MODEL VERORDENMG RECHTSPOSITBE GEDEPUTEERD COMMISSIELEDEN. Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MODEL VERORDENMG RECHTSPOSITBE GEDEPUTEERD COMMISSIELEDEN. Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen"

Transcriptie

1 MODEL VERORDENMG RECHTSPOSITBE GEDEPUTEERD COMMISSIELEDEN Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen PROVINCIALS STATEN VAN OVERIJ1SEL HriSiTATEN- EN 0 D nt, 24 MEI 2006 Routjn 9 Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Prc^inciewet; b. Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 c. Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242; d. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; e. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; f. statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde; g. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; h. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet; i. provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet. a,d. Bij!.: Hoofdstuk H Voorzieningen voor statenleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het statenlid wordt een voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 3 Onkosten 1. Aan het statenlid wordt een Onkosten voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een Onkosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste en 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de en, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest. 2. De betaling van de en, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten (optie 1: geen OV-jaarkaart) 1. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bij wonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. 2. De in het eerste lid bedoelde betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. Versie 13 maart?- %

2 Artikel 5 Reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of reiskosten) 1. Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt. 2. Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bij wonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. De betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het eerste lid; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 3. Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 1: vrije verstrekking op provinciehuis) 1. Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt. 2. Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 6 Verblijfkosten (optie 2: geen vrije verstrekking op het provinciehuis) Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkpsten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, s Versie 13 maart 2006

3 ontvangt het statenlid ten laste van de provincie op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van i 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan statenleden in bruikleen ter beschikking stellen. 4. Op aanvraag vergoeden gedeputeerde staten het statenlid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. 5. Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. 6. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 9 Kinderopvang Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap noodzakelijke kinderopvang overeenkomstig de ter zake voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling. Artikel 10 Spaarloonregeling Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling. Artikel 11 Verlaging werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijsen onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten 1. Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de Onkosten, bedoeld in artikel 3. Artikel 14 Ziektekostenvoorziening P.M. Artikel 15 Recht op uitkering bij aftreden 1. Een statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct voor aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het statenlid: a. na aftreden zonder onderbreking weer als statenlid optreedt; b. op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is; c. van zijn statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X7 van de Kieswet. Versie 13 maart 2006

4 Artikel 16 Duur van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct voor aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest. 2. De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar. Artikel 17 Bedrag van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde voor de werkzaamheden. 2. Indien de voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast. Artikel 18 Korting wegens inkomsten 1. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 2. Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen voor het aftreden als statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan: a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting. 2001; b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; d. een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. 4. Het gewezen statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door gedeputeerde staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn. 5. Het gewezen statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat alien die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken. Versie 13 maart 2006

5 Artikel 19 De verplichting om werk te zoeken PM * (Het betreft een vergelijkbare bepaling als welke voor gedeputeerden zal worden opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers) 1 Artikel 20 Betaling van de uitkering bij aftreden De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Artikel 21 Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden 1. De uitkering bij aftreden eindigt: a. op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken; b. met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden; c. met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt; d. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beedigd; e. met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beedigd. 2. Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 18, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 18, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de Opschorting, met inachtneming van artikel 18, alsnog uitbetaald. Artikel 22 Uitkering bij overlijden PM (Analoog aan de voorziening voor gedeputeerden en provincieambtenaren zal, zodra dit wettelijk mogelijk is gemaakt, worden geregeld dat een statenlid bij overlijden een overlijdensuitkering van 3 maanden staten ontvangt) Hoofdstuk HI Voorzieningen voor gedeputeerden Artikel 23 Onkosten 1. Aan de gedeputeerde wordt een Onkosten toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. In afwijking van het eerste lid is de Onkosten voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten x% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 1: geen OV-jaarkaarf) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of tegemoetkoming in de kosten) De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze: a. een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt; b. een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 1 Zie wetsvoorstel tot wijziging van o.a. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers Versie 13 maart 2006

6 Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 1: zonder OV-jaarkaarf) * 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling Artikel 25 Zakelijke reiskosten (optie 2: naar keuze OV-jaarkaart of reiskosten) 1. Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 24, onderdeel a; b. bij gebruik van een eigen personenauto: een van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 2. Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. 3. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling Artikel 26 Dienstauto 1. De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt. 3. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 24 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto. Versie 13 m? A 2006

7 4. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 24 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid. 5. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een van reiskosten ontvangt wordt die in de provinciale kas gestort. Artikel 27 Verblijfkosten De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25 volledig vergoed. Artikel 28 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. 2. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie. 2. De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde. Artikel 30 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt de gedeputeerde ten laste van de provincie op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag worden de gedeputeerde dfc aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur vergoed. 5. De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. 6. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 31 Mobiele telefoon (optie 1: alleen voor zakelijk gebruik} 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. Versie 13 maart 2006

8 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 31 Mobiele telefoon (optie 2: ook voor prive-gebruik\ 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie. 3. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon voor meer dan mede gebruikt voor prive-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend ingeval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de provincie komen. Artikel 32 Spaarloonregeling De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op van: a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Artikel 34 Kinderopvang De gedeputeerde ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van gedeputeerde noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het provinciaal personeel geldende kinderopvangregeling. Hoofdstuk IV Voorzieningen voor eommissieleden Artikel 35 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt. 3. Geen ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als statenlid of gedeputeerde; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. 4. Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de, ten aanzien van a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid. Versie 13 maart 2006

9 Artikel 36 Reis- en verblijfkosten 1. Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland. 2. Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland. Artikel 37 Buitenlandse excursie of reis 1. Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie. Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 38 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of c. een provinciale creditcard. Artikel 39 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 36 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 40 Rechtstreekse facturering bij de provincie 1. De van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie. 2. Verantwoording van deze wijze van vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 3. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. Artikel 41 Gebruik creditcard 1. De van kosten als bedoeld in de artikelen 25, 27, 28 en 33 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard. 2. Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor of tegemoetkoming ten laste van de provincie in Versie 13

10 aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden * verbonden. 3. De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. 4. Verantwoording van deze wijze van vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. 6. Bij beeindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie. Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 42 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en eommissieleden. Versie 13 maart 2006

11 TOELICHTING ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, staten- en eommissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden als statenlid en de beschikbaarstelling van computerapparatuur, geldt dat de provincie de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. Hoofdlijnen provinciale verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 van de Provinciewet opgenomen voor staten- en eommissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan staten- en eommissieleden voordelen, anders dan in de vorm van en en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist. De verordening bevat bepalingen inzake: de beloning voor de werkzaamheden van staten- en eommissieleden (artikelen 2 en 35), waarbij is op te merken dat voor gedeputeerden niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden; een vaste algemene Onkosten voor gedeputeerden en statenleden (artikelen 3 en 23); reis- en verblijfkosten van gedeputeerden, staten- en eommissieleden, waarbij voor gedeputeerden een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 24 t/m 28, 36 en 37); reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige gedeputeerde (artikel 33) beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan gedeputeerden en statenleden (artikelen 8, 30 en 31) en faciliteiten in de vorm van deelname van gedeputeerden en statenleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 29); een aantal secundaire voorzieningen voor statenleden, zoals een uitkering bij aftreden (artikelen 15 t/m 21) en voor zowel gedeputeerden als statenleden, zoals de spaarloonregeling (artikelen 10 en 32) en de kinderopvangregeling (artikelen 9 en 34); de procedure van declareren (artikelen 38 t/m 41). Versie 13 maart 2006

12 De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het statenlid Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op door de provincie van de over de staten verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen statenleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting Wel kan een statenlid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Gedeputeerden zijn sinds de dualisering van het provinciebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat gedeputeerden direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het provinciebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Gedeputeerden vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na afreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor gedeputeerden geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Gedeputeerden zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op door de provincie van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administrate van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde en onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook en die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze en worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde resteert.ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met verondersteld prive-gebruik een OV-jaarkaart voor de zakelijke reizen worden verstrekt of, eveneens tegen een fiscale bijtelling, in verband met prive-gebruik, en kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het provinciaal personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. De verstrekking van een OV-jaarkaart behoort dan ook in beginsel tot de te belasten voordelen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling. Versie 13 maart 2006

13 Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met 3 inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen (bijvoorbeeld een OV-jaarkaart) moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kosten maakt het verschil uit of het statenlid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De ssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate ssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de provincie ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de provincie. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als ssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) worden verstrekt. Concreet betekent deze ssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; zakelijk gebruik van dienstauto's; deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de gedeputeerde of het statenlid maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de ssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de gedeputeerde of het statenlid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kosten verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 23 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle en en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun en niet gebruteerd toegekend. Versie 13 maart 2006

14 Controle en verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het en- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de fimctionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiele en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college van gedeputeerde staten. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 voor de werkzaamheden van het statenlid In het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden is geregeld dat statenleden voor hun werkzaamheden een ontvangen. De hoogte van de wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de voor de werkzaamheden is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Artikelen 3 en 23 vaste Onkosten Hierin is de vaste geregeld voor aan het ambt van gedeputeerde c.q. aan het statenlidmaatschap verbonden kosten. De is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie vakliteratuur contributies, lidmaatschappen telefoonkosten bureaukosten, porti zakelijke giften bijdrage aan fractiekosten ontvangsten thuis excursies. Versie P.P^art2006

15 Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. * Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 29 en 30). De Onkosten is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kosten kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kosten gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze bartering heeft echter geen betrekking op statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kosten zonder de brutering. De hoogte van de kosten wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en statenleden het maximale bedrag van de kosten aangegeven. In de artikelen 3 en 23 is de hoogte van de kosten bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kosten is geindexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kosten is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. In de vaste kosten zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kosten om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kosten) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 23, tweede lid. Voor alle gedeputeerden aan wie de provincie een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Artikel 5 reiskosten statenleden In dit artikel is het recht op van reiskosten voor statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometer zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometer is voor 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Kilometeren die hoger zijn dan 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. [Bij keuze voor optie 2: In plaats van van reiskosten kan een OV-jaarkaart l e of 2 e klasse worden verstrekt. De Belastingdienst heeft de waarde van de OV-jaarkaart voor de loonheffing, afhankelijk van de klasse van openbaar vervoer (l e of 2 e klasse) bepaald op 82 resp. 54 per jaar mits aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV-jaarkaart is verstrekt kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.] Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte en bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. [Bij keuze voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt geldt niet de forfaitaire bijtelling maar zal de kaart naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kan alleen dat deel van de reiskosten dat betrekking heeft op het statenlidmaatschap, als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.] Versie 13 maart 2006

16 Artikel 6 Verblijfkosten statenleden f Dit artikel regelt de van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De kan worden toegekend als het statenlid een staten- of commissievergadering bijwoont maar ook ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. [Als wordt gekozen voor optie 1: Ook is het mogelijk maaltijden en consumpties bij zakelijk verblijf op het provinciehuis te verstrekken.] Een of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is onbelast als de of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (en en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een prive-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de en en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 7 en 29 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kosten gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele statenlid in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatiq). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de en en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 8 en 30 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening van het statenlidmaatschap en het ambt van gedeputeerde kan om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar worden gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het statenlid en de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld. Versie 13 maart 2006

17 De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en * staten- en eommissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kosten gehaald. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat gedeputeerden en statenleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de provincie beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de provincie op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een dergelijke te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Daarbij wordt uitgegaan van ten hoogste de aanschafwaarde van de computer die de provincie ter beschikking stelt. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de provincie. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte is dan ook belast. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de en en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 9 en 34 Kinderopvang Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat gedeputeerden en statenleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Vanaf 1 januari 2005 is er een wettelijke regeling (Wet kinderopvang). Aan deze wet kunnen ook gedeputeerden en statenleden aanspraken ontlenen in de vorm van een (inkomensafhankelijke) rijksbijdrage. De rechtspositiebesluiten voor gedeputeerden en statenleden maken het mogelijk om hen ten laste van de provincie in aanvulling op de rijksbijdrage een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van noodzakelijke kinderopvang. De artikelen 9 en 34 voorzien hierin. Daarin is geregeld dat op gedeputeerden en statenleden de voor het provinciepersoneel geldende kinderopvangregeling van overeenkomstige toepassing is. De provinciale kinderopvangregeling voorziet in een (belastingvrije) werkgeversbijdrage van 1/6 deel van de kosten van kinderopvang. De provinciale regeling voorziet vooralsnog ook in een aanvullende werkgeversbijdrage van maximaal 1/6 deel ingeval de werkgever van de partner geen werkgeversbijdrage verstrekt of een bijdrage van minder dan 1/6 deel. De provinciale bijdrage in de kosten van kinderopvang kan aan de gedeputeerde en aan het statenlid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting onbelast worden verstrekt. Voor statenleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd zal de tegemoetkoming bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kunnen de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Versie 1?

18 Artikel 11 Verlaging werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid s In de motie Slob (Kamerstukken II, , VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om statenlid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor staten- en raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raads een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of statenzetel of bij verhoging van de voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden kunnen provincies hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een statenlid een lagere voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het statenlid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot statenlid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het statenlidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden biedt provincies de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten In artikel 75 van de Provinciewet is geregeld dat het voorzitterschap van provinciale staten bij verhindering of ontstentenis van de commissaris van de Koningin wordt waargenomen door het langstzittende statenlid. Provinciale staten kunnen ook een ander statenlid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende statenlid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de voor de werkzaamheden en van de in artikel 3 bedoelde vaste Onkosten. Artikel 14 Ziektekostenvoorziening PM Artikelen 15 t/m 21 Uitkering bij aftreden als statenlid De artikelen 15 t/m 21 bevatten een sobere uitkerihgsregeling voor statenleden na hun aftreden. Het betreft een in tijd begrensde overbruggingsregeling ingeval van aantoonbare inkomstenderving. Gezien het specifieke karakter van het politieke ambt van statenlid is de reden (en eventuele verwijtbaarheid) van hun aftreden niet relevant voor het recht op een uitkering. De regeling is bestemd voor statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. In verband hiermee is er een strenge kortingsregeling opgenomen die voorkomt dat in de praktijk na aftreden ook statenleden die daarnaast al een volledige betaalde hoofdbetrekking vervullen en dus niet hoeven te zoeken naar betaald werk, in aanmerking komen voor een uitkering. Versie 13 maart 2006

19 Gekort worden alle inkomsten die uitgaan boven het wettelijk minimumloon, inclusief vakantie- * uitkering. Die bedraagt vanaf 1 januari 2006 op jaarbasis ,90. Als het gaat om nieuwe inkomsten of hogere inkomsten uit bestaande activiteiten worden die steeds volledig gekort (ook al bedragen alle inkomsten tezamen minder dan het wettelijk minimumloon). De uitkeringsduur is, in overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden, bepaald op ten hoogste 2 jaar. Voor deze maximale uitkeringsduur komen diegenen in aanmerking die ten minste een voile zittingsperiode (van 4 jaar) statenlid zijn geweest. In verband hiermee is geregeld dat de uitkeringsduur gelijk is aan de helft van de periode van het statenlidmaatschap. Er geldt een periode van ten minste 6 maanden statenlidmaatschap als referte-eis. Daarmee bedraagt de uitkeringsduur in de praktijk steeds ten minste 3 maanden. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden bedraagt de uitkering in het eerste jaar 80% en daarna 70% van de voor de werkzaamheden. De uitkering is geindexeerd: zij is gekoppeld aan de ontwikkeling van de voor de werkzaamheden die jaarlijks wordt herzien. [Van gewezen statenleden die een beroep op de uitkeringsregeling doen mag worden gevergd dat zij zoeken naar betaald werk waardoor zij niet of minder afhankelijk zijn van een uitkering ten laste van de provincie. Er is daarom een verplichting opgenomen om werk te zoeken. Een dergelijke verplichting is sinds kort ook voor leden van gedeputeerde staten opgenomen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Die regeling is ontleend aan de verplichtingen en sancties ter zake die voor werkloze werknemers zijn opgenomen in de Werkloosheidswet. De regeling voor statenleden sluit daarop aan. Wie zijn verplichtingen niet nakomt loopt het risico dat het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk vervalt.] 2 Artikel 22 Uitkering bij overlijden PM Artikelen 24 en 25 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor gedeputeerden is in artikel 24 een belastingvrije voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de in ,14 per afgelegde kilometer. [Als gekozen wordt voor optie 2: In plaats daarvan kan de gedeputeerde ook een OV-jaarkaart l e of 2 e klasse worden verstrekt. Voor de fiscale aspecten daarvan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5.] Ingevolge artikel 25 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in ,28 per afgelegde kilometer. De kilometer is, voor zover die meer bedraagt dan 0,19, belast.[als gekozen wordt voor optie 2: Als een OV-jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.] Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste worden verleend van maximaal 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. De fiscus staat toe de reiskostenen voor de verschillende doeleinden te salderen. 2 Deze alinea zal in de toelichting worden opgenomen na aanvaarding van wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers waarin de verplichting voor werkloze gedeputeerden is opgenomen om werk te zoeken Versie 13 maart 20 j6

20 Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskosten voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije van maximaal 0,19 per kilometer een verstrekte lagere dan 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele sregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 25, tweede lid [ Als gekozen wordt voor optie 2: artikel 25, derde lid]. Indien voor het provinciaal personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenen. Voorbeeld Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskosten van in totaal 2.240, bestaande uit: een voor woon/werkkilometers x 0,14 = en een voor kilometers wegens dienstreizen x 0,28 = 840. Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal km x 0,09 = 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskosten gedeeld door het totaal aantal kilometers = gemiddelde per km van 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de onder de 0,19 per km waardoor de totale reis onbelast blijft. Indien de werkgever het "bovenmatige' gedeelte van 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal km x 0,09 = 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: 270. Reiskostenen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastinghefflng over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskosten in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers. Artikel 26 Dienstauto Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan gedeputeerden. De dienstauto kan ook voor het woonwerkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. Die korting vindt in dat geval ook plaats als een OV-jaarkaart is verstrekt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor prive-gebruik. Artikelen 28 en 37 Buitenlandse dienstreis Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerde de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Versie 13 maart 2006

21 Maar ook om bij voorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) prive-reis. Ook statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten provinciale staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van statencommissies. Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de en en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 31 mobiele telefoon Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gedeputeerde voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2 e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de provincie. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst is door gedeputeerde staten vastgesteld. [Als gekozen wordt voor optie 2: De mobiele telefoon kan mede voor prive-doeleinden worden gebruikt. In dat geval komen ook de prive-gesprekskosten voor rekening van de provincie. Als het prive-gebruik meer dan is vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van 22,69 per maand (2006). Dit forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de gedeputeerde zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het prive-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan 454 op jaarbasis (2006).Is dat wel het geval dan moet het werkelijke prive-voordeel tot het loon worden gerekend.] In de toelichting op artikel 23 is al ingegaan op de korting op de vaste kosten bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon. Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het provinciebestuur kunnen personen van buiten provinciale staten tot gedeputeerde worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de provincie zelf wonen. Die zijn op grond van de Provinciewet verplicht om te gaan wonen in de provincie waar zij gedeputeerde zijn geworden. In artikel 33 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de provincie in aanmerking komen voor een verhuiskosten en eventueel voor van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De en zijn onbelast. Artikel 35 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden het maximale bedrag van de voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 35, eerste lid, is de hoogte van de bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geihdexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Versie 13 maart 2006

22 Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegefd is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit staten- en eommissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 35, vierde lid. Artikelen 38 t/m 41 De procedure van declaratie In artikel 38 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 39 t/m 41 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van statenleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies Rechtstreekse facturering bij de provincie Rekeningen kunnen rechtreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door statenleden en gedeputeerden; zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden. Gebruik creditcard Aan gedeputeerden kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functioned uitgaven ten laste van de provincie. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden; reis- en pensionkosten en verhuiskosten. Versi> i3 maart 2006

23 Verordening Rechtspositie Statenleden, Gedeputeerden en Commissieleden 2003 Artikel 1 Begripsbepalingen Opname begripsbepaling commissaris van de Koning, gedeputeerde en fractie. Deze begripsbepalingen staan niet in de modelverordening. Provinciale Verordening bevat wel bepalingen inzake de Commissaris van de Koning. IPO Modelverordening Artikel 1 Begripsbepalingen Toevoeging begripsbepalingen definitie griffier en provinciesecretaris Bevat geen bepalingen voor de Commissaris van de Koning Artikel 2 Dit artikel regelt: * De indexatie van bedragen indien dat niet geregeld wordt door Minister van Binnenlandse zaken. * De omschrijving van begrippen functioned of functionaliteit De omschrijving van de begrippen redelijk en redelijkheid. In de Modelverordening komt een dergelijke bepaling niet voor. Vraag: wil men een dergelijke bepaling handhaven? Artikel 3 Dit artikel regelt Dat de Provinciale Verordening ook van toepassing is op de Commissaris van de Koning voor zover dat niet in strijd is met eigen ministeriele regeling.» De uitvoering van een verhuiskosten voor de Commissaris van de Koning i.g.v. ontslag of niet-herbenoeming. In de Modelverordening komt een dergelijke bepaling niet voor. Deze bepaling is gedeeltelijk een uitvoering van een ministeriele regeling. Een optie is om alle bepalingen die betrekking hebben op de Commissaris apart te regelen. Vraag: wil men dat en hoe is het bij andere provincies geregeld? Artikel 4 Dit artikel regelt het openbaar maken van functies die statenleden., Commissaris en Gedeputeerden vervullen. Een vergelijkbare bepaling is niet opgenomen in de

24 Modelverordening. De Provincie Overijssel heeft nog een regeling (Gedragscode Bestuurders Provincie Overijssel, MI/2003/693) waarin deze materie geregeld wordt. Bepaling lijkt "dubbel op", maar onze regeling was al voor de Gedragscode aangenomen. Artikel 5 Dit artikel heeft een relatie met het provinciale integriteitsbeleid. Hierover is ook geen vergelijkbare bepaling in de Modelverordening opgenomen. Ook hier kan verwezen worden naar onze eigen regeling (Gedragscode Bestuurders Provincie Overijssel). Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden Statenleden Inhoudelijk ongewijzigd Artikel 7 Onkosten Statenleden Inhoudelijk ongewijzigd Artikel 8 Berekening en betaling vaste Onkosten Statenleden Inhoudelijk ongewijzigd. Alleen heeft de provinciale verordening nog een toevoeging in lid 2 ("met inachtneming van de fiscale regelgeving"). Deze toevoeging kan weg aangezien de Modelverordening is "goedgekeurd"door het ministerie van BZK en Financien/Belastingdienst. Artikel 9 Reis- en verblijfskosten Statenleden Dit artikel regelt: * De reis- en verblijfskosten. In de Modelverordening zijn dat twee afzonderlijke bepalingen. In het eerste lid is toegevoegd "op declaratie basis". Geen OV kaart verstrekking. In het derde lid is nog een extra toevoeging voor van "noodzakelijke kosten". Deze bepaling komt in iets andere bewoording voor in artikel 6 van de Modelverordening. In lid 4 wordt nog de samenloop van geregeld. Een Artikel 2 Vergelijkbare bepaling. Over de verhoging van de wordt nog bestuurlijk overlegd.zie toelichtende IPO brief. Er komt geen bepaling met toelage fractievoorzitter, omdat Rechtspositie besluit deze ruimte niet biedt. Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Reiskosten (optie 1 geen OV kaart) statenleden Dit artikel regelt alleen de reiskosten. Indien gekozen wordt voor deze bepaling is er geen verstrekking van een OV kaart (= vergelijkbaar met onze huidige regeling). Verder wordt niet alleen verwezen naar artikel 2 maar ook 4 uit de Reisregeling Binnenland. Voorgesteld wordt de Modelverordening te volgen en aparte bepalingen te maken voor reis- en verblijfskosten.

25 vergelijkbare bepaling is er niet in de Modelverordening. Lid 5 bepaalt dat statenleden voldoende verzekerd dienen te zijn op grond van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen. Vergelijkbare bepaling niet in de Modelverordening. Artikel 10 overige kosten Statenleden Dit artikel regelt de van andere kosten dan die hiervoor zijn geregeld (bij voorbeeld IPO j aarconferentie) Een vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. Vergoeding van kosten moet passen binnen de bepalingen van de Modelverordening. Bepaling niet meer overnemen? (zie artikel 9) (zie artikel 9) (zie artikel 9) Artikel 11 Computer Statenleden Deze bepaling is in verband met de afschaffing van de pc-priveregeling vervallen. De Modelverordening voorziet in artikel 8 in een geheel nieuwe regeling. Artikel 12 ISDN Statenleden Deze bepaling is inhoudelijk gewijzigd en zal samen met de pc regeling in artikel 8 van de Modelverordening worden geregeld. Artikel 13 Cursussen ed. Statenleden Dit artikel regelt: Artikel 5 optie 2 (OV kaart) statenleden Dit artikel geeft de mogelijkheid om een OV jaarkaart te verstrekken. Een vergelijkbare bepaling kent onze provinciale verordening niet. Artikel 6 Verblijfskosten (optie 1 vrije verstrekking provinciehuis) statenleden In onze provinciale verordening is de bepaling voor verblijfskosten bij de reiskosten opgenomen. Vergelijkbare bepaling (vrije verstrekking) kent onze eigen Verordening niet. In onze regeling is het op "declaratiebasis". Artikel 6 Verblijfskosten (optie 2 geen vrije vertrekking provinciehuis) statenleden Dit artikel komt qua strekking overeen met onze huidige regeling inzake de verblij fskosten. Namelijk op declaratiebasis (geen vrije verstrekking). Verwijzing naar de bedragen zoals vastgesteld op grond van het Reisbesluit Binnenland. (zie artikel 8) (zie artikel 8) Artikel 7 Cursus ed statenleden Dit artikel regelt dat cursussen in provinciaal

26 Vergoeding kosten indien cursus ed voor de behoorlijke vervulling taak. In lid 2 is een maximum bepaald. Fractiebudget gekoppeld aan aantal fractieleden. Lid 3 verwijst naar een fractiebesluit i.g.v. kosten. Lid 4 regelt de reis- en verblijfskosten. In de Modelverordening is de bepaling anders geformuleerd en komen leden 2 tot en met 4 niet voor. Lid 4 wordt ondervangen door artikel 5 en 6 van de Modelverordening. In de Modelverordening wordt geen relatie gemaakt met het fractiebudget of een maximum per fractie. Artikel 14 overige kosten bedrijfsvoering Statenleden Dit artikel regelt de door de provincie van andere kosten dan wel wanneer gebruik wordt gemaakt van provinciale faciliteiten door de fractie. Een vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. De verstrekte dienen binnen de Modelverordening te passen. (zie artikel 11) belang door/namens de provincie aangeboden worden vergoed. Voor van andere cursussen is gemotiveerde aanvraag vereist met aanvullende informatie. Kosten komen voor rekening provincie indien cursus ed van belang is i.v.m. de vervulling statenlidmaatschap. In de toelichting wordt aangegeven dat er ook een rol voor de fractievoorzitter ligt. Opleiding heeft zakelijk karakter (= beroepskosten), vrijgesteld van de LB-heffing ( bij opting-in) De kosten zijn in de bedrijfsvoering gebracht. Doelstelling Modelverordening is het streven naar umformiteit. E.e.a. is geen juridische verplichting doch wel een bestuurlijke. Voorstel zou zijn om afwijkende bepalingen niet over te nemen en de modelverordening te volgen. Artikel 8 Computer en internet verbinding statenleden Deze bepaling is inhoudelijk gewijzigd in verband met de vervallen pc-prive regeling. Alleen nog een onbelaste bij nagenoeg of geheel zakelijk gebruik. Uitgegaan wordt dat dat bij Statenleden (en GS) niet het geval is. Het artikel regelt: * Op aanvraag verstrekt GS een pc en bijbehorende apparatuur en software Indien geen pc wordt verstrekt dan verleent GS op aanvraag een (belaste) tegemoetkoming voor 1. de aanschaf van een pc, apparatuur en software en 2. gebruik van eigen pc, apparatuur en software. Indien sprake is van belastingheffing over t.b.s. gestelde pc of tegemoetkoming aanschaf of gebruik eigen pc ontvangt statenlid op aanvraag een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor maximaal 3 jaren (belaste compensatie belastingnadeel). Op aanvraag bij GS aanleg

27 en abonnementskosten intranetverbinding. Deze verstrekte is ook belast. Ondertekening bruikleenovereenkomst * Vaststellen bruikleenovereenkomst. (zie artikel 20) zieartikel21) Op grond van deze bepalingen zijn er drie mogelijkheden van gebruik pc: 1. een wordt verstrekt door GS, 2. het statenlid ontvangt een voor aanschaf pc, 3. gebruik eigen pc. Hoe hoog is de tegemoetkoming voor aanschaf pc of gebruik eigen pc? Uitgegaan moet worden van ten hoogste de aanschafwaarde van de door de provincie t.b.s. pc. Inhoudelijke en uitgebreide toelichting staat in de Modelverordening. Kan een model bruikleen overeenkomst door IPO worden vastgesteld? Hoe staat het met de ondersteuning door FD? In onze huidige regeling hebben PS een bedrag van 2800 ter beschikking voor aanschaf, kosten werkplek en onderhoud. Verder moet in de huidige regeling de ondersteuning zelf worden geregeld. Artikel 9 Kinderopvang statenleden Dit is artikel is vergelijkbaar met onze huidige bepaling in artikel 20. Artikel 10 Spaarloon statenleden Dit is artikel is vergelijkbaar met onze huidige bepaling in artikel 21 Artikel 11 Verlaging werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid statenleden Dit is een nieuwe bepaling conform de nieuwe bepaling Rechtspositie Statenleden. Regeling biedt de mogelijkheid om de voor werkzaamheden te verlagen i.g.v. door anticummulatieregeling zal leiden tot lagere wettelijke arbeidsongeschiktheidsregeling. In onze eigen provinciale regeling is een dergelijke bepaling niet opgenomen. Artikel 12 Compensate korting werkloosheidsuitkering statenleden. Dit is een nieuwe regeling voor ons (hoewel hij al wel voorkomt bij sommige andere provincies). Bij statenleden met WW uitkering zal dit aanleiding geven de WW uitkering te verlagen met het aantal uren dat men voor het statenlidmaatschap in

28 Artikel 15 Uitkering Statenleden bij aftreden Onze provinciale regeling biedt de mogelijkheid om op aanvraag in aanmerking te komen voor een wachtgelduitkering. Verzoek moet binnen drie maanden na aftreden worden gedaan. Artikel 16 Duur uitkering Duur uitkering is gekoppeld aan aantal onafgebroken volledige jaren lidmaatschap PS (iedere jaar = 1 maand uitkering) Maximale duur is 2 jaar. Verder is in dit artikel geregeld wanneer de uitkering wordt beeindigd (oa 65 jaar ed.) Artikel 17 Hoogte uitkering De hoogte is de eerste 12 maanden 80% en vervolgens 70% van de vaste voor werkzaamheden Artikel 18 Dit artikel bepaalt dat geen uitkering wordt vertrekt indien statenlidmaatschap vervallen is verklaard op grond bepalingen uit de Kieswet. aanmerking neemt. Kan een negatief inkomenseffect optreden. Regeling biedt de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Artikel 13 Vergoeding waarneming voorzitterschap Dit is een nieuwe bepaling conform de nieuwe bepaling Rechtspositie Statenleden. Artikel 14 Ziektekostenvoorziening P.M> Het Rechtspositiebesluit Staten- en eommissieleden biedt hiervoor geen ruimte. Artikel 15 Recht op uitkering bij aftreden statenleden In de Modelverordening is bepaald dat men mimimaal 6 maanden (zonder onderbreking > 16 weken) Statenlid moet zijn geweest. Deze referte eis van 6 maanden staat niet in onze eigen provinciale regeling. Echter, op grond van onze eigen regeling krijgt men in het geheel geen uitkering indien betrokkene korter dan 1 jaar lid is geweest Deze referte eis is dus minder streng. Bij onze regeling is duur van de wachtgeldkering gekoppeld aan het aantal volledige jaren statenlid en in de Modelverordening is het gekoppeld aan maanden. Dit artikel bepaalt ook wanneer geen recht op een uitkering bestaat / ontstaat (in onze eigen regeling in artikel 16 en 18). Artikel 16 Duur uitkering De maximale duur van de uitkering is ook hier 2 jaren. De duur is echter gekoppeld aan "gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden statenlidmaatschap". Dus maximaal 2 jaren uitkering i.g.v. voile zittingsduur. Bij onze regeling is het gekoppeld aan het aantal jaren en in de modelverordening aan aantal maanden statenlidmaatschap. Dit (kan) betekenen dat meer voormalig statenleden voor een langere periode een uitkering krijgen. Artikel 17 Bedrag van uitkering Is gelijk aan onze huidige regeling. (zie artikel 15) Artikel 18 Korting wegens inkomsten In onze eigen regeling is thans geen vergelijkbare bepaling opgenomen. Dus

29 ongeachte hoogte neveninkomsten kan men aanspraak maken op wachtgeld. In de Modelverordening wordt voorgesteld om een strenge kortingsregeling toe te passen. Gaat om inkomsten die (kort gezegd) uitgaan boven het minimumloon volwassenen. Idee is dat de regeling bestemd is voor statenleden zonder (ander) betaald werk of met werk met beperkte inkomsten. (zie artikel 17) (zie artikel 16) Artikel 19 Uitkering bij overlijden Dit artikel regelt een nabestaanden uitkering van 3 maanden. Artikel 20 Kinderopvang Artikel 21 Spaarloonregeling Artikel 22 Verzekeringen Aandachtspunten: administratieve lasten voor zowel voormalig statenlid (namelijk mededeling doen en opgave van inkomsten) als provincie. Hoe is de controle en wat kan de sanctie zijn. Koppeling met de sofinummer? Artikel 19 De verplichting voor statenleden om werk te zoeken {PM) Voorgesteld wordt om een vergelijkbare bepaling om te nemen voor statenleden (als voor GS in de regeling APPA) om actief op zoek te gaan naar werk. Indien niet aan deze plicht wordt voldaan loopt men risico dat uitkering geheel / gedeeltelijk vervalt. Een vergelijkbare bepaling staat niet in onze huidige regeling. Ook hier het aandachtspunt: administratieve lasten voor beide partijen, maar ook de controlerende rol van de provincie en wanneer en hoe zal de sanctie worden opgelegd. Dienen bijvoorbeeld sollicitatiebrieven ed te worden overleg? Artikel 20 Betaling uitkering statenleden Uitkering wordt per maand uitbetaald. Is thans ook al geregeld. Artikel 21 opschorting en einde uitkering Bepaling regelt wanneer de uitkering eindigt of wordt opgeschort. Bepaling is vergelijkbaar met onze regeling in artikel 16. Een nieuwe bepaling is lid 2 waneer de uitkering door GS wordt opgeschort indien statenlid niet voldoet aan opgave neveninkomsten. Artikel 22 Uitkering bij overlijden (PM) Volgens de Modelverordening is een dergelijke uitkering nog niet mogelijk op grond van het Rechtspositiebesluit. Echter in veel provincies is dit al wel geregeld, zoals ook bij ons. (zie artikel 9) (zie artikel 10)

30 Dit artikel regelt o.a. de collectieve ongevallenverzekering. In de Modelverordening komt een vergelijkbare bepaling niet voor. Het is de vraag of een dergelijke bepaling in deze regeling thuishoort. Artikel 23 Betaling kosten statenleden Dit artikel regelt de procedure van het betalen van gemaakte kosten. De huidige regeling is vergelijkbaar met de Modelverordening. Ook hier en in de modelverordening dient de declaraties en bewijsstukken bij griffie overlegd te worden. Artikel 24 declaratie van vooruitbetaalde kosten door statenleden Bij van vooruitgemaakte kosten wordt gebruikt gemaakt van een declaratieformulier. Bij de griffie indienen binnen drie maanden onder overlegging van de stukken. Artikel 25 rechtstreekse facturering Artikel is vergelijkbaar qua strekking met de modelverordening. Alleen hebben wij nu een termijn van 1 maand voor indienen alle stukken. Voorgesteld wordt 2 maanden. Artikel 26 Bezoldiging GS leden Dit artikel geeft aan op basis waarvan de bezoldiging wordt uitbetaald. De Modelverordening heeft niet een vergelijkbare bepaling. Bepaling is eigenlijk ook overbodig want staat ook in de eigen Rechtspositiebesluit GS. Artikel 26 A Onkosten GS Dit artikel regelt de Onkosten van GS. Onze regeling maakt nog de keuze mogelijkheid van al dan niet fictief werknemerschap. Deze keuze mogelijkheid staat niet meer in de modelverordening omdat dat niet meer fiscaal kan. Verder regelt dit artikel een korting op de Onkosten indien een mobiele telefoon is verstrekt. In de Onkosten zit ook de component telefoonkosten (als dubbel: zowel als verstrekking in natura voorkomen; aldus ook BZK). Verder hebben wij nog een verwijzing naar uitbetaling conform fiscale regeling. (zie artikel 38 ev is de regeling voor zowel leden GS als PS. Expliciet wordt per kostensoort aangegeven op wate de procedure is) (zie artikel 39, regelt het zowel voor statenleden als gedeputeerden. Voor leden van PS is weer een rol voor de griffie weggelegd en bij GS leden komt dan bij de provinciesecretaris. Ook differ entiatie per kostensoort. (zie Artikel 40 ook per kostensoort voor zowel GS als Statenleden. Indienen bij griffie of provinciesecretaris) Voorgesteld wordt hierin de modelverordening te volgen bij bovengenoemde bepalingen aangaande deprocedure van declaratie. Artikel 23 Onkosten GS Regelt alleen de Onkosten. Keuze voor fictief werknemerschap is vervallen i.v.m. dualisering. Geen verwijzing naar fiscale regelgeving. Is ook niet meer nodig aangezien regeling is geaccordeerd door Financien. Ook hier een kortingregeling i.g.v. verstrekking mobiele telefoon, maar er wordt geen getal bij percentage genoemd.

31 Artikel 27 Vergoeding functionele kosten GS Dit artikel regelt van overige functionele kosten. Een vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. Voorstel is om deze bepaling ook niet over te nemen in het kader van uniformiteit. Verder moet het vergoeden van gemaakte kosten passen binnen de rechtspositionele regelingen. Artikel 28 Attenties GS Dit artikel regelt de van attenties die niet ten laste van de provincie komen. Een vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. Niet meer overnemen. Artikel 29 Reis- en verblijfskosten GS Dit artikel regelt zowel de reis woon-werk als zakelijke ritten maar ook de verblijfskosten. In de modelverordening is er een aparte bepaling voor reiskosten woon-werkverkeer, zakelijke reiskosten en verblijfskosten. Voorstel is om de modelverordening hierin te volgen. Komt de duidelijkheid en overzichtelijkheid ten goede. Artikel 30 Verhuis en pensionkosten GS Dit artikel regelt de verhuis en pensionkosten conform de ministeriele regeling. Artikel 31 Dienstauto In onze eigen regeling zijn bepalingen opgenomen voor zowel de Commissaris als voor leden van GS. In de Modelverordening is alleen een regeling voor GS opgenomen. Destijds is gekozen om ze samen te voegen. Voorstel is hierin de Modelverordening te volgen en voor Commissaris aparte voorziening treffen. Bepaling regelt gebruik van dienstauto voor zakelijke ritten met chauffeurs. Modelverordening biedt de mogelijkheid ook zonder chauffeur. Daarvoor is destijds in onze regeling niet gekozen. Verder bevat onze regeling een aparte bepaling voor de Commissaris (lid 2) voor het woon-werkverkeer dat wordt afgelegd met de Artikel 24 Reiskosten woon werk (optie 1 geen OV kaart) GS Dit artikel regelt alleen de reiskosten woonwerkverkeer zonder Ov kaart. In onze regeling is wel gekozen voor de optie van OV kaart verstrekking. Artikel 24 Reiskosten woon werk (optie 2 wel OV kaart Vergoeding van de reiskosten woon-werk met het openbaar vervoer of tegemoetkoming in de kosten (als met eigen vervoer wordt gereden) conform ministeriele regeling. (zie artikel 33 is een vergelijkbare bepaling) (zie artikel 26) In de Modelverordening is nog een kortingsregeling opgenomen. Deze korting op de tegemoetkoming in de reiskosten wordt toegepast indien ook gebruik wordt gemaakt van de dienstauto. Een vergelijkbare bepaling kent onze regeling niet aangezien GS ib geen gebruik maakt van de dienstauto voor woonwerkverkeer. Voorstel is hierin de Modelverordening te volgen. Ook een korting op de bezoldiging indien gebruik wordt gemaakt van de OV kaart en ook gereisd wordt met dienstauto voor woon-werkverkeer Aandachtspunt is wel een juiste rittenadministratie en agendabeheer.

32 dienstauto en reizen t.b.v. nevenfuncties. In onze huidige regeling is in lid 3 opgenomen dat de leden van GS de dienstauto niet mogen gebruiken voor woon-werkverkeer, tenzij aansluitend een werkbezoek. Deze bepaling is destijds opgenomen i.v.m. de toenmalige fiscale regelgeving. In de Modelverordening is bepaald dat GS de dienstauto ook kan gebruiken voor woon-werkverkeer., zonder de toevoeging dat aansluitend een functioned bezoek dient plaats te vinden. Verder is gebruik dienstauto ook toegestaan voor nevenfuncties uit hoofde van zijn ambt. Deze bepaling kent onze huidige regeling ook al. Lid 4, door derde storten in provincie kas, komt ook voor in de modelverordening. Lid 5 regelde de compensatie voor de Commissaris i.g.v. belastingheffing bij gebruik dienstauto woonwerkverkeer. Deze fiscale regeling is vervallen. Maar zoals aangegeven regelt de modelverordening niet de rechtspositie van de Commissaris. Artikel 32 Buitenlandse Diensreizen GS Bepaling bevat een regeling voor van de reiskosten. Voorgesteld wordt om hierin de Modelverordening te volgen aangezien deze helderder is. Artikel 33 Dinerkosten Bepaling regelt de van dinerkosten. Vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. Kan vervallen. Artikel 34 Benoeming commissariaten GS Regelt de overgang van het vorderingsrecht naar de provincie indien lid GS een commissariaat bekleed. Vergelijkbare bepaling staat niet in de Modelverordening. Wil men een dergelijk bepaling handhaven of moet dat worden geregeld in het individuele aanstellingsbesluit. Artikel 35 Reis- en verblijfskosten nevenfuncties GS Regelt het declareren van reis- en verblijfskosten i.g.v. nevenfimcties bij de betreffende organisatie. Hetzelfde geldt voor buitenlandse reizen. Uitzondering indien organisatie deze kosten niet zelf kan dragen. Vergelijkbare bepaling staat niet in de modelverordening. Bepaling kan wel ( zie artikel 28, alleen toestemming GS i.g.v. reis buiten Europa. PS kan hieraan toestemming verbinden.

33 gehandhaafd blijven. Zie artikel 31 Zie bovenstaande opmerkingen Zie Artikel 29 Zie artikel 32 Zie bovenstaande opmerkingen Artikel 36 cursussen, seminars ed GS In onze regeling wordt nog verwezen naar scholingsbudget gerelateerd aan aantal leden GS. De regeling heeft te maken met de bedrijfsvoering; opleidingsbudget GS. In onze regeling is nog expliciet vermeld dat ook de reis-en verblijfskosten verbonden aan de opleiding worden vergoed. Staat niet in de modelverordening. Dit zou wel gelezen kunnen worden in "kosten van deelname". Artikel 37 Computer GS Bepaling regelt de verstrekking pc (onder het Artikel 25 zakelijke reiskosten (optie 1: zonder OV kaart) Dit artikel regelt de van de zakelijke reiskosten zonder dat een OV jaar kaart wordt verstrekt. In onze regeling is niet expliciet een onderscheid gemaakt tussen het gebruik van de OV kaart voor woon-werk verkeer en zakelijke ritten. Alles is in een bepaling opgenomen. (zie artikel 29) Artikel 25 zakelijke reiskosten (optie 2: met OV kaart) Dit artikel geeft de mogelijkheid om voor zakelijke reizen ook een ov kaart te verstrekken. Indien een ov kaart is verstrekt dan worden de reiskosten gemaakt met eigen vervoer alleen nog onder voorwaarden vergoed. Dat betekent dat iedere keer moet worden bekeken of met OV niet of met veel tijdsverlies gereisd kan worden. Verder biedt ook dit artikel de mogelijkheid om zakelijke reizen te salderen conform de regeling provinciaal personeel. Artikel 26 Dienstauto Zie bovenstaande opmerkingen. Voorgesteld wordt om de Modelverordening over te nemen. Deze is gefiatteerd door BZK, Financien en Belastingsdienst. Artikel 27 Verblijfskosten GS Dit artikel regelt de van de gemaakte verblijfskosten bij dienstreizen. Vergelijkbaar met onze huidige regeling alleen in de Modelverordening een apart artikel. Artikel 28 Buitenlandse Dienstreizen Regelt de van de onkosten i.g.v. buitenlandse dienstreis. Voorgesteld wordt de Modelverordening te volgen. Artikel 29 Cursussen, congressen GS Regelt de van cursussen door/namens provincie aangeboden worden vergoed. Andere opleidingen ed gemotiveerde aanvraag en aanvullende informatie. Kosten voor rekening provincie indien cursus ed in het belang van de provincie is. Aandachtspunt: wie bepaalt het provinciaal belang? Voorgesteld wordt om de Modelverordening over te nemen. Artikel 30 Computer en internetverbinding Artikel is vergelijkbaar voor statenleden (zie j Opmerking: Evelijne is op ( verzoek van OR hiertttee bezig.! Uitkomst nog niet betocj?

34 oude fiscale regiem). In verband met de vervallen pc-prive regeling dient de bepaling uit de modelverordening over genomen te worden. artikel 8. Artikel regelt: Op aanvraag een pc, apparatuur en software ter beschikking gesteld. * Indien geen pc wordt verstrekt wordt op aanvraag een (belaste) tegemoetkoming gegeven voor 1. aanschaf pc of 2. gebruik eigen pc.» Indien er sprake is van 1. belastingheffing t.b.s. gestelde pc of 2. tegemoetkoming aanschaf of gebruik eigen pc, ontvangt GS een tegemoetkoming van 30% aanschafwaarde voor 3 jaren. (compensatie belastingnadeel - belast). Verder (belaste) van de aanleg en abonnementskosten. Wordt deze nog gemaximaliseerd want er zijn verschillen in de tarieven? Artikel 38 ISDN ed GS Artikel regelt de van isdn/kabel/adsl (deels belast / onbelast). Voorgesteld wordt de modelverordening hierin te volgen gezien gewijzigde fiscale regelgeving. Artikel 39 Mobiele telefoon GS Dit artikel regelt in lid 1 de verstrekking van een mobiele telefoon gelijk aan artikel 3 1 Modelverordening (optie 1). Opstellen van een bruikleenovereenkomst. Het vierde lid is echter vergelijkbaar met artikel 3 1 Modelverordening (optie 2); prive gebruik wel mogelijk. I.g.v. prive gebruik voor meer dan dan inhouding bezoldiging van een bedrag dat volgens de loonbelasting tot het loon zou worden gerekend (fiscale korting) In onze huidige regeling heeft GS een computer (itt PS) via de provincie ter beschikking gekregen (inclusief ondersteuning vanuit FD) Zie artikel 30 Artikel 31 mobiele telefoon (optie 1 alleen zakelijk gebruik) Zie opmerkingen hiernaast. Verwezen wordt ook naar artikel 23 dat de vaste Onkosten wordt gekort indien mobiele telefoon ter beschikking wordt gesteld (ter voorkoming samenloop vertrekking in natura en geld). Dit hanteren wij nu ook. Aandachtspunt is wel dat modelverordening geen % noemt. Zou dat wel wenselijk zijn? Artikel 31 mobiele telefoon (optie 2 ook privegebruik) Op grond van deze bepaling is prive-gebruik wel mogelijk. Voorgesteld wordt om wel een keuze te maken en niet een combiregeling

35 Artikel 40 overige kosten bedrijfsvoering Dit artikel regelt de van andere kosten van bedrijfsvoering die niet eerder in de verordening zijn opgenomen. Modelverordening kent geen vergelijkbare bepaling. Voorgesteld wordt deze te laten vervallen. Artikel 41 Spaarloon GS Vergelijkbaar met modelverordening Artikel 42 Kinderopvang Regelt de tegemoetkoming kinderopvang. Vergelijkbaar met modelverordening Artikel 43 Verzekeringen Regelt o.a. de ongevallenverzekering. Geen vergelijkbare bepaling in de modelverordening. Hoort deze bepaling in deze regeling thuis? Artikel 44 betaling kosten GS Dit artikel regelt de procedure van de van de kosten. Controle van de nota's, kosten ed door de budgetbeheerder en portefeuillehouder financien/algemeen bestuur. In onze regeling is bewust voor deze dubbele controle gekozen. Staat niet zo geformuleerd in de modelverordening. Daar ligt de rol i.b. ij de provinciesecretari^. Artikel 45 declaratie vooruitbetaalde kosten GS Regelt de op declaratiebasis van vooruitbetaalde kosten Artikel 46 directe facturatie bij provincie Regelt de rechtstreekse facturatie van kosten bij de provincie. Rol voor de budgetbeheerder/ Artikel 47 Voorziening eommissieleden Dit artikel regelt de voorziening voor eommissieleden en is gelijk aan de tekst uit de modelverordening. In lid 4 wordt GS de ruimte gegeven om een hogere toe te kennen voor "bijzondere, (ons artikel 39) te laten voorbestaan. Artikel 32 Spaarloon GS Zie artikel 34 Artikel 33 reis en pensionkosten Vergelijkbaar met onze regeling in artikel 30. Artikel 34 Kinderopvang Vergelijkbaar met onze bepaling in artikel 41. Zie artikel 38 en 39 Voorgesteld wordt om voor de artikelen 44 tot en met 46 de modelverordening over te nemen. Zie artikel 39 Zie artikel 40 Rol voor de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar. Per kostensoort aangegeven dat factuur direct naar provincie kan. Zie artikel 41 Artikel biedt de mogelijkheid om voor vastgestelde kostensoorten een creditcard aan leden GS ter beschikking te stellen. Onder de huidige verordening is hiervoor niet gekozen. Artikel 35 In de modelverordening wordt de extra beloning (lid 4) met een % aangegeven. Bestaat hier geen behoefte aan uniformiteit? Welk percentage is redelijk? Opmerking: Budgetbeheerder ettiproviflcieseeretajis dezelfde persoon. Of is onze TL de budgetbeheerder ivm ondertekening declaratjes.

36 zwaardere"w e rkzaamheden. Artikel 48 Reis- en verblijfskosten eommissieleden Artikel is gelijk aan de modelverordening. Artikel 49 Buitenlandse reis ed Hoewel anders geformuleerd inhoudelijk gelijk aan modelverordening. Hier is een rol neergelegd voor presidium portefeuillehouder fmancien. Artikel 50 declaratie door eommissieleden Artikel bevat een aparte bepaling voor eommissieleden die niet in de modelverordening voorkomt. Voorgesteld wordt deze bepaling niet meer over te nemen en aan te sluiten bij modelverordening. Is inhoudelijk gelijk. Artikel 36 Reis- en verblijfskosten eommissieleden Artikel 37 Buitenlandse reis ed Rol neergelegd voor PS. Waar moet de controlerende rol worden gelegd; deze partij kan ook voorwaarden verbinden aan reis ed.? PS of presidium/portefeuillehouder? Artikel 38 Betaling van kosten Zie opmerkingen hierboven Artikel 39 Declaratie van vooruitbetaalde kosten Zie opmerkingen hierboven Artikel 40 Rechtstreekse facturatie provincie Zie opmerkingen hierboven. Artikel 41 Creditcard Zie opmerkingen hierboven Opmerking: Hierop is tot op heden aog gela t>eroep gedaao.

37 Nieuwe beloningsstructuur voor gedeputeerden en statenleden woensdag 19 april 2006 De nieuwe beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers leidt voor gedeputeerden niet tot een goed evenwicht in de salarisverhoudingen. Het salaris van gedeputeerden blijft onder het niveau van waterschapsvoorzitters, wethouders in de grootste streden en dat van de eigen ambtelijke top. De voorgenomen verhoging van de staten doet recht aan de toegenomen werkbelasting van statenleden. Teleurstellend is dat het Kabinet wachtgeldregelingen voor statenleden voortaan wil verbieden en niet met voorstellen komt voor een toelage voor fractievoorzitters. Het kabinet heeft donderdag 13 april 2006 in grote lijnen de aanbevelingen overgenomen van de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal). In het nieuwe beloningsgebouw is het ministersalaris het hoogste salaris in het openbaar bestuur. De salarissen van de overige politieke ambtsdragers zijn daarvan afgeleid en bedragen een vast percentage van het ministersalaris. Om de achterstand in salarisontwikkeling ten opzichte van (rijks)ambtenaren in te lopen wordt het salaris van ministers vanaf de volgende kabinetsperiode met 30% verhoogd tot per maand. Het salaris van gedeputeerden is in het nieuwe beloningsgebouw bepaald op 60% van het ministersalaris ( per maand). De beloning van statenleden komt op van het ministersalaris ( per maand). De nieuwe beloningsstructuur leidt voor gedeputeerden per saldo niet tot de noodzakelijke verbetering waar het IPO steeds om heeft gevraagd. Tegenover een beperkte salarisverhoging staat namelijk een even zo grote verlaging van de vaste Onkosten. Volgens het IPO zijn ten onrechte de bestaande salarisverhoudingen tussen de politieke ambtsdragers als uitgangspunt genomen. Het IPO had er bij minister Remkes juist op aangedrongen meer evenwicht aan te brengen door het salaris van gedeputeerden gelijk te trekken met dat van waterschapsvoorzitters en wethouders in de grootste steden (op 70% van het ministersalaris in het nieuwe beloningsgebouw, ofwel per maand). Daarmee wordt tevens bereikt dat het salaris van de gedeputeerden niet langer uitkomt onder dat van de ambtelijke top in de provincies. Het IPO is teleurgesteld dat het kabinet niet aan zijn wensen tegemoetgekomen is. De Werkgroep rechtspositie statenleden, die de Algemene Vergadering van het IPO uit zijn midden heeft ingesteld, is voor een deel tevreden met het kabinetsbesluit. Met de verhoging van de staten tot per maand wordt recht gedaan aan de uitkomsten van een onderzoek dat het SGBO (het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG) in opdracht van het IPO iets meer dan een jaar geleden heeft gedaan naar de werkbelasting van statenleden. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de gemiddelde werkbelasting van statenleden 21 uur per week bedraagt. De werkgroep betreurt wel dat het kabinet niet in gaat op het verzoek om aan fractievoorzitters een extra te geven. Het kabinet negeert daarmee een andere belangrijke conclusie uit het SGBO-onderzoek, namelijk dat de gemiddelde werkbelasting van fractievoorzitters substantieel hoger ligt dan die van andere statenleden (24 in plaats van 21 uur per week). De Werkgroep rechtspositie statenleden betreurt ook dat het kabinet de provincies geen ruimte meer wil laten om een wachtgeldregeling te treffen voor afgetreden statenleden. Daarmee neemt het

38 kabinet ook de handreiking van de werkgroep niet aan om de wachtgeldvoorziening te beperken tot diegenen die voor hun inkomen geheel of grotendeels op de staten waren aangewezen en om aan de voorziening voortaan de sollicitatieplicht als voorwaarde te verbinden. Het kabinet gaat tenslotte voorbij aan het verzoek van de werkgroep om statenleden ook in het nieuwe ziektekostenstelsel een tegemoetkoming in de ziektekosten te verstrekken. Meer informatie bij Louis van Wayenburg Telefoonnummer (070) Lvwayenburggipo.nl

39 M'misterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 13 april 2006 Oils kenmerk Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Onderdeel DGKB/BFO/BO Inllchtlngen Jonkers T F Uw kenmerk Ondeiwerp Kabinetsstandpunt op het advies beloningsverhoudingen van de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers. De ministerraad heeft op 13 april ji. het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het 'Advies beloningsverhoudingen politieke ambtsdragers 1 van de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers ("commissie Dijkstar) vastgesteld. Dit kabinetsstandpunt treft u hierbij aan. Blad 1 vanl Aantal bijlagen 1 Bezoekadres Schedeldoekshaven EZ DenHaag Postadres Postbus EA Den Haag (nternetadres DE MINISTER VAN BINNENLANDS NINKRIJKSREIATIES,

40 Kablnetsstandpytit Advies beloningsverhoudingen politieke ambtsdragers 9 1. Inleidirtg Op wpensdag 23 november 2005 heeft de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers ('commissie Dijkstai 1 ) het rapport 'Advies beloningsverhoudingen politieke ambtsdragers 1 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeboden. Dit advies is u bij brief van 23 november 2006 toegezonden (TK 28479, nr. 22). Het standpunt van het kabinet op dit advies treft u hierbij aan. Bij brief van 15 maart 2005 (kenmerk ) heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de commissie Dijkstai de volgende adviesvraag voorgelegd: * Hoe dient de beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers in relatie tot het normsalaris van de minister te worden vormgegeven? * Wat is daarbij een geeigend salarisniveau voor de verschiliende groepen politieke ambtsdragers? * Wat is in de toekomst een passende indexeringswijze voor saiarissen van politieke ambtsdragers? Ook is de commissie Dijkstai gevraagd advies uit te brengen over de modernlsering van de pensioenvoorziening van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) en de belqning(-sontwikkeling) voor topfunctionarissen van onder de ministeries ressorterende diensten en privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen. Over deze onderwerpen zal de commissie Dijkstai op een later tijdstip advies ujtbrengen. De commissie stelt met het eerder uitbrengen van dit deeladvies de Tweede Kamer in de gelegenheid om hiervan kennis te nemen tijdens de behandeiing van de wetgeving die voortkomt uit het eerste advies. Het kabinet is de commissie hiervoor zeer erkentelijk. Ik ben van mening dat de commissie Dijkstai in grote lijnen een gedegen, helder en consistent voorstel heeft uitgebracht voor een nieuw samenhangend beloningsbouwwerk. Dit advies is het Ipgische vervolg op het eerdere advies van deze commissie van april 2004 'Over dienen en verdienen*. Dit eerste advies had voornamelijk betrekking op de beioning van ministers en de verhouding van deze beloning tot de ambtelijke topstructuur. In dit advies heeft de commissie gesteid dat voor de inrichting van de beloningsstructuur van het openbaar bestuur geldt dat: 1. het ministerssalaris het hoogste salaris moet zijn; 2. hiertoe eerst het ministerssalaris moet worden verhoogd; 3. de koppeling van het ministerssalaris aan het salaris van de overige categorieen politieke ambtsdragers geen vanzelfsprekendheid is. De voorgestelde verhoging van het ministerssalaris werkt dus niet automatisch door naar deze groepen. Deze uitgangspunten en de wens voor een vervolgadvies over de bezoldigingsstructuur voor de overige categorieen politieke ambtsdragers zijn vervolgens door het kabinet onderschreven in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer van 30 juni 2004 (TK , nr. 7). 1

41 Voorafgaand aan dit kabinetsstandpunt heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met vertegenwoordigers van verschillende groepen ambtsdragers van gedachten gewisseld over de door de commissie gedane voorstellen. Daarbij zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld hun opvattingen kenbaar te maken over de wij'ze waarop de commissie een en ander in kaart heeft gebracht en de daaraan door de commissie verbonden conclusies. Op de standpunten van betrokkenen, en de reacties van het kabinet daarop, wordt bij de verschillende onderwerpen nader ingegaan. 1.2 Adviesopdracht Het kabinet heeft de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers gevraagd een advies uit te brengen over de relatie tussen de salariering van ministers en staatssecretarissen en de overige categorieen politieke ambtsdragers (Eerste- en Tweede Kamerteden, Hoge Collies van Staat, commissarissen van de Koningin, gedeputeerden, statenleden, burgemeesters, wethouders, raadsleden). Het betreft de onderiinge beloningsverhoudingen tussen deze verschillende categorieen politieke ambtsdragers die eigenstandig moeten worden beoordeeld en opnieuw vastgesteld, uitgaande van het ministersalaris als top van het salarisgebouw van de pubiieke sector. Op verzoek van de minister van Verkeer en Waterstaat zijn ook de voorzitters van de waterschapsbesturen in het advies meegenomen. De commissie heeft besloten ook uitspraken te doen over de aan de topstructuur gerelateerde functionarissen die deel uitmaken van de sector Rechterlijke Macht. Dit gezien de door de commissie geconstateerde qorspronkefijke verbondenheid van de top van de sector rechterlijke macht met de topstructuur. Het kabinet deelt deze opvatting in zoverre dat een automatische doorvertaling naar de functionarissen binnen de Rechterlijke Macht dient te worden voorkomen. Dit geldt naar de mening van het kabinet eveneens op overeenkomstige wijze voor de Hoge Colleges van Staat. 2. Advies Hieronder treft u de adviespunten van de commissie aan. Deze adviespunten zijn cursief weergegeven. Na een korte ufteenzetting van het desbetreffende adviespunt zal het kabinet per adviespunt een standpunt geven. Een nadere uitwerking van materiele effecten van de door kabinet gedane voorstellen zijn per specifieke groep ambtsdragers opgenomen in de bijlage. 2.1 Beloningsgebouw De commissie heeft ten behoeve van het advies de bezoldiging van de politieke ambtsdragers over de periode in kaart gebracht Daarbij is bezien wat de bruto loonontwikkeling gedurende genoemde periode is geweest en hoe deze zich ten opzichte van het ministerssalaris en elkaar verhpuden. Op grond van deze analyse is de commissie tot het volgende adviespunt gekomen.

42 Adviespunt 1. commissie Dijkstai Om de salarisverhoudingen duidelijkerte markeren wordt voorgesteld 6&n nieuwe salaristabel voor politieke ambtsdragers, Hoge Colleges en de Rechterlijke macht te introduceren. Het beloningsgebouw komt er in het voorstel van de commissie Dijkstai als volgt uit te zien: Uftgaande van BBRA Benoemde bestuurders Hoge Colleges van Staat Volksvertegeowocrdigers Rechterlijke macht** 1 100% 90% 85% 70% 60% Minister-president Minister Staatssecretaris Commissaris van de Koningin, Burgemeester grote $teden Voorzttter Waterschap, Wethouder grote steden Gedeputeerden Vice-president Raad van State, president Algemene Rekenkamer, Nationate Ombudsman Voorzitterafdeling bestuurlijke rechtspraak Staatsraden, leden Algemene Rekenkamer, substituut-ombudsman Categorie 1 Rechterlijke macht Categorie 2 Rechterlijke macht Categorie 3 Rechterlijke macht 55% 20% Leden Eerste en Tweede Kamer* Raadsleden grote steden Statenleden * Vergoeding van EK-leden is afgeleid van TK-leden (circa 25% van de schadeloosstelling). ** Salariscategorie 1: President van en Procureur-generaal bij de Hoge Raad. Salan'scategorie 2: Vice-president van en plaatsvervangend Procureur-generaal bij de Hoge Raad. Salariscategorie 3: Raadsheer in en Advocaat-generaal bij de Hoge Raad, coordinerend Vice-president senior van een gerechtshof, codrdinerend vice-president senior van de rechtbanken te Amsterdam, 's- Gravenhage en Rotterdam, Procureur-generaal, lid van net College van Procureurs-generaal, Hoofdofficier bij de arrondissementsparketten te Amsterdam, 's-gravenhage en Rotterdam, Hoofdofficier bij het landelijk parket. De treden in deze salaristabel worden op een vaste afstand van elkaar gepositioneerd. Door de commissie worden er vier koiommen onderscheiden te weten benoernde bestuurders, Hoge Colleges van Staat, voiksvertegenwoordigers en de Rechterlijke Macht Het kabinet wil dit eerste adviespunt gewijzigd ovememen. Zoals hierboven reeds aangegeven is het kabinet van mening dat ten aanzien van de leden van de Rechterlijke Macht en de Hoge Colleges van Staat het advies vooralsnog geen doorvertaiing dient te krijgen.

43 De commissie Dijkstai heeft in haar eerste advies 'Over dienen en verdienen' van april 2004 terecht aangegeven dat het ministersalaris als hoogste salaris in de publieke sector de norm aan dient te geven. Voor wat betreft de positie van de Vice-president van de Raad van State, de President van de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman deelt het kabinet de opvatting van de commissie dat deze ambtsdragers een bijzondere staatsrechtelijke positie innemen. Dit geldt evenzeer voor de positie van de President van de Hoge Raad en de Procureur-generaal bij de Hoge Raad. Staatsrechtelijke verhoudingen betekenen naar het oordeel van het kabinet echter niet dat het voor ministers voorgestelde salarisniveau een op een doorvertaald dient te worden naar alle leden van de Hoge Colleges van Staat en de Rechterlijke Macht. Er spelen immers ook andere factoren zoals bijvoorbeeld verantwoordelijkheid en de zwaarte van het ambt. De commissie Dijkstai heeft in dit kader zelf wat betreft de ministers de staatsrechtelijke positie, de daaraan gekoppelde verantwoordelijkheden en de publieke druk als belangrijke verschilpunten met de overige ambtsdragers genoemd, Gesteld is daarbij dat deze factoren bij een minister beduidend zwaarder zijn dan bijvoorbeeld van een commissaris van de Koningin of een burgemeester. De commissie Dijkstai pleit mede vanuit deze gedachte voor het niet automatisch doorvertalen van de verhoging van het ministerssalaris naar andere ambtsdragers. Om deze reden heeft de commissie voor de benoemde bestuurders en volksvertegenwoordigers, op grond van een feitelijke analyse van de salarisontwikkeling sinds 1970, een salarisverhouding ten opzichte van het nieuwe ministerssalaris voorgesteld. Het kabinet wil voor de salarisposities van de leden van de Hoge Colleges van Staat en de Rechterlijke Macht eenzelfde redenering volgen. Dit betekent dat de salarispositie van deze ambtsdragers en de onderlinge verhouding in een later stadium op hun eigen merites dient te worden beoordeeld. In beginsel zal dit zijn afgerond voor de daadwerkelijke implementatie van het nieuwe ministerssalaris. Vanzelfsprekend zullen bij die gelegenheid ook de elementen die bij het vaststellen van de salarishoogte door de commissie Dijkstai zijn bezien worden meegewogen.

44 Uitgaande van de door het kabinet voorgestane wijziging komt de bezoldigingstabel er dan als volgt uit te zien: Uitgaande van BBRA % Benoemde bestuurders Minister-president Minister Volksvertegenwoordigers 90% 65% Staatssecretaris Commissan's van de Koningin, Burgemeester grote steden 70% Voorzitter Waterschap, Wethduder grote steden 60% Gedeputeerden 55% Leden Eerste en Tweede Kamer* 20% Raadsleden grote steden Statenleden * Vergoeding van EK-leden is afgeleid van TK-leden (circa 25% van de schadeloosstelling). De vraag naar differentiate in salariering tussen provincies op basis van inwonertallen is reeds aan de orde geweest in het eerste advies van de commissie Dijkstai 'Over dienen en verdienen' van april De commissie heeft destijds aangegeven differentiate tussen provincies, gezien de intermediate positie tussen het rijk en gemeenten, niet wenselijk te vinden. Het kabinet heeft in haar standpunt op dit advies de stelling onderschreven dat ten aanzien van het niiddenbestuur moet worden voorkomen dat differentiatie in salariering de bestuurlijke verhoudingen tussen provincies onderling en met de gemeenten betnvloedt. In vpomoemde overieggen met vertegenwoordigers van de verschillende groepen ambtsdragers is meermaals gesproken over de door de commissie Dijkstai toegepaste techniek. Met name de onde rbouwing van de voorgestelde salarisafstanden van de verschillende groepen ambtsdragers ten opzichte van elkaar riep vragen op. Een aantal vertegenwoordigers pleitte hierbij voor het in stand houden van bestaande salarisafstanden tussen specifieke groepen ambtsdragers, terwijl anderen juist aangaven wijzigingen in de onderlinge verhoudingen voor te staan. In dit kader is door betrokkenen onder andere gewezen op in het verleden uitgevoerde functiewaarderingsonderzoeken bij een aantal groepen ambtsdragers. Daarnaast is ook gewezen op het tijdsbeslag van een politieke functie, dit mede in relatie tot de mogelijkheid voor ambtenaren in de sector Rijk om te kiezen voor een 40-urige werkweek. Zoals hierboven is aangegeven heeft de commissie zich beperkt tot een fettelijke analyse van de loononiwikkeljng vanaf de jaren 70. Staatsrechtelijke verhoudingen zijn

45 daarbij door de commissie niet ter discussie gesteld. Het nieuwe ministerssalaris is als referentiepunt genomen voor het nieuwe salarisgebouw. Bij het bepalen van de hoogte van het nieuwe ministerssalaris zijn de rnatenele gevolgen van de mogelijkheid tot arbeidsduurverlenging voor Rijksambtenaren meegenomen. Het instrument van functiewaardering is door de commissie bewust achterwege gelaten. Het kabinet deelt de opvatting van de commissie dat het instrument van functiewaardering voor politieke ambtsdragers maar in beperkte mate bruikbaar is. De commissie heeft met een aantal voorbeelden aangetoond dat de uiteindelijke uitkomsten van functiewaarderingstrajecten in het verleden in de politieke besluitvorming niet, of slechts ten dele, zijn overgenomen 1. Daarbij is opgemerkt dat met name bij volksvertegenwoordigers een strikte beoordeling op basis van functiewaardering niet strookt met het karakter en de invulling van het ambt. Volksvertegenwoordigers zijn immers vrij te bepalen op welke wijze zij invulling geven aan het hen toegekende mandaat. Alhoewel functiewaardering in het verleden als instrument moeilijk toepasbaar is gebleken voor politieke ambten, dient naar de opvatting van het kabinet voor de toekomst bezien te worden op grond van welke objectieve criteria een inschatting gemaakt kan worden van de feitelijke functiezwaarte van de verschillende politieke functies. Het kabinet zal daarom de nieuw in te stellen permanente adviescommissie verzoeken zich te buigen over een nieuwe systematiek om politieke ambten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van vergelijkbare functies elders in de samenleving te rangordenen. Gevraagd zal daarbij worden om ook een oordeel te geven over in het verleden uitgevoerde functiewaarderingsonderzoeken en onderzoeken naar de werkbelasting. 2.2 fndexering De commissie heeft geconstateerd dat er voor verschillende groepen ambtsdragers uiteenlopende indexeringswijzen voor tussentijdse salarisaanpassingen worden gehanteerd. Daarbij zijn sommige functies gekoppeld aan de salarisontwikkeling van de sector Rijk en worden de en van andere ambtsdragers aangepast aan een CBS-indexcijfer dat de contractloonontwikkeling weergeeft. Daarbij heeft de commissie opgemerkt dat rigiditeit moet worden voorkomen. Ook bij structured aanpassingen van het ministersalaris wordt de hele tabel niet automatisch aangepast Ook dit dient op grond van de advisering door de toekomstige onafhankelijke beloningscommissie steeds eigenstandig te worden beoordeeld. Adviespunt 2. commissie Dijkstai De totale salaristabel voor politieke ambtsdragers wordt gemdexeerd aan de hand van de salarisontwikkeling in de sector rijk Het kabinet wil dit adviespunt ongewijzigd overnemen. De wenselijkheid van een eenduidige indexeringswijze wordt door het kabinet pnderschreven. Een eenduidige indexering van het gehele salarisbouwwerk draagt, in combinatie met het voorstel voor de nieuwe systematiek van vaste kostenen, voor de toekomst bij aan het - Rapport van de Commissie functiewaardering Leden van de Tweede Kamer (1991) Advies bezoldiging gedeputeerden (1992) Gewaardeerd en bezoldigd: Rapport onderzoek bezoldiging wethouders (2001) 6

46 voorkomen van een onevenredige salarisontwikkeling van de verschillende groepen ambtsdragers. Pit zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van de salarisontwikkeling in de sector Rijk. 2.3 Vaste kostenen De commissie heeft in zijn advies forse verschillen geconstateerd in de hoogte van de forfaitaire kostenen. Deze en blijken tussen de verschillen groepen ambtsdragers sterk in omvang te varieren van 2% tot 24% van het bruto salaris (van 164 tot 1.647), De commissie constateert dat ook uit de lange termijnontwikkeling van de vaste kosten een diffuus beeld blijkt. Ter vereenvoudiging van het ensysteem wordt door de commissie het volgende voorstel gedaan: Adviespunt 3, commissie Dijkstai De vaste Onkosten wordt uitgedrukt in een percentage van het bruto maandsalaris te weten 6%. Voorgemeentenaadsleden en leden van provinciale staten wordt dit (is een belaste bruto). De Minister-president en de minister van Buiza behouden een dubbele ambtstoelage en de leden van de Eerste Kamer ontvangen dezelfde als de Tweede Kamerieden. Dit voorstel van de commissie bevestigt de al langer bestaande wens tot een vereenvoudiging van het systeem van de vaste kostenen. Het kabinet wil dit advies van de commissie dan ook volledig overnemen. De huidige systematiek van de vaste kostenen dateert van De vaste kostenen werden tot 1998 onbelast verstrekt. Mede ten gevolge van gewijzigde belastingwetgeving is destijds op verzoek van de belastingdienst in opdracht van de Vereniging van Nederiandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinctaal Overieg (IPO) een onderzoek venricht naar de werkelijk gemaakte kosten waarvoor de vaste kostenen worden toegekend, Dit onderzoek is in een aantal overleggen met de vertegenwoordigers van de verschillende groepen ambtsdragers ter sprake gekomen. De belangrijkste uitkomst van het onderzoek was dat de gemiddelde feitelijke kosten in overeenstemming waren met de en! maar dat er in de uitgaven binnen de onderscheiden kostencategorieen een forse spreiding was. Omdat op basis van de onderzoeksresultaten de verschillende groepen ambtsdragers niet langer konden worden aangeduid ais fiscaal te behandelen homogene groepen heeft de Belastingdienst geconcludeerd dat de huidige vaste kostenen in de belasfingheffing betrokken worden. Om deze reden zijn de vaste kostenen vervolgens gebruteerd. Paarnaast is in dit onderzoek ook opgemerkt dat er bij politieke ambtsdragers veel pnduidelijkheid bestaat over de betekenis en invulling van de vaste kosten. Het voorstel van de commissie Dijkstai betekent naar de mening van het kabinet een sterke verduidelijking en vereenvoudiging van de ssystematiek. 2.4 Neveninkomsten De commissie Dijkstai constateert dat het huidige systeem van (verrekening van) neveninkomsten momenteel alleen van toepassing is op de leden van de Tweede

47 Kamer. De commissie stelt dat niet valt in te zien wadrom dit principe alleen op Tweede Kamerieden van toepassing is en niet op de overige fulltime politieke ambtsdragers, Om deze reden komt de commissie tot het volgende adviespunt: Adviespunt 4. commissie Dijkstai Neveninkomsten van fulltime bestuurders uit de publieke kas uit hoofde van de functie (q.q.-functies) worden in provincie- of gemeentekas gestort. Deze al bestaande verplichting wordt uitgebreid voor neveninkomsten van deze ambtsdragers afkomsfig uit de publieke kas ook als dit geen qq-functie betreft Onder neveninkomsten uit de publieke kas worden verstaan inkomsten uit functies in openbare dienst en bij publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen. Voorde overige neveninkomsten geldt de kortingsregeling voor leden van de Tweede Kamer die ook wordt ingevoerd voor andere fulltime politieke ambtsdragers (commissarissen van de Koningin f gedeputeerden, burgemeesters en wethouders in gemeenten met meer dan inwoners), Het kabinet wil ook dit voorstel van de commissie overnemen. Het kabinet onderschrijft de ratio van de voorgestelde regeling welke is gelegen in een opvatting over publieke ambten. Het salaris dat bij een publiek ambt hoort is een volwaardig salaris en moet dat ook zijn. Vanuit deze gedachte is door de commissie Dijkstai naar het ministerssalaris en de salarissen van de overige ambtsdragers gekeken. Het kabinet deelt de opvatting dat een fatsoenlijk salaris in de pubiieke sector niet substantieel behoeft te worden aangevuld met inkomsten uit nevenfuncties. Het is niet wenselijk dat door cumulaties van publieke nevenfuncties een hoog inkomen uit publieke kas wordt 'gestapeld'. Wat betreft de neveninkomsten uit de publieke kas is het kabinet met de commissie van mening dat deze inkomsten bij politieke ambtsdragers met een volledig inkomen uit hun publieke functie als qualitate qua inkomsten kunnen worden beschouwd. Pit voorstel wil het kabinet dan ook volledig overnemen. Voor de definitie van organisaties en rechtspensonen waar inkomsten worden genoten uit de publieke kas wordt aangesloten bij de definitie die is gehanteerd in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. Wat betreft de kortingsregeling van neveninkomsten op de bezoldiging deelt het kabinet de opvatting van de commissie dat niet valt in te zien waarom deze regeling momenteel alleen voor Tweede Kamerieden geldt. Conform het advies wil het kabinet deze regeling dan ook invoeren voor de voorgestelde groepen ambtsdragers. In de overleggen met de verschillende categorieen ambtsdragers is de vraag aan de orde geweest wat dit betekent voor de fulltime politieke ambtsdragers die naast de uitoefening van het ambt andere inkomsten genieten, bijvoorbeeld uit eigen bedrijf. Het kabinet is van mening dat het voor de hand ligt om voor de definitie van neveninkomsten aan te sluiten bij de definitie van artikel 3 van de Wet schadeloosstelling laden Tweede Kamer. In deze bepaling wordt onder neveninkomsten verstaan het gezamenlijke bedrag dat het kameriid wegens het verrichten van nevenactivjteiten tijdens het lidmaatschap geniet als: a. winst uit een of meer ondernemingelrr, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001); b. belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid en c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens vooizover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet IB 2001.

48 Onder winst uit ondememing wordt ingevolge artikel 3.8 de Wet IB 2001 verstaan het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een ondememing. Tijdens het wetgevingstraject dient nader bezien te worden in hoeverre deze strikte koppeting aan het fiscale regime in de praktijk tot onevenredige uitkomsten kan leiden. De kortingsregeling is zodanig ingericht dat neveninkomsten tot 14% van de bezoldiging worden vrijgelaten. Vervolgens worden de neveninkomsten die meer dan 14% van de bezoldiging bedragen met 50% gekort op de bezoldiging. De korting bedraagt uiteindelijk ten hoogste 35% van de bezoldiging. Door deze systematiek is de werking van de kortingsregeling naar het oordeel van het kabinet relatief te noemen, aangezien er nooit meer zal worden gekort dan 35% van de bezoldiging. De praktijk van de regeling voor de leden van de Tweede Kamer toont aan dat de voorgestelde regeling naar behoren functioneeit 2.5 Kiassenlfidelitig genrteenten Omwille van een heldere systematiek stelt de commissie Dijkstai voor de vijf verschillende indelingen in gemeenteklassen, die worden gebruikt voor het vaststellen van de bezoldiging en onkostenen van de verschillende categorieen politieke ambtsdragers in gemeenten, terug te brengen tot een klassenindeling. Adviespunt 5. commissie Dijkstai Het aantal indelingen in gemeenteklassen wordt teruggebracht van 5 naar 1 (indeling in gemeenteklassen voor burgemeesters wordt ook toegepast voor wethouders en raadsleden). Het kabinet wil dit voorstel ongewijzigd overnemen. In combinatie met de voorstellen tot vereenvoudiging en uniformering van het systeem van vaste kostenen en de eerder voorgenomen afschaffing van het periodiekenstelsel burgemeesters komt er een nieuwe klassenindeling voor de bezoldiging van gemeentebestuurders. Hieronder treft u het voorstel voor een nieuwe salaristabei aan. In deze tabel zijn naast de salarissen van burgemeesters in de verschillende gemeenteklassen ook de salarissen van wethouders en raadsleden opgenomen. Door het gelijktijdig afschaffen van het periodiekenstelsel van burgemeesters, zoals door de commissie Dijkstai geadviseerd in het eerste advies, zijn de gemeenteklassen van genoemde groepen ambtsdragers op grond van de nieuw ontstane klassenindeling burgemeesters samengevoegd. De VNG heeft in relatie tot het aantal gemeenteklassen tijdens het genoemde bestuurlijk overieg eveneens voorgesteld om in gemeenten tot en met inwoners de beperkingen van de tijdbestedingsnormen voor wethouders af te schaffen. Het kabinet kan zich vinden in deze wens van de VNG om ook gemeenteraden in gemeenten tot en met inwoners volledig vrij te laten in de vaststelling van de tijdbestedingsnorm. Tengevolge van deze vereenvoudiging is de gemeenteraad in alle gemeenten vrij per wethouder een deeltijdfactor vast te stellen. De commissie Dijkstai heeft in haar advies alleen de materiele gevolgen voor de ambtsdragers in de grote gemeenten weergegeven. In de bijlage is de door de commissie Dijkstai voorgestane systematiek uitgewerkt voor de lokale ambtsdragers in de verschillende gemeenteklassen. 9

49 De nieuwe bezoldigingstabel voor gemeenten komt er als volgt uit te zien 2 : Bezoldigingstabel gemeenten Klasse Aantal inwoners tot en met en meer Burgemeesters 4.360, ,67 5,553, , , , , , , , ,65 Wethouders 3.212, , , , , ,72 6,127, , , , ,30 Raadsleden 235,84 235,84 261,23 412,75 643,37 998,65 13OT, , , , ,80 Wat betreft de waterschapsbestuurders heeft de commissie zich beperkt tot de voorzitters van de waterschappen. Ook hier geldt dat door de commissie alleen de maximumbezoldiging van de voorzitter in het grootste waterschap is aangegeven, Bij de waterschappen geldt eveneens een klassenindeling waarbij de bezoldiging van de voorzitters is ingedeeld in zeven klassen. De indeling in een salarisklasse is afhankelijk van de omvang van het budget en de omvang van de taken van het desbetreffende waterschap. De bezoldiging van de dagelijks bestuursleden van een waterschap wordt op grond van het Besluit bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap afgeleid van de bezoldiging van de voorzitter en bedraagt 20% van deze bezoldiging, Deze systematiek geldt eveneens voor de leden van het algemeen bestuur van het waterschap. Zij ontvangen op grond van het Besluit en en tegemoetkoming leden algemeen bestuur waterschap een die 3% van het salaris van de voorzitter bedraagt. Tijdens het bestuurlijk overleg hebben de vertegenwoordigers van de waterschapsbesturen aangegeven het wenselijk te vinden om ook de bezoldiging van de leden van het algemeen en het dagelijks bestuur van de waterschappen uit te drukken in een percentage van het ministerssalaris. Met kabinet heeft echter geconcludeerd dat het direct koppelen van deze bestuursleden aan het ministerssalaris op technische bezwaren stuit. Het rechtstreeks onderbrengen van deze leden in de systematiek van de bezoldigingstabel voor politieke ambtsdragers zou onevenredige materiele effecten met zich brengen. Om deze reden kiest het kabinet ervoor vooralsnog de bestaande bezoldigingssystematiek te handhaven. Wel is het kabinet van mening dat het wenselijk is dat de nieuw in te stellen permanente advies commissie zich in de toekomst over de ssystematiek voor de leden van het algemeen en dagelijks bestuur van de waterschappen buigt. Dit geldt eveneens voor de systematiek van kostenen. Een vergelijking met de huidige salarisbedragen is opgenomen in de bijlage. 10

50 Indien het voorstel van de commissie Dijkstai wordt doorvertaald naar de overige klassen komt de bezoldigingstabel voor de waterschapsvoorzitters er als volgt uit te zien',3. Bezoldigingstabel voorzitters waterschapsbesturen Klasse Voorzitters , , , , , , ,30 3, Overige onderwerpeo In de bestuurlijke overleggen zijn ook een aantal onderwerpen aan de orde geweest aangaande de rechtspositie die buiten het bestek vallen van het advies van de commissie Dijkstai over de beloningsverhoudingen. Zowel door de VNG als ook door het IPO is gepleit voor een extra voor fractievoorzitters en commissievoorzitters in gemeenten en provincies. Dit gezien de veronderstelde hogere werkbelasting. Het kabinet wil er op wijzen dat met de huidige voorstellen voor een nieuw salarisbouwwerk een substantiele verbetering van de materiele rechtspositie van gemeenteraadsieden en de leden van provinciale staten wordt voorgestaan. In dit licht lijkt er geen directe aanleiding om voor specifieke groepen raads- en statenleden nog verdergaande salarisvoorstellen te doen. Daarnaast is het kabinet van mening dat de veronderstelde extra werkbelasting ook sterk afhankelijk is van de specifieke situatie binnen de verschillende provincies/gemeenten c.q. fracties. Zo spelen bijvoorbeeld ook de grootte van een fractie of de zwaarte van een commissie een rol. Ook zijn de wachtgeldregelingen aan de orde geweest die gemeenten en provincies op dit moment op grond van de rechtspositiebesluiten voor raads- en statenleden kunnen treffea Zo heeft het IPO in een modelverordening een wachtgeldregeling getroffen voor een uitkering bij aftreden met een sollicitatieplicht voor gewezen statenleden met een kortingsregeling boven het minimumloon. Het kabinet acht wachtgeldregelingen voor gemeenteraadsieden en leden van provinciale staten echter niet wenselijk. Het raadslidmaatschap en het lidmaatschap van provinciale staten zijn nevenfuncties. Dit is dan ook de reden geweest om, in afwijking van het eerste advies van de commissie Dijkstai, deze ambtsdragers niet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers op te nemen. 3 De materiele gevolgen voor de overige leden van het dagelijks bestuur en de leden van de algemene besturen van de waterschappen zijn eveneens weergegeven in de bijlage. 11

51 Tijdens genoemde overteggen is ook gebleken dat volksvertegenwoordigers die uit hoofde van hun functie een functie vervullen in een intemationale parlementaire assemblee, in een aantal gevallen geen ontvangen voor deze werkzaamheden. Gezien de aard en het karakter van deze werkzaamheden lijkt dit in bepaalde situaties niet redelijk. Het kabinet wii bezien of het mogelijk is een regeling te treffen op grond waarvan een in specifieke situaties mogelijk wordt gemaakt. 4. Invoering en overgangsrecfit Wat betreft de vereenvoudiging van de systematiek van vaste kostenen leiden de voorstellen ertoe dat in een aantal gevallen de Onkosten lager wordt vastgesteld. Dit betreft met name de commissarissen van de Koningin. Deze herziening van het enstelsel dient echter te worden bezien in samenhang met de salarisvoorstellen. Geconcludeerd kan worden dat de gedane salaris voorstellen voor een beperkte groep ambtsdragers leidt tot een materiele achteruitgang, te weten de wethouders in gemeententen tussen de en inwoners. Voor deze groep lijkt overgangsrecht aangewezen, De voorstellen met betrekking tot het terugstorten c.q de verrekening (kortingsregeling) van de inkomsten uit nevenfuncties gelden voor alle politieke ambtsdragers met een volledige betrekking. Echter gezien het materiele effect van de voorstellen voor individuele ambtsdragers is het denkbaar dat een invoering van deze voorstellen plaatsvindt met ingang van een nieuwe mandaatsperiode. 12

52 5, Ffnanciele coosequeoties De effecten van het kabinetsstandpunt op de voorstellen van het advies van de commissie Dijkstai op de loonsom en het totaal van de pnkostenen van de verschillende ambtsdragers is per categorie ambtsdrager in onderstaande tabel aangegeven. in de tabel ontbreken de waterschapsbestuurders omdat de bezoldiging van deze categorie door de waterschappen zetf wordt gefinancierd. Tweede Kamer Eerste Kamer Totaal Rijk CdK Gedeputeerde Statenlid Totaal provincies Burgemeester Wethouder Raadslid Totaal gemeenten Effect op de loonsom (^eriaar) , Effect aanpassing Totaal kosten (Pfcriaai) ; , De conclusie is dat de stijging van de loonsom gematigd wordt door een gemiddelde daling van de hoogte van de vaste kosten. De totale huidige loonsom bedraagt momentee! circa 367 miljoen. De stijging van de loonsom indien de voorstellen worden getmpiementeerd, bedraagt circa 21,5 miljoen. 13

53 Bijlage Materiele gevolgen van de voorstellen voor politieke ambtdragers in de verschillende klasseh bij gemeenten en waterschappen. Raadsfeden Klasse Nieuwe Aantal inwoners klasse Huidige Toename Huidige Kosten- Nettokosten- effect ,23 30% 79, % ,03 496,66 519,49 643,37 121, , ,17 235, ,661 14% 251,02! 130, , , ,33 304,17 152,14 14% 1.727,26 319,35 172,73 19% en meer 1.891, ,80 30% 456,50 244,98 15% Wethouders Klasse AantaMnwoners tot en met * en meer Huidige 3,106, , , , , , ,23 6,464, , , ,27 Nieuwe 3.212,52 ^ 3.576, , , , , , , , , ,30 Toename 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 245,45 245,45 245,45 403,35 521,79 569,35 569,35 569,35 569,35 569,35 569,35 Huidige kosten Kosten 6% 192,75 214,62 244,83 278,21 311,85 334,12 367,65 401,12 434,76 458,16 614,46 Nettoeffect 2% 2% 3% 1% -1% -1% 0% 1% 1% 2% 3% 14

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen De raad van de gemeente Menaldumadeel; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit

Nadere informatie

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN (inclusief 1 e wijziging)

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN (inclusief 1 e wijziging) MID 07/015 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN (inclusief 1 e wijziging) De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid,

Nadere informatie

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2006.

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2006. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2006. Nummer: 5b. De Raad van de gemeente Boxmeer; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

TOELICHTING Wettelijke regelingen Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

TOELICHTING Wettelijke regelingen Hoofdlijnen gemeentelijke verordening TOELICHTING ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB,

Nadere informatie

- 1 - gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

- 1 - gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; - 1 - Registratienummer: 2014-000916/r De raad van de gemeente Weststellingwerf, gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; gelet op het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

2007/045 VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN

2007/045 VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2007/045 VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN De raad van de gemeente Alkemade, gelet op de artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit raads-

Nadere informatie

gezien de circulaires van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten d.d. 17 mei 2006 (MARZ/CvA/U200600890) en 7 juli 2006 (MARZ/CvA/u200601086);

gezien de circulaires van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten d.d. 17 mei 2006 (MARZ/CvA/U200600890) en 7 juli 2006 (MARZ/CvA/u200601086); Raadsbesluit R 2006.093A De raad van de gemeente Bladel; overwegende dat het gewenst is, gezien de datum van de totstandkoming en de ontwikkelingen daarna, de Verordening vergoedingen gemeentebestuurders

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 vastgesteld door gemeenteraad op 2014 Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie:

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden van de gemeente Leudal 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden van de gemeente Leudal 2014 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden van de gemeente Leudal 2014 De gemeenteraad van de gemeente Leudal Gelet op de artikelen 44, 2 e en 3 e lid, 95 tot en met 99 en 147 van de

Nadere informatie

Nr GEMEENTEBLAD De raad van de gemeente Westerveld, Hoofdstuk

Nr GEMEENTEBLAD De raad van de gemeente Westerveld, Hoofdstuk GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Westerveld. Nr. 27581 19 mei 2014 De raad van de gemeente Westerveld, Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden 2006

Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden 2006 Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden 2006 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Lelystad Officiële naam regeling Verordening rechtspositie

Nadere informatie

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; De raad van de gemeente Maasdriel; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads-

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Nummer 10 van 2005 PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Gedeputeerde staten van Zeeland maken bekend dat; provinciale staten van Zeeland bij besluit van 8 oktober 2004 hebben vastgesteld de hierna volgende Verordening

Nadere informatie

Verordening rechtpositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen

Verordening rechtpositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen Verordening rechtpositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013.

Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013. Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013. Z.6027 /RB.173 De Raad der gemeente Zederik; gelezen het raadsvoorstel van 2 september 2013; overwegende, dat in zowel het

Nadere informatie

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2010. De raad van de gemeente Maasdriel;

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2010. De raad van de gemeente Maasdriel; De raad van de gemeente Maasdriel; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juli 2010; gelet op artikel 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet en het rechtspositiebesluit

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2009

Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2009 CVDR Officiële uitgave van Heerlen. Nr. CVDR9933_1 12 juli 2016 Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2009 HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Artikel 3 Onkostenvergoeding Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen Artikel 5 Reiskosten Artikel 6 Verblijfkosten

Artikel 3 Onkostenvergoeding Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen Artikel 5 Reiskosten Artikel 6 Verblijfkosten RAADSBESLUIT Raadsvergadering van 21 januari 2010 De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 21 januari 2010, gelezen het voorstel van het presidium van 2 november 2009; Gelet op artikelen

Nadere informatie

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen No. 081106 St.-Annaparochie, 27 november 2008. De raad van de gemeente het Bildt; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE SINT ANTHONIS

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE SINT ANTHONIS VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE SINT ANTHONIS De Raad van de gemeente Sint Anthonis; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 juli 2009; gelet

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden De raad van de gemeente Borsele; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon (0184) 495. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 september 2009;

Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon (0184) 495. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 september 2009; Versie geldig vanaf 28 september 2009 Verordening op rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009. Verantwoordelijke afdeling Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon

Nadere informatie

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van ; gezien het voorstel van het college van 6 februari 2007,doc.nr. B 200707254/09192;

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van ; gezien het voorstel van het college van 6 februari 2007,doc.nr. B 200707254/09192; Variabelen in het CONCEPTBESLUIT: De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van ; gezien het voorstel van het college van 6 februari 2007,doc.nr. B 200707254/09192; b e s l u i t : De gemeenteraad

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Houten

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Houten De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 mei 2011, nr. 2011-038 gelezen en besluit; overwegende dat het gewenst is om de Verordening rechtspositie wethouders,

Nadere informatie

Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld

Nadere informatie

RAADSBESLUIT. Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 april 2012, met nummer 33/2012;

RAADSBESLUIT. Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 april 2012, met nummer 33/2012; RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Sint-Oedenrode; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 april 2012, met nummer 33/2012; en gelet op : artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013 onder de WKR

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013 onder de WKR BESLUIT De raad van de gemeente Aalburg; Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 augustus 2013; gehoord de overwegingen van de opiniërende vergadering d.d.. 2013; gelet

Nadere informatie

vast te stellen de volgende: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2011

vast te stellen de volgende: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2011 Besluit raad Besluitnummer 62(a) / 2010 Onderwerp Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Lingewaard 2011 De raad van de gemeente Lingewaard; gelezen het voorstel

Nadere informatie

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht Inhoud van deze regeling Provinciale Staten van Utrecht; Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 19 januari 2010,

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; Nr. B-5.20.2008 De raad van de gemeente Eemsmond; Gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; Gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, De raad van de gemeente Strijen. gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads-

Nadere informatie

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014 1 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN De raad van de gemeente Simpelveld, gelet op de artikelen 44, tweede

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders gemeente De Wolden 2011

Verordening rechtspositie wethouders gemeente De Wolden 2011 De raad van de gemeente De Wolden gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders, besluit

Nadere informatie

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS EN RAADSLEDEN De raad van de gemeente Leeuwarderadeel gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 CVDR Officiële uitgave van Rhenen. Nr. CVDR104541_1 23 mei 2017 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 De raad van de gemeente Rhenen, gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Verordening rechtspositie raadsleden en fractievertegenwoordigers

Verordening rechtspositie raadsleden en fractievertegenwoordigers CVDR Officiële uitgave van Waalre. Nr. CVDR49353_2 23 mei 2017 Verordening rechtspositie raadsleden en fractievertegenwoordigers VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADSLEDEN EN FRACTIEVERTEGENWOORDIGERS De raad

Nadere informatie

Raadsbesluit Reg. nr : 0810124 Ag. nr : 9 Datum : 27-05-08

Raadsbesluit Reg. nr : 0810124 Ag. nr : 9 Datum : 27-05-08 Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11-03-08 ; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; Besluit De Verordening rechtspositie wethouders, raads-

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden CVDR Officiële uitgave van Veere. Nr. CVDR305349_2 28 november 2017 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden De raad van de gemeente Veere; gelet op de artikelen 44, tweede en derde

Nadere informatie

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden 2012.

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden 2012. Vergadering: 6 maart 2012 Agendanummer: 5 Status: Opiniërend Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar E.J. Maring van der Ploeg, 0595 447716 Email: gemeente@winsum.nl (t.a.v. E.J. Maring

Nadere informatie

verordening op rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009

verordening op rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009 CVDR Officiële uitgave van Sliedrecht. Nr. CVDR44741_1 12 juni 2018 verordening op rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009 Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Versie

Nadere informatie

4",..,,,.' B .C-. E R N H EZ E. gezien het bijbehorende voorstel van burgemeester en wethouders van 15 april 2014;

4,..,,,.' B .C-. E R N H EZ E. gezien het bijbehorende voorstel van burgemeester en wethouders van 15 april 2014; .: ~.~ E R N H EZ E 4",..,,,.' B.C-. Raadsvergadering: 21 mei 2014 Agendapunt: 10 Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden onder werkkostenregeling 2014 De raad van de

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 De raad van de gemeente Buren; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het

Nadere informatie

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 9 maart 2010;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 9 maart 2010; De raad van de gemeente Cuijk gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 9 maart 2010; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden CVDR Officiële uitgave van Neerijnen. Nr. CVDR72874_2 8 november 2016 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden De raad van de gemeente Neerijnen - gelet op de artikelen 44, tweede

Nadere informatie

vast te stellen de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012.

vast te stellen de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012. Nr. 7.2 Afdeling rg De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat voor het papierloos werken en vergaderen de rechtspositie aanpassing behoeft een verlaging van de onkostenvergoeding van raadsleden daaronder

Nadere informatie

Voorstel van het college inzake verordening voorzieningen wethouders.

Voorstel van het college inzake verordening voorzieningen wethouders. rv 181 Bestuursdienst BSD/2006.2960 RIS 142000_061206 Gemeente Den Haag RIS142000_11-DEC-2006 Voorstel van het college inzake verordening voorzieningen wethouders. Inleiding Onlangs is de geactualiseerde

Nadere informatie

Gemeente Wormerland. Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Burgerraadsleden 2013. Wetstechnische informatie. Tekst van de regeling

Gemeente Wormerland. Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Burgerraadsleden 2013. Wetstechnische informatie. Tekst van de regeling Gemeente Wormerland Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Burgerraadsleden 2013 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Gemeente Wormerland Officiële naam regeling

Nadere informatie

Gemeenteblad van Zaltbommel 2011 Nr. 4.1

Gemeenteblad van Zaltbommel 2011 Nr. 4.1 Gemeenteblad van Zaltbommel 2011 Nr. 4.1 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2011 Status In werking Algemene informatie Gegevens van de regeling Bestuursorgaan dat regeling vaststelde

Nadere informatie

Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden CVDR Officiële uitgave van Coevorden. Nr. CVDR310606_1 16 mei 2017 Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden No. 2010/681 De raad van de gemeente Coevorden; gelet op de artikelen 44

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raadsen commissieleden gemeente Kerkrade 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raadsen commissieleden gemeente Kerkrade 2014 De raad van de gemeente Kerkrade, gelet op de artikelen 44, 95, 96, 97, 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

Nadere informatie

Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Forumleden in de gemeente Montfoort 2011

Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Forumleden in de gemeente Montfoort 2011 g e m e e n t e Verordening rechtspositie Wethouders, Raads- en Forumleden in de gemeente Montfoort 2011 De raad van de gemeente Montfoort gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 mei 2007;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 mei 2007; Raadsbesluit De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 mei 2007; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met

Nadere informatie

provinciaal blad 1. dat Provinciale Staten in hun vergadering van 18 december 2002, onder nummer 10, geamendeerd hebben vastgesteld hetgeen volgt:

provinciaal blad 1. dat Provinciale Staten in hun vergadering van 18 december 2002, onder nummer 10, geamendeerd hebben vastgesteld hetgeen volgt: provinciaal blad nr. 1 ISSN: 0920-1092 V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N 24 januari 2003 Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 21 januari 2003, nr. 2003-327, PO, tot bekendmaking

Nadere informatie

VERORDENING VOORZIENINGEN WETHOUDERS, RAADSLEDEN, DUO RAADSLEDEN EN COMMISSIELEDEN.

VERORDENING VOORZIENINGEN WETHOUDERS, RAADSLEDEN, DUO RAADSLEDEN EN COMMISSIELEDEN. VERORDENING VOORZIENINGEN WETHOUDERS, RAADSLEDEN, DUO RAADSLEDEN EN COMMISSIELEDEN. De raad van de gemeente Waterland, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 44, tweede

Nadere informatie

Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2016

Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2016 Concept verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2016 De raad van de gemeente [naam gemeente]; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

Nadere informatie

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Zuidhorn. Nr. 29803 28 mei 2014 Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2014 De raad van de gemeente Zuidhorn gelet op de artikelen 44, tweede en

Nadere informatie

MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN

MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN MODEL VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders 2014 gemeente Ridderkerk

Verordening rechtspositie wethouders 2014 gemeente Ridderkerk GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Ridderkerk. Nr. 33417 20 april 2015 Verordening rechtspositie wethouders 2014 gemeente Ridderkerk De raad van de gemeente Ridderkerk, gezien het voorstel van

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 december 2011, nr. 12.03;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 december 2011, nr. 12.03; De raad van de gemeente Heeze-Leende; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rec htspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

Besluit voorzieningen burgemeester, gemeentesecretaris en raadsgriffier

Besluit voorzieningen burgemeester, gemeentesecretaris en raadsgriffier Besluit voorzieningen burgemeester, gemeentesecretaris en raadsgriffier vastgesteld door het college op 31 oktober 2006 1 INHOUDSOPGAVE PAGINA Inleiding... 3 Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen... 3 Artikel

Nadere informatie

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS 2014 onder WKR. De raad van de gemeente Oss

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS 2014 onder WKR. De raad van de gemeente Oss VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS 2014 onder WKR De raad van de gemeente Oss gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit

Nadere informatie

RAADSBESLUIT. Datum en nummer 20 september 2007, nummer 040/2007. De raad van de gemeente Papendrecht;

RAADSBESLUIT. Datum en nummer 20 september 2007, nummer 040/2007. De raad van de gemeente Papendrecht; RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 040/2007 De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007; gelet op de artikelen 44, tweede en derde

Nadere informatie

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; De raad van de gemeente Doetinchem; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2010 over de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Doetinchem 2010; gelet

Nadere informatie

Reg. nr.: Z /INT *ZAADFBAC759* Oude versie met artikelsgewijs de aanpassingen.

Reg. nr.: Z /INT *ZAADFBAC759* Oude versie met artikelsgewijs de aanpassingen. Reg. nr.: Z-14-08261 /INT-14-03950 *ZAADFBAC759* Oude versie met artikelsgewijs de aanpassingen. De raad van de gemeente Lingewaal; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Zeewolde. Nr. 22094 10 februari 2017 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014 De raad van de gemeente Zeewolde, gelezen het

Nadere informatie

Onderwerp : Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Onderwerp : Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006. RAADSVOORSTEL Onderwerp : Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006. Toelichting Naast hetgeen bij wet of ministerieel besluit voor wethouders, raads- en commissieleden is bepaald

Nadere informatie

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: Agenda nr: Onderwerp: verordening rechtspositie wethouders. Aan de gemeenteraad,

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: Agenda nr: Onderwerp: verordening rechtspositie wethouders. Aan de gemeenteraad, Raadsnota Raadsvergadering d.d.: Agenda nr: Onderwerp: verordening rechtspositie wethouders Aan de gemeenteraad, 1. Doel, Samenvatting en Advies van het raadsvoorstel De regeling van de rechtspositie van

Nadere informatie

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; De raad van de gemeente Doetinchem; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2010 over de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Doetinchem 2010; gelet

Nadere informatie

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen. Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen. Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006. vastgesteld door gemeenteraad d.d. 27-11-2007 Gewijzigd d.d. 11-12-2012 (art 8 en 30) Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders Gemeente Horst aan de Maas 2015

Verordening rechtspositie wethouders Gemeente Horst aan de Maas 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Horst aan de Maas. Nr. 90205 1 oktober 2015 Verordening rechtspositie wethouders Gemeente Horst aan de Maas 2015 raadsbesluit Bijlage van gemeentebladnummer

Nadere informatie

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 201 4

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 201 4 CVDR Officiële uitgave van Roosendaal. Nr. CVDR338273_1 1 maart 2016 Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 201 4 De raad van de gemeente Roosendaal; Gezien het advies van het raadspresidium

Nadere informatie

Tekstuitgave van de verordening voorzieningen wethouders-, raads-, burger- en commissieleden

Tekstuitgave van de verordening voorzieningen wethouders-, raads-, burger- en commissieleden Tekstuitgave van de verordening voorzieningen wethouders-, raads-, burger- en commissieleden De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Toelichting Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden.

RAADSVOORSTEL. Toelichting Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden. RAADSVOORSTEL Onderwerp : Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden Toelichting Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden. In de raadsvergadering van 31 oktober 2006 is een wijziging

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum : Raadsvoorstel Reg. nr : 0710351 Ag nr. : Onderwerp Verordening rechtspositie wethouders-, raads- en commissieleden 2006. Status Besluitvormend. Voorstel De Verordening rechtspositie wethouders, raads-

Nadere informatie

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer december 2014

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer december 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer 20 30 december 2014 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergeijk 2014 De raad der gemeente Bergeijk; Gezien

Nadere informatie

: Actualisering van de "Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2007".

: Actualisering van de Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2007. RAADSVOORSTEL Onderwerp : Actualisering van de "Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2007". Toelichting Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden. In de raadsvergadering van 31 oktober

Nadere informatie

De discussie heeft ons aanleiding gegeven tot de volgende opmerkingen en wijzigingen:

De discussie heeft ons aanleiding gegeven tot de volgende opmerkingen en wijzigingen: Aan: de voorzitter en leden van provinciale staten van Drenthe Assen, 22 september 2005 Ons kenmerk 38/PO/A11/2005008773 Behandeld door de heer B. Stoffers (0592) 36 55 54 Onderwerp: Opmerkingen/wijzigingen

Nadere informatie

Verordening rechtspositie raadsleden, fractievertegenwoordigers en wethouders

Verordening rechtspositie raadsleden, fractievertegenwoordigers en wethouders Verordening rechtspositie raadsleden, fractievertegenwoordigers en wethouders De raad van de gemeente Beesel; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Maasgouw 2007

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Maasgouw 2007 CVDR Officiële uitgave van Maasgouw. Nr. CVDR75194_4 28 november 2017 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Maasgouw 2007 De raad van de gemeente Maasgouw; gelet op de

Nadere informatie

VII - R. Raadsgriffie nummer

VII - R. Raadsgriffie nummer Voorstel GEMEENTERAAD Vergadering 13 februari 2012 stuknummer onderwerp Wijziging Rechtspositieregeling wethouders, raads- en commissieleden VII - R dienst Raadsgriffie nummer Enschede 23 januari 2012

Nadere informatie

Nummer raadsnota: Onderwerp: Vaststelling Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gem. Drimmelen. 1. besluit met Verordening

Nummer raadsnota: Onderwerp: Vaststelling Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gem. Drimmelen. 1. besluit met Verordening Aan de Raad Made, 29 januari 2008 Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 20 maart 2008 Agendapunt : 6 Raadsvergadering: 17 april 2008 Nummer raadsnota: Onderwerp: Vaststelling

Nadere informatie

1. Beslispunten: Vaststellen nieuwe Verordening Rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.

1. Beslispunten: Vaststellen nieuwe Verordening Rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden. P r o v i n c i e F l e v o l a n d Statenvoorstel Aan: Provinciale Staten Onderwerp: Modelverordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden 1. Beslispunten: Vaststellen nieuwe Verordening

Nadere informatie

Gemeente Stadskanaal: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Stadskanaal 2015

Gemeente Stadskanaal: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Stadskanaal 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Stadskanaal. Nr. 114398 1 december 2015 Gemeente Stadskanaal: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Stadskanaal 2015 De raad van de

Nadere informatie

Onderwerp: Wijziging "Verordening wethouders en raadsleden 2007"

Onderwerp: Wijziging Verordening wethouders en raadsleden 2007 Inleiding:De rechtspositie van de wethouders en de raadsleden is vastgelegd in de Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2007. Feitelijke informatie:de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Nadere informatie

VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN HOOFDSTUK I, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN HOOFDSTUK I, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN HOOFDSTUK I, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk

Nadere informatie

Brochure over de. Rechtspositie van staten- en commissieleden van de provincie Utrecht

Brochure over de. Rechtspositie van staten- en commissieleden van de provincie Utrecht Brochure over de Rechtspositie van staten- en commissieleden van de provincie Utrecht 2 Inhoud 1. Inleiding 2. Bezoldiging en de fiscus 3. Bezoldiging 4. Reiskosten 5. Verblijfkosten 6. Cursus en congres

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders Dordrecht

Verordening rechtspositie wethouders Dordrecht Verordening rechtspositie wethouders Dordrecht Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de

Nadere informatie

2011 BESLUITEN Nr Afdeling: Griffie Leiderdorp,

2011 BESLUITEN Nr Afdeling: Griffie Leiderdorp, Pagina 1 van 8 Versie Nr. 1 Concept Registratienr.: 2011i00901 Afdeling: Griffie Leiderdorp, 1-07-2011 Onderwerp: Verordening geldelijke voorzieningen (burger)raadsleden en commissieleden gemeente Leiderdorp

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015 CVDR Officiële uitgave van Eijsden-Margraten. Nr. CVDR379997_1 3 april 2018 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015 De raad van de gemeente Eijsden-Margraten besluit: gelezen

Nadere informatie

Toelichting bij de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden

Toelichting bij de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Toelichting bij de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies

Nadere informatie

Hoofdstuk II Voorzieningen voor. raads- en commissieleden.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor. raads- en commissieleden. Vergelijkend overzicht Verordening Rechtspositie wethouders en raads- en commissieleden 2015 en concepttekst 2017 (de wijzigingen zijn in de volledig weergegeven artikelen gemarkeerd) Verordening 2015

Nadere informatie

2011 no. 50 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

2011 no. 50 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN Uitgegeven: 17 september 2011 2011 no. 50 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN Verordening van 9 maart 2011, houdende bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van gedeputeerden, staten- en commissieleden,

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 juni 2014, nr. 14.08.09.;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 juni 2014, nr. 14.08.09.; Nr. 9 De raad van de gemeente Marum; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 juni 2014, nr. 14.08.09.; besluit vast te stellen de navolgende: VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS-

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Nr. 64990

GEMEENTEBLAD. Nr. 64990 GEMEENTEBLAD Nr. 64990 14 november Officiële uitgave van gemeente Tilburg. 2014 Verordening rechtspositie wethouders gemeente Tilburg 2014 Raadsbesluit 3 november 2014, nr 16. Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Verordening rechtspositie wethouders, raads - en commissieleden 2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads - en commissieleden 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Zoetermeer. Nr. 14661 20 maart 2014 Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 gemeente Zoetermeer Raadsbesluit nr. DOC-2014-000160

Nadere informatie

Provinciaal blad 2010, 20

Provinciaal blad 2010, 20 Provinciaal blad 2010, 20 ISSN 0920-105X Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 26 april 2010, INT249471 houdende regels voor de rechtspositie van gedeputeerden, statenleden en leden van provinciale

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2014;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2014; DE RAAD VAN DE GEMEENTE HAREN, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2014; gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet,

Nadere informatie

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden (geconsolideerde versie, geldend vanaf 11-2-2012) Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Vastgesteld

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014

Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014 Raadsbesluit Onderwerp: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 Jaar/nummer: 2015 / 74 VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014 De raad van de gemeente

Nadere informatie

vast te stellen de navolgende VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE WAALWIJK 2006

vast te stellen de navolgende VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE WAALWIJK 2006 De raad van de gemeente Waalwijk; gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 8 augustus 2006, nummer ; gelet op artikel 44 tweede en derde lid en 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; gelet

Nadere informatie