Dieper in op Belastingplan 2012 en overige fiscale maatregelen

Transcriptie

1 Dieper in op Belastingplan 2012 en overige fiscale maatregelen Wat wijzigt er voor de salarisadministrateur? Rond Prinsjesdag is het pakket Belastingplan 2012 c.a. bekend geworden. het fiscaal pakket bestaat dit jaar uit vijf wetsvoorstellen. Drie wetsvoorstellen hebben gevolgen voor de loonheffingen, namelijk, het Belastingplan 2012, overige fiscale maatregelen 2012, en de Wet uitwerking autobrief. in dit artikel kunt u lezen over de maatregelen die gevolgen hebben voor de loonheffingen. het betreft voorgenomen maatregelen van het kabinet; de Tweede en eerste Kamer moeten nog instemmen met de voorstellen. Leon Lubbers Belastingdienst/ Informatiemanagement Belastingregio s Met het pakket Belastingplan 2012 c.a. zet het kabinet Rutte I een stap naar een eenvoudiger, meer solide en fraudebestendig belastingstelsel. Het belastingstelsel moet en kan volgens het kabinet begrijpelijker en eenvoudiger. Ook moeten de administratieve lasten dalen. Daarnaast moet de capaciteit voor de Belastingdienst verminderen. Tot slot is volgens het kabinet een koerswijziging wenselijk omdat uitzonderingen, vrijstellingen en fiscale faciliteiten mogelijkheden voor fraude geven. overzicht maatregelen Deze maatregelen uit het pakket Belastingplan 2012 c.a. raken de loonheffingen: Belastingplan 2012 Koopkrachtmaatregelen Vitaliteitspakket Afdrachtvermindering onderwijs/buitenlandse opleiding Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk Vrijwillige voortzetting pensioen na ontslag Aanscherping 30%-regeling Nieuwe renteregeling (belastingrente en invorderingsrente) overige fiscale Maatregelen 2012 Structurele regeling voor loon over Vereenvoudiging uitvraag jaarloongegevens Afdrachtvermindering onderwijs/verduidelijking bbl (beroepsbegeleidende leerweg) Vergrijpboete na verzuimboete bij nieuwe bezwaren Informatieverplichting voor o.a. verklaring geen privé-gebruik auto van de zaak en de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto van de zaak Wetsvoorstel uitwerking autowet Aanscherping percentage bijtelling auto van de zaak per 1 juli 2012 Introductie verklaring uitsluitend zakelijk gebruik per 2012 BeLASTingPLAn 2012 Het wetsvoorstel Belastingplan 2012 bevat zoals gebruikelijk maatregelen die betrekking hebben op het budgettaire en koopkrachtbeeld van het komende jaar. De overige maatregelen die uiterlijk op 1 januari 2012 in werking moeten treden, zijn ondergebracht in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen De maatregelen die voortvloeien uit de autobrief zien op de belastingheffing met betrekking tot auto s en zijn per saldo budgettair neutraal. Die maatregelen zijn daarom opgenomen in een afzonderlijk wetsvoorstel (zie pagina 14). Koopkrachtpakket 2012 Vitaliteitspakket Het vitaliteitspakket wordt geleidelijk ingevoerd over de jaren 2012 en Dit biedt burgers, bedrijven en de Belastingdienst de tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie. Dekking van het vitaliteitspakket zal deels plaatsvinden door verhoging van de WW-premie. Op grond van het vitaliteitspakket verdwijnen deze vier regelingen: de doorwerkbonus; de arbeidskorting voor ouderen; de spaarloonregeling; de levensloopregeling. Hiervoor in de plaats komen twee nieuwe regelingen. Er komt een werkbonus om 62-plussers te stimuleren om te blijven werken. Het kabinet voert een regeling voor vitaliteitssparen in, zodat werkenden beter dan nu naar eigen inzicht 8

2 PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 21 oktober 2011 hun inkomen over hun werkzame leven kunnen spreiden. Deze regeling biedt personen met arbeidsinkomen (werknemers, IB-ondernemers en resultaatgenieters) de mogelijkheid fiscaal gefacilieerd te sparen en het gespaarde vermogen naar eigen inzicht op te nemen. De regeling is bestedingsvrij. Werkbonus per 2013 Er zijn op dit moment twee fiscale regelingen die ouderen stimuleren om te (blijven) werken: de aanvullende arbeidskorting voor werkenden van 58 jaar of ouder en de doorwerkbonus voor erkenden van 62 jaar of ouder. Het kabinet wil in 2013 beide regelingen vervangen door één werkbonus van euro voor werkenden van 62 jaar en ouder. Dat wil zeggen: de belastingplichtige die aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt. Dit leidt volgens het kabinet niet alleen tot een vereenvoudiging, maar ook tot een effectievere aanwending van middelen doordat mensen met een lager inkomen vergeleken met de huidige situatie een relatief hogere bonus krijgen. Tegelijkertijd past de werkbonus beter bij de huidige arbeidsmarkt voor ouderen. De gemiddelde uittreedleeftijd is gestegen van 61 jaar in 2005 naar 62,7 jaar in Door middelen te richten op werkenden van 62 jaar en ouder wordt deze trend ondersteund. Zij ontvangen per 2013 dan de standaard arbeidskorting én de werkbonus van maximaal 3000 euro. De werkbonus wordt net als de arbeidskorting een regeling in de loon- en inkomstenbelasting en niet zoals de doorwerkbonus slechts een regeling in de inkomstenbelasting. Dit bevordert volgens het kabinet de transparantie en effectiviteit: doorwerken wordt direct in de portemonnee gevoeld. Arbeidskorting ouderen en doorwerkbonus Per 2012 vinden de volgende twee aanpassingen plaats: 1. Arbeidskorting voor ouderen vervalt per 2012 Met het geheel vervallen van de arbeidskorting voor ouderen tussen de 58 en 61 jaar per 2012 wordt al vooruitgelopen op de vormgeving van de nieuwe werkbonus in Deze groep heeft in 2012 nog wel recht op de doorwerkbonus. De middelen die vrijkomen worden per 2012 ingezet voor het koopkrachtpakket en per 2013 voor het vitaliteitspakket. 2. Aanpassing doorwerkbonus per 2012 Omdat de nieuwe werkbonus geldt voor 62-plussers, ligt het volgens het kabinet niet voor de hand om de doorwerkbonus in 2012 een jaar op te schuiven naar 63-plussers zoals aangegeven in het Regeer- en Gedoogakkoord. Daarmee zouden 62-jarigen geen recht meer hebben op de doorwerkbonus in 2012 en in 2013 weer wel recht krijgen op de werkbonus. De taakstelling uit Regeer- en Gedoogakkoord van 130 miljoen euro wordt gerealiseerd door aanpassing van de opbouwpercentages van de doorwerkbonus. Per 2013 regeling voor vitaliteitssparen Vitaliteitssparen stelt deelnemers in staat om fiscaal voordelig te sparen: de stortingen zijn fiscaal aftrekbaar in box 1 en er wordt pas belasting geheven bij de opname van het tegoed. Daarnaast wordt het (forfaitaire) rendement over het opgebouwde tegoed niet belast in box 3. Aanbieders van vitaliteitssparen moeten loonheffing inhouden naar een tarief van 42 procent. Voor dit tarief is aansluiting gezocht bij het gemiddelde marginale tarief voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor inkomen uit werk en woning. Bij de verrekening in de inkomstenbelasting zal de belastingplichtige onder omstandigheden, afhankelijk van het voor hem geldende marginale tarief, ofwel aanvullend inkomstenbelasting zijn verschuldigd ofwel recht hebben op een belastingteruggaaf. Het maximaal fiscaal gefacilieerd op te bouwen vermogen bedraagt in totaal (bruto) euro. Naast deze grens geldt er een jaarlijkse aftrekbare maximuminleg van 5000 euro. Tot en met 61 jaar is er ook geen beperking met betrekking tot het op te nemen bedrag. Vanaf het jaar dat een deelnemer op 1 januari 62 jaar oud is, geldt echter een beperking van het maximaal jaarlijks op te nemen bedrag van euro. Hiermee wordt deeltijdpensioen bevorderd en voltijdpensioen beperkt. Vier voordelen Ten opzichte van de levensloopregeling heeft vitaliteitssparen vier voordelen: 1. De regeling kent, buiten de opnamebeperking vanaf 62 jaar, geen opnamebeperkingen; 2. Niet alleen werknemers, maar alle belastingplichti- Grafiek 5 Arbeidskorting+werkbonus Totale korting (euro) Inkomen uit arbeid (euro) vanaf (gem) t/m 61 9

3 gen met inkomen uit tegenwoordige arbeid, waaronder ook ondernemers, kunnen meedoen (en daarmee fiscaal gefacilieerd een inkomensbuffer opbouwen); Door het lagere maximum, en de opnamebeperking vanaf 62 jaar worden de mogelijkheden voor voltijds vroegpensioen fors beperkt, maar blijft deeltijd vroegpensioen mogelijk; De regeling is eenvoudiger voor werkgevers en banken. Per 2012 afschaffing levensloopregeling De levensloopregeling wordt per 2012 afgeschaft. De levensloopregeling blijft bestaan voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Vanaf 2013 blijft de levensloopregeling alleen gelden voor deelnemers die voor 1 januari 2013 de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt. Zij houden de mogelijkheid om in te leggen en op te nemen onder de huidige voorwaarden. In 2019 bereikt het jongste lid van deze groep de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is dan ook voor deze groep gesloten (er zijn dan geen deelnemers meer). Het is echter ook mogelijk om in 2013 het levenslooptegoed om te zetten in vitaliteitssparen. Daarmee vervalt dan de mogelijkheid aan levensloop deel te nemen. Het is niet toegestaan om naast de levensloopregeling ook deel te nemen aan vitaliteitssparen. De overige werknemers met een levensloopregeling krijgen bij de invoering van vitaliteitssparen het levenslooptegoed (na inhouding van belasting) in één keer uitbetaald. Daarbij worden de opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting verrekend. Het is echter ook mogelijk om het tegoed fiscaal geruisloos (zonder heffing) om te zetten in vitaliteitssparen, ook als de waarde van de voorziening hoger is dan het maximum in vitaliteitssparen. Hiermee wordt beoogd de opgebouwde rechten te eerbiedigen. Voor nieuwe inleg in vitaliteitssparen gelden wel de wettelijke grenzen. Verder wordt een regeling getroffen waardoor opgebouwde rechten op levensloopverlofkorting bij de omzetting in een keer kunnen worden uitbetaald. Per 2012 afschaffing spaarloonregeling Het opgebouwde vermogen kan in het jaar 2013 onbelast worden opgenomen. De deelnemers die hun tegoed laten staan en zich aan de voorwaarden van de spaarloonregeling houden, kunnen via overgangsrecht echter ook gebruik blijven maken van de vrijstelling voor spaarloon in box 3. Ook blijven de huidige deblokkeringsmogelijkheden bestaan. Afschaffen van de spaarloonregeling betekent dat werkgevers geen eindheffing van 25 procent meer hoeven te betalen. Anderzijds betekent de afschaffing van de spaarloonregeling een hogere grondslag voor de premies werknemersverzekeringen. De budgettaire opbrengst van het afschaffen van de Tabel 3. overzicht van het vitaliteitspakket, mln -/- = lastenverlichting (uit Belastingplan) Vereenvoudiging fiscaal stelsel structureel Afschaffen arbeidskorting voor ouderen Afschaffen doorwerkbonus Afschaffen spaarloon, werknemersdeel Afschaffen spaarloon, werkgeversdeel Afschaffen levensloopregeling invoering nieuwe fiscale instrumenten Invoering werkbonus Invoering vitaliteitssparen Aanpassingen bestaande fiscale instrumenten Verlagen drempel scholingsuitgaven Overgangsregeling spaarloon- en levensloopregeling -5-5 Subtotaal: Vitaliteitspakket, BP-deel wv burgers Wv bedrijven Dekking overdrachtsbelasting -500 Terugsluis burgers (inclusief koopkracht) Verhoging ww-premie Totaal

4 PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 21 oktober 2011 spaarloonregeling wordt in 2012 ingezet als dekking voor de inmiddels doorgevoerde verlaging van de overdrachtsbelasting van 6 naar 2 procent. De opbrengst vanaf 2013 dient als financiering voor het vitaliteitspakket. Afdrachtvermindering onderwijs Deze regeling geldt nu niet bij het volgen van een opleiding in het buitenland. Het kabinet wijzigt dit om een mogelijke spanning met het vrij verkeer van diensten binnen de EU en de EER weg te nemen. Een werkgever die een persoon in dienst neemt die elders in de EU of in de EER een opleiding volgt die vergelijkbaar is met een Nederlandse opleiding die kwalificeert voor de afdrachtvermindering onderwijs komt daardoor in aanmerking voor bepaalde varianten van de regeling. Het betreft de varianten beroepsbegeleidende leerweg (bbl), beroepsopleidende leerweg (bol) en werkendleren op hbo-niveau. Of sprake is van een met de Nederlandse opleiding vergelijkbare opleiding wordt vastgesteld in een verklaring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Afdrachtvermindering S&o Het gebruik van de S&O-afdrachtvermindering (S&O: speur- en ontwikkelingswerk) heeft in 2010 geleid tot een overschrijding van het budget met 168 miljoen euro. Het compenseren van deze overschrijding binnen de bestaande systematiek van deze afdrachtvermindering zou ertoe leiden dat in 2012 de percentages afdrachtvermindering zeer fors naar beneden zouden moeten worden bijgesteld. Dit vindt het kabinet niet wenselijk, mede ook omdat het gebruik in 2011 in verhouding staat tot het budget in Daarom is het budget voor 2012 incidenteel opgehoogd met 149 miljoen euro, bovenop het structurele budget van 715 miljoen euro. Aanpassingen per 2012: De loongrens in de eerste schijf wordt verder verlaagd van euro (bedrag 2012 volgens Belastingplan 2011) naar euro. Hierdoor kan een S&O-inhoudingsplichtige over een kleiner deel van het S&O-loon het verhoogde percentage van de eerste schijf toepassen. Het plafond bedraagt 14 miljoen euro. Het percentage in de eerste schijf daalt van 45 naar 42 procent, voor starters van 64 naar 60. Het percentage in de tweede schijf gaat van 18 naar 14 procent. Vrijwillige voortzetting pensioen na ontslag Voor (ex-)werknemers die na ontslag hun pensioenregeling vrijwillig voortzetten, geldt maximaal drie jaar na ontslag fiscale faciliëring voor de pensioenopbouw. Dit wordt uitgebreid naar tien jaar na ontslag conform de Pensioenwet. In aanvulling hierop wordt het pensioengevend loon na het derde jaar gemaximeerd op een actueel inkomensgegeven, met als bovengrens het laatstverdiende pensioengevend loon in de periode tot het ontslag. Hiervoor wordt aangesloten bij de inkomensbestanddelen in box 1 die ook gelden voor de premiegrondslag in de derde pijler. Maatregelen 30%-regeling Zie hierover de bijdrage van Carlo Douven op pagina 17. nieuwe renteregeling per 2013 Dit betreft het heffen en vergoeden van rente bij de belastingheffing. Om het zogenoemde sparen bij de fiscus te ontmoedigen is in het Regeer- en Gedoogakkoord het voornemen opgenomen om de rente te differentiëren. Het kabinet introduceert een nieuwe renteregeling die aansluit op de regeling verzuimrente van de Algemene wet bestuursrecht. Die regeling gaat ervan uit dat een bestuursorgaan rente in rekening brengt als de betrokkene niet op tijd aan zijn betalingsverplichting voldoet. Anderzijds vergoedt het bestuursorgaan rente als het zelf niet op tijd aan zijn betalingsverplichting jegens de betrokkene voldoet. De nieuwe fiscale renteregeling is geënt op deze uitgangspunten maar is verder toegesneden op de systematiek van de belastingheffing. De nieuwe renteregeling kent een heffings- en een invorderingscomponent. De heffingscomponent van de regeling ziet op de periode tot aan de vaststelling van de betalingsverplichting of het recht op teruggaaf bij een belastingaanslag. Deze component wordt voortaan belastingrente genoemd. De invorderingscomponent blijft invorderingsrente heten. Deze heeft betrekking op het feitelijk te laat betalen aan de Belastingdienst van een belastingaanslag en de feitelijke uitbetaling door de Belastingdienst van een belastingteruggaaf. effecten In de nieuwe regeling vangt het tijdvak waarover rente wordt berekend aan op 1 juli na afloop van het belastingjaar. Daarmee wordt een grote vereenvoudiging bereikt omdat de Belastingdienst voor het overgrote deel van de IB-plichtigen (te weten: die vóór 1 april aangifte moeten doen) de voorlopige aanslagregeling vóór 1 juli heeft afgerond. Deze belastingplichtigen zullen - in tegenstelling tot nu - niet meer met rente te maken krijgen. In de huidige renteregeling wordt namelijk standaard heffingsrente gerekend vanaf 1 januari na afloop van het belastingjaar. Nu krijgen bijna alle 10 miljoen IB-plichtigen te maken met heffingsrente. Straks zullen 8 miljoen IB-plichtigen buiten de renteregeling vallen. Ook het sparen bij de fiscus zal met de voorgestelde renteregeling tot het verleden behoren. Dit komt doordat er voortaan alleen rente wordt vergoed als de Belastingdienst te laat is met het uitbeta- 11

5 len van een teruggaaf, of te lang doet over het vaststellen van een belastingaanslag overeenkomstig de ingediende aangifte of een ingediend (herzienings) verzoek met een uit te betalen bedrag. Er wordt dus niet meer automatisch rente vergoed als de belastingschuldige na afloop van het belastingjaar een bedrag terugkrijgt. geen rentevergoeding In de nieuwe renteregeling zal de Belastingdienst anders dan nu geen rente vergoeden over een terugbetaling die het gevolg is van een herziening of vermindering van een reeds betaalde belastingaanslag. De belanghebbende die een geschil heeft met de inspecteur over de hoogte van zijn belastingaanslag heeft dus een keuze: hij kan het bedrag van de belastingaanslag betalen vooruitlopend op de uitkomst van een herzieningsverzoek of bezwaarprocedure of hij kan de Belastingdienst vragen om uitstel van betaling. Dit wordt in 99 procent van de gevallen ook verleend. Als hij uitstel van betaling heeft gekregen en hij wordt vervolgens in de procedure in het gelijk gesteld dan heeft hij geen economisch nadeel geleden. De belanghebbende die ervoor kiest vooruitlopend op de procedure de belastingaanslag te betalen, krijgt als hij in het gelijk wordt gesteld, uiteraard de door hem te veel betaalde belasting terug maar die gaat niet langer meer gepaard met een rentevergoeding. In het incidentele geval dat de belanghebbende na een verzoek daartoe geen uitstel van betaling heeft gekregen en eveneens in het gelijk wordt gesteld, zal nog wel rente worden vergoed. Nieuw is ook dat de ontvanger rente zal vergoeden als hij te lang doet over een uitbetaling van een belastingteruggaaf. overige fiscale MAATRegeLen PeR 2012 Structurele regeling voor loon over Bij brief van 30 november 2010 aan de Tweede Kamer was al aangekondigd dat de noodzaak voor een eenduidige loonaangifte is vervallen. Daardoor wordt de aanvankelijk als tijdelijk bedoelde regeling voor loon over werkgevers een structurele regeling. Bij loon over wordt het in een bepaald tijdvak uitbetaalde loon toegerekend aan de verstreken loontijdvakken waarop het loon betrekking heeft. Voorwaarde is dat een bestendige gedragslijn gevolgd wordt. Vereenvoudiging uitvraag jaarloongegevens De tijdelijke regeling voor de uitvraag van jaarloongegevens wordt vereenvoudigd. Voor de Belastingdienst is de beschikbaarheid van juiste en volledige gegevens van groot belang voor onder meer de aanslag inkomstenbelasting, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de vaststelling van inkomensafhankelijke regelingen. De Belastingdienst en UWV verrichten veel inspanningen om onvolledige en onjuiste loonaangiften te voorkomen en gedurende het aangiftejaar op te lossen. In 2010 is slechts bij 0,8 procent van de inhoudingsplichtigen gebruik gemaakt van jaarloonuitvraag. Verwacht wordt dat dit percentage verder terugloopt, maar er zullen ook altijd loonaangiftes blijven waarvan de gegevens niet direct na afloop van het kalenderjaar bruikbaar zijn. Voor zover de onjuistheid of onvolledigheid van de gegevens worden veroorzaakt door de inhoudingsplichtige en dus niet te wijten is aan verwerkingsfouten bij Belastingdienst en UWV, acht het kabinet jaarloonuitvraag de meest geschikte oplossing om tijdig tot een juiste en volledige gegevensset te komen ten behoeve van de processen van aanslagregeling of toeslagen. Om dubbele uitvraag van gegevens te voorkomen wordt de bevoegdheid van de inspecteur een correctieverplichting op tijdvakniveau op te leggen bijvoorbeeld gericht op gegevens die van belang zijn voor de juiste vaststelling van het recht op een sociale zekerheidsuitkering afgestemd op doel en strekking van de jaarloonuitvraag. Afdrachtvermindering onderwijs/bbl De toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs/ beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is onduidelijk als de werkgever niet ook het erkende leerbedrijf is waar de bbl deelnemer zijn praktijkervaring opdoet. Om deze onduidelijkheid weg te nemen wordt geregeld dat de werkgever alleen gebruik kan maken van de afdrachtvermindering onderwijs voor bbl als er een overeenkomst van opdracht bestaat tussen de werkgever en het erkende leerbedrijf waarin onder meer is vastgelegd dat het voordeel van de afdrachtvermindering toekomt aan het leerbedrijf. Op deze wijze wordt het erkende leerbedrijf niet belemmerd in zijn keuze om een intermediaire werkgever in te schakelen voor het aanbieden van zijn beroepspraktijkvormingsplaats. Verder wordt aangesloten bij doel en strekking van de regeling waarbij uitgangspunt is dat het erkende leerbedrijf een tegemoetkoming ontvangt voor de tijd van begeleiding en verminderde inzetbaarheid van de bbl deelnemer. Vergrijp- na verzuimboete bij nieuw bezwaar Op grond van jurisprudentie kan niet tweemaal een fiscale boete worden opgelegd voor hetzelfde feit (ne bis in idem). In belastingzaken leidt dit tot een handhavingstekort. Als na het opleggen van een verzuimboete wordt 12

6 PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 14 / 21 oktober 2011 geconstateerd dat sprake is van opzet of grove schuld, vrijwaart de verzuimboete de overtreder van een passende straf, namelijk van een vergrijpboete. Daarom stelt het kabinet voor het opleggen van een vergrijpboete na een verzuimboete mogelijk te maken bij nieuwe bezwaren. Naar verwachting zal de voorgestelde regeling met name toepassing vinden bij de boeten wegens het (gedeeltelijk) niet of niet tijdig betalen van een aangiftebelasting, zoals de omzetbelasting en de loonbelasting. informatieverplichting Belastingheffing begint bij de beschikbaarheid van de juiste en volledige informatie. Een aanzienlijk deel van deze informatie moet door de belastingplichtige - waaronder de inhoudingsplichtige - aangeleverd worden. Als nadien blijkt dat de verstrekte informatie niet (meer) juist of niet (meer) volledig is, geldt alleen voor de loonheffingen de verplichting van zogeheten correctieberichten. Naar de mening van het kabinet is dit ongewenst. Het mag van de belastingplichtige verwacht worden dat hij de Belastingdienst uit zichzelf informeert zodra hij ermee bekend is of wordt dat verstrekte gegevens en inlichtingen onjuist of onvolledig zijn. Daarom stelt het kabinet hiervoor een informatieverplichting in. Deze gaat onder meer gelden voor de verklaring geen privégebruik auto van de zaak en de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto van de zaak (zie hierover nader het artikel Uitwerking autowet op pagina 14). De niet-nakoming van de informatieverplichting wordt aangemerkt als een beboetbaar feit waarvoor een vergrijpboete mogelijk is. De inspecteur moet daarvoor bewijzen dat de onjuistheid of onvolledigheid de belastingplichtige bekend is (geworden). De vergrijpboete bedraagt maximaal 100 percent van het bedrag aan belasting dat als gevolg van het niet nakomen van de informatieverplichting niet is of niet zou zijn geheven. Tabel 4 overzicht heffingskortingen, schijven en tarieven ( ) (uit Belastingplan) stand 2011 mutatie 2012 stand 2012 heffingskortingen Algemene heffingskorting * /- 13 (BP 2011) +indexeren + 25 (BP 2012) Arbeidskorting totaal lage inkomens indexeren + 10 (BP 2012) afbouw arbeidskorting voor hoge inkomens 77 indexeren 79 Arbeidskorting laag 158 indexeren 161 Ouderenkorting 739 indexeren + 10 (BP 2012) 762 Alleenstaande ouderenkorting 421 indexeren 429 Inkomensafh. combinatiekorting basis 780 indexeren (BP 2012) Inkomensafh. combinatiekorting totaal max indexeren (BP 2012) Opbouw inkomensafhankelijke combinatiekorting 3,80% + 0,2% (BP 2012) 4,00% Alleenstaande-ouderkorting (basis) 931 indexeren 947 idem extra 4,3% van arbeidsinkomen met max indexeren -/- 230 (BP 2012) Jonggehandicaptenkorting 696 indexeren 708 Schijven en grenzen Grens eerste schijf indexeren Grens tweede schijf geboren voor indexeren Grens tweede schijf geboren of later % indexeren (BP2009) Grens derde schijf indexeren -/- 150 (BP 2012) Tarieven Tarief eerste schijf < 65 jaar (totaal IB/PVV) 33,00% + 0,15% (BP 2011) 33,10% -/- 0,05 (BP 2012) Tarief eerste schijf 65 jaar en ouder (totaal IB/PVV) 15,10% + 0,15% (BP 2011) 15,20% -/- 0,05 (BP 2012) Tarief tweede schijf < 65 jaar (totaal IB/PVV) 41,95% 41,95% Tarief tweede schijf 65 jaar en ouder (totaal IB/PVV) 24,05% 24,05% * Mutatie + 3 in 2013 (BP2012) en -/- 39 in 2014 (BP2012) 13