Libro de prácticas Spaans 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Libro de prácticas Spaans 1"

Transcriptie

1 Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas Spaans 1 Grammatica en oefenmateriaal in het Nederlands Versie M.M. Pardiñas Facal en A. Twilt 2013 Herziende versie B. Cano González en Neri Arjona 2017

2 Libro de prácticas - Reader Spaans 1 Dit boek bevat de grammatica in het Nederlands en praktische tips bij het leren van de Spaanse taal. bij de Reader Spaans 1 van het keuzevak Spaans, blokcode RBSSPA101K van de Hogeschool Rotterdam. Op de website kun je ook de Engelse en Spaanse versie van dit boek downloaden. Vanaf september 2017 worden de readers van het Keuzevak Spaans gratis aangeboden. Je kunt ze via de repro laten uitprinten en inbinden. Hiervoor betaal je het tarief aan de hand van je eigen wensen. Índice Libro de prácticas - Reader Spaans 1 1 Índice Uitrspraakregels Lettercombinaties De klemtoon De Spaanse spelling Het lidwoord Het zelfstandig naamwoord Het geslacht Het meervoud Het bijvoeglijk naamwoord De nationaliteiten De kleuren Kwantoren Het persoonlijk voornaamwoord en het regelmatig werkwoord in de Tegenwoordige tijd De werkwoorden uit de Reader Spaans Het onregelmatige werkwoord in de Tegenwoordige tijd Het wederkerend werkwoord De ontkenning Het vragend voornaamwoord Het bezittelijk voornaamwoord Het aanwijzend voornaamwoord De telwoorden De familie De tijd De maanden van het jaar De datum De dagen van de week Auteurs en Hogeschool Rotterdam. RBS, Rotterdam 2017 Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 1

3 1. Uitrspraakregels Pronunciación [-> Índice] letter naam voorbeeld klank A a Ana Alejandro Andrés tussen hak en haak B be Beatriz Benito b C ce Carmen Cornelio Cuba k (Engelse) th (als in thing) Celestina -- Cecilia Ch che Sánchez -- Chenoa tsj (als in Tsjechië) D de David Dominguez d E e Elisa Ernesto Enrique Klank tussen vel en veel F efe Fernando f G ge García Gómez Augusto Gerardo Gil zachte k in Spanje: harde g (in Latijns-- Amerika is de klank zachter) H hache Herminia Hernández wordt niet uitgesproken I i Ignacio Ismael ie in fiets J jota Juan José -- Jiménez harde g in kachel (in Latijns-- Amerika is de klank zachter) K ka Karina k (maar komt alleen voor in leenwoorden uit andere talen) L ele Lola Lorenzo l (maar niet te vol uitgesproken) Ll elle Soralla Vallejo lj in miljoen (uitspraak varieert soms sterk per regio/ land) M eme María Martínez m N ene Natalia Nicolás n Ñ eñe Begoña Pardiñas nj als in kastanje O o Oscar Olivia tussen kop en koop P pe Pablo Pedro p Q ku Raquel k (wordt altijd gevolgd door u) R ere Pedro María Ramón (korte) rollende r (langere) rollende r Rosario Torres S ese Samuel Salvador Silvia iets minder scherp dan in het Nederlands T te Teresa Tomás t U u Úrsula oe in boek V uve Violeta Victoria David als b in boek als w als in waar Octavio Wenceslao W uve doble X equis Alex s of gs Y i griega Amaya Yaiza Maria y Pepe j ie Z zeta Zaira Zulema (Engelse) th (als in thing) Komt alleen voor in leenwoorden, de uitspraak varieert Interesante En el teléfono: - Jens se escribe: Jota, e, ene (de Nicolás), ese Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 2

4 Observa A E I O U K hard CA Carmen QUE Raquel QUI Quito CO Colonia CU Cuba th zacht ZA Zaira CE Centro CI cine ZO Zoraia ZU Zulema G hard JA Jalisco GE Genaro GI- Gil JO José JU Juan jefe JI Jiménez g zacht GA Galia GUE Águeda GUI Aguilar GO Gonzalo GU Guzmán 2. Lettercombinaties Combinaciones de letras [-> Índice] In de lettercombinaties gue/gui en que/qui wordt de u niet uitgesproken: guerra (= oorlog) guía (= gids) porque (= omdat) parque (= park) quince (= vijftien) Miguel Enrique Als de u toch moet worden uitgesproken, dan schrijf je er een trema boven: cigüeña (=ooievaar) pingüino (= pinguïn) Het Spaans maakt onderscheid tussen sterke klinkers: e, a, o en zwakke klinkers u, i. Een tweeklank is een combinatie van een zwakke en een sterke klinker in de zelfde lettergreep. De sterke klinker van die lettergreep krijgt in de uitspraak de nadruk: aire (= lucht) reina (= koningin) Europeo (= Europees/Europeaan) Italia Zijn er twee opeenvolgende sterke klinkers, dan worden deze afzonderlijk uitgesproken: le er (= lezen) Bilba o (stad in Spanje) O axaca (stad in Mexico) Er bestaan maar enkele dubbele medeklinkers in woorden: cc [ks], ll [lj] en rr [rr]: acción (= actie) Mallorca perro (= hond) Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 3

5 3. De klemtoon El acento [-> Índice] Waar de klemtoon in het woord valt is als volgt te bepalen: A. Bij woorden zónder accentteken gelden twee regels: De klemtoon valt op de voorlaatste lettergreep als het woord eindigt op een klinker, een tweeklank een -- s of een n: nombre (= naam) trabajan (= zij werken) apellido (= achternaam) vives (= jij woont) Eindigt een woord op een andere medeklinker dan -- n of -- s, dan valt de klemtoon op de laatste lettergreep. animal (= dier) hotel (= hotel) profesor (= leraar) beber (= drinken) B. Bij woorden met het accentteken op een van de klinkers á, í, ú, é en ó, valt de klemtoon op de lettergreep met de beklemtoonde klinker: adiós (= tot ziens) teléfono (= telefoon) está (= hij/zij is) Panamá 4. De Spaanse spelling La ortografía española [-> Índice] Talen en nationaliteiten worden in het Spaans met een kleine letter (minúscula) geschreven: España español el español/la española Holanda holandés el holandés/la holandesa In het Spaans worden twee uitroeptekens en vraagtekens gebruikt. Het eerste ondersteboven aan het begin van de vraag of uitroep en het tweede, rechtop, aan het einde. Qué tal? (= Hoe gaat het?) Qué bien! (= Wat goed!) Kijk wat voor effect dit in een zin kan hebben: - En una hora de trabajo recibo cinco! euros. Es ridículo. Interesante En Latinoamérica: - Los amigos de Pascual pronunciación en Cuba: loh amigoh de Pahcual - Cómo se llama tu yerno? pronunciación en Argentina: (escucha a tu profesor/-a) Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 4

6 5. Het lidwoord El artículo [-> Índice] El artículo determinado (= het bepaald lidwoord): Mannelijk Vrouwelijk enkelvoud el chico la chica (de jongen/het meisje) meervoud los chicos las chicas (de jongens/de meisjes) El artículo indeterminado (= het onbepaald lidwoord): Mannelijk Vrouwelijk enkelvoud un chico una chica (een jongen/meisje) meervoud unos chicos unas chicas (een paar jongens/meisjes) Samentrekkingen: de (= van) + el worden samengevoegd tot del: El hijo de+el del vecino se llama Pablo. De zoon van de buurman heet Pablo. a (= naar) + el worden samengevoegd tot al: Ellos van a+el al cine. Zij gaan naar de bioscoop. 6. Het zelfstandig naamwoord El sustantivo [-> Índice] 7. Het geslacht El género [-> Índice] In het Spaans kan een zelfstandig naamwoord mannelijk (masculino) of vrouwelijk (femenino) zijn. Er zijn een paar regels die je moet kennen: Mannelijk zijn: bijna alle woorden die eindigen op o: el chico (= de jongen), el apellido (= de achternaam). Maar: la radio (= de radio), la foto (= de foto). bijna alle woorden die eindigen op or: el color (= de kleur), el ordenador (= de computer). Maar: la flor (= de bloem). bijna alle woorden op aje: el viaje (= de reis), el mensaje (= de boodschap). bijna alle woorden op -ama, ema en oma: el programa (= het programma), el problema (= het probleem), el diploma (= het diploma). Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 5

7 Vrouwelijk zijn: bijna alle woorden die op eindigen op: -a: la chica (= het meisje), la escuela (= de school),. Maar: el día (= de dag). bijna alle woorden op: ción en sión: la dirección (= het adres), la profesión (= het beroep). bijna alle woorden op: -dad en -tad: la nacionalidad (= de nationaliteit), la ciudad (= de stad), la amistad (= de vriendschap). Zelfstandig naamwoorden die eindigen op een e of een medeklinker kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn: -e: el nombre (= de naam), la noche (= de nacht). Medeklinker: el hotel, el lápiz (= het potlood), la sal (= het zout). Als een woord op ista of -ante eindigt, is het mannelijk en vrouwelijk en wordt het geslacht aangeduid door het lidwoord: el turista (= de toerist), la turista (= de toeriste) el estudiante (= de student), la estudiante (= de studente) Masculino AMIGO AMIGA femenino DIRECTOR DIRECTORA ARTISTA ARTISTA ESTUDIANTE ESTUDIANTE 8. Het meervoud El plural [-> Índice] Zelfstandig naamwoorden die in het enkelvoud eindigen op een: Klinker: krijgen in het meervoud s: el chico > los chicos, la chica > las chicas Medeklinker: krijgen in het meervoud es: el hotel > los hoteles, la ciudad > las ciudades Singular AMIGOS AMIGAS plural HOSPITAL HOSPITALES el lápiz > los lápices (= het potlood, de potloden) Bij vrouwelijke zelfstandig naamwoorden die met een beklemtoonde a of ha beginnen, wordt in het enkelvoud el of un gebruikt: El/un aula (= lokaal) > las/unas aulas Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 6

8 9. Het bijvoeglijk naamwoord El adjetivo [-> Índice] Het bijvoeglijk naamwoord komt in het Spaans gewoonlijk achter het zelfstandig naamwoord. Er zijn wel bijvoeglijk naamwoorden die ervoor komen maar dan verandert de betekenis enigszins. Het bijvoeglijk naamwoord komt altijd overeen met het geslacht en het getal van het zelfstandig naamwoord waar het iets van zegt. De meeste bijvoeglijk naamwoorden eindigen op o. Deze o verandert in a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord hoort: el estudiante listo (= de slimme student) > la estudiante lista (= de slimme studente) el cuadro bonito (= het mooie schilderij) > la casa bonita (= het mooie huis) el chico guapo (= de knappe jongen) > la chica guapa (= het knappe meisje) Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op e of een medeklinker, zijn mannelijk en vrouwelijk en veranderen niet: el chico inteligente > la chica inteligente el cuadro azul (= blauw) > la casa azul In het meervoud krijgen bijvoeglijk naamwoorden op o, -a en e er een -s bij en bijvoeglijk naamwoorden op een medeklinker krijgen er es bij: los estudiantes listos las chicas guapas los chicos inteligentes las casas azules. 10. De nationaliteiten Las nacionalidades [-> Índice] Ook de nationaliteiten zijn bijvoeglijk naamwoorden. Ze worden in het Spaans met een kleine letter geschreven: el hombre italiano, la mujer italiana (= de Italiaanse man, de Italiaanse vrouw) un libro sueco, una tienda sueca (= een Zweeds boek, een Zweedse winkel) Bij de nationaliteiten bestaat er altijd een vrouwelijke vorm als de nationaliteit op een medeklinker eindigt: un chico alemán, una chica alemana (= een Duitse jongen, een Duits meisje) el coche inglés, la pelicula inglesa (= de Engelse auto, de Engelse film) Als de nationaliteit op een andere klinker dan o eindigt, blijft de uitgang gelijk: el chico marroquí, la chica marroquí (= de Marokkaanse jongen, het Marokkaanse meisje) el alumno belga, la alumna belga (= de Belgische leerling, de Belgische leerling) Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 7

9 11. De kleuren Los colores [-> Índice] Ook de kleuren zijn bijvoeglijk naamwoorden en passen zich dus aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. rojo, -- a, -- os, -- as (= rood) blanco, -- a, -- os, -- as (= wit) amarillo, -- a, -- os, -- as (= geel) negro, -- a, -- os, -- as (= zwart) morado, -- a, -- os, -- as (= paars) azul, azules (= blauw) marron, marrones (= bruin) verde, verdes (= groen) azul claro (= lichtblauw) azul oscuro (= donkerblauw) gris, grises (= grijs) rosa (= roze) violeta (= violet) naranja (= oranje) 12. Kwantoren Cuantificadores [-> Índice] In combinatie met zelfstandig naamwoorden: En combinación con los sustantivos: nada de trabajo poco trabajo bastante trabajo mucho trabajo demasiado trabajo nada de presión poca presión bastante presión mucha presión demasiada presión nada de presión poca presión presión bastante presión mucha presión demasiada presión In combinatie met werkwoorden: no como nada como poco como un poco como bastante como mucho como demasiado no como nada como poco comer como bastante como mucho como demasiado In combinatie met bijvoeglijknaamwoorden: nada atractivo / -a poco atractivo / -a un poco atractivo / -a bastante atractivo / -a muy atractivo / -a demasiado atractivo / -a nada atractivo poco atractivo atractivo bastante atractivo muy demasiado atractivo atractivo Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 8

10 13. Het persoonlijk voornaamwoord en het regelmatig werkwoord in de Tegenwoordige tijd El pronombre personal y el verbo regular en Presente de Indicativo [-> Índice] Het Spaans kent drie groepen regelmatige werkwoorden. Ze eindigen op AR, ER en IR. Vervoeging van een regelmatig werkwoord in de Tegenwoordige tijd (=Presente de indicativo): Persoonlijk voornaamwoord -AR hablar spreken -ER comer eten Enkelvoud yo (ik) habl o com o viv o tú (jij) habl as com es viv es él/ella/usted (hij,zij,u) habl a com e viv e -IR vivir leven, wonen Meervoud nosotros/nosotras (wij) habl amos com emos viv imos vosotros/vosotras (jullie) habl áis com éis viv ís ellos/ellas/ustedes (zij/u) habl an com en viv en Het persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, hij, etc.) wordt als onderwerp in het Spaans minder vaak genoemd dan in het Nederlands, omdat in het Spaans de uitgang van het werkwoord het onderwerp van de zin duidelijk maakt. In twee gevallen wordt het persoonlijk voor-- naamwoord wel genoemd: Om verwarring te voorkomen: Ella habla aleman y él habla holandés. Zij spreekt Duits en hij spreekt Nederlands. Bij nadruk: Yo vivo en Holanda y ella vive en Perú. Ik woon in Nederland en zij woont in Peru. 14. De werkwoorden uit de Reader Spaans 1 Verbos del Reader Spaans 1 [-> Índice] -AR -ER -IR bailar necesitar aprender abrir buscar opinar comer escribir cantar organizar comprender prometer cenar preparar correr recibir cocinar significar creer subir desayunar terminar leer vivir escuchar tocar vender dormir* (ue) esperar tomar ir** (yo voy) estudiar trabajar hacer* (yo hago) preferir* (ie) hablar viajar hay (haber*) salir* (yo salgo) interesar almorzar* (ue) saber* (yo sé) venir* (yo vengo) (ie) lavar jugar* (ue) ser** (yo soy) apellidarse levantar recomendar* (ie) tener* (yo tengo)(ie) ducharse mirar estar* (yo estoy) ver* (yo veo) levantarse nadar llamarse * onregelmatig // ** onregelmatig (bijna in alle personen) Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 9

11 15. Het onregelmatige werkwoord in de Tegenwoordige tijd El verbo irregular en Presente de Indicativo [-> Índice] Net als het Nederlands kent het Spaans ook veel onregelmatige werkwoorden. Deze worden niet vervoegd zoals de werkwoorden in het schema van de vorige bladzijde, maar hebben afwijkende vormen. Hieronder zie je 5 onregelmatige werkwoorden in de Presente waarbij alleen de 1e persoon onregelmatig is (let wel op het accent bij het werkwoord estar): estar hacer ver saber salir zich bevinden doen/maken zien weten weggaan/uitgaan/ vertrekken estoy hago veo sé salgo estás haces ves sabes sales está hace ve sabe sale estamos hacemos vemos sabemos salimos estáis hacéis veis sabéis salís están hacen ven saben salen Hieronder zie je 6 werkwoorden met een bijzondere vervoeging: de uitgangen zijn regelmatig maar de beklemtoonde klinker verandert bij de vervoeging in de schuingedrukte letter(s) die je bovenaan ziet staan. Alleen bij nosotros en vosotros is de vorm regelmatig: hier komt de verandering van klinker nooit voor: pedir empezar querer entender jugar dormir i ie ie ie ue ue vragen,verzoeken, bestellen beginnen willen/ houden van begrijpen spelen slapen pido empiezo quiero entiendo juego duermo pides empiezas quieres entiendes juegas duermes pide empieza quiere entiende juega duerme pedimos empezamos queremos entendemos jugamos dormimos pedís empezáis queréis entendéis jugáis dormís piden empiezan quieren entienden juegan duermen Het werkwoord costar (= kosten) is ook een werkwoord met een klinker die verandert. Aangezien je dit werkwoord eigenlijk alleen in de 3e persoon gebruikt (het kost, ze kosten) hoef je alleen deze vormen te kennen: Cuanto costa cuesta el vino? Wat kost de wijn? Cuanto costan cuestan las chanclas? Wat kosten de slippers? Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 10

12 Más irregulares Sommige werkwoorden hebben een combinatie van onregelmatigheid: de eerste persoon wijkt af en de klinker verandert: Tener ie / g tengo tienes tiene tenemos tenéis tienen decir i / g digo dices dice decimos decís dicen Het werkwoord tener gebruik je ook in de betekenis van moeten. Het wordt dan gevolgd door que (net zoals in het Engels, waar to have to ook moeten betekent): Tienes que estudiar mucho? Moet je veel studeren? Si, tengo que estudiar mucho. Ja, ik moet veel studeren. Het werkwoord tener gebruik je ook om leeftijd aan te geven: Cuantos años tienes? Hoe oud ben je? Completamente irregulares Yo tengo 17 años. Ik ben 17 jaar. De volgende werkwoorden zijn helemaal onregelmatig: ser zijn ir gaan yo (ik) soy voy tú (jij) eres vas él/ella/usted (hij,zij,u) es va nosotros/nosotras (wij) somos vamos vosotros/vosotras (jullie) sois vais ellos/ellas/ustedes (zij/u) son van Het werkwoord ser gebruik je ook om te vragen of aan te geven waar iemand vandaan komt (vergelijkbaar met het Engelse: Where are you from?). Het wordt dan gevolgd door de: Tu eres de Málaga? No, soy de Cádiz. Kom je uit Malaga? Nee, ik kom uit Cadiz. Ir a + infinitief gebruik je om een toekomstige handeling uit te drukken: Voy a preparar la comida. Ik ga het eten klaarmaken. Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 11

13 16. Het wederkerend werkwoord El verbo reflexivo [-> Índice] Net als het Nederlands kent het Spaans ook wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren, zich afvragen, etc.). De uitgangen van deze werkwoorden zijn regelmatig (volgens het schema bij A1) maar de vorm bestaat uit twee delen. Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wederkerend maar in het Nederlands niet. Er zijn ook wederkerende werkwoorden die daarnaast klinkerwisseling hebben. Soms verandert de betekenis van een werkwoord enigszins als het wederkerend wordt gebruikt: Regelmatige wederkerende werkwoorden llamarse levantarse irse lavarse to be called heten to get up opstaan to leave weggaan to wash up zich wassen yo me llamo me levanto me voy me lavo tú te llamas te levantas te vas te lavas él/ella/usted se llama se levanta se va se lava nosotros/nosotras nos llamamos nos levantamos nos vamos nos lavamos vosotros/vosotras os llamáis os levantáis os vais os laváis ellos/ellas/ustedes se llaman se levantan se van se lavan Onegelmatige wederkerende werkwoorden vestirse despertarse acostarse dormirse i ie ue ue to dress zich aankleden to wake up wakker worden to go to bed naar bed gaan to fall sleep slapen yo me visto me despierto me acuesto me duermo tú te vistes te despiertas te acuestas te duermes él/ella/usted se viste se despierta se acuesta se duerme nosotros/nosotras nos vestimos nos despertamos nos acostamos nos dormimos vosotros/vosotras os vestís os despertáis os acostáis os dormís ellos/ellas/ustedes se visten se despiertan se acuestan se duermen Werkwoorden zoals preguntar hebben ook een wederkerende vorm: preguntarse (= zich afvragen). Dat gebeurt ook met lavar / lavarse (wassen/ zich wassen). Elke vorm heeft andere betekenis, bijvoorbeeld: ir = gaan / irse = weg gaan. Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 12

14 17. De ontkenning La negación [-> Índice] Om een Spaanse zin ontkennend te maken, zet je no voor de persoonsvorm: No tengo dinero. Let op: no is ook het Spaanse woord voor nee. No, no hablo francés. Ik heb geen geld. Nee, ik spreek geen Frans. 18. Het vragend voornaamwoord El pronombre interrogativo [-> Índice] Qué? Cuál/cuáles? Quién/quiénes? Dónde? / Adónde? / De dónde? Cuándo? Cuánto/cuánta/cuántos/cuántas? Cómo? Por qué? Para qué? Wat? Welk(e)? Wat? Wie? Waar? / Waarheen? / Waarvandaan? Wanneer? Hoeveel? Hoe? Waarom? Waarvoor? 19. Het bezittelijk bijvoeglijk naamwoord El adjetivo posesivo [-> Índice] enkelvoud mi amigo (= mijn vriend) tu amigo ( = jouw vriend) su amigo (= zijn/haar/uw vriend) nuestro amigo/ nuestra amiga (= onze vriend/onze vriendin) vuestro amigo/ vuestra amiga (= jullie vriend(-- in)) su amigo (=hun/uw vriend) meervoud mis amigos tus amigos sus amigos nuestros amigos/ nuestras amigas vuestros amigos/ vuestras amigas su amigo (= hun/uw vriend) sus amigos 20. Het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord El adjetivo demostrativo [-> Índice] deze/dit (hier) die/dat (daar) mannelijk enkelvoud este libro ese chico mannelijk meervoud estos libros esos chicos vrouwelijk enkelvoud esta casa esa chica vrouwelijk meervoud estas casas esas chicas onbepaald esto eso De onbepaalde vormen worden alleen zelfstandig gebruikt en verwijzen naar niet nader gespecifieerde zaken: Cómo se llama esto en español? Hoe noem je dit in het Spaans? Yo de eso no sé nada. Daar weet ik niks van. Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 13

15 21. De telwoorden Los numerales [-> Índice] 0 cero 10 diez 20 veinte 1 uno 11 once 21 veintiuno 2 dos 12 doce 22 veintidos 3 tres 13 trece 23 veintitrés 4 cuatro 14 catorce 24 veinticuatro 5 cinco 15 quince 25 veinticinco 6 seis 16 dieciséis 26 veintiseis 7 siete 17 diecisiete 27 veintisiete 8 ocho 18 dieciocho 28 veintiocho 9 nueve 19 diecinueve 29 veintinueve Vanaf 30: vanaf 100: y 30 treinta uno 100 cien 40 cuarenta dos 101 tot 199 ciento uno ciento noventa y nueve 50 cincuenta tres 200 doscientos/-- as 60 sesenta cuatro 300 trescientos/-- as 70 setenta cinco 400 cuatrocientos/-- as 80 ochenta seis 500 quinientos/-- as 90 noventa siete 600 seiscientos/-- as ocho 700 setecientos/-- as nueve 800 ochocientos/-- as 900 novecientos/-- as vanaf 1000: 1000 mil 2000 dos mil un millón dos millones De getallen tot veintinueve worden aan elkaar geschreven. Het woord y gebruik je tussen eenheden en tientallen (noventa y nueve) maar niet tussen honderdtallen en tientallen (doscientos y cuarenta). De honderdtallen worden aangepast in de vrouwelijke/mannelijke vorm van de zelfstandig naamwoorden die erbij horen. doscientos amigos / doscientas amigas Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 14

16 22. De familie La familia [-> Índice] el padre de vader la madre de moeder los padres de ouders el abuelo de grootvader la abuela de oma los abuelos de grootouders el hijo de zoon la hija de dochter los hijos de kinderen el hermano de broer la hermana de zus los hermanos de broers en zussen el marido de echtgenoot la mujer de echtgenote el matrimonio de echtpaar el esposo de echtgenoot la esposa de echtgenote el matrimonio de echtpaar el tío de oom la tía de tante los tíos de ooms (en tantes) el nieto de kleinzoon la nieta de kleindochter los nietos de kleinkinderen el suegro de schoonvader la suegra de schoonmoeder los suegros de schoonouders el cuñado de zwager la cuñada de schoonzus los cuñados de zwagers en schoonzussen el primo de neef la prima de nicht los primos de neven en nichten el sobrino het neefje la sobrina het niechtje los sobrinos de neven en nichten el novio de vriend (relatie) la novia de vriendin (relatie) los novios de vrienden (relatie) Estado civil: Burgerlijke staat: soltero/a, casado/a, divorciado/a, viudo/a single, getrouwd, gescheiden, weduwnaar/weduwe 23. De tijd La hora [-> Índice] De tijden van de klok worden aangegeven met het werkwoord ser (es/son) + bepaald lidwoord vrouwelijk (la/las) + hoofdtelwoord (una, dos, tres zonder het woord hora ). Eventueel kan het dagdeel worden toegevoegd. Qué hora es? Es la una Son las dos/ tres... Hoe laat is het? Het is één uur Het is twee/drie uur In de dagelijkse spreektaal gebruikt men meestal alleen de getallen , zo nodig gevolgd door het dagdeel: las 10 (de la manana) las 5 (de la tarde) las 9 (de la noche) 10 uur ('s morgens) 5 uur ('s middags) 9 uur ('s avonds) De Spaanse dagindeling is iets anders dan de Nederlandse. Zo is er geen avond maar een lange middag. Minuten, kwartieren en halve uren worden met y bij het voorgaande hele uur opgeteld: las dos y cinco vijf over twee las dos y cuarto kwart over twee las dos y veinticinco vijf voor half drie las dos y media half drie Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 15

17 Na het half uur worden de minuten en het kwartier met menos van het volgende hele uur afgetrokken: las tres menos cuarto kwart voor drie las siete menos diez tien voor zeven Son las dos Er zijn twee manieren om te zeggen dat het twaalf uur s middags of s nachts is: Es mediodía/ son las doce de la mañana. Het is 12 uur 's middags. Es medianoche/ son las doce de la noche. Het is 12 uur 's nachts. 12:05 Son las doce y cinco. 11:55 Son las doce menos cinco. Om aan te geven op welk tijdstip iets gebeurt, gebruiken we het voorzetsel a + la/las: A que hora sale el tren? - A las diez. Hoe laat vertrekt de trein? Om tien uur. A que hora abre la discoteca? A la una. Hoe laat gaat de discotheek open? -- Om een uur. buenos días: en la mañana hasta las 12:00 buenas tardes: de las 12:00 hasta que está oscuro buenas noches: cuando está oscuro hasta cuando sale el sol. Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 16

18 24. De maanden van het jaar Los meses del año [-> Índice] enero abril julio octubre febrero mayo agosto noviembre marzo junio septiembre diciembre 25. De datum La fecha [-> Índice] In het Spaans wordt de datum met een hoofdtelwoord aangegeven. Voor de eerste van de maand wordt naast el uno ook el primero gebruikt: El uno/ primero de mayo El 12 de junio 1 mei 12 juni Vóór de dag van de maand staat het lidwoord el. Tussen de dag en de maand en het jaar staat de: El catorce de enero de januari 2012 Quedamos el once de febrero. We spreken af op 11 februari. De jaartallen worden in het Spaans als volgt aangegeven: 1999 mil novecientos noventa y nueve 2012 dos mil doce 26. De dagen van de week Los días de la semana [-> Índice] lunes maandag viernes vrijdag martes dinsdag sábado zaterdag miércoles woensdag domingo zondag jueves donderdag el fin de semana het weekend De dagen van de week zijn mannelijk enkelvoud en worden met lidwoord gebruikt: El lunes trabajo en el restaurante. Maandag werk ik in het restaurant. Als de dagen van de week in het meervoud staan, betekent dat dat het om een gewoonte gaat: Los lunes juego al tenis. Op maandagen/elke maandag speel ik tennis. el lunes > los lunes el sábado > los sábados el domingo > los domingos el fin de semana > los fines de semana Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 17

19 Para practicar 1. Esquema gramatical VERBOS REGULARES VERBOS REGULARES VERBOS REGULARES TERMINADOS EN AR TERMINADOS EN -ER TERMINADOS EN -IR Yo hablo Yo bebo Yo vivo Tú hablas Tú bebes Tú vives Él/Ella/Usted habla Él/Ella/Usted bebe Él/Ella/Usted vive Nosotros/Nosotras hablamos Nosotros/Nosotras bebemos Nosotros/Nosotras vivimos Vosotros/Vosotras habláis Vosotros/Vosotras bebéis Vosotros/Vosotras vivís Ellos/Ellas/Ustedes hablan Ellos/Ellas/Ustedes beben Ellos/Ellas/Ustedes viven VERBO SER VERBO ESTAR VERBO TENER Yo soy Yo estoy Yo tengo Tú eres Tú estás Tú tienes Él/Ella/Usted es Él/Ella/Usted está Él/Ella/Usted tiene Nosotros/Nosotras somos Nosotros/Nosotras estamos Nosotros/Nosotras tenemos Vosotros/Vosotras sois Vosotros/Vosotras estáis Vosotros/Vosotras tenéis Ellos/Ellas/Ustedes son Ellos/Ellas/Ustedes están Ellos/Ellas/Ustedes tienen VERBO QUERER Yo quiero Tú quieres Él/Ella/Usted quiere Nosotros/Nosotras queremos Vosotros/Vosotras queréis Ellos/Ellas/Ustedes quieren VERBO PREFERIR Yo prefiero Tú prefieres Él/Ella/Usted prefiere Nosotros/Nosotras preferimos Vosotros/Vosotras preferís Ellos/Ellas/Ustedes prefieren PRONOMBRES PERSONALES ADJETIVOS POSESIVOS VERBOS CON PRONOMBRES REFLEXIVOS Yo Mi/Mis me llamo Tú Tu/Tus te llamas Él/Ella/Usted Su/sus se llama Nosotros/Nosotras Nuestro/a, nuestros/as nos llamamos Vosotros/Vosotras Vuestro/a, vuestros/as os llamáis Ellos/Ellas/Ustedes Su/sus se llaman PRONOMBRES CON VERBOS COMO GUSTAR, ENCANTAR / INTERESAR A mí me gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) A ti te gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) A él/ella/usted le gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) A nosotros/as nos gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) A vosotros/as os gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) A ellos/as/ustedes les gusta(n)/encanta(n)/interesa(n) Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 18

20 2. Lotería del alfabeto Bingo with the alphabet Bingo met de alfabet [-> Índice] Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 19

21 3. Frases para la clase Sentences for the lesson Zinnen voor de les [-> Índice] Cómo se escribe? How do you write it? Silla se escribe con ll o y? Do you write silla with ll or y? Cómo se pronuncia? How do you pronounce it? Cómo se dice `hello` en español? How do you say `hello` in Spanish? Cómo se llama eso en español? How do call this in Spanish? Qué significa? What does it means? No comprendo o no entiendo. I don t understand. No sé. I don t know. Puedes repetir, por favor? Could you repeat it, please? Otra vez, por favor Repeat it, please Puedes hablar más despacio, por favor? Could you speak slowly, please? Puedes hablar más alto, por favor? Could you speak louder, please? Conozco todas las palabras. I know all the words. Tengo una pregunta. I have a question. Qué es eso? What is that? Lee. Read. Escribe. Write. Escucha. Listen. Pregunta. Ask. Mira. Look. Marca. Mark. Habla con tu compañero. Talk with your classmate. Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 20

22 4. Vocabulaire SP - NL v= verbo f = frase clave o grupo de conceptos (colores, meses, días de la semana) Cap Vocabulario Nederlands English 4 abril april April 5 v abrir openen to open 5 abuela, la oma, grootmoeder grandmom, grandmother 5 abuelo, el opa, grootvader granddad, grandfather 2 aburrido / -a verveeld, saai bored, boring 4 agosto augustus August 4 v almorzar* (ue) lunchen to have lunch 2 amable aardig kind, nice 5 amarillo geel yellow 2 amigo, el vriend friend In apellido, el achternaam surname 4 v aprender leren to learn 2 arquitecto, el architect architect 2 artista, el/la artiest / artieste artist 5 azul blauw blue 4 v bailar dansen to dance 5 v buscar zoeken to search / to look for 5 camisa, la overhemd shirt, blouse 2 cantante, el/la zanger / zangeres singer 1 v cantar zingen to sing 2 caro /-a duur expensive 5 casado /-a getrouwd married 4 v cenar avondeten, dineren to have dinner / supper, to dine 4 cerca dichtbij nearby 5 chaqueta, la jasje, colbert jacket 2 chico, el jongen boy 2 ciudad, la stad city 4 coche, el auto car 3 v cocinar koken to cook 2 color, el kleur color 4 v comer eten to eat 2 cómo hoe how 4 compañero, el klasgenoot, maatje classmate, mate 1 v comprender begrijpen to understand 5 v correr hard lopen to run 5 v creer geloven to believe 4 v desayunar ontbijten to have breakfast 4 diciembre december December 4 diferente anders, verschillend different 2 difícil moeilijk difficult In dirección, la adres address 5 divorciado /-a gescheiden divorced 2 dónde waar where 3 v dormir* (ue) slapen to sleep 4 v ducharse zich douchen to shower (oneself) 2 economista, el/la econoom / econome economist In edad, la leeftijd age 5 edificio, el gebouw building 4 enero januari January 5 equipo de fútbol, el voetbalteam football team (UK), soccer team (US) 3 v escribir schrijven to write 2 escritor, el schrijver / schrijfster writer 2 v escuchar luisteren to listen 1 España Spanje Spain 1 español /-a Spaans / Spaanse Spanish 3 v esperar wachten to wait 1 v estar* (yo estoy) zich bevinden to be Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 21

23 1 estudiante, el/la student / studente student In v estudiar studeren to study In estudio, el studie study 5 excelente excelent excellent 4 febrero februari February 4 frecuentemente vaak frequently, often 2 gato, el kat cat 5 gente, la mensen people 4 guapo /-a knap good looking 1 v hablar praten, spreken to talk, to speak 4 v hacer* (yo hago) maken to make 5 v hay (haber*) er is, er zijn there is, there are 5 hermana, la zus sister 4 hermano, el broer brother 1 Holanda Nederland The Netherlands 5 hora, la uur, tijdstip hour, time of day 2 hotel, el hotel hotel 4 increíble ongelofelijk incredible 4 v interesar interesseren to (be of) interest 5 invierno, el winter winter 3 v ir** (yo voy) gaan to go 4 v jugar* (ue) spelen to play 4 julio juli July 4 junio juni June 1 latinoamericano /-a Latijns-Amerikaans Latin American 3 v lavar (lavarse) wassen (zich wassen) to wash (to wash oneself) 3 v leer lezen to read 2 lengua, la taal language 4 lento langzaam slow 3 v levantar optillen to lift (up) 3 v levantarse opstaan to get up (out of bed) 2 libro, el boek book In v llamarse heten to be called (=what your name is) 5 marrón bruin brown 4 marzo maart March 4 mayo mei May 2 médico, el dokter doctor 4 mes, el maand month 3 v mirar (mirarse) kijken (naar zichzelf / naar elkaar to look at (to look at oneself / at each other) kijken) 2 moderno /-a modern modern 3 móvil, el mobiel mobile pone, cell phone 5 museo, el museum museum 3 música, la muziek music 2 nacionalidad, la nationaliteit nationality 3 v nadar zwemmen to swim 4 v necesitar nodig hebben to need 2 noche, la nacht night In nombre, el naam name 2 noticias, las nieuws news 5 novia, la de vriendin (als in: liefdespartner) girlfriend 4 noviembre november November 5 novio, el de vriend (als in: liefdespartner) boyfriend 2 número, el nummer number 4 nunca nooit never 4 octubre oktober October 1 v opinar van mening zijn to be of the opinion (that ), to deem, to opine 1 ordenador, el computer computer 3 v organizar organizeren to organize 5 otoño, el herfst autumn, fall 2 pero maar but 4 perro, el hond dog Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 22

24 5 persona, la persoon person 3 porque omdat because 1 v preferir* (ie) de voorkeur geven aan to prefer 3 v preparar voorbereiden (zich voorbereiden) to prepare (to prepare oneself) (prepararse) 5 primavera, la lente spring 2 problema, el probleem problem In profesión, la beroep profession 2 profesor, el leraar / lerares teacher 4 v prometer beloven to promise 2 pueblo, el dorp, klein stadje village, small town 5 puente, el brug bridge 5 puerto, el haven port / harbor 2 qué wat what 2 quién wie who 4 rápido snel fast, quick 3 v recibir ontvangen to recibe 1 v recomendar* (ie) aanbevelen to recommend 5 rojo rood red 5 rosa roze pink 5 v saber* (yo sé) weten to know 3 v salir* (yo salgo) uitgaan, naar buiten gaan to go out 4 semana, la week week 2 señor, el meneer sir, mister 2 señora, la mevrouw madam / ma am, mrs. 4 septiembre september September In v ser** (yo soy) zijn to be 4 siempre altijd always In v significar betekenen to mean 1 simpático /-a sympathiek, aardig sympathetic 4 v subir instappen to go up 3 también ook also 1 taxista, el/la taxichauffeur / taxichauffeuse taxi driver 3 televisión (tele), la televisie (tv) televisión (tv) 1 v tener* (yo tengo)(ie) hebben to have 4 v terminar beëindigen to finish 5 tía, la tante aunt 1 tienda, la de winkel the store, the shop 4 tío, el oom uncle 3 v tocar aanraken to touch 4 v tomar pakken, nemen, iets te drinken nemen to grab, to take, to have/grab a drink 1 v trabajar werken to work 5 triste verdrietig, triest sad 2 turista, el/la toerist tourist 3 vacaciones, las vakantie holidays 4 v vender verkopen to sell 4 v venir* (yo vengo) (ie) komen to come 3 v ver* (yo veo) zien to see 5 verano, el zomer summer 5 verde groen green 3 v viajar reizen to travel 2 viejo /-a oud old 5 violeta paars purple 5 viuda, la weduwe widow 5 viudo, el weduwnaar widower 1 v vivir leven to live Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 23

25 5. Vocabulaire NL - SP Cap Nederlands English Vocabulario 1 v aanbevelen to recommend recomendar* (ie) 3 v aanraken to touch tocar 2 aardig kind, nice amable In achternaam surname apellido, el In adres address dirección, la 4 altijd always siempre 4 anders, verschillend different diferente 4 april April abril 2 architect architect arquitecto, el 2 artiest / artieste artist artista, el/la 4 augustus August agosto 4 auto car coche, el 4 v avondeten, dineren to have dinner / supper, to dine cenar 4 v beëindigen to finish terminar 1 v begrijpen to understand comprender 4 v beloven to promise prometer In beroep profession profesión, la In v betekenen to mean significar 5 blauw blue azul 2 boek book libro, el 4 broer brother hermano, el 5 brug bridge puente, el 5 bruin brown marrón 1 computer computer ordenador, el 4 v dansen to dance bailar 1 v de voorkeur geven aan to prefer preferir* (ie) 5 de vriend (als in: liefdespartner) boyfriend novio, el 5 de vriendin (als in: liefdespartner) girlfriend novia, la 1 de winkel the store, the shop tienda, la 4 december December diciembre 4 dichtbij nearby cerca 2 dokter doctor médico, el 2 dorp, klein stadje village, small town pueblo, el 2 duur expensive caro /-a 2 econoom / econome economist economista, el/la 5 v er is, er zijn there is, there are hay (haber*) 4 v eten to eat comer 5 excelent excellent excelente 4 februari February febrero 3 v gaan to go ir** (yo voy) 5 gebouw building edificio, el 5 geel yellow amarillo 5 v geloven to believe creer 5 gescheiden divorced divorciado /-a 5 getrouwd married casado /-a 5 groen green verde 5 v hard lopen to run correr 5 haven port / harbor puerto, el 1 v hebben to have tener* (yo tengo)(ie) 5 herfst autumn, fall otoño, el In v heten to be called (=what your name is) llamarse 2 hoe how cómo 4 hond dog perro, el 2 hotel hotel hotel, el 4 v instappen to go up subir 4 v interesseren to (be of) interest interesar 4 januari January enero 5 jasje, colbert jacket chaqueta, la 2 jongen boy chico, el Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 24

26 4 juli July julio 4 juni June junio 2 kat cat gato, el 3 v kijken (naar zichzelf / naar elkaar to look at (to look at oneself / at each other) mirar (mirarse) kijken) 4 klasgenoot, maatje classmate, mate compañero, el 2 kleur color color, el 4 knap good looking guapo /-a 3 v koken to cook cocinar 4 v komen to come venir* (yo vengo) (ie) 4 langzaam slow lento 1 Latijns-Amerikaans Latin American latinoamericano /-a In leeftijd age edad, la 5 lente spring primavera, la 2 leraar / lerares teacher profesor, el 4 v leren to learn aprender 1 v leven to live vivir 3 v lezen to read leer 2 v luisteren to listen escuchar 4 v lunchen to have lunch almorzar* (ue) 4 maand month mes, el 2 maar but pero 4 maart March marzo 4 v maken to make hacer* (yo hago) 4 mei May mayo 2 meneer sir, mister señor, el 5 mensen people gente, la 2 mevrouw madam / ma am, mrs. señora, la 3 mobiel mobile pone, cell phone móvil, el 2 modern modern moderno /-a 2 moeilijk difficult difícil 5 museum museum museo, el 3 muziek music música, la In naam name nombre, el 2 nacht night noche, la 2 nationaliteit nationality nacionalidad, la 1 Nederland The Netherlands Holanda 2 nieuws news noticias, las 4 v nodig hebben to need necesitar 4 nooit never nunca 4 november November noviembre 2 nummer number número, el 4 oktober October octubre 5 oma, grootmoeder grandmom, grandmother abuela, la 3 omdat because porque 4 ongelofelijk incredible increíble 4 v ontbijten to have breakfast desayunar 3 v ontvangen to recibe recibir 3 ook also también 4 oom uncle tío, el 5 opa, grootvader granddad, grandfather abuelo, el 5 v openen to open abrir 3 v opstaan to get up (out of bed) levantarse 3 v optillen to lift (up) levantar 3 v organizeren to organize organizar 2 oud old viejo /-a 5 overhemd shirt, blouse camisa, la 5 paars purple violeta 4 v pakken, nemen, iets te drinken nemen to grab, to take, to have/grab a drink tomar 5 persoon person persona, la Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 25

27 1 v praten, spreken to talk, to speak hablar 2 probleem problem problema, el 3 v reizen to travel viajar 5 rood red rojo 5 roze pink rosa 3 v schrijven to write escribir 2 schrijver / schrijfster writer escritor, el 4 september September septiembre 3 v slapen to sleep dormir* (ue) 4 snel fast, quick rápido 1 Spaans / Spaanse Spanish español /-a 1 Spanje Spain España 4 v spelen to play jugar* (ue) 2 stad city ciudad, la 1 student / studente student estudiante, el/la In v studeren to study estudiar In studie study estudio, el 1 sympathiek, aardig sympathetic simpático /-a 2 taal language lengua, la 5 tante aunt tía, la 1 taxichauffeur / taxichauffeuse taxi driver taxista, el/la 3 televisie (tv) televisión (tv) televisión (tele), la 2 toerist tourist turista, el/la 3 v uitgaan, naar buiten gaan to go out salir* (yo salgo) 5 uur, tijdstip hour, time of day hora, la 4 vaak frequently, often frecuentemente 3 vakantie holidays vacaciones, las 1 v van mening zijn to be of the opinion (that ), to deem, to opinar opine 5 verdrietig, triest sad triste 4 v verkopen to sell vender 2 verveeld, saai bored, boring aburrido / -a 5 voetbalteam football team (UK), soccer team (US) equipo de fútbol, el 3 v voorbereiden (zich voorbereiden) to prepare (to prepare oneself) preparar (prepararse) 2 vriend friend amigo, el 2 waar where dónde 3 v wachten to wait esperar 3 v wassen (zich wassen) to wash (to wash oneself) lavar (lavarse) 2 wat what qué 5 weduwe widow viuda, la 5 weduwnaar widower viudo, el 4 week week semana, la 1 v werken to work trabajar 5 v weten to know saber* (yo sé) 2 wie who quién 5 winter winter invierno, el 2 zanger / zangeres singer cantante, el/la 1 v zich bevinden to be estar* (yo estoy) 4 v zich douchen to shower (oneself) ducharse 3 v zien to see ver* (yo veo) In v zijn to be ser** (yo soy) 1 v zingen to sing cantar 5 v zoeken to search / to look for buscar 5 zomer summer verano, el 5 zus sister hermana, la 3 v zwemmen to swim nadar Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 26

28 6. Werkwoorden In v estudiar studeren to study In v llamarse heten to be called (=what your name is) In v ser** (yo soy) zijn to be In v significar betekenen to mean 1 v cantar zingen to sing 1 v comprender begrijpen to understand 1 v estar* (yo estoy) zich bevinden to be 1 v hablar praten, spreken to talk, to speak 1 v opinar van mening zijn to be of the opinion (that ), to deem, to opine 1 v preferir* (ie) de voorkeur geven aan to prefer 1 v recomendar* (ie) aanbevelen to recommend 1 v tener* (yo tengo)(ie) hebben to have 1 v trabajar werken to work 1 v vivir leven to live 2 v escuchar luisteren to listen 3 v leer lezen to read 3 v cocinar koken to cook 3 v dormir* (ue) slapen to sleep 3 v esperar wachten to wait 3 v ir** (yo voy) gaan to go 3 v ver* (yo veo) zien to see 3 v tocar aanraken to touch 3 v salir* (yo salgo) uitgaan, naar buiten gaan to go out 3 v escribir schrijven to write 3 v mirar (mirarse) kijken (naar zichzelf / naar elkaar kijken) to look at (to look at oneself / at each other) 3 v lavar (lavarse) wassen (zich wassen) to wash (to wash oneself) 3 v levantar optillen to lift (up) 3 v levantarse opstaan to get up (out of bed) 3 v nadar zwemmen to swim 3 v organizar organizeren to organize 3 v preparar (prepararse) voorbereiden (zich voorbereiden) to prepare (to prepare oneself) 3 v recibir ontvangen to recibe 3 v viajar reizen to travel 4 v almorzar* (ue) lunchen to have lunch 4 v aprender leren to learn 4 v bailar dansen to dance 4 v cenar avondeten, dineren to have dinner / supper, to dine 4 v comer eten to eat 4 v desayunar ontbijten to have breakfast 4 v ducharse zich douchen to shower (oneself) 4 v hacer* (yo hago) maken to make 4 v interesar interesseren to (be of) interest 4 v jugar* (ue) spelen to play 4 v necesitar nodig hebben to need 4 v prometer beloven to promise 4 v subir instappen to go up 4 v tomar pakken, nemen, iets te drinken nemen to grab, to take, to have/grab a drink 4 v terminar beëindigen to finish 4 v vender verkopen to sell 4 v venir* (yo vengo) (ie) komen to come 5 v abrir openen to open 5 v buscar zoeken to search / to look for 5 v correr hard lopen to run 5 v creer geloven to believe 5 v hay (haber*) er is, er zijn there is, there are 5 v saber* (yo sé) weten to know Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 27

29 7. Frases clave (belangrijke uidrukkingen) In Hola, buenos días. Hallo, goedemorgen Hello, good morning In (Yo) Soy Peter, y tú, quién Ik ben Peter, en jij? Wie ben jij? I am Peter, and you? Who are you? eres? In (Yo) Me llamo Helen, mucho Ik heet Helen, aangenaam. My name is Helen, nice to meet you. gusto. In Encantado, Helen. Aangenaam, Helen. Pleased to meet you, Helen. In qué tal? Alles goed? / hoe gaat het? How are you? / what s up? In Muy bien, (muchas) gracias, y tú? Heel goed, (erg) bedankt, en met jou? I am doing great, thank you (very much). And you? In Bien... Goed Good In Yo soy Elena, y tú? Ik ben Elena, en jij? I am Elena, and you? In Yo soy Julia y él es Peter. Ik ben Julia en hij is Peter. I am Julia and he is Peter. In Buenos días Goedemorgen Good morning In buenas tardes Goedemiddag Good afternoon In buenas noches Goedenavond, goedenacht Good evening, good night In Bienvenido Welkom Welcome In Quién eres? Wie ben jij? Who are you? In Soy Pablo Ik ben Pablo I am Pablo In Mucho gusto, Pablo. Aangenaam, Pablo. Nice to meet you, Pablo. In Cómo se escribe tu Hoe schrijf je je naam? How do you write your name? nombre? In Por favor Alsjeblieft (wanneer je een gunst vraagt) Please In Gracias Dankjewel / Dankuwel Thank you In De nada Geen dank Don t mention it In Se escribe: ENE-I-E-ELE-ESE. Je schrijft: en-i-e-el-es You write: en-i-e-es In Y cómo se escribe tu En hoe schrijf je je achternaam? And how do you write your surname? apellido? In Cómo te llamas? Hoe heet je? What is your name? In Me llamo Ik heet My name is In Qué estudias? Wat studeer je? What do you study? In Estudio Economía Ik studeer Economie I study Economics In qué significa carrera? wat betekent opleiding? what does education (as in: schooling) mean? 1 apellidarse heten (achternaam!) to be called (surname!) 1 café, el koffie coffee 1 capital, la hoofdstad capital city 1 decisión, la beslissing decision 1 De dónde eres? Waar kom je vandaan? Where are you from? 1 Soy de Pamplona Ik kom uit Pamplona I am from Pamplona 1 Dónde está Pamplona? Waar ligt Pamplona? Where is Pamplona (situated)? 1 Pamplona está en España. Pamplona ligt in Spanje. Pamplona is (situated) in Spain. 1 Bogotá es la capital de Bogotá is de hoofdstad van Colombia. Bogotá is the capital of Colombia. Colombia. 1 Quién es de Holanda? Wie komt er uit Nederland? Who is from the Netherlands? 1 Peter es de Holanda. Peter komt uit Nederland Peter is from the Netherlands 1 Eres inglesa? Ben je (een) Engels (vrouw)? Are you (an) English (woman)? 1 No, soy holandesa. Nee, ik ben Nederlandse No, I am Dutch (female) 1 Cuál es tu número de Wat is je telefoonnummer? What is your telephone number? teléfono? 1 Mi número es: Mijn nummer is: 06- My number is: Cuánto es cuatro más Hoeveel is vier plus zeven? How much is four plus seven? siete? 1 Son once. Dat is elf. That is eleven. 1 Cuántos años tienes? Hoe oud ben je? How old are you? 1 Tengo veinte años. Y tú? Ik ben twintig jaar oud. En jij? I am twenty years old. And you? 1 Dónde vives? Waar woon je? Where do you live? 1 Vivo en Róterdam Ik woon in Rotterdam. I live in Rotterdam. 1 Dónde estudias español? Waar studeer je Spaans? Where do you study Spanish? Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 28

30 1 Estudio en la universidad. Ik studeer aan de universiteit. I study at the university. 1 El español se habla en Het Spaans wordt gesproken in Spanje. Spanish is spoken in Spain. España. 2 en este momento op dit moment at the moment 2 Cuál es la profesión de Wat is Ronaldo s beroep? What is Ronaldo s profession/job? Ronaldo? 2 Cuánto cuesta esto? Hoeveel kost dit? How much does this cost? 2 Esto cuesta veinte euros. Dit kost twintig euro. This costs twenty euro. 3 Qué aficiones tienes? Wat voor hobby s heb je? What hobbies do you have? 3 Prefiero cocinar y leer Ik geef de voorkeur aan koken en lezen I prefer cooking and reading 3 A dónde vais en julio? Waar gaan jullie heen in juli? Where are you guys going in July? 3 Nosotros vamos a San Diego Wij gaan naar San Diego We are going to San Diego 3 Por qué vais a San Diego? Waarom gaan jullie naar San Diego? Wy are you guys going to San Diego? 3 Porque es muy bonito. Omdat het (de stad) heel mooi is. Because it (the city) is very beautiful. 3 Cuándo es tu cumpleaños? Wanneer is jouw verjaardag? When is your birthday? 3 Mi cumpleaños es el cinco de agosto Mijn verjaardag is vijf augustus. My birthday is the fifth of August. Días de la semana 3 lunes, el maandag Monday 3 martes, el dinsdag Tuesday 3 miércoles, el woensdag Wednesday 3 jueves, el donderdag Thursday 3 viernes, el vrijdag Friday 3 sábado, el zaterdag Saturday 3 domingo, el zondag Sunday 3 mañana, la / Por la mañana ochtend / s ochtends morning / in the morning 3 mediodía, el / Al mediodía tussen de middag noon / midday 3 tarde, la / Por la tarde middag / s middags afternoon / in the afternoon 3 noche, la / Por la noche avond / nacht, s avonds / s nachts evening / night, in the evening / at night 4 por ejemplo bijvoorbeeld for example 4 a veces soms sometimes 4 Qué planes tienes para el Wat voor plannen heb je voor maandag? What plans o you have for Monday? lunes? 4 Lo siento, no puedo het spijt me, ik kan niet I am sorry, I can t 4 Tengo que trabajar. Ik moet werken i have to work 4 Con quién te interesa Met/bij wie zou je willen studeren? Who would you like to study with? estudiar? 4 fin de semana weekend, weekeinde weekend 5 Quién es la chica con la blusa roja? Wie is het meisje met de rode blouse? Who is the girl in the red blouse? 5 Es mi amiga. Zij is mijn vriendin. She is my friend. 5 Es muy elegante y muy guapa Ze is erg elegant en zeer knap 5 Qué crees? Wat vind je? What do you think? She is very elegant and very good looking Posesivos 5 mi, mis mijn my 5 tu, tus jouw your 5 su, sus zijn / haar / uw his / her / your (formal) 5 nuestro /-a, nuestros /-as ons, onze our 5 vuestro /-a, vuestros /-as jullie (bezittelijk vnw.) your (plural) 5 vamos de marcha Laten we [uitgaan / een drankje doen / gaan stappen]! Let s go [out / for a drink / clubbing]! Meer oefeningen: Hogeschool Rotterdam Libro de prácticas - Reader Keuzevak Spaans 1 29

Keuzevak Spaans voor beginners 1 - Extra oefeningen

Keuzevak Spaans voor beginners 1 - Extra oefeningen Keuzevak Spaans voor beginners 1 - Extra oefeningen Met deze oefeningen kun je je voorbereiden op het tentamen Spaans voor beginners 1. De uitwerkingen staan op www.keuzevakspaans.com. Het echte tentamen

Nadere informatie

Het belang en het gemak van het Spaanse werkwoord

Het belang en het gemak van het Spaanse werkwoord Het belang en het gemak van het Spaanse werkwoord Door: Victor Sánchez Vaak starten Nederlanders heel enthousiast aan een cursus Spaans. Mijn ervaring heeft geleerd dat men vroeg of laat tegen de grammatica

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Ondersteunend materiaal página 4. Inhoud + checklist páginas 2-3. Opdracht página 1. Información personal páginas 6-13

Inhoudsopgave. Ondersteunend materiaal página 4. Inhoud + checklist páginas 2-3. Opdracht página 1. Información personal páginas 6-13 Inhoudsopgave Opdracht página 1 Inhoud + checklist páginas 2-3 Ondersteunend materiaal página 4 Información personal páginas 6-13 La familia página 14 El colegio página 15 Las palabras 1-100 página 16

Nadere informatie

Sí, claro! 1.1. Instaptoets. Opgaven. 4. En un hotel. 1. En un viaje. Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés. Hola, cómo? Ernesto, y tú?

Sí, claro! 1.1. Instaptoets. Opgaven. 4. En un hotel. 1. En un viaje. Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés. Hola, cómo? Ernesto, y tú? Sí, claro! 1.1 Instaptoets Opgaven Met behulp van deze toets kan worden bepaald over hoeveel kennis van de Spaanse taal een cursist reeds beschikt. De toets kan worden gebruikt om te bepalen in welke groep

Nadere informatie

SPAANS LES 4 Español

SPAANS LES 4 Español pagina:1 4-1 Inleiding In deze vindt u heel wat bouwstenen voor een dialoog. Die vindt u niet alleen in de beide dialogen maar ook onder het kopje vraagwoorden. Veel succes! 4-2 Zinnen voor een dialoog

Nadere informatie

Spaans voor zelfstudie

Spaans voor zelfstudie Prisma Taaltraining Spaans voor zelfstudie drs. Gisa Muniz INHOUD Voorwoord 9 Uitspraak 11 Les 1 Tekst 1 14 Begroetingen 14 Mensen ontmoeten 15 Zich voorstellen 16 Vragen hoe iemand heet 16 Zeggen waar

Nadere informatie

cuál? cuál es su número de reserva? a ver... acento, el alfabeto, el apellido, el apellidos, los aquí tiene arroba, la ascensor, el baño, el

cuál? cuál es su número de reserva? a ver... acento, el alfabeto, el apellido, el apellidos, los aquí tiene arroba, la ascensor, el baño, el a ver... acento, el alfabeto, el alojamiento, el aparcamiento, el aparcar apellido, el apellidos, los aquí tiene arroba, la ascensor, el baño, el buenas noches buenas tardes buenos días c / (calle) claro

Nadere informatie

SPAANS HERHALINGLES 1 Español

SPAANS HERHALINGLES 1 Español pagina:1 H1-1 Inleiding De eerste herhalingsles. Lees de lessen 1 t/m 5 nog eens rustig door. Niet allemaal achter elkaar! Maak daarna deze herhalingsles. Veel succes! H1-2 Vertaal: Yo soy el pan = Yo

Nadere informatie

SPAANS LES 2 Español

SPAANS LES 2 Español pagina:1 2-1 Inleiding U leert weer veel in deze les. U leert hoe u woorden in het meervoud kunt zetten, u leert weer heel wat over werkwoorden en u leert de telwoorden van 1 t/m 10. Veel succes! 2-2 Zinnetjes

Nadere informatie

SPAANS HERHALINGLES 2 Español

SPAANS HERHALINGLES 2 Español pagina:1 H2-1 Inleiding We herhalen de lessen 6 t/m 10. Lees eerst de betreffende lessen door. H2-2 Vertaal: El buen pastor su vida da por las ovejas La vaca muge La conozco Os ven María tiene los libros

Nadere informatie

Exchange MALAGA CANISIUS IES La Cala de MIJAS

Exchange MALAGA CANISIUS IES La Cala de MIJAS Exchange MALAGA CANISIUS IES La Cala de MIJAS MEETING AT CANISIUS 21-29 March 2015 Scholengemeenschap Sint Canisius Slot 31 7608 ND Almelo Tel. 0031546-488488 Fax 0031546-488477 Naam.. Informatie in dit

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Podría ayudarme? Om hulp vragen Habla inglés? Vragen of iemand spreekt Habla_[idioma]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt No hablo_[idioma]_. Duidelijk maken dat

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Can you help me, please? Om hulp vragen Do you speak English? Vragen of iemand spreekt Do you speak _[language]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt I don't speak_[language]_.

Nadere informatie

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other Dutch survival kit This Dutch survival kit contains phrases that can be helpful when living and working in the Netherlands. There is an overview of useful sentences and phrases in Dutch with an English

Nadere informatie

SPAANS LES 8 Español

SPAANS LES 8 Español pagina:1 8-1 Inleiding Een eenvoudig briefje. Daar maakt u in deze les kennis mee. Aan het eind van deze cursus moet u zelf zo'n briefje kunnen schrijven! En dat gaat vast en zeker lukken! Veel succes!

Nadere informatie

Keuzevak Spaans 1 Vocabulario en orden alfabético

Keuzevak Spaans 1 Vocabulario en orden alfabético Keuzevak Spaans 1 Vocabulario en orden alfabético (muy) poco (heel) weinig Buenas noches! Goedenavond/goede nacht! Buenas tardes! Goedemiddag! Buenos días! Goeiedag! Qué nombre más bonito! Wat een mooie

Nadere informatie

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE DUTCH THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE 4 0 0 W O R D S T O G E T S T A R T E D I N A N Y L A N G U A G E BY THE FOREIGN LANGUAGE COLLECTIVE Verbs Werkwoorden To be zijn I ik ben You jij bent He/She/It hij/zij/het

Nadere informatie

1OEFENINGEN bij WERKWOORDEN (boek CAMINOS 1, PAG.133 e.v.)

1OEFENINGEN bij WERKWOORDEN (boek CAMINOS 1, PAG.133 e.v.) 1OEFENINGEN bij WERKWOORDEN (boek CAMINOS 1, PAG.133 e.v.) 7.1.1 Regelmatige vormen A. Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Dónde...? (vivir, tú) Dónde...? (trabajar, tú) Yo no...muy bien español.

Nadere informatie

SPAANS LES 5 Español

SPAANS LES 5 Español pagina:1 5-1 Inleiding In deze les gaat het voor een belangrijk deel over het weer: U leest een weerbericht uit de bekende krant EL MUNDO. U leert een groot aantal uitdrukkingen over het weer. Maar ook

Nadere informatie

Encuentros. Unidad 2. Woordenschat. Grammatica

Encuentros. Unidad 2. Woordenschat. Grammatica Unidad 2 Encuentros Woordenschat Grammatica A Hola y adiós 1. Groeten en kennismaken 2. Het werkoord ser 3. Persoonlijke voornaamwoorden 4. tú / vosotros tegenover usted / ustedes 5. Dialogen 6. Señor,

Nadere informatie

Wonen. In deze les leert u

Wonen. In deze les leert u 2 Wonen In deze les leert u woorden en zinnen rond het onderwerp wonen: un sofá estupendo de regels voor klemtoon en geschreven accent de meervoudsvormen van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden: cama

Nadere informatie

Tú y yo. In deze Unidad ga je vertellen over jezelf, je familie en vrienden

Tú y yo. In deze Unidad ga je vertellen over jezelf, je familie en vrienden Tú y yo In deze Unidad ga je vertellen over jezelf, je familie en vrienden Je leert begroeten en afscheid nemen vragen hoe iemand heet, hoe oud hij is en waar hij vandaan komt namen spellen de getallen

Nadere informatie

SPAANS LES 3 Español

SPAANS LES 3 Español pagina:1 3-1 Inleiding In deze les gaat u de eerste tekst lezen! Maar eerst gaat u zich verder verdiepen in bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden. 3-2 Zinnetjes voor een dialoog Spaans: Buenos días,

Nadere informatie

Madrid maart 2 april Spoedcursus Spaans Marc Deldime TechnOV 1

Madrid maart 2 april Spoedcursus Spaans Marc Deldime TechnOV 1 Madrid 2013 28 maart 2 april 2013 Spoedcursus Spaans Marc Deldime TechnOV 1 Spoedcursus Spaans Marc Deldime TechnOV 2 Het Spaans of het Castellano is één van de vier officiële talen van Spanje. De andere

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ik spreek geen

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Podría ayudarme? Om hulp vragen Habla inglés? Vragen of iemand Engels spreekt Habla_[idioma]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt No hablo_[idioma]_. Duidelijk maken

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ik spreek geen

Nadere informatie

Mis amigos y yo. Cuál es tu número de móvil? Û p. 20 del LA UNIDAD 1 LECCIÓN 1. Vul de bloem in met jouw persoonlijke gegevens.

Mis amigos y yo. Cuál es tu número de móvil? Û p. 20 del LA UNIDAD 1 LECCIÓN 1. Vul de bloem in met jouw persoonlijke gegevens. LECCIÓN UNIDAD Mis amigos y yo Cuál es tu número de móvil? Û p. 20 del LA mi edad Vul de bloem in met jouw persoonlijke gegevens. mi apellido mi fecha de cumpleaños mi nombre mi nacionalidad mi foto 2

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Podría ayudarme? Om hulp vragen Habla inglés? Vragen of iemand Engels spreekt Habla_[idioma]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt No hablo_[idioma]_. Duidelijk maken

Nadere informatie

A escribir! Periode 2. Schrijfopdrachten Spaans mavo 4

A escribir! Periode 2. Schrijfopdrachten Spaans mavo 4 1 A escribir! Periode 2 Schrijfopdrachten Spaans mavo 4 2 Schrijfopdracht 1 a Hoe vraag je in het Spaans...? 1 Ben jij Duitse? 2 Spreek je Spaans? 3 Waar woon je? 4 Is dat een dorp? b Hoe antwoord je in

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Podría ayudarme? Om hulp vragen Habla inglés? Vragen of iemand Engels spreekt Habla_[idioma]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt No hablo_[idioma]_. Duidelijk maken

Nadere informatie

1.1 Las vocales (de klinkers):

1.1 Las vocales (de klinkers): Lección 1 (Les 1): La pronunciación (De uitspraak) In deze eerste les leer je welke klinkers en medeklinkers het Spaans heeft. Je krijgt een overzicht van het Spaanse alfabet. Ook kijken we naar de regels

Nadere informatie

possessive determiners

possessive determiners personal pronouns possessive determiners SirPalsrok @meestergijs Ik = I (altijd met een hoofdletter schrijven) I am William. I have no brothers or sisters. I play tennis and love to play videogames. I

Nadere informatie

SPAANS LES 6 Español

SPAANS LES 6 Español pagina:1 6-1 Inleiding Deze keer een klein gedeelte uit de Bijbel, twee dialoogjes en wat grammatica. De opmerking dat de antwoorden aan het eind van de les staan, laten we in het vervolg weg. Veel succes!

Nadere informatie

januari el/un coche el/un gato la/una casa la/una chica la/una mesa

januari el/un coche el/un gato la/una casa la/una chica la/una mesa januari Woordsoorten: er worden vandaag drie belangrijke woordsoorten behandeld. 1. Zelfstandige naamwoorden. Dit zijn de woorden waar je de, het of een voor kunt zetten. Het zijn dingen, dieren of mensen.

Nadere informatie

Mi cole. aan deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken, SETENTA Y SIETE

Mi cole. aan deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken, SETENTA Y SIETE 2 Geef Mi cole aan deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken, SETENTA Y SIETE 77 1 Wat is er raar in dit klaslokaal? Schrijf het op. Hay cinco profesores. 2 A. Welke schoolvakken

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Spaans

Woordenlijst Nederlands Spaans Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Spaans Hoofdstuk 1 De cursus Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

Sí, claro! 1.2. Instaptoets. Opgaven. 1. Dos amigos miran el plano de Sevilla. 4. En la oficina de turismo.

Sí, claro! 1.2. Instaptoets. Opgaven. 1. Dos amigos miran el plano de Sevilla. 4. En la oficina de turismo. Sí, claro! 1.2 Instaptoets Opgaven Met behulp van deze toets kan worden bepaald over hoeveel kennis van de Spaanse taal een cursist reeds beschikt. De toets kan worden gebruikt om te bepalen in welke groep

Nadere informatie

Ana María y Fernando en México. Mateo en la playa. Juan y sus compañeros de fútbol. Mamá, Clarita y Mirta

Ana María y Fernando en México. Mateo en la playa. Juan y sus compañeros de fútbol. Mamá, Clarita y Mirta Mi gente 3 familierelaties + + zeggen of je iets leuk vindt of niet + + iemands uiterlijk en karakter beschrijven + + de getallen 11 100 + + de maanden van het jaar + + de datum Mateo en la playa Ana María

Nadere informatie

Prisma Taalbeheersing. Basisgrammatica. Spaans. Begrijpelijk voor iedereen. drs. E. Slager dr. Y. Rodríguez Pérez

Prisma Taalbeheersing. Basisgrammatica. Spaans. Begrijpelijk voor iedereen. drs. E. Slager dr. Y. Rodríguez Pérez Prisma Taalbeheersing Basisgrammatica Spaans Begrijpelijk voor iedereen drs. E. Slager dr. Y. Rodríguez Pérez Prisma maakt deel uit van Uitgeverij Unieboek Het Spectrum bv Postbus 97 3990 DB Houten Auteurs:

Nadere informatie

1 Informatie over personen

1 Informatie over personen 1 Informatie over personen 1 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 1 Leeftijd, gewicht en nationaliteit.

Nadere informatie

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate.

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate. 1 Test yourself read a Lees de vragen van de test. Waar gaat deze test over? Flash info 1 In the morning I always make my bed. A Yes. B No. C Sometimes, when I feel like it. 2 When I see an old lady with

Nadere informatie

SPAANS HERHALINGLES 3 Español

SPAANS HERHALINGLES 3 Español pagina:1 H3-1 Inleiding Ook van deze herhaling kunt weer veel leren. Bekijk de werkwoordsvormen goed. Zorg dat alle zinnen (zelfstandig) kunt vertalen. Als extra service vindt u nog een aantal extra oefeningen.

Nadere informatie

Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85. Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87. Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89. Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91

Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85. Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87. Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89. Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91 inhoud lente zomer herfst winter Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85 Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87 Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89 Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91 Mode & schoonheid 14 15 40 41

Nadere informatie

España español Chile

España español Chile España español Chile chileno Colombia colombiano Puerto Rico puertoriqueño Argentina argentino Italia italaliano Rusia ruso Turquía turco India indio Brasil brasileño Francia francés Portugal portugués

Nadere informatie

Serie de publicaciones - Serie-overzicht

Serie de publicaciones - Serie-overzicht 1 Serie de publicaciones - Serie-overzicht Minicursus voor Spaanstaligen Niveau 1/ Mini curso para hispanohablantes Nivel 1 Formaat pdf / Formato pdf Toegang tot luisteroefeningen en antwoorden op de website

Nadere informatie

tus amigos son mis amigos

tus amigos son mis amigos tus amigos son mis amigos Gramática 3 Me encantan a unas gafas de sol b un mp3 SMAAk en interesse: gustar, encantar, interesar Om plezier of interesse uit te drukken gebruik je werkwoorden als gustar,

Nadere informatie

Instaptoets. Opgaven. 1. En un viaje. 4. En un hotel. Hola, cómo? Ernesto, y tú? Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés.

Instaptoets. Opgaven. 1. En un viaje. 4. En un hotel. Hola, cómo? Ernesto, y tú? Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés. Instaptoets Opgaven Met behulp van deze toets kan worden bepaald over hoeveel kennis van de Spaanse taal een cursist reeds beschikt. De toets kan worden gebruikt om te bepalen in welke groep of op welk

Nadere informatie

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! 1 Meet and greet read Lees de tekst. Wat is de prijs die je kunt winnen? early too late on time vroeg te laat op tijd Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! Do you have a special

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

2.000. Cien 3.000. Doscientos. Trescientos 4.000. Cuatrocientos 5.000. Quinientos 6.000. Seiscientos 7.000. Setecientos 8.000. Ochocientos 9.

2.000. Cien 3.000. Doscientos. Trescientos 4.000. Cuatrocientos 5.000. Quinientos 6.000. Seiscientos 7.000. Setecientos 8.000. Ochocientos 9. Para funcionar Bloque I 1 Los números De getallen 1 Uno 11 Once 30 Treinta 100 Cien 2000 Dos mil 1000000 Un millón 2 Dos 12 Doce 31 Treinta y uno 200 Doscientos 3000 Tres mil 2000000 Dos millones 3 Tres

Nadere informatie

Rutinas de clase Lenguaje para la clase de español

Rutinas de clase Lenguaje para la clase de español Rutinas de clase Lenguaje para la clase de español Carin Macías Miñambres Sint Clemensschool Saludos y presentaciones Goededag! Goedemorgen! Goedemiddag! Hallo! Hoe gaat het met jullie? Hoe gaat het met

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Engels

Woordenlijst Nederlands Engels Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Engels Hoofdstuk 1 De cursus Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

la bicicleta De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje van de pot pakken.

la bicicleta De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje van de pot pakken. Dominospel / memory Knip alle kaartjes van de betreffende hoofdstukken uit. Doe het zo dat je een kaartje hebt met aan de linkerkant het plaatje en aan de rechterkant een woord. Dus alleen de dikke zwarte

Nadere informatie

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend PRESENT SIMPLE TENSE ( onvoltooid tegenwoordige tijd ) Hoe? > hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is!! als een werkwoord eindigt op een s-klank ( s,ch x) werkw. + es!! als een

Nadere informatie

Tú y yo 1. Actividades. Tú y yo. Geef deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken,...

Tú y yo 1. Actividades. Tú y yo. Geef deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken,... 1 Tú y yo Geef deze pagina een persoonlijk tintje! Hier kun je schrijven, tekenen, plakken,... SETENTA Y SIETE 77 1 Bekijk de namenlijst op pagina 10 in het tekstboek. Schrijf op hoe je de voor- en achternamen

Nadere informatie

SPAANS LES 7 Español

SPAANS LES 7 Español pagina:1 7-1 Inleiding We beginnen deze keer met een artikeltje uit de Spaanse krant (elmundo). Verder leren we een nieuwe tijd en de namen van de dagen van de week. Veel succes! 7-2 Uit de Spaanse krant

Nadere informatie

Uitwerking Tareas Spaans 3. Qué has hecho hoy?

Uitwerking Tareas Spaans 3. Qué has hecho hoy? Uitwerking Tareas Spaans 3 Capítulo 1 p. 12 Qué has hecho hoy? 1. [Vraag hoe het met gaat] Hola, cómo estás? 2. [Vraag waarom] Por qué? 3. [Vraag wat gedaan heeft] Qué has hecho? 1. [Reageer, zeg dat je

Nadere informatie

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling.

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling. Juan y Rosa están de vacaciones Werkboek 1 Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling Juan y Rosa Las Tareas (Werkboek) deel 1 Spaans voor het basisonderwijs Auteur: Antoinette Gerichhausen Derde,

Nadere informatie

Caminos nieuw 1. Instaptoets

Caminos nieuw 1. Instaptoets Caminos nieuw 1 Instaptoets Caminos nieuw 1 Instaptoets Opgaven Met behulp van deze toets kan worden bepaald over hoeveel kennis van de Spaanse taal een cursist reeds beschikt. De toets kan worden gebruikt

Nadere informatie

6.5-De werkwoorden ser en estar

6.5-De werkwoorden ser en estar 6.5-De werkwoorden ser en estar Het werkwoord "zijn" kent in het Spaans twee versies: ser en estar. ser estar 1e persoon enkelvoud: soy 1e persoon enkelvoud: estoy 2e persoon enkelvoud: eres 2e persoon

Nadere informatie

SPAANS LES 1 Español

SPAANS LES 1 Español pagina:1 1.1 Inleiding Deze cursus is bestemd voor hen die willen kennismaken met de Spaanse taal in woord en geschrift. Voor het volgen van deze cursus is geen speciale vooropleiding noodzakelijk. Wel

Nadere informatie

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk?

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk? 1 Festival Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk? for the first time reach voor de eerste keer bereiken 2 Questions Lees de tekst. Beantwoord

Nadere informatie

El horario de los chicos

El horario de los chicos El horario de los chicos Acércate! 1 Qué asignatura es? Welk schoolvak wordt er met de plaatjes bedoeld? Schrijf de Spaanse naam op. 1 4 2 5 3 6 cd 21 2 Gema explica su horario. Escucha y completa. Gema

Nadere informatie

voltooid tegenwoordige tijd

voltooid tegenwoordige tijd SirPalsrok @meestergijs It has taken me a while to make this grammar explanation. My life has been quite busy and for that reason I had little time. My week was full of highs and lows. This past weekend

Nadere informatie

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Understanding and being understood begins with speaking Dutch Understanding and being understood begins with speaking Dutch Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal The Dutch language links us all Wat leest u in deze folder? 1.

Nadere informatie

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1 Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1 Vraagzinnen: Je kunt in het Engels vraagzinnen maken door vaak het werkwoord vooraan de zin te zetten. Bijv. She is nice. Bijv. I am late. Bijv. They are

Nadere informatie

Bienvenidos - Cuaderno de ejercicios

Bienvenidos - Cuaderno de ejercicios unidad 1 En el aeropuerto Zoek bij elke vraag het bijpassende antwoord. Luister naar de cd van het tekstboek, Oefening 1 van Unidad 1, en let op de uitspraak van de /k/-klank in de woorden equipaje en

Nadere informatie

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling.

Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling. Juan y Rosa están de vacaciones Leerboek 1 Spaans leren als verbreding voor de jonge leerling. Juan y Rosa están de vacaciones Libro de texto (leerboek) deel 1 Spaans voor het basisonderwijs. Auteur: Antoinette

Nadere informatie

Aan het einde van de unit kennen de leerlingen woorden in de woordvelden: kleding uiterlijk emoties landen

Aan het einde van de unit kennen de leerlingen woorden in de woordvelden: kleding uiterlijk emoties landen 1 Doelstellingen unit 1 Het thema van deze unit is describing people (mensen beschrijven). De leerlingen leren mensen te beschrijven aan de hand van hun kleding en uiterlijk. vragen en vertellen hoe iemand

Nadere informatie

EL HORARIO DE LOS CHICOS

EL HORARIO DE LOS CHICOS EL HORARIO DE LOS CHICOS ACÉRCATE! cd 2 9 COMPRENDER 1 Bekijk het rooster en luister naar de cd. Zoek de woorden op die je niet kent. 1 E L H O R A R I O D E L A C L A S E 1 DE ESO LUNES 09:10 10:05 Ciencias

Nadere informatie

Quisiera una habitación

Quisiera una habitación 9 Quisiera una habitación 1 Escucha y rellena 23 Escucha el fragmento Quisiera una habitación y rellena el resumen con las palabras que faltan. Luister naar de tekst Quisiera una habitación en vul de samenvatting

Nadere informatie

News: Tours this season!

News: Tours this season! 1 Do you remember? Lees de zinnen en vul de juiste woorden in. Kies uit: like listen presenter too loud great show number next crowd singer. Let op: je houdt twee woorden over. Welcome back to the best

Nadere informatie

Spaans voor zelfstudie

Spaans voor zelfstudie Prisma Taaltraining Spaans voor zelfstudie drs. Gisa Muniz Auteur: drs. Gisa Muniz Vertaling/bewerking: Frieda Kleinjan insprekers: Juan Diego Escartin, Ana Martínez de Velasco, Nadine Munninghoff, Fiona

Nadere informatie

irregular verbs onregelmatige werkwoorden

irregular verbs onregelmatige werkwoorden SirPalsrok @meestergijs Wanneer je een zin maakt, zul je iets moeten doen met een werkwoord. Je kan tenslotte niet het hele werkwoord gebruiken bij elk onderwerp. Bijvoorbeeld: spelen Wij spelen volleybal.

Nadere informatie

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij 1 The secret key read Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij informatie over buslijnen een game een reclame flash info inside outside cross the road binnen(in) buiten steek

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Engels

Woordenlijst Nederlands Engels Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Engels Hoofdstuk 2 Het feest Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

cantar cocinar coleccionar novela sello ver casa cero cincuenta cine colección comida contar general gol guerra guitarra jamón jefe la jefa joven

cantar cocinar coleccionar novela sello ver casa cero cincuenta cine colección comida contar general gol guerra guitarra jamón jefe la jefa joven cantar cocinar coleccionar escribir esquí gimnasio jugar al fútbol leer noche novela sello ver casa cero cincuenta cine colección comida contar general gol guerra guitarra jamón jefe la jefa joven queso

Nadere informatie

agosto al lado de Alemania

agosto al lado de Alemania a partir de a pie abril abuela, la abuelo, el abuelos, los adónde? agencia de viajes, la agente de viajes, el / la agosto al lado de Alemania alquilar Amberes amigo, el animal, el año, el aproximadamente

Nadere informatie

possessive s,,..of.. bezitsvorm

possessive s,,..of.. bezitsvorm possessive s,,..of.. SirPalsrok @meestergijs In het Nederlands gebruik je vaak het woord van om aan te geven dat iets van iemand is of om relaties aan te geven. Dit is de. In het Engels gebruik je s of.

Nadere informatie

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%) Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten A Vocabulary 2 6 8 8 B Vocabulary 2 4 2 8 8 C Grammar 2 5 1 8 8 D Grammar 1 8 1 10 10 E Grammar 3 7 10 10 F Grammar 1 7 8 8 G Grammar 7

Nadere informatie

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg Je ziet hier een plaatje van een man die aan het lopen is. Over de manier van lopen kun je aanvullende informatie geven. The man is walking fast. The man is walking slowly. De man loopt snel. De man loopt

Nadere informatie

betrekkelijke voornaamwoorden

betrekkelijke voornaamwoorden betrekkelijke voornaamwoorden SirPalsrok @meestergijs I bought a house. The house has 3 bedrooms. Mr. Schultz plays tennis. He is my English teacher Een betrekkelijk voornaamwoord kan van 2 zinnen 1 zin

Nadere informatie

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel.

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel. Puzzle a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel. een beloning voor de winnaar iemand die piano speelt een uitvoering 4 wat je wil gaan doen; voornemens 5 niet dezelfde 6 deze heb je

Nadere informatie

Groene- Blokken- Boekje. Groene blokken om te leren uit: Juan y Rosa están de vacaciones

Groene- Blokken- Boekje. Groene blokken om te leren uit: Juan y Rosa están de vacaciones Groene- Blokken- Boekje Groene blokken om te leren uit: Juan y Rosa están de vacaciones Groene-Blokken-Boekje Hoe leer je deze blokken nu uit je hoofd? Zodanig dat je de Spaanse woorden en zinnen kunt

Nadere informatie

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn. ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON TWO Beste leerling! Fijn dat je aan deze tweede les begonnen bent! We hebben het nog even over de planning van het huiswerk. Leerlingen hanteren meestal de volgende regel:

Nadere informatie

Inhoud. Over de auteur... x. Inleiding... 1

Inhoud. Over de auteur... x. Inleiding... 1 Inhoud Over de auteur.............................................. x Inleiding.................................................... 1 Hoofdstuk 1: Beginnen met Spaans............................ 5 Je kent

Nadere informatie

k ga naar school Voy al colegio

k ga naar school Voy al colegio Nederlandstalig onderwijs k ga naar school Voy al colegio Nederlands Español k ga naar school Voy al colegio Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat ik mijn

Nadere informatie

Serie Crímenes al sol. Pasión mortal

Serie Crímenes al sol. Pasión mortal Leesboekjes Spaans Serie Crímenes al sol Pasión mortal Pasión mortal Auteur Mónica Hagedorn Castro-Peláez Illustraties Bartolomé Seguí Redactie Olga Balboa Nederlandse bewerking Yonina Pullens (Intertaal)

Nadere informatie

Vergaderen in het Engels

Vergaderen in het Engels Vergaderen in het Engels In dit artikel beschrijven we verschillende situaties die zich kunnen voordoen tijdens een business meeting. Na het doorlopen van deze zinnen zal je genoeg kennis hebben om je

Nadere informatie

Hulpwerkwoorden (een selectie)

Hulpwerkwoorden (een selectie) Hulpwerkwoorden (een selectie) SirPalsrok @meestergijs Ik kan... Ik moet modal verbs We zouden moeten Ik kon Ik ben in staat Ik wil heel graag Ik mag Ik kan... Ik moet modal verbs We zouden moeten Ik kon

Nadere informatie

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord FUTURE TENSE ( TOEKOMENDE TIJD ) Hoe? 1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord Wanneer? Ad 1. Als iets in de toekomst zal gebeuren

Nadere informatie

In the classroom. Who is it? Worksheet

In the classroom. Who is it? Worksheet In the classroom 1 Lees wat de meester doet als hij s morgens op school komt. Lees ook wat een leerling doet. Wie van de twee doet het meest voordat de les begint? First, I go to my desk and take out my

Nadere informatie

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD 1 Grammatica les 11 THE FUTURE PERFECT TENSE DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD 11.1 FUTURE PERFECT The Future Perfect oftewel de Voltooid Tegenwoordig Toekomende Tijd bestaat uit "will" of "shall"

Nadere informatie

married getrouwd divorced gescheiden wife vrouw, echtgenote child ev / children mv kind / kinderen signature handtekening

married getrouwd divorced gescheiden wife vrouw, echtgenote child ev / children mv kind / kinderen signature handtekening Persoonlijke gegevens Dag 1 Woordenschat form formulier parents ouders place of birth geboorteplaats date of birth geboortedatum marital status burgerlijke staat married getrouwd divorced gescheiden wife

Nadere informatie

studeerkamer open haard bad douche https://www.homeswapinternational.com/greatbritain-cheltenham garage car exchange / use of car study

studeerkamer open haard bad douche https://www.homeswapinternational.com/greatbritain-cheltenham garage car exchange / use of car study Madness 1 Home swap Flash info read Bekijk de website en lees de tekst. Wat is het Nederlandse woord voor home swap? studeerkamer open haard bad douche https://www.homeswapinternational.com/greatbritain-cheltenham

Nadere informatie

garage Preferred period: 4 weeks, May 2012 Preferred destination: France

garage Preferred period: 4 weeks, May 2012 Preferred destination: France Madness 1 Home swap Flash info read Bekijk de website en lees de tekst. Wat is het Nederlandse woord voor home swap? studeerkamer open haard bad douche http://www.homeswapinternational.com/greatbritain-cheltenham

Nadere informatie

Wiekendje. Vanuit het MT. Basisschool Het Molenven. In dit nummer: 25 februari 2016 2015-2016

Wiekendje. Vanuit het MT. Basisschool Het Molenven. In dit nummer: 25 februari 2016 2015-2016 Basisschool Het Molenven Wiekendje Koninginnelaan 1c 5263 DP Vught info@molenven.nl jaarboekmolenven@hotmail.nl 25 februari 2016 2015-2016 Interessante informatie: 17 maart: Rapport 2 groep 3 t./m 8 Vanaf

Nadere informatie

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Lesbrief Les 2.1: My family Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Nouns: brother, sister, cousin, mother, father, aunt, uncle, grandmother,

Nadere informatie