansbedrijven dan wel dienstverleners met een beperkt personeelsbestand of een beperkte omzet. De Raad is van oordeel dat de in hoofdstuk 2, 3, 4 en 6, van het ontwerp opgenomen verplichtingen een zware wissel zullen trekken op de administratieve mogelijkheden van kleine dienstverleners om tot een wetsconforme uitvoering te komen. De Raad vraagt zich derhalve af of en, zo ja, welke ondersteunende maatregelen zijdens de regering, het Meldpunt en de Centrale Bank van Aruba (CBA) zullen worden genomen teneinde te waarborgen dat de voorgeschreven procedures op een juiste wijze worden geimplementeerd en toegepast. 1.4 Dit klemt temeer vanwege het feit dat de kring van dienstverleners waarop het ontwerp betrekking heeft, wordt uitgebreid. Zo zullen de Volkskredietbank van Aruba2, elektronische effectenbeurzen, investeringsinstellingen en assurantiebemiddelaars3 onder de werking van het ontwerp vallen. Naar de mening van de Raad kan aan deze opsomming tevens de Stichting Algemeen Pensioenfonds (APFA) worden toegevoegd. Deze dienstverleners die voor de inwerkingtreding van het ontwerp niet onder de werkingssfeer van de Landsverordening identificatie bij dienstverlening (AB 1995 no. 85; hierna te noemen de LID) en de Landsverordening meldplicht ongebruikelijke transacties (AB 1996 no. 85; hierna te noemen de LMOT) ressorteerden, hebben naar 's Raads mening een implementatieachterstand. Het ontwerp voorziet echter niet in een overgangsperiode waarin de betreffende dienstverleners de mogelijkheid wordt geboden de nodige voorzieningen te treffen teneinde te kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals opgenomen in het ontwerp. Ook voor de betreffende dienstverleners zijn ondersteunende maatregelen derhalve noodzakelijk. 1.5 Het ontwerp voorziet in een concentratie van de toezichts- en handhavingsbevoegdheden bij de CBA. Mede in het licht van de hierboven beschreven uitbreiding van de kring van dienstverleners waarop het ontwerp van toepassing is, rijst de vraag of de handhavingscapaciteit van de CBA voldoende is om een effectief toezicht en een doelmatige handhaving te bewerkstelligen. Mede gezien het felt dat de toelichting hierover zwijgt, vraagt de Raad zich af of de als gevolg van het ontwerp te verwachten toename van de handhavingsdruk zal worden opgevangen binnen de bestaande capaciteit van de CBA of dat wellicht een verschuiving van prioriteitstelling zal plaatsvinden. Een dergelijke verschuiving zou alsdan ten koste kunnen gaan van de andere toezichts- en handhavingstaken van de CBA. Met het oog op de realisering van een reele en effectieve handhaving van de voorschriften zoals opgenomen in het ontwerp acht de Raad het wenselijk dat de memorie van toelichting wordt uitgebreid met een beschouwing terzake. 1.6 Op 1 februari 1996 zijn de LID en de LMOT in werking getreden4. Daarmee werden thans 15 jaar geleden de 40 (later: de ) aanbevelingen van de FATF in Aruba geimplementeerd. Gezien de hiervoor beschreven twijfels die bij de Raad bestaan 2 MvT, p MvT, p AB 1996 no. 13 en AB 1996 no. 12 2

140 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 140 van 154 RvA met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het ontwerp alsmede vanwege het ingrijpende karakter ervan geeft de Raad in overweging om in de memorie van toelichting de ervaringen die gedurende 15 jaar zijn opgedaan met de toepassing van de LID en de LMOT op te nemen. Zo zou een overzicht kunnen worden gegeven van het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties, het aantal doormeldingen door het Meldpunt aan het Openbaar Ministerie, het aantal doomieldingen dat heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging respectievelijk strafrechtelijke veroordeling terzake witwassen en terrorismefinanciering en de toepassing van het bestuursrechtelijke toezichts- en handhavingsinstrumentarium. Voor wat betreft de uitvoering van beide landsverordeningen zou nader onderzoek dienen te worden gedaan naar de ervaringen van dienstverleners en de economische consequenties die de voorschriften in de LID en LMOT voor dienstverleners veroorzaken. De Raad merkt in dit kader op dat voorkomen dient te worden dat door het enkele voldoen aan internationale verplichtingen in FATF-verband zonder dat een concreet beeld bestaat over de problematiek, de uitvoering en de handhaving met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering hier te lande, het onderhavige ontwerp zou kunnen worden gekenschetst als symboolwetgeving. `r\ 1.7 In punt 1.4 werd reeds aangegeven dat de Volkskredietbank van Aruba onder de werking van het ontwerp zal vallen. In de toelichting wordt daartoe gesteld dat de regering ondanks het sociale karakter van de Volkskredietbank geen aanleiding ziet om deze instelling uit te zonderen van de werking van het onderhavige ontwerp5. De Raad acht deze motivering niel toereikend. Naar het oordeel van de Raad zou het al dan niet bezitten van een sociaal karakter door een instelling niet bepalend dienen te zijn voor het van toepassing laten zijn de voorgestelde voorschriften op de door die instelling te verrichten diensten. Aan het besluit tot van toepassingverklaring van het ontwerp zou naar de mening van de Raad een risicoanalyse ten grondslag moeten liggen waarin de publiekrechtelijke positie van de Volkskredietbank, het risico dat ongebruikelijke transacties kunnen plaatsvinden, het toezichtsmechanisme dat reeds van toepassing is, de hoogte van de te verstrekken kredieten en de omvang van de organisatie van doorslaggevende betekenis dienen te zijn. In dit kader wijst de Raad er op dat in de Landsverordening Volkskredietbank (AB 1993 no. GT 15) reeds waarborgen zijn opgenomen voor een prudent functioneren van de Volkskredietbank. Met name zij gewezen op artikel 12, van de Landsverordening Volkskredietbank waarin is neergelegd dat de boekhouding wordt ingericht naar de aanwijzingen van de Centrale Accountantsdienst en dat deze overheidsdienst tevens verantwoordelijk is voor de controle op de gevoerde boekhouding. De Raad adviseert derhalve het van toepassing zijn van het ontwerp op de Volkskredietbank te heroverwegen dan wel nader te onderbouwen. 2. Ontwerp-landsverordening 2.1 Naar aanleiding van de definitie van het begrip `uiteindelijk belanghebbende' zoals voorgesteld in artikel 1, van het ontwerp merkt de Raad op dat er meerdere gelijkwaardige uiteindelijk belanghebbenden kunnen zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het clientenonderzoek uitwijst dat in een rechtspersoon (bijvoorbeeld een vennootschap) meerdere aandeelhouders op basis van een gelijk_aandeel in die vennootschap participeren. De vraag rijst vervolgens wie in een dergelijk geval als uiteindelijk belanghebbende is aan te merken. 5 MvT, p. 23 3

141 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 141 van 154 RvA Voorgesteld artikel 3, tweede lid, dat bedoeld is voor makelaars in onroerend goed, stelt dat het clientenonderzoek dat door de makelaar dient te worden verricht zowel ten aanzien van de client als de wederpartij dient te geschieden. Naar de mening van de Raad kan zich echter een situatie voordoen waarin zowel de koper als de verkoper worden bijgestaan door een makelaar. Toepassing van voornoemde verplichting zou er, indien het verschillende makelaars betreft, toe leiden dat het clientenonderzoek dubbel wordt uitgevoerd. Een makelaar zal immers het voorgeschreven onderzoek naar zijn client en de client van de wederpartij dienen uit te voeren. De makelaar van de wederpartij zal vervolgens dezelfde procedure moeten doorlopen. Dit terwij1 een clientenonderzoek reeds heeft plaatsgevonden door een der partijen. De Raad vraagt zich af of een dergelijk omslachtige procedure is beoogd. 2.3 In voorgesteld artikel 5, eerste lid, wordt de dienstverlener verplicht `redelijke maatregelen' te treffen teneinde de identiteit van een derde te achterhalen. De Raad vraagt zich af wat onder redelijke maatregelen dient te worden verstaan. De toelichting geeft hieromtrent geen uitsluitsel. Met het oog op de uitvoerbaarheid van het betreffende artikel acht de Raad het noodzakelijk dat richtlijnen worden opgesteld waarin het begrip `redelijke maatregelen' nadere invulling krijgt. 2.4 In voorgesteld artikel 16 kan het cijfer '1' vervallen vanwege het feit dat dit artikel geen tweede lid kent. 2.5 Voorgesteld artikel 37, eerste lid, regelt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom in de aldaar genoemde gevallen. De Raad merkt op dat in het ontwerp geen voorziening is getroffen voor de opheffing van een opgelegde last onder dwangsom. Deze omstandigheid acht de Raad in strijd met het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel. Naar het oordeel van de Raad dient een dienstverlener die een last onder dwangsom heeft opgelegd gekregen op enig tijdstip de zekerheid te worden verschaft dat de betreffende last ook weer kan worden opgeheven. Dit zou bijvoorbeeld kunnen geschieden indien hij zich binnen een bepaalde tijdsspanne niet wederom schuldig maakt aan overtreding van een aan hem opgelegde verplichting dan wel nadat een overtreding door een dienstverlener is gecorrigeerd. De Raad acht het derhalve noodzakelijk dat in het ontwerp een daartoe strekkende bepaling wordt opgenomen De Raad vraagt zich af hoe de voorgestelde artikelen 46 en 48 zich verhouden tot artikel 12, van de Landsverordening Volkskredietbank (AB 1993 no. GT 15). Zowel in voorgesteld artikel 46 en 48 als in artikel 12 van de Landsverordening Volkskredietbank worden procedures voorgeschreven en aanwijzingsbevoegdheden toegekend ten aanzien van de inrichting van de boekhouding en de interne controle. De Raad is van mening dat de Landsverordening Volkskredietbank als een lex specialis in relatie tot het onderhavige ontwerp dient te worden beschouwd. Dit heeft tot gevolg dat de aanwijzings- en controlebevoegdheid van de Centrale Accountantsdienst voor wat betreft de inrichting van de boekhouding van de Volkskredietbank en de controle daarvan, zoals neergelegd in artikel 12, van de Landsverordening Volkskredietbank prevaleert boven de bevoegdheid die de CBA is toegedeeld in voorgesteld artikel 48. Deze omstandigheid kan leiden tot verwarring. Met inachtneming van hetgeen is opgemerkt in punt 1.7 acht de Raad het noodzakelijk dat terzake een heldere bevoegdhedenstructuur wordt gecreeerd. 6 Vergelijk bijvoorbeeld artikel 5:34 van de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht 4

142 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 142 van 154 RvA In voorgesteld artikel 53 kunnen bedragen, genoemd in de artikelen 2, tweede lid, 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen e en f, en 9, eerste lid, onderdeel g, bij landsbesluit worden gewijzigd. De Raad stelt vast dat in voorgesteld artikel 2, tweede lid, en artikel 9, eerste lid, onderdeel g, geen bedragen worden genoemd. Overigens zij opgemerkt dat voorgesteld artikel 9, eerste lid geen onderdeel g kent. De Raad vraagt zich voorts af of vanwege het algemeen verbindend karakter het niet eerder in de rede zou liggen voornoemde wijziging bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen. 2.8 Met betrekking tot de strafbepaling zoals geregeld in artikel 55, van het ontwerp vraagt de Raad zich af waarom voor zowel de misdrijven, genoemd in het eerste lid, als de overtredingen genoemd in het tweede lid de maximale hoogte van de op te leggen geldboete gelijk is. Dit terwijl ten aanzien van de vrijheidsbenemende straffen wel onderscheid wordt gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. De Raad acht een verduidelijking op zijn plaats. Met betrekking tot het eerste lid van dit artikel merkt de Raad voorts op dat artikel 28, eerste lid, in de opsomming van misdrijven is opgenomen. In artikel 28, eerste lid, wordt echter bepaald dat het hoofd van het Meldpunt de wijze bepaalt waarop meldingen worden gedaan en de gegevens en inlichtingen worden verstrekt. Volgens de Raad is er geen sprake van een gebod of verbod dat als een misdrijf (of overtreding) kan worden aangemerkt. De Raad is van mening dat hiervoor in de plaats artikel 28, tweede lid, als misdrijf en als overtreding dient te worden opgenomen. Dit lid bevat immers het gebod dat een dienstverlener steeds dient te voldoen aan een krachtens het eerste lid gegeven voorschrift. Memorie van toelichting 3.1 Op pagina 17, van de memorie van toelichting wordt gesteld dat de grondslag van de aanwijzingsbevoegdheid is te vinden in artikel 53 van het onderhavige ontwerp, De betreffende bevoegdheid is echter opgenomen in voorgesteld artikel 48, derde lid. 3.2 Op pagina 29 van de memorie van toelichting wordt abusievelijk vermeld dat krachtens artikel 28, van het ontwerp indicatoren kunnen worden vastgesteld. De betreffende indicatoren kunnen echter krachtens voorgesteld artikel 25 worden vastgesteld. Tevens wordt op deze pagina een maximale transactiewaarde van Afl ,- gepresenteerd hetgeen niet overeenkomt met het bedrag genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b. Ontwerp en toelichting ware met elkaar in overeenstemming te brengen. 3.3 Op pagina 30 van de toelichting wordt verwezen naar voorgesteld artikel 19 met betrekking tot het verbod tot aangaan van een correspondent bankrelatie met een shell bank. Het betreffende verbod is echter opgenomen in artikel 18, van het ontwerp. 3.4 Op pagina 66, eerste alinea, van de toelichting wordt de fiscale bewaartermijn voor administratieplichtigen in de zin van artikel 45 van de Algemene landsverordening belastingen (AB 2004 no. 10) genoemd. Bedoelde fiscale bewaartermijn is echter opgenomen in artikel 48 van genoemde landsverordening. 5

143 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 143 van 154 RvA Voorstellen voor redactionele verbeteringen Voorstellen voor redactionele verbeteringen zijn in de marge van zowel het ontwerp als de memorie van toelichting aangegeven. 5. Conclusie en eindadvies De Raad kan zich voor het overige verenigen met de inhoud en de doelstelling van het ontwerp en geeft u mitsdien in overweging het aan de Staten ter goedkeuring aan to bieden, nadat met het voorgaande rekening zal zijn gehouden. De Adjunct-secretaris, mr. A. Braamskamp 6

144 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 144 van 154,S/1-et..teAA, r-aaa., DAAJ-ck.. 2oll- 403 ARUBA niuouct Rouve-c-J. KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN ARUBA Doorgezonden: Dossier 1 6 MAARI 2011 L V./0/003) 4:30pir Aan de Gouverneur Plaza Eman 3 ALHIER P)A3Acie- is the kerne*: Orxienverp: tie brief: Ons Kenna&.5W14 I w - 51 / O I 0 Oranjestad, ontwerp-landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering) Ik heb de eer u hierbij mede namens mijn ambtgenoten van Financien, Communicatie, Utiliteiten en Energie, van Algemene Zaken, en van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur aan te bieden het advies van de Raad van Advies d.d. 2 februari 2011, nr , inzake de ontwerp-landsverordening houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van clienten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrij ding van witwassen en terrorismefinanciering bij de verlening van bepaalde diensten (Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering). De Raad kan zich verenigen met de inhoud en de doelstelling van het ontwerp en geeft u in overweging het aan de Staten ter goedkeuring aan te bieden, nadat met de in zijn advies opgenomen vragen en opmerkingen rekening zal zijn gehouden. Op deze vragen en opmerkingen zal, voor zover noodzakelijk, hieronder worden ingegaan. Overigens heb ik in overleg met mijn ambtgenoot van Financien, Communicatie, Utiliteiten en Energie van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen aan te brengen in het ontwerp en de memorie van toelichting. Een deel ervan hangt samen met de vragen en opmerkingen van de Raad en zal hieronder verder worden besproken. De andere wijzigingen hangen samen met de nadere inzichten en ontwikkelingen die zich sinds het tijdstip van aanbieding aan de Raad hebben voorgedaan. In het bijzonder kan daarbij gedacht worden aan de zeer recente behandeling en vaststelling door de Financial Action Task Force (FATF) van het rapport inzake het Nederlandse systeem voor de voorkoming en bestrijding van witwassen- en terrorismefinanciering.

************************* AB 2011 no. 28 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 16 januari 2015 *************************

************************* AB 2011 no. 28 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 16 januari 2015 ************************* Intitulé : LANDSVERORDENING van 19 mei 2011 houdende nieuwe regels voor de identificatie en verificatie van cliënten en de melding van ongebruikelijke transacties ter voorkoming en bestrijding van witwassen

Nadere informatie

6.5 WET MELDING ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES BES (v/h Landsverordening melding ongebruikelijke transacties) HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

6.5 WET MELDING ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES BES (v/h Landsverordening melding ongebruikelijke transacties) HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen 6.5 WET MELDING ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES BES (v/h Landsverordening melding ongebruikelijke transacties) HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt

Nadere informatie

6.4 WET IDENTIFICATIE BIJ DIENSTVERLENING BES (v/h Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening)

6.4 WET IDENTIFICATIE BIJ DIENSTVERLENING BES (v/h Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening) 6.4 WET IDENTIFICATIE BIJ DIENSTVERLENING BES (v/h Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening) Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. dienstverlener:

Nadere informatie

2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 17 april 2019 tot wijziging van de Landsverordening regeling geldstelsel (AB 1991 no. GT 34), de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen

Nadere informatie

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 WET van 5 september 2002, houdende vaststelling van regelingen betreffende melding van ongebruikelijke transacties bij dienstverlening (Wet Melding Ongebruikelijke Transacties) (S.B. 2002 no. 65). ALGEMENE

Nadere informatie

ALGEMENE BEPALINGEN. b. diensten: financiële of niet- financiële diensten;

ALGEMENE BEPALINGEN. b. diensten: financiële of niet- financiële diensten; WET van 5 september 2002, houdende vaststelling van regelingen inzake de identificatieplicht van dienstverleners (Wet Identificatieplicht Dienstverleners), S.B. 2002 no. 66 bijgewerkt t/m S.B. 2016 no.

Nadere informatie

Wijzigingen ingevolge het oorspronkelijke wetsvoorstel (TK 33 238, nr. 2) zijn grijs gearceerd.

Wijzigingen ingevolge het oorspronkelijke wetsvoorstel (TK 33 238, nr. 2) zijn grijs gearceerd. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, zoals deze komt te luiden na wijziging ingevolge het gewijzigde wetsvoorstel EK 33 238, A. Wijzigingen ingevolge het oorspronkelijke wetsvoorstel

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening

: LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening Intitulé : LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening Citeertitel: Invoeringsverordening Landsverordening voorkoming en bestrijding

Nadere informatie

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (tekst geldig vanaf 01-01-2013)

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (tekst geldig vanaf 01-01-2013) Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (tekst geldig vanaf 01-01-2013) Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding

Nadere informatie

Citeertitel: Sanctiebesluit bestrijding terrorisme en terrorismefinanciering ====================================================================

Citeertitel: Sanctiebesluit bestrijding terrorisme en terrorismefinanciering ==================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 23 juni 2010 ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van de Sanctieverordening 2006 (AB 2007 no. 24) Citeertitel: Sanctiebesluit bestrijding

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 238 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van

Nadere informatie

2011 no. 29 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2011 no. 29 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2011 no. 29 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering

Nadere informatie

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet

Nadere informatie

NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK

NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK Niet alleen banken vragen vaker om uw paspoort of rijbewijs. Sinds 2003 doen advocaten, accountants en belastingadviseurs

Nadere informatie

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Verkopers van goederen

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Verkopers van goederen Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme Handleiding voor Verkopers van goederen Versie: 04-07-2013 Inleiding Vanaf 1 augustus 2008 is de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 116 28 018 Wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 met het oog

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2007 2008 31 237 Wijziging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/60/EG

Nadere informatie

2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 12 januari 2016 ter uitvoering van artikelen 2 en 2a van de Sanctieverordening 2006 (AB 2007 no. 24) (Sanctiebesluit

Nadere informatie

Gatekeepers: What s new?

Gatekeepers: What s new? Gatekeepers: What s new? LWTF informatiesessie voor de vrije beroepsbeoefenaren. mr. Charlene Linders-Bryson, policy advisor, Afdeling Integriteitstoezicht 1 Inhoud presentatie I. AML/CFT risico s II.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 686 Wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 134 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 134 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 STAATSBLAD No. 134 VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 6 augustus 2012, houdende wijziging van de Wet Identificatieplicht Dienstverleners (S.B. 2002 no. 66). DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

Nadere informatie

2016 no. 44 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2016 no. 44 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2016 no. 44 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 30 augustus 2016 houdende regels ter beperking van het gebruik, de verstrekking en de verkoop van tabaksproducten (Landsverordening beperking

Nadere informatie

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 WET van 5 september 2002, houdende vaststelling van regelingen inzake de identificatieplicht van dienstverleners (Wet Identificatieplicht Dienstverleners) (S.B. 2002 no. 66). ALGEMENE BEPALINGEN Artikel

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) Wij

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit van 15 juli 2008, houdende bepalingen met betrekking tot de reikwijdte van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, het vaststellen van indicatoren en het overdragen van

Nadere informatie

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Makelaars in onroerende zaken

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Makelaars in onroerende zaken Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme Handleiding voor Makelaars in onroerende zaken Versie: 04-07-2013 Inleiding Vanaf 1 augustus 2008 is

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 238 Samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 303 Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet

Nadere informatie

2014 no. 57 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2014 no. 57 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2014 no. 57 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 27 november 2014 houdende regeling van een bijzondere heffing ten behoeve van de Centrale Bank van Aruba (Landsverordening koersmargevergoeding

Nadere informatie

/ /eti Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme met (gemarkeerd) het consultatievoorstel van 19 juli 2011

/ /eti Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme met (gemarkeerd) het consultatievoorstel van 19 juli 2011 (Tekst geldend op: 17-08-2011) Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en

Nadere informatie

AB 1990 no.gt 55 KvK 10 mei 2011 ================================================================

AB 1990 no.gt 55 KvK 10 mei 2011 ================================================================ Intitulé :LANDSBESLUIT van 19 juli 1990 no. 55, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Vestigingsverordening bedrijven Citeertitel

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

2017 no. 10 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 10 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 10 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 17 februari 2017 ter uitvoering van artikelen 2 en 2a van de Sanctieverordening 2006 (AB 2007 no. 24) (Sanctiebesluit

Nadere informatie

2017 no. 45 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 45 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 45 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 14 juli 2017 houdende wijziging van de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven (AB 2003 no. 60), de Landsverordening voorkoming en

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het brandweerwezen. 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het brandweerwezen. 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het brandweerwezen Citeertitel: Landsverordening brandweer Vindplaats : AB 1991 no. 64 Wijzigingen: AB 1993 no. 68; AB 1997 no. 34 1. Algemene

Nadere informatie

A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen, A 2002 N 74 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 25 ste maart 2002 tot aanmelding van geldtransporten in het kader van maatregelen tegen het witwassen van geld (Landsverordening aanmeldingsplicht van

Nadere informatie

DE LWTF: DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VOOR VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN. mr. George Croes (Senior Policy Advisor Integrity Supervision Dept.

DE LWTF: DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VOOR VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN. mr. George Croes (Senior Policy Advisor Integrity Supervision Dept. DE LWTF: DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VOOR VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN 30 juni 2011 mr. George Croes (Senior Policy Advisor Integrity Supervision Dept.) 30 juni 2011 1 I. Introductie: Achtergrond LWTF II.

Nadere informatie

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren. Versie 2015

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren. Versie 2015 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) Doelstelling WWFT: Het voorkomen van witwassen van opbrengsten uit misdrijven en de financiering van terrorisme ten einde de integriteit

Nadere informatie

2012 no. 23 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2012 no. 23 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2012 no. 23 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA MINISTERIELE REGELING van 31 mei 2012 ter uitvoering van artikel 25 van de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering (AB 2011

Nadere informatie

************************* AB 2007 no. 24 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 16 april 2014 *************************

************************* AB 2007 no. 24 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 16 april 2014 ************************* Intitulé : LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het treffen van maatregelen ter voldoening aan of uitvoering van internationale verplichtingen Citeertitel: Sanctieverordening 2006 Vindplaats

Nadere informatie

De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme

De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme 31 juli 2008 Implementatie derde witwasrichtlijn Per vrijdag 1 augustus 2008 wijzigt de integriteitswetgeving. De Eerste

Nadere informatie

2011 no. 30 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2011 no. 30 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2011 no. 30 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 19 mei 2011 ter uitvoering van artikel 6, vierde lid, van de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 238 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van

Nadere informatie

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 1

ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 1 WET van 5 september 2002, houdende vaststelling van regelingen betreffende melding van ongebruikelijke transacties bij dienstverlening (Wet Melding Ongebruikelijke Transacties), S.B. 2002 no. 65 bijgewerkt

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving

: LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving Intitulé : LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving Citeertitel: Landsverordening bestuurlijke handhaving arbeidswetgeving

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot de beperking en de bestrijding van calamiteiten

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot de beperking en de bestrijding van calamiteiten Intitulé : LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot de beperking en de bestrijding van calamiteiten Citeertitel: Calamiteitenverordening Vindplaats : AB 1989 no. 51 (Inwtr. AB 1992 no. 36) Wijzigingen:

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

WERKMODEL WET IDENTIFICATIEPLICHT DIENSTVERLENERS (WID) (S.B.2002 no.66, zoals gewijzigd bij S.B.2012 no.134 en S.B.2016 no. 32)

WERKMODEL WET IDENTIFICATIEPLICHT DIENSTVERLENERS (WID) (S.B.2002 no.66, zoals gewijzigd bij S.B.2012 no.134 en S.B.2016 no. 32) 2012 No. 134 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 6 augustus 2012, houdende wijziging van de Wet Identificatieplicht Dienstverleners (S.B. 2002 no. 66) DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, In

Nadere informatie

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) De Nederlandse Orde van Advocaten heeft betrekking tot de

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het treffen van maatregelen ter voldoening aan of uitvoering van internationale verplichtingen

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het treffen van maatregelen ter voldoening aan of uitvoering van internationale verplichtingen Intitulé : LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot het treffen van maatregelen ter voldoening aan of uitvoering van internationale verplichtingen Citeertitel: Sanctieverordening 2006 Vindplaats

Nadere informatie

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) De informatie die in deze presentatie verstrekt wordt, heeft een informatief karakter. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend.

Nadere informatie

==================================================================== HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. Artikel 1

==================================================================== HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : Landsverordening minimumlonen Citeertitel: Landsverordening minimumlonen Vindplaats : AB 1989 no. GT 26 Wijzigingen: AB 1992 no. 81; AB 1993 nos. 2, 77; AB 1994 nos. 66, 67; AB 1995 no. 84;

Nadere informatie

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. instelling: 1) bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, niet zijnde een natuurlijke persoon,

Nadere informatie

Met dank aan SDU voor het ter beschikking stellen van de tekst

Met dank aan SDU voor het ter beschikking stellen van de tekst Tekst geldend op: 01-08-2009 Met dank aan SDU voor het ter beschikking stellen van de tekst Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

2013 no. 20 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2013 no. 20 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2013 no. 20 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving (Landsverordening bestuurlijke handhaving

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 125/4 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/758 VAN DE COMMISSIE van 31 januari 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen

Nadere informatie

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) Richtsnoeren voor advocaten voor de naleving van de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) De Nederlandse Orde van Advocaten heeft betrekking tot de

Nadere informatie

Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening

Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële dienstverlening Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2019 No. 25 Landsverordening van de 14 de juni 2019 houdende regels ter voorkoming van en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering naar aanleiding

Nadere informatie

2006 no. 14 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2006 no. 14 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2006 no. 14 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 12 mei 2006 ter uitvoering van de artikelen 15 en 16, derde lid, van de Landsverordening Veiligheidsdienst Aruba

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 179 Wijziging van de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 785 Regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet ter voorkoming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 99 Wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : Hinderverordening Citeertitel: Hinderverordening Vindplaats : AB 1988 no. GT 27 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 Artikel 1 1. Het is verboden zonder vergunning van de minister van Justitie en

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen, Landsverordening van 4 december 1989 houdende regelen met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten: tekst in P.B. 1989, no 73; gewijzigd bij: 1. Landsverordening van de 11de september

Nadere informatie

Wijzigingen: AB 1991 no. 63; AB 1997 no. 34; AB 2008 no. 63 (inwtr no. 65) ====================================================================

Wijzigingen: AB 1991 no. 63; AB 1997 no. 34; AB 2008 no. 63 (inwtr no. 65) ==================================================================== Intitulé : Loterijverordening Citeertitel: Loterijverordening Vindplaats : AB 1988 no. GT 25 Wijzigingen: AB 1991 no. 63; AB 1997 no. 34; AB 2008 no. 63 (inwtr. 2008 no. 65) Artikel 1 Deze landsverordening

Nadere informatie

Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op

Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op Zoek regelingen op overheid.nl Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! Sint Maarten Landsverordening inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties bij financiële

Nadere informatie

1. Stel vast dat de dienstverlening van het dossier onder de LID verplichting valt. De

1. Stel vast dat de dienstverlening van het dossier onder de LID verplichting valt. De WERKDOCUMENT LANDSVERORDENING IDENTIFICATIE BIJ DIENSTVERLENING (LID) VOOR MAKELAARS Dit werkdocument kan gebruikt worden als een hulpmiddel bij de stappen te nemen ter uitvoering van de LID. Aan dit werkdocument

Nadere informatie

Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg Geldend van t/m heden

Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg Geldend van t/m heden Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg Geldend van 01-01-2018 t/m heden Wet van 10 april 2008, houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Veel gestelde vragen (FAQ)

Veel gestelde vragen (FAQ) Veel gestelde vragen (FAQ) 1. Wat is het doel van de Landsverordening identificatie bij dienstverlening (LID) en de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (LvMOT) en op welke instellingen

Nadere informatie

Overzicht van markttoegang regelgeving Wft BANKEN met zetel in Nederland

Overzicht van markttoegang regelgeving Wft BANKEN met zetel in Nederland Overzicht van markttoegang regelgeving BANKEN met zetel in Nederland Deel 2 Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen Art. 1:1 definities a. een afwikkelonderneming; b. een bank; financiële onderneming

Nadere informatie

2014 no. 51 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2014 no. 51 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2014 no. 51 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 17 oktober 2014 tot wijziging van de Landsverordening vlag, wapen en volkslied (AB 1991 no. 101) (hernieuwde vaststelling vlagkleuren; aanwijzing

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 240 Wet van 25 april 2002, houdende regels voor de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige donorbevruchting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 515 Wet van 26 september 2002 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 696 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees

Nadere informatie

2016 STAATSBLAD No. 33 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2016 STAATSBLAD No. 33 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2016 STAATSBLAD No. 33 VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 februari 2016, houdende nadere wijziging van de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties (S.B. 2002 no. 65, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B.

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

: Landsverordening accijns minerale oliën. Citeertitel: Landsverordening accijns minerale oliën

: Landsverordening accijns minerale oliën. Citeertitel: Landsverordening accijns minerale oliën Intitulé : Landsverordening accijns minerale oliën Citeertitel: Landsverordening accijns minerale oliën Vindplaats : AB 1989 no. GT 56 Wijzigingen: AB 1994 no. 3; AB 1997 nos. 33, 34; AB 2002 no. 87(inwtr.

Nadere informatie

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN 79 Volksgezondheidswetgeving Landsverordening beperking vestiging medische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden Citeertitel: Landsbesluit algemene bepalingen toezichtuitoefening

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

A 2010 N 41 PUBLICATIEBLAD

A 2010 N 41 PUBLICATIEBLAD A 2010 N 41 PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 13 de juli 2010, no. 10/2598, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de geldende tekst van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 225 Wet van 18 april 2002 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

3. Dit document is van toepassing op alle overeenkomsten en transacties die door of namens BTCFORCASH worden verricht.

3. Dit document is van toepassing op alle overeenkomsten en transacties die door of namens BTCFORCASH worden verricht. Antiwitwasbeleid BTCFORCASH Hoofdstuk 1: Algemeen 1. BTCFORCASH houdt zich bezig met de aan- en verkoop van virtuele valuta tegen contante geldbedragen. Dit document beoogt het witwassen van virtuele valuta

Nadere informatie

==================================================================== Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. Artikel 1

==================================================================== Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING van 19 mei 2011 houdende nieuwe regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens (Landsverordening persoonsregistratie)

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1998 no. 20, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Vuurwapenverordening Citeertitel:

Nadere informatie

============================================= 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

============================================= 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 1. Televisieverordening Citeertitel: Televisieverordening Vindplaats : AB 1988 no. GT 68 Wijzigingen: AB 1997 no. 33, 34 ============================================= 1. Algemene bepalingen Artikel 1 Voor

Nadere informatie

A 2014 N 3 (G.T.) PUBLICATIEBLAD

A 2014 N 3 (G.T.) PUBLICATIEBLAD A 2014 N 3 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 10 de januari 2014, no. 14/0032, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Eilandsverordening corporate governance. Op voordracht van

Nadere informatie

2013 no. 4 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2013 no. 4 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2013 no. 4 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA Tekst van de Landsverordening toezicht trustkantoren (AB 2009 no. 13) zoals deze luidt na de laatstelijk daarin aangebrachte wijzigingen bij de landsverordening van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 164 Wet van 10 april 2008, houdende regels inzake het gebruik van het burgerservicenummer in de zorg (Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg)

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 19 Landsverordening Sociaal-Economische Raad 1 Hoofdstuk 1. Instelling en taak Artikel 1 Er is een Sociaal-Economische Raad, hierna genoemd de Raad.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie