Bijlage cursusomschrijvingen. Master Innovatie in Zorg en Welzijn

Transcriptie

1 Bijlage cursusomschrijvingen Master Innovatie in Zorg en Welzijn

2

3 Advisering en PE en: 9 maal per week 4 maal per week 4 maal per week 6 maal per week 16 maal per week GVE-1.M-AVPE-17 Advisering en PE en: vorm duur in Advisering Opdracht 5.5 Reflectie Verslag, rapport en essay Inleiding module en eindopdracht adviesvaardigheden Omgaan met geadviseerden Omgaan met weerstanden Inhoud van het advies Organisatie en omgeving adviesstrategieën De adviseur als professional Persoonlijke effectiviteit meten Afronden module, inleveren eindopdracht, evaluatie

4 Vraagsturing en: 9 maal per week 5 maal per week 1 maal per week GVE-1.M-BV-16 Vraagsturing en: Casus vorm Verslag, rapport en essay duur in Cursusinhoud: Toelichting op de module en eindopdracht Domeinen van leven in perspectief van wet- en regelgeving Zorgstelsel Zorg (cure en care) Welzijn WMO, gedachten en gevolgen, empowerment voor burgers? Vervoer Werk, onderwijs en dagbesteding Wonen Sociale zekerheid en inkomen Afronden module presentaties, evaluatie

5 Evidence Based Practice en: 10 maal per week 1 maal per week GVE-1.M-EBP-16 Evidence Based Practice en: vorm duur in Literatuurstudie Anders Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen?

6 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: Evidence Based Practice (EBP): inleiding Van praktijk probleem naar beantwoordbare vraag Kritisch lezen van wetenschappelijke publicatie Go voor PICO Literatuur zoeken en ordenen Kritisch lezen van een wetenschappelijke publicatie Literatuur zoeken en ordenen Bewijs beoordelen EBP en praktijk Theorie als basis voor een interventie Bewijs beoordelen Poster presentatie Bewijs beoordelen Kritisch omgaan met onderzoeksresultaten Bewijs beoordelen Presentaties (Proces en product)

7 Techieken voor theoretiseren en: 9 maal per week 6 maal per week 8 maal per week GVE-1.M-TETH-16 Techieken voor theoretiseren en: Conceptanalyse vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteriaschriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse

8 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: Het belang van wetenschappelijk onderzoek Het onderzoeksproces Onderzoeksdesigns (1) Onderzoeksdesigns (2) Dataverzameling Data-analyse Validiteit en betrouwbaarheid Responsie college Kritisch lezen & methodologische beoordeling Resultaten en Conclusies

9 Strategie en beleid en: 10 maal per week GVE-1.M.SB-16 Strategie en beleid en: Essay vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en

10 contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: 1 Het strategisch venster 2 Externe analyse 3 Interne analyse 4 Synthese 5 Opties voor strategisch beleid 6 Waardering en strategiekeuze 7 Gedragen strategische doelen 8 Beleidsformulering en Planning 9 Implementatie van strategisch beleid en Monitoring van de voortgang en bijsturing

11 Gezondheid en Gedrag en: 12 maal per week GVE-1.MK-GG-17 Gezondheid en Gedrag en: Keuzemodule Gezondheid en Gedrag vorm Verslag, rapport en essay duur in Ongezond gedrag leidt tot meer zorgconsumptie en hoge kosten voor de maatschappij. Ongezond gedrag ombuigen naar gezond gedrag is moeilijk. Gedrag is niet alleen een zaak van een bewust gekozen leefstijl. Sociale, fysieke en economische omstandigheden waarin mensen verkeren zijn ook bepalend. Het credo: gezondheid is geen lot maar een taak; geldt niet alleen voor de individuele burger maar ook voor hulpverleners en overheid. Mensen willen in toenemende mate niet langer om hulp aankloppen als het te laat is, zij willen graag gezond blijven. In de module gezondheid en gedrag maakt u zich de theorieën en methoden eigen die bewezen effectief zijn gebleken bij vraagstukken van gedragsverandering. Motivationele gespreksvoering, counseling, inzicht in copingpatronen en stressmanagement komen aan de orde evenals het beleid van de overheid en de vraagstukken van verantwoordelijkheidsverdeling.

12 Ketenzorg en Verandermanagement en: 12 maal per week 4 maal per week 1 maal per week 1 maal per week GVE-1.MK-KV-17 Ketenzorg en Verandermanagement en: KU Ketenontwerp en Verandermanagement vorm duur in Opdracht In het voorwoord van het boek Ontwerp van zorgtrajecten/zorgketens stelt Professor Hardjono dat er een traditie is ontstaan waarin de zorgsector zichzelf zo uniek acht dat alles wat geldt voor de hele rest van de wereld niet geldt voor de zorgsector. Het gevolg is dat de sector op tal van terreinen zelf een eigen wiel heeft uitgevonden. Misschien functioneert het wiel ook wel, maar het zelf uitvinden kost extra tijd en geld en had dat niet beter besteed kunnen worden? Nu is het uitdrukkelijk niet zo dat voor alle vragen in de zorg elders het antwoord te vinden is, maar je voordeel doen van de lessen die elders zijn geleerd, kan nooit kwaad. In deze keuzemodule wordt het denken over ketenzorg vergezeld van kennis over verandermanagement omdat ketenzorg een veranderproces vraagt. De onderwerpen die aan de orde komen zijn theorieën en modellen voor verandermanagement en ketenzorg, intensieve trainingen zoals in het projectmanagement spel en praktische tips voor een goede kwaliteit van samenwerken.

13 Kwaliteit, Veiligheid Risicomanagement en: 12 maal per week GVE-1.MK-KVR-16 Kwaliteit, Veiligheid Risico-management en: Aanbeveling vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen?

14 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: De duurzame transmurale samenwerking op lokaal niveau voor de palliatieve zorg, waarbij gestreefd wordt naar een integrale samenhangende en structureel ingebedde palliatieve zorg in de regio. De kern wordt gevormd door zorgvoorzieningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, thuiszorgorganisaties, hospices, bijna thuis huizen en vrijwilligersorganisaties. Netwerken hebben ieder een netwerk coördinator palliatieve zorg die ondersteuning biedt aan de organisatorische en zorginhoudelijke zorgprocessen binnen het netwerk.

15 Leren en innoveren en: 12 maal per week GVE-1.MK-LI-16 Leren en innoveren en: Aanbeveling vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en

16 contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: Theorieën en modellen ten aanzien van de betekenis van leren in innovatieprocessen (innovatieontwikkeling, implementatie en borging). Voorkeuren en strategieën in relatie tot verschillende soorten van innovaties, ten aanzien van analyse en beïnvloeding van het leren in teams, organisaties en netwerken. Instrumenten voor het assessment van leerwijzen en strategieën in personen, teams, organisaties en netwerken. Methoden van onderzoek om de resultaten van leren binnen innovatieprocessen te evalueren.

17 Onderzoeksmethoden 2 GVE-1.MK-O2-16 Onderzoeksmethoden 2 en: 12 maal per week en: Aanbeveling vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en

18 contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: De duurzame transmurale samenwerking op lokaal niveau voor de palliatieve zorg, waarbij gestreefd wordt naar een integrale samenhangende en structureel ingebedde palliatieve zorg in de regio. De kern wordt gevormd door zorgvoorzieningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, thuiszorgorganisaties, hospices, bijna thuis huizen en vrijwilligersorganisaties. Netwerken hebben ieder een netwerk coördinator palliatieve zorg die ondersteuning biedt aan de organisatorische en zorginhoudelijke zorgprocessen binnen het netwerk.

19 Psychische kwetsbaarheid en: 12 maal per week GVE-1.MK-PK-17 Psychische kwetsbaarheid en: Aanbeveling vorm Verslag, rapport en essay duur in Cursusinhoud: Psychische stoornissen komen veel voor en kunnen (al dan niet in interactie) verschillende biologische, psychologische en sociale oorzaken hebben. Veel gedragingen blijken gewoontes die moeilijk te veranderen zijn. Daarnaast wordt gedrag vaak beïnvloed door de sociale omgeving. De sociale omgeving is ook belangrijk voor het verkrijgen van sociale steun. De persoonsgebonden factoren coping- en sociale vaardigheden, zijn belangrijke vaardigheden om over te beschikken. Zowel voor de bestrijding als voorkoming van psychische stoornissen. Deze kunnen echter pas tot ontwikkeling komen wanneer de omgevings gebonden factoren hier de mogelijkheden toe bieden. Bijvoorbeeld door het inrichten van sociale ondersteunenende systemen.

20 Bussinesscase, Logistiek en financiën en: 12 maal per week GVE-2.M-BLF-16 Bussinesscase, Logistiek en financiën en: Diagnose vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen

21 mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: 1. cultuurkenmerken 2. organisatie fit 3. innovatiekenmerken 4. diagnostische instrumenten 5. interpretatie van data 6. ontwerp van strategie 7. implementatieontwerp

22 Implementatie- en kennismanagement en: 1 maal per week 6 maal per week 5 maal per week 1 maal per week GVE-2.M-IM-KM-16 Implementatie- en kennismanagement en: Plan van aanpak vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies?

23 C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: Toelichting op de module en op de eindopdracht Gehanteerde begrippenkader Over kennis en leren inclusief strategieën voor kennisproductiviteit Organisatieontwerpvariabelen Strategieën, structuren en systemen voor kennisintensieve organisatie De KennisWaarde Keten Kennismanagementpraktijken, processen voor het inventariseren en vaststellen van de benodigde kennis Kenniscreatie- en kennisdelingsprocessen Kennistoepassings- en evaluatieprocessen Presentatie van kennismanagement plan

24 Reflektieve Praktijkvoering en: 12 maal per week 1 maal per week GVE-2.M-RP-16 Reflektieve Praktijkvoering en: Plan van aanpak vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten) 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen?

25 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: Er bestaat in de literatuur, de praktijk en het onderwijs geen conceptuele duidelijkheid over de term (Kinsella, 2009). Het begrip reflectie kan vanuit verschillende perspectieven worden gedefinieerd. Vanuit de algemeen gangbare opvatting in het dagelijkse leven wordt reflectie opgevat als spiegelen of terugkaatsen. Daarbij is het goed om te weten dat je jezelf in de spiegel altijd anders ziet dan hoe iemand anders jou ziet! Dat is ook de reden dat Reflectieve Praktijkvoering in de MZO opleiding altijd in groepen gebeurt. Vanuit leerpsychologisch perspectief kan reflectie ook worden beschreven als systematisch nadenken over het eigen denken, waarbij dat eigen denken enerzijds gerelateerd wordt aan de eigen emoties en gevoelens maar anderzijds ook aan iets buiten het zelf, bijvoorbeeld een theorie of een ervaring van iemand anders (Fogarty & Belanca, 1993). Als zodanig is het een metacognitieve activiteit die meer behelst dan alleen denken en bestaat uit een kritisch gewaarworden van de eigen wijze van denken en handelen. Procee (2006) gebruikt de metafoor van de ontdekkingsreiziger om reflectie te typeren als een vorm van leren. Het vereist een kritisch-analytisch vermogen tot zelfinschatting en beoordeling. In de bijeenkomsten wordt gebruik gemaakt van verschillende kennisbronnen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen evidence-based kennis en andere vormen van kennis die leiden tot praktische wijsheid. Niet alle kennis is objectief beschikbaar. Veel kennis die de MZO-student in praktijk brengt is op ambachtelijke wijze (Sennet, 2008) verkregen door oefening en ervaring in de praktijk, door studie en vooral ook door te kijken naar voorbeeldgedrag van collega s die als rolmodel kennis overdragen en demonstreren. Door het benoemen, kritisch analyseren en toetsen van verschillende kennisbronnen wordt een bijdrage geleverd aan de verdere ontwikkeling van persoonlijke en professionele competenties.

26 Praktijkgericht onderzoek- Trajectontwerp en: 1 maal per week 1 maal per week 1 maal per week 1 maal per week 5 maal per week 7 maal per week 14 maal per week 6 maal per week 24 maal per week GVE-2.M.PO-TO-16 Praktijkgericht onderzoek-trajectontwerp 1 en: Bussinessplan vorm Verslag, rapport en essay duur in Leerstof, werkvormen en activiteiten: Plenaire bijeenkomsten, groepswerk, rollenspelen, presentaties, zelfstudie ing en beoordelingscriteria: Beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken: A. Structuur (opzet, schrijven en refereren) 1. Is het schriftelijke werkstuk leesbaar en begrijpelijk? 2. Is het schriftelijke werkstuk op een heldere en logische manier gestructureerd? 3. Is de vraagstelling goed afgebakend? (Volgens Steehouder.) 4. Vloeit uit de vraagstelling een conclusie of stellingname? 5. Zijn de referenties weergegeven volgens APA en voorzien van een rationale schema en een verslag van het leerrendement B. Inhoud (vraagstelling, conceptualisering, soorten argumenten)

27 1. Worden de gebruikte termen en begrippen helder gedefinieerd? 2. Is de weergave van het materiaal beknopt en toch volledig? 3. Vormen de literatuuraanhalingen een ondersteuning van het betoog? 4. Is er sprake van een duidelijke scheiding tussen literatuurbevindingen, eigen ervaringen, eigen mening, expliciete en impliciete kennis, meningen van patiënten? 5. Zijn de getrokken conclusies correct, oftewel rechtvaardigen de beweringen de conclusies? C. Analyse 1. Toont de student inzicht in het bestudeerde materiaal? 2. Geeft de student suggesties voor verklaringen van fenomenen? 3. Geeft de analyse blijk van een afgewogen geheel (voors en tegens, vergelijking en contrast, oorzaak en gevolg) of is de analyse gekleurd? 4. Worden bewijzen aangevoerd om de getrokken conclusies te ondersteunen? 5. Is er sprake van een logische opbouw van de argumentatie? D. Synthese, evaluatie en toepassing 1. Geeft de student blijk van kritische beoordeling of evaluatie van het gepresenteerde c.q. gebruikte materiaal? 2. Zijn er criteria op grond waarvan het materiaal is beoordeeld? 3. Doet de student voorspellingen op grond van het bestudeerde materiaal? 4. Creëert de student nieuwe inzichten op het terrein van het bestudeerde onderwerp. 5. Doet de student een poging om de principes, theorieën en/of methoden toe te passen Cursusinhoud: De student is na het volgen van deze module in staat om advies uit te brengen, gebaseerd op: Een markt- c.q. zorgvraaganalyse van het eigen verzorgingsgebied Een inventarisatie van benodigde en aanwezige kerncompetenties Een uitgewerkte productstrategie op zorgketenniveau Een kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van nieuwe en/of bestaande zorgproducten Een kostprijsberekening van zorgproducten, gerelateerd aan het externe tarief en de berekende terugverdientijd Een implementatieplan voor nieuwe zorgproducten Een PR & marketingplan voor nieuwe en/of bestaande zorgproducten