Oost-Vlaanderen Energielandschap. Strategisch project 1 oktober december Eindrapportage

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Oost-Vlaanderen Energielandschap. Strategisch project 1 oktober december Eindrapportage"

Transcriptie

1 Oost-Vlaanderen Energielandschap Strategisch project 1 oktober december 2014 Eindrapportage

2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 Leeswijzer... 5 Inleiding Ruimtelijk Ruimtelijk kader Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, Beleidsplan Ruimte Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Omzendbrieven Windwerkgroep Aanvraag stedenbouwkundige vergunning voor windturbines Bevoegdheden voor planinitiatieven Evaluatie ruimtelijk kader Oost-Vlaanderen en Energielandschap ruimtelijk proces Provinciaal ruimtelijk structuurplan en Provinciaal beleidskader windturbines, addendum aan het PRS Verfijning zoekzones in Maldegem-Eeklo en E40-Aalter-Aalst Voorstel afschaffing clichering in Oost-Vlaanderen Evaluatie ruimtelijk proces Oost-Vlaanderen Energielandschap Milieukundig Beleids- en Wetgevend kader Ontwikkelings- en vergunningsfase Exploitatiefase Evaluatie beleids- en wetgevend kader Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Communicatie over milieuaspecten van windturbines Directe aanpak bestaande hinder Evaluatie Realisatie Voor Oost-Vlaanderen Energielandschap Projectontwikkelaars Oost-Vlaanderen Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Help! Projectontwikkelaars - Partners in het planproces ProjectMER Proces-project Evaluatie projectontwikkelaars Overheidsgronden

3 Windturbines op bedrijventerrein Aansluiting Militaire radar Luchtvaart: Belgocontrol en Defensie Evaluatie Communicatie en inspraak Vóór Oost-Vlaanderen Energielandschap Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Theorie Energielandschap Evaluatie Lokale meerwaarde Lokale meerwaarde in windturbineprojecten, het wettelijk en beleidsmatig kader Voorbeelden uit binnen- en buitenland Denemarken Duitsland Wallonië EU Projectontwikkelaars windenergie in Vlaanderen Landschappelijke ingrepen door bedrijven en omwonenden, inspiratie ECO Omgevingsfonds windpark Krammer, Zeeland Oost-Vlaanderen Energielandschap - Draagvlakwerking Lokale meerwaarde, waarom Rechtstreekse participatie Omgevingsfonds Milde Meetjes Iedereen gelijk voor het model Engagement Evaluatie Geen doekje voor het bloeden Waardecompensatie Rechtstreekse participatie: prosumenten Een plaats in de wind The crowd can fund Ook gemeenten pluggen in De omgeving wint met wind werkt! Partners voor effectieve uitvoering zoeken Wettelijk kader Koppeling besluitvorming planproces en lokale meerwaarde

4 6. Doelstellingen en kader HERNIEUWBARE ENERGIE en klimaat Richtlijnen, doelstellingen, visies op vlak van hernieuwbare energie en klimaat Europese, Federale, Vlaamse richtlijnen en doelstellingen Klimaatplan Vlaanderen Klimaatplan Oost-Vlaanderen Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Aanleiding opmaak Hernieuwbare Energiescan Analyse windpotentieel Analyse potentieel overige hernieuwbare energiebronnen in Oost- Vlaanderen Conclusies uit de hernieuwbare energiescan van Oost-Vlaanderen Evaluatie en gebruik van de hernieuwbare energiescan Evaluatie en gebruik van de hernieuwbare energiescan Energieneutraal als onderdeel van klimaatplan en katalysator van uitvoering windlandschap - energielandschap Windlandschap in macroconcentratiezones Wind in zones met kleinere potenties Energieneutraal Overeenkomst tussen stad en Provincie Het participatief traject Andere aanpak Evaluatie Aanbevelingen En verder? Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0! Oost-Vlaanderen Energielandschap een merk aan het werk Oost-Vlaanderen energielandschap 2.0 : strategisch project Module 1: Windlandschap: een regulier beleid Module 2: Oost-Vlaanderen Energieneutraal Module 3: Oost-Vlaanderen Warmtelandschap Evaluatie ministrieel besluit Oost-Vlaanderen Energielandschap

5 LEESWIJZER Dit is het eindrapport van het ruimtelijk strategisch project Oost-Vlaanderen Energielandschap (1.0). Een van de manieren waarop de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op het terrein worden gerealiseerd, is de uitvoering van strategische projecten. De Vlaamse overheid geeft sinds 2004 subsidies aan initiatiefnemers die dergelijke projecten opzetten. Zo wordt vanuit de Vlaamse overheid tot euro per project geïnvesteerd in het oplossen van ruimtelijke knelpunten en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit op het terrein. Oost-Vlaanderen Energielandschap werd als strategisch project ingediend door de provincie Oost-Vlaanderen onder de titel 'Windenergie, wie eerst komt, eerst maalt'. Bij ministrieel besluit van 17 decmber 2010 werd de subsidiëring vanuit Vlaanderen goedgekeurd. Op basis van de aandachtspunten geformuleerd bij het MB van goedkeuring, werd het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' gedoopt. Het project ging van start op 1 oktober 2011 en liep tot en met 24 december 2014 met een opschorting tussen 14/05/ /08/2014. Dit eindrapport is een weergave van de werkzaamheden, resultaten, lessen en ervaringen van het project Oost-Vlaanderen Energielandschap gedurende de projectperiode. Hoewel de focus lag op windturbines, zijn de fundamenten gelegd voor de verdere uitbouw van álle hernieuwbare energiepotenties in en rond de windlandschappen. Dankzij de windlandschappen zijn bijkomende "stopcontacten" voor hernieuwbare energie in ontwikkeling door de netbeheerders, is er zicht op het volledige potentieel aan hernieuwbare energie en zijn de actoren van het windlandschap bewust gemaakt van de noodzaak ervan. De verschillende actoren, in het bijzonder de burgers, zijn uitgedaagd om hun omgeving op een andere manier te bekijken en ook hun rol binnen deze omgeving en de processen die hierin lopen te evalueren. Heel specifiek voor windlandschappen, heeft het project het doorgelopen traject onderworpen aan een eigen evaluatie om van daaruit aanbevelingen te doen aan alle betrokken actoren, aan al wie ze wil lezen. Uiteindelijk is hieruit een "toolkit" gedestilleerd om aan de slag te gaan om een windlandschap te realiseren. De toolkit is een apart onderdeel van deze eindrapportage en is gebaseerd op de weg afgelegd in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst. Bij deze eindrapportage hoort ook een financieel rapport. Dit geeft het overzicht van de kosten gedaan in de drie jaar projectwerking. 5

6 INLEIDING Anno De olieprijzen blijven stijgen. Medio 2008 bedraagt de prijs voor een vat ruwe olie meer dan 100 dollar. Windturbines komen stilaan vanuit hun nichemarkt om een plaats in te nemen als volwaardige elektriciteitsproductie-eenheden. De opgewekte vermogens klimmen met de toenemende turbinegrootte. De economische rendabiliteit groeide en windenergie veroverde stilaan een plaats als een volwaardige economische activiteit. In de provincie Oost-Vlaanderen groeit het besef dat windturbines wel eens een zeer noodzakelijk alternatief zouden kunnen zijn voor onze energieafhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de buitenlandse leveranciers ervan. Maar dan zouden wel bijkomende mogelijkheden gecreëerd moeten worden voor windturbines in Oost-Vlaanderen. Tot dan toe konden ze enkel terecht op gronden voor industrie en openbaar nut. Het startschot voor het beleidskader wind werd gegeven. Op het moment van goedkeuring van het beleidskader wind in Oost-Vlaanderen, werd ook de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening aangepast, zodat windturbines nu ook mogelijk werden in agrarisch gebied. De mogelijkheden voor inplanting namen drastisch toe, het aantal aanvragen ook. Er ontstond een windrush op mogelijke percelen om deze onder contract te nemen. De concurrentie onder projectontwikkelaars was hoog, de tijdsdruk om projecten in te dienen ook. Voor alle projecten in ontwikkeling, werd een steeds lager aantal vergunningen bekomen. De vraag om de inplanting van windturbines meer aan te sturen vanuit de sector zelf klonk steeds luider. Begin 2011 startte de Oost-Vlaamse deputatie twee planprocessen op. Het doel was om effectief de inplanting van windturbines in de hand te nemen. Maar er was meer aan de hand. Met het toenemend aantal aanvragen, nam ook het protest tegen windturbines toe. Niet alleen verenigden burgers zich om actie te voeren tegen de komst van windturbines, ook administraties en lokale besturen konden niet meer overweg met al die wind. De netaansluiting van al die ad hoc aanvragen werd problematischer en de impact van steeds meer turbines op het luchtruim werd in toenemende mate een obstakel. Het project Oost-Vlaanderen Energielandschap startte in 2011 als strategisch project in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, toen nog onder de titel Windenergie in Oost-Vlaanderen, wie eerst komt eerst maalt. In de eerste plaats werd de focus gelegd op windenergie. De ontwikkeling van windturbines en windturbineparken in Vlaanderen kampte (en kampt gedeeltelijk nog steeds) met verschillende problemen, in het bijzonder op het vlak van concurrentie en op het vlak van draagvlakvorming, de zogenaamde 'lusten en lasten verdeling' Het project profileerde zich op het snijvlak tussen de burger, de projectontwikkeling en de overheid en slaagde erin om de ontwikkeling van windturbineparken samen te laten lopen met de ontwikkeling van een draagvlakmodel. Binnen zogenaamde windturbineconcentratiezones die door het provinciebestuur werden afgebakend in ruimtelijke planningsprocessen, werden overeenkomsten bereikt tussen de verschillende actieve ontwikkelaars. Een model voor rechtstreekse participatie werd ingevoerd om de omgeving rechtstreeks te betrekken in het beheer en de exploitatie van de windturbines en er werden stappen gezet voor een fonds dat tot doel heeft om de omgevingskwaliteit te verbeteren (AS3 LEADER project 'Milde Meetjes') in samenhang met ruimtelijke planprocessen die door het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen werden gevoerd. 6

7 Een belangrijke bekommernis bij het strategisch project was de betrokkenheid van de actoren (burgers, administraties, bedrijven, beleid). Dit niet alleen als een middel (draagvlakvorming) om op een snellere en betere manier projecten te kunnen realiseren, maar ook vanuit een breder perspectief, met name de link tussen deze actoren en hun complexe omgeving, waar energieproductie een rol heeft. Willen we de klimaatproblematiek aanpakken, dan is de ontwikkeling van ons hernieuwbare energiepotentieel noodzakelijk. We moeten zoals vroeger onze energie halen uit het landschap rondom ons. Onze omgeving wordt opnieuw een energielandschap. Dat betekent onvermijdelijk dat de productie van hernieuwbare energie zeer dicht bij onze leefomgeving komt, tot op onze daken, tot in onze achtertuin. Windturbines zijn een van de meest intrusieve hernieuwbare energie-installaties uit het gamma, maar hun aandeel is wel onontbeerlijk in onze hernieuwbare energiemix. Vandaar dat de focus van het project op windturbines lag. In twee macroconcentratiezones in Oost-Vlaanderen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst werd in tandem met de dienst ruimtelijke planning een intensief traject doorlopen, wat in elke zone resulteerde in een windlandschap. De uiteindelijke vergunningaanvragen moeten nu nog gebeuren, maar zo veel mogelijk factoren zijn in stelling gebracht om deze op een zo goed mogelijke manier te ontvangen en te beoordelen. Uit die 3 jaar werken aan windlandschappen hebben we heel wat ervaringen opgedaan en lessen getrokken. We hebben ook het afgelopen traject onderworpen aan een eigen evaluatie om van daaruit aanbevelingen te kunnen doen aan alle betrokken actoren, aan al wie ze wil lezen. Uiteindelijk hebben we hieruit een "toolkit" gedestilleerd om aan de slag te gaan om een windlandschap te realiseren. Dit alles hebben we gebundeld in dit rapport. Het is gebaseerd op de weg afgelegd in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst. De zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst zijn twee van de vijf macroconcentratieszones in de provincie Oost-Vlaanderen. De zones hebben vrij hoge potenties voor windturbines. Er is vanuit deze hernieuwbare energiebron gewerkt. In het zuiden van de provincie zijn er een aantal gebieden met kleinere potenties voor grootschalige windturbines. Deze zijn doorgaans verbonden aan de stedelijke gebieden en/of economische knooppunten. In Geraardsbergen is een traject opgestart om de ontwikkeling van het hernieuwbare energiepotentieel in een participatief traject met de burgers en lokale overheid te bekijken. Door zelf potentie en behoefte tegenover elkaar af te wegen wordt duidelijk hoe ingezet zal moeten worden op welke bronnen. Windturbines maken hier van in het begin deel uit van de mix. De lopende processen zowel in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst als in Geraardsbergen zijn nog niet ten volle afgewerkt. In Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst moeten de vergunningsaanvragen nog gebeuren, er is een projectmer in opmaak, de effectieve uitwerking van het model voor lokale meerwaarde moet gebeuren met de verschillende partners en er moet een monitoringsysteem per park uitgebouwd worden. De potenties voor ook andere bronnen van hernieuwbare energie in deze gebieden tekenen zich stilaan af. Oost-Vlaanderen is na drie jaar een merk geworden dat klaar is om de ontwikkeling van ook deze potenties te faciliteren. Daar zijn wel nog steeds bijkomende middelen, mensen en tijd voor nodig. De provincie neemt de handschoen op en is volop op zoek naar middelen om deze werking verder te kunnen zetten. 7

8 1. RUIMTELIJK 1.1. Ruimtelijk kader Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, Beleidsplan Ruimte Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) bepaalt de ruimtelijke visie voor Vlaanderen. Het plan legt de grote krijtlijnen vast waarbinnen het beleid kan worden gevoerd. Het RSV legt ook de bevoegdheidsverdeling vast tussen de verschillende niveaus: gewest, provincie en gemeente. Bij de tweede herziening van het RSV, goedgekeurd op 17 december 2010 door de Vlaamse Regering, komen windturbines heel summier aan bod bij een artikel over decentrale energieproductie: 7.3 Installaties voor decentrale energieproductie Er wordt ruimte voorzien voor installaties voor energieproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, biomassa, biogas, waterkracht), en/of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Hiervoor wordt een locatiebeleid ontwikkeld dat de potentiëlen inzake hernieuwbare energie helpt realiseren, rekening houdend met de ruimtelijke, landschappelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden, en de ontwikkeling van het elektriciteitsnet. Er zal een ruimtelijk beleidskader worden uitgewerkt voor de inplanting van windturbines en andere vormen van decentrale hernieuwbare energieproductie, en warmtekrachtkoppelingsinstallaties. Dit gebeurt in overleg met de andere beleidsdomeinen en andere beleidsniveaus. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) is de opvolger van het RSV. Het BRV is in opmaak en nog niet van kracht op vandaag. Met de beslissing dd. 4 mei 2012 van de Vlaamse regering houdende de goedkeuring van het Groenboek Beleidsplan Ruimte worden korte termijn acties opgestart die een signaalfunctie hebben voor de vernieuwing van het ruimtelijk beleid. Één van die korte termijn acties is het 'gebiedsgericht proces voor energielandschappen' waarbij vanuit een ruimtelijk beleidskader en op procesmatige manier enkele energielandschappen in Vlaanderen uitgebouwd zullen worden. Deze doelstelling kent op vandaag nog geen concrete uitwerking Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Het wetgevend kader van de ruimtelijke ordening wordt gevormd door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). In 2009 werd de "clichering" ingevoerd met als doel windenergie in Vlaanderen te stimuleren. Daardoor wordt de inplanting van windturbines nu ook mogelijk in agrarisch gebied, daar waar dit voorheen enkel in industriegebied en gebied voor openbaar nut mogelijk was. Voor de categorie "Landbouw" heeft dat tot gevolg dat, als de windturbines en windturbineparken door hun beperkte impact op de landbouw de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, de oprichting van windturbines en windturbineparken, vergund kan worden. Voordien was het noodzakelijk de oprichting van windturbines mogelijk te maken middels de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Aanvankelijk steeg het gecumuleerd geïnstalleerd vermogen in Vlaanderen door inname van de meest optimale plaatsen voor windturbines, vrijgekomen via de clichering. Die groei stagneerde in Zo kwamen er in 2013, in tegenstelling tot de jaren daar voor, slechts 25 windturbines bij. In 2014 pikte de groei weer op met 59 bijkomende windturbines. zie figuur 1. 8

9 Figuur 1: evolutie van het aantal geïnstalleerde windturbines in Vlaanderen (bron: ODE website) Omzendbrieven Omzendbrief windturbines EME/2006/01- RO/2006/02 Het inplantingsbeleid en de specifieke voorwaarden voor windturbines zijn gebundeld in de omzendbrief windturbines EME/2006/01- RO/2006/02. Deze omzendbrief bevat het ruimtelijk afwegingskader, zowel naar juridische bestemming van de grond als naar ruimtelijke en landschappelijke criteria. Daarnaast zijn ook specifieke voorwaarden inzake omgeving, milieu en natuur opgenomen. Het belangrijkste deel van zowel de bouw- als de milieuvergunning is de zogenaamde "lokalisatienota". Deze nota bespreekt alle aspecten die zijn opgenomen in de omzendbrief. De Vlaamse Regering heeft op 23 december 2011 nieuwe milieuvoorwaarden voor windturbines goedgekeurd. Dit besluit trad in werking op 21 maart Met dit besluit wordt een meer rechtszeker kader gecreëerd voor zowel omwonenden, exploitanten als vergunningverleners bij de inplanting en exploitatie van grootschalige windturbines in Vlaanderen. De milieuvoorwaarden uit de Omzendbrief windturbines EME/2006/01- RO/2006/02 kwamen dan te vervallen. Omzendbrief RO/2014/02 van 25 april 2014 "Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines" Voor het ruimtelijk aspect van de inplanting van windturbines, is op 25 april 2014, de nieuwe omzendbrief RO/2014/02 - "Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines" - van kracht gegaan. De omzendbrief van 2006 werd hiermee geactualiseerd qua wijzigende regelgeving, ruimtelijke inzichten,. Ruimtelijk relevant is dat behoudens het clusteringsprincipe ook het optimalisatie-& maximalisatieprincipe is ingeschreven. De taak van de Interdepartementale Windwerkgroep wijzigt, advisering gebeurt in het traject voorafgaand aan het vergunningsproces (zowel milieu- als stedenbouwkundig). 9

10 Nieuw in de omzendbrief is ook dat, voor zover het project in overeenstemming is met de andere afwegingselementen, de vergunningverlenende overheid ook rekening kan houden met de inspanningen die geleverd worden op het vlak van overleg, inspraak en andere vormen van betrokkenheid. De nieuwe omzendbrief erkent dat een aantal (grote) projecten niet gerealiseerd worden. "In een aantal gevallen worden projecten geblokkeerd om redenen die door middel van meer coördinatie en overleg met de betrokken projectontwikkelaars, administraties en vergunningverleners overkomelijk zijn. Via een intensievere trajectbegeleiding zouden de knelpunten sneller gedetecteerd kunnen worden en kan het project bijgestuurd worden." 1 Deze rol heeft Oost-Vlaanderen Energielandschap op zich genomen voor de Provincie Oost-Vlaanderen. Op Vlaams niveau gebeurt dit via de VIP werking Windwerkgroep De interdepartementale werkgroep Windenergie kan advies geven over knelpunten die vastgesteld zijn bij de advisering over vergunningsaanvragen, en bij de advisering over projectinitiatieven en planningsinitiatieven, en kan mogelijke oplossingen voorstellen. De adviesaanvraag aan de IWWG verloopt voorafgaand aan de geldende vergunningsprocedures. Van de initiatiefnemers wordt verwacht dat ze bij de adviesaanvraag een lokalisatienota voegen waarin een toetsing aan het lokaal en provinciaal structuurplan en beleidskader is opgenomen, alsook een beschrijving en beoordeling van de effecten op de omgeving. Projectontwikkelaars hebben er alle belang bij advies aan te vragen bij de windwerkgroep, zowel in het kader van de bijzondere als in de reguliere procedure. Problemen zullen op deze manier getraceerd kunnen worden. Aanvragers sturen hun project bij alvorens een vergunningsaanvraag wordt ingediend. Het voortraject is in die zin onontbeerlijk en is bedoeld om een win-win situatie te garanderen, zowel voor projectontwikkelaars als voor de vergunningverlenende overheid. De projectontwikkelaar wordt gehoord. De beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing. De werkgroep verleent advies binnen 60 dagen na ontvangst van de aanvraag. Het advies is niet bindend, doch sterk aan te raden. Op basis van dat advies en de analyse van de plaatselijke aanleg en de omgevingskenmerken kunnen er randvoorwaarden voor de concrete inpassing van het project worden opgesteld in functie van de behandeling van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning en van de milieuvergunningsaanvraag (bijvoorbeeld de opmaak van een project-mer). De windwerkgroep is samengesteld uit een aantal vertegenwoordigers van voornamelijk Vlaamse administraties. Met de conceptnota van 8 juli 2011 betreffende de realisatie van windturbineprojecten besloot de Vlaamse Regering de interdepartementale windwerkgroep uit te breiden met de respectieve adviesinstanties die betrokken zijn bij de vergunningsprocedures en met het Departement en het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken en het agentschap bevoegd voor het onroerend erfgoed Aanvraag stedenbouwkundige vergunning voor windturbines Voor het bouwen en exploiteren van een windturbine heeft men in Vlaanderen nog steeds 2 vergunningen nodig: een stedenbouwkundige en een milieuvergunning. 1 Omzendbrief RO/2014/02 van 25 april 2014 "Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines", p.2. 10

11 Grote windturbines worden meestal door en in opdracht van grote elektriciteitsproducenten (die quasi altijd publiekrechtelijke rechtspersonen zijn) aangevraagd. Deze windturbines worden in de regel aan het openbare elektriciteitsnet gekoppeld en leveren in die hoedanigheid elektriciteit aan de afnemers via het transmissienet of de distributienetten. Deze windturbines kunnen omschreven worden als publieke windturbines. In wat volgt hebben we het over publieke windturbines. Ook particulieren kunnen een windturbine plaatsen en hiervoor een vergunningsaanvraag indienen. Deze windturbine zal dienen om te voorzien in eigen stroomproductie en kan bestempeld worden als een particuliere windturbine. Publieke windturbineprojecten worden beschouwd als grote werken van algemeen belang. Hier geldt de bijzonder procedure van de Vlaamse Codex. Een bouwvergunning wordt afgeleverd door een gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Men kan tegen de uitspraak van de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar in beroep gaan bij de Raad voor Vergunningsbetwisting. Projectontwikkelaars dienen bij de vergunningsaanvraag een lokalisatienota in. Hierin wordt het project getoetst aan het lokaal en provinciaal structuurplan. De lokalisatienota beschrijft en beoordeelt de relatie met de gestelde randvoorwaarden en het afwegingskader van de omzendbrief. De lokalisatienota bevat een technische beschrijving van het project, waaronder de hoogte van de windturbine, de wiekdiameter, het te verwachten brongeluid, en berekeningen van de mogelijke impact die de windturbine of het windturbinepark zal hebben op de omgeving. Deze berekeningen worden uitgevoerd door internationaal erkende softwareprogramma s zoals deze bestaan voor geluid en slagschaduw of door erkende deskundigen inzake geluid en veiligheid. In de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning wordt dus óók afgewogen welke de milieu-impact van de aanvraag zal zijn. In de milieuvergunning wordt evenzeer afgewogen of de aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening. De twee vergunningen worden echter wel door twee verschillende overheden beoordeeld. De meeste adviesverplichtingen zijn vastgelegd in een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering van 5 juni Advies wordt steeds gevraagd aan het College van Burgemeester en Schepenen van de betrokken gemeente. Afhankelijk van project tot project wordt advies gevraagd aan Onroerend Erfgoed, het departement Landbouw, AWV, Infrabel, Belgocontrol, Bevoegdheden voor planinitiatieven De vraag wie bevoegd is om te beslissen waar de windturbines ingeplant kunnen worden, kan niet eenduidig beantwoord worden. Er bestaat immers geen vast criterium waarop de bevoegdheidsverdeling kan worden gebaseerd. Binnen de eerste omzendbrief met betrekking tot de inplanting van windturbines (Omzendbrief EME/ ) werd een duidelijke bevoegdheidsverdeling naar voren gebracht op basis van de omvang van het in te planten windmolenpark, uitgedrukt in aantal turbines. Onder andere op basis van de sterk veranderende technologie (stijgend vermogen maar ook impact van één enkele turbine) werd in de nieuwe omzendbrief van 2006 van dit principe afgestapt. Sinds de publicatie van deze omzendbrief bestaat aldus geen vast criterium meer waarop de bevoegdheidsverdeling kan worden gebaseerd. Er wordt gesteld dat afhankelijk van de omvang van het project geval per geval bepaald moet worden welk bevoegdheidsniveau het planningsinitiatief of het initiatief tot het opmaken van stedenbouwkundige verordeningen neemt. 11

12 Evaluatie ruimtelijk kader Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, Beleidsplan Ruimte Vlaanderen In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wordt melding gemaakt dat er ruimte zal worden voorzien voor installaties voor energieproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen en dat er een ruimtelijk beleidskader voor uitgewerkt zal worden. Tot op heden is er echter geen sprake van een dergelijk ruimtelijk beleid noch van een Vlaams beleidskader. Nochtans vraagt de omvang van impact van mid- en grootschalige windturbines een dergelijke ruimtelijke sturing. Op 4 mei 2012 besliste de Vlaamse regering over de opstart van onder andere de korte termijn actie 'gebiedsgericht proces voor energielandschappen'. Deze doelstelling kent op vandaag nog geen concrete uitwerking. Het is vanzelfsprekend dat Oost-Vlaanderen Energielandschap deze doelstelling mee wil vorm geven, vanuit de opgedane ervaringen. De toolkit (apart onderdeel van deze rapportage) is voor windlandschappen vanuit het project Oost-Vlaanderen Energielandschap hiervoor de insteek. Via de verdere werking van Oost-Vlaanderen Energielandschap, zal ook Oost-Vlaanderen verder bouwen aan het (Oost-Vlaamse) Energielandschap. VCRO - clichering De VCRO voorziet sedert 2009 in de mogelijkheid om windturbines te ontwikkelen in de gewestplanbestemming "Landbouw" door een zogenaamde clichering. Hiermee zijn de mogelijkheden voor windturbines heel sterk toegenomen, recht evenredig met de nood aan ruimtelijke aansturing ervan. Er is in Vlaanderen immers veel "Landbouw" gebied en verder geeft enkel een omzendbrief niet afdwingbare richtlijnen voor de aftoetsing van de ruimtelijke inplanting van windturbines. Net die niet afdwingbaarheid van de richtlijnen in de omzendbrief en het ontbreken van een juridisch afdwingbaar, ruimtelijk kader zorgt voor veel onduidelijkheid. Een niet optimaal ingeplante turbine kan snel de inplanting van meerdere andere turbines bemoeilijken. Bovendien is het uiteraard zo dat met een veelvoud aan kleinere, niet op elkaar afgestemde projecten een ongestructureerde inplanting ontstaat. Omzendbrieven De omzendbrieven zijn een generiek beleid om de inplanting van windturbines aan te sturen. De richtlijnen er in zijn niet juridisch afdwingbaar maar een aftoetsingskader bij de beoordeling van stedenbouwkundige aanvragen van windturbines. Afwijkingen op dit toetsingskader kúnnen mits duidelijke motivatie. Zo zijn er al windturbines vergund die niet voldoen aan de richtlijnen van de omzendbrief. Omgekeerd zijn er al windturbines niet vergund die voldeden aan de richtlijnen. De niet juridische afdwingbaarheid en het generieke karakter van het beleid doet de duidelijkheid geen goed en bijgevolg het draagvlak ook niet. Het biedt onvoldoende houvast voor projectontwikkelaars, overheden en administraties. Geval per geval wordt bekeken of het aangevraagde windpark kan. Er is echter geen zeer duidelijke boodschap van de overheid: "we willen dat de turbines dáár komen (uiteraard omdat uit onderzoek en input vanuit betrokken actoren die locaties als optimaal zijn gebleken)". Het is naar de vele betrokken actoren niet altijd duidelijk waarom bepaalde overwegingen op deze of gene manier meegespeeld hebben in de vergunningsbeoordeling. De argwaan van vooral betrokken omwonenden is vrij groot. 12

13 Uiteraard zijn bepaalde richtlijnen met betrekking tot de inplanting van windturbines een must. Er moet meer zijn dan de enkele regels in het RSV. Maar dan moeten die richtlijnen dwingend zijn en aangeven dat de concrete inplanting van windturbines moet gebeuren in een gebiedsgericht proces. Vlaanderen is het goede niveau om dergelijke richtlijnen vast te leggen dan wel goedgekeurd door de regering en dus afdwingbaar. Het bovengemeentelijke niveau is dan weer zeer geschikt om het gebiedsgerichte proces te voeren. De schaalgrootte van de impact van windturbines is van die aard dat dit het gemeentelijke niveau overstijgt. Ook een concentratie kan niet per gemeente bekeken worden. Anders blijft men aan het eind van de rit over met een wildgroei aan turbines. Het bovengemeentelijke niveau functioneert goed op de schaalgrootte van windturbines en behoudt tegelijk voldoende kennis en voeling met het terrein om een dergelijk proces met de nodige nuances te kunnen voeren. Aanvraag stedenbouwkundige vergunning Het huidige beleid -maw de clichering, een niet bindende omzendbrief en de vergunningsaanvraag - laat het eigenlijk aan de projectontwikkelaars over om een verhaal te brengen waarom daar precies windturbines thuis horen. Het probleem daarbij is dat doorgaans meerdere projectontwikkelaars tegelijkertijd en op dezelfde locatie hun eigen verhaal schrijven en dat bijgevolg alle geloofwaardigheid naar de verhaallijn verdwijnt. De nadruk komt immers te liggen op het verkopen van het eigen gelijk tegenover de concurrenten. De vele gele bordjes van de vergunningsaanvragen in een omgeving geven de omwonenden het gevoel de controle te verliezen zij zien het begin, maar weten niet waar dat allemaal zal eindigen. Er is ook geen overzicht meer over welke projecten nu waar en wanneer gerealiseerd worden en door wie. Er is immers geen specifieke gebiedsgerichte coördinatie die dat in banen leidt. Vaak wordt de langzame ontwikkeling van windturbines toegeschreven aan de lange en logge vergunningsprocedure, maar al bij al is die an sich vrij kort. Om dergelijke projecten aanvaardbaar te maken voor de omgeving mag de vergunningsprocedure ook niet té kort zijn. Wel lijkt het zo dat de regels om de vergunningen te beoordelen niet transparant en stringent genoeg zijn, gezien het aantal verschillende adviserende instanties. Een consequent beleid in de beoordeling van vergunningen zou duidelijkheid scheppen. Met die duidelijkheid zet je een fundamentele stap in de opbouw van draagvlak. De twee verschillende vergunningen die op vandaag nog nodig zijn voor een windturbine die door twee verschillende overheden worden beoordeeld, bemoeilijken ook een consequent beleid. Het wordt bovendien nog onduidelijker, omdat de stedenbouwkundige vergunningen ook hinderaspecten mee in overweging nemen en de VLAREM wetgeving waaraan de milieuvergunning wordt getoetst sterk verwijst naar de goede ruimtelijke ordening. De omgevingsvergunning zal zeker een zegen zijn voor de ontwikkeling van windturbines. Als dat gecombineerd kan worden met een gebiedsgericht proces om die ontwikkelingen te kaderen, wordt een grote stap in de goede richting gezet. Om het consequente beleid te versterken, is het van absoluut belang dat beide tot de taak behoren van eenzelfde overheidsniveau: het bovengemeentelijke bijvoorbeeld provinciale niveau. 13

14 Wind For Life De bijkomende mogelijkheden hebben gezorgd voor een wedloop op de vrijgekomen percelen door windontwikkelaars. Omdat de concurrentie zo hevig werd, werden eerst zo veel mogelijk percelen onder optiecontract genomen om pas nadien een effectief project op te stellen en in te dienen. Percelen in geschikte gebieden werden een zeer gegeerd goed. Grondeigenaren speelden hier gretig op in en de prijzen voor optiecontracten gingen per opbod de hoogte in. De "Wind for Life". De ondersteuning voor windturbines de groene stroomcertificaten - was vroeger van die orde dat projectontwikkelaars hoge opstalbedragen kónden betalen. Dit veroorzaakte een opbod bij de grondeigenaren van geschikte percelen, mede oorzaak van de Wind for Life. Dit speelt mee in het onrechtvaardigheidsgevoel dat heerst onder omwonenden van windturbines: enkelen krijgen heel hoge bedragen uitgekeerd, een hele omgeving krijgt er "gratis" de impact van windturbines bij. Er werden telkens ook snel meerdere percelen, van meerdere naburige grondeigenaren onder contract genomen om de positie tegenover concurrenten vast te leggen op het terrein. Maar één enkele grondeigenaar kreeg uiteindelijk de windturbine en de opstalvergoeding. Windturbines moeten een zekere afstand van elkaar houden om elkaars wind niet te vangen en omwille van de veiligheid. De ene uitverkoren turbine hypothekeerde bijkomend de inplanting van windturbines bij de buren wat de goede verstandhouding zeker niet ten goede kwam. Verzuring in landbouwmiddens omwille van turbineopstal is een reëel hedendaags probleem. De invoering van het steunmechanisme op basis van een "onrendabele top" is positief in het tegengaan van buitensporige opstalcontracten. Jammer genoeg zijn veruit de meeste geschikte percelen al onder contract genomen en zijn projectontwikkelaars niet geneigd deze te heronderhandelen of op te heffen om een nieuwe regeling te treffen. De concurrentie speelt immers nog steeds. Terreinposities bepalen nog steeds de verhoudingen tussen ontwikkelaars. De contracten zijn afgesloten, de opstalbedragen bepaald, maar ondertussen is de steun wel gezakt. Projecten komen daardoor in de problemen en worden minder rendabel. Soms te weinig rendabel voor de projectontwikkelaar om effectief tot ontwikkeling over te gaan soms zelfs van reeds vergunde projecten. Deze problematiek draagt bij tot de afgenomen groei van windturbines in Vlaanderen, maar zorgt ook voor een patstelling. Ontwikkelaars die door afgenomen winstmarges hun opstalrechten niet uitoefenen, maar ook niet lossen verhinderen projecten die door andere kandidaten ontwikkeld zouden kunnen worden. De concurrentie verhindert dan weer de heronderhandeling van die opstalcontracten. Nochtans zou dat ook voor burenkwesties en de niet billijke verdeling van lusten een oplossing zijn. Een wettelijke bovengrens voor de opstalrechten voor windturbines kanl een deel van de oplossing zijn. Potenties gaan verloren In gunstige gebieden zijn doorgaans verschillende windontwikkelaars tegelijkertijd projecten aan het ontwikkelen. De opties op percelen zitten versnipperd onder de verschillende ontwikkelaars en allen trachtten ze zo snel mogelijk eerst hun project in te dienen. Hoewel op vandaag meer ontwikkelaars de voordelen van samenwerking inzien en dat op het terrein willen toepassen, is een samenwerking tussen ontwikkelaars op het terrein niet vanzelfsprekend en sterk gebonden aan locatie en ontwikkelaar. In gevallen waar een overheid samenwerking eist, komt vaker een samenwerking tot stand. 14

15 Door de onderlinge concurrentieposities van de ontwikkelaars, die zich vertalen in de ingenomen opstalcontracten, worden de verschillende projecten niet noodzakelijk op elkaar noch op de ruime omgeving afgestemd. Indien de inplanting niet op een geordende manier gebeurt, is de kans reëel dat grote potenties verloren gaan. Draagvlak daalt door wildgroei en wind for life Ten slotte zien we op vandaag dat door de hevige concurrentie van ontwikkelaars en het veelvoud aan verschillende niet optimale kleinere projecten die worden ingediend om een vergunning te bekomen het draagvlak bij de omwonenden sterk onder druk staat. De veelvoud aan "gele bordjes" in de omgeving ervaren de omwonenden als een verlies van controle en als omsingeling in hun directe leefomgeving. De veelvoud aan vergunningsaanvragen heeft ook zijn impact op de adviesverlening door overheden en administraties. Het is niet evident om als administratie om de impact van windturbines op de eigen discipline in te schatten, immers, over hoeveel turbines gaat het uiteindelijk? De niet juridische afdwingbaarheid en het generieke beleid geeft geen duidelijk antwoord. Op die manier groeit niet alleen Not In My Backyard maar ook Not In My Sector Technische knelpunten moeilijker oplosbaar De niet op elkaar afgestemde aanvragen voor windturbines bemoeilijken ook de aansluitingen op het elektricititeitsnet. Door de ad hoc aanvragen worden de inspanningen van de netbeheerders verspreid en uitgeput. De factuur wordt doorgerekend aan de eindgebruiker. Luchtruimdetectiesystemen hypothekeren bepaalde potenties voor windturbines. Oplossingen zijn mogelijk, maar veel moeilijker voor grote hoeveelheden ad hoc aanvragen. Het lijkt er op dat de wildgroei aan windturbines het draagvlak geen goed heeft gedaan. Also Sprach ook de omzendbrief In haar Quaterconceptnota van 8 juli 2011 aan de Vlaamse Regering, analyseerde de toenmalig Vlaamse minister voor Energie de realisatie van windturbineprojecten: de praktijk van de Interdepartementale Windwerkgroep leerde dat een aantal (grote) projecten niet gerealiseerd konden worden omwille van diverse redenen. Het gaat om projecten waarvoor de Windwerkgroep in het verleden een gunstig advies heeft uitgebracht. In een aantal gevallen worden projecten geblokkeerd om redenen die door middel van meer coördinatie en overleg met de betrokken projectontwikkelaars, administraties en vergunningverleners overkomelijk zijn. Via een intensievere trajectbegeleiding zouden de knelpunten sneller gedetecteerd kunnen worden en kan het project, in overleg met alle betrokken administraties, bijgestuurd worden. Bevoegdheidsverdeling De onduidelijke bevoegdheidsverdeling veroorzaakt onzekerheid zowel bij de betrokken overheden zelf als bij de ontwikkelaars van windturbineprojecten. Enerzijds nemen overheden vaak een zeer afwachtende houding aan, anderzijds worden initiatieven genomen die uiteindelijk op een ander beleidsniveau dienen te worden voortgezet, wat resulteert in de nodige vertraging. 15

16 1.2. Oost-Vlaanderen en Energielandschap ruimtelijk proces Provinciaal ruimtelijk structuurplan en Provinciaal beleidskader windturbines, addendum aan het PRS Windturbines in het provinciaal ruimtelijke structuurplan P 426 Een specifiek probleem vormen de windturbines en de infrastructuur voor andere vormen van groene energie. Hiervoor zal in een latere fase, bij wijze van herziening van dit PRS nog een ruimtelijk kader uitgeschreven worden. Beleidskader De Provincie Oost-Vlaanderen heeft in een beleidskader uitgewerkt dat de inplanting van zowel groot-, midden- als kleinschalige windturbines op een ruimtelijke en landschappelijk verantwoorde manier moet ondersteunen. Het beleidskader is uitgewerkt en goedgekeurd net voor de invoering van de clichering. De bedoeling was om door een proactief beleid, bijkomende mogelijkheden voor windturbines te creëren in Oost- Vlaanderen, te starten met een beleidskader en dat verder uit te werken in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP's). Waarom een beleidskader voor de inplanting van windturbines? Een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en een omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen (zon, wind en water) is uiterst noodzakelijk om de klimaatverandering binnen de perken te houden. De zoektocht naar alternatieve, 'groene energie' bracht ook de 'windmarkt' in volle expansie. De provincie werd hierdoor steeds meer geconfronteerd met concrete plannen van gemeenten, burgers en ontwikkelaars. De provincie in van mening dat het inplanten van windturbines in deze dichtbebouwde provincie niet zomaar lukraak kan. Turbines hebben immers een aanzienlijke impact op het omliggende landschap en de leefkwaliteit van de aanpalende bewoning. Een consequente ruimtelijke visie op de inplanting is dan ook absoluut noodzakelijk. Wat houdt het beleidskader in? Het beleidskader wordt beschouwd als een onderdeel van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. Het volgt dan ook de vereiste onderverdeling van een structuurplan met een informatief, een richtinggevend en een bindend gedeelte. In het informatieve gedeelte wordt de stand van zaken over windenergie in de provincie geschetst. Het richtinggevende gedeelte is de kern van het document. Hierin wordt de visie van de Provincie Oost-Vlaanderen weergegeven over de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende overheden en de inplanting van groot- en middenschalige turbines enerzijds en kleinschalige turbines anderzijds. Het bindend gedeelte ten slotte beschrijft het actieprogramma dat de visie in praktijk zal brengen. Groot- en middenschalige turbines De Provincie Oost-Vlaanderen wil duidelijk aangeven waar zij windturbines als een mogelijkheid ziet en waar zij dan ook de inplanting wil ondersteunen. Daarvoor werden de potentiële inplantingslocaties binnen Oost-Vlaanderen in kaart gebracht. Binnen deze zones kan verder onderzoek uitgevoerd worden op detailniveau. 16

17 Statuut van potentiële inplantingszones Het beleidskader dat binnen dit document werd uitgewerkt heeft in principe haar direct toepassingsgebied binnen de ruimtelijke planningsprocessen (opmaak van Provinciale Ruimtelijke uitvoeringsplannen, opmaak van provinciale stedenbouwkundige verordeningen en beoordeling van gemeentelijke Ruimtelijke structuurplannen en uitvoeringsplannen) en stelt zich daarmee op het niveau van het provinciale ruimtelijk structuurplan. Het beleidskader dient te worden beschouwd als een addendum aan het bestaande Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. De opties van dit Structuurplan blijven dan ook volledig en onverkort van toepassing. Binnen het vergunningenbeleid kan het beleidskader niet rechtstreeks worden toegepast. De elementen uit dit beleidskader kunnen echter wel deel uitmaken van de opportuniteitsafweging. Naar het gewest toe geldt deze visie zowel als advies bij het verlenen van vergunningen voor de turbines van openbaar nut, als als suggestie naar gewestelijke planinitiatieven toe. De visie die binnen dit document naar voren wordt gebracht is een visie op provinciale schaal (macro-schaal). Voor specifieke inplantingen dient steeds een verdere verfijning van deze visie te gebeuren. Sites die niet in aanmerking komen Alhoewel de Provincie Oost-Vlaanderen een positief beleid wenst te voeren naar de inplanting van windturbines, is het duidelijk dat windturbines niet zomaar overal kunnen worden geplaatst. Een aantal gebieden zijn immers te kwetsbaar om de inplanting van deze grootschalige machines te kunnen verantwoorden en dienen aldus uitgesloten te worden. Binnen deze gebieden kan geen ruimtelijk uitvoeringsplan voor windturbines worden opgemaakt en wordt het verlenen van een vergunning ongunstig geadviseerd. Deze gebieden zijn: de Vogelrichtlijngebieden, de Habitatrichtlijngebieden, gebieden die vallen onder het verdrag van RAMSAR, de VEN-gebieden en de Vlaamse en de erkende natuurreservaten. Volgende gebieden in Oost-Vlaanderen verdienen bijzondere aandacht: bosgordel Maldegem-Stekene, het kreken-en poldergebied, de valleigebieden van de Schelde, Leie, Durme en Dender, de depressie van de Moervaart en het kanaal van Stekene, de beekvalleien van Zuid-Oost-Vlaanderen en de beboste toppen van de Vlaamse Ardennen, beschermde landschappen en ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas, directe woonomgeving, stiltegebieden en potentiële stiltegebieden. Sites die wel in aanmerking komen Windturbines kunnen geplaatst worden nabij elementen die al een bijzondere landschappelijk bepalende impact hebben op hun omgeving. Daarbij is het clusteringprincipe van groot belang. In aanmerking komen: 17

18 De stedelijke gebieden en de specifiek economische knooppunten. Grootschalige en middenschalige windturbines kunnen beschouwd worden als een voorziening voor wonen en bedrijvigheid, te koppelen aan de grotere kernen. Deze grote kernen werden geselecteerd in het RSV als stedelijk gebied. De stedelijke gebieden hebben een ruime landschappelijke, maar ook een functionele invloedssfeer die zich relatief ver uitstrekt, voornamelijk wanneer het om grootstedelijk gebied (Gent) of regionaalstedelijk gebied gaat (Sint-Niklaas en Aalst), wat zich vertaalt in een vaak ruime peri-urbane gordel rond de stad, waarin de inplanting van windturbines ruimtelijk nog steeds gekoppeld kan worden aan het stedelijk gebied. De kleinstedelijk gebieden (Eeklo, Beveren, Lokeren, Temse, Deinze, Wetteren, Dendermonde, Oudenaarde, Zottegem, Ninove, Ronse en Geraardsbergen) hebben een beperktere landschappelijke en functionele koppelingszone waarbinnen de inplanting van windturbines nog als ruimtelijk samenhangend met de kern wordt gepercipieerd. Een bijzonder positief aandachtspunt voor de inplanting van windturbines is het E17-netwerk rondom de stedelijke kernen van Lokeren, Sint-Niklaas, Temse en Beveren. De bedrijventerreinen. Specifiek met betrekking tot bedrijvigheid zijn de kernen die werden aangeduid als specifiek economische knooppunten erg belangrijk als concentratiepunten van bijkomende regionale bedrijvigheid. Omwille van hun sterk economisch karakter vormen deze kernen (Maldegem, Aalter, Zele, Nazareth en Kluisbergen) naast de stedelijke kernen belangrijke aanknopingspunten voor de inplanting van groot- en middenschalige turbines. Met de herziening van het RSV komen daar een aantal "bijzondere" economische knooppunten" bij. De grootschalige waterlopen. Met betrekking tot de waterwegen zijn de structurerende waterwegen van het hoofdaderwegennet en secundaire waterwegennet volgens de omzendbrief van het Vlaamse Gewest mogelijke aanknopingspunten voor het inplanten van groot- en middenschalige turbines. De koppelingszone rondom de waterwegen is sterk variabel en is afhankelijk van de grootte van de waterweg, het landschap waarin deze waterweg zich bevindt en het al dan niet natuurlijke karakter van de waterweg. Alhoewel op de kaart alle hoofdwaterwegen en secundaire waterwegen zijn aangegeven, is het duidelijk dat omwille van landschappelijke en natuurwaarde vooral de natuurlijke waterlopen binnen Oost-Vlaanderen een minder sterk positief aanknopingspunt zullen zijn dan de artificiële waterlopen, de kanalen. Het hoofdwegennetwerk alsook de primaire en de secundaire wegen. Op het vlak van autowegen treden de hoofdwegen, de primaire wegen en de secundaire wegen type I en type II op als mogelijke aanknopingspunten. Hierbij is het duidelijk dat de secundaire wegen een beperktere structurerende functie hebben. Het hoofdspoorwegennet. De hoofdspoorwegen zijn van belang omwille van hun ruimtelijk structurerende verbindingsfunctie tussen de grotere kernen. Het gaat hier om de spoorlijnen Brugge Gent Brussel, Kortrijk Gent Antwerpen, Kortrijk Zottegem Brussel, Gent Aalst Brussel en Lokeren Dendermonde Brussel. 18

19 Het hoogspanningsnetwerk. Omwille van hun grootschaligheid en hun grote negatieve landschappelijke impact als lijninfrastructuren kunnen de bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 en 370 kv als aanknopingspunt worden geselecteerd. Lijninfrastructuren zijn niet binnen iedere omgeving even sterke aanknopingspunten. Dit is erg afhankelijk van het landschapstype waarin de infrastructuren zich bevinden. Zo kunnen hoogspanningsleidingen binnen sterk stedelijke omgevingen een sterk aanknopingspunt zijn, in de open ruimte kan de inplanting van windturbines nabij deze leidingen eerder een sterker negatief effect op het landschap met zich meebrengen. De secundaire wegen zijn vaak omgeven door historisch gegroeide bebouwing en zullen aldus in de praktijk minder vaak aanleiding geven tot mogelijke inplantingslocaties. Aanwezige of geplande hoge infrastructuren. Enerzijds kan het hier gaan om grootschalige bedrijfsgebouwen (schouwen), haveninfrastructuren of hoogspanningsmasten. Daarnaast zijn binnen de Provincie Oost- Vlaanderen vooral de bestaande windturbines belangrijke landschappelijke aanknopingspunten. Positieve gebieden voor de inplanting van nieuwe turbines zijn de omgeving van zowel al gerealiseerde inplantingsplaatsen als van vergunde windturbineprojecten. Hiernaast kunnen als sterk dominerende grootschalige constructies ook de koeltorens van de elektrische centrales van Doel, Rodenhuizen en Ruien als sterk aandachtspunt worden aangestipt. Niet alleen door hun grootte, maar ook door het sterk dynamische karakter van de condensuitstoot. Actieprogramma (bindend gedeelte) Het beleidskader is opgenomen in het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS). De Provincie zal binnen de 5 jaar alle zoekzones voor grootschalige windturbines onderzoeken op de mogelijkheden voor effectieve inplanting ervan. Hierbij zal o.a. grondige aandacht uitgaan naar de impact op geluid en slagschaduw, op landschap en op veiligheidsaspecten. In het geval er ruimtelijke uitvoeringsplannen moeten worden opgemaakt, zal de Provincie prioritair die gebieden onderzoeken die aansluiten bij stedelijke gebieden of economische knooppunten én aansluiten bij bedrijventerreinen én transportinfrastructuur. De Provincie zal nagaan in welke mate de inrichting en het beheer van windturbineparken gereguleerd of gestuurd kan worden (ivm de verdeling van de lasten en de lusten en ivm de concurrentie tussen ontwikkelaars). De Provincie wenst ook het draagvlak t.o.v. windturbines te behouden en te versterken. Daarvoor werden onder andere informatieve folders voor particulieren en bedrijven gemaakt en samen met het provinciaal Molencentrum (uitleenbare) tentoonstellingen ontwikkeld. De Provincie heeft een beleidsplan opgesteld met als doelstelling de mogelijkheden tot inplanting van windturbines te vergroten en het draagvlak ten opzichte van windenergie te versterken. Met dit plan wenst de Provincie tevens haar voorbeeldfunctie verder uit te bouwen. 19

20 Het beleidskader heeft niet tot doel het aantal windturbines of benodigde energieproductie vast te leggen. Het uitgangspunt is de maximale invulling van geschikt geachte locaties. Als doelstelling werd vooropgesteld om binnen de 5 jaar na goedkeuring (tegen 2014) volledige duidelijkheid over de inplantingsmogelijkheden binnen Oost- Vlaanderen te bekomen. Uitwerking in provinciaal ruimtelijke uitvoeringsplannen In de aansturing van de inplanting van windturbines in Oost-Vlaanderen is in eerste instantie over heel het grondgebied van de provincie bepaald welke de zones zijn waar windturbines mogelijk zijn: het beleidskader voor midden- en grootschalige windturbines, addendum aan het provinciaal ruimtelijk structuurplan (zomer 2009). In dit beleidskader kunnen een aantal grote zones - macroconcentratiezones - worden afgelijnd: de Gentse haven, de Waaslandhaven, de E17, de E40 tussen Aalter en Aalst en Maldegem-Eeklo. In twee van deze zones - de E40 tussen Aalter en Aalst en Maldegem-Eeklo is de ruimtelijke ordening van windturbines nu verder gedetailleerd via een RUP (zie figuur 2). Figuur 2: grafische voorstelling van potentiële zoeklocaties van het beleidskader wind met aanduiding van de macroconcentratiezones, in het rood Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst 20

21 Vlaams Gewest Provincie Gemeente Groot- en middenschalige turbines (*) - aangeven van de spelregels (gewestelijke omzendbrief) - mogelijkheid tot aangeven van een taakstelling - ondersteuning en advies bij opstelling provinciale visie - afstemmen van de verschillende provinciale visies - goedkeuring van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen - verlenen van stedenbouwkundige vergunningen (turbines van openbaar nut of publieksrechterlijke rechtspersonen) - opmaak provinciale visie met zoekzones voor de inplanting van turbines - opmaak provinciale stedenbouwkundige verordening - opmaak provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen - coördinatie initiatieven op gemeentelijk niveau - goedkeuring gemeentelijke planinitiatieven - Milieuvergunning klasse 1 - opmaak gemeentelijke RUP's (in afspraak met de provincie) - verlenen van stedenbouwkundige vergunningen (private turbines) - Milieuvergunning klasse 2 - Milieuvergunning klasse 3 Kleinschalige turbines (**) - aangeven van richtlijnen aan de gemeenten - opmaak van provinciale stedenbouwkundige verordening - uitwerken van een gemeentelijk beleid - mogelijke opmaak van een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verlenen van stedenbouwkundige vergunningen Tabel 1: Voorstel van bevoegdheidsverdeling uit het addendum Wind, provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen 2009 (*) Grootschalige: masthoogte > 60 m, rotordiameter > 50 m, vermogen > 1 MW, enkel gebruikt voor grootschalige energieopwekking van algemeen nut Middenschalige: masthoogte van 15 tot 60 m, rotordiameter van 10 tot 50 m, vermogen van 0,5 tot 1 MW, gebruikt voor kleinschalige energieopwekking van algemeen nut of energiebron voor individuele bedrijven. (**) Kleinschalige: masthoogte < 15 m, kunnen andere vormen aannemen, gebruikt voor energieopwekking voor een huishouden of bedrijf. 21

22 Verfijning zoekzones in Maldegem-Eeklo en E40-Aalter-Aalst In haar beleidskader voor windturbines heeft de provincie potentiële inplantingslocaties voor midden- en grootschalige windturbines afgebakend. Op 21 oktober 2010 gaf de deputatie haar akkoord om te starten met de opmaak van een RUP en een plan-mer voor de uitbouw van concentratiezones voor windturbines in de macroconcentratiezones Maldegem Eeklo en E40 tussen Aalter en Aalst. In de eerste plaats werd een ruimtelijk-landschappelijke analyse gemaakt van de concentratiezones, vervolgens een milieutechnisch onderzoek in een planmer. Via een intensief proces van overleg- en inspraakmomenten wordt de input van alle betrokken actoren verzameld om het onderzoek bij te sturen. De finale beslissing werd genomen door de provincieraad. Het resultaat van het gevoerde onderzoek en inspraak vindt uiteindelijk zijn ruimtelijke weerslag in de opgemaakte provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Landschappelijk onderzoek Maldegem-Eeklo en E40 tussen Aalter en Aalst In deze twee zones werd eerst landschappelijk en ruimtelijk analytisch onderzocht hoe een groot aantal windturbines kon worden ingeplant, uitgaande van een logisch opgebouwd en onderbouwd landschappelijk-ruimtelijk verhaal. Hieruit werden een aantal scenario's voor beide zones gedistilleerd. In sommige zones werd ook aangegeven welke begeleidende maatregelen de landschappelijk-visuele impact van de windturbines kunnen milderen. Via ontwerpend onderzoek werden uiteindelijk volgende conclusies getrokken: Grootschalige windturbines in de macroconcentratiezone 'Maldegem-Eeklo' kunnen geconcentreerd worden volgens twee scenario's: Een lineair scenario: de windturbines worden geconcentreerd in een dubbele rij aan weerszijden van de N49 en de hoogspanningsleidingen. In dit scenario wordt voorgesteld om perceelsranden aan te planten met kleine landschapselementen of bomenrijen om de windturbines maximaal in het landschap te integreren. Een rasterscenario: hier worden de windturbines in clusters geplaatst. Er worden drie clusters voorgesteld, ter hoogte van Zoetendale en Plassendale (Maldegem) en Busakker (Eeklo). Grootschalige windturbines in de macroconcentratiezone 'E40 tussen Aalter en Aalst' kunnen geconcentreerd worden volgens twee scenario's: Een scenario windlandschap E40 bestaande uit een concentratie van windturbines in een windbos (Aalter), een windakker (Nevele en Melle/Wetteren) en een windkouter (Sint-Lievens-Houtem en Erpe-Mere); Een scenario duurzame bedrijventerreinen bestaande uit een concentratie van windturbines op bedrijventerreinen in Aalter, Gent, Melle/Wetteren en Aalst. Het landschappelijk onderzoek stelt een aantal mogelijke scenario's voor om binnen de potentiële zoeklocaties van de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst windturbines in te planten. De voor- en nadelen van elk scenario worden geformuleerd. 22

23 Aftoetsing milieuimpact in planmer Het vervolg van de landschappelijke inplanting is dat deze windturbinescenario's milieutechnisch worden afgetoetst in een planmer. Het planmer is echter de milieutoets van het RUP dat de inplanting van windturbines in deze macroconcentratiegebieden zal verfijnen. Het RUP bepaalt waar de turbines zullen komen én waar niet. Om de milieuimpact van het RUP correct te kunnen inschatten werd in het planmer een theoretische, maximale invulling met windturbines onderzocht. De resultaten van de planmer werden ook gebruikt om een selectie te maken van te weerhouden zones Input van betrokken actoren De visievorming van de landschappelijke voorstudie en de resultaten van het planmer werden op regelmatige basis afgetoetst bij de ontwikkelaars van windturbines en betrokken technische administraties (Elia, Eandis, Belgocontrol, Defensie, AWV) op praktische invulling en haalbaarheid. De visievorming van de landschappelijke voorstudie, de resultaten van het planmer en de praktische haalbaarheid werden op regelmatige basis teruggekoppeld met alle betrokken actoren. De effectieve bedoeling was om waardevolle input te verkrijgen om het lopende onderzoek bij te sturen en om uiteindelijk te kunnen bepalen welke concentratiegebieden te selecteren. Na elke fase waarin een cruciale stap werd afgerond, volgde een beslissingsmoment door de Provincieraad. Procedureel gezien neemt de provincieraad enkel de beslissing tot voorlopige en definitieve vaststelling van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP). In dit proces werden een aantal belangrijke beslissende keuzes ook voorgelegd aan de raad. Wie precies de actoren waren, wanneer en op welke manier zij input konden leveren en wat met die input werd gedaan, wordt besproken in hoofdstuk 4 "Communicatie en inspraak". Dit hoofdstuk bevat ook de evaluatie van en aanbevelingen uit dit intensieve inspraaktraject. De resultaten van al dit onderzoek en overleg en de finale beslissingen van de provincieraad vinden hun ruimtelijke weerslag in de concepten van ruimtelijke uitvoeringsplannen 'Concentratiezone voor windturbines Maldegem-Eeklo' en 'Windenergie E40-zone' Concept provinciaal ruimtelijke uitvoeringsplannen Duidelijkheid waar wel, waar niet Voor beide plangebieden is eerst een concept van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) opgemaakt. Het was gebaseerd op de volgende zones: de concentratiezone de landschapszone de uitsluitingszone Concentratiezone De inplanting van (grootschalige) windturbines wordt expliciet geconcentreerd in de concentratiezone in de PRUP s. De concentratiezone moet zo optimaal mogelijk ingevuld worden met windturbines. 23

24 Landschapszone Studies hebben uitgewezen dat landschappelijke aanplantingen om het uitzicht op de windturbines te milderen het grootste effect hebben in een straal van 800 m rond een turbine. In die zone neemt de waargenomen grootte van de turbine recht evenredig af met de afstand tot de turbine. Eens de 800 m voorbij geldt dat niet meer en lijken de turbines vanaf verschillende afstanden even groot. Bomenrijen, houtkanten en bosjes kunnen de turbines niet verbergen. Ze hebben wél het effect om het uitzicht op de turbines te milderen als ze dicht bij de woningen worden aangeplant. Op die manier kijken omwonenden niet vanuit elke zichtas op het volledige windturbinepark. In de landschapszone in de PRUPs, de 800m zone rond de concentratiezones, worden landschappelijke begeleidende aanplantingen expliciet mogelijk gemaakt. Uitsluitingszone Vijf km is volgens verschillende studies de minimale afstand waarop windturbineparken nét niet meer visueel interfereren. Parken op een afstand kleiner dan 5 km van elkaar gebouwd, komen voor tussenliggende waarnemers over als één park, bewoners en passanten tussenin ervaren een gevoel van omsingeling door turbines. Omdat dit vermeden moet worden, wordt in de PRUPs een uitsluitingszone voorzien van 5km rond elke concentratiezone. In die uitsluitingszones worden groot- en midschalige windturbines expliciet verboden Definitieve PRUP's, hoofdlijnen Het concept van de PRUP's werd enigszins aangepast bij voorlopige (en definitieve) vaststelling. De PRUP's zijn opgebouwd uit drie zones (zie figuur 3), elk met specifieke voorschriften (voor de volledige inhoud van de PRUP's, zie endaid=2576): Zone voor windturbines In deze zone kunnen enkel grootschalige windturbines. De zone moet, energetisch gezien, zo optimaal mogelijk ingevuld worden met windturbines. De voorschriften stellen de ontwikkeling van windturbines voorop. Zo mogen bijkomende ontwikkelingen geen bijkomende beperkingen op de turbines veroorzaken. 24

25 Windlandschap De kwaliteit van het windlandschap in deze zone wordt versterkt door middel van landschappelijke of maatschappelijke ingrepen zoals de aanleg van groen (groene bekleding voet windturbine, vergroening publieke ruimtes, aanplantingen langs beekdalen, erfbeplantingen, blokbossen ), het aanleggen van beeldbepalende dreven, aanleg van fiets en wandelwegen, behoud open ruimte op de kouters, het voorzien van geluidsschermen langs wegen, Uitstluitingszone In de 'uitsluitingszone' kunnen geen windturbines geplaatst worden met een masthoogte hoger dan 15m PRUP Windlandschap Eeklo-Maldegem Voor de macroconcentratiezone Maldegem-Eeklo, werd uiteindelijk gekozen voor een lineaire concentratiezone waarin de windturbines gebundeld worden met de reeds aanwezige infrastructuur in het gebied: de N49, de hoogspanningsleidingen, het Schipdonkkanaal en de bestaande lijn grootschalige windturbines. Deze lijnvormige concentratie heeft ook voordelen op vlak van aansluiting op het transport- en distributienet: centraal in het gebied ligt het onderstation 'Balgerhoeke Noord' waarop de turbines aangesloten kunnen worden. Deze centrale ligging zorgt er ook voor dat er heel efficiënt leidingen kunnen worden gelegd, op korte afstand van het onderstation en parallel aan de N49. Ook voor luchtruimdetectie (Defensie en Belgocontrol) heeft de lijnvormige concentratiezone de voorkeur. Figuur 3: grafische voorstelling van de PRUP's 'Windlandschap Eeklo-Maldegem' en 'windlandschap E40 tussen Aalter en Aalst' op de achtergrond van het beleidskader wind 25

26 PRUP Windlandschap E40 De landschapsstudie voor de zone E40 (voorjaar 2012) resulteerde in een scenario 'duurzame bedrijventerreinen' en een scenario 'windlandschap E40' waarbij windturbines worden geplaatst in open ruimtegebieden. Omdat er niet zoveel mogelijkheden zijn om turbines in te planten op bedrijventerreinen werd in het milieuonderzoek een combinatie onderzocht van beide scenario's. In totaal werden 10 clusters bestudeerd: bedrijventerrein Aalter, windbos Aalter, windakker Hansbeke, windakker-bedrijventerrein Landegem, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/Wetteren, windkouter Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere, bedrijventerrein Ottergem, bedrijventerrein Siesegem en bedrijventerrein Erembodegem. Van de 10 clusters werden er uiteindelijk 6 geselecteerd:bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/Wetteren, windkouter Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere en bedrijventerrein Erembodegem Bijkomende planprocessen voor windturbinevrije zones De volledige macroconcentratiezones uit het beleidskader van de Provincie Oost- Vlaanderen, Maldegem-Eeklo en E40 tussen Aalter en Aalst, zijn intensief onderzocht naar de mogelijke inplanting van windturbines. Uiteindelijk is uit alle informatie een voorkeurscenario gedistilleerd waar de windturbines kunnen worden ontwikkeld. De aanduiding van de zones voor windturbines betekent dat de overige zones in de respectieve macroconcentratiezones negatief beoordeeld zijn voor ontwikkeling van windturbines. Deze ruimtelijke detaillering wordt doorvertaald in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP). In het PRUP is een gebied voorzien rond de windturbinezones van 5km waarbinnen groot- en middenschalige windturbines expliciet worden verboden. De 5km afstand moet visuele interferentie verhinderen tussen twee windparken en is een wetenschappelijk onderbouwde afstand. Het consequent toepassen van deze eenduidige 5km-buffer zorgt er echter voor dat bepaalde delen binnen de macroconcentratiezones niet binnen de contouren van de PRUPs voor windturbines vallen. Om er toch voor te zorgen dat er een afdwingbaar juridisch kader is om ook in deze delen bijkomende windturbines te weigeren, moeten bijkomende, parallelle provinciale planprocessen opgestart worden met als specifiek doel het aanduiden van uitsluitingszones voor windturbines. Op 10 oktober 2013 nam de deputatie een principebeslissing tot opmaak van een RUP 'Landschappelijke rustzone Meetjesland op het grondgebied van de gemeenten Assenede, Evergem, Gent, Lovendegem, Sint-Laureins, Kaprijke, Maldegem, Eeklo, Waarschoot, Zomergem, Knesselare, Aalter en Nevele Tijdslijn ruimtelijk planproces versus procedureel vereiste stappen 21 oktober 2010: de deputatie geeft startsein voor de opmaak van een RUP en een plan-mer voor de uitbouw van concentratiezones voor windturbines in de zone Maldegem Eeklo en de zone E40 tussen Aalter en Aalst. Landsschapstudie klaar Communicatie landschapsstudie PO engagement "geen indiening" Provincieraad 2012 Start opmaak planmer Start voorontwerp PRUP 26

27 Projectteams, ronde van de CBS en provinciale fracties PR 2013: voorkeurclusters Infoavonden + krant Terinzagelegging plus procedure planmer Richtlijnen vergadering 2 planmers Plenaire vergaderingen PRUP's PR 2014: voorlopige vaststelling PRUP's Infomarkten + folders PR 17 december 2014: definitieve vaststelling PRUP's Addendum Wind PRS (2009) Landschaps -studie (2012) planmer (2013) PRUP (2014) Windlandschap (2015) Hoewel er veel tijd is gekropen in het zorgvuldig doorlopen van dit traject, is het de bedoeling van de provincie dat het zal resulteren in de realisatie van een hoger windpotentieel dan zou mogelijk geweest zijn door enkel individuele ad hoc aanvragen. De effectieve bouw van de turbines concentreert zich met een dergelijk traject in de tijd i.p.v. uitgesmeerd te zijn via projectaanvraag per projectaanvraag over een langere periode Voorstel afschaffing clichering in Oost-Vlaanderen De Provincie Oost-Vlaanderen heeft een combinatieaanpak uitgewerkt om windturbines te ontwikkelen met als doel de effectieve realisatie met het hoogst mogelijke draagvlak. Deze aanpak, uitgewerkt in het kader van de planprocessen Maldegem-Eeklo en E40 tussen Aalter en Aalst kan ook toegepast worden op de andere gebieden van het beleidskader van de Provincie. Een hernieuwbare energiescan heeft aangewezen dat er met toepassing van deze aanpak een realistisch haalbaar windpotentieel is in Oost-Vlaanderen van 300 turbines (zie hoofdstuk 6). Gezien dit realistisch haalbaar aantal én een concreet uitgewerkt plan van aanpak, is er geen reden meer om de clichering in de VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) die windturbines in agrarisch gebied mogelijk maakt, in Oost-Vlaanderen te laten bestaan. Integendeel de clichering is een hinderende factor bij het tot stand brengen van het gevoerde beleid. De Provincie Oost-Vlaanderen heeft bij Vlaanderen aangedrongen - onder motivatie van het uitgewerkte plan van aanpak - op een afschaffing van de clichering op het grondgebied van Oost-Vlaanderen. Juridisch gezien blijkt dit echter niet mogelijk. De provincie Oost-Vlaanderen is bereid om haar aanpak uitgebreid toe te lichten aan de andere Vlaamse provincies en zelfs te ondersteunen als daar een compensatie tegenover staat. De overige provincies kunnen een dergelijk beleid ook uitrollen, zodat er grond is om de clichering in zijn geheel af te schaffen. 27

28 1.3. Evaluatie ruimtelijk proces Oost-Vlaanderen Energielandschap Provincie Oost-Vlaanderen De provincie Oost-Vlaanderen was en is gerust een pionier te noemen op het vlak van een proactieve aanpak van windenergie op haar grondgebied. Er is in vergelijking geen enkele andere provincie die zo ver gevorderd is in de organisatie van de ontwikkeling van windturbines. Er zijn in West-Vlaanderen en Antwerpen wel GIS oefeningen gedaan, maar een verdere uitvoering of beleidscyclus is daar niet uit voortgevloeid. Waarom is die dynamiek er dan wel gekomen in Oost-Vlaanderen? Bij de beslissing van in herziening stellen van provinciaal ruimtelijk structuurplan voor een beleidskader windturbines in was er een momentum dat de wil om dat te doen katalyseerde: in 2007/8 zijn de olieprijzen dramatisch de hoogte ingeschoten, windturbines werden gezien als een noodzakelijk alternatief voor onze energieafhankelijkheid van fossiele brandstoffen en buitenlandse leveranciers ervan. Windturbines traden uit hun tot dan toe niche markt in Vlaanderen en werden economisch rendabel, een niet te versmaden economische activiteit. Het aantal ontwikkelingen schoot de hoogte in en de ondersteunig zorgde voor een zeer ruime winst (tot 30% en meer). Waarschijnlijk waren zowel in de administratie als op politiek niveau de juiste mensen op de juiste plaats, maar het momentum was er ook en daar is gebruik van gemaakt. Elke stap in de verdere aansturing van inplanting van windturbines vanaf de herziening van het provinciaal ruimtelijk structuurplan, tot nu, de definitieve vaststelling van de PRUP's Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst werd door de provincieraad in besluiten bestendigd. Veel meer dan de procedureel verplichte stappen werd de provincieraad op cruciale beslissingsmomenten gevat en deed een uitspraak. Deze aanpak had een aantal positieve gevolgen: De dynamiek versterkte zich met elke genomen beslissing waardoor steeds een stap verder gezet kon worden. Dankzij deze dynamiek besliste de provincieraad in 2013 om in heel Oost-Vlaanderen PRUP's op te starten om uiteindelijk, gedekt over heel het grondgebied, te bepalen waar windturbines komen en waar niet. Dat kon gebeuren, omdat zij daar de meerwaarde niet van in twijfel trokken: het afgelegde traject bewees het tegendeel. Als er zich een probleem voordeed, kon steeds teruggevallen worden op een eerder genomen beslissing. De opeenvolgende beslissingen waren ook voor het beleid zelf een houvast op een volgend beslissingsmoment, raadsleden waren op den duur zeer op de hoogte van het volledige dossier en konden op de voet volgen. Oost-Vlaanderen werd bekend om haar windturbinebeleid, het thema werd een speerpunt in het provinciale beleid. Door haar pionierspositie waren de ogen van de andere overheden op de provincie Oost-Vlaanderen gericht wat een drijfveer was om beslissingen te nemen. Illustratie Het besluit van de deputatie van 5 december 2013 over de precieze invulling van het model voor creatie van lokale meerwaarde (20% rechtstreekse participatie in de projecten en een omgevingsfonds gespijsd door de exploitanten), maar vooral de maatregelen die zouden worden genomen naar projectontwikkelaars toe die het engagement er naartoe niet willen nemen, is op 11 juni 2014 vernietigd door de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, lnburgering, Toerisme en Vlaamse Rand. De provincieraad van 24 april 2013 besliste eerder al over de rechtstreekse participatie en het omgevingsfonds en dat besluit werd niet vernietigd. 28

29 Beleidskader en PRS Het opmaken van een beleidskader windturbines over het volledige grondgebied van provincie (of gewest) zorgt voor een eerste focus. Qua gebieden maar ook qua mindset. De boodschap is al heel duidelijk: de overheid wil werk maken van windturbines en stelt zichzelf een kader waarbinnen dat zal gebeuren. Een belangrijk signaal. Grootschalige windturbines (en windturbines worden steeds hoger), overstijgen qua impact al snel het niveau van één gemeente. Een beleidskader moet gezien worden over het grondgebied van verschillende gemeenten. Het provinciale niveau is daar zeer geschikt voor. Door over een volledig grondgebied van bvb een provincie de oefening te doen waar er potentiële zoeklocaties zijn, komen grote en kleinere concentratiegebieden in beeld. De ruimtelijke aansturing van een macroconcentratiegebied vergt een andere aanpak dan van een gebied met kleine potenties (een 5 tal windturbines). Kort na de goedkeuring van het beleidskader in Oost-Vlaanderen, werd de clichering van kracht: windturbines waren plots mogelijk in gebieden ook buiten de potentiële zoeklocaties van het beleidskader. Toch zagen we dat de ontwikkelaars zich al concentreerden op net die potentielocaties van het beleidskader. Het beleidskader heeft geen juridische basis om vergunningen op te beoordelen. De motivatie die binnen het beleidskader is gebruikt om potentiële zoeklocaties aan te duiden, kan wel gebruikt worden als argumentatie in de vergunningsprocedure. Uiteraard is de Provincie als auteur van het beleidskader bij vergunningen gehouden aan haar eigen kader. Ze moet echter rekenen op goodwill bij de andere overheden om hetzelfde te doen. Ook voelen niet alle projectontwikkelaars zich gebonden door het beleidskader. Een juridisch afdwingbare stap is noodzakelijk. Projectontwikkelaars vonden al ten tijde van het beleidskader dat de mogelijkheden te veel werden ingeperkt, dat het zo al moeilijk genoeg was om windturbines te zetten. Nochtans bewijzen de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst dat de ruimtelijke benadering ondanks de inperking van locatiemogelijkheden wel degelijk goede resultaten oplevert. In het beleidskader werd gesteld dat een generiek beleid voor de inplanting van windturbines zou worden opgemaakt bijvoorbeeld een provinciale verordening. Ervaring leert dat dergelijk generiek beleid niet werkt. Inplanting van windturbines heeft een gebiedsgericht beleid nodig. Aspecten van meerwaardecreatie kunnen eventueel wel in een generiek beleid gegoten worden. Het beleidskader was meer dan louter een GIS oefening. Die is eerst gedaan, maar daarna zijn op topokaarten de mogelijkheden handmatig ingeschat. De planner die dat doet moet de situatie op het terrein kunnen inschatten. Dat is niet mogelijk voor heel Vlaanderen. Als doelstelling werd vooropgesteld om binnen de 5 jaar na goedkeuring (tegen 2014) tot een volledige duidelijkheid te komen over de inplantingsmogelijkheden binnen Oost- Vlaanderen. Hoe krap ook, deze termijn is wel degelijk gehaald. In twee macroconcentratiezones liggen de locaties vast in PRUP's. Er is daaruit ook een werkwijze gedistilleerd om in de andere zones toe te passen. Dankzij de hernieuwbare energiescan (zie hoofdstuk 6), hebben we effectief zicht op het potentieel aan windturbines in Oost- Vlaanderen. Er zijn planprocessen opgestart voor de macroconcentratiezones Waasland en Kerngebied Noord (Gentse Kanaalzone en omgeving). Planprocessen In wat volgt wordt vooral de aanpak voor macroconcentratiegebieden besproken. We spreken over gebieden waarin tientallen windturbines mogelijk zijn. De aanpak van gebieden met kleinere potenties voor windturbines wordt besproken in hoofdstuk 7 "Windlandschap- Energielandschap" bij "Geraardsbergen Energieneutraal". 29

30 Een beleidskader mist juridische afdwingbaarheid, deze kan wel gegeven worden door een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Vergunningen moeten immers aan voorschriften getoetst worden, de grenzen zijn juridisch vastgelegd. De opmaak van een PRUP is voorwerp van een planproces. Een planproces zorgt voor een verscherpte, ruimtelijke focus. Deze heeft een aantal zeer belangrijke pluspunten: Afbakening om de betrokken actoren te bepalen Focus voor de realisatie Focus voor de aanpak van technische knelpunten Draagvlakvorming door scheppen van afdwingbare duidelijkheid bij overheden, administraties en burgers Motiveert PO tot samenwerking (iets anders is niet afdwingbaar en dus gebeurt het nauwelijks) Kader voor inspraak en communicatie (ook van al de rest die er bij komt), zowel qua gebied en actoren als qua timing ikv cruciale stappen in het ruimtelijk proces De opstart van een planproces zorgt al voor een focus zeker niet pas vanaf voorlopige (of definitieve) vaststelling. Zo hebben we van alle betrokken projectontwikkelaars een engagement gekregen dat zij vanaf de opstart van en gedurende het planproces geen vergunningen zouden indienen in de betrokken gebieden. Illustratie VZW Leefbare Windenergie Adviezen van burgers uit de omgeving van het windlandschap nav openbaar onderzoek mei-juni 2014 "Ondergetekende heeft kennis genomen van het ontwerp PRUP: windlandschap - Eeklo-Maldegem en wenst hierbij een positief en gunstig advies uit te brengen. Dit positief en gunstig advies voor het PRUP is gebaseerd op de hierna volgende inhoudelijke vaststellingen die voor de streek en haar inwoners in gunstige effecten zullen resulteren. Door het aanduiden van een locatiezone (zone waar er turbines kunnen komen) en een uitsluitingszone zal een chaotische wildgroei van turbines worden voorkomen. Dit zal voor iedereen in de regio resulteren in de terugkeer van rust en zekerheid. Dit is de voornaamste reden waarom ik achter dit ontwerp PRUP sta." De inplanting van windturbines is een thema dat heel veel actoren niet ongemoeid laat. Er spelen ruimtelijke, milieutechnische, economische, maatschappelijke, sociale en psychologische aspecten mee. De ruimtelijke aansturing moet zorgvuldig en in verschillende stappen gebeuren, waarbij bij elke stap de focus verscherpt en een inspraak en communicatiegebeuren hoort. De verschillende stappen laten niet alleen herhaalde (en wijzigende) input vanuit verschillende actoren toe, ze zorgen ook voor meerdere mogelijkheden voor bijsturingen. Belangrijkste is dat er op die manier tijd gecreëerd wordt om stapsgewijs te bouwen aan een veranderende ingesteldheid bij alle actoren tegenover de komst van de windturbines. Verandering vraagt nu eenmaal tijd. In een bepaald plangebied zorgt een planproces voor een verhaal, waarmee je met alle actoren in dialoog kunt gaan. Gedurende de drie jaar waarin gewerkt is aan de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, zijn de houdingen van een behoorlijk deel van de actoren in de positieve zin gewijzigd. Simpelweg een windlandschap aanduiden kan dat niet bewerkstelligen. Een windlandschap dat bij gebrek aan draagvlak niet kan gerealiseerd worden, heeft geen zin. 30

31 Vlaanderen was voor de goedkeuring van de clichering, begonnen met de opmaak van gewestelijke RUP's om de inplanting van windturbines mogelijk te maken. Voorbeelden zijn de GRUP's in Maldegem, Gistel en Kruibeke. De ontwikkelingen in de windmarkt zijn plots in steil stijgende lijn gegaan en de opmaak van RUP's kon niet bijbenen. Op dat moment is de clichering ingevoerd. Deze heeft geleid tot een wildgroei van aanvragen en dalend draagvlak. Op vandaag heeft de provincie Oost-Vlaanderen beslist om PRUP's op te maken om de inplanting wel degelijk te sturen en dat over heel haar grondgebied. Transparant proces biedt houvast Een dergelijk transparant planproces, waarbij elke stap is teruggekoppeld met alle betrokken actoren, waarbij alle mogelijke communicatiemiddelen zijn ingezet, waarbij verschillende momenten voor input door betrokkenen zijn georganiseerd en waarbij alle cruciale stappen beslist zijn op provincieraadsniveau, maakt het kader waarin de uiteindelijke vergunningsaanvragen beoordeeld moeten worden zeer duidelijk. Het is een houvast voor alle overheden en administraties die een vergunningsaanvraag beoordelen en/of adviseren. Het is echter evenzeer een houvast voor de burgers en lokale overheden. Ook zij hebben immers alle informatie in handen. De landschappelijke studie, de planmer en het PRUP zijn opgemaakt door deskundigen en zijn géén vrijblijvende documenten. Alle elementen om een consequente beslissing te nemen zijn aanwezig. De instanties die uiteindelijk de vergunnigen zullen beoordelen en/ of adviseren zijn stap voor stap meegenomen in het traject en zijn op de hoogte van alle informatie. Een mogelijk knelpunt blijft wel dat het geen van bovenhand opgelegd kader is en veel hangt dan ook af van de goede informatiedoorstroming binnen de verschillende instanties. Hoe het hier verder zal lopen, zullen de vergunningstrajecten aantonen. Hier kan nog proactief gewerkt worden door het energielandschap. Een planproces in alle transparantie brengt alles in het klaarlichte daglicht. Deals - hoe goed bedoeld ook - kunnen niet. Dergelijke deals zijn heel moeilijk te motiveren voor een volledige omgeving en alle actoren. Ook de overheid en bij verlengde de overheidsdiensten hebben een verantwoordelijkheid op te nemen als het gaat over de inplanting van windturbines. Als overheid kan je niet vragen aan burgers om windturbines in de achtertuin te aanvaarden als je zelf niet bereid bent er op je eigen terreinen te zetten. Een transparant proces wijst ook de overheidsdiensten op hun verantwoordelijkheid ter zake. Tijd, middelen en mensen Een planproces voor windturbines is zeer waardevol. Het biedt veel voordelen maar: bezint eer je begint. Dergelijke planproces vergen heel veel tijd, personeel en middelen. Alleen al de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst nog zonder het voorafgaande beleidskader hebben gedurende drie jaren, 3 FTE gevergd (A niveau), en de kosten van twee planmer's, twee landschappelijke studies, 2 PRUP's en werkingsmiddelen van de projectwerking. Hoewel de tijd en middelen wat zullen afnemen in volgende processen door het leergeld dat reeds betaald is, is input van veel tijd en middelen noodzakelijk. Een dergelijke tijdsspanne is nodig om alles rond te krijgen: én de landschappelijke studie én de planmer én het PRUP en de overlegmomenten én de communicatie, én de projectmatige realisatie én lokale meerwaarde creëren én de beleidsvorming, al die aspecten lopen tegelijkertijd en versterken en beïnvloeden elkaar. Op die manier kunnen zeer mooie resultaten gehaald worden. Zijn die middelen niet voorhanden, begin er dan niet aan. 31

32 Windturbines, juridisch afdwingbare concentratie en uitsluiting In de PRUP's werden naast concentratiezones ook uitsluitingszones afgebakend. Enkel op die manier krijg je effectief afdwingbare bundeling. Het wordt voor alle betrokken actoren zeer duidelijk waar de windturbines zullen komen, maar ook waar ze niet meer kunnen komen. Naar draagvlak toe, naar technische aanpassingsmogelijkheden (luchtvaart, aansluiting), naar sectorale afweging toe, doet de uitsluitingszone meer dan de concentratiezone. Illustratie Advies Eeklo bij begin planproces mei 2012 " De Provincie moet de inplanting van windturbines binnen de potentiële inplantingslocaties van het addendum PRS verder ordenen; het college verkiest een lineair scenario ten zuiden van de expresweg N459 en een bosopstelling ter hoogte van Nieuwendorpe (zie visie 2020 van de stad Eeklo dd in bijlage Het College meent dat er mogelijks nog een opportuniteit aan bouwen van windmolens (max 4/5) in een lineaire opstelling kan worden gecreëerd ten zuiden van de Expresweg tussen de Peperstraat (Eeklo) en de Vaartstraat (Kaprijke); wel meent het college dat Eeklo dan voldoende inspanningen heeft geleverd;" Advies Eeklo na doorlopen planproces mei 2014 (Ondertussen werd in een voorlopig vastgesteld PRUP bepaald dat het concentratiegebied voor windturbines inhoudt dat een dubbele rij (ten zuiden en ten noorden van de N49 over het volledige grondgebied van Eeklo) gewenst is.) " Het Schepencollege geeft gunstig advies mits: - om het Krekengebied als belangrijk openruimtegebied te vrijwaren, moet de uitsluitingszone ten noorden van de zone voor grootschalige windturbines tot aan de Nederlandse grens worden aangeduid " De afstand van de uitsluitingszone moet gebaseerd zijn op objectieve argumenten en kan variëren naargelang het gebied. De opzet van het planproces is echter niet om de mogelijkheden voor windturbines in te perken, wel om via de concentratie de effectieve realisatie te ondersteunen door opbouw van draagvlak. Vandaar dat het dan wel een vereiste is dat in de concentratiezones zo veel mogelijk windenergie wordt ontwikkeld. Geen Don Quichot Door ook uitsluitingszones te voorzien, kan het al te makkelijk overkomen alsof de provincie strijdt tegen windturbines zich opwerpt als beschermer van burgers om ze tegen de wilde omsingeling geïnduceerd door de clichering te beschermen. Het is ook al te makkelijk om als bestuursniveau effectief die rol op te willen opnemen. Verlies echter nooit uit het oog waarom de planprocessen in de eerste plaats zijn gestart. De boodschap dat er windturbines moeten bijkomen is essentieel. Een dergelijke houding kan bovendien zuur opbreken als nadien van hogerhand de beslissing komt dat toch bijkomende zones aangesneden moeten worden. Starten met een landschappelijk onderzoek Een planproces waarbij wordt vertrokken met een landschapsstudie die gebruikt wordt als eerste feedbackelement is vrij uniek. Het planproces starten met een landschappelijk onderzoek biedt een aantal voordelen. Bij het uitekenen van verschillende scenario's komen al reacties en argumenten naar voren zonder dat wel bepaalde percelen aangeduid worden. 32

33 De landschapsstudie geeft al aan hoe de windturbines mee het landschap kunenn vormgeven. Het is immers niet mogelijk de hedendaagse grootschalige windturbines in te passen in de bestaande landschappen. Een doordachte inplanting accentueert lijnen en structuren van het oude landschap en door de combinatie van beide ontstaat het nieuwe landschap, dat ook waardevol kan zijn. Het plangebied De grootte en samenhang van gebied waarop een dergelijk planproces worden gevoerd, hebben wel degelijk hun belang. Het gebied moet voldoende samenhang hebben om een coherente landschappelijke verhaallijn uit te werken als het gaat over grootschalige windturbines. Rekening houdend met de impact ervan moet het gebied minstens enkele gemeenten omvatten. Bijvoorbeeld langs de E40 tussen Aalter en Aalst worden de windturbines uiteindelijk geclusterd in 6 clusters. Oorspronkelijk waren dat er 10. Er werden echter een aantal principes geformuleerd waaraan de inplanting langs de E40 tussen Aalter en Aalst moet voldoen. Het proces liet toe om keuzes te motiveren op een objectieve basis. Bovendien trekt het hele proces (6 clusters) elkaar mee. Bij een dergelijk planproces wordt een volledig (samenhangend) gebied in 1x onderzocht. Gemeenten kunnen niet langer zonder geldige en geagumenteerde redenen de inplanting doorschuiven naar andere gemeenten met enkel de boodschap "wij zijn tegen, zet ze elders". Het plangebied mag ook niet té groot zijn: gebiedseigen zaken moeten aan bod kunnen komen. Zo waren Eeklo-Maldegem en de E40 toch wezenlijk verschillend en werden ze in aparte planprocessen onderzocht. Aftoetsing milieu-impact in planmer In de planmer zijn de maximale milieueffecten per deelzone onderzocht op basis van een objectieve methode. Een fictieve, maximale inplanting vormde de basis voor de berekeningen en onderzoeken. Als dusdanig was de planmer een nuttige en neutrale informatiebron om keuzes van inrichtingsalternatieven te kunnen maken. Anderzijds was wel duidelijk dat de inplanting waarmee gerekend werd in de planmer nooit effectief gerealiseerd zou kunnen worden. Dat maakte een realistische inschatting moeilijk. Het gebruikte model in de planmer was een (soms grote) overschatting dus de (concrete) informatie uit de planmer is soms alarmerend voor de bevolking en roept onnodige weerstand op. De begeleidende communicatie moet duidelijk maken wat precies is onderzocht in de planmer en wat die betekent. De planmer bevat zeer waardevolle elementen die als strategisch document voor vergunningverlenende overheden gebruikt moet worden. De planmer is geen vrijblijvend document, maar kan integendeel een leidraad zijn voor de beoordeling van de vergunningen. Voor de publieke consultatie is gebruik gemaakt van de plusprocedure. Het grote voordeel daarbij is dat ook inspraak kan worden gegeven op planresultaten en niet enkel op methodiek wat veel duidelijker is voor niet-professionelen. Gezien de specifieke problematiek van windturbines (plaats en configuratie vaak bepalend voor uitbating van de windturbines) kunnen veel hinderaspecten pas oplossing krijgen op projectniveau. Daarom is het belangrijk dat project- en planproces gelijktijdig kunnen verlopen, zodat gelijktijdig het project (in de concentratiezone) zichtbaar wordt en er oplossingen worden geformuleerd voor concrete hinderaspecten. Dat maakt de communicatie niet makkelijker. Mensen willen in de eerste plaats weten waar de turbines zullen staan en wat zij zullen betekenen van impact. 33

34 Windturbines vormen het landschap Windturbines en het bestaande landschap, het is een moeilijke relatie. Door hun omvang en impact kunnen windturbines niet opgenomen of ingebed worden in de meeste hedendaagse landschappen. Windturbines vormen een aparte laag in het landschap, maar kunnen het daarmee wel bepalen, accentueren, vorm geven. De samensmelting van bestaand landschap en windturbines geeft aanleiding tot een nieuw landschap dat even waardevol kan zijn. Het vertrekpunt van de uitbouw van de windlandschappen in Oost-Vlaanderen is het beleidskader. Daarin zijn zoeklocaties gebaseerd op positieve aanknopingspunten in het Oost-Vlaamse landschap. Deze worden verder verfijnd via planproces waarin het landschappelijk vooronderzoek een wezenlijk onderdeel uitmaakt. Als nu conqequent volgens deze krijtlijnen verder wordt gepland en vergunningen worden beoordeeld, zullen windturbines mee het landschap vormgeven. Ook de omzendbrief en het RSV bevatten richtlijnen voor de landschappelijke inplanting van windturbines. Deze zijn echter niet voldoende sturend om er op dezelfde manier voor te zorgen dat windturbines mee het landschap vormgeven. Een dergelijke vormgeving door windturbines krijg je níet door losstaande ruimtelijke entiteiten aan te duiden, waarin een maximaal aantal windturbines gerealiseerd moeten worden. Tijd nemen om geen tijd te verliezen De tijd die in het traject is gekropen en de stappen in het proces hebben oa lokale besturen de ruimte en handvaten gegeven om eerder ingenomen (negatieve) stellingen te herzien bvb Maldegem Illustratie Advies Maldegem mei 2012 ". De gemeente Maldegem is tegen een verdere inplanting van windturbines op haar grondgebied. " Advies Maldegem mei 2014 op plenaire vergadering (opmerking: ondertussen werd in een voorontwerp PRUP bepaald dat het concentratiegebied voor windturbines inhoudt dat een dubbele rij (ten zuiden en ten noorden van de N49 over het volledige grondgebied van Maldegem) gewenst is wat zou betekenen een 5 tal bijkomende windturbines op grondgebied Maldegem.) " Maldegem geeft een mondeling voorwaardelijk gunstig advies. Als voorwaarden wordt gevraagd om rekening te houden met de geluidshinder die de gemeentelijke milieudienst reeds bij bestaande turbines heeft vastgesteld. Bovendien vraagt Maldegem om de uitsluitingszone uit te breiden tot het volledige grondgebied." Hoewel er veel tijd is gekropen in het zorgvuldig doorlopen van dit traject is het de bedoeling dat dit zal resulteren in de realisatie van een windpotentieel van iets meer dan 100MW of één zesde van het totale windpotentieel van de Provincie Oost-Vlaanderen. Het kan lijken alsof het opmaken van RUPs een vertraging is maar uiteindelijk zou een hoger aantal windturbines moeten kunnen gebouwd worden dan zonder het RUP kader en al wat daarmee gepaard gaat, het geval zou geweest zijn. De effectieve bouw van de turbines concentreert zich in de tijd ipv uitgesmeerd te zijn via projectaanvraag per projectaanvraag over een langere periode. 34

35 Er mag echter niet getreuzeld worden, een te lange doorlooptijd betekent meer kans op wijzigende context met gevolgen voor de uitwerking van het project (bijv. wijziging groenestroomcertificaten heeft impact op interesse van windbedrijven om windturbines te plaatsen ); kan problematisch zijn voor realiseren energiedoelstellingen; zie ook vergunningsstop voor windturbines in betreffende gebied. En nu, wie volgt? De provincie Oost-Vlaanderen voert al sedert 2008 een openlijk proactief beleid voor de ontwikkeling van windenergie op haar grondgebied. Resultaten, werkwijzen en methoden zijn meerdere keren gecommuniceerd, toegelicht en uit de doeken gedaan op verschillende overlegmomenten. Er zijn expliciete toelichtingen en overlegmomenten geweest met vertegenwoordigers politiek en ambtelijk van de andere Vlaamse provincies. Ondanks de resultaten die worden bereikt, ondanks de 7 jaren communiceren daar over, moeten we vaststellen dat de Oost-Vlaamse werkwijze in nog geen enkele andere provincie is overgenomen. Er zijn wel andere provincies waar een Gis oefening is gebeurd, de Limburgse provincieraad heeft ook de 20% rechtstreekse participatie overgenomen, maar een totaal beleid en een aanpak van de effectieve realisatie is er niet. De vraag kan gesteld worden hoe dat komt? Is de methode van Oost-Vlaanderen te moeilijk, te complex, zijn daar in die mate middelen en personeel voor nodig dat anderen dat niet kónden oppikken, had het te maken met politieke en/of ambtelijke wil? In Oost-Vlaanderen is de ontwikkeling van windturbines op een cruciaal punt gekomen, einde 2014 zijn de eerste PRUP's definitief vastgesteld na een intensief traject. In 2015 kunnen de vergunningsaanvragen komen om de aangeduide gebieden effectief te realiseren. Als op dit moment de provincie de verdere ontwikkeling in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst met álles wat daarbij hoort: energiekader, communicatie, overleg, uitwerking van model lokale meerwaarde (zie hoofdstuk 5), los laat dan is de kans groot dat het proces stil valt. Het traject zoals doorlopen tot op dit punt in Oost-Vlaanderen vergt tijd en middelen, en kan op dit punt nog niet volledig zijn eigen gang gaan. Bijkomende input is nodig. Bijkomende input zal ook nodig zijn om de overige gebieden in Oost-Vlaanderen aan te pakken. Maar mits die bijkomende aanpak zullen tegen 2020 wél over het volledige grondgebied van de provincie de windlandschappen bepaald zijn. Als de markt dynamisch blijft ontwikkelen, zal ook de realisatie vergevorderd zijn. Gezien wind op de tweede plaats staat in Oost-Vlaanderen qua hernieuwbare energiepotentie na het foto voltaïsche potentieel zal de provincie heel goed op weg zijn naar energieneutraliteit (dit begrip wordt in hoofdstuk 7 bij "Geraardsbergen Energieneutraal" toegelicht). Het niveau van de provincies blijkt een zeer geschikt niveau om dergelijke processen te voeren die leiden tot directe realisatie. Ideaal zouden ook de andere provincies een dergelijk traject aanvatten. Daar zullen wel de middelen voorzien moeten worden, maar er kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen opgedaan in Oost-Vlaanderen. Vlaanderen kan de provincies (of andere bovengemeentelijke organisaties) aansporen om dergelijke processen op te nemen door middelen te voorzien en een overkoepelende begeleiding (een dynamisch gegeven met bijvoorbeeld de ervaring uit Oost-Vlaanderen). 35

36 De noodzaak voor een expliciet gebiedsgerichte aanpak, maakt net de provincies de ideale partners om dergelijk processen uit te voeren. In het regeerakkoord van de huidige Vlaamse Regering en in de beleidsnota Binnenlands Bestuur van minister Homans, staat dat de provincies afgeslankt zullen worden, waarbij hun bevoegdheden voortaan zullen focussen op de grondgebonden materies. De lijst met grondgebonden materies moet nog juridisch vastgelegd worden, maar het gaat over materies op vlak van milieu, ruimtelijke ordening, economie, landbouw,. Windturbines hebben met zeer veel van die materies te maken. De provincies zijn bijgevolg een geknipte partner. In dat licht zou de omgevingsvergunning voor windturbines ook op dat niveau beoordeeld moeten worden. 36

37 2. MILIEUKUNDIG 2.1. Beleids- en Wetgevend kader Ontwikkelings- en vergunningsfase Omzendbrief windturbines EME/2006/01- RO/2006/02 Het inplantingsbeleid en de specifieke voorwaarden voor windturbines zijn gebundeld in de Omzendbrief windturbines EME/2006/01- RO/2006/02. Deze omzendbrief bevat het ruimtelijk afwegingskader, zowel naar juridische bestemming van de grond als naar ruimtelijke en landschappelijke criteria. Daarnaast zijn ook specifieke voorwaarden inzake omgeving, milieu en natuur opgenomen. Het belangrijkste deel van zowel de bouw- als de milieuvergunning is de zogenaamde "lokalisatienota". Deze nota bespreekt alle aspecten die zijn opgenomen in de omzendbrief. Er is een nieuwe omzendbrief van Deze omzendbrief heft de omzendbrief EME/2006/01 - RO/2006/02 van 12 mei 2006 Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines op VLAREM wetgeving De regelgeving met betrekking tot leefmilieu is geregeld door de gecoördineerde teksten van het milieuvergunningendecreet en de gecoördineerde teksten van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (VLAREM). Deze regelgeving wordt regelmatig bijgewerkt op basis van nieuwe inzichten en beschikbare technieken. Inzake de milieuvergunning worden windturbines in rubriek van Vlarem I ingedeeld als volgt: kw tot en met 500 kw: klasse 3 (meldingsplichtig, melding bij de gemeente) 2. Meer dan 500 kw tot en met kw: klasse 2 (vergunningsplichtig, aanvraag bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente) 3. Meer dan kw, alsook installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft op 20 windturbines of meer, of 4 windturbines of meer die een aanzienlijke invloed hebben op een bijzonder beschermd gebied: klasse 1 (vergunningsplichtig, aanvraag bij de deputatie van de provincie). De Vlaamse Regering heeft op 23 december 2011 nieuwe milieuvoorwaarden 2 voor windturbines goedgekeurd. Dit besluit trad in werking op 21 maart Het besluit regelt aspecten met betrekking tot geluid, slagschaduw en veiligheid voor zowel bestaande als nieuwe windturbines. De regels verstrengen, waarbij de norm voor slagschaduw verlaagd wordt van maximaal 30 uur per jaar naar maximaal 8 uur per jaar en maximaal 30 minuten per dag. Daarnaast worden aangepaste geluidsnormen ingevoerd die in tegenstelling tot de omzendbrief ook buiten de afstand van 250 m tot woningen gelden. Geluid Voor wat betreft geluid wordt er afgestapt van de afstandsregel die stelde dat de hinder op een afstand van meer dan 250 m aanvaardbaar is. De hinder door geluid van windturbines wordt vanaf nu beperkt door middel van geluidsnormen

38 Normen woongebied (strengst): o overdag 44 db(a) o s avonds en s nachts 39 db(a) Normen industriegebied (minst streng): o overdag 60 db(a) o s avonds en s nachts 55 db(a) Normen agrarische gebieden overdag o 48 db(a) o s avonds en s nachts 43 db(a) Gebieden op minder dan 500 m van KMO-gebieden en van industriegebied o gedifferentieerde waarden afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van woongebieden binnen deze perimeter. In gebieden met een hoog achtergrondgeluid (vb. nabij autosnelwegen) geldt een aangepaste regeling. Een hoger specifiek geluid kan worden toegestaan indien het achtergrondgeluid hoger is dan de van toepassing zijnde richtwaarden. Het specifiek geluid mag echter niet hoger zijn dan het heersende achtergrondgeluid conform artikel van titel II van het VLAREM. Om gebruik te mogen maken van het achtergrondgeluid om een hogere norm te verkrijgen, moet er aan twee voorwaarden voldaan zijn: Bij de milieuvergunningsaanvraag moet een uitgebreide studie van het achtergrondgeluid gevoegd worden, zodat deze door de vergunningverlenende overheid geëvalueerd kan worden. Daarnaast kan alleen van deze hogere norm gebruik gemaakt worden indien men een afstand van minstens driemaal de rotordiameter tot woningen hanteert. Slagschaduw De norm voor slagschaduw wordt verlaagd van maximaal 30 uur per jaar naar maximaal 8 uur per jaar en maximaal 30 minuten per dag. Als deze norm overschreden zou kunnen worden, worden de windturbines uitgerust met een stilstandvoorziening. Voor elk slagschaduwgevoelig object (woning, kantoorgebouw, ) is een individuele aanpak mogelijk. De exploitant stelt minstens de eerste twee jaren een controlerapport op waarin hij aangeeft hoeveel effectieve slagschaduw elk relevant slagschaduwgevoelig object heeft getroffen en welke remediërende maatregelen er eventueel genomen zijn. Veiligheid Windturbines moeten gecertificeerd zijn volgens de veiligheidscriteria van de IEC norm of gelijkwaardig bij de bouw van de windturbine en moeten daarnaast voorzien zijn van een remsysteem, een onlinecontrolesysteem, een bliksembeveiligingssysteem en een ijsdetectiesysteem. Bij de milieuvergunningsaanvraag zijn er een aantal gevallen waarbij naast de toetsing aan het beoordelingskader windturbines en veiligheid, ook een uitgebreide veiligheidsstudie, uitgevoerd door een erkende VR-deskundige, noodzakelijk is (o.a. nabij SEVESO-bedrijven). 38

39 Goede ruimtelijke ordening In VLAREM komt het criterium van de goede plaatselijke ruimtelijke ordening in meer dan in één artikel voor. De toetsing aan de goede plaatselijke ruimtelijke ordening vormt als criterium eigenlijk als het ware een rode draad doorheen VLAREM. De overheid die bevoegd is voor het afleveren van milieuvergunningen moet de aanvragen toetsen aan de verenigbaarheid met de goede plaatselijke ordening. Niet alleen moet de bevoegde overheid bij de aanvraag voor een milieuvergunning rekening houden met de bestemming van het gebied, gelet op de bindende en verordenende kracht van de bestemmingsplannen, maar bovendien moeten de milieuvergunnende overheid en de provinciale milieuvergunningscommissie een gemotiveerde beoordeling maken van de verenigbaarheid van de inrichting met de omgeving en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening. Inwerkingtreding Nieuwe windturbines moeten aan de voorwaarden voldoen vanaf de inwerkingtreding van het besluit begin Voor windturbines die vόόr 1 januari 2012 vergund zijn, gelden de verplichtingen vanaf 1 januari Windturbines die niet uitgerust zijn met een automatisch regelsysteem dat toelaat de slagschaduw en het geluid in voldoende mate te verminderen, moeten pas vanaf 2020 voldoen aan de nieuwe voorwaarden Milieuvergunning Een ontwikkelaar van windturbines heeft op vandaag twee vergunningen nodig: nl. een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning. Elke ontwikkelaar dient een vergunningsaanvraag in voor zijn project. Bevoegdheid Voor een milieuvergunning is de procedure verschillend naargelang de grootte van het windturbinepark. Windparken met een vermogen groter dan kw (of 5 MW) vallen onder klasse I inrichtingen en worden behandeld op provinciaal niveau. Parken met kleinere installaties vallen onder klasse II ( kw) of klasse I (< 500 kw). Hier behandelt de gemeente de vergunning. Klasse I en PMVC De deputatie beslist in eerste aanleg over het al dan niet verlenen van een milieuvergunning aan een klasse 1 bedrijf. Deze beslissing is gebaseerd op het advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie. Binnen deze commissie zijn alle adviesverlenende instanties, (die door het Vlarem vastgelegd zijn) vertegenwoordigd. Ook het schepencollege van de betrokken gemeente geeft een advies en kan deelnemen aan de vergadering van de commissie (zonder stemrecht). Zowel de exploitant als betrokkenen die een bezwaar indienden kunnen op hun vraag gehoord worden tijdens de zitting van deze commissie. Opportuniteitsluik Een milieuvergunningsaanvraag wordt uiteraard getoetst op het naleven van de VLAREM voorwaarden. Er wordt echter ook afgewogen of de aangevraagde inrichting opportuun 39

40 is. Zo kan door de vergunningverlenende overheid ook afgewogen worden of aangevraagde windturbines het lokale draagvlak niet overschrijden. De bezwaren die gemeld worden tijdens het openbaar onderzoek worden ten gronde geëvalueerd. Overlast Het toekennen van een vergunning impliceert dat mits naleven van de milieureglementering en eventuele bijzondere voorwaarden in de vergunning, de hinder tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt. Dit betekent niet dat er geen hinder meer mogelijk is. Klachten kunnen gemeld worden aan de overheidsdiensten bevoegd voor de milieuhandhaving. Proactieve monitoring Het is mogelijk om in de milieuvergunning bijzondere voorwaarden op te leggen op de uitbating. Zo kan opgelegd worden dat een meldpunt georganiseerd moet worden waar omwonenden eventuele klachten ten gevolge van windturbines kunnen melden. Illustratie Bijzondere voorwaarde in de vergunningverlening van 2 windturbines door de deputatie "Art. 4. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: Paragraaf 3. Bijzondere milieuvoorwaarden 3. De exploitant organiseert een meldpunt waar omwonenden eventuele klachten als gevolg van de windturbines kunnen melden. De klachten worden geregistreerd met vermelding van datum, klager, aard van de klacht en de genomen maatregelen. Dit register wordt ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid. " Er zijn nog andere mogelijkheden bv. opleggen van een controlemeting door de expolitant binnen een bepaalde termijn, opleggen van een opvolgingscommissie waarin bv ook een vertegenwoordiger zetelt van het actiecomité, enz Exploitatiefase De handhaving van de milieuwetgeving 3 in Vlaanderen gebeurt conform titel XVI van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid ( DABM of het "handhavingsdecreet) en het bijhorende besluit van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het DABM ( Milieuhandhavingsbesluit ). De afdeling Milieu-inspectie (klasse I) en de toezichthouders op lokaal en intergemeentelijk niveau die bevoegd zijn om de VLAREM-wetgeving te handhaven, kunnen controles uitvoeren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het planmatig toezicht (proactief) en het toezicht naar aanleiding van klachten (=reactief) 3 40

41 De toezichthouders hebben een heel instrumentarium tot hun beschikking, zoals mondelinge en schriftelijke raadgevingen en aanmaningen (bij overtreding of hinder). Wanneer een overtreding van de milieuwetgeving wordt vastgesteld kan een verslag van vaststelling (milieuinbreuken) of een PV (milieumisdrijven) opgesteld worden. Processen verbaal kunnen een strafrechterlijk vervolg krijgen of op initiatief van het parket doorgestuurd worden voor administratieve afhandeling door de afdeling milieuhandhaving, milieuschade en crisisbeheer. Bijkomend kunnen door de toezichthouder bestuurlijke maatregelen opgelegd worden (regularisatie, stakingsbeval, bestuursdwang). In eerste instantie komt het toe aan de toezichthouder om maatregelen op te leggen die de aangetoonde hinder remediëren. Tegelijk kan een proces gestart worden door de rechterlijke macht dat kan leiden tot sanctionering. Processen-verbaal kunnen door het parket ook doorgestuurd worden naar de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer voor het opleggen van een administratieve boete. Het uitvoeren van objectieve metingen door de toezichthoudende overheid of een erkende deskundige is essentiëel om na te gaan of aan bepaalde milieunormen (zoals geluidsnormen voldaan is. Niet alleen milieuinspectie doet aan handhaving, ook de gemeente (bv in het geval van een windturbinepark onder de 5 MW, zijnde een klasse 2 inrichting) Omwonenden die hinder ervaren kunnen een klacht indienen bij de bevoegde toezichthoudende overheid (de afdeling Milieu-inspectie voor klasse 1-inrichtingen en de gemeente voor inrichtingen van klasse 2 en 3) In vele gevallen zal de gemeente als eerste aanspreekpunt fungeren. De laatste wijziging van het milieuhandhavingsbesluit verduidelijkt de taakverdeling tussen lokale toezichthouders en milieuinspectie. (een klacht kan ook bij de gemeente ingediend worden, is eerste aanspreekpunt voor de burger, de gemenete zal die klacht doorgeven ingeval van klasse 2). Trapsgewijze afhandeling van vaststellingen is voorzien in het handhavingsinstrumentarium van de afdeling Milieu-inspectie. Dit instrumentarium is gebaseerd op de bepalingen voorzien in het Milieuhandhavingsdecreet en het Milieuhandhavingsbesluit Indien blijkt dat de opgelegde remediërende maatregelen niet worden uitgevoerd, kunnen bijkomende repressieve maatregelen worden opgelegd door de toezichthouder. Het gaat om het opleggen van bestuurlijke maatregelen. Het niet respecteren van de opgelegde remediërende maatregelen kan het sanctioneringsproces beïnvloeden. De toezichthouder kan bij blijvende normoverschrijding bevelen de inrichting stil te leggen of eventueel vragen aan de vergunningverlenende overheid om de vergunning te schorsen of op te heffen (= bestuurlijke maatregel). Binnen de afdeling Milieu-inspectie zijn hieromtrent geen precedenten, voor windturbines Evaluatie beleids- en wetgevend kader VLAREM wetgeving 41

42 Met dit besluit wordt een meer rechtszeker kader gecreëerd voor zowel omwonenden, exploitanten als vergunningverleners bij de inplanting en exploitatie van grootschalige windturbines in Vlaanderen. Dergelijke, duidelijke regels laten toe om heel consequent projecten te beoordelen. De normen waren ook nodig. De situatie met hinder van de bestaande windturbines in bijvoorbeeld Maldegem en aan Volvo Trucks, vergund vóór deze VLAREM normen van kracht werden, toont aan dat een strikte regulering van de milieu-impact nodig is. In Maldegem bijvoorbeeld, zouden de huidige turbines alleen al op basis van simulaties, niet vergund kunnen worden door normoverschrijding. De VLAREM nu, voorziet ook een verplichte reductie om aan de norm te voldoen vanaf 1/1/2015. Door de VLAREM normen, kunnen projecten op dezelfde grond beoordeeld worden. Het is zeer positief dat de VLAREM qua geluidsimpact nu rekening houdt met effectieve geluidsproductie in plaats van afstandsregels. Ieder project en ieder gebied is immers anders. De impact van een windturbine op een omgeving is niet éénduidig gelinkt aan de afstand van de turbine tot de impactplaatsen. Er is echter één afstandsregel overgebleven: Een hoger specifiek geluid kan toegestaan worden indien het achtergrondgeluid hoger is dan de van toepassing zijnde richtwaarden. Het specifiek geluid mag echter niet hoger zijn dan het heersende achtergrondgeluid conform artikel van titel II van het VLAREM. Om gebruik te mogen maken van het achtergrondgeluid om een hogere norm te verkrijgen moet er aan twee voorwaarden voldaan zijn: Bij de milieuvergunningsaanvraag moet een uitgebreide studie van het achtergrondgeluid gevoegd worden zodat deze door de vergunningverlenende overheid geëvalueerd kan worden. Daarnaast kan alleen van deze hogere norm gebruik gemaakt worden indien men een afstand van minstens driemaal de rotordiameter tot woningen hanteert. Deze afstandsregel benadeelt geluidsarmere turbines en doet de inherente boodschap van de impactbeoordeling wat teniet. Goede ruimtelijke ordening De twee verschillende vergunningen die op vandaag nog nodig zijn voor een windturbine die door twee verschillende overheden worden beoordeeld, bemoeilijken ook een consequent beleid. Het wordt bovendien nog onduidelijker omdat de stedenbouwkundige vergunningen ook hinderaspecten mee in overweging nemen en de VLAREM wetgeving waaraan de milieuvergunning wordt getoetst, sterk verwijst naar de goede ruimtelijke ordening. Milieuvergunning In een aanvraag tot milieuvergunning wordt het project getoetst aan de VLAREM normen. Via bijzondere voorwaarden kan door de deputatie strengere normen worden opgelegd. Uiteraard is het een project het andere niet maar welke criteria worden gebruikt om strenger te gaan in het ene geval en het andere niet? Dat is niet zo duidelijk voor álle betrokken actoren. Hoewel de beoordeling deskundig verloopt, kan door die marge een gevoel van willekeur ontstaan bij de buitenwereld, bij projectontwikkelaars maar evengoed bij burgers. Dit komt het draagvlak niet ten goede. 42

43 Een milieuvergunningsaanvraag wordt uiteraard getoetst op het naleven van de VLAREM normen. Er wordt echter ook afgewogen of de aangevraagde inrichting opportuun is. Zo kan worden afgewogen of aangevraagde windturbines het lokale draagvlak niet overschrijden. Er zijn hier geen éénduidige criteria voor afweging. Een duidelijk beleid naar gewenste inplanting mét aanpak van het lokale draagvlak en een goede communicatie zullen in het opportuniteitsluik van de milieuvergunning positief wegen op de besluitvorming. Het is een houvast in deze beoordeling in dat stuk dat niet over de toets aan de VLAREM normen gaat. Proactieve monitoring Het is mogelijk om in de milieuvergunning bijzondere voorwaarden op te leggen aan de uitbating. Zo kan opgelegd worden dat een meldpunt georganiseerd moet worden waar omwonenden eventuele klachten ten gevolge van windturbines kunnen melden. Dergelijke proactieve monitoring door de uitbater geeft de omwonenden een zichtbaar kanaal om klacht in te dienen, kan hinder zeer snel aan het daglicht brengen en vermijdt afbreuk aan het draagvlak voor windenergie door snelle aanpak van problemen. De omwonenden krijgen bovendien zekerheid over de correcte uitbating van de turbines, wat de aanvaarding alleen maar ten goede kan komen. Een open communicatieve houding van de exploitant in de toepassing van die bijzondere voorwaarden is evenwel een must Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Communicatie over milieuaspecten van windturbines In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid toegelicht hoe elke stap van het proces uitgebreid is gecommuniceerd aan de betrokken actoren. Naargelang de actor werden andere communicatiemiddelen en manieren gebruikt Directe aanpak bestaande hinder Bij aanvang van de planprocessen in de concentratiegebieden Maldegem-Eeklo en aan de E40, stonden er reeds grootschalige windturbines: 7 op grondgebied Maldegem, 8 op grondgebied Eeklo en 3 in Melle Eeklo-Maldegem, geluidshinder bestaande turbines Situatieschets Ten zuiden van de N49 draaien sinds windturbines van Elicio (het vroegere Electrawinds), 2 turbines van Ecopower en 2 turbines van Eneco. Tot begin 2013 zijn er nooit klachten over de windturbines gemeld, niet bij milieu-inspectie noch bij gemeentebesturen. Een enkele individuele klacht bij een ontwikkelaar werd met de klager een omwonende geregeld. In het voorjaar van 2012 startte de publieke communicatiecampagne van het planproces van de provincie op. Op twee infoavonden, via een enquête en een windkrant kwamen de inwoners van Maldegem, Eeklo, Kaprijk en Sint-Laureins te weten dat de provincie het plan had opgevat de komst van bijkomende turbines in de hand te nemen. Sowieso was het al geen verrassing dat de omgeving zeer gegeerd was bij windontwikkelaars. 43

44 Aanleiding klachten Begin 2013 diende Electrabel een vergunningsaanvraag in om een eerder vergunde maar nog niet gebouwde turbine een aantal meter te verplaatsen. Hoewel de ontwikkelaars noch de milieu-inspectie ooit eerder klachten ontvingen van de bestaande turbines, bleek voor de omwonenden de bijkomende vergunningsaanvraag de druppel te zijn. Er kwamen op korte tijd veel meldingen van geluidsoverlast binnen bij de gemeente Maldegem en een nieuw actiecomité was geboren. Het communicatietraject van het lopende, provinciale planproces werd bovendien door het nieuwbakken actiecomité aangegrepen om het provinciebestuur op de hoogte te brengen van de hinder. Hoewel 4 van de 11 turbines in de omgeving van het actiecomité op grondgebied Eeklo staan, kwamen daar geen klachten binnen. De gemeenten Maldegem en Eeklo, en Oost-Vlaanderen Energielandschap hebben de geluidsproblematiek van de bestaande turbines vervolgens zelf aangepakt. Onder coördinatie van de gemeentenbesturen en Oost-Vlaanderen Energielandschap hebben de ontwikkelaars van de turbines uitgebreide geluidsmetingen laten uitvoeren door een erkend deskundige. De geluidscampagne werd begeleid door een communicatietraject. Geluidscampagne Op 8 plaatsen in de omgeving van de bestaande turbines werd continu en simultaan gemeten van eind november 2013 tot eind maart 2014 ter bepaling van allerlei parameters om het geluid te karakteriseren. Op een aantal ambulante meetpunten werd bijkomend gemeten. Op bepaalde tijdstippen werd gevraagd om sommige windturbines stop te zetten om zo het achtergrondniveau te bepalen. De meetcampagne had als doel om het geluid te karakteriseren op verschillende punten én bij verschillende windrichtingen en windsnelheden, zodat de exploitanten van de windturbines gerichte maatregelen kunnen treffen waar nodig. De omwonenden werden opgeroepen om actief deel te nemen aan de meetcampagne door hun gewaarwordingen van het geluid in te voeren via een online module op de site van Oost-Vlaanderen Energielandschap (zie figuur 4). Illustratie Figuur 4:inputmodule op de site van Oost-Vlaanderen Energielandschap waar omwonenden gedurende de geluidscampagne hun geluidswaarnemingen konden ingeven 44

45 Tussen 8/11/2013 en 25/3/2014 zijn via de online module 332 waarnemingen ingevoerd door 14 verschillende omwonenden. Een kern van 5 personen deed elk meer dan 45 waarnemingen, 3 personen deden elk tussen de 10 en 15 waarnemingen en de overige 6 personen deden minder dan 5 waarnemingen. Zonder dat daarvoor afspraken waren gemaakt op voorhand - iedereen kon immers waarnemingen ingeven, bleken de waarnemers geografisch zeer goed verspreid over de meetzone. De correlatie tussen de opgemeten overschrijdingen van de geluidsnorm en de meldingen van hinderlijk geluid is er, maar niet voor 100%. Uit de omgeving van één bepaald meetpunt kwamen veel meldingen, maar er kon geen overschrijding worden vastgesteld De ontwikkelaars en de geluidsdeskundige hadden gedurende de meetcampagne regelmatig contact met bepaalde buurtbewoners. De conclusie van de meetcampagne was dat er onder bepaalde meteocondities hinder vastgesteld werd op 6 van de 8 meetpunten. Een geluidsreductieplan dringt zich op bij bepaalde meteocondities. Hoewel er voor de betreffende vergunningsaanvraag nauwelijks klachten zijn geweest, blijken de klachten van de omwonenden niet uit de lucht gegrepen. Bij het bekend worden van de tussentijdse resultaten, zijn de ontwikkelaars aan de slag gegaan met een reductieplan. Dit houdt in: Gereduceerde wiekomwentelingen tussen 19u-7u en tussen bepaalde windsnelheden Aantal mechanische aanpassingen Aanbrengen van "blade serrations" op het uiteinde van de wieken van bepaalde turbines (jammer genoeg bleken die niet voor elk aanwezig type turbine te bestaan). Brongeluid van windturbines Uit theoretische berekeningen door de geluidsdeskundige bleek dat een aantal turbines in theorie al niet voldeden aan de VLAREM normen. Deze turbines zijn vergund vόόr de VLAREM normen van kracht waren, maar de resultaten van de meetcampagne tonen wel aan dat de VLAREM normen geen overbodige luxe zijn in de beoordeling van vergunningen van windturbines. Een aantal turbines veroorzaakten normoverschrijdingen, hoewel de theoretische berekeningen anders voorspeld hadden. De ontwikkelaars willen samen met de producent van hun turbines het brongeluid in een realistische setting controleren. Als zou blijken dat het brongeluid hoger ligt dan wat de fabrikant aangeeft in de technische fiches, moet de fabrikant maatregelen treffen om het vooropgestelde brongeluid alsnog te bekomen. Metingen van brongeluid op terrein moeten voldoen aan specifieke referentieomstandigheden, de juiste condities komen niet zo vaak voor. Nochtans zijn real time brongeluidmetingen heel waardevol. De vergunningsaanvraag wordt immers getoetst aan simulaties die uitgaan van gecertificeerd brongeluid. Als daar in gemiddelde terreinomstandigheden niet aan voldaan kan worden, dan zullen ook de simulaties van geluidscontouren niet kloppen, met mogelijks geluidsoverlast tot gevolg. Dit is nefast voor het draagvlak voor windturbines in het algemeen. Communicatie met de buurt Er werd bij de geluidscampagne heel veel aandacht geschonken aan communicatie met de omwonenden: zowel naar informatie verstrekken als naar input vragen van hun uit. Zij zijn immers ter plekke om waarnemingen te doen. 45

46 Bij aanvang van de meetcampagne werd een infoavond gegeven (november 2013). Op de avond kwam aan bod: Het hoe en waarom van de meetcampagne Een voorstel van meetpunten: deze zijn via interactie met omwonenden nog aangepast Een geluidsdeskundige deed een uiteenzetting van de theorie van geluid en meten ervan De oproep naar omwonenden om hun waarnemingen online in te voeren De context van het planproces voor bijkomende turbines Na de uiteenzettingen konden de aanwezigen individueel terecht bij de sprekers voor gerichte vragen. Na afloop van de metingen werd opnieuw een infoavond georganiseerd (juni 2014) met de tussentijdse resultaten. Hier kwamen de voorlopige resulaten van de metingen aan bod en werden door de ontwikkelaars reductiemaatregelen voorgesteld. Opnieuw werden de omwonenden opgeroepen om waarnemingen online in te geven om na te kunnen gaan of de maatregelen succesvol bleken. Het aantal waarnemers in de tweede periode lag een flink stuk lager, slechts 3 personen gaven in totaal 26 waarnemingen in. Mogelijke oorzaken zijn de verlofperiode (zomer 2014), inputvermoeidheid, rechtstreekse contacten met de ontwikkelaars, maar zeker ook positieve effecten van de maatregelen. Geen hinder wordt minder gemeld. Ondanks de toepassing van het reductieplan, blijven een tweetal omwonenden hinder rapporteren. Niet toevallig behoren zij tot de kern van het actiecomité. Mogelijks zijn deze personen gevoeliger dan anderen voor de geluiden voortgebracht door de windturbines. Illustratie Uitnodgingsbrief aan de omwonenden voor de info avond waarop de tussentijdse resulaten werden voorgesteld van de geluidscampagne Aan de omwonenden van het windpark Maldegem - Eeklo Betreft: Uitnodiging infoavond geluidsonderzoek windturbines Maldegem-Eeklo Geachte, Gemeente Maldegem en Stad Eeklo nodigen u uit voor een infoavond op donderdag 19 juni om uur. De infoavond gaat over het geluidsonderzoek van de windturbines Maldegem-Eeklo en gaat door op het gemeentehuis van Maldegem. Geluidsonderzoek In november 2013 startten Gemeente Maldegem en Stad Eeklo een onderzoek om het geluid van de bestaande windturbines in kaart te brengen. Op 13 november hadden we hierover een infoavond georganiseerd. De geluidsmetingen zouden eerst ongeveer een maand in beslag nemen, maar zijn pas eind maart afgerond. Het onderzoek heeft dus veel langer geduurd dan voorzien. Dit is te wijten aan meteorologische omstandigheden (weinig of geen wind uit het noorden). Hierdoor zal de geluidsdeskundige pas tegen half juni 2014 een officieel rapport kunnen opmaken. 46

47 Reductieplan Uit de eerste gegevens van het onderzoek kunnen we al enkele belangrijke vaststellingen maken: op bepaalde tijdstippen en onder specifieke weersomstandigheden zijn er meetwaarden die de verstrengde geluidsnormen die van toepassing worden op overschrijden. Gemeente Maldegem, Stad Eeklo en de deelnemende exploitanten van windturbines willen niet wachten op de definitieve resultaten om actie te ondernemen. Daarom gaan we nu reeds een reductieplan opstellen. Met dit plan willen we proactief maatregelen nemen om de geluidsimpact voor de omgeving te verminderen. Infoavond Tijdens de infoavond op donderdag 19 juni willen we aan u en de andere buurtbewoners rondom de windturbines het officiële meetrapport toelichten en de concrete uitwerking van het reductieplan voorstellen. De infoavond start om uur en gaat door op het gemeentehuis van Maldegem: Marktstraat 7, 9990 Maldegem. We hopen dat u erbij kunt zijn. Gelieve uw aanwezigheid vooraf te bevestigen om organisatorische redenen: op milieudienst@maldegem.be. Een derde info avond ging door op 1 december Hierop werd het definitieve geluidsrapport voorgesteld en de tot dan toe genomen maatregelen door de turbine uitbaters om het geluidsniveau te reduceren (dit door de uitbaters zelf). Ontwikkelaars De betrokken ontwikkelaars hadden er alle belang bij om zeer constructief mee te werken en hebben dat behoudens één - ook gedaan. Elke ontwikkelaar heeft bijkomende ontwikkelingen op stapel staan in het gebied. De hinder veroorzaakt door de bestaande turbines, heeft het draagvlak voor bijkomende turbines geen goed gedaan. De VLAREM wetgeving voorzag bovendien dat de turbines aan de nieuwe normen moeten voldoen vanaf 1 januari Gezien de respons naar aanleiding van de bijkomende vergunningsaanvraag begin 2013 van Electrabel, zouden sowieso maatregelen getroffen moeten worden. Een proactieve houding lijkt dan ook zeker een meerwaarde te hebben voor het draagvlak. Één ontwikkelaar weigerde mee te betalen en zelfs mee te werken aan de geluidsmetingen. Reden was een dispuut met een andere betrokken ontwikkelaar over een ingediende vergunning op een plaats die beiden claimen. Bijkomende reden voor weigering was dat er geen klachten waren binnengekomen op grondgebied Eeklo, waar hun turbines staan. Vermoedelijk speelt de eerder beperkte rol van die ontwikkelaar in de verdere ontwikkeling van de zone ook een rol. Electrabel heeft uiteindelijk zijn vergunningsaanvraag (waarbij de klachten in een stroomversnelling zijn gekomen) laten vallen. Ze hebben ook besloten om de turbine tussen die van Ecopower en Eneco niet aan te vragen om alle kansen te geven aan de bijkomende windturbines die zij willen aanvragen in de concentratiezone. Dit is een mooi voorbeeld van hoe concentratie en projectcoördinatie zorgt voor een optimale invulling van een bepaald gebied. Lokale coördinatie Er is door de gemeenten en ontwikkelaars expliciet voor gekozen om milieu-inspectie niet in te schakelen, maar om zélf actie te ondernemen. 47

48 Uit het verhaal van de bestaande turbines in Maldegem en Eeklo blijkt dat voor burgers het niet vanzelfsprekend is om de weg naar de milieu-inspectie te vinden als zij hinder ondervinden. Ook de uitbaters van de windturbines werden in deze niet direct aangesproken. Het lokale niveau zowel gemeentelijke ambtenaren als politici zijn voor burgers het eerste en voornaamste aanspreekpunt. Omdat het gemeentelijk niveau dichter bij de burgers staat, waren de besturen van Maldegem en Eeklo sterk geneigd het probleem zelf aan te pakken en het niet door te sturen naar milieu-inspectie E40, Melle, slagschaduw Aan de E40, ter hoogte van de proefhoeve van UGent in Melle staan sedert 2005 drie windturbines. Naar aanleiding van de communicatiecampagne in het voorjaar van 2012 met de landschappelijke studie kregen we al het bericht van sommige omwonenden dat zij overmatig last hadden van slagschaduw. Tijdens besprekingen met de gemeente Melle gaf die te kennen meerdere meldingen gekregen te hebben van overlast door slagschaduw. De exploitant van de windturbines heeft echter gedurende die 5 jaar nooit klachten ontvangen. In de periode van het openbaar onderzoek van het PRUP "Windlandschap E40" mei-juni 2014 zijn verschillende infomarkten georganiseerd door Oost-Vlaanderen Energielandschap. Op de infomarkten konden de omwonenden (of andere bezoekers) gericht terecht met vragen voor een face-to-face gesprek. Mensen van de dienst ruimtelijke planning, Oost-Vlaanderen Energielandschap, deskundigen, projectontwikkelaars, distributienetbeheerders, waren aanwezig om op de vele en verschillende vragen te antwoorden. De projectontwikkelaar van de bestaande turbines in Melle is zo in contact gekomen met de omwonenden die last hebben van slagschaduw. Naar aanleiding van dat contact zijn de turbines bijgesteld. Ze veroorzaken nu minder slagschaduw Evaluatie Minder hinder vinder Bij burgers bij individuele burgers, maar vooral bij georganiseerde actiecomités circuleert zeer uiteenlopende informatie over de impact van windturbines op een leefomgeving. De VLAREM wetgeving is geen algemeen gekend gegeven. Veelal halen mensen hun informatie van internet. Actiecomités over heel Vlaanderen, zelfs over de grenzen heen, voeden elkaar doemscenario's. De immense hoeveelheid informatie te vinden op het internet laat toe bewijs te vinden voor elke geponeerde stelling. Verhalen over de negatieve impact van windturbines worden snel opgepikt en verspreid als waarheid. 48

49 Een onderzoek 4 van zowel populaire als peer-reviewed wetenschappelijke literatuur gaf aan dat - hoewel beiden erkenden dat het geluid van windturbines overlast kan veroorzaken de conclusies van beide bronnen verschilden. Er is nog geen enkel peerreviewed artikel verschenen waarin een duidelijk causaal verband werd bewezen tussen de afstand tot de windturbines, het geluid dat door de windturbines wordt geproduceerd en negatieve gezondheidseffecten. Wel worden mogelijke gezondheidseffecten vooral geassocieerd met omgevingsfactoren zoals visuele impact, houding tegenover windenergie, gevoelens van rechtvaardigheid en persoonlijke gevoeligheid voor geluid. Zo werd er ook geen bewijs gevonden voor de relatie tussen slagschaduw en epilepsie. In de populaire literatuur die in overvloed te vinden is op internet en veel toegankelijker is dan de academische literatuur wordt er wel bewijs gegeven voor relaties tussen dichtheid, gezondheid en (infrasoon) geluid. Deze doorstaan de toets van kritisch wetenschappelijk onderzoek echter niet. Hoewel bepaalde onverzettelijke tegenstanders nooit van het tegendeel overtuigd kunnen worden, is het wél belangrijk om steeds consequent correcte informatie te geven bij elke communicatie over windturbines. Voorbereiding is dus belangrijk. De aanwezigheid van neutrale deskundigen op het vlak van de milieuwetgeving, - handhaving, geluid, helpen. "Windturbines worden door de strot van de mensen geduwd door De Groene Lobby" "Met windturbines is grof geld te verdienen op de kap van de burgers" "Windenergie is geen groene technologie - er kruipt meer energie in om ze te maken dan ze produceren", het zijn uitspraken die we meermaals hoorden in de loop van het traject. De manier om als overheid om te gaan met dergelijke informatie die tegenstanders gewillig op internet vinden is door een consequente boodschap te geven: de milieuimpact van windturbines is geregeld in VLAREM zódanig dat zij bij uitbating enkel aanvaardbare hinder mogen produceren. Voorwaarde is dan wél dat deze boodschap door álle overheden en overheidsinstanties wordt gegeven. Ook de onrendabele top is een goed weerwoord op het steeds weer terugkerende vooroordeel dat windturbines geldpotten zijn. Idealiter wordt een grote communicatiecampagne over heel Vlaanderen uitgerold, waarbij mensen correcte informatie over windturbines kunnen krijgen. Deze kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan een aantal in voorbereiding zijnde projecten of rond gebieden waar veel aanvragen te verwachten zijn (bijvoorbeeld de omgeving van de Gentse Kanaalzone). Zorg tijdens die infomomenten zeker voor contactmogelijkheden met neutrale deskundigen waar mensen terecht kunnen met persoonlijke vragen. Dergelijke campagne kan worden herhaald naar aanleiding van een aantal grote projecten. Mond aan mond werkt terstond Plaatsbezoeken aan bestaande projecten, op regelmatig basis georganiseerd door een onafhankelijke instantie, waarop mensen kunnen intekenen, helpen om de reële impact van windturbineprojecten concreet te maken. 4 Pepermans Yves, Loots Ilse.- Wie wind zaait, zal storm oogsten? De sociale aanvaardbaarheid van onshore windenergie, Antwerpen, IMDO, 2011, 123 p. 49

50 Heel weinig mensen kennen energiesparen.be de site van het Vlaams Energie Agentschap. Op die site staat nochtans alle correcte info waar mensen naar op zoek zijn over windturbines edm. Onze ervaring leert dat correcte informatie overbrengen, het beste gaat via menselijk contact. Om aan het draagvlak te werken heb je mensen op het terrein nodig. Een communicatiecampagne louter en alleen digitaal en met folders werkt niet goed genoeg. Vandaar: koppel je communicatiecampagne met correcte info aan concrete (grote) projecten of potentiegebieden. Hinder van windturbines aanvaardt men minder "Tsjoepen in de oren of laat maar horen?" Het geluid veroorzaakt door windturbines heeft bepaalde zeer specifieke karakteristieken. Het is eerder het karakter van het geluid dan de pure geluidssterkte die de perceptie van het geluid bepaalt. De perceptie wordt echter ook beïnvloed door de sterke zichtbaarheid van een windturbine en de houding van de waarnemer tegenover deze machines. Frappant is bijvoorbeeld dat studies aantonen dat mensen die aandelen hadden in windturbines, minder snel last hadden van geluid dan anderen. Ook de grondeigenaren die vergoed werden voor de opstal van een turbine op hun grond bleken minder snel gehinderd. Het lijkt erop dat de hinder als gevolg van windturbines minder wordt aanvaardt. De hinder van een windturbine is zeer beperkt in vergelijking tot de gezondheids- en veiligheidsrisico's die bijvoorbeeld auto's met zich meebrengen. Nochtans wordt de alomtegenwoordigheid van de auto in ieders directe leefomgeving aanvaard. Er staat er dan ook één in de meeste mensen hun "backyard". Iedereen weet dat de auto milieuvervuilend is en een negatieve invloed heeft op onze gezondheid, maar de auto is een concreet middel om een doel te verwezenlijken met de nodige symbolische connotaties (de auto als symbool van vrijheid en status). Bovendien is de auto helemaal niet zo veilig: de verkeersstatistieken tonen dat aan. Toch staat de houding van mensen tegenover de auto daar niet mee in verhouding. Een windturbine die aan het algemene elektriciteitsnet levert, heeft geen direct, tastbaar nut voor de omwonenden. Of die turbines nu draaien of niet, met een druk op de knop stromen de elektronen door de elektrische leidingen. De aangekondigde stroompannes in de winter van zullen die directe link tussen stilstaande windturbines en geen stroom iets duidelijker maken. Windloket Door de planprocessen en de intensieve communicatie die daarrond gevoerd is, is er een "gezicht" geplakt op windenergie in Oost-Vlaanderen het project "Oost-Vlaanderen Energielandschap". Mensen uit de plangebieden, uit heel Oost-Vlaanderen en zelfs over de provinciegrenzen heen, zijn bij het project uitgekomen met vragen over windturbines. Daar zaten uiteraard veel vragen bij over milieutechnische aspecten. Mensen zijn op zoek naar informatie over de impact van windturbines. De kennis is zeker aanwezig bij de verschillende projectontwikkelaars en hun koepelverenigingen, maar de argwaan van burgers tegenover informatie vandaaruit is jammer genoeg heel groot. Mensen zijn bij Oost-Vlaanderen Energielandschap terecht gekomen, omdat die leemte er is en het project zich geprofileerd heeft als neutrale partner en kennisbron. Dat betekent wel dat het project zelf goed geïnformeerd moest zijn over dergelijke zaken, of op zijn minst een netwerk moest hebben van deskundigen waar die informatie te verzamelen viel. De vele misverstanden, halve waarheden en volledige nonsens over windturbines uit de wereld helpen is onmogelijk. De mensen correct informeren helpt wel. Hoe neutraler de instantie die de informatie brengt, wordt ervaren, hoe geloofwaardiger de informatie wordt. Verzwijg zeker geen minder positieve aspecten. 50

51 In het planproces hebben we telkens opnieuw moeten herhalen dat de discussie NIET gaat over welke impact de windturbines hebben, maar over waar en waarom daar de windturbines moeten staan. Telkens opnieuw hebben we de mensen moeten meenemen, weg van de discussie over hinder. Als je als overheid of overheidsinstantie processen opstart voor de aansturing van windturbines, wees dan bereid het gezicht van windturbines te worden. Neem die rol in al zijn facetten op. Ook die van bestaande hinder en uitbouw van proactieve monitoring. Bestaande hinder, koren op de molen van tegenstanders, aanpakken dus! Er zijn verschillende windturbineprojecten vergund voor er normen zijn opgenomen rond windturbines in de VLAREM. Op sommige van die plaatsen veroorzaken die windturbines effectief hinder (Eeklo-Maldegem, Volvo Trucks, ). De VLAREM normering is een goede zaak geweest. Het blijft wel een feit dat we op vandaag nog moeten omgaan met windturbines die niet optimaal zijn ingepland en die hinder veroorzaken. Dit is koren op de molen van tegenstanders en slecht nieuws reist snel. Dat is ook duidelijk gebleken in de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, waar de windturbines in Maldegem en Eeklo hinder veroorzaken. Die fouten zijn gemaakt, steek ze niet weg, ontken ze niet. De voorbeelden uit Maldegem, Eeklo en Melle geven aan dat burgers met klachten niet vanzelfsprekend de ontwikkelaars en/of de milieu-inspecties vinden. Voor veel mensen is hun gemeente de eerste lijn met de overheid. In het geval van de planprocessen Eeklo- Maldegem en E40 vonden de mensen ook vlot de weg naar het project Oost-Vlaanderen Energielandschap en de provincie. Het project werd het gezicht van windturbines. Lokale aanpak van hinder Hoewel het volgens de milieuwetgeving goed kan zijn dat de handhavingsbevoegdheid toekomt aan een andere instantie, is het geen goed idee om als gemeente en als aanstuurder van bijkomende turbines de klachten te negeren of zonder meer door te sturen naar bv milieu-inspectie. Ga als gemeente en project aan de slag met de betrokken ontwikkelaars én de omwonenden. Neem de rol van neutrale partner op. Geef de omwonenden een stem, zij zijn best geplaatst om de impact van turbines op hun leefomgeving te beschrijven. Geluid bijvoorbeeld, is meer dan decibels. Het gaat ook over de manier waarop dat wordt ervaren, breng dat dus in kaart. Het feit dat de omwonenden betrokken worden, geeft een deel controle over de turbines, wat rust brengt. Breng ontwikkelaars en omwonenden met elkaar in contact. Veel problemen kunnen zo opgelost worden. Handel zo snel mogelijk. Hoe langer hinder aansleept, hoe nefaster voor het draagvlak. Niet enkel voor het betrokken gebied, hinderverhalen verspreiden zich snel. Zorg in deze situatie zeker voor heldere, correcte informatie over windturbines. Betrek er onafhankelijke deskundigen bij, waar omwonenden terecht kunnen met hun vragen. 51

52 Monitor proactief Turbines in exploitatie die hinder veroorzaken, zijn enorm nefast voor het draagvlak. Voor windturbines overal, voor toekomstige aanvragen. Hoewel de theoretische simulaties de ontwikkelaars en vergunningverlenende overheden in staat moeten stellen om de hinder vooraf te simuleren, blijken terreinomstandigheden soms anders uit te draaien dan verwacht. Voorzie daarom de eerste jaren van exploitatie een regelmatige monitoring van de impact van de turbines. Als overheid kan je dat inbouwen in de exploitatievoorwaarden van de vergunning, als ontwikkelaar kan je dat sowieso doen. Slagschaduw moet sowieso in logboeken bijgehouden worden. Het is aan te raden met een meetcampagne de geluidsimpact op het terrein te controleren. Voorzie ook een meldpunt voor de omwonenden, waar ze met eventuele klachten maar, wie weet, ook positieve reacties terecht kunnen. Communiceer dat heel erg duidelijk. Organiseer zeker in het begin af en toe een infomoment waarbij exploitant, omwonenden en lokale overheid elkaar kunnen informeren over het windpark. Ga er niet van uit dat zij wel de exploitant zullen vinden als dat nodig blijkt, anticipeer als exploitant. Uiteraard moeten de maatregelen afgestemd zijn op de schaal van het windpark. Hoe meer windturbines in het park, hoe meer proactieve monitormaatregelen zijn aangewezen. In parken met verschillende exploitanten is dit zéker aangewezen. Doe beroep op de lokale overheid, gemeente of provincie om neutrale partner te zijn. Het is mogelijk om in de milieuvergunning bijzondere voorwaarden op te leggen op de uitbating. Zo kan opgelegd worden dat een meldpunt moet georganiseerd worden waar omwonenden eventuele klachten ten gevolge van windturbines kunnen melden. Dergelijke proactieve monitoring door de uitbater geeft de omwonenden een zichtbaar kanaal om klacht in te dienen, kan hinder zeer snel aan het licht brengen en vermijdt afbreuk aan het draagvlak voor windenergie door snelle aanpak van problemen. De omwonenden krijgen bovendien zekerheid over de correcte uitbating van de turbines, wat de aanvaarding alleen maar ten goede kan komen. Een open communicatieve houding van de exploitant in de toepassing van die bijzondere voorwaarden is evenwel een must. Niet handig die handhaving Een teer punt bij de milieu-impact van windturbines is het naleven van de normen eens de turbines in exploitatie gaan. Er leven veel twijfels bij burgers of de voorgestelde projecten ook aan de normen zullen voldoen, eens ze beginnen te draaien. Hoewel de wetgeving wel degelijk voorziet in het handhaven van de opgelegde normen, is het vertrouwen dat dit effectief ook zal gebeuren niet groot. Mensen geloven niet in het naleven van de norm dat is niet alleen zo bij windturbines. Er blijkt een vertrouwensprobleem burgers versus overheid. Vertrouwen in de overheid, betekent vertrouwen in de VLAREM normen en de handhaving. Mensen klagen eerst en vooral onderling, versterken elkaar in het negatieve met de ingesteldheid "we kunnen er toch niets aan doen". Eens de klachten effectief worden aangegeven, is het kalf dikwijls al verdronken. Voor projectontwikkelaars is het vanaf het moment van uitbating belangrijk om actief en regelmatig bij omwonenden te polsen naar de beleving van het windpark. De houding "geen slapende honden willen wakker maken" doet meer kwaad dan goed. Eens het kwaad geschied is, is het zeer moeilijk om dat recht te zetten. Ook de milieu-inspectie kan op een dergelijke proactieve manier de omwonenden bevragen. Een win-win samenwerking met de projectontwikkelaars is mogelijk en voorkomen is beter dan genezen. 52

53 Die proactieve aanpak geeft de omwonenden een gevoel van controle en zekerheid. Er komen nieuwe, enorm grote mechanische en draaiende installaties in hun directe leefomgeving. Dat kan gerust als wat bedreigend bestempeld worden. Een directe en georganiseerde link naar de uitbaters of handhaving kan de omwonenden geruststellen. Controle, voorspelbaarheid en beheersbaarheid zijn zowel tijdens het inplantingsproces als tijdens de uitbating van de windturbines van groot belang. Mensen zijn meer geneigd om beslissingen te accepteren als deze genomen zijn tijdens een eerlijk proces. Een proces wordt als eerlijk beschouwd als alle partijen eraan hebben kunnen deelnemen, de autoriteiten als neutraal en betrouwbaar worden beschouwd en mensen met respect worden behandeld tijdens het proces. Dit geldt dus ook voor een controle op de correcte uitbating van windturbines. Goede PR? Niet iedereen is geïnteresseerd Sommige projectontwikkelaars beseffen nog niet goed hoe PR werkt, welke impact dat kan hebben (voorbeeld van de ene projectontwikkelaar in Eeklo die niet wilde meewerken aan de geluidsstudie) en hoe ver dat doorwerkt. Voor sommige projectontwikkelaars is draagvlak misschien ook minder van belang. De elektriciteitsleveranciers lijken meer aandacht te hebben voor draagvlak, omdat het ook gaat om potentiële klanten (de omwonenden). Hier moet VWEA haar rol spelen om ervoor te zorgen dat projectontwikkelaars die helemaal geen rekening houden met draagvlak niet alles kapot maken voor de rest. VLAREM De VLAREM normering is goed. De normering is al vrij streng en deze moet consequent toegepast worden. Als deze wetgeving nog strenger zou worden, kan je geen enkele windturbine meer zetten in Vlaanderen. De VLAREM is een delicate evenwichtsoefening tussen mogelijkheden bieden voor groene technologie om zich te ontwikkelen en aanvaardbare hinder. 53

54 3. REALISATIE 3.1. Voor Oost-Vlaanderen Energielandschap Projectontwikkelaars Sedert de aanpassing van de VCRO die voorzag in de afwijkingsmogelijkheid om windturbines in agrarisch gebied te vergunnen via de clichering, hebben de ontwikkelaars nagenoeg elk perceel dat in aanmerking komt onder contract genomen. Omdat de concurrentie onder hen zo hevig is, werden zonder externe impuls van bijvoorbeeld een overheid niet vanzelfsprekend afspraken onderling gemaakt om een gezamenlijk project te ontwikkelen in een gebied. Gebieden werden hierdoor niet optimaal ontwikkeld. Toegegeven, afspraken maken was ook nooit evident, gelet op de wetgeving rond marktafspraken en concurrentievervalsing. Deze hevige concurrentie verhindert een optimale ontwikkeling van de geschikte gebieden voor windturbines Oost-Vlaanderen Sinds de aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) in 2009 werd de inplanting van windturbines in landbouwgebied mogelijk. De omzendbrief geeft weliswaar een afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van (grootschalige) windturbines het is géén juridisch afdwingbaar kader. Dit betekent dat bijvoorbeeld in Eeklo, Maldegem, Kaprijke en Sint-Laureins in principe in elk deel van het agrarisch gebied een windturbine geplaatst kan worden. Figuur 5 geeft een overzicht van de gewestplanbestemmingen in deze regio met daarop aangeduid de herbevestigde agrarische gebieden (gearceerde delen). Figuur 5: Gewestplanbestemming en HAG in regio Eeklo, Maldegem, Sint-Laureins en Kaprijke 54

55 Op het moment van de clichéring, werd ook het beleidskader wind, addendum aan het provinciaal ruimtelijk structuurplan goedgekeurd. Het beleidskader wind omvat de visie van de provincie Oost-Vlaanderen op de ruimtelijke ontwikkeling van groot- en middenschalige windturbines op haar grondgebied. Deze visie gaat ervan uit dat het wenselijk is windturbines in specifieke zones te concentreren (concentratiegebieden) en andere zones van windturbines te vrijwaren (landschappelijke rustzones) om de landschappelijke impact van deze grootschalige constructies te beperken. In het Addendum Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) worden de potentiële inplantingslocaties voor windenergie aangeduid. Sinds de goedkeuring van dit Addendum in 2009 worden vergunningsaanvragen voor windturbines buiten de potentiële inplantingslocaties door de Deputatie systematisch negatief geadviseerd en/of geweigerd. Het Provinciebestuur opteert ervoor om grootschalige windturbines enkel binnen de zoekzones van het PRS te situeren. Figuur 6 geeft voor de regio Eeklo, Maldegem, Kaprijke en Sint-Laureins aan over welke zones het gaat. Figuur 6: Gebieden van het Provinciaal beleidskader regio Eeklo, Maldegem, Sint-Laureins en Kaprijke De clichéring en de omzendbrief was (is) geen stringente, ruimtelijke aansturing. Het beleidskader was een eerste aanzet tot concentratie. Sedert 2009 hebben verschillende projectontwikkelaars opstalcontracten afgesloten, vergunningsaanvragen voorbereid waarvan er vele zijn ingediend. De omgeving werd overspoeld door aanvragen. Figuur 7 geeft de toestand van vergunningsaanvragen weer net voor de start van het planproces in de regio (groen=goedgekeurde aanvraag, rood= geweigerde aanvraag). De kaart is opgemaakt door het actiecomité uit de streek, de vzw Leefbare Windenergie. Dit actiecomité is een samensmelting van verschillende actiegroepen en telde toen duizenden leden. 55

56 Figuur 7: Aanvragen in de regio Eeklo, Maldegem, Sint-Laureins en Kaprijke voor aanvang planprocessen In de regio is voorafgaand Oost-Vlaanderen Energielandschap geen gezamenlijk project onder de verschillende projectontwikkelaars tot stand gekomen. Integendeel, de concurrentie woedde vrij hevig. Ook in andere gebieden in Oost-Vlaanderen kwamen dergelijke situaties voor Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Help! In het kader van de opmaak van het beleidskader was er frequent overleg tussen de dienst ruimtelijke planning van de provincie en verschillende projectontwikkelaars van windturbines. Op het moment dat de cclichéring werd goedgekeurd, viel in eerste instantie de verdere uitvoering van het beleidskader in de provincie stil. Eer waren zo veel mogelijk bij gecreëerd door ook windturbines mogelijk te maken in agrarisch gebied dat verdere planprocessen om windturbine zones aan te duiden niet meer nodig leken. De provincie dacht enkel aan een provinciale verordening om een aantal zaken generiek te regelen zoals draagvlakvorming, communicatie en participatie. Vrij snel na de clichéring ontstond de "Windrush". Vooral grote projectontwikkelaars met veel mankracht namen op een sneltempo heel veel gronden onder contract. Vele andere projectontwikkelaars kwamen hierdoor niet meer aan zet. Bij de sectorvereniging VWEA is toen meermaals geprobeerd om met de leden projectontwikkelaars tot een concensus te komen over hoe omgaan met concessiecontracten afsluiten en de bedragen die daarvoor werden beloofd aan de grondeigenaren. Deze pogingen werden geen succes, er werd nooit een concesus bereikt. De windrush leidde tot heel veel vergunningsaanvragen de clichéring en de hoge overheidssteun maakte deze ook mogelijk. Slechts 10-20% van de aangevraagde projecten leidden effectief ook tot realisatie. Een uitputtingsslag. Dat deze toch een aantal jaren heeft kunnen aanhouden heeft waarschijnlijk te maken met de vrij hoge steun voor windturbines waardoor een dergelijk ontwikkelingsklimaat kon standhouden. 56

57 Dat de sector zelf vragende partij is om onder andere de opstaltarieven te beperken, blijkt ook uit het bedrag dat in de onrendabele topberekening en in het Energiedecreet is opgenomen als richtwaarde op voorzet van net die sector: euro. Op vandaag zijn de opstaltarieven veelvouden daarvan en zijn er nauwelijks ontwikkelaars bereid tot heronderhandelen met de grondeigenaren. Het lichten van een concessieovereenkomst betekent grondpositie vrij maken vrij spel voor de concullegas. De massale vergunningsaanvragen waren ook zeer problematisch voor de vergunningverlenende overheden. Hoe de verschillende projecten ingediend voor eenzelfde zone afwegen bleek een zeer moeilijk vraagstuk. Hoe ook die multitude van projecten adviseren om de impact op je discipline in te schatten bleek problematisch voor de adviserende administraties. Verschillende ontwikkelaars hebben toen aangedrongen bij de provincie om verdere sturende maatregelen te nemen. Zij waren zelf zoekende naar meer duidelijkheid in het beleid. De planprocessen in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, de eerste concrete uitwerking van het beleidskader werden opgestart einde Slechts anderhalf jaar na de goedkeuring van de clichéring. Noch de projectontwikkelaars, noch de lokale overheden, noch de administraties kregen grip op de wildgroei van vergunningsaanvragen. De roep om een coördinatie van de verschillende projecten kwam van alle actoren: ook daar nam de provincie de handschoen op. Oost-Vlaanderen Energielandschap werd in het leven geroepen mede dankzij subsidie van de Vlaamse overheid ikv de strategische projecten Projectontwikkelaars - Partners in het planproces Wie kent het terrein en de mogelijkheden voor en knelpunten van windturbines beter dan de projectontwikkelaars. De windrush bleek een harde leermeester, veel ruimte voor leercurves was er niet. Het sprak voor zich dat de projectontwikkelaars van windturbines zeer belangrijke partners zouden worden in het planproces. Het project heeft dan ook gretig gebruik gemaakt van de kennis en kunde die bij hen aanwezig was. Wie doet mee? De potentiële zoeklocaties van het beleidskader wind Oost-Vlaanderen zijn op te delen in 5 macroconcentratiegebieden en nog wat kleinere potenties in het zuiden van de provincie. in eerste instantie werd in twee van deze zones het windlandschap met alle bijhorende maatregelen en communicatie in een planproces vorm gegeven: Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst. In een eerste stap werd de inplanting van windturbines in de macroconcentratiegebieden Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, ruimtelijk analytisch, landschappelijk onderzocht. Voor Eeklo-Maldegem werd gesteld dat bijkomende windturbines ófwel in een dubbele rij langs de infrastructuurbundel N49-hoogspanningslijn, Schipdonkkanaal en bestaande windturbines kunnen ingeplant worden (figuur 8) ófwel in drie rasters, verspreid over het grondgebied van Eeklo en Maldegem (Zoetendale, Plassendale en Busakker) (figuur 9). 57

58 Figuur 8: Windlandschap Eeklo-Maldegem, Landschappelijke studie, lineair scenario Figuur 9: Windlandschap Eeklo-Maldegem, Landschappelijke studie, rasterscenario 58

59 Het is uiteraard de bedoeling om de in het planproces geselecteerde gebieden wel degelijk zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Dit resulteerde voor de E40 tussen Aalter en Aalst in 10 clusters. Figuur10: Inplanting van turbines in 10 clusters langs E40 tussen Aalter en Aalst (groen inplanting in open ruimte, roze in bedrijventerrein) Het eerste overleg met de windsector dat werd opgestart, was een gezamenlijk overleg. Via de sectororganisatie VWEA (Vlaamse Wind Energie Associatie) werden alle projectontwikkelaars opgeroepen die belangen hadden of zouden kunnen hebben in de regio Eeklo-Maldegem of die gewoon geïnteresseerd waren in het planproces. Er werd uit de doeken gedaan wat de opzet was van het planproces, Oost-Vlaanderen Energielandschap werd voorgesteld alsook de rol van het project in dit alles en de ontwikkelaars werden uitgenodigd om hieraan mee te werken hun kennis en kunde is immers van belang. De opzet van de planprocessen is om de windturbines in de macroconcentratiezones te concentreren in bepaalde delen en uit te sluiten in de rest. Dit zou betekenen dat bepaalde projecten van ontwikkelaars niet kunnen doorgaan. Omdat uit de landschappelijke studie al vrij gauw duidelijk werd dat het lineair scenario de voorkeur geniette, werd oorspronkelijk de vraag aan alle actieve projectontwikkelaars in de zone Eeklo-Maldegem gesteld om een gemeenschappelijk voorstel tot inplanting te formuleren. De projectontwikkelaars gaven in eerste instantie aan dat zijzelf onderling zouden overleggen om tot een gemeenschappelijk project te komen. Het idee dat leefde onder een aantal van hen was om alle bestaande projecten in zowel het raster- als lijnscenario te herverdelen over het gebied van het lijnscenario. Het projectontwikkelaars overleg werd vrij snel stopgezet omdat een aantal partijen zich uit het overleg terugtrokken. De boodschap kwam dat om juridische reden, namelijk het verbod in België en Europa om kartelafspraken te maken, zij niet konden deelnemen aan een overleg tussen louter projectontwikkelaars waarbij afspraken worden gemaakt over de invulling van de potentiële zones. De suggestie werd wel gedaan om het overleg verder te zetten maar dan bilateraal tussen elke projectontwikkelaar afzonderlijk en het energielandschap, waarbij in vertrouwen informatie kon gegeven worden. Oost-Vlaanderen Energielandschap nam de rol op als neutrale tussenpartij. Deze bilaterale contacten zijn verder de basis gebleven voor het overleg tussen projectontwikkelaars en het Energielandschap. Elke projectontwikkelaar heeft op die manier zijn plannen en de status daarvan toegelicht en de informatie ter beschikking gegeven aan Energielandschap en provincie. Er werd ook toegelicht hoe de structuur van elk bedrijf in elkaar zat en hoe zij omgingen met lokale overheden, burgers, communicatie en participatie. Ook voor de E40 tussen Aalter en Aalst werd hetzelfde principe toegepast. 59

60 Een engagement van vertrouwen Elke projectontwikkelaar, aangesloten bij de koepelvereniging VWEA (Vlaamse Wind Energie Associatie) heeft tenslotte een engagement ondertekend waarin zij verklaren, in de zones vervat in de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, geen vergunningen te zullen indienen en hun kennis over zowel milieukundige, technische, juridische en financiële aspecten bij exploitatie van windenergie met de overheid te zullen delen. Hoewel deze engagementsverklaring slechts een anderhalfjaar geldig was - vanaf juni 2012 heeft einde 2014 slechts één enkele projectontwikkelaar een vergunning ingediend in de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst (Enervest in Erembodegem, deze vergunning is ondertussen al terug ingetrokken). Illustratie Engagementsverklaring naar het project toe vanuit de leden van VWEA Intentieverklaring (namens leden van VWEA) Het is in ieders belang dat het aandeel hernieuwbare energie in de totale energievoorziening stijgt. Niet alleen omdat Europa ons voorschrijft om 13% van het Belgische energieverbruik uit hernieuwbare energie te halen. Wel omdat we het aan onszelf verplicht zijn. Omwille van minder afhankelijkheid van de prijsgrillen van de fossiele brandstoffen. En voor de generaties die na ons komen. Een energietransitie is nodig en willen we de klimaatdoelstellingen halen, dan moet die energietransitie vandaag beginnen. Windenergie zal hierbij een belangrijke en onontbeerlijke rol spelen. Daarom is er ruimte nodig voor de ontwikkeling van windenergie. In dit kader vindt VWEA het lovenswaardig en apprecieert ze het dat de provincie Oost-Vlaanderen ambitieus is, doelstellingen bepaalt en proactief de oefening maakt om te kijken wat mogelijk, wenselijk en haalbaar is. VWEA prijst Oost-Vlaanderen voor het opnemen van haar verantwoordelijkheid in het halen van de doelstellingen voor hernieuwbare energie. En dit binnen het kader van de bestaande Vlaamse regelgeving voor de inplanting van windturbines. VWEA is voor een gedragen ontwikkeling van windenergie. Daarom engageren de leden van VWEA zich in het kader van de planprocessen Macroconcentratiegebied voor windturbines E40 en Macroconcentratiegebied voor windturbines Maldegem-Eeklo - tot het volgende: 60

61 Artikel 1 Partnerschap De leden van VWEA zijn er van overtuigd dat er voor alle partijen (windenergiesector, bewoners, overheid) een meerwaarde kan gecreëerd worden door constructief samen te werken. Dit kan versneld leiden tot het halen van de doelstellingen, door een vlotte vergunningsprocedure en het behoud van het draagvlak. De leden van VWEA zullen een positieve houding aannemen inzake dit planproces. Op haar beurt vraagt VWEA aan de provincie aandacht voor communicatie en snelle en correcte beslissingsprocessen. Artikel 2 Optimale invulling De windenergiesector onderschrijft de doelstelling om een concentratiegebied optimaal in te vullen met aandacht voor energetische rendabiliteit, milieuhinder, landschap, ruimtelijke inpassing en met aandacht voor maatschappelijk draagvlak. Deze concentratiegebieden leiden niet tot de onmogelijkheid van windenergie buiten deze gebieden. Artikel 3 Transparantie, betrokkenheid en meerwaarde De leden van VWEA engageren zich om samen met de overheid te komen tot kwalitatieve windprojecten door een projectmatige aanpak waarin de volgende elementen aan bod komen: transparante communicatie, lokale betrokkenheid en lokale meerwaarde. Artikel 4 Delen van informatie De leden van VWEA menen dat hun kennis over zowel milieukundige, technische, juridische en financiële aspecten bij exploitatie van windenergie voor de overheid essentieel zijn om te komen tot een realistisch en haalbaar windbeleid. Zij engageert zich om deze kennis met de overheid te delen. De overheid behandelt die informatie met de nodige discretie. Deze engagementsverklaring heeft betrekking op de planprocessen Macroconcentratiegebied voor windturbines E40 en Macroconcentratiegebied voor windturbines Maldegem-Eeklo en dit zolang de planprocessen substantiële voortgang kennen, met een maximum looptijd van anderhalf jaar. Gezamenlijk projectvoorstel terreinposities blijven bepalend Simultaan met de gesprekken met de projectontwikkelaars werd in de planmer een theoretische, maximale inplanting per scenario (voor Eeklo-Maldegem) en per cluster (voor E40 tussen Aalter en Aalst) onderzocht op de milieu-impact. Deze theoretische inplantingen bleken afgaande op de gesimuleerde milieuhinder, niet haalbaar in werkelijkheid. Er moest zicht komen op een realistisch haalbare inplanting per deelgebied om keuzes tussen de 10 clusters aan de E40 tussen Aalter en Aalst te kunnen maken. In Eeklo-Maldegem bleek de voorkeurszone uit de landschappelijke studie al, de ontwikkelingsmogelijkheden werden bevestigd door de ontwikkelaars. Er was dus wel degelijk nood aan een gezamenlijk ontwikkelingsstandpunt per deelzone doorgesproken met alle actieve projectontwikkelaars. Actieve projectontwikkelaars zijn zij die in de betreffende zone opstalcontracten hebben, studiewerk naar inplantingen hebben uitgevoerd en op korte termijn tot effectieve realisatie kunnen overgaan. 61

62 Het principe is vanaf dan gehanteerd dat de concurrentie gespeeld heeft bij het innemen van de posities van elke ontwikkelaars o.b.v. de door hen afgesloten opstalcontracten. Die terreinposities en de grenzen van de toenmalige zones hebben bepaald met welke ontwikkelaars verder werd onderhandeld. De ontwikkelaars hebben dit aanvaard. Op basis van deze stand-still zijn een aantal projectontwikkelaars die pas nadien ook wilden ontwikkelen in de betreffende zone, geweerd door het energielandschap. Omdat Oost- Vlaanderen Energielandschap ondertussen wel hét gezicht was geworden van windenergie in die zones, contacteerden deze bijkomende ontwikkelaars wel eerst het energielandschap om hun intenties af te toetsen. De actieve projectontwikkelaars hebben per cluster uiteindelijk een gezamenlijk voorstel gedaan voor realistische ontwikkeling voor de 10 clusters langs de E40 tussen Aalter en Aalst. Ook voor het lineair scenario langs de N49 in Eeklo-Maldegem-Kaprijke werd een gemeenschappelijk voorstel gedaan. Met deze ontwikkelaars is ook afgesproken dat de uiteindelijke vergunningsaanvraag in één beweging zal verlopen (op hetzelfde moment), zodat ook de openbare onderzoeken simultaan verlopen en de effecten cumulatief kunnen worden beoordeeld door vergunningsverlenende overheden. Ook de bouw en aansluiting zal tegelijkertijd verlopen, wat de overlast voor de omgeving concentreert in de tijd. De resultaten van de landschappelijke voorstudies, de planmers en het overleg met de projectontwikkelaars werden afgetoetst bij betrokken actoren. Er werden projectteams samengesteld waarin vertegenwoordigers van de lokale besturen en administraties, van de actiecomités, van de Vlaams administraties (RWO, Erfgoed, ANB en VLM), van de provinciale administraties (milieubeleid en vergunningen en ruimtelijke planning) zetelden. Er werd een projectteam samengesteld voor de regio Maldegem-Eeklo, Aalter/Nevele, Gent/Melle/Wetteren en Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere/Aalst. De projectteams zijn op 4 momenten samengekomen waarop feedback kon gegeven worden op de toenmalige stand van zaken van planmer, concrete invulling en projectmatige uitwerking (communicatie en lusten en lasten herverdeling). Uit al deze informatie, is uiteindelijk beslist welke deelgebieden, als concentratiezones zouden uitgewerkt worden in de twee PRUP's. Voor Eeklo-Maldegem was dat het lineair scenario, voor E40 tussen Aalter en Aalst de clusters bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/Wetteren, windkouter Sint- Lievens-Houtem/Erpe-Mere en bedrijventerrein Erembodegem. 62

63 En dan komt het moment om naar buiten te treden: de infomarkten De verschillende projectontwikkelaars actief in de verschillende zones hadden telkens een gezamenlijk project voorgesteld. Met de voorlopige vaststelling van de PRUP's in het voorjaar van 2014, startte de officiële procedure van de planprocessen. Er werd zoals wettelijk verplicht een openbaar onderzoek georganiseerd in de betreffende zones. Zoals te lezen in hoofdstuk 4 zijn toen vanuit het energielandschap infomarkten georganiseerd per deelgebied aan de E40 tussen Aalter en Aalst per gemeente in de zone Eeklo-Maldegem (Eeklo, Maldegem en Kaprijke), negen in totaal. Op de markten konden de geïnteresseerden terecht met zeer gerichte vragen in een één op één gesprek met een deskundige ter zake: ruimtelijk planners, over het energiepotentieel, geluid, slagschaduw, netaansluiting, participatie, er was aan alle projectontwikkelaars per gebied gevraagd om ook aanwezig te zijn om hun gezamenlijke projecten voor te stellen. In een aantal zones wilden de ontwikkelaars niet aanwezig zijn wegens project nog niet ver genoeg gevorderd in ontwikkeling, wegens samenwerkingsovereenkomsten tussen projectontwikkelaars die nog niet rond waren, wegens gevoelig bij lokale overheden of omdat de grondeigenaren (in dat geval bedrijven) nog niet wilden kenbaar gemaakt worden als zijnde een concessieovereenkomst te hebben afgesloten. Één ontwikkelaar heeft pertinent geweigerd om deel te nemen aan de infomarkten. Als redenen gaven zij op dat voor hen niet duidelijk was welke politici en ambtenaren zouden aanwezig zijn en wat hun boodschap zou zijn en dat zij nog niet in staat waren om gedetailleerde milieu impact informatie te geven en dus niet inzagen hoe de buurt correct zou geïnformeerd kunnen worden. Er waren verschillende Vlaamse administraties ook uitgenodigd om hun expertise op de infomarkten ter beschikking te stellen, jammer genoeg is geen enkele instantie daarop ingegaan ProjectMER Voor de inplanting van windturbines, ofte "installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie" is de ontwikkelaar verplicht een projectmer op te maken als: er 20 windturbines of meer, in een bepaald gebied worden aangevraagd, of het totaal door een bijkomende aanvraag op 20 of meer uitkomt of als de aanvraag bestaat uit minstens 4 windturbines die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied. Mogelijke uitzonderingen op die verplichting kunnen toegestaan worden als: 1) een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project- MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; of 2) vroeger al een plan-mer werd goedgekeurd betreffende een plan of programma waarin een project met vergelijkbare effecten beoordeeld werd of een project-mer werd goedgekeurd betreffende een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. 63

64 Bij ad hoc aanvragen van projectontwikkelaars in een bepaald gebied stelt de verplichting tot opmaak van een projectmer zich niet zolang de twintigste turbine niet wordt aangevraagd. De projectontwikkelaar die net over deze grens aanvraagt moet voor eigen rekening de projectmer opmaken. Het gebied waarbinnen turbines worden "opgeteld" is niet zo éénduidig bepaald. Als windturbines met elkaar interfereren op een discipline die onderzocht wordt in een MER, dan worden zij samen bekeken. Er zijn geen vaste criteria over "interfereren van windturbines op elkaar", zodoende blijft de toepassing van deze MER plicht vrij onduidelijk. In de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is afgewogen of een projectmer moest opgemaakt worden. Bij de E40 tussen Aalter en Aalst werd daarvoor elk concentratiegebied apart onder de loepe genomen. Windturbines hebben sowieso wel een impact op het hun omringende milieu de eerste uitzonderingsbepaling op MER plicht is niet aan de orde. Er is nu wel een goedgekeurd planmer beschikbaar maar aangezien daarin een maximale niet een realistisch haalbare impact is onderzocht kan deze niet gebruikt worden, een projectmer zou daarentegen net heel veel bijkomende concrete informatie opleveren over de milieueffecten. In zowel Eeklo-Maldegem als E40 tussen Aalter en Aalst is afgetoetst met de dienst MER en de betreffende MER adviserende administraties, of een projectmer moest opgemaakt worden. Voor Eeklo-Maldegem werd dit al heel snel duidelijk. Los van het aantal volledig vergunde (waarvan de meeste gebouwd) windturbines in de regio, is het concentratiegebied van die omvang dat er meer dan 20 windturbines zouden aangevraagd worden. Los van de regelgeving rond MER plicht, noopte ook de grootte van het gebied as sich en de hinder veroorzaakt door de aanwezige windturbines in de zone tot bijkomend onderzoek. Bovendien waren 6 verschillende projectontwikkelaars actief in de zone. Een projectmer stelt de vergunningsverlenende overheid in staat om de cumulatieve milieuimpact effectief te beoordelen. Een projectmer is een document dat de ontwikkelaars zelf moeten opmaken. De actieve projectontwikkelaars in de zone zijn door Oost-Vlaanderen Energielandschap reeds voor de ter inzagelegging van de planmer aangemaand om te beginnen met een projectmer. Van het moment dat zij een gezamenlijk projectvoorstel klaar hadden. De onderlinge samenwerking tussen de projectontwikkelaars bleek niet zo evident te zijn. Één ontwikkelaar vertraagde de opmaak van een samenwerkingsovereenkomst in die mate, en voor onduidelijke redenen, dat de overige vijf de beslissing hebben moeten maken om alleen verder te doen. Grote nadeel is uiteraard dat niet de volledige concentratiezone in één beweging vervat wordt in een projectmer. Het blijkt ook niet zo duidelijk of de dwarsliggende projectontwikkelaar een projectmer zal moeten opmaken voor zijn specifiek project. Het zou voor een ontwikkeling in een concentratiezone van dergelijke omvang absoluut een meerwaarde zijn Proces-project Gezien de specifieke problematiek van windturbines (plaats en configuratie vaak bepalend voor uitbating van de windturbines) kunnen veel hinderaspecten pas oplossing krijgen op projectniveau. Daarom is het belangrijk dat project- en planproces gelijktijdig kunnen verlopen, zodat gelijktijdig het project (in de concentratiezone) zichtbaar wordt en er oplossingen worden geformuleerd voor concrete hinderaspecten. 64

65 In de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst was het de bedoeling om de vergunningsaanvragen te laten samensporen met het openbaar onderzoek van de PRUPs. Bij aanvang van de processen zetten de projectontwikkelaars druk om deze zo snel mogelijk te laten lopen. Uiteindelijk bleek dat de projectontwikkelaars zelf niet op tijd klaar waren met gezamenlijke projecten in de uiteindelijke concentratiezones om vergunningen en openbaar onderzoek van de PRUP's te laten samenlopen. Hoe meer de concrete projectinformatie zijn inwerking kan hebben op planniveau hoe beter. Anderzijds is tijd nemen een vereiste zodat alle betrokken actoren tijd krijgen om te aanvaarden Evaluatie projectontwikkelaars Aan een aantal projectontwikkelaars die meerwerkten in de planprocessen Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is gevraagd hoe zij het proces ervaren hebben. Reacties geven aan dat het merendeel van de ontwikkelaars positief staat tegenover de planprocessen: "Het is positief dat overheid en privé samenwerkt ; de verstandhouding tussen de projectontwikkelaars is in goede zin geëvolueerd." "Positief is dat het RUP geholpen heeft in het draagvlak bij de gemeenten en bijv. in Eeklo geleid heeft tot gewijzigd standpunt van administraties en besturen over de zone ten noorden van de N49. " "Een aandachtspunt is bij de opmaak van het RUP ook (meer dan in EM en E40) het milieutechnisch aspect mee te nemen: dit zou een gelijkwaardig afwegingselement moeten zijn als het ruimtelijk aspect. Nu zijn er om ruimtelijke redenen locaties weggevallen die milieutechnisch beter waren geweest. " "Bij het opmaken van de visie voor het RUP zou ook alternatievenafweging moeten gebeuren vanuit energetisch standpunt, nl. het mogelijks te realiseren aantal MWh. Twee jaar geen vergunningen indienen is een lange tijd." "Het principe/proces wordt ondersteund, het is fantastisch om te stroomlijnen. Het proces is een meerwaarde voor verschillende partners en er is een positieve evolutie in de onderlinge verhoudingen tussen projectontwikkelaars (meer overleg). " Sommige projectontwikkelaars geven aan dat er meer milieutechnische aspecten moeten meegenomen worden in de afwegingscriteria voor de uiteindelijke concentratiezones. Nochtans komt de milieutechnische informatie over de realistische inplantingen in de zones expliciet van de projectontwikkelaars. Zij hebben daarbij geen gradatie meegegeven naar beste locatie/inplating vanuit energetisch of milieutechnisch standpunt. Uiteraard wilden zij ook hun eigen posities verzilveren Overheidsgronden Einde de jaren negentig bleek dat windturbines hun bijdrage zouden hebben in de aanpak vande klimaatproblematiek maar dat zij ook een lucratieve zaak konden zijn voor grondeigenaren. Een aantal overheidsinstanties hebben toen onderzocht in hoeverre zij eigen gronden konden inzetten voor de inplanting van windturbines. Potenties waren immers schaars zonder bestemmingswijziging in bijvoorbeeld een RUP konden turbines enkel op bedrijventerrein en in zones voor openbaar nut. 65

66 Voorbeeld van Eeklo: aanbesteding met lokale meerwaarden Het stadbestuur van Eeklo is hierin het verst gegaan. Zij wenste de ontwikkeling van windturbines te stimuleren maar dan wel verbonden aan voorwaarden die ten goede zouden komen aan de lokale gemeenschap. Zij zijn er uiteindelijk in geslaagd om vijf windturbines op gronden van de stad te laten ontwikkelen. Bovendien vloeiden daaruit rechtstreeks een aantal voordelen voor bewoners en gemeente voort en werd er grondig rond gecommuniceerd. Illustratie Eeklo, een pionier in windturbines Eind jaren negentig België had in 1997 in Kyoto de verbintenis aangegaan om tegen 2010 haar uitstoot van broeikasgassen met 20% te doen dalen besloot de stad Eeklo om initiatief te nemen rond hernieuwbare energie. In het voorjaar van 1999 werd de opdracht gegeven om na te gaan of er in Eeklo windturbines kunnen worden ingeplant en zo ja, op welke manier dan wel. Uit een toetsing aan de toen geldende richtlijnen rond inplantingen van windturbines werd een voorstel van inplantingsplaatsen gedistilleerd. Hiervoor zette de stad haar eigen gronden in. Via een openbare aanbesteding ging men op zoek naar een privé partner die de effectieve realisatie en uitbating van de windturbines op zich kon nemen. Beoordelingscriteria om de potentiële kandidaten op te toetsen waren: Referenties en realisaties van het betrokken bedrijf ovv financiering, bouw, exploitatie en onderhoud van windturbines. Het te verwachten geluidsniveau op een afstand van 250m van de windturbine. De mogelijkheid voor de inwoners en bedrijven van Eeklo om financieel te participeren. De te verwachten kostprijs van het project in verhouding tot de productie van elektriciteit. De realisatietermijn en garantie dat die termijn gehaald wordt. Het vermogen, dimensies en bouwtype van de windturbines. De jaarlijkse vergoeding die voor het recht van opstal wordt betaald. Andere materiële of financiële tegemoetkomingen. Uit de aanbesteding bleek dat niet het financiële aspect doorslaggevend was voor de toewijzing maar wel de referenties, het geluid en de participatiemogelijkheden voor de bevolking. Eeklo benadrukte dat dit laatste aspect belangrijk is om de betrokkenheid van de burgers bij de energieproblematiek te vergroten. De offertes werden beoordeeld door een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenteraad, het schepencollege, de administratie, de milieuraad en externe deskundigen. Een zevental bedrijven dienden in. Uiteindelijk bleek het voorstel van Ecopower het beste te passen in de filosofie van de stad. De ontwikkelaar organiseerde samen met de staddiensten infovergaderingen over de impact, over de participatie. De windturbines zijn in 2000 vergund, gebouwd en vanaf dan uitgebaat zonder protest of tegenkanting van omwonenden. Ditzelfde proces werd nog eens herhaald in De stad verkreeg uit dat proces een actieve kracht ter ondersteuning van de ontwikkeling van hernieuwbare energie en energiebesparing voor haar diensten. Turbines op overheidsgronden, goede oplossing voor Wind For Life Al uit de eerste publieke adviesronde in het windlandschap Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter in het voorjaar van 2012, is duidelijk naar voor gekomen dat een grotere aanvaarding bestaat voor turbines op grond van de overheid. Immers, niet één individu strijkt de hoge opstalvergoedingen op, dat wordt dan de overheid iedereen dus. 66

67 Turbines op overheidsgronden, niet vanzelfsprekend Er is onderzocht welke overheidsgronden aanwezig waren in de beide macroconcentratiegebieden. De mogelijkheden waren beperkt maar wel aanwezig. Met elk van die overheden zijn vervolgens gesprekken aangeknoopt. Afgaande op de hoge meerwaarde van windturbines op overheidsgronden en de nood aan transparantie in het aanwenden van die gronden voor windturbines werd aan die overheden voorgesteld om hun beschikbare grond op dezelfde manier als de stad Eeklo in te zetten voor windturbines: door middel van openbare aanbestedingen. De ene zag de meerwaarde van een transparant proces via aanbesteding in. Een andere heeft voor haar terrein effectief een dergelijk proces doorlopen, samen met de bedrijven van het terrein. Daar bleek de doorslaggevende factor wel de opstalvergoeding te zijn en minder de niet in harde munten uit te drukken mogelijke meerwaarden, zoals in Eeklo. Voor een derde kwam een aanbesteding te laat. Er werd niet direct aangegeven welke manier van werken bij toekomstige opstalcontracten zou toegepast worden. Twee overige, overheid gelinkte instanties, waren in eerste instantie niet geneigd windturbines toe te laten op hun gronden. Beiden hadden gronden in de uiteindelijke concentratiegebieden op bedrijventerreinen. Het interessante was vooral dat die bedrijventerreinen nog niet ontwikkeld waren en dat de invulling van het bedrijventerrein en de inplanting van windturbines op elkaar nog kon worden afgestemd om een win-win situatie te bekomen. Argumenten voor de weigerachtige houding waren gebaseerd op mogelijke veiligheidsrisico's en op dalende perceelsprijzen als gevolg van windturbines. Veiligheidsrisico's zijn er inderdaad bij windturbines maar dat is onderwerp van de effectieve vergunningsaanvraag. Als bovendien bedrijfsgebouwen, bedrijventerreininfrastructuur en turbines op elkaar zijn afgestemd kunnen niet alleen de veiligheidsrisico's beperkt worden, de rendabiliteit van de windturbines kan ook geoptimaliseerd worden. Windturbines inplanten op bestaande bedrijventerreinen is vaak heel moeilijk door de vele leidingen (waarvan een afstand moet gehouden worden omwille van veiligheid) en gebouwen met slagschaduwgevoelige elementen. De ontwikkeling van bedrijventerreinen is uiteraard een complex gegeven. Het ruimtelijk ordeningsaspect en potenties voor windmolens zijn twee van de vele variabelen in het proces van planning, inrichting, uitgifte en beheer. De bedrijventerreinontwikkelaar heeft een eigen visie op de finaliteit van het bedrijventerrein, een eigen business plan, acquisitievisie, uitgiftebeleid, aanpak van beheer, etc. Het blijkt vaak moeilijk te zijn om windturbines hierin prioriteit te geven Windturbines op bedrijventerrein Knelpunten op (bestaande) bedrijventerreinen Sterke interferentie met het proces van bedrijventerrein (her)ontwikkeling Terrein inname windturbine + bladen overdraai Impact overige terrein inrichting: o Constructies die slagschaduw gevoelig zijn (lichtstraten, grote glasoppervlaktes, kantoorgebouwen, etc). o o o Kantoren of opslag voor drukgoederen kan niet onder de rotor (risico) Bedrijvigheid die verhoogde veiligheidsrisico s inhouden (SEVESO installaties, SEVESO stoffen, grote groepen werknemers, etc) kunnen niet in impactzone turbine Leidingen en infrastructuur: (nieuwe aansluitingen) pijpleidingen, (verplaatsen van) hoogspanningslijnen, Operationele impact: aanpassing circulatie, zones openbreken voor de werfzone van de turbine en de kabelwerken. 67

68 Windturbines op bestaande havengrond Case waaslandhaven Probleemstelling Oplossingen Operationele meerkost Een vermindering van de gebruiksmogelijkheden Compensatie twv EUR/jaar voor geheel van vergoedingen: bouwvrijzone, operationele hinder, commerciële vergoeding Kost (minderopbrengst) door preventieve stilstanden (slagschaduw, IJs) (ten koste van turbine uitbater) Mogelijke meerkost voor bvb vogel- vleermuizenmonitoring (ten koste van turbine uitbater) Door bij de inplanting van de turbine goed in te spelen op de operationele inzichten kan impact gemilderd worden - naargelang de tijdshorizon en de uitbetaalde vergoeding voor de eigenaar, kan een waardevermindering voor de eigenaar vermeden worden. De impact van de parameter slagschaduw kan verwaarloosd worden met een goed ontwerp van je kantoorgebouw, maatregelen kunnen ook samenvallen met deze tegen oververhitting. Windturbines op regionaal bedrijventerrein - Concrete case: Evolis Kortijk Over het bedrijventerrein Ontwikkelaar: Leiedal Ondanks de crisis blijft de interesse om er zich te vestigen bestaan. Geregeld lopen nieuwe aanvragen binnen. Voor Evolis gebeurt een selectieve invulling, met andere woorden niet elke vraag tot vestiging resulteert in een effectieve verkoop. Elke kandidatuur moet voldoende hoog scoren op de opgelegde criteria, zoals innovatief karakter, internationale oriëntatie en werkgelegenheid. Elk dossier wordt dan ook grondig besproken binnen het selectiecomité. Over de windturbines: De windturbines zijn bij aanvang geïntegreerd in het inrichtingsplan, vóór effectieve uitgifte van percelen. De windturbine grenzen aan de duurste percelen (andere grens van die percelen is de E17: de aantrekkingskracht daarvan is hoog) Geen problemen ondervonden bij verkoop van de percelen waaraan de windturbines grenzen de (hoogste prijs) is steeds betaald Bedrijven krijgen bij interesse in vestiging een slagschaduw studie van Electrawinds (uitbater van de turbines) mét aanbevelingen naar locatie, glaspartijen, schermen, bedrijven zie dat niet als een hinderpaal en passen gewillig die maatregelen bij bouw van hun infrastructuur toe. Blijkbaar zijn percelen waarop hoogspanningsleidingen staan veel ongewenster deze blijven het langste onverkocht schrik voor straling en zo. Het is uiteraard perceptie: stel dat windturbines in een ander daglicht komen in de pers dan zou dat misschien wel kunnen veranderen, bijvoorbeeld de problemen met ijsval: zie volgende streepje Belangrijkste probleem bij de windturbines bleek verrassend genoeg NIET geluid of slagschaduw maar ijsval. Verwarming van de wieken is geen optie: maakt het probleem erger. Zij hebben al een paar gevallen van ijsval met schade aan dak bedrijfsgebouw, zonnepaneel en wagen gehad maar het 68

69 bedrijf bij wie dat gebeurde heeft daar verder, na compensatie niet moeilijk over gedaan. Als je absolute veiligheid wilt garanderen onder de wieken van een turbine moet je ofwel telkens er gevaar van ijsval is de perimeter onder de wieken afzetten (gebeurt op Volvo) ofwel moet je die ruimte vrij houden, dus ook niet te verkopen: reken op 7800m2 voor een wiek van 50m. De percelen waarop de windturbines (de Daltons) staan zijn van Leiedal gebleven en zij ontvangen daar een opstalvergoeding voor. Windturbines op lokaal bedrijventerrein - Concrete case: Sappenleen II Poperinge Over het Bedrijventerrein: 22,8 ha in totaal waarvan grootste deel regionaal bedrijventerrein Ontwikkelaar: WVI Over de windturbines: Op bedrijventerrein Sappenleen in Poperinge zijn 2 windturbines voorzien op het bedrijventerrein zelf en 2 windturbines in het aanpalend landbouwgebied. Windturbines zijn bij de effectieve uitgifte al bekend en goed gecommuniceerd aan de geïnteresseerde bedrijven. Bedrijven krijgen voor vestiging raadgevingen mee t.a.v. slagschaduw - positie van glaspartijen, plaatsing van schermen, om de werking van de windturbines niet te belemmeren: bedrijven volgen dat zonder problemen op. Onder de windturbines mogen loodsen wel, kantoren niet. Geen enkel probleem bij uitgifte, percelen waren 1 jaar na datum nagenoeg allemaal bezet. Geen enkele opmerking vanuit de bedrijven naar de aanwezigheid van windturbines. Windturbines in te ontwikkelen bedrijventerrein - Concrete case: Ravershout Beringen Momenteel nog geen uitgifte van percelen nu. Dus geen concreet zich op impact WT op prijs percelen of interesse bedrijven. Wel al windturbines mee in inrichtingsplan opgenomen. Zullen op grond van ontwikkelaar komen = gemeente Beringen Standpunt Beringen: bedrijven willen tóch windturbines plaatsen, alleen zijn de opstalvergoedingen dan voor weinige individuele bedrijven en rest enkel lasten, vandaar op voorhand gecoördineerde aanpak. Evaluatie windturbines op in te richten bedrijventerrein Inrichtingsplan dat zowel de windturbines, wegenis, gebouwen, parking, groenvoorzieningen, bufferstroken, waterbuffering in één landschappelijk geheel ontwerpt vermijdt negatieve impact op de verkoopbaarheid en verkoopsprijzen van de gronden. Bvb Evolis. Windturbines plaatsen vóór het bedrijventerrein ontwikkeld wordt (of voor er een inrichtingsplan is), is wel problematisch.: de windturbines genereren zeer sterke randvoorwaarden voor de inrichting van het terrein, waardoor inrichtingsplan omgegooid zou moeten worden én het economisch ontwikkelingspotentieel geschaad wordt. 69

70 Aansluiting Windturbines ontwikkeling is één ding, ze effectief aansluiten op het bestaande elektriciteitsnet een ander. Dat de aansluiting van al die ad hoc projecten niet evident is voor de netbeheerders moge blijken uit het advies van Elia nav de aanvang van het planproces. Ook Eandis was dezelfde visie toegedaan. Illustratie Advies Elia ikv de communicatie van de landschappelijke voorstudie. "Geachte, Elia heeft de vraag voor advies van 2 april 2012 goed ontvangen. Dit advies betreft het concentratiegebied voor windturbines Maldegem-Eeklo. Elia wenst eerst het algemeen kader te schetsen voor de ontwikkeling van decentrale productie alvorens in te gaan op de specifieke vraag tot advies voor het concentratiegebied voor windturbines Maldegem-Eeklo. Algemeen kader: Elia ondersteunt het initiatief van de provincie Oost-Vlaanderen om te komen tot een specifieke afbakening en invulling van een inplantingsscenario voor windenergie, aangezien zij van mening is dat dit gunstig is voor een coherente planning van de verschillende windprojecten in de tijd, waarbij het objectief van 2020 kan worden behaald. Wij zijn overtuigd dat het creëren van een duidelijk beleidskader zoals het provinciaal beleidskader van Oost-Vlaanderen van 2009 bijdraagt aan het creëren voor duidelijkheid, niet alleen voor de omwonenden, betrokken besturen en administraties en de projectontwikkelaars, maar ook aan de netbeheerders die ervoor moeten zorgen dat de geproduceerde energie op deze locaties wordt opgenomen en geïntegreerd in het elektrische net. Momenteel gebeurt het inplannen van nieuwe projecten voor hernieuwbare elektriciteitsproductie op een ad hoc basis. Projectontwikkelaars en individuen hebben de mogelijkheid om voorstellen voor het plaatsen van nieuwe windturbines, fotovoltaïsche panelen of WKK s zonder structureel overleg in te dienen. Bij deze ad hoc inplanting wordt in de meeste gevallen geen rekening gehouden met de onthaalcapaciteit van het huidige net. Het is vanuit technisch economisch standpunt het meest aangewezen om de huidige infrastructuur maximaal te gebruiken. De hernieuwbare elektriciteitsproductie wordt dan ook best aangesloten op die plaats waar er nog ruimte is op het bestaande elektriciteitsnet voor het 2/6 onthaal van decentrale productie. Het gevolg van een inplanting op ad hoc basis is dat het voor Elia en de elektriciteitsdistributienetbeheerders EANDIS en INFRAX bijzonder moeilijk wordt om op een gestructureerde en kostenefficiënte manier netaanpassingen uit te voeren. 70

71 Deze netaanpassingen zijn immers voor de meeste middelgrote tot grote hernieuwbare elektriciteitsprojecten onontbeerlijk. Aangezien het versterken van het net op elke plaats (om op die manier als het ware een koperen plaat te realiseren) zowel vanuit economisch als vanuit een ecologisch standpunt onhoudbaar is, moeten er dus keuzes gemaakt worden. Deze keuzes moeten ook kaderen in een langetermijn planning die nodig is om een coherent en efficiënt investeringsbeleid te kunnen voeren dat wordt weergegeven in de investerings- en ontwikkelingsplannen van Elia. Elia wil ook verwijzen naar de lopende studie uitgevoerd betreffende de onthaalcapaciteit in Vlaanderen voor hernieuwbare energie en WKK. Deze studie wordt uitgevoerd in het kader van de werkgroep Netbeheer en slimme netten van het Beleidsplatform Slimme Netten, die zal focussen op de netgerelateerde aspecten van slimme netten en de goede inpassing van decentrale productie op het net (o.a. technologische mogelijkheden, raakvlak met ruimtelijke ordening, ). Naar verwachting zal de studie deze zomer worden afgerond. Deze studie is vertrokken van een inschatting van het potentieel voor het Vlaamse gewest2 en momenteel zijn de berekeningen bezig om na te gaan welk gedeelte en op welke locatie dit potentieel zou kunnen worden aangesloten en welke kosten voor versterkingen dit zal meebrengen. Op die manier is het mogelijk om aan te geven welke locaties vanuit technisch economisch standpunt het meest aangewezen zijn. Zonder vooruit te willen lopen op de resultaten, moet Elia op basis van haar ervaring met de integratie van decentrale hernieuwbare energieproductie constateren dat er niet noodzakelijk een afstemming is tussen de inplantingsplaats van de windturbines en de aanwezigheid van een voldoende sterk net om de injectie van de geproduceerde elektriciteit op te vangen. Elia pleit er in dit verband dan ook voor om bij het bepalen van de inplantingszones rekening te houden met de fysieke aanwezigheid van de elektriciteitsnetten die de integratie van deze nieuwe projecten reeds aankan. In aanvulling op het optimaal gebruik van de reeds aanwezige onthaalcapaciteit kunnen uiteraard andere zones worden geïdentificeerd waarbij in deze zones de noodzakelijke netversterkingen kunnen worden voorzien. Indien deze zones ex ante worden vastgelegd zoals in de huidige plannen van de provincie Oost-Vlaanderen ook wordt voorzien kunnen deze versterkingen op een aangepaste manier gepland en gespreid in de tijd worden uitgevoerd,afhankelijk van de prioriteiten die door de bevoegde overheden worden vastgelegd. " Met Elia en Eandis is er een continue communicatie over de stand van zaken, zodat zij op de hoogte zijn van de vermogens die aangesloten moeten worden. In Maldegem-Eeklo bv. is op vandaag elke bijkomende windturbine zeer moeilijk aan te sluiten. Aansluiting kan niet meer op de dichtstbijzijnde stations, zodat kilometers meer kabel moet worden getrokken om alsnog een aansluiting op een verder gelegen station mogelijk te maken. Vanuit de provincie is echter een zeer duidelijk signaal gekomen dat het gebied was uitgetekend als een concentratiegebied in een ruimtelijk uitvoeringsplan en dat vanuit de overheid gewerkt werd aan de effectieve ontwikkeling van een vrij groot vermogen aan windenergie. Dit was voor Elia voldoende motivatie om te starten met de uitbreiding van het onderstation Eeklo-Noord. Ook met AWV lopen onderhandelingen om de uiteindelijke aansluiting zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Zo zal de efficiëntste aansluiting in Maldegem-Eeklo langs de N49 zijn, iets wat op vandaag niet zo maar mogelijk is bij AWV maar wel mogelijk gemaakt kan worden i.f.v. het totale windturbineproject Militaire radar Windturbines hebben een impact op radardetectie. Zij verstoren het radarbeeld zodanig dat de detectie van vliegtuigen problematisch kan worden. Deze impact is oa. afhankelijk van de afstand van de windturbines tot de radar. 71

72 In Semmerzake is een militaire radar aanwezig. Deze bevindt zich op ongeveer 9-11 km van de clusters bedrijventerrein Zwijnaarde en windakker Melle/Wetteren. In de zone E40 tussen Aalter en Aalst. Defensie hanteerde vroeger het principe dat elk windproject binnen een zekere afstand van dergelijke radar niet vergund kon worden tenzij kon worden aangetoond dat de impact van de windturbines op het radarbeeld kon worden aangepakt zodat de detectie niet gestoord werd. De afstand is de afgelopen jaren al een paar keer veranderd. De huidige afstand is 15km. Een cirkel met straal 15km hypothykeert heel wat mogelijkheden voor windturbines. De afgelopen jaren hebben projectontwikkelaars, hun sectororganisatie en uiteindelijk ook de provincie Oost-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen Energielandschap getracht om met Defensie naar een oplossing toe te werken. Een kleine twee jaar geleden is een grondige update gedaan van de radar van Semmerzake met veranderingen ook op vlak van harden software. Deze zijn gedaan door een bedrijf uit Olen, Intersoft. Met hun expertise van de eigenschappen van de radar van Semmerzake bleken zij in staat om rapporten op te maken die goed weergeven wat de impact van een bepaald windturbineproject op de radar is én wat daar kan aan gedaan worden. Zij genieten bovendien een vertrouwen van Defensie, waardoor deze rapporten aanvaard worden door Defensie. Dit bleek een doorbraak te zijn in deze materie. De projectontwikkelaars in Melle/Wetteren hebben onlangs een detailled engineering rapport laten opmaken door Intersoft waarmee ook tegemoet kan gekomen worden aan de wensen van Defensie Luchtvaart: Belgocontrol en Defensie Overleg met Belgocontrol en Defensie heeft input geleverd over de impact van windturbines in de verschillende scenario's en clusters op luchtruimdetectie en aanvliegroutes. Aanpassingen in luchtruimdetectie en vliegroutes zijn effectief mogelijk. Deze worden interessanter en efficiënter als dat voor een groot aantal windturbines gebeurt. Hier speelt heel sterk het voordeel van concentreren en uitsluiten Evaluatie Aansturing? Ook de projectontwikkelaars sturen er op aan De windrush leidde tot lawines vergunningsaanvragen de clichéring en de hoge overheidssteun maakte deze ook mogelijk. Slechts 10-20% van de aangevraagde projecten leidden effectief ook tot realisatie. Een uitputtingsslag. Dat deze toch een aantal jaren heeft kunnen aanhouden wijst oa. op de hoge steun voor windturbines die dergelijk ontwikkelingsklimaat met zulke magere slagingspercentages in stand kon houden. Dat de sector zelf vragende partij is om onder andere de opstaltarieven te beperken, blijkt ook uit het bedrag dat in de onrendabele topberekening en in het Energiedecreet is opgenomen als richtwaarde op voorzet van net die sector: euro. Op vandaag zijn de opsatltarieven veelvouden daarvan en zijn er nauwelijks ontwikkelaars bereid tot heronderhandelen met de grondeigenaren. Het lichten van een concessieovereenkomst betekent grondpositie vrij maken vrij spel voor de concullegas. De massale vergunningsaanvragen waren ook zeer problematisch voor de vergunningverlenende overheden. Hoe de verschillende projecten ingediend voor eenzelfde zone afwegen bleek een zeer moeilijk vraagstuk. Hoe ook die multitude van projecten adviseren om de impact op je discipline in te schatten bleek problematisch voor de adviserende administraties. 72

73 Verschillende ontwikkelaars hebben toen aangedrongen bij de provincie om verdere sturende maatregelen te nemen. Zij waren zelf zoekende naar meer duidelijkheid in het beleid. De planprocessen in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, de eerste concrete uitwerking van het beleidskader werden opgestart einde Slechts anderhalf jaar na de goedkeuring van de clichéring. Noch de projectontwikkelaars, noch de lokale overheden, noch de administraties kregen grip op de wildgroei van vergunningsaanvragen. De roep om een coördinatie van de verschillende projecten kwam van alle actoren: ook daar nam de provincie de handschoen op. Oost-Vlaanderen Energielandschap werd in het leven geroepen mede dankzij subsidie van de Vlaamse overheid ikv de strategische projecten. Neutrale partner, vertrouwelijk informatie is veilig Projectontwikkelaars die gezamenlijk afspraken maken om een gebied optimaal in te vullen - het bleek niet evident. De boodschap kwam dat om juridische reden, namelijk het verbod in België en Europa om kartelafspraken te maken, zij niet konden deelnemen aan een overleg tussen louter projectontwikkelaars waarbij afspraken worden gemaakt over de invulling van de potentiële zones. De suggestie werd wel gedaan om het overleg verder te zetten maar dan bilateraal tussen elke projectontwikkelaar afzonderlijk en het energielandschap, waarbij in vertrouwen informatie kon gegeven worden. Oost- Vlaanderen Energielandschap nam de rol op als neutrale tussenpartij. Deze bilaterale contacten zijn verder de basis gebleven voor het overleg tussen projectontwikkelaars en het Energielandschap. Elke projectontwikkelaar heeft op die manier zijn plannen en de status daarvan toegelicht en de informatie ter beschikking gegeven aan Energielandschap en provincie. Er werd ook toegelicht hoe de structuur van elk bedrijf in elkaar zat en hoe zij omgingen met lokale overheden, burgers, communicatie en participatie. Ook voor de E40 tussen Aalter en Aalst werd hetzelfde principe toegepast. Elke projectontwikkelaar, aangesloten bij de koepelvereniging VWEA (Vlaamse Wind Energie Associatie) heeft tenslotte een engagement ondertekend waarin zij verklaren, in de zones vervat in de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, geen vergunningen te zullen indienen en hun kennis over zowel milieukundige, technische, juridische en financiële aspecten bij exploitatie van windenergie met de overheid te zullen delen. Hoewel deze engagementsverklaring slechts een anderhalfjaar geldig was - vanaf juni 2012 heeft einde 2014 slechts één enkele projectontwikkelaar een vergunning ingediend in de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst Een vertrouwelijke, neutrale partner kan een aantal zaken deblokkeren. Projectontwikkelaar en Energielandschap moesten daarom niet in alles hetzelfde standpunt delen, de basis is wel een vertrouwensband in omgaan met aangeleverde informatie. Én een zo neutraal mogelijke opstelling tegenover welke actor in het proces dan ook. Neem de nodige engagementen op dat vlak. Opstalcontracten als bewijs van concurrentie Het principe is gehanteerd dat de concurrentie gespeeld heeft bij het innemen van de posities van elke ontwikkelaars o.b.v. de door hen afgesloten opstalcontracten. Die terreinposities en de grenzen van de toenmalige zones hebben bepaald met welke ontwikkelaars verder werd onderhandeld. De ontwikkelaars hebben dit aanvaard. Op basis van deze stand-still zijn een aantal projectontwikkelaars die pas nadien ook wilden ontwikkelen in de betreffende zone, geweerd door het Energielandschap. Omdat Oost- Vlaanderen Energielandschap ondertussen hét gezicht was geworden van windenergie in die zones, contacteerden deze bijkomende ontwikkelaars wel eerst het Energielandschap om hun intenties af te toetsen. 73

74 De actieve projectontwikkelaars hebben per cluster uiteindelijk een gezamenlijk voorstel gedaan voor realistische ontwikkeling voor de 10 clusters langs de E40 tussen Aalter en Aalst. Ook voor het lineair scenario langs de N49 in Eeklo-Maldegem-Kaprijke werd een gemeenschappelijk voorstel gedaan. Met deze redenering werd ook tegemoet gekomen worden aan het verbod in België en Europa om kartelafspraken te maken. In ieder geval was het geen issue meer om gezamenlijke voorstellen te formuleren. Objectieve criteria weerstaan opportuniteiten Uiteraard waren niet alle projectontwikkelaars onverdeeld gelukkig met de concentratie en uitsluiting. Bij de selectie van de concentratiegebieden hebben een aantal projectontwikkelaars voorstellen gedaan tot uitbreiding. Omdat echter de concentratiezones vorm gekregen hadden obv. neutrale, landschappelijk en milieutechnische argumenten, die zeer duidelijk gemotiveerd waren, en de uitbreidingen daar tegenin gingen, hebben geen van die uitbreidingen het gehaald. Een doel van het planproces was immers om abstractie te maken van wie wat waar aan het ontwikkelen was en objectieve criteria te hanteren voor de inplanting van windturbines. De effectieve in ontwikkeling zijnde projecten en de terreinkennis van de projectontwikkelaars was wel noodzakelijk om de concentratiezones aan een realiteitstoets te onderwerpen. Elk van die zones bleek effectief vodloende ontwikkeld te kunnen worden. Overheid en projectontwikkelaar elkaars versterking op de markt Het Energielandschap heeft tijdens het openbaar onderzoek van de PRUP's windlandschap Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst, 9 infomarkten georganiseerd. Daar waar de ontwikkelaars aanwezig waren, bleken zij steeds op grote interesse van de bezoekers te kunnen rekenen. Hun aanwezigheid was absoluut een zeer grote meerwaarde. Ook de projectontwikkelaars zelf staan zeer positief tegenover de infomarkten. Het was voor hen heel comfortabel dat overheid en ontwikkelaars als medestanders daar waren. De overheid legt uit waarom de locaties gekozen zijn en de projectontwikkelaars konden zich focussen op hun projecten, geruggesteund door de overheid. De projectontwikkelaars zelf vonden het zeer gedurfd dat de actiecomités ook een stand kregen op de infomarkten maar uiteindelijk moesten zij erkennen dat het positief was het werkte wel. Project-Meer-waarde Bij ad hoc aanvragen van projectontwikkelaars in een bepaald gebied stelt de verplichting tot opmaak van een projectmer zich niet zolang de twintigste turbine niet wordt aangevraagd. De projectontwikkelaar die net over deze grens aanvraagt moet voor eigen rekening de projectmer opmaken. Het gebied waarbinnen turbines worden "opgeteld" is niet zo éénduidig bepaald. Als windturbines met elkaar interfereren op een discipline die onderzocht wordt in een MER, dan worden zij samen bekeken en wordt opgeteld om te vergelijken met de grens van 20. Er zijn geen vaste criteria over "interfereren van windturbines op elkaar" en blijft de toepassing van deze MER plicht vrij onduidelijk Door de bundeling van de windturbines in concentratiezones en de projectcoördinatie om de realisatie te faciliteren werd een kader geschapen waarbinnen projectontwikkelaars elkaar vinden zo ook voor het gezamenlijk onderzoek van de impact van hun gezamenlijke projecten in de zone. Dit is een heel groot voordeel, niet alleen voor de vergunningverlener maar zeker ook voor de omwonenden. Voor concentratiezones van een zekere omvang is dit onderzoek doen ikv een projectmer een meerwaarde. 74

75 Netaansluiting, vluchtlijnen, radar? Bundelen graag! Windturbines ontwikkeling is één ding, ze effectief aansluiten op het bestaande elektriciteitsnet een ander. Dat de aansluiting van al die ad hoc installaties van hernieuwbare energie en windturbines zijn daarin grote productie eenheden - niet evident zijn voor de netbeheerders moge blijken uit het advies van Elia nav de aanvang van het planproces. Ook Eandis was dezelfde visie toegedaan. Windturbines in bedrijf tuurlijk! Omzendbrief windturbines op bedrijventerrein Als bovendien bedrijfsgebouwen, bedrijventerreininfrastructuur en turbines op elkaar zijn afgestemd kunnen niet alleen de veiligheidsrisico's beperkt worden, de rendabiliteit van de windturbines kan ook geoptimaliseerd worden. Windturbines inplanten op bestaande bedrijventerreinen is vaak heel moeilijk door de vele leidingen (waarvan een afstand moet gehouden worden omwille van veiligheid) en gebouwen met slagschaduwgevoelige elementen. Windturbines en de overheid Al uit de eerste publieke adviesronde in het windlandschap Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter in het voorjaar van 2012, is duidelijk naar voor gekomen dat een grotere aanvaarding bestaat voor turbines op grond van de overheid. Immers, niet één individu strijkt de hoge opstalvergoedingen op, dat wordt dan de overheid iedereen dus. 75

76 4. COMMUNICATIE EN INSPRAAK 4.1. Vóór Oost-Vlaanderen Energielandschap De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt dat een mededeling die te kennen geeft dat de (stedenbouwkundige) vergunning is verleend, door de aanvrager gedurende een periode van dertig dagen moet worden aangeplakt op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. (art , 4, 6 ) In VLAREM I staan enkele bepalingen rond de bekendmaking van de beslissing omtrent een milieuvergunningsaanvraag. Artikel 31 zegt dat een beslissing over een milieuvergunningsaanvraag van windturbines gedurende een periode van 30 kalenderdagen, op de plaats van de exploitatie en op plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten van bekendmaking, aangeplakt moet worden. ( 2, 1 ) Gedurende dezelfde periode van 30 kalenderdagen moet de genomen beslissing ter inzage gelegd worden. ( 2, 2 ) Sinds de Omzendbrief van april is er ook sprake van andere communicatie met de lokale betrokken partijen door de projectontwikkelaar. " Lokaal draagvlak De lokalisatienota moet omschrijven op welke wijze de aanvrager in de aanloop naar de vergunningsaanvraag gecommuniceerd heeft met de lokale betrokken partijen en op welke wijze verder gecommuniceerd zal worden tijdens en na de realisatie van het project. Daarbij kan worden vermeld welke informatiesessies georganiseerd zijn, en ook op welke manier lokale besturen en omwonenden betrokken worden bij de realisatie van het project. Er kan ook worden omschreven welke mogelijkheden benut zullen worden om het lokale draagvlak en de lokale betrokkenheid voor het project te stimuleren. Voor zover het project in overeenstemming is met de andere afwegingselementen, kan de vergunningverlenende overheid ook rekening houden met de inspanningen die geleverd worden op het vlak van overleg, inspraak en andere vormen van betrokkenheid." Dit stond nog niet in de vorige Omzendbrief 6. Hoe verloopt dit nu in de praktijk? Naast de verplichte affichering van de bekendmaking gedurende het openbaar onderzoek van 30 dagen, organiseren sommige projectontwikkelaars (op vrijwillige basis) een infosessie voor de buurtbewoners. Dergelijke lokale infosessies worden geapprecieerd door de bevolking en de gemeentebesturen. Sommige gemeenten wensen hier ook actief aan mee te werken. 5 Omzendbrief RO/2014/02, Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines, 25 april 2014, p Omzendbrief EME/2006/01- RO/2006/02, Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines, 76

77 4.2. Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Theorie Over inspraak versus participatie is er de laatste jaren veel gesproken en geschreven. Het denken over burgerparticipatie is in volle verandering. Momenteel loopt ook een onderzoek bij Artevelde Hogeschool over hoe een overheid haar beleid niet alleen communicatief kan uitvoeren, maar ook communicatief tot stand kan laten komen (Factor C). Enkele interessante publicaties en website: De Rynck, F. en Dezeure, K., Burgerparticipatie in Vlaamse steden, 2009, 174 p. Jacobs, M. en Vanreppelen, J., Toekomsten voor participatie (VVSG), 2013, 168 p. Connect, Participatie en inspraak, Tien kernideeën voor een nieuw interactief beleid FRB/Files/NL/PUB_1599_Participatieve_Methoden.pdf Inspraak verwijst naar de officiële juridisch vastgelegde tijdsperiodes, de momentopnames waarin een burger bezwaar kan aantekenen tegen een MER, RUP of bouwaanvraag. 7 Inspraak kan je ook omschrijven als participatie ten dienste van beslissingen die bestuurders al bedacht hebben (ook al staan ze nog niet noodzakelijk op papier). Participatie is meer dan informeren, is meer dan een eenmalige reactie op een plan van de overheid. Participatie gaat om tweezijdigheid, om interactie tussen burgers onderling en tussen burgers en bestuurders (politici en ambtenaren). Een daadwerkelijke en betekenisvolle betrokkenheid van het publiek is essentieel om 8 : tot een democratisch bestuur van hoge kwaliteit te komen de capaciteit van de burgers te versterken op een efficiënte manier programma s te ontwikkelen en tot een goed einde te brengen bij het publiek vertrouwen te creëren in de besluitvorming meer begrip te genereren voor openbare kwesties, bekommernissen, prioriteiten en oplossingen meer steun te verwerven voor programma s en initiatieven meer van elkaar te leren en informatie, gegevens en ervaringen uit te wisselen ervoor te zorgen dat beslissingen en beleidsopties ook die kennis en expertise weerspiegelen die anders misschien over het hoofd gezien wordt in de besluitvorming een groter spectrum aan bekommernissen en waarden aan bod te laten komen snel eventuele controversiële aspecten van een probleem op het spoor te komen en de verschillende standpunten bij elkaar te brengen om samen tot een consensus te komen. 7 Connect, Participatie en inspraak, Tien kernideeën voor een nieuw interactief beleid 8 Participatieve methoden, Een gids voor gebruikers, p , 77

78 Participatie is meer dan een instrument van de overheid voor meer draagvlak en betere projecten. Het is ook een instrument van de burgers om vorm te geven aan de samenleving. 9 Participeren kan over verschillende niveaus en met een verschillende intensiteit. De participatieladder (zie figuur 11) rangschikt participatievormen naar mate van participatie. 10 Vb wijkbudgetten Vb. adviesraden Vb. debatavonden, hoorzittingen Vb. infocampagnes, (info)tentoonstelli ng Figuur 11 de participatieladder Op de ladder zie je duidelijk een overgang van een zeer passieve rol van de participant naar een zeer actieve rol. Hoe hoger op de ladder, hoe meer invloed en impact burgers hebben. Opgelet, dit is geen waardeoordeel! Het is wel van belang om duidelijk te communiceren over de rol die overheid en burgers spelen in het traject. Het is ook aan te raden om niet vast te roesten in één vakje, maar te variëren in aanpak. 9 De Rynck, F. en Dezeure, K., Burgerparticipatie in Vlaamse steden, 2009, p?

79 Er bestaan heel wat participatieve methoden die in de publicaties te vinden zijn. Voor de praktische organisatie van een praatcafé, een expert panel of charrette verwijzen we naar FRB/Files/NL/PUB_1599_Participatieve_Methoden.pdf Energielandschap Communicatie met professionele stakeholders De projectstructuur van Oost-Vlaanderen Energielandschap bestaat uit: het projectsecretariaat, een projectcoördinatie, een projectbureau, een politieke stuurgroep en een klankbordgroep. Het projectsecretariaat bestaat uit de projectcoördinator, de medewerker communicatie en participatie, de projectmedewerker en de administratief medewerker. Het projectsecretariaat staat in voor de dagdagelijkse uitvoering van het project. Leidraad hierbij zijn de beslissingen van het projectbureau. De projectcoördinatie bestaat uit het projectsecretariaat, aangevuld met de directeur directie Ruimte, het diensthoofd Ruimtelijke Planning en de ruimtelijke planner die de planprocessen wind aanstuurt. De projectcoördinatie komt wekelijks samen. Het projectbureau bepaalt de inhoud van het project (binnen de krijtlijnen van het subsidiedossier) en beslist over de prioritair te nemen acties. Het projectbureau stuurt het projectsecretariaat aan. Het bestaat uit mensen die nauw betrokken zijn bij het project en vanuit hun bevoegdheid het project daadwerkelijk willen meesturen. Het projectbureau wordt voorgezeten door de directeur van de provinciale directie Ruimte. Het projectbureau is als volgt samengesteld: de projectcoördinator van het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap'; 1 vertegenwoordiger van de provinciale dienst Ruimtelijke Planning; 1 vertegenwoordiger van de provinciale directie Ruimte (voorzitter); 1 vertegenwoordiger van de POM Oost-Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, departement RWO; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Ruimtelijke Ordening Oost- Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Vlaams Energie Agentschap; 1 vertegenwoordiger van de Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen, 1 expert inzake hernieuwbare energie. Heel veel stakeholders zijn dus reeds vertegenwoordigd in één van bovenstaande overlegstructuren. 79

80 Onze stakeholders (niet-limitatief): Vlaamse administraties ( ) Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) Gemeenten: op wier grondgebied + in uitsluitingszone Andere diensten binnen Oost-Vlaanderen: Onroerend Erfgoed, Patrimonium, Milieudienst Andere Vlaamse Provincies hielden we op de hoogte van onze werking Defensie en Belgocontrol ivm het luchtruim (Semmerzake en Ursel) Elia en Eandis Projectontwikkelaars en sectororganisaties (VWEA, VEA, ) Middenveldorganisaties: ACV, Boerenbond, Milieuverenigingen: Natuurpunt, BBL, Pro Natura, Actiecomités & buurtorganisaties Vlaams Energiebedrijf (VEB) en REScoop: onze partners in rechtstreekse participatie Opstartende burgercoöperaties: EnerGent en Volterra Communicatie met deze actoren verliep over twee sporen. Naast de overlegstructuren was er ook heel veel bilateraal overleg en overleg in groepen stakeholders. Zo was er niet alleen overleg per stakeholdercluster, maar ook per windpark met de verschillende stakeholders. Vooral de interactie tussen de verschillende projectontwikkelaars, waarbij we vroegen om hun "kaarten" op tafel te leggen, was vernieuwend qua aanpak. Dat was ook de rol die we als strategisch project te vervullen hadden. Waar de dienst ruimtelijke planning het planmatige op zich nam (PlanMER, PRUP, openbaar onderzoek, ), gingen wij voluit voor het procesmatige. We gingen resoluut voor samenwerking met alle actoren per windpark. Dit uitte zich ook op onze infomarkten (zie hieronder), waar alle actoren de kans kregen om met een stand aanwezig te zijn. De dienst ruimtelijke planning organiseerde regelmatig projectteams en daar namen wij als project ook actief aan deel. Ook hier is een vertegenwoordiging van verschillende stakeholders. Communicatie met de burgers In de overlegstructuren hierboven lees je wie er hoe betrokken wordt en informatie ontvangt over het project. Hierin zitten wel al actiecomités of buurtcomités vertegenwoordigd, maar daarmee bereiken we natuurlijk nog niet het brede publiek. Hoe we omwonenden gingen informeren en betrekken bij de winddossiers lees je hieronder, chronologisch volgens de verschillende stappen in de uitwerking van het ruimtelijk kader. PRS en beleidskader Tijdens het openbaar onderzoek van het addendum wind bij het PRS (vanaf 3/12/2008) werden drie infoavonden georganiseerd: in Sint-Niklaas (8/12/2008), Zottegem (16/12/2008) en Gent (18/12/2008). Buurtbewoners werden oa via een windkrant (eerste editie, 1 versie) op de hoogte gebracht van de plannen van de Provincie, de infoavonden en het openbaar onderzoek. Deze windkrant was beschikbaar in de verschillende gemeenten en werd verspreid via betrokken organisaties. 80

81 Landschapsstudie (voorjaar 2012) Naar aanleiding van de landschapsstudie werd aan de bewoners van de twee macroconcentratiezones een enquête voorgelegd, opgebouwd rond de volgende 3 vragen: Vindt u dat de Provincie de inplanting van windturbines binnen de potentiële inplantingslocaties van het Addendum PRS verder moet ordenen of vindt u dat windturbines binnen deze zones overal moeten kunnen voor zover voldaan is aan de milieunormen op vlak van geluid, slagschaduw en veiligheid? Indien u vindt dat de Provincie windturbines verder zou moeten ordenen, wat is dan uw mening met betrekking tot de voorgestelde scenario's? Welk scenario verkiest u en waarom? Welke zijn de aandachtspunten? Welke flankerende maatregelen moeten in rekening worden gebracht? Ziet u bijzondere mogelijkheden om het draagvlak te vergroten? Wat is uw mening over een mogelijke fasering? Deze enquête werd aangekondigd op een infoavond en verspreid via de windkrant en was online beschikbaar. Hieruit kwam waardevolle informatie voor het verdere traject. Deze tweede editie van de windkrant werd uitgegeven in twee versies: een krant voor de regio Eeklo-Maldegem en een krant voor de regio E40. De krant werd verspreid in mei 2012 via de gemeenten (gemeentehuis, bibliotheken, ). Milieuonderzoek (2013) Voor beide PRUP's werd een plan-mer opgemaakt. Tijdens de terinzagelegging van de kennisgeving van beide plan-mer's konden burgers opmerkingen formuleren die betrekking hebben op het onderzoeken van bepaalde milieu-effecten. Tijdens deze fase is het niet mogelijk om bezwaren te formuleren tegen het project. 11 Tijdens deze periode ontvangen alle omwonenden in een straal van 800 meter rond de windparken opnieuw een windkrant. Deze derde editie van de windkrant (mei 2013) wordt net zoals de tweede editie opgemaakt in twee versies: Eeklo-Maldegem en E40. Langs deze weg worden buurtbewoners geïnformeerd over de stand van zaken van de winddossiers, het lopende proces en de terinzagelegging. Ook worden ze uitgenodigd voor een infoavond (in Maldegem en Gent). Ruimtelijke vertaling (2014) Op 26 maart 2014 legt de Provincieraad de grenzen van twee provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP's) vast: "Windlandschap Eeklo-Maldegem" en "Windlandschap E40 tussen Aalter en Aalst". Beide plannen liggen ter inzage in de betrokken gemeenten gedurende het 60 dagen durende openbaar onderzoek. Over deze belangrijke stap in het ruimtelijk proces en het openbaar onderzoek worden omwonenden geïnformeerd via windfolders. Deze keer maken we 7 verschillende versies (ipv 2) in een kleiner formaat (3-luik): één folder voor elk windpark. Deze folder wordt samen met een folder over rechtstreekse participatie opnieuw bedeeld aan omwonenden in een straal van 800 meter. In diezelfde enveloppe vinden de buurtbewoners ook een uitnodigingsbrief voor een infomarkt in hun buurt. Naast persoonlijke uitnodigingen werden deze infomarkten ook aangekondigd via onze website en nieuwsbrief, de gemeentelijke communicatiekanalen, facebook en een advertentie in de Zondag (zie figuur 12)

82 Figuur 12 advertentie in de Zondag Aan het begin van het openbaar onderzoek (25/04/2014 tem 23/06/2014) van de PRUPS werden negen infomarkten georganiseerd. Een infomarkt voor elk windpark langs de E40 en 3 infomarkten voor het windpark Eeklo-Maldegem (in Eeklo, Maldegem en Kaprijke). De infomarkten vonden telkens doorlopend plaats van 16.30u tot 20.30u. Voor elke zone werd een locatie gezocht in de onmiddellijke omgeving van het windpark. We streken neer in scholen, parochiezalen, gemeentelijke zalen, woonzorgcentra, De locatie was doorslaggevend in de keuze en belangrijker dan uitstraling of infrastructuur. De organisatie van 9 infomarkten in 3 weken ging gepaard met een intense praktische voorbereiding. Naast de voorbereiding van de eigen stands van de Provincie, kroop veel tijd in overleg met de externe standhouders: projectontwikkelaars, nutsbedrijven, REScoop, VEB en lokale burgercoöperaties, actie- en buurtcomités, gemeenten,. Het overtuigen van projectontwikkelaars over het belang van hun aanwezigheid had veel voeten in de aarde. Uiteindelijk waren meestal één of meerdere projectontwikkelaars aanwezig op de infomarkten. Waar meerdere projectontwikkelaars actief waren, kregen zij één grote gemeenschappelijke stand en informeerden zij de burgers over het project in zijn geheel. Op die manier werden zij verplicht om als één blok te communiceren over het windpark. Eén projectontwikkelaar weigerde elke vorm van samenwerking en bleef afwezig op de infomarkten. Er was tijdens of voorafgaand aan de infomarkten geen toespraak, hoorzitting of persmoment. De pers werd wel op de hoogte gebracht van de infomarkten en van het moment waarop de gedeputeerde aanwezig zou zijn. Ook het schepencollege werd ingelicht over de komst van de gedeputeerde. 82

83 Geluidshinder Iets wat we niet vooraf hadden ingepland en wat niet tot ons takenpakket behoorde als strategisch project, maar waar we toch zeer actief bij betrokken werden, is de problematiek van geluidshinder bij de bestaande windturbines in Maldegem-Eeklo. Door onze proactieve aanpak rond windenergie, kwamen spontaan ook andere windgerelateerde vragen tot bij ons, via het adres of via het meldpunt windenergie op onze website 12 (die we naar aanleiding van dergelijke vragen hebben opgericht). Samen met de gemeente Maldegem en de stad Eeklo hebben we drie infoavonden georganiseerd in Maldegem: November 2013: aankondiging geluidsmetingen door geluidsdeskundige Juni 2014: resultaten geluidsmetingen December 2014: evaluatie na aanpassingen aan turbines door projectontwikkelaars Naar aanleiding van deze geluidscampagne konden burgers hun persoonlijke bevindingen doorgeven via onze website. Het webformulier 13 geluid werd door omwonenden een 400- tal keer ingevuld. Dit gebeurde een eerste keer tijdens de geluidscampagne. Deze gegevens waren zeer interessant voor de geluidsdeskundige, die ze naast zijn objectieve metingen kon leggen en vergelijken. Deze module werd opnieuw online geplaatst tijdens de periode dat de projectontwikkelaars hun aanpassingen deden aan de windturbines: nl. blade serrations en herprogrammatie van de turbines, zodat de geluidsemissies 's avonds en 's nachts (19u-7u) werden gereduceerd. Andere communicatiekanalen Als strategisch project beschikte Oost-Vlaanderen Energielandschap over eigen communicatiekanalen: eigen website, eigen nieuwsbrief, eigen Facebookpagina, Dit in een andere huisstijl dan de Provincie. De website is eerder statisch en geeft algemene informatie over de verschillende bronnen van hernieuwbare energie. De pagina over windenergie wordt aangevuld telkens we een nieuwe stap in het ruimtelijk proces aanvatten. De andere pagina's linken vooral door naar interessante websites over hernieuwbare energie. Via de website kondigen we onze eigen evenementen aan. Bezoekers vinden er ook twee webformulieren: Een meldpunt voor vragen allerhande over windenergie 14 Een webformulier waar omwonenden van de bestaande windturbines in Maldegem en Eeklo hun ervaringen ivm de geluidsimpact kunnen delen (ikv de geluidscampagne) 15 Deze webformulieren werden geïnstalleerd op onze website, omdat er nood bleek aan een dergelijk platform. Tijdens onze werking werd de nood aan monitoring van alles rond windenergie duidelijk, een rol die weggelegd leek voor het strategisch project. We sturen maandelijks een nieuwsbrief uit. Op die manier houden we onze contacten op de hoogte van het reilen en zeilen van het Energielandschap

84 We zijn ook actief op sociale media en ook hier hebben wij eigen media die we los van de Provincie beheren. Wij hebben vooral ingezet op Facebook. Op onze bedrijfspagina vind je enerzijds onze eigen communicatie (vooruitgang van het project, aankondiging evenementen, foto's events) en anderzijds artikelen met een link naar (hernieuwbare) energie en het klimaat. Soms ook een leuke energiecartoon. We posten wekelijks iets op onze pagina. Soms één keer per week, maar meestal meerdere keren per week. Op Twitter zijn we minder actief. Vooral naar aanleiding van de grote stappen in het proces (beslissingen deputatie en Provincieraad). Persberichten en persconferenties gingen steevast gepaard met beslissingen van de Provincieraad of de deputatie. De berichten en uitnodigingen worden door de persconsulent van de Provincie verstuurd en niet vanuit het project. Het project bereidt informatie naar de pers inhoudelijk voor, maar de persdienst heeft goede contacten met de pers en deze ondersteuning sloegen we dan ook niet af Evaluatie Communicatiekanalen project Als strategisch project beschikte Oost-Vlaanderen Energielandschap over eigen communicatiekanalen, naast deze van de Provincie. Dit heeft heel wat voordelen. Je kan heel kort op de bal spelen en bent flexibel in je communicatie. Je maakt je eigen communicatieplan. Je kan je eigen huisstijl kiezen. Je kan maw het project visueel naar de buitenwereld toe presenteren met een stijl die direct opvalt en gelinkt wordt aan het project. In de praktijk vallen de belangrijkste communicatiemomenten samen met belangrijke momenten in het planproces (PlanMER, vaststelling PRUP, ). Dan is het uiteraard aangewezen dat het project en de diensten van de Provincie samen communiceren. In zulke gevallen wordt de huisstijl van de Provincie gehanteerd (vb. persbericht) met toevoeging van het logo van het project. Voor de burgers echter is het onderscheid tussen het project en de Provincie niet altijd duidelijk. Ook al kennen ondertussen heel wat Oost-Vlamingen het project Oost- Vlaanderen Energielandschap, de link of het verschil met de Provincie in het algemeen en de dienst ruimtelijke planning meer specifiek is voor hen zeer moeilijk. Voor externen zijn wij collega's die samen aan een project werken. Evolutie in papieren communicatiedragers In de loop van het proces gingen we steeds gerichter communiceren met de buurtbewoners. Waar de eerste editie van de windkrant enkel beschikbaar was via de gemeente en betrokken organisaties, werden de volgende edities bedeeld in een straal van 800 meter rond de windparken. Van de eerste windkrant (2008) was er maar één versie, van editie twee (2012) en drie (2013) waren er twee versies, één per macroconcentratiezone (Eeklo/Maldegem en E40). De laatste editie (2014) werd de windkrant een kleinere windfolder, maar wel in zeven verschillende versies, één per windpark. Vanaf de voorlopige vaststelling van het PRUP op 26 maart 2014 verliep de communicatie per windpark. 84

85 Van klassieke infoavonden naar infomarkten De voorbije 3 jaar werd op verschillende manieren gecommuniceerd met burgers. Er was een duidelijke evolutie merkbaar. Binnen de Provincie en op de dienst ruimtelijke planning beperkte informatieoverdracht zich vooral tot de officiële inspraakmomenten. Bij de start van het strategisch project was het de uitdrukkelijke wens om hierin een stapje verder te gaan. De eerste infoavonden waren ingebed in de wettelijk verplichte inspraakronde die de dienst ruimtelijke planning dient te organiseren als overheidsdienst. Gaandeweg evalueerden deze klassieke infoavonden van loutere hoorzittingen naar meer inbreng van burgers, oa met vragenformulieren voor de aanwezigen. Bij het binnen komen krijgt iedereen een formulier waarop vragen kunnen worden neergeschreven. Na de presentatie(s) worden deze vragen verzameld en tijdens de pauze geordend door het panel. Ze worden als het ware geclusterd naar FAQ. De vragen worden dan per hoofdstuk behandeld, met voorrang voor de meest pertinente vragen. Het publiek kan dan nog reageren op de vragen en antwoorden. Op deze manier vermijd je dat enkel de meest mondige burgers (veelvuldig) aan het woord komen en krijgen meer mensen een antwoord op hun vraag. Je vergroot de kans dat iedereen tevreden naar huis gaat. In de lente van 2014 gooiden we het roer helemaal om. We kozen voor infomarkten ipv infoavonden, gingen naar elk windpark ivp één avond per macroconcentratiezone en de omwonenden werden hiervoor persoonlijk uitgenodigd. Van inspraak naar participatie? Zo komen we tot de belangrijkste vraag. Was er sprake van echte participatie van de actoren in het Oost-Vlaamse winddossier? En zo ja, in welke mate? Laten we even teruggrijpen naar de participatieladder, zie figuur 11. Hebben we de bevolking voldoende geïnformeerd? Jazeker. Via verschillende kanalen werd op verschillende momenten in het proces informatie verstrekt aan de burgers: Infoavonden & infomarkten Windkranten & windfolders Maandelijkse nieuwsbrief Advertenties in de krant Facebook & Twitter Website Een trapje hoger op de participatieladder vinden we "raadplegen". Hebben wij als project (vrijblijvend) geluisterd naar de mening van de bevolking? Ook dit hebben we zeker gedaan. De actiecomités (pro en contra) werden elk afzonderlijk gehoord (bilateraal overleg) en waren lid van de projectteams. Wie dit wenste, kon ook tijdens de infomarkten aanwezig zijn als standhouder om hun buren te informeren. Hebben we burgers om advies gevraagd en zo ja, op welke manier? In het voorjaar van 2012 werd aan de omwonenden van de macroconcentratiezone een enquête voorgelegd waarbij gevraagd werd naar hun mening over de inplantingslocaties van de windturbines. Professionele actoren en een afvaardiging van actiecomités/burgers werden geïnformeerd, geraadpleegd en konden hun advies verstrekken via de projectteams (en in mindere mate ook via het projectbureau en de stuurgroep). 85

86 Over sommige aspecten van de windparken konden we de burgers helaas enkel informeren, omdat hier geen bewegingsruimte meer was. De keuze van de locaties bijvoorbeeld iets waarover omwonenden heel graag mee zouden nadenken en mee beslissen was al helemaal bepaald door projectontwikkelaars via hun opstalcontracten met grondeigenaars. Ook de macroconcentratiezones lagen al vast in het beleidskader van de Provincie. Windenergie werd ook niet voorgelegd als keuzemogelijkheid, als één van de vele hernieuwbare energiebronnen waar de Provincie wenst op in te zetten. Een en/en verhaal dus. Net zoals het voor de Provincie een uitgemaakte zaak was om het windpotentieel maximaal in te vullen. Is dit problematisch? Dat hoeft niet. Maar het is wel noodzakelijk om hierover duidelijk te communiceren. Dat hebben we dan ook gedurende het volledige traject telkens trachten te doen. Zijn projectontwikkelaars een betrouwbare bron? Een van de belangrijkste actoren in het ganse traject waren ongetwijfeld de projectontwikkelaars. Via hen kregen we heel veel input. Over locaties, aantal turbines, technische aspecten, Voor sommige informatie waren de ontwikkelaars onze enige bron van informatie en een enkele keer bleek deze informatie achteraf niet correct. Werk aan een vertrouwensband met elke projectontwikkelaar en tussen projectontwikkelaars Vergeet niet dat projectontwikkelaars als bedrijf een eigen agenda hebben Participatie vs inspraak Inspraak is verplicht en participatie is wenselijk. Daar zijn we van overtuigd. Maak duidelijk welke rol burgers en actoren kunnen spelen in je participatietraject. Communiceer heel open wanneer er geen participatie mogelijk is. Bvb omdat er al een beslissing is genomen of omdat er op heel korte termijn uitgevoerd moet worden (en er geen tijd is voor een participatief traject). Zorgt meer informatie voor meer bezorgdheid? Informeren over alle stappen in het proces impliceert dat er heel veel "voorlopige" informatie wordt verstrekt. Zo werd in de Plan-MER de maximale invulling van een windpark onderzocht (lees: veel windturbines), wat voor veel ongerustheid zorgde bij buurtbewoners. Een zorgvuldige communicatie is in winddossiers van het grootste belang. Een aankondiging van een mogelijke komst van windturbines zorgt op zich steevast voor heel wat opschudding. Bereid deze communicatie dan ook steeds goed voor. Betrek zoveel mogelijk partners bij de informatieoverdracht en bij je communicatiestrategie. Investeer in een goed en nauw contact met de buurtbewoners en de actiecomités. 86

87 Hoe leg je contact met burgers? Meestal krijg je pas contact met burgers wanneer zij een actiecomité oprichten en zij van zich laten horen in de pers. Dat is jammer. Enerzijds omdat je liever in een eerder stadium al met deze mensen had overlegd. Anderzijds omdat vooral ontevreden mensen zich gaan verenigen en van zich laten horen. Ga bij de start van het strategisch project actief op zoek naar verenigingen die burgers (kunnen) vertegenwoordigen. Zijn er al actiecomités tegen windturbines? Maar zoek ook ruimer naar organisaties of burgers die zich inzetten voor duurzame energie of voor het klimaat. Gemeenten kunnen hier een waardevolle partner zijn, omdat zij dichter bij de bevolking staan dan Provincies. Zij kunnen helpen om contact te leggen met actiecomités, adviesraden, dorpsraden, bewonersplatforms, Zijn infomarkten echt een meerwaarde? Een infomarkt organiseren is heel wat arbeidsintensiever dan een klassieke infoavond. Een zaal en datum vastleggen, sprekers bepalen, een powerpoint maken en mensen uitnodigen via je communicatiekanalen en de kous is af voor de infoavond. Vooral de praktische afspraken met de standhouders en het maken van infopanelen voor je eigen standen neemt heel wat tijd in beslag bij de infomarkten. Toch zijn er heel wat voordelen. Je bereikt minstens evenveel publiek, maar naast enkele harde (vaak negatieve) tussenkomsten, kunnen nu veel meer mensen bij je terecht voor al hun vragen en opmerkingen, negatief én positief. Het is soms wel moeilijk te voorspellen hoe het eraan toe zal gaan tijdens infomarkten. Projectteams, bilateraal overleg en vorige infovergaderingen geven niet altijd een duidelijk beeld van wat er leeft bij de mensen. In die zin brengen infomarkten toch ook beter naar voren wat er écht leeft bij de bevolking. Kies voor infomarkten (of gelijkaardige methoden) om de bevolking te informeren, eerder dan voor infovergaderingen. 87

88 5. LOKALE MEERWAARDE 5.1. Lokale meerwaarde in windturbineprojecten, het wettelijk en beleidsmatig kader Voor het project Oost-Vlaanderen Energielandschap van start ging, was er noch in de provincie Oost-Vlaanderen, noch in Vlaanderen een beleid ontwikkeld rond de creatie van lokale meerwaarde vanuit windturbineprojecten voor de omgeving waarin ze stonden. In de loop van de projectperiode werd de omzendbrief RO/2014/02 van 25 april 2014 "Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines" van kracht. Nieuw in de omzendbrief is dat de aanvrager in de lokalisatienota ook moet omschrijven op welke wijze hij in de aanloop naar de vergunningsaanvraag gecommuniceerd heeft met de lokale betrokken partijen en op welke wijze verder gecommuniceerd zal worden tijdens en na de realisatie van het project. Daarbij kan worden vermeld welke informatiesessies georganiseerd zijn, en ook op welke manier lokale besturen en omwonenden betrokken worden bij de realisatie van het project. Er kan ook worden omschreven welke mogelijkheden benut zullen worden om het lokale draagvlak en de lokale betrokkenheid voor het project te stimuleren. Voor zover het project in overeenstemming is met de andere afwegingselementen, kan de vergunningverlenende overheid ook rekening houden met de inspanningen die geleverd worden op het vlak van overleg, inspraak en andere vormen van betrokkenheid Voorbeelden uit binnen- en buitenland Participatie van de burgers, bedrijven en overheden in hernieuwbare energieprojecten is een relatief nieuw fenomeen in België. Toch is deze actieve betrokkenheid van burgers bij de energietransitie belangrijk. In Duitsland en Denemarken is het deze participatie door burgers die de energietransitie tot een succes maakt. Wat ook in bepaalde voorbeelden naar voren komt, is dat met een deel van de winsten van de windturbines acties worden gefinancierd die ten goede komen aan de (vrij directe) omgeving van de installaties. Ten slotte gaf in het planproces van Eeklo-Maldegem de landschappelijke voorstudie aan dat door gerichte aanplantingen van bomenrijen, heggen, hagen en blokbossen, geënt op de bestaande landschappelijke structuren, de zichtassen op het windturbinepark gemilderd konden worden. We bekijken een aantal voorbeelden uit binnen- en buitenland rond lokale meerwaardecreatie door participatie en omgevingsingrepen om dan het model uitgewerkt door Oost-Vlaanderen Energielandschap in het kader van windturbineprojecten in Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst toe te lichten. 88

89 Denemarken Hoewel burgerparticipatie onwennig kan aanvoelen, is het geen nieuw fenomeen. Zo investeren gemeenschappen in Denemarken al samen in windturbines sinds het einde van de jaren 70. Zodoende is een groter deel van de productie van hernieuwbare energie in handen van lokale gemeenschappen dan in andere landen. Zo was in % van het energieverbruik en 25% van het elektriciteitsverbruik hernieuwbare energie % van de windturbines waren er eigendom van gemeenschappen. 16 Bovendien maakte de regering in 2012 afspraken om tegen 2050 voor de volle 100% van zijn energie voor hernieuwbare energie te gaan. 17 Warmtedistributie/stadsverwarming staat in voor 60% van de verwarming van huizen en 45% van de totale warmtebehoefte. 18 Specifiek naar windturbines toe, is in Denemarken sedert 2009 de Hernieuwbare Energiewet van kracht. Daarin is onder meer een participatie van burgers opgenomen. Elk windturbineproject moet 20% van de eigendomsaandelen openstellen voor inkoop van burgers uit de onmiddellijke omgeving. Zo krijgen de burgers een zeg in het reilen en zeilen van de windturbines, niet als meerderheidsaandeelhouder, maar wel als één die niet meer te negeren valt Duitsland Hoewel de Bundesländer zelf inspraak hebben in de lokale energiemix, is de Duitse regering zelf ook bezig met een transitiestrategie rond energie ( Energiewende ). Vooral na de kernramp in Fukushima in 2011 werd de nieuwe aanpak duidelijk. De nieuwe strategie wil kernenergie volledig uitfaseren tegen eind Hernieuwbare energie is één van de hoekstenen van de Energiewende en geniet brede steun bij de bevolking, die graag opteert voor alternatieven voor kernenergie. In 2012 nam hernieuwbare energie reeds 12.4% van het energieverbruik voor zijn rekening. Wat hierbij zeer interessant is, is dat ongeveer de helft van de hernieuwbare energiecapaciteit in handen is van burgergroepen. Duitsland wil dat hernieuwbare energie tegen % van zijn energienoden opvangt. Duitsland heeft hierin getoond te beschikken over een stabiel regelgevend framework voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie en burgerparticipatie. De voorzitter van de Duitse windenergieassociatie, Dhr. Hermann Albers stelt dat "Gemeenschapseigenaarschap van windturbines is de sleutel voor succes in Duitslands energietransitie. We spreken hier niet alleen van een louter technologische of ecologische transitie maar eigenlijk voornamelijk van een sociale transitie. Windprojecten van de gemeenschap spelen hier in een cruciale rol." en "Windturbine projecten in bezit van de gemeenschap democratiseren de lokale energielevering. Zij brengen mensen samen op het pad naar een duurzame energielevering, in hun ecologische en economische belangen en verhogen het draagvlak voor windenergie in gemeenten gedurende het proces. Gemeenschapseigendom van windturbineprojecten maakt van burgers ondernemers met Groene Doelen". 16 Margrethe Basse, E (2013). The Conditions for Future Energy-Smart Water Utilities under EU and Danish Law and Policy, Scandinavian Studies in Law, Vol 60, p 33; & Kingsley, P (2012). Windfarms: is Community Ownership the Way Ahead? The Guardian (5 November 2012). Beschikbaar op: 17 Deens Ministerie van Klimaat, Energie en Bouw (2012). DK Energy Agreement, 22 maart Margrethe Basse, E (2013). Environmental Law in Denmark (Kluwer Law International: The Netherlands), p

90 Wallonië In Wallonië bepaalt het Cadre De Référence 19 hoe inplantingen van windturbines aangepakt moeten worden. Daarin is ook de deelname van burgers en lokale overheden en organisaties opgenomen. Elk windturbineproject moet 49,99% van het kapitaal openstellen voor inkoping van voor 24,99% - burgers en/of burgerverenigingen en voor 24,99% - de lokale overheid en organisaties. Dat maakt dat de lokale gemeenschap nét geen meerderheidsaandeelhouder wordt, maar wel veel in de pap te brokken heeft van het beheer bij de windturbineprojecten EU De EU heeft de sterke wens om iets te ondernemen tegen de klimaatsverandering. Het wettelijk framework erkent hierbij het belang van participatie door de lokale gemeenschappen en de bredere rol die burgers kunnen spelen in de energietransitie. De EU herkent hierbij de nood om het publiek te informeren en het bewustzijn omtrent hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te bevorderen. Wel beschouwt de EU haar burgers nog steeds voornamelijk als passieve consumenten in plaats van actieve deelnemers Projectontwikkelaars windenergie in Vlaanderen De meeste ontwikkelaars voorzien mogelijkheden tot financiële participatie door burgers en soms ook overheden uit de directe omgeving van een windturbineproject, maar ook uit heel Vlaanderen. Financiële coöperaties Een financiële coöperatie opgericht door de ontwikkelaar zamelt geld in bij de burgers van de omgeving van de windturbineprojecten, maar ook daarbuiten. Die som wordt dan via een achtergestelde lening ter beschikking gesteld aan de ontwikkelaar in kwestie om windturbines te bouwen. Het kan zijn dat de ontwikkelaar ook andere projecten van hernieuwbare energie ontwikkelt, ook daar kan het geld naartoe gaan. Het geïnvesteerde geld wordt doorgaans gebruikt voor het geheel van (windturbine)projecten van de ontwikkelaar en niet enkel en alleen de projecten uit de omgeving van investeerderburgers. Op deze manier wordt het risico gespreid over verschillende projecten. De coöperanten, mensen die hun geld erin steken, hebben een stem via de algemene vergadering van de coöperatie, maar niet in het beheer van de turbines in hun regio, noch specifiek in de opbrengsten of groene stroom die daar rechtstreeks uit komen. In bepaalde gevallen voorzien de statuten een onderscheid in stemgerechtigheid tussen coöperanten: zo kunnen oprichters een doorslaggevende stem hebben, dus meer stemmen hebben in die Algemene Vergadering. De coöperanten kunnen genieten van een rendement op het ingebrachte geld van 4 à 6%. Participatie gemeenten via financieringsmaatschappij Sommige ontwikkelaars passen systemen toe waardoor de gemeenten zij het indirect, via hun financieringsmaatschappijen financieel kunnen deelnemen aan windturbineprojecten. Voorbeelden zijn: EGPF van Electrabel, dat bestaat voor 30% uit kapitaal dat ingebracht wordt door de openbare sector (financieringsintercommunales en gemeenten) en voor 70% uit kapitaal ingebracht door Electrabel 19 Cadre De Référence pur l'implantation d'éoliennes en region de Wallonne, approuvé par le gouvernement Wallon, le 21 février 90

91 Aspiravi, een intercommunale waar veelal Limburgse en West-Vlaamse gemeentelijke financieringsmaatschappijen aandeelhouder zijn (slechts één Oost-Vlaamse gemeente is vertegenwoordigd in Aspiravi: Zelzate). Financieren van projecten rond duurzaamheid of hernieuwbare energie Sommige projectontwikkelaars in Vlaanderen financieren bijkomend aan hun financiële participatie, bepaalde projecten in de omgeving van hun windparken. Deze projecten hebben doorgaans een link naar hernieuwbare energie, het landschap of duurzaamheid Landschappelijke ingrepen door bedrijven en omwonenden, inspiratie ECO2 Het ECO2 project van de VLM in de koppelingsgebieden van de Gentse kanaalzone dient tot inspiratie. Het project is erin geslaagd buffergroen te realiseren op landbouwpercelen op basis van vrijwillige medewerking van de landbouwers zélf, gekoppeld aan een marktconforme vergoeding voor de aankoop, aanplant en het onderhoud van de groenaanplantingen. De vergoedingen voorzien in beheersovereenkomsten (VLM) en gemeentelijke en/of provinciale subsidiereglementen dekken lang niet het inkomstenverlies geleden door de grondinname van de aanplantingen noch de kost van het effectieve onderhoud. Deze vergoeding werd voorzien uit een opgericht landschapsfonds dat werd beheerd door lokale actoren. Dit beheersorgaan kan zelf beslissen waarvoor het geld precies wordt ingezet weliswaar binnen een context van landschapsaanplantingen én binnen de door de windturbines geaffecteerde zone. Wanneer lokale actoren in het beheersorgaan zetelen, moeten zij samenwerken om de middelen van het fonds zo goed mogelijk te besteden en samen beslissen welke maatregelen het meest noodzakelijk zijn voor hun regio. Zo een fonds en daaraan gekoppeld beheersorgaan kan ook een forum zijn voor creatieve ideeën van de lokale gemeenschap. Het kan een sociaal-maatschappelijke meerwaarde betekenen. De lokale actoren worden samengebracht in een gemeenschappelijk doel: de verbetering van hun eigen omgeving en landschap. Zij dragen zelf de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid van hun eigen omgeving, wat ten goede komt aan een duurzaam beheer. In de Gentse Kanaalzone werd dit fonds gespijsd door de bedrijven rondom de koppelingsgebieden. Het fonds betekende een winwin voor omwonenden, landbouwers, lokale overheid en bedrijven: Voor de omwonenden werd via de groenaanplantingen een rustige, groene, veilige omgeving gecreëerd, wat de leefbaarheid van hun woongebied ten goede kwam. Voor de landbouwers betekenden de marktconform vergoede aanplantingen een verbreding van hun landbouwactiviteit, de vermarkting van het productlandschap en een verbeterd imago bij de buurtbewoners. Voor de lokale overheden lag de meerwaarde in het verhogen van de sociale cohesie tussen burgers, landbouwers en bedrijven en het verkrijgen van een aantrekkelijkere gemeente voor burgers, bedrijven en recreanten. Ook de bedrijven zelf hadden er baat bij: zij profileren zich als duurzame, groene ondernemers, een boost voor hun imago als werkgever en als buur. Hun giften werden bovendien fiscaal aftrekbaar gemaakt door het fonds onder te brengen bij de Koning Boudewijnstichting. 91

92 Omgevingsfonds windpark Krammer, Zeeland Ook in Nederland leeft het idee dat een omgevingsfonds een noodzakelijke manier is om een beter evenwicht te creëren tussen lusten en lasten. Zo is er het voorbeeld van Windpark Krammer, een initiatief van Zeeuwind (actief in Zeeland) en Deltawind (actief op Goeree-Overflakkee). Twee coöperaties die samen goed zijn voor ongeveer 3500 leden. Daarmee is dit project het grootste burgerinitiatief van Nederland. Het project omvat de plaatsing van 35 windturbines op en rond het Krammersluizencomplex op het grondgebied van de gemeente Schouwen-Duiveland. 20 Om het maatschappelijk draagvlak te vergroten, werd door projectontwikkelaar Krammer op vrijwillige basis een windfonds in het leven geroepen in het begin van de zomer Dit windfonds is aangegaan tussen Krammer, projectontwikkelaar van de windturbines en drie gemeenten die grenzen aan de turbines van Krammer. Het windfonds werkt op een gelijkaardige manier en vanuit een gelijkaardige filosofie als het omgevingsfonds dat in Oost-Vlaanderen in het leven werd geroepen. Invulling en ontwikkeling van dit fonds heeft in nauw overleg met bewoners in Anna Jacobapolder en omstreken plaatsgevonden. Zij wonen het dichtst bij het project. De inrichting van het windfonds op deze manier heeft er ook toe geleid dat de aanvankelijke stichting "windmolens nee", haar naam veranderd heeft in "stichting windmolens Anna Jacobapolder". Daarmee uitdrukking gevend aan haar nieuwe rol; het beheer van het fonds. Voor zover bekend is daar in Nederland nog geen ander voorbeeld van. In Zeeland stimuleert de Provincie het proces, maar projectontwikkelaar Krammer onderhandelt zelf. In twee gemeenten onderhandelt Krammer met de gemeente zelf en in één ervan met een actiecomité dat spreekt namens bewoners en gemeente. Krammer stort gedurende 15 jaar een vast bedrag aan de burgers, afhankelijk van de afstand van hun woning tot de dichtstbijgelegen turbine van het windpark Krammer. Deze afstand loopt tot 2500 m. Dit bedrag krijgen de bewoners gegarandeerd, onafhankelijk van de windintensiteit. Het andere deel van het windfonds ( ca euro ) wordt gelijkelijk verdeeld over de bewoners van Anna Jacobapolder, Bruinisse en omgeving Oude Tonge. Dit bedrag is variabel en hangt af van de hoeveelheid wind en dus de opbrengst van de turbine. Dit deel behartigt het algemeen belang. De gemeenschap kiest zelf een project dat aan een paar voorwaarden moet voldoen, oa duurzaamheid en sociale cohesie. Verduurzaming wordt breed gezien, zodat ook het herstellen van oude tradities hieronder valt. Zo wordt in een van de gemeenten jaarlijks een traditiefestival georganiseerd met dit geld. Uit dit proces vloeide een voorstel voor gedragscode voort. Dit proces is nog volop gaande. De Tweede Kamer neemt hierin geen inhoudelijke beslissing, maar laat dit over aan de omgeving zonder zelf een standpunt in te nemen. Dit alles toont aan dat hiermee een cultuur van bottom-up initiatieven in gang gezet is die succesvol blijkt en navolging kent. Dit project in Zeeland liep gelijktijdig met het project Oost-Vlaanderen Energielandschap. Onafhankelijk van elkaar werd gezocht naar mogelijkheden om lokale meerwaarde uit de windturbineprojecten te creëren. 20 Voorstel aan Provinciale Staten Nederland. 92

93 5.3. Oost-Vlaanderen Energielandschap - Draagvlakwerking Gedurende het traject van Oost-Vlaanderen Energielandschap is gewerkt aan het draagvlak voor windturbines. De aanpak is gebaseerd op 5 pijlers: Ruimtelijke, planmatige aansturing die bepaalt waar de turbines kunnen komen en waar niet. Dergelijk duidelijk eindplaatje brengt rust en duidelijkheid voor alle betrokkenen. (zie hoofdstuk 1) Kaderen van windturbineprojecten in het ruime Oost-Vlaamse windenergie- en hernieuwbare energiekader. Op deze manier wordt het potentieel in elke gemeente duidelijk. De boodschap is dat om uiteindelijk klimaatneutraal te worden - het volledige potentieel moet worden ontwikkeld. (zie hoofdstuk 6) Directe aanpak van gecoördineerde, projectmatige realisatie van de windturbines in de concentratiezones. De verschillende projecten worden op elkaar en op de omgeving afgestemd ook de technische aspecten die hiermee gepaard gaan (aansluiting, wegenwerken, ). (zie hoofdstuk 3) Alle betrokken actoren worden van in het begin meegenomen in een doorgedreven communicatie. Via intensief overleg kunnen alle betrokken actoren ook input leveren, zowel in het planningsproces als bij de projectmatige realisatie. (zie hoofdstuk 4) Het creëren van extra meerwaarde voor en betrokkenheid van de omgeving en de gemeenschap waarin de windprojecten worden ontwikkeld. Dit gebeurt door het voorzien van 20% rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap in de windprojecten en een omgevingsfonds. Het fonds dient gespijsd te worden door de uitbaters van de windturbines en ingezet door de lokale gemeenschap zelf, voor de verhoging van de kwaliteit van hun omgeving en als stimulator voor de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik in hun omgeving. (hoofdstuk 5) In wat hier volgt wordt verder ingegaan op de uitwerking van de vijfde pijler: "het creëren van extra meerwaarde voor en betrokkenheid van de omgeving en de gemeenschap waarin de windprojecten worden ontwikkeld" Lokale meerwaarde, waarom Het windbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen is gericht op ruimtelijke aansturing. In het beleidskader wisselen de potentiële zoekzones af met landschappelijke rustzones. In de planprocessen die verdere invulling geven aan deze potentiële zoekzones, wordt het contrast tussen concentratie en uitsluiting ruimtelijk-juridisch verankerd in ruimtelijke uitvoeringsplannen. De hernieuwbare energiescan van het windpotentieel in de provincie Oost-Vlaanderen is mede gebaseerd ook op deze ruimtelijke inslag. Het geeft aan dat, wat betreft hernieuwbare energiebronnen, wind op de tweede plaats staat in de provincie met een potentieel van iets meer dan 30% (zie ook hoofdstuk 6). Dit vertaalt zich in een capaciteit van 300 effectieve windturbines in de provincie. Door de concentratie en uitsluiting wordt aan bepaalde gemeenschappen gevraagd een deel van het windpotentieel in de provincie te dragen, anderen worden dan weer expliciet uitgesloten. Hoewel de mogelijke hinder aan banden wordt gelegd via de sectorale wetgeving, hebben windturbines een niet te ontkennen impact op hun omgeving. 93

94 Studies en voorbeelden uit binnen- en buitenland hebben reeds aangetoond dat hoe sterker de betrokkenheid is van een omgeving bij de turbines die er draaien, hoe hoger de aanvaarding. Bovendien schept een directe link tussen omwonenden (en consumenten), turbines (productie) en de uitbating ervan vertrouwen, wat opnieuw de aanvaarding in de hand werkt. Als omwonenden bovendien prosumenten worden, worden ze zich bewuster van de noodzaak tot hernieuwbare energie en het rationeel omgaan met eigen energieverbruik. Een sensibilisering treedt op. De energietransitie wordt gekatalyseerd. De windturbines worden heel specifiek gekoppeld aan infrastructuren, stedelijke gebieden, economische knooppunten en bij voorkeur aan een bundeling van verschillende van dergelijke elementen. Elk van deze elementen heeft reeds een eigen impact op de omgeving. Een deel van de opbrengsten van windturbines kan terugvloeien naar die omgeving om heel specifiek te werken aan een opwaardering van de kwaliteit ervan om uiteindelijk iedereen ten goede te komen. Geïnspireerd door voorbeelden uit binnen- en buitenland is door Oost-Vlaanderen Energielandschap een model uitgewerkt dat lokale meerwaarde moet creëren in de windlandschappen. Het is gebaseerd op 20% rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap (burgers, bedrijven en overheden) in de windparken en een omgevingsfonds dat gespijsd moet worden door de exploitanten van de turbines en aangewend kan worden door die lokale gemeenschap (figuur 13). Figuur 13 Lokale meerwaarde model ontwikkeld door Oost-Vlaanderen Energielandschap Om dit model in praktijk te kunnen brengen, zijn een aantal beleidsmatige stappen genomen op provinciaal niveau, is onderhandeld met de projectontwikkelaars en zijn partners gezocht die dit effectief tot uitvoer konden brengen Rechtstreekse participatie Rechtstreekse participatie voor burgers Rechtstreekse participatie voor burgers heeft een aantal kenmerken die van groot belang zijn, specifiek met betrekking op windturbineprojecten. 94

95 Rechtstreekse participatie zorgt er voor dat lokale burgers (een deel van) de turbines in eigendom hebben: zij hebben directe controle over het beheer van de turbines. Zij krijgen een directe greep op mogelijke hinderaspecten en de opvolging ervan. Om deze controle niet opnieuw slechts aan enkelen te geven, moet de drempel tot medeeigenaarschap wel laag gehouden worden. Via rechtstreekse participatie worden burgers mede-eigenaar van de groene stroom en de opbrengsten eruit. Om elektriciteit te produceren hebben windturbines wind nodig. Wind is een gemeengoed niet toe te schrijven aan één particulier of producent. Als (een deel van) de opbrengsten uit de elektriciteit die met de windturbines wordt opgewekt ook de lokale burgers toekomt, treedt een herverdeling op van deze opbrengsten. Wind is een hernieuwbare energiebron die lokaal beschikbaar is. Door deze te kunnen aanwenden voor eigen stroombehoefte via rechtstreekse participatie, worden burgers onafhankelijk van geïmporteerde energie(bronnen) en de daarbij horende prijsschommelingen. Een belangrijke stap in de aanvaarding van windturbines en in de opbouw van draagvlak is een correcte kennisverschaffing. Hoe meer correct geïnformeerde burgers, hoe kleiner de voedingsbodem voor ongenuanceerde doemscenario's. Dit zal het draagvlak voor windenergie ook op de lange termijn verhogen. Via deelname in rechtstreekse participatie, wordt de toegang tot die kennis eenvoudiger. Weten waarom precies windturbines geplaatst moeten worden, draagt ook bij tot de aanvaarding. De omkadering en cijfers kunnen van de overheid komen de daadwerkelijke motivatie om ook zelf aan de slag te gaan, in te zien dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet opnemen en zijn steentje moet bijdragen, heeft vooral succes in een groep burgers die elkaar inspireren en bij uitbreiding anderen. Een (eerste) stap hierin kan de effectieve groenestroomproductie zijn via windturbines uit eigen streek, via rechtstreekse participatie. Een verdere stap kan de aanwending zijn van de opbrengsten van die groene stroom voor een klimaatneutrale regio en verdere energietransitie. Rechtstreekse participatie betekent dat burgers direct aandeelhouders worden in bijvoorbeeld een windturbineproject. Dit houdt een risico in qua investering. Als het project immers niet goed rendeert, zal dat zijn weerspiegeling hebben in de waarde van de aandelen. Als een project helemaal fout loopt, kunnen de aandeelhouders hun volledige investering kwijt zijn. Er bestaan systemen die een bepaald rendement op ingebracht kapitaal verzekeren en die dus veiliger zijn qua investering. Een aantal projectontwikkelaars passen dergelijke systemen effectief ook toe in huidige windturbineprojecten. In het model van lokale meerwaardecreatie moet de participatie in windturbineprojecten echter geen investeringsmogelijkheid zijn. In de eerste plaats moet het voor omwonenden de betrokkenheid in en de grip op de windturbines in hun omgeving verhogen. Het moet daardoor ook een sensibiliserende en katalyserende werking hebben. Één aandeel in een windturbineproject zou dus bewust laag gehouden moeten worden, zodat de drempel om toe te treden laag blijft en dus mogelijk voor iedereen. De stem in het windturbineproject moet dan weer ongeacht de kapitaalsinbreng zijn. 95

96 Rechtstreekse participatie voor lokale overheden. De partij die de rechtstreekse participatie voor burgers op zich neemt, zal voornamelijk actieve burgers mobiliseren. Bepaalde doelgroepen worden niet bereikt. Om toch de volledige lokale gemeenschap in de participatie te betrekken, kan een deel van rechtstreekse participatie voorzien worden voor de lokale overheden. In het model van lokale meerwaardecreatie voorgesteld door Oost-Vlaanderen Energielandschap, wordt daarom de helft van de rechtstreekse participatie voorzien voor de lokale overheid in het windlandschap. Rechtstreekse participatie voor lokale overheden maakt hen ook mede-begunstigde van groene stroom van eigen bodem, verhoogt hun energie-onafhankelijkheid, zorgt voor een directe link naar kennis en controle over de windturbines en kan ook hen katalyseren om verdere acties te ondernemen in het hernieuwbare energie- en klimaatverhaal. Rechtstreekse participatie voor lokale overheden heeft als extra pluspunt dat die lokale overheden hun voorbeeldrol naar hernieuwbare energie toe duidelijk kunnen opnemen. De lokale overheid heeft een grote impact op haar burgers door zelf bepaalde keuzes te maken. Bvb door te kiezen om gebruik te maken van lokaal geproduceerde groene energie %, een evenwichtsoefening Er is geopteerd om 20% van de windturbineprojecten te voorzien voor rechtstreekse participatie van de lokale gemeenschap. In Denemarken voorziet de wetgeving dit aandeel en vanuit Duitslands windassociatie werd dergelijk aandeel vooropgesteld. Maar in Vlaanderen is er geen wettelijk kader dat deze toepassing van rechtstreekse participatie door de projectontwikkelaars kan afdwingen. Het model is niet op een reglement, wet, decreet of richtlijn gebaseerd, maar op onderhandelingen om een engagement te bekomen van de projectontwikkelaars. Op het moment dat beleidsmatig door de provincieraad de voorwaarde van 20% voor rechtstreekse participatie werd geagendeerd, gingen stemmen op om 50% rechtstreekse participatie te voorzien. Gezien het zonder wettelijk kader al heel moeilijk was om de nodige engagementen te krijgen van de projectontwikkelaars voor de 20%, lijkt de 50% helemaal onmogelijk. De 20% betekent wel dat de projectontwikkelaars 80% behouden. Veel lager dan 20% voorzien, doet het doel van de rechtstreekse participatie teniet Partners Rechtstreekse participatie is een instrument via hetwelk gewerkt kan worden aan de aanvaarding van windturbines in een gemeenschap. In de loop van het traject in de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is in elke zone een burgerbeweging ontstaan waarvan de leden actief hernieuwbare energie willen ontwikkelen. Voor de zone Eeklo-Maldegem is dat Volterra, voor de zone E40 is dat Energent. Windenergie is een zeer visueel en sterk symbool van die hernieuwbare energie-evolutie. Zij waren dus vragende partij om in de op til zijnde windprojecten in hun omgeving te mogen meestappen. Dit waren echter nieuw opgerichte burgerbewegingen, zonder specifieke kennis of veel middelen om al effectief mee aan de onderhandelingstafel te zitten met de projectontwikkelaars om invulling te geven aan de rechtstreekse participatie. Ook voor de lokale overheden was in aanvang geen zicht op wie de effectieve participatie voor hen zou opnemen. Turbines bouwen, aansluiten, uitbaten en de stroom ervan leveren behoort niet tot de taken van een gemeentebestuur. 96

97 Via eerdere onderhandelingen over de invulling van een dergelijke taak voor lokale overheden, burgers en bedrijven, hebben zich twee partijen kandidaat gesteld om de rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap op te nemen. Voor de lokale burgers en bedrijven is dat de koepelvereniging van burgercoöperaties voor de productie van hernieuwbare energie, REScoop. REScoop is de som van zijn leden. Een aantal leden hebben reeds jaren ervaring met de bouw en uitbating van windturbines en één lid heeft een leveringsvergunning voor elektriciteit. Binnen Rescoop helpen de leden elkaar. Voor de lokale besturen is dat het Vlaams Energiebedrijf. Beide partijen zijn financieel en technisch bekwaam om windturbines te bouwen, uit te baten en de elektriciteit te leveren. Beide partijen voldoen aan de voorwaarden voor rechtstreekse participatie zoals vooropgesteld door de deputatie. Beide partijen zullen bovendien actief en bij hun respectievelijke doelpubliek mee het draagvlak nog versterken n.a.v. de effectieve vergunningsaanvragen. Zij treden op als een tandem en hebben onderling afspraken hiertoe gemaakt. Met deze twee partners is een praktische manier uitgewerkt hoe de overname van de 20% rechtstreekse participatie kan verlopen. Bij voorkeur worden vergunningen van fysiek gehele turbines verkocht. De autonomie van de partijen die de rechtstreekse participatie opnemen is zo groter. Een andere mogelijkheid is dat voor 20% een participatie in het totale windproject wordt genomen. Deze tweede mogelijkheid is interessant voor projectontwikkelaars die in totaal minder dan 5 vergunningen halen in de beide zones waardoor 20% niet kan worden gehaald in fysiek volledige turbines. Er moeten dan wel goede afspraken gemaakt worden welke zeggenschap de partijen hebben die de 20% opnemen. Deze moeten een vertaling zijn van de rechtstreekse participatie. Deze partners hebben de nodige kennis en kunde over ontwikkeling en uitbating van windturbines in huis, maar ook zeker juridische kennis en marktkennis die uiteindelijk onontbeerlijk is gebleken in de onderhandelingen met de projectontwikkelaars. Op het moment dat deze partners hun engagement duidelijk hadden gemaakt, konden concretere stappen worden gezet in de onderhandelingen met de projectontwikkelaars. Daarvoor bleven deze vast zitten omdat de ontwikkelaars geen zicht hadden op hoe de transfer van de 20% precies zou gebeuren en wie deze dan zou opnemen Omgevingsfonds In het RSV, in de omzendbrieven en in het beleidskader wind van de provincie Oost- Vlaanderen is duidelijk gekozen om windturbines te bundelen nabij elementen die al een landschappelijke impact hebben op hun omgeving. Denk maar aan belangrijke (water)wegen, hoogspanningsmasten, stedelijke gebieden of bedrijventerreinen. Windturbines passen niet alleen goed bij dergelijke infrastructuurbundels. Het zorgt er ook voor dat andere gebieden gevrijwaard kunnen worden. In de landschappelijke studies die de aftrap gaven van de planprocessen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is nog een stap verder gegaan. Daarin is onderzocht hoe de windturbines mee het landschap vorm kunnen geven. Bij een doorgedreven consequent beleid zullen windturbines infrastructuren, stedelijke en industriële gebieden accentueren. Elk van deze elementen heeft een eigen impact op de omringende omgeving. Door vanuit de windturbines middelen te voorzien via een bijdrage van de uitbaters, kan aan de kwaliteit van het omringende windlandschap gewerkt worden. 97

98 Omgevingskwaliteit? Omgevingswaarde is een begrip dat moeilijk precies te kwantificeren valt. Deze waardering is subjectief. Het is de som van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde. Net daarom kan niet zomaar één maatregel van buitenaf naar voren geschoven worden om de omgevingskwaliteit te verhogen. Een pakket van mogelijke acties, aangereikt vanuit en gedragen door de verschillende actoren, kan daarentegen wel die verhoging bereiken. Verhogen van de omgevingskwaliteit kan op verschillende manieren: Verhogen van de gebruikswaarde: vb aanleg van groen en waterpartijen met belevingsparcours of speelmogelijkheden voor kinderen, recreanten, toeristen, vb Aanplantingen en waterpartijen met extra gebruiksvoorzieningen (bvb voor kinderen) zullen vooral in de omgeving van woongebieden, potentiële woongebieden of gemeenschapsgronden een verhoging van de gebruikswaarde met zich meebrengen. Verhogen belevingswaarde: Vb Gerichte aanplantingen die het kenmerkende landschapsbeeld van het Meetjesland opnieuw accentueren: houtkanten langs de langgerekte N-Z repels, bomenrijen langs de oude ontginningswegen en verbindingswegen. Vb Aanleg van water wat ook als een aantrekkelijk landschapselement wordt ervaren. Verhogen toekomstwaarde Bij de toekomstwaarde spelen duurzaamheid, stabiliteit, flexibiliteit, integratie en ruimte voor vernieuwing een rol. Vb Inspelen op en ondersteunen van nieuwe ontwikkelingen in het gebied die de omgevingskwaliteit verhogen. Vb Aanplantingen en waterpartijen zullen vooral in de omgeving van woongebieden, potentiële woongebieden of gemeenschapsgronden een verhoging van de waarde met zich meebrengen Milde Meetjes Het project Milde Meetjes is ontstaan uit de schoot van Provincie Oost-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen Energielandschap. Het project staat in voor de verdere uitwerking van het omgevingsfonds, een deel van het draagvlakmodel bij windturbineprojecten. Dergelijk omgevingsfonds is een manier om de steun die aan windturbines wordt toegekend (via groenestroomcertificaten) en die door alle elektriciteitsgebruikers wordt betaald, te herverdelen naar die gemeenschap die de turbines ook effectief moet dragen. Aan de projectontwikkelaars van de windturbines wordt het engagement gevraagd om het fonds te spijzen. Actiegebied In de ruimtelijke visie waarin de inplanting van windturbines in Eeklo-Maldegem is onderzocht, werd aangetoond dat de visuele impact van windturbines het grootst is in een zone van 800m rond de windturbines. Dit is dus een prioritaire zone voor maatregelen ter verhoging van de omgevingskwaliteit. De 800m zone omvat delen van Maldegem, Sint-Laureins en Kaprijke (Leader gebied) én Eeklo (As3 gebied). Omdat de zone in het gebied viel van As3 en Leader, en voldeed aan de voorwaarden zijnde plattelandsontwikkeling, zijn er o.a. vanuit deze werkingen subsidies voorzien voor het project. 98

99 Doel project Milde Meetjes In het project wordt een halftijds coördinator aangesteld om samen met de actoren in het gebied een pakket aan mogelijke acties, maatregelen uit te werken die als doel hebben de omgevingskwaliteit te verhogen en het energielandschap te ontwikkelen. Daarnaast beoogt het project door de manier van uitvoeren een sterkere sociale cohesie te vormen en groter draagvlak te creëren voor duurzame energie. Concreet Er wordt vooreerst een participatief traject uitgetekend waarin duidelijk aangegeven wordt wie, hoe en wanneer wordt betrokken. Alsook wordt vastgelegd hoe en wanneer er wordt gecommuniceerd. De betrokken actoren in het participatieproces zijn in de eerste plaats de omwonenden en landbouwers in een straal van 800m rond een windturbine. Verder worden ook de gemeenten gevraagd te participeren. De activiteiten vinden plaats op hun grondgebied en zij vertegenwoordigen de omgeving. Als laatste zijn de projectontwikkelaars uitgenodigd. Zij financieren het fonds. De verenigingen, actief in het Windlandschap Eeklo Maldegem, worden benaderd vanuit hun expertise. Het participatietraject kent doorheen het proces verschillende niveaus van participeren. Het traject begint met de actoren correct te informeren over de windturbines, de effecten, het omgevingsfonds, Dit is o.a. al gebeurd op de infomarkten, met bilaterale gesprekken, met de nieuwsbrief, In een volgende fase worden de actoren geactiveerd en gemobiliseerd om te coproduceren. Hen wordt gevraagd om een inhoudelijke consensus te bereiken over deelthema s van de werking van het omgevingsfonds. Deze deelthema s zijn o.a. de prioritaire thema s waarbinnen projecten ingediend kunnen worden, hoe wordt het fonds beheerd, Dit is gebeurd via de participatiemethodiek worldcafé. De Provincie zal met zorg het resultaat van de coproductie samenbrengen tot één geheel. Dit geheel wordt opnieuw voorgelegd aan de actoren. Ze worden m.a.w. geconsulteerd voor feedback. Deze feedback zal terug meegenomen worden voor het eindresultaat. Na het doorlopen van het participatietraject en de verwerking van de input samen met de actoren moet duidelijk zijn waarvoor het omgevingsfonds ingezet kan worden, op welke manier, hoe de financiering van projecten vanuit het fonds zal gebeuren, wie het beheer doet, hoe de communicatie zal verlopen met de omgeving, Timing Het fonds zal maar in werking treden eens de vergunningen voor de windturbines afgeleverd zijn, ten vroegste Tegen dan moet duidelijk zijn waarvoor het fonds ingezet kan worden en wie dat beheert. Het einde van het project is voorzien op 30 juni

100 Iedereen gelijk voor het model Een belangrijk aspect van het gebiedgericht proces dat de planprocessen Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst waren, is dat de effectieve realisatie ook werd aangepakt. Niet alleen technische knelpunten werden onder handen genomen, ook alle in ontwikkeling zijnde projecten werden op elkaar afgestemd. Het was van fundamenteel belang dat de aanwezige projectontwikkelaars zodanig met elkaar gingen samenwerken, dat één totaal project per deelgebied werd opgebouwd. De bedoeling is dat de vergunningsaanvraag uiteindelijk in één beweging verloopt, wat niet alleen de beoordeling van de cumulatieve impact vereenvoudigt, maar ook de communicatie veel duidelijker maakt. Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft een model ontwikkeld om lokale meerwaarde te creëren. Het is van even groot belang dat ook dit model op alle deelgebieden op dezelfde manier wordt toegepast. Vandaar dat aan alle projectontwikkelaars in de zones gevraagd werd dit model te willen onderschrijven en bij start van uitbating ook effectief toe te passen. Elke projectontwikkelaar heeft wel zijn eigen manier om met de gemeenschap waarin zijn project wordt ontwikkeld om te gaan en zo voor lokale meerwaarde te zorgen. Met het vooropgestelde model wordt ook gestreefd naar een uniforme manier om lokale meerwaarde te creëren in alle transparantie en in samenwerking met net die omgeving Engagement Er is noch op Belgisch, noch op Vlaams niveau een decretaal kader om dergelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van windturbineprojecten juridisch af te dwingen van de projectontwikkelaars. Er is daarom meermaals onderhandeld door Oost-Vlaanderen Energielandschap en door de deputatie met de projectontwikkelaars actief in Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst om een engagementsverklaring te ondertekenen waarmee zij aangeven het model van rechtstreekse participatie te zullen toepassen en een bijdrage te zullen storten in het omgevingsfonds. Het model om lokale meerwaarde te creëren is een dermate onmisbare pijler in de opbouw van het korte- en lange termijn draagvlak voor windenergie, dat de Oost- Vlaamse Provincieraad op 24 april 2013, de toepassing er van als voorwaarde stelde voor voorlopige vaststelling van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Illustratie Uittreksel uit de Provincieraadsbeslissing 24 april 2013 Art.6 Een herverdeling van lusten en lasten en een grotere participatie van de lokale gemeenschap rondom de projectzones wordt als een absoluut noodzakelijke voorwaarde gezien voor de realisatie op het terrein. De raad wenst daarom volgend model van participatie binnen de projectgebieden van de macroconcentratiezones "E40 tussen Aalter en Aalst" en "Maldegem Eeklo: - Aan de outputzijde de oprichting van lokale fondsen voor landschapsopbouw enerzijds en voor acties rond hernieuwbare energie / rationeel energiegebruik anderzijds. Deze fondsen dienen benut te worden in de directe omgeving van de windprojecten. - Aan de inputzijde dient een rechtstreekse verankering te worden bekomen voor de lokale gemeenschap. Hiertoe worden volgens een getrapt systeem tot 20 % van de turbines voorbehouden voor de lokale gemeenschap en overheden. Art. 8: Uiterlijk tegen de voorlopige vaststelling van de uitvoeringsplannen waarin de projectzones effectief worden afgebakend (voorzien in het najaar van 2013) dient de Provincieraad de zekerheid te hebben over de effectieve uitwerking van het participatiemodel. Indien deze zekerheid niet kan worden aangereikt, kan de raad niet akkoord gaan met de komst van (bijkomende) windturbines in de macroconcentratiezones "E40 tussen Aalter en Aalst" en "Maldegem Eeklo". 100

101 De deputatie heeft op 5 december 2013 in een besluit verder uitgewerkt en verduidelijkt, wat die rechtstreekse participatie precies inhoudt, waaraan partijen die de rechtstreekse participatie willen opnemen, moeten voldoen, waartoe het omgevingsfonds dient en hoe zij zal omgaan met projecten van ontwikkelaars die geen voldoende engagement naar het volledige draagvlakmodel toe hebben genomen. Dit besluit van de deputatie is op 11 juni 2014 door de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, lnburgering, Toerisme en Vlaamse Rand vernietigd. De minister besluit dat het vermelde deputatiebesluit niet in overeenstemming is met Europeesrechtelijke en grondwettelijke beginselen. Een aantal ontwikkelaars - die samen meer dan de helft van de te ontwikkelen windturbines in de zones Eeklo-Maldegem en E40 vertegenwoordigen - hebben zich reeds naar de Provincie Oost-Vlaanderen toe geëngageerd om het draagvlakmodel effectief toe te passen in de zones Eeklo-Maldegem en E40 op al hun in te dienen vergunningen, zoals vooropgesteld door de provincieraad van 24 april 2013 en conform het vernietigde deputatiebesluit van 5 december Hun voorbeeld toont duidelijk aan dat het in de praktijk wel degelijk mogelijk is voor een projectontwikkelaar om de 20% rechtstreekse participatie over te hevelen aan de lokale gemeenschap én een fondsbijdrage te doen. Vóór de effectieve vergunningsaanvraag zal blijvend onderhandeld worden over dergelijk engagement met de overige projectontwikkelaars. Het deputatiebesluit van 5 december 2013 is vernietigd door de minister, het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 blijft van kracht. De principes van het draagvlakmodel blijven van onmisbare waarde voor de verdere uitbouw van het draagvlak in de windlandschappen. Bovendien hebben al ontwikkelaars het gevraagde engagement genomen. Er moeten dus maatregelen uitgewerkt worden die er voor zorgen dat de ontwikkelaars die het engagement genomen hebben, geen concurrentieel nadeel ondervinden tegenover diegenen die dat niet gedaan hebben. Omgekeerd mogen aanvragen door zij die dergelijk engagement niet genomen hebben, niet opnieuw het opgebouwde draagvlak doen kelderen. In uitvoering van het provincieraadsbesluit, achtte de deputatie van Oost-Vlaanderen de maatschappelijke meerwaarde van deze voorwaarden naar draagvlak van dergelijk groot belang dat opdracht is gegeven voor een juridisch onderzoek. Daaruit moet blijken welke middelen de provincie kan inzetten om ontwikkelaars die dergelijk engagement nog niet genomen hebben, er alsnog toe te bewegen het gevraagde draagvlakmodel toe te passen. Er moet ook uitspraak komen over welke middelen de provincie kan aanwenden om projecten van ontwikkelaars die zich definitief niet willen engageren, zo te behandelen dat zij geen concurrentievoordeel zouden hebben tegenover de ontwikkelaars die het model wel toepassen. Er wordt onderzocht welke de mogelijkheden zijn van een provinciale belasting, een provinciale verordening, een beoordeling in het vergunningenbeleid (opportuniteitsluik), communicatiemiddelen, een provincieraadsbesluit, een deputatiebesluit 101

102 5.4. Evaluatie Geen doekje voor het bloeden Lokale meerwaarde die uit windturbines voortvloeit, het is geen ongewoon iets. In verschillende buurlanden zijn inspirerende voorbeelden bekend maar ook hier in Vlaanderen werd het reeds door verschillende projectontwikkelaars gedaan. Verschillende projectontwikkelaars hadden en hebben nog steeds hun eigen financiële coöperatieve via dewelke mensen kunnen investeren in windturbines. Sommige projectontwikkelaars bekostigen ook bepaalde lokale projecten, vaak met een link naar hernieuwbare energie, rationeel energiegebruik of de omgeving van het windproject. Omdat voorbeelden aantonen dat lokale meerwaarde uit windturbineprojecten wel degelijk kan bijdragen aan de aanvaarding ervan in een omgeving is in Oost-Vlaanderen Energielandschap veel belang gehecht aan de uitwerking van het model voor lokale meerwaarde. Die lokale meerwaarde mag echter geen doekje voor het bloeden worden. De lokale meerwaarde moet zo uitgewerkt worden dat het geenszins een omkoopsom wordt om het "OK" van omwonenden te verkrijgen. In het uitgewerkte model van Oost- Vlaanderen Energielandschap ligt de nadruk dan ook niet op de individuele meerwaarde, wel de collectieve (omgevingsfonds), niet op de kapitaalsinvestering, wel op betrokkenheid (rechtstreekse participatie, geen financiële). Het verschil tussen financiële en rechtstreekse participatie is echter niet evident en vergt een heel duidelijke communicatie om uit te leggen. Welke meerwaarde men ook wil voorzien, als de omwonenden ongerust zijn over de uitbating en de effectieve impact van de turbines, zal geen doekje helpen Waardecompensatie Windturbines produceren geluid en bij zonneschijn veroorzaken ze slagschaduw. Ook naar veiligheid zijn er specifieke aandachtspunten deze worden aan banden gelegd via de VLAREM wetgeving. Windturbines hebben ook een onmiskenbare visuele impact op hun omgeving. Tegenstanders argumenteren dat de aanwezigheid van windturbines de waarde van hun huizen doet dalen. Er is voorlopig nog geen wetenschappelijk bewijs in Vlaanderen dat de aanwezigheid van windturbines een significante en blijvende negatieve invloed zou hebben op de waarde van onroerend goed in de omgeving ervan. Ook bedrijventerreinen, luchthavens, spoorwegen, autowegen, hoogspanningslijnen, gevangenissen, energiecentrales hebben een impact op hun directe omgeving. Er is geen wetenschappelijk onderzoek voorhanden dat de invloed van deze zaken op de prijs van omliggend onroerend goed kwantificeert. Noch de Vlaamse, noch de Belgische wetgeving voorziet dan ook in een compensatie bij een eventuele vermindering van onroerend goed, toe te wijzen aan de aanwezigheid van dergelijke elementen. 102

103 Rechtstreekse participatie: prosumenten Inspraak van de burgers in energie is een relatief nieuw fenomeen in België. Toch is deze actieve betrokkenheid van burgers bij de energietransitie belangrijk. In Duitsland en Denemarken is het deze participatie door burgers die de energietransitie tot een succes maakt. Rechtstreekse participatie door burgers in het energieverhaal heeft vele voordelen. De kennis groeit bij burgers en daarmee ook het besef dat energie duurzamer geproduceerd moet worden. Niet alleen wordt er meer duurzame energie geproduceerd, er wordt ook meer werkgelegenheid gecreëerd. Door de burgers actief te betrekken en inspraak te geven in de windturbineprojecten in hun eigen buurt, verhoogt de betrokkenheid, wordt de directe link tussen productie en consumptie kleiner en kan zo de aanvaarding verhogen. Op die manier kunnen burgers actief meewerken aan de uitbouw van het hernieuwbare energiepotentieel en ahw een soort prosument worden. Ze zijn producent en consument ineen. Ze investeren mee en zijn mee eigenaar van bvb een windturbine (bvb via een lokale Rescoop). Als Europa haar 2020 doelstellingen wil halen, heeft ze haar burgers nodig. Burgers moeten actief betrokken worden. Als zij het belang van duurzaam omgaan met energie beseffen, worden zij partners die actief mee kunnen denken over een oplossing Een plaats in de wind In de loop van het traject in de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is in elke zone een burgerbeweging ontstaan waarvan de leden actief hernieuwbare energie willen ontwikkelen. Windenergie is een zeer visueel en sterk symbool van die hernieuwbare energie-evolutie. Zij waren dus vragende partij om in de op til zijnde windprojecten in hun omgeving te mogen meestappen. Op zich zouden dergelijke bewegingen zélf windturbineprojecten kunnen ontwikkelen. Het probleem dat zich stelt is dat sinds de goedkeuring van de clichering bijna alle geschikte percelen onder opstalcontract zijn genomen door een (privé) ontwikkelaar. De concurrentie op het vlak van terreinposities is dermate hoog, dat het voor burgerbewegingen vaak onmogelijk is om daar een plaats in te verwerven. Nochtans kunnen zij wel degelijk een belangrijke meerwaarde betekenen voor windturbineprojecten in hun buurt. Zoals actiecomités kunnen ontstaan uit het activeren van buren door een kerngroep zo kan ook de positieve stem geactiveerd worden door medeburgers. Burgers sensibiliseren zichzelf op die manier, zonder wantrouwen tegenover verborgen agenda's van bedrijven of overheden. De twee nieuwbakken burgercoöperaties Volterra (Eeklo-Maldegem) en Energent (E40 tussen Aalter en Aalst, centrum) hebben actief deelgenomen aan de infomarkten om zo de steun vanuit de burgers duidelijk te maken. Illustratie De nieuw ontstane, Gentse hernieuwbare energie burgercoöperatie Energent, wil een deel rechtstreekse participatie opnemen in de clusters langs de E40 tussen Aalter en Aalst, in hun omgeving. In de cluster bedrijventerrein Zwijnaarde was naar aanleiding van het planproces protest tegen de komst van windturbines ontstaan. Leden van Energent zijn actief met de leden van het actiecomité gaan praten. Dit heeft een impact gehad op de visie van het actiecomité op hun windcluster. 103

104 The crowd can fund In Vlaanderen waren voor de start van Oost-Vlaanderen Energielandschap al een aantal burgercoöperaties actief die zich specifiek toeleggen op de ontwikkeling, productie en verdeling (onder de coöperanten) van groene stroom. Deze coöperaties werken met zeer kortetermijn bankleningen, maar vooral met de inleg van al de leden samen om projecten te financieren. Deze coöperaties hebben meer dan voldoende middelen het ontbreekt hen vooral aan projecten om te kunnen in investeren. Bij de burgers zijn dus zeker middelen aanwezig om hernieuwbare energieprojecten, waaronder windturbines, te financieren Ook gemeenten pluggen in Met rechtstreekse participatie voor de omwonenden, bereik je vooral actieve, vaak geëngageerde, burgers. Bepaalde burgers zijn zeer moeilijk te bereiken. De lokale overheid is een vertegenwoordiging van al de burgers op haar grondgebied, vandaar dat ook een deel van rechtstreekse participatie voorzien wordt voor de gemeenten. Deze mogelijkheid voor gemeenten om afnemer en/of eigenaar te worden van windstroom opgewekt op eigen grondgebied, spreekt diverse gemeentebesturen wel degelijk aan. Het is uiteraard een sterk voorbeeld naar eigen inwoners toe en bewijs van daadkracht op het vlak van de aanpak van de klimaatproblematiek De omgeving wint met wind werkt! Hoewel het project Milde Meetjes nog volop aan de gang is, zijn de eerste resultaten al zichtbaar. De omgeving wint met wind, dat is duidelijk. De omwonenden en landbouwers in de zone van 800m rond een windturbine hebben de kans gekregen mee te stappen in de uitwerking van het omgevingsfonds. De kans is genomen en meer Tijdens de infomarkten en vooral tijdens het participatieevent, het worldcafé, is duidelijk gebleken dat de omgeving een constructieve mening heeft over de toekomstige werking van het omgevingsfonds. Ze hebben deze mening geuit en gedeeld. Ze hebben op een positieve manier naar de verschillende ideeën van elkaar geluisterd, en zijn samen tot consensus gekomen. Ook mensen die tegen windturbines zijn, hebben de oefening gedaan: Wat als het omgevingsfonds er is De omgeving aanvaardt het engagement van de projectontwikkelaars als een erkenning in het dragen van de turbines. Ze willen duidelijk het eigenaarschap van het fonds nemen. Ze willen doorheen proces, van het tot stand komen tot het uitvoeren van het omgevingsfonds, betrokken zijn en blijven. De initiatieven die tot nu toe genomen zijn, hebben een ondersteunend resultaat gekend naar het draagvlak voor windenergie. Doorheen het proces is zeer duidelijk geworden dat mensen de participatie als nieuw, maar positief ervaren. Duidelijkheid en authenticiteit in de participatie is tot hier toe zeer belangrijk geweest. 104

105 Partners voor effectieve uitvoering zoeken De financiële participatie vormen in windturbineprojecten die verschillende projectontwikkelaars zelf aanbieden, worden door henzelf georganiseerd. Oost- Vlaanderen Energielandschap kiest omwille van eerder aangehaalde argumenten in de eerste plaats voor betrokkenheid van en een directe link tussen de lokale gemeenschap en de turbines die er in draaien, via rechtstreekse participatie (20%). Aangezien dit betekent dat een deel van de turbines en dus stroom verkocht worden aan de lokale gemeenschap, de helft de burgers en bedrijven en de helft de lokale overheden, moeten daar wel middelen en technische bagage beschikbaar zijn. Niet alleen moet de overdracht van de projectontwikkelaars naar de gemeenschap betaald kunnen worden, de finesses van een dergelijke transactie moeten professioneel onderhandeld kunnen worden en die gemeenschap moet wel degelijk in staat zijn om turbines te bouwen, uit te baten en de elektriciteit aan haar leden te leveren. De afwezigheid van partners die net deze functies kunnen uitvoeren, hebben de onderhandelingen geruime tijd gehypothekeerd. Hoewel burgerbewegingen ontstonden in de zones die uiteindelijk evolueerden tot burgercoöperaties, hadden deze bij aanvang dergelijke capaciteiten niet in huis. Uiteindelijk heeft de Oost-Vlaamse deputatie voorwaarden opgemaakt waaraan partijen die de rechtstreekse partijen voor burgers en bedrijven respectievelijk lokale overheden willen opnemen, moeten voldoen. Er hebben zich twee partners kandidaat gesteld om dit te doen: REScoop, de koepelvereniging voor burgercoöperatieven die hernieuwbare energie produceren (waar de nieuwbakken burgercoöperatieven in de zones ook lid van zijn geworden) voor de burgers en bedrijven en het Vlaams Energiebedrijf voor de lokale overheden. De kandidaten worden niet beperkt tot deze twee partners, maar alle kandidaten moeten wel aan de voorwaarden voldoen en concurrentie kan niet, samenwerking moet. De legitimiteit van vooral REScoop wordt door de overige projectontwikkelaars in twijfel getrokken. Het feit dat een grote coöperatieve ontwikkelaar daar ook deel van uitmaakt, een rechtstreekse concurrent van de ontwikkelaars, is daar de voornaamste reden van. Uiteindelijk is er geen decretale basis voor de rechtstreekse participatie, noch voor de partijen die deze een concrete invulling willen geven in windturbineprojecten. Een wettelijke basis die een openbare oproep voor kandidaten met te stellen voorwaarden kan legitimeren, zou hier een groot voordeel zijn Wettelijk kader Dit wettelijk kader voor het principe van rechtstreekse participatie in windturbineprojecten ontbreekt op vandaag. Voorbeelden uit binnen- en buitenland, ervaring opgedaan tijdens dit traject van Oost-Vlaanderen Energielandschap en de inherente eigenschappen van rechtstreekse participatie, geven nochtans duidelijk de voordelen aan van een dergelijke betrokkenheid van de gemeenschap bij de hernieuwbare energieprojecten in hun buurt (niet alleen windturbineprojecten). Hernieuwbare energie, energie die overal uit het omringende landschap gehaald moet worden ipv op één grote centrale productieplaats komt nu eenmaal dicht bij ieders directe leefwereld. Ieders leefwereld wordt een stuk óók energielandschap. Een mentaliteitswijziging om daarmee om te gaan is nodig. Rechtstreekse betrokkenheid, gedeelde verantwoordelijkheid en controle kunnen daarbij helpen. Meer nog, het kan een katalysator zijn, zodat de energietransitie op kruissnelheid kan komen. Participatie wettelijk voorzien, maar ook ondersteunen, kan ook bepaalde middelen activeren, om effectief de ontwikkeling van hernieuwbare energie te financieren. 105

106 Zonder Vlaamse en/of federale decretale verankering kan rechtstreekse participatie niet opgelegd worden. Vele ontwikkelaars passen nu hun eigen vorm van participatie toe vooral in windturbineprojecten, maar er is geen eenduidig systeem. De toegepaste modellen zijn bovendien gericht op financiële participatie en niet zozeer op betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Er is nood aan een Vlaamse en/of federale, wettelijke ondersteunend beleid Koppeling besluitvorming planproces en lokale meerwaarde Zoals eerder aangegeven, is gewerkt aan het draagvlak voor windturbines in Oost- Vlaanderen op basis van 5 pijlers: ruimtelijke aansturing, kadering in hernieuwbare energiepotentieel, aanpak van de realisatie, communicatie en inspraak en lokale meerwaarde. Elk van deze pijlers is belangrijk in het volledige verhaal. Hoewel het kader geboden werd door het gevoerde planproces, waren de andere pijlers evengoed van groot belang. Verschillende stappen in de besluitvorming van de planprocessen werden dan ook gekoppeld aan voorwaarden van of geruggesteund door resultaten van de overige pijlers. 106

107 6. DOELSTELLINGEN EN KADER HERNIEUWBARE ENERGIE EN KLIMAAT 6.1. Richtlijnen, doelstellingen, visies op vlak van hernieuwbare energie en klimaat Europese, Federale, Vlaamse richtlijnen en doelstellingen In wat volgt wordt een korte toelichting gegeven over de beleidsdoelstellingen op vlak van hernieuwbare energie en de mate waarin de vooropgestelde doelstellingen in 2011 in Vlaanderen gerealiseerd werden. Er wordt gebruikt gemaakt van het rapport 'Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2011', opgemaakt door VITO en beschikbaar op de website Er wordt ook gebruikt gemaakt van het Milieurapport Vlaanderen (MIRA), beschikbaar op: T/sectoren/energiesector/milieuvriendelijke-energieproductie/productie-vanbiobrandstoffen-voor-eindgebruikers/. Europese richtlijn In 2009 werd de Europese Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen goedgekeurd. In deze richtlijn werden bindende doelstellingen vastgelegd voor het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het bruto eindverbruik van energie. Het bruto eindverbruik van energie wordt gedefinieerd als: de energiegrondstoffen die geleverd worden aan de industrie, het vervoer, de huishoudens, de dienstensector incl. de openbare diensten, de land- en bosbouw en de visserij, incl. het verbruik van elektriciteit en warmte door de energiesector voor het produceren van elektriciteit en warmte en incl. het verlies aan elektriciteit en warmte tijdens de distributie en de transmissie. Het bruto eindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt berekend als de som van: het bruto eindverbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen; het bruto eindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen voor verwarming en koeling; het bruto eindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in het vervoer. Voor België bedraagt de Europese doelstelling een aandeel van 13% hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik. Voorlopig is er nog geen verdeling vastgelegd tussen de gewesten en het federale niveau. Er is ook geen aparte doelstelling voor groene stroom of groene warmte binnen de globale bindende doelstelling van 13%; iedere lidstaat kiest zijn eigen mogelijkheden. In 2010 werd er voor België een Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie opgemaakt, waarin nationale streefcijfers worden weergegeven voor de periode 2005 tot De te realiseren percentages worden weergegeven voor zowel elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer. Het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie bevat ook een overzicht van de maatregelen die nu reeds worden genomen door de federale en gewestelijke overheden om de 13%-doelstelling te halen. 107

108 Het aandeel hernieuwbare energie in het bruto finaal energieverbruik in Vlaanderen in 2011 bedroeg 3,8%. In 2011 werd de norm van 13% nog niet gehaald, noch voor wat betreft groen stroom (7,5%), noch voor wat betreft groene warmte (2,6%) of voor vervoer (4%). De drie hernieuwbare fracties kennen wel een duidelijke groei sinds Voor groene stroom nam de geproduceerde hoeveelheid elk jaar toe. Groene warmte &koeling en groen transport laten in 2011 een daling optekenen te wijten resp. aan de zachte wintermaanden (minder verwarmingskosten) en aan een daling van de verkoop van diesel als brandstof. Door de sterke stijging van het geïnstalleerde vermogen aan zonnepanelen en windturbines op het land is hun aandeel in de bruto groenestroomproductie opgelopen van 15% in 2005 tot 35% in Biomassa en biogas blijven echter instaan voor het gros van de groenestroomproductie (65% in 2011). Bij groene warmte is de bijdrage van biomassa vergeleken met die van warmtepompen, zonneboilers en warmtepompboilers nog nadrukkelijker (resp. 93% en 7%). Niettemin ligt de warmteproductie in warmtepompen, zonneboilers en warmtepompboilers inmiddels al ruim driemaal hoger dan in Bij transport op hernieuwbare energiebronnen domineren de biobrandstoffen (98%) op de inzet van groene stroom (2%) voor o.m. elektrische wagens. Energieafhankelijkheid De noodzaak om in te zetten op hernieuwbare energie is ook belangrijk vanuit het oogpunt energie(on)afhankelijkheid. Vlaanderen heeft geen gekende reserves van aardolie of aardgas of uranium en voert het gros van de benodigde primaire energiebronnen in: 93% in Verder overschakelen op hernieuwbare energiebronnen is de sleutel voor een verhoogde zelfvoorzieningsgraad en een garantie op stabiele energievoorziening in de toekomst. De installatie van o.m. warmtekrachtkoppelingsinstallaties, zonnepanelen, windturbines, zonneboilers en warmtepompen deed het aandeel lokale energieproductie in de totale Vlaamse energievraag stijgen van 33% in 2008 naar 35% in Klimaatplan Vlaanderen Op 1 februari 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota met het eerste ontwerp van het Vlaams Klimaatbeleidsplan goed. Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP) definitief goed. Het plan bestaat uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen. Alle documenten hierover zijn te vinden via 108

109 Klimaatplan Oost-Vlaanderen In het provinciaal bestuursakkoord staat de ambitie neergeschreven dat Oost-Vlaanderen er naar streeft om klimaatneutraal te worden tegen De provincie ontwikkelt nu een klimaatplan waarin de inspanningen en acties van alle maatschappelijke actoren gedefinieerd worden, zowel op het vlak van de beperking van de uitstoot van broeikasgassen als van de noodzakelijke aanpassingen aan het zich wijzigende klimaat. De provincie wil ook de gemeenten hierbij ondersteunen Tijdens Oost-Vlaanderen Energielandschap Aanleiding opmaak Hernieuwbare Energiescan In het voorjaar 2012 werd een ruime communicatieronde gehouden waarin werd gepeild naar de visie van betrokken actoren rond inplanting van windturbines in deze gebieden. In het kader van deze campagne stelden de actoren de volgende vragen: Welke plannen heeft de Vlaamse overheid in het realiseren van de hernieuwbare energiedoelstelling? Wat dient gerealiseerd tegen 2020? En wat daarna? Wat is het aandeel van windenergie in het totaal van hernieuwbare energieproductie? Hoe verhoudt wind zich ten opzichte van biomassa, biogas en zonne-energie? Met betrekking tot Oost-Vlaanderen: Welk aandeel heeft Oost-Vlaanderen in het realiseren van de hernieuwbare energiedoelstelling? Hoeveel windturbines wil men in Oost-Vlaanderen realiseren tegen 2020? En wat daarna? Hoe verhouden de verschillende zoekzones van het Addendum zich tot elkaar? Met betrekking tot windenergie in Oost-Vlaanderen klonk een duidelijk signaal dat men wil dat alle zoekzones 'hun taakstelling' opnemen en dat niet alle windturbines geconcentreerd worden in één daartoe geschikte zone. Daarbij wil men een realistisch voorstel van het (wind)potentieel, vanuit de bekommernis dat overschatting van het potentieel leidt tot onnodig veel onrust. Op 20 juni 2012 besliste de provincieraad dat er een onderzoek gestart moet worden naar de inspanningen die elke Oost-Vlaamse gemeente levert op het vlak van hernieuwbare energie, zoals er ook een potentieonderzoek moet worden opgestart naar de mogelijkheden van hernieuwbare energie gebaseerd op biomassa, biogas, zonneenergie en evt. andere vormen van hernieuwbare energie. Dit was de aanleiding om in het najaar van 2012 te starten met de hernieuwbare energiescan in Oost-Vlaanderen. De volledige detailanalyse is terug te vinden in de HEscan, provincie Oost-Vlaanderen. Hieronder vindt u de voornaamste conclusies Analyse windpotentieel Potentiële inplantingslocaties voor windturbines in Oost-Vlaanderen De provincie Oost-Vlaanderen heeft sinds 2009 een duidelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van groot- en middenschalige windturbines op haar grondgebied. Deze visie gaat er van uit dat het wenselijk is om windturbines in specifieke zones te concentreren (concentratiegebieden) en andere zones van windturbines te vrijwaren (landschappelijke rustzones) om de landschappelijke impact van deze grootschalige constructies te beperken. 109

110 In het Addendum Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) worden de potentiële inplantinglocaties voor windenergie aangeduid (figuur 14). Sinds de goedkeuring van dit Addendum in 2009 worden vergunningsaanvragen voor windturbines buiten de potentiële inplantinglocaties door de Deputatie systematisch negatief geadviseerd en/of geweigerd. Het Provinciebestuur opteert ervoor om grootschalige windturbines enkel binnen de zoekzones van het PRS te situeren. In de verdere analyse van het windpotentieel wordt dan ook enkel rekening gehouden met die zones die op de kaart in figuur 14 zijn aangeduid in het blauw. Figuur 14: Bron: Addendum Wind van Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Analyse van het realistisch in te vullen windpotentieel Het in kaart brengen van het windpotentieel gebeurt via twee analyses. Enerzijds door beleidsmatig in kaart te brengen wat mogelijk, wenselijk en nuttig is. Hierbij wordt uitgegaan van vergunningsaanvragen uit het verleden, praktijkervaring, gesprekken met administraties, windbedrijven, enz. Anderzijds via een GIS-analyse waarbij op objectiveerbare wijze het windpotentieel in kaart wordt gebracht voor de verschillende zoekzones in Oost-Vlaanderen. Er worden 5 grote zoekzones onderscheiden: de Gentse Kanaalzone, de Waaslandhaven, de zone E17, de zone Eeklo-Maldegem, de zone 'E40 van Aalter tot Aalst'. Daarnaast zijn er verspreid ontwikkelingen mogelijk nabij de kleinstedelijke gebieden en de economische knooppunten. 110

111 Tot de zone 'Gentse Kanaalzone' wordt niet alleen het havengebied gerekend, maar ook het gebied dat aansluit bij het havengebied op het grondgebied van Lochristi, Gent en Evergem. Tot de zoekzone 'Waaslandhaven' behoren ook de windturbines die gerealiseerd kunnen worden ter hoogte van de N49 op het grondgebied van Beveren. Het potentieel dat gerealiseerd kan worden op het grondgebied van Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas of Stekene wordt gerekend bij de zoekzone E17 (oostelijk deel) evenals de mogelijkheden die zich aandienen langs het Leiekanaal (westelijk deel). Verder zijn er ook nog verspreide ontwikkelingen mogelijk nabij kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten (selectie in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Het gaat om de volgende steden of gemeenten: Oudenaarde, Ronse, Zottegem, Dendermonde, Ninove, Geraardsbergen, Wetteren (noordelijk deel) en Kluisbergen. Beleidsmatige analyse van het windpotentieel In het najaar van 2012 werd op basis van de reeds ingediende, vergunde en/of geweigerde vergunningsaanvragen een inschatting gedaan van het windpotentieel in de verschillende zoekzones van het Addendum. Dit gaf aanleiding tot de cijfers in tabel 2. Zoekzone Aantal volledig Inschatting van Gerealiseerd % vergunde turbines het potentieel Gentse Kanaalzone Waaslandhaven E17-netwerk Eeklo-Maldegem E40 van Aalter tot Aalst Kleinsted. Gebieden en econ. knpt Totaal Tabel 2: Beleidsmatige analyse op basis van vergunningsaanvragen De zoekzone Gentse Kanaalzone is als poort van Vlaanderen een uitgelezen plek om windturbines te bundelen. Het Havenbedrijf stelt wel als belangrijke randvoorwaarde dat de inplanting van windturbines de vestiging van havengebonden ondernemingen niet mag belemmeren. Aan de hand van bestaande plannen kan worden aangetoond dat er interesse is voor een 90-tal windturbines binnen het havengebied, waarvan er anno 2012 ongeveer 25 gerealiseerd zijn. Er zijn ook nog verschillende projecten mogelijk op grondgebied van de stad Gent, Lochristi en Evergem: projecten die aansluiten bij het havengebied. In de zoekzone Waaslandhaven zijn er 7 windturbines vergund: 1 in het havengebied zelf en 6 langs de N49 op grondgebied Beveren-Waas. Eind 2012 is er wel een projectaanvraag lopende van de nv Wind aan de Stroom (waarin het Havenbedrijf van Antwerpen participeert) voor 8 windturbines in de haven zelf. Deze aanvraag kadert in een groter project van een 40-tal windturbines. Daarnaast zijn er ook nog mogelijkheden op eigendommen van bedrijven (bijv. Katoennatie). In de zoekzone E17 zijn begin 2012 de meeste turbines vergund: 30 turbines waarvan 10 ook al daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Al deze turbines zijn vergund in dat deel van de E17-zone die gesitueerd is tussen Gent en Antwerpen. In de zone tussen Gent en Kortrijk zijn ondanks het potentieel - nog geen windturbines vergund. De belangrijkste reden hiervoor is de invloedszone van de radarpost van Semmerzake (Defensie) die reikt tot in Zulte en Kruishoutem. 111

112 In de zoekzone Eeklo-Maldegem zijn er ook al heel wat windturbines vergund: 21 turbines waarvan er 15 effectief gerealiseerd zijn. Op basis van gegevens afkomstig van het onderzoek in het kader van de planningsprocessen van de provincie (planmer zone Eeklo-Maldegem en studies van de windsector), blijkt dit aantal nog te kunnen verdubbelen, tot een totaal van ongeveer 45 turbines. De zoekzone E40 kent de laagste realisatiegraad, nl. 3 effectief gerealiseerde windturbines ter hoogte van Melle-Wetteren. Dit is grotendeels te verklaren doordat een groot deel van deze zone gesitueerd is in de invloedszone van Semmerzake (radar Defensie); deze zone strekt zich uit van Nevele in het westen tot Sint-Lievens-Houtem in het oosten. Maar zelfs buiten de invloedszone van Semmerzake zijn er wel mogelijkheden die nog niet werden benut. Het gaat om geschikte gebieden in Nevele en Aalter in het westen en Sint-Lievens-Houtem, Erpe-Mere en Aalst in het oosten. Het windpotentieel voor de zone E40 (en gesitueerd buiten de invloedzone van Semmerzake) wordt geschat op een 40-tal bijkomende turbines. Ten slotte zijn er ook heel wat kleinere projecten (van 2 à 5 windturbines) mogelijk, ter hoogte van (klein)stedelijke gebieden en economische knooppunten. Het gaat om Dendermonde en Hamme, Geraardsbergen en Ninove, Zottegem, Ronse en Kluisbergen. Momenteel zijn een 6-tal turbines vergund. Het potentieel wordt ingeschat op een totaal van 20. Gis-analyse van het windpotentieel Een objectiveerbare methode om het windpotentieel in een gebied te bepalen is terug te vinden in de planmer's van de zoekzones 'Eeklo-Maldegem' en 'E40 van Aalter tot Aalst' (opgemaakt door Haskoning in 2012). Ook in deze analyse wordt vertrokken van de zoekzones van het Addendum Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. De zones die niet werden aangeduid als een potentiële inplantingslocatie voor windenergie worden verondersteld niet te worden aangesneden voor grote of middenschalige windturbines: in deze zone wordt ervan uitgegaan dat het potentieel nul is. Op de zoekzones van het PRS wordt vervolgens een filter toegepast, nl. die gebieden worden uitgesloten die op een afstand liggen van minder dan 350 m van een woning in woongebied of op een afstand van minder dan 250 m van een woning in agrarisch gebied. Dat wordt weergegeven in de onderstaande figuur. Het uitgangspunt is dat er geen windturbines ingeplant worden op een afstand die kleiner is dan resp. 350 en 250 meter van een woning in resp. woongebied of agrarisch gebied, omdat dan niet voldaan kan worden aan de geluidsnormen van Vlarem. De oppervlakte die overblijft na deze voorfiltering van de zoekzones, wordt maximaal ingevuld met windturbines. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van een grid, waarbij de turbines op een onderlinge afstand staan van 500 meter in de overwegende windrichting en 300 meter in de windrichting dwars hierop. Dit is de minimale afstand die tussen turbines (van 150 m) moet bestaan om te verhinderen dat er te grote interferentie is tussen nabijgelegen windturbines (windvang). Verder is die minimale afstand ook noodzakelijk in het kader van de veiligheid (cf. turbulentie achter de wieken). Een detail van deze analyse ziet er uit zoals weergegeven in figuur

113 Figuur 15: Detail uit planmer 'Windenergie zone Eeklo-Maldegem', voorfiltering Het resultaat van deze analyse levert een potentieel van 737 windturbines. Dit is een theoretisch potentieel en is zeker een overschatting van het realistisch aantal turbines. Maar het geeft wel een mooi beeld van het relatieve belang van de verschillende zoekzones. Wanneer dit theoretisch aantal turbines herrekend wordt naar een realistisch totaal (300 windturbines, zie voorgaande analyse) komen we tot de aantallen zoals opgelijst in tabel 3. Zoekzone Huidig Herrekening Gerealiseerd Gis-Analyse aantal 300 % Gentse Kanaalzone Waaslandhaven E17-netwerk Eeklo-Maldegem E40 van Aalter tot Aalst Kleinsted. gebieden en econ. knooppunten Totaal Tabel 3: Eigen analyse windpotentieel gebaseerd op methodiek van de planmer 'Windenergie zone Eeklo-Maldegem' 113

114 Figuur 16: Eigen GIS-analyse windpotentieel Het Oost-Vlaamse windpotentieel energetisch vertaald Wanneer we er van uitgaan dat in Oost-Vlaanderen 300 windturbines kunnen worden gerealiseerd, kan een energetisch potentieel berekend worden van GJ/jaar (zie tabel 4). Hierbij wordt uitgegaan van de parameter die gebruikt wordt in de HE-scan van de Organisatie voor Duurzame Energie (zie volgend hoofdstuk): aantal windturbines x vermogen/turbine [2 MWe] x 2000 vollasturen per jaar) x 3,6(GJ/MWhe) / (referentierendement) [40%]: Verbruik- en productiecijfers 2011 Totaal (MWh) Totaal (GJ) % Elektriciteit residentieel Elektriciteit niet-residentieel Elektriciteit totaal Windpotentieel (300 windturbines) Tabel 4: Omrekening: 1 megawattuur [MWh] = 3,6 Gigajoule [GJ] Bron Eandis en Vreg 114

115 Wanneer we het energiepotentieel van windenergie voor Oost-Vlaanderen vergelijken met het energieverbruik van Oost-Vlaamse gezinnen in 2011, kunnen we vaststellen dat het elektriciteitsverbruik van gezinnen volledig gedekt kan worden met windenergie. Wanneer enkel aangewend voor elektriciteitsverbruik bij bedrijven, wordt 56% van de vraag ingevuld. In het volgende hoofdstuk wordt het energetisch potentieel van windenergie getoetst aan het potentieel van de andere vormen van hernieuwbare energie voor de provincie Oost- Vlaanderen. Uit de analyse van het windpotentieel blijkt dat het mogelijk moet zijn om 300 turbines te plaatsen in Oost-Vlaanderen tegen 2020, zie tabel 5. Zoekzone Vergunde Potentieepercentage Realisatie- turbines Gentse Kanaalzone en omgeving Waaslandhaven en omgeving E17-netwerk Zone Maldegem-Eeklo Zone E40 Aalter tot Aalst Kleinsted. gebieden en econ. Knoopptn Totaal Tabel 5 Windpotentieel verdeeld over de verschillende zoekzones Uit de analyse in tabel 5 blijkt dat ongeveer een derde van het Oost-Vlaamse potentieel voor windenergie is ingevuld. De zones E17 en Maldegem-Eeklo hebben het hoogste realisatiepercentage, resp. 50 en 47%. Voor wat betreft de zone Maldegem-Eeklo kan worden gesteld dat met de dubbele rij turbines langs de N49 het potentieel voor deze zone volledig is ingevuld. Wat betreft de zone E17 is een hoger realisatiepercentage op korte termijn niet mogelijk vanwege de radarproblematiek van Semmerzake (E17-gebied tussen Gent en Zulte). Belangrijke potenties voor windenergie situeren zich ook binnen de havengebieden, waar realisatiepercentages terug te vinden zijn van 20 à 30%. Hier is echter een positieve trend vast te stellen, aangezien er verschillende grote aanvragen lopende zijn, zowel in de Gentse Kanaalzone als in de Waaslandhaven. De zone E40 wordt gekenmerkt door het laagste realisatiepercentage: minder dan een tiende van het potentieel is momenteel ingevuld. Hier zijn belangrijke inspanningen nodig, indien men het realisatiepercentage wil optrekken. Ten slotte zijn er ook nog mogelijkheden voor kleinere windprojecten in de kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten, cf. Geraardsbergen, Ninove, Hamme, Dendermonde, enz. Ongeveer een derde van het potentieel werd hier benut Analyse potentieel overige hernieuwbare energiebronnen in Oost- Vlaanderen Als methodiek wordt gebruik gemaakt van de hernieuwbare energiescan van de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE). Deze organisatie ontwikkelde in 2006 een tool om bestuurders en gemeenteraadsleden inzicht te geven in de mogelijkheden voor hernieuwbare energie in de gemeente en in de specifieke knelpunten om de toepassing van hernieuwbare energie te realiseren. 115

116 Het potentieel wordt berekend op basis van eenvoudig beschikbare gegevens afkomstig van o.m. Kadaster, Eandis, VREG, OVAM, landbouwtellingen, enz. Dit gebeurt door aantallen (bijv. dieren) of (dak)oppervlaktes (bijv. woningen) te vermenigvuldigen met een standaardcijfer dat een weergave is van het energiepotentieel voor een bepaalde technologie. Deze standaardwaarde wordt weergegeven in GJ per eenheid, zodat verschillende technologieën met elkaar vergeleken kunnen worden. De technologieën die onderzocht zijn in de HE-scan zijn: zonnepanelen, zonneboilers, warmtepompen en energie-opslag, windenergie en energie uit biomassa. Waterkracht werd niet onderzocht wegens de beperkte mogelijkheden in Oost-Vlaanderen. In de HE-scan wordt een onderscheid gemaakt in het gebouwgebonden HE-potentieel en het niet-gebouwgebonden potentieel. Het gebouwgebonden potentieel wordt uitgesplitst in de sectoren gemeentelijk patrimonium, woningen, bedrijvigheid, sport en recreatie, onderwijs, zorgsector en de agrarische sector. Het niet-gebouwgebonden potentieel betreft energie uit windturbines, waterkracht of bio-energie. Het overheidspatrimonium wordt als aparte categorie behandeld, omwille van de voorbeeldfunctie van de overheid. Voor het uitvoeren van de HE-scan wordt gebruik gemaakt van volgende brongegevens: gegevens van het rijksregister: aantal inwoners aantal huishoudens; gegevens van het kadaster: totaal aantal wooneenheden, aantal appartementen, aantal individuele wooneenheden (ook gegevens beschikbaar van leegstand, enz. maar hier niet gebruikt); gegevens van het kadaster: oppervlakte en typologie van gebouwen; gegevens van EANDIS (milieubarometer): aardgas- en elektriciteitsverbruik voor de categorieën 'residentieel' en 'niet-residentieel'; gegevens van de VREG: aantal uitgereikte groenestroomcertificaten per technologie en per gemeente voor energieproductie van januari 2011 tot en met december 2011 en geïnstalleerd vermogen per technologie en per gemeente dat in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten; gegevens over aantallen sporthallen, sportcentra en overdekte, openlucht en combizwembaden uit de BLOSO-databank te vinden onder: x gegevens over het aantal bezoekers per jaar is afkomstig van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB) (de aantallen zijn richtinggevend); gegevens van het Agentschap voor Zorg en Gezondheid te vinden onder De landbouwtellingen van de FOD Economie te vinden onder: Deze gegevens zijn beschikbaar voor referentiejaar 2011 (met uitzondering van bosoppervlakte: situatie jaar 2010). Wat ontbreekt om de HE-scan van ODE volledig te kunnen uitvoeren: CO2-nulmeting: hierdoor kan geen link gemaakt worden tussen het potentieel aan HE en de impact op de CO2-reductie in de gemeente. Dit volgt in een volgende fase (najaar 2013). Gegevens over aardgas- en elektriciteitsgebruik van gemeentelijk of overheidspatrimonium. Gegevens over aantal huidig geïnstalleerde zonneboilers en warmtepompen. Mogelijkheden tot gebruik van een warmtenet. 116

117 Analyse van het potentieel Volgens de ODE-scan is er in Oost-Vlaanderen een potentieel van GJ dat per jaar gerealiseerd kan worden op basis van zonne- en windenergie en energie uit biomassa of biogas. Hiervan is 63% gebouwgebonden (PV, zonneboilers, warmtepompen en energieopslag) en 37% niet-gebouwgebonden (bio-energie, windenergie). Hernieuwbare energiebron Potentieel (GJ/jaar) Gebouwgebonden potentieel % Productie GJ (2011) PV , ,00 5,48 Overheid Wonen Handel Bedrijven Sport en recreatie Onderwijs Zorgsector Agrarische sector Zonneboilers ,98 Wonen Sport en recreatie Zorgsector Agrarische sector Warmtepompen ,67 Bedrijvigheid Sport en recreatie 325 Zorgsector Agrarische sector Energie-opslag ,71 Bedrijvigheid Zorgsector Agrarische sector Niet gebouwgebonden potentieel ,53 Bio-energie , ,00 252,06 Gemeentelijk beheer Bosgebied Glastuinbouw Fruitteelt Veeteelt Akkerbouw Windenergie , ,14 Totaal , ,68 Tabel 6: Bron: Eigen berekening van het totale HE potentieel in Oost-Vlaanderen volgens ODE-scan en op basis van cijfergegevens van VREG Fotovoltaïsche energie, waarbij elektriciteit wordt gewonnen uit zonne-energie, heeft de grootste potentie (43%). Windenergie neemt een belangrijke tweede plaats in (31%). % 117

118 Het potentieel van zonneboilers, warmtepompen, energie-opslag en bio-energie is voor alle technologieën gelijk, nl. 5 à 7% van het totaal potentieel. Wat betreft PV-potentieel zijn de huishoudens (wonen) de belangrijkste doelgroep (50%), gevolgd door de bedrijven (18%) en de agrarische sector (16%). Voor wat betreft bio-energie kunnen we concluderen dat gescheiden en ingezameld afval (vnl. gescheiden oud & bewerkt hout en snoeiafval van plantsoenen & parken) het grootste potentieel bevat naast bio-energie opgewekt met snoeihout van bossen (14%) en bio-energie opgewekt met mest (38%). Voor wat betreft het windpotentieel verwijzen we naar de HE-scan van windenergie. De havengebieden hebben het grootste potentieel voor windenergie in Oost-Vlaanderen (130 turbines, waarvan 32 gerealiseerd). Daarnaast zijn er nog belangrijk potenties in de zones Eeklo-Maldegem, E40 en in de kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten: er kunnen in totaal nog 80 turbines gerealiseerd worden (30 reeds gerealiseerd). De zone E17 en dan voornamelijk het westelijk deel - kan momenteel niet ingevuld worden omwille van de radar in Semmerzake; het oostelijk deel van de zone E17 is volledig gerealiseerd. Confrontatie van het potentieel met de productiecijfers van HE in 2011 Wanneer we de potentieelcijfers voor zonne- en windenergie vergelijken met de werkelijke productiecijfers voor 2011 (tabel 7), dan stellen we vast dat in beide gevallen slechts 5% van het totaal potentieel werd gerealiseerd. Hernieuwbare energiebron Potentieel (GJ/jaar) Productie GJ (2011) % PV ,00 5,48 Bio-energie ,00 252,06 Windenergie ,00 5,14 Totaal ,00 17,68 Tabel 7 Potentieel aan HE en HE productie in Oost-Vlaanderen (2011) Voor biomassa is de situatie anders (252%) maar eigenlijk gaat een vergelijking hier niet op. Het potentieel van bio-energie gaat uit van lokale grondstoffen, in tegenstelling tot de productiecijfers van de VREG waarbij de invoer van bijv. houtpellets werd meegerekend. In feite kunnen we stellen dat de productie van hernieuwbare energie in Oost-Vlaanderen niet zo duurzaam is als op het eerste gezicht lijkt, aangezien een belangrijk deel wordt gewonnen op basis van grondstoffen die niet lokaal zijn (en ongetwijfeld ook niet 'onuitputbaar') Ten slotte loont het de moeite om het totaal elektriciteitsverbruik in Oost-Vlaanderen te confronteren met het totaalpotentieel in de provincie (tabel 8). Potentieel Elektriciteitsverbruik Hernieuwbare energiebron % (GJ/jaar) (GJ/jaar) PV Windenergie Bio-energie Totaalpotentieel zon en wind Totaalpotentieel zon, wind en bioenergie Tabel 8 Potentieel aan HE en elektriciteitsverbruik in Oost-Vlaanderen (2011) 118

119 Hieruit blijkt dat indien het PV-potentieel en het windpotentieel volledig wordt ingevuld 90 % van de totale elektriciteitsvraag in Oost-Vlaanderen gedekt kan worden (gezinnen en bedrijven). Indien we bio-energie in deze berekening meenemen, kan nagenoeg de totale behoefte gedekt worden (97%) Conclusies uit de hernieuwbare energiescan van Oost-Vlaanderen De hernieuwbare energiescan toont aan dat er in Oost-Vlaanderen, zoals in Vlaanderen, extra inspanningen nodig zijn om de 13% doelstelling tegen 2020 in te vullen. Hoewel Oost-Vlaanderen het niet zo slecht doet op het vlak van de productie van hernieuwbare energie (67% van de elektriciteitsvraag van Oost-Vlaamse gezinnen kan gedekt worden met hernieuwbare energie die in Oost-Vlaanderen geproduceerd wordt), stellen we vast dat een belangrijk deel van de HE-productie gewonnen wordt uit biomassa die wordt ingevoerd. Los van het feit dat vragen kunnen worden gesteld bij de duurzaamheid van deze 'grootschalige invoer', betekent dit ook dat de afhankelijkheid van buitenlandse grondstoffen niet vermindert. Vanuit dit gegeven is het absoluut verantwoord en ook noodzakelijk om in te zetten op de productie van hernieuwbare energie die 'lokaal' gewonnen wordt. Het grootste potentieel is te vinden in fotovoltaïsche energie: zonnepanelen op woningen en bedrijfsgebouwen (ook landbouwstallen). Na zonne-energie is windenergie de belangrijkste bron van hernieuwbare energie Evaluatie en gebruik van de hernieuwbare energiescan Evaluatie en gebruik van de hernieuwbare energiescan Het hernieuwbare energiepotentieel in effectieve cijfers gegoten, is een krachtig middel om de noodzaak voor de ontwikkeling van al wat we in huis hebben aan te tonen. Als we het potentieel dat we zelf binnen de grenzen hebben (zonder rekening te houden met import van productiemiddelen, bv biomassa, omdat dat onze energieafhankelijkheid van het buitenland niet aanpakt) leggen naast wat we verbruiken, dan wordt bovendien ook zeer duidelijk dat energie besparen zeer dringend is. Wat we verbruiken, vergelijken met wat we zelf uit hernieuwbare energiebronnen kunnen opwekken, is een heel eenvoudige boodschap en daarom zo krachtig. De discussie gaat niet over welke hernieuwbare energiebron wordt gekozen, maar wél over het potentieel dat zo volledig mogelijk ontwikkeld moet worden. In het geval van windturbines betekent dat, dat de keuze bijvoorbeeld niet gaat over όf windturbines όf een biomassacentrale, maar: én windturbines én een biomassacentrale als de potentie voor beide aanwezig is Energieneutraal als onderdeel van klimaatplan en katalysator van uitvoering Omdat wat we verbruiken, vergelijken met wat we zelf uit hernieuwbare energiebronnen kunnen opwekken, zo een eenvoudige boodschap is, kan deze goed gebruikt worden om mensen te mobiliseren om energieneutraliteit na te streven en van daaruit klimaatneutraliteit. Energieneutraliteit nastreven kan dus een energiek onderdeel zijn van een klimaatactieplan. In een participatief traject met de bevolking, bedrijven en lokale overheid, is de katalysator nog eens zo sterk. Zie ook H7 "Geraardsbergen Energieneutraal". 119

120 7. WINDLANDSCHAP - ENERGIELANDSCHAP 7.1. Windlandschap in macroconcentratiezones Europa heeft ambitieuze doelstellingen op vlak van CO2-reductie en energie. Zo wil men tegen 2050 komen tot 80-95% van de CO2-uitstoot. Dat betekent dat heel ingrijpende veranderingen nodig zijn in heel verschillende sectoren, zowel in de industrie, de landbouw, het transport, huis houdens, De veranderingen die nodig zijn op vlak van energie werden weergegeven in de Europese Energy Roadmap Er dient proactief beleid gevoerd te worden waarbij heel sterk moet worden ingezet op een sterke daling van het energieverbruik en op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Kortom er is een energietransitie nodig. De energietransitie houdt onder meer in dat we van enkele, grote, centrale en op fossiele en nucleaire brandstof gebaseerde energiecentrales naar vele, kleinere productie eenheden gaan die gebaseerd zijn op een hernieuwbare brandstof: zon, wind, biomassa, water, deze decentrale productie eenheden halen energie uit het omringende landschap. Oost-Vlaanderen ís een Energielandschap. In het kader van Oost-Vlaanderen Energielandschap is onderzocht wat het effectieve (niet via import te bekomen) potentieel aan hernieuwbare energie binnen de provinciegrenzen is (zie hoofdstuk 6). Het doel van Oost-Vlaanderen Energielandschap is om de realisatie van dat potentieel te faciliteren en wel zódanig dat een bewustwording bij alle betrokken actoren plaatsvindt naar de noodzaak voor een energietransitie. Het project Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft de meeste tijd en middelen ingezet op de hernieuwbare energievorm die ruimtelijk gezien de grootste impact heeft: windenenergie. Oost-Vlaanderen Energielandschap is immers een ruimtelijk strategisch project, in kader van het RSV. Windenergie is niet alleen de hernieuwbare energievorm met de grootste ruimtelijke impact, het heeft ook de tweede grootste potentie na PV in Oost-Vlaanderen. In de zones Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst werd een piloottraject doorlopen met als doel de effectieve realisatie van twee windlandschappen. Vanuit de invalshoek "wind" werden via een reeks begeleidende elementen in de windlandschappen, de fundamenten gelegd voor de verdere uitbouw van het energielandschap: In het zeer uitgebreide participatietraject dat de planprocessen voor de windlandschappen heeft begeleid, zijn heel veel betrokken actoren op zijn minst geïnformeerd maar sommigen ook geënthousiasmeerd betreffende de noodzaak van een energietransitie én de actieve rol van íedereen daar in. Dit proces lijkt een katalysator te zijn geweest waardoor actoren effectief verder nadenken hoe ze meer hernieuwbare energie kunnen ontwikkelen en / of energie besparen. Er is ook een netwerk aan actoren ontstaan rond hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik. Niet verwonderlijk dat de meeste locaties die nu reeds naar voor komen als verdere ontwikkelingsplaatsen in Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0 (zie hoofdstuk 8), net in de windlandschappen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst liggen (of daar toch mee verbonden zijn). Via het omgevingsfonds waarmee steun zou kunnen verleend worden aan aanplant van energieke houtkanten en korte omloophout. Het participatief traject waarbij omwonenden en lokale overheid mee nadenken over het doel en de werking van het fonds, sensibiliseert tegelijkertijd. De uitbouw van het energielandschap in die regio wordt ook gestimuleerd door rechtstreekse participatie te voorzien voor lokale overheden en burgers. De overheid kan haar groene stroom daar uit halen, de burgers ook. Via deze rechtstreekse betrokkenheid en het zeer korte communicatiekanaal tussen consument en producent, worden burgers en overheid zich zeer bewust van hun energieverbruik en de noodzaak tot ontwikkeling van hernieuwbare 120

121 energie. De bewustmaking van zowel overheid als de burgers draagt ook bij tot de uitbouw van het energielandschap in de regio. Naar aanleiding van de windprocessen zijn in beide regio's burgercoöperatieven ontstaan die hernieuwbare energie willen ontwikkelen: "Volterra" en "Energent". In de aanduiding van de windlandschappen werd via een hernieuwbare energiescan uitgerekend wat het potentieel aan hernieuwbare energie is in de provincie (en per gemeente). Het windpotentieel dat ontwikkeld moet worden in de windlandschappen kan zo geplaatst worden in een ruimer energiepotentieel. Dit potentieel kan bovendien tegenover het huidige verbruik uitgezet worden, wat de noodzaak voor de maximale ontwikkeling van elke vorm zeer duidelijk maakt. De windturbine processen Eeklo-Maldegem en E40 en alles daarbij en daarrond hebben heel veel tijd en energie gevraagd maar hebben ook al opgebracht. Niet enkel voor de potentiele realisatie van een 60 tal grootschalige windturbines maar voor windenergie in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen in het algemeen én voor hernieuwbare energie. Een beleidskader brengt de potenties voor windturbines over een volledig gebied aan het licht. Er zullen gebieden zijn met hoge potenties macroncentratiezones en gebieden met eerder verspreide, kleinere mogelijkheden. In macroconcentratiezones moet een bovenlokaal windpotentieel ontwikkeld worden. Via een planproces, een projectcoördinatie en lokale participatie kunnen die zones effectief evolueren tot volwaardige windlandschappen. Via het netwerk van gesensibiliseerde actoren, de doorwerking van de rechtstreekse participatie, de uitwerking van het omgevingsfonds en extra gecreëerde netcapaciteit, kunnen de windlandschappen doorgroeien tot energielandschappen Wind in zones met kleinere potenties Energieneutraal Proces Geraardsbergen Energieneutraal Overeenkomst tussen stad en Provincie De stad Geraardsbergen werd de afgelopen jaren geconfronteerd met diverse vergunningsaanvragen voor grootschalige windturbines van verschillende projectontwikkelaars. Het draagvlak voor deze ontwikkelingen bij de burgers van de gemeente was er nauwelijks. De gemeente was niet tegen windturbines an sich maar wou de inplanting enigszins geordend zien mét meerwaarde voor de lokale gemeenschap. Geïnspireerd door de processen gevoerd door de provincie en Oost-Vlaanderen Energielandschap, richtte de gemeente zich tot de provincie. De vraag was om niet alleen de inplanting van windturbines aan te pakken maar om zicht te krijgen op het potentieel van hernieuwbare energie in de gemeente. Het (theoretische) potentieel aan hernieuwbare energie in Geraardsbergen is gekend. De HE-scan doet echter geen uitspraken over hoe en waar dat ook effectief moet gerealiseerd worden. Via een actief participatief proces kunnen de burgers en bedrijven in Geraardsbergen net dat mee bepalen. Zij worden van in het begin mee betrokken en weten zo waarom bepaalde keuzes moeten gemaakt worden. Het draagvlak voor de komende ontwikkelingen wordt op die manier van in het begin opgebouwd. Het uiteindelijke doel van dit participatief proces is de opmaak van een plan voor de ontwikkeling van het HE-potentieel van Geraardsbergen met voorstellen van concrete acties en actoren om dit effectief ook te realiseren. 121

122 Het participatief traject Oost-Vlaanderen Energielandschap nam een communicatiebureau onder de arm om zich te laten ondersteunen bij de opmaak en uitwerking van een participatief traject. De strategie was om als project, provincie en stad samen met de Geraardsbergenaars zoveel mogelijk ideeën te bedenken die kunnen bijdragen aan een energieneutraal Geraardsbergen. Windenergie is hier slechts één onderdeel van. We onderzoeken wat mogelijk is op vlak van energiebesparing, initiatieven rond zonne-energie, warmtepompen, bio-energie, Er werd gekozen voor een aanpak op dorpsniveau. Er werd geopteerd voor praatcafés of worldcafés: in een cafésfeer gaan verschillende mensen in dialoog en worden ideeën uitgewisseld over hernieuwbare energie en het energieverbruik in Geraardsbergen. Op regelmatige tijdstippen verplaatsen de deelnemers zich naar een nieuwe tafel. Per tafel blijft een gespreksleider zitten en vat voor de nieuwe tafelgasten de eerdere gesprekken samen. Aan het eind van de avond worden de belangrijkste ideeën samengevat en voorgesteld aan de aanwezigen. De worldcafés werden omgedoopt in energiecafés. De tafelbegeleiders waren "wakkere" burgers, die werden opgeleid tot participatiecoaches. Zij werden de energieambassadeurs. Op deze manier konden inwoners van een wijk samenwerken met vertrouwde gezichten. In 2014 werden de eerste 4 energiecafés georganiseerd: Een oefencafé met Geraardsbergse ambtenaren als publiek (17/11/2014) Een energiecafé voor de Geraardsberge gemeenteraadsleden (2/12/2014) Een energiecafé voor de deelgemeenten Waarbeke, Nieuwenhove, Zandbergen en Grimminge (8/12/2014) Een energiecafé voor de deelgemeenten Moerbeke en Viane (19/12/2014) In februari 2015 volgen nog vier energiecafés voor de tien andere deelgemeenten (februari/maart 2015). Voor landbouwers, de bedrijven en de jeugd zal ook nog een apart energiecafé georganiseerd worden. Elk energiecafé brengt alle doelgroepen samen rond vijf thematafels waar verschillende onderwerpen en vragen aan bod komen: Windenergie Zonne-energie Op welke hernieuwbare energiebronnen (prioritair) inzetten? Energieverbruik Een Geraardsbergse energiecoöperatie? Afhankelijk van het aantal aanwezigen kunnen tafels meerdere keren terugkomen Andere aanpak Waar we in de macroconcentratiezones Eeklo/Maldegem en E40 van Aalter tot Aalst vertrokken van een maximalisatie van het windpotentieel, was de invalshoek hier totaal anders. In Geraardsbergen is de doelstelling om de stad energieneutraal te maken. Enerzijds door het energieverbruik te verminderen en anderzijds door het energieverbruik in te vullen via hernieuwbare energiebronnen. 122

123 Deze uitgangspositie is veel interessanter naar draagvlak toe. De bewoners kunnen zelf aangeven welke energiebron prioritair aangepakt moeten worden, waar eventuele windturbines best komen, In Eeklo-Maldegem en E40 gingen we naar de mensen toe met de informatie dat er windturbines in hun buurt zouden komen en dat we het potentieel aan windenergie maximaal wilden invullen. Omwonenden hadden hier veel meer het gevoeld dat ze iets opgelegd kregen van bovenaf, ook al werden ze via verschillende wegen betrokken bij het proces Evaluatie De eerste energiecafés waren alvast een groot succes. Een mooie opkomst en elke avond kon afgesloten worden met een waslijst aan ideeën en prioriteiten. En dit vooral dankzij de enorme inzet van een 20-tal enthousiaste energieambassadeurs die geheel vrijwillig hun avonden opofferden in de voorbereiding van de cafés, de opleiding tot participatiecoach en de energiecafés zelf. Dankzij deze samenwerking konden we met het project eens ruimer werken rond hernieuwbare energie en energielandschappen. Onze kennis over windenergie en burgerparticipatie was dan weer een grote meerwaarde voor de stad Geraardsbergen Aanbevelingen Waar mogelijk werken aan energielandschappen met wind als onderdeel ipv werken aan windlandschappen om ze later te laten ontwikkelen tot energielandschappen. Samenwerking tss gemeente/stad en Provincie rond hernieuwbare energie kan zeer efficiënt zijn, met meerwaarde voor beide partijen. Praatcafés zijn een laagdrempelige en efficiënte manier om buurtbewoners te betrekken en input te laten geven. Aparte praatcafés voor gemeenteraadsleden en bepaalde bevolkingsgroepen (jeugd, landbouwers, ) kunnen een meerwaarde zijn. In zones met eerder verspreide, kleinere mogelijkheden voor wind, lijkt een bottom-up proces waarin burgers, bedrijven en lokale overheid samen nadenken over de invulling van hun hernieuwbare energiepotentieel een efficiëntere kaart. Samen Energieneutraal. Via energieneutraal naar klimaatneutraal Energieneutraliteit is eenvoudig om uit te leggen: je verbruik halen uit hernieuwbare energiebronnen. Deze eenvoudige boodschap kan goed gebruikt worden om mensen te mobiliseren om energieneutraliteit na te streven en van daaruit klimaatneutraliteit. Energieneutraliteit nastreven kan dus een energiek onderdeel zijn van een klimaatactieplan. In een participatief traject met de bevolking, bedrijven en lokale overheid, is de katalyse nog eens zo sterk. 123

124 8. EN VERDER? OOST-VLAANDEREN ENERGIELANDSCHAP 2.0! 8.1. Oost-Vlaanderen Energielandschap een merk aan het werk Uit het strategisch project Oost-Vlaanderen Energielandschap 1.0 is de provinciale doelstelling gegroeid: de realisatie van hernieuwbare energie in Oost-Vlaanderen faciliteren. Door de grote ruimtelijke impact van windturbines in combinatie met het krimpende draagvlak rond windturbines, ging heel wat aandacht in het eerste strategische project naar naar windenergie. Met een projectmatige aanpak op basis van doorgedreven overleg met alle stakeholders en een brede communicatie werden een aantal windzones afgebakend. Daarnaast werd de verdeling van lusten en lasten van windenergie onder de loep genomen. Het draagvlakmodel ontstond, bestaande uit twee pijlers: 20% rechtstreekse participatie en het omgevingsfonds De aanpak kan een succes genoemd worden. Het project functioneert op het snijvlak tussen burger, overheden en ontwikkelaars. Er zijn grote stappen voorwaarts gezet in de richting van een gecoördineerde aanpak van windturbineprojecten. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de samenwerking van ontwikkelaars bij hun informatieverlening naar de burger, een verhoogde betrokkenheid van lokale besturen, de introductie van rechtstreekse participatie voor burgers en overheden en de uitwerking van het omgevingsfonds. De werking heeft de voorbije 3 jaar, van Oost-Vlaanderen Energielandschap een sterk merk gemaakt. Er is een constructief netwerk bij de lokale overheden, de betrokken federale, gewestelijke en provinciale administraties, het middenveld, maar in het bijzonder ook naar de omwonenden toe. Echter werd reeds bij het begin van het lopende project, al snel duidelijk dat de terechte focus op de realisatie van windturbines en windturbinelandschappen maar een onderdeel vormt van een nieuw verhaal rond energie en energieproductie in (Oost-)Vlaanderen. Oost-Vlaanderen Energielandschap is gegroeid vanuit de werking van de provincie Oost- Vlaanderen rondom de inplanting van windturbines. Het is duidelijk dat windturbines slechts een -weliswaar belangrijk en ruimtelijk sterk definiërend- onderdeel vormen van de ruimtelijke vertaling van de noodzakelijke energietransitie. Het project, dat op vandaag een sterk netwerk heeft van partners en op zichzelf een 'merk' is geworden kan bijgevolg niet als af worden beschouwd. Met de uitbouw van Oost-Vlaanderen als een totaal energielandschap willen we een stap verder zetten. Onder het merk Oost-Vlaanderen Energielandschap zet de provincie de uitbouw van haar hernieuwbare energiepotentieel verder. In de eerste plaats zal een tweede strategisch project Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0 zich daar volop voor inzetten. Er wordt ook in Europese programma's gekeken of, samen met de nodige partners, bijkomend projecten kunnen ingediend worden die evenzeer de verdere uitbouw van het potentieel als doel hebben en waarin de nodige ervaringen kunnen opgedaan worden en lessen getrokken. De uiteindelijke bedoeling is om onder het merk Oost-Vlaanderen Energielandschap van de uitbouw van het hernieuwbare energiepotentieel in Oost- Vlaanderen een reguliere werking te vormen. 124

125 8.2. Oost-Vlaanderen energielandschap 2.0 : strategisch project Hierna wordt een overzicht gegeven van de werking tot nu toe en de drie modules die het project in de periode wenst uit te bouwen. Een eerste module waarin de getrokken lessen van het huidig lopende project vertaald worden naar regulier beleid en uitgedragen worden in Vlaanderen. Een tweede module waarin sterk wordt ingezet op de coördinatie van bottom-up initiatieven op het gemeentelijke niveau binnen het thema Oost-Vlaanderen energieneutraal. Tot slot een derde module waarin de nieuwe thematische focus voor deze projectperiode wordt vormgegeven, namelijk: Oost- Vlaanderen: warmtelandschap. De drie modules zijn opgebouwd rond specifieke partnerschappen en samenwerkingsverbanden waarbij het projectteam en de projectcoördinator de spil vormen. Het is immers overduidelijk dat de gebruikte technieken, de methodieken, het proces en de procesbegeleiding in de drie modules enorm worden versterkt door ze in samenhang te bekijken. De samenhang tussen de verschillende energievormen vormt samen met de steeds terugkerende focus op betrokkenheid en participatie niet alleen de troef van Oost-Vlaanderen Energielandschap, maar ook de voorwaarde om in Vlaanderen ook effectief volwaardige energielandschappen vorm te geven. De drie modules zijn samen te beschouwen als een tweede fase in de uitbouw van Oost- Vlaanderen Energielandschap. Het is duidelijk dat ook hierbij niet het volledige speelveld wordt bespeeld. Het gaat om een inhoudelijke prioritering. Na de periode wordt verwacht dat nog een verderzetting zal noodzakelijk zijn. De totale looptijd van het project, in 2011 voorzien voor 3 jaar, wordt bijgesteld tot een looptijd van 9 jaar en hangt op die manier samen met het einddoel van de lopende Europese energiedoelstellingen Het doel dat Oost-Vlaanderen Energielandschap zich heeft gesteld en nog meer naar voren wenst te brengen voor de periode is om heel Oost-Vlaanderen uit te bouwen tot een energielandschap. Doel is om, vanuit een directe betrokkenheid tussen producent en gebruiker, de natuurlijke hulpbronnen die het landschap rondom ons biedt aan te wenden. Energieproductie wordt zo een nieuwe, sterk structurerende en essentiële functie in de ruimte. Een functie die in onze beperkte ruimte een volwaardige afweging vergt met de klassieke ruimtevragers (wonen, werken, recreatie, landbouw, natuur, ) Module 1: Windlandschap: een regulier beleid Aanvragen voor windturbines kampen met een groot draagvlakprobleem. Het project Oost-Vlaanderen Energielandschap, werkt aan het draagvlak voor windturbines via 5 pijlers: Ruimtelijke, planmatige aansturing die bepaalt waar de turbines kunnen komen en waar niet. Dergelijk duidelijk eindplaatje brengt rust en duidelijkheid voor alle betrokkenen. Kaderen van windturbineprojecten in het ruime Oost-Vlaamse windenergie- en hernieuwbare energiekader. Op deze manier wordt het potentieel in elke gemeente duidelijk. De boodschap is dat om uiteindelijk klimaatneutraal te worden - het volledige potentieel moet worden ontwikkeld. Directe aanpak van gecoördineerde, projectmatige realisatie van de windturbines in de concentratiezones. De verschillende projecten worden op elkaar en op de omgeving afgestemd ook de technische aspecten die hiermee gepaard gaan (aansluiting, wegenwerken, ). Alle betrokken actoren worden van in het begin meegenomen in een doorgedreven communicatie. Via intensief overleg kunnen alle betrokken actoren ook input leveren, zowel in het planningsproces als bij de projectmatige realisatie. 125

126 Windturbines hebben een niet te miskennen impact op de omgeving van een gemeenschap. Via 20% rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap (burgers, bedrijven en overheid) in de windturbineprojecten en een fonds om de omgevingskwaliteit te verhogen en rationeel energiegebruik te kunnen ondersteunen, worden de lusten herverdeeld over een volledige gemeenschap. In de periode is het doel om de werking van deze 5 pijlers om te zetten in een regulier beleid op gemeentelijk, provinciaal en gewestelijk niveau. De processen worden opgevolgd en ondersteund en bij de verschillende partners geïmplementeerd. Hierna wordt de werking voorgesteld. Pijler 1 Planmatige aanpak Om te komen tot een gecoördineerde aanpak van de inplanting van windturbines in een zone blijkt de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen een belangrijk hulpmiddel. Het creëert duidelijkheid (komen tot een duidelijke en transparante visie bestaande uit een overzichtelijk geheel van begrensde gebieden). Het helpt om te stroomlijnen (vanuit een globale visie voor een gebied is het gemakkelijker om te gaan met specifieke randvoorwaarden). Het helpt om te focussen (belangrijk in het overleg tussen projectontwikkelaars). In de periode tussen 1 oktober 2011 en 24 december 2014 (1 ste strategisch project OEVL) werden voor de twee zoeklocaties Eeklo-Maldegem-Kaprijke en E40 de volgende processtappen genomen: Het vooronderzoek in kader van een verfijning van de potentiële zoeklocaties van het PRS (landschapsvisie, bijgestuurd i.f.v. bilateraal overleg met diverse instanties) de opmaak van een planmer (met inschatting van het theoretisch potentieel en zicht op de cumulatieve milieu-effecten); de opmaak van een RUP waarin de te ontwikkelen windzones expliciet worden afgebakend (de definitieve vaststelling van het RUP is gebeurd op 17 december 2014). In de periode vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 (2 de strategisch project OEVL 2.0) wordt werk gemaakt van: de opvolging van goedkeuring van PRUP's 'Eeklo-Maldegem' en 'E40 van Aalter' tot Aalst en opvolging van evt. beroepsprocedures en Raad van States; de begeleiding van de planprocessen voor andere zoekzones van het Addendum PRS, nl. Waasland (N49 en E17 omgeving Sint-Niklaas en Beveren), E17 (van Lokeren tot Zulte); Oost-Vlaams Kerngebied Noord (omgeving Gentse Kanaalzone) en overblijvende kleinstedelijke gebieden (Geraardsbergen, Ninove, Ronse, Dendermonde, enz). De opmaak van RUP's een taak is die kadert binnen de reguliere werking van de provinciale dienst Ruimtelijke Planning. Het strategisch project heeft hier een ondersteunende taak, namelijk in het (systematisch) overleg met betrokken administraties, lokale actoren, windsector, bewonersplatforms, enz. waarbij het de bedoeling moet zijn om zoveel mogelijk in partnerschap te werken en visies via een participatief traject tot stand te laten komen. 126

127 Pijler 2: Hernieuwbare energie Hoewel de meeste mensen voor windenergie zijn,blijken er toch veel mensen bezwaar te hebben tegen de inplanting van windturbines in hun onmiddellijke omgeving (NIMBYsyndroom). De reden hiervoor is dat de inplanting vaak te eenzijdig wordt bekeken, nl. vanuit het oogpunt milieuhinder (specifiek m.b.t. geluid en slagschaduw). Hierbij wordt voorbijgegaan aan de noodzaak van windenergie als tweede belangrijkste bron van lokale hernieuwbare energie (na zonne-energie), noodzakelijk in het halen van de hernieuwbare energiedoelstellingen zoals bepaald door Europa. Vastgesteld kon worden dat door de noodzaak van windenergie te kaderen in een ruimer hernieuwbare energieperspectief een meer genuanceerd debat gevoerd kan worden waarbij ook andere dan louter hinderaspecten meetellen bij de inplanting van windturbines. In de periode tussen 1 oktober 2011 en 24 december 2014 (1 ste strategisch project OEVL) werd een analyse gedaan van het hernieuwbare energiepotentieel in Oost- Vlaanderen. Daarbij werd aangegeven wat in Oost-Vlaanderen aan hernieuwbare energie geproduceerd kan worden en dit op basis van lokale grondstoffen. In de periode vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 (2 de strategisch project OEVL 2.0) wordt werk gemaakt van de specifieke vertaling van de hernieuwbare energiescan op gemeentelijk niveau. Daarbij wordt de HE-scan per gemeente vertaald, en gebruikt als basismateriaal om- via een participatief traject te komen tot een gemeentelijk energieactieplan. Dit actieplan, in Engels ook Substainable Energy Action Plan (SEAP), is overigens een belangrijke bouwsteen van het Burgemeestersconvenant. Pijler 3 Projectmatige aanpak Een belangrijk aspect van de werking van het energielandschap is de projectmatige aanpak van de realisatie van windturbines met intensieve begeleiding van het ganse traject op te komen tot goedgekeurde bouw- en milieuvergunningsaanvragen in de betreffende zones en dit op basis van een (door de overheid) gewenste ontwikkeling om te komen tot effectieve realisatie van de windprojecten incl. continue systeem van klachtenbeheer en monitoring. In de periode tussen 1 oktober 2011 en 24 december 2014 (1 ste strategisch project OEVL) werd: Overleg windsector over realisatie van 1 gezamenlijk project Overleg terreinbeheerders Overleg relevante administraties Begeleiden van traject om te komen tot cumulatief milieueffect dwz. opmaak projecmer/ milieuscreenings Geluidsstudie/monitoring Fauna-onderzoek Flankerend beleid As3- Leader project Milde Meetjes In de periode vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 (2 de strategisch project OEVL 2.0) wordt Goedkeuring projectmer (met opname resultaten geluidsmetingen, vleermuisen vogeltellingen, enz) Begeleiden van milieuvergunningsaanvraag en stedenbouwkundige vergunningsaanvraag Begeleiding bieden bij realisatie van de windprojecten: ontsluiting, netaansluiting, eenvormige signalisatie, gezamenlijke communicatie, enz. (realisatie conform visie overheid) Opzetten van maatregelen voor flankerend beleid: omgevingsfonds, overleg met bewoners over project (via rescoop), enz. Opzetten van van continue systeem van klachtenbeheer en monitoring 127

128 Pijler 4: Communicatie Aangezien de ontwikkeling van windlandschappen een zeer grote impact hebben op de leefomgeving van vele duizenden burgers is een open communicatie een enorm belangrijke vereiste voor het bekomen van een draagvlak. Hierbij is in het bijzonder afstemming vereist tussen de verschillende actoren. In de periode tussen 1 oktober 2011 en 24 december 2014 (1 ste strategisch project OEVL) deden we dit: communicatie landschapsvisie en planmer (stuurgroep, enquete, infovergaderingen, nieuwsbrief, sociale media, pers enz) communicatiep rup (bovenstaande plus 9 infomarkten) communicatie projectmer In de periode vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 (2 de strategisch project OEVL 2.0) doen we dit: communicatie vergunningsaanvraag/projectmer communicatie rond omgevingsfonds /flankerend beleid communicatie rond concrete bouw van projecten enz Bij deze verdere communicatie zullen eveneens verschillende kanalen worden ingezet. Pijler 5: Rechtstreekse participatie: Rechtstreekse participatie is een belangrijk onderdeel bij het verkrijgen van draagvlak voor windturbineprojecten. Het laat de omwonenden van een project toe om direct betrokken te worden en mee verantwoordelijkheid te dragen voor de productie van hernieuwbare energie in hun omgeving. Het belang is ook ruimer. Rechtstreekse participatie maakt burgers meer bewust van hun verantwoordelijkheid, leidt tot zelforganisatie en zelf probleemaanpak, wat niet alleen een noodzakelijkheid is voor het behalen van de doelstellingen voor de energietransitie, maar evenzeer bij andere ingrepen in de leefomgeving. In de periode tussen 1 oktober 2011 en 24 december 2014 (1 ste strategisch project OEVL) kwamen we tot: voorstel van integraal draagvlakmodel gebaseerd op 5 pijlers beslissing van provincieraad Oost-Vlaanderen waarin rechtstreekse participatie wordt vooropgesteld in ieder windproject. deputatiebesluit voor concrete implementatie onderhandelingen met projectontwikkelaars, VEB en Rescoop om te komen tot effectieve implementatie rechtstreekse participatie in concrete windprojecten aanzet tot formele vraag aan vlaamse overheid om rechtstreekse participatie decretaal te verankeren In de periode vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 (2 de strategisch project OEVL 2.0) doen we dit: beleidsvisie ivm rechtstreekse participatie meer zichtbaar maken en ook kopiëren naar andere zaken (dan wind) bijv. ikv duurzame wijken, groenpolen, enz. model rechtstreekse participatie: nieuwe besluit implementeren in alle windprojecten in ovl (komen tot afspraken) Model rechtstreekse participatie tot uitvoering brengen (formaliseren welke turbines, welke voorwaarden, 'verkoop' turbines, enz) Ondersteuning verdere decretale acties 128

129 De volledige werking van module 1: Windlandschap: een regulier beleid zal resulteren in een aanvulling van de toolkit die specifiek zal worden opgemaakt voor de verschillende doelgroepen (burger, ontwikkelaars, administraties, beleidsmakers). Deze toolkit zal ruim worden verspreid en uitgedragen, zowel binnen het netwerk van partners als daarbuiten. Doelstelling van deze module is om de specifieke werking van het strategisch project op het vlak van de vorming van windlandschappen overbodig te maken door alle partners de tools aan te geven om zelf aan de slag te gaan. Er wordt hierbij ook in het bijzonder aandacht besteed aan de uitrol in volledig Vlaanderen en de kennisuitwisseling met de ons omringende landen. Op dit ogenblik is een belangrijk netwerk van partners betrokken bij deze werking. In bouwen we hierop verder. Volgende partners zullen (niet limitatief) betrokken worden: Provincie Oost-Vlaanderen (Ruimtelijke planning, milieubeleidsplanning, milieuvergunningen, landbouw, toerisme) Andere provincies, VVP VVSG Gemeentebesturen Maldegem, Eeklo, Kaprijke, Sint-Laureins, Aalter, Nevele, Gent, Merelbeke, Melle, Wetteren, Sint-Lievens- Houtem, Erpe-Mere, Aalst en Denderleeuw VWEA ODE RESCOOP, Volterra, Energent VEB Ontwikkelaars actief in de projectzones (Electrabel, Electrawinds, Aspiravi, Ecopower, Nimby-projects, SPE, Eneco, Enervest, Wase Wind, Kt-Projects, Storm) Belgocontrol Defensie Elia Eandis AWV ANB INBO LNE Ruimte Vlaanderen VEA VLM Regionale landschappen Bewonersverenigingen Eilandje Zwijnaarde nv POM Oost-Vlaanderen Solva W&Z Module 2: Oost-Vlaanderen Energieneutraal De doelstelling van Oost-Vlaanderen Energielandschap 1.0 bestaat erin hernieuwbare energielandschappen te creëren. De focus lag op het faciliteren van windlandschappen. Uit deze windlandschappen kan dan oa via het omgevingsfonds verder ingezet worden op andere vormen van hernieuwbare energie. Windlandschappen groeien dan als het ware uit tot hernieuwbare energielandschappen. Deze processen zijn reeds vergevorderd. 129

130 Daarnaast heeft Oost-Vlaanderen Energielandschap ook een pilootproject lopen in Geraardsbergen: Geraardsbergen energieneutraal. De gemeente Geraardsbergen werd de afgelopen jaren geconfronteerd met diverse vergunningsaanvragen voor grootschalige windturbines van verschillende projectontwikkelaars. Het draagvlak voor deze ontwikkelingen bij de burgers van de gemeente was er nauwelijks. De gemeente was niet tegen windturbines an sich maar wou de inplanting enigszins geordend zien mét meerwaarde voor de lokale gemeenschap. Geïnspireerd door de processen gevoerd door de provincie en Oost-Vlaanderen Energielandschap, richtte de gemeente zich tot de provincie. De vraag was om niet alleen de inplanting van windturbines aan te pakken maar om zicht te krijgen op het potentieel van hernieuwbare energie in de gemeente. Niet alleen de stad Geraardsbergen en de Provincie streven naar klimaatneutraliteit, ook veel andere steden en gemeenten hebben doelstelling op het vlak van energie en klimaat. En ook Vlaanderen is doelstelling en aan het uitwerken met het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050. Een eerste stap in het streven naar klimaatneutraliteit kan zijn het streven naar energieneutraliteit: het huidige energieverbruik invullen dmv alle beschikbare hernieuwbare energiebronnen en het verschil met het huidige energieverbruik wegwerken door energiebesparingen. De provincie Oost-Vlaanderen heeft in een HE-scan (hernieuwbare energiescan) het theoretisch potentieel aan HE-productie voor elke Oost-Vlaamse gemeente berekend. Deze cijfers, het opgebouwde netwerk van Oost-Vlaanderen Energielandschap, de ervaring met een participatief traject (samenwerking met en opleiding door Connect) en alle opgedane ervaring in het pilootproject Geraardsbergen energieneutraal willen we verder inzetten in andere gemeenten. We zien voor Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0 een rol als neutrale partner tussen Provincie, gemeenten, netbeheerders, administraties, middenveld en burgers. Er zijn verschillende schaalniveaus waarop men kan streven naar energieneutraliteit. Oost-Vlaanderen energielandschap kiest ervoor om het gemeentelijk niveau hier naar voor te schuiven. Dit is representatief voor de leefwereld waar de aangesproken burgers zich mee kunnen vereenzelvigen. Door de coördinatie tussen de verschillende werkingen op te nemen kan kennis uitgewisseld worden of kunnen niet combineerbare scenario's gedetecteerd worden. Op die manier wordt het proces naar energieneutraliteit ook naar het hoger schaalniveau vertaald. Doel bij deze module is om energie verder ingang te laten krijgen als een volwaardige ruimtevrager, naast wonen, werken, recreëren, landbouw, natuur, Er wordt hierbij gezocht naar een maximale verweefbaarheid. 130

131 TRAJECTSTAPPEN: Uitbouw van voorbeeldprocessen In het huidig lopende project werd reeds één voorbeeldtraject opgestart, namelijk Geraardsbergen energieneutraal. Binnen dit voorbeeldproces werden met ondersteuning van een participatiebureau actieve burgers uit de gemeente samengebracht om tot scenario's te komen volgens de welke de gemeente zou kunnen evolueren tot energieneutrale gemeente. De scenario's worden afgetoetst met de ontwikkelingssector en met de huidige en/of toekomstige beleidsmogelijkheden. Vervolgens worden concrete actieplannen opgemaakt met conrete aanduiding van trekkende partner, financiering en timing. In het eerste jaar van de werking (2015) is het de doelstelling om dit voorbeeldproces verder uit te breiden tot een 4-tal gemeenten. Op dit ogenblik, bij het indienen van deze aanvraag is nog niet definitief beslist over welke gemeenten het zou kunnen gaan, maar er wordt in de eerste plaat gedacht aan de gemeenten Maldegem en Eeklo, waar ook de samenhang met de ontwikkeling van een grootschalig windlandschap langsheen de E34 wordt meegenomen en (delen van) de stad Gent, waar energieneutraliteit kan worden besproken in een uitgesproken (groot)stedelijke context. Opmaak van een draaiboek voor gemeenten Op basis van de voorbeeldprocessen zal een draaiboek worden opgemaakt voor gemeentebesturen die eveneens de handschoen willen opnemen om een participatief traject te voeren naar het energieneutraal maken van hun gemeente. Binnen dit draaiboek zullen de tips & tricks worden weergegeven. Om de transitie niet te vertragen zal een ontwerp van draaiboek beschikbaar worden gemaakt te gen eind Een tweede reeks van gemeentebesturen kunnen hiermee dan aan de slag. Vervolgens wordt het draaiboek steeds verder aangevuld en vervolledigd. Uitwerken van een financieel luik Essentieel bij het werken aan energieneutraliteit is de haalbaarheid van de verder uit te voeren acties. Vanuit de ervaringen uit de voorbeeldtrajecten en de expertise vanuit de betrokken kennisinstellingen en ontwikkelaars zal het financiële luik worden uitgewerkt. Er zal nagegaan worden hoe specifieke projecten kunnen gefinancierd of gecofinancierd worden. Hierbij zullen in het bijzonder ook de mogelijkheden voor lokale financiering bijvoorbeeld door burgerparticipatie worden meegenomen. Organisatie van een platform voor kennisuitwisseling Het doel van deze module is dat gemeenten en burgerinitiatieven zelfstandig hun traject naar energieneutraliteit kunnen afleggen. Om de samenhang, de afstemming en de utiwisseling van kennis te verzekeren en om actoren toe te laten geschikte partners te kunnen selecteren zal een platform voor kennisuitwisseling worden opgestart. Doel is om dit zowel fysiek, in de vorm van netwerkmomenten te voorzien, als onder de vorm van een digitaal platform. Vertalen van energieneutraliteit in het ruimtelijke beleid van gemeente, provincie en gewest Op basis van de voorbeeldprocessen wordt nagegaan hoe energieneutraliteit kan worden vertaald binnen het ruimtelijk beleid. In samenwerking met de dienst ruimtelijke planning van het provinciebestuur worden voorstellen opgemaakt voor de vertaling naar de structuurplannen, de ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen of andere instrumenten. 131

132 Uitwerken van een toolkit voor bottom-up participatieve processen. De module Oost-Vlaanderen Energieneutraal zet niet enkel in op het bereiken van de directe doelstelling, met name de ruimtelijke vertaling van de energietransitie maar is ook een laboratorium voor het uitwerken van bottom-up participatieve processen. Gezien deze naar de toekomst toe steeds belangrijker worden binnen het uitwerken van (ruimtelijk) beleid, zullen de bevindingen ook algemeen ter beschikking worden gesteld. Er wordt binnen het project nagegaan in hoeverre het proces hiertoe kan worden opgevolgd/bestudeerd als onderzoeksobject door een kennisinstelling. Monitoren van concrete uitvoeringsacties In navolging van de participatieve processen zal een monitoringssysteem worden aangemaakt waarmee de afgesproken acties kunnen worden opgevolgd. Op regelmatige tijdstippen kan op deze manier de realisatie worden geëvalueerd, kunnen uitvoerende partners worden aangespoord en kunnen onvoorziene problemen worden gedetecteerd. Bewaken van de samenhang met andere beleidsvelden Energieneutraliteit hangt uiteraard ook samen met andere beleidsvelden. Een belangrijk aandachtspunt van de projectwerking zal dan ook zijn om de samenhang in het oog te houden. Energieneutraliteit kan gezien worden als een onderdeel van klimaatneutraliteit, waarvoor reeds verschillende gemeenten, provincies en andere organisaties een engagement voor hebben uitgesproken. In de provincie Oost-Vlaanderen is een klimaatactieplan in opmaak waarin ook energie een belangrijke rol speelt. Verschillende gemeenten maken ook deel uit van het convenant of Mayors waarbij een 'sustainable energy action plan' een cruciale rol speelt. Uitdragen van de werking naar de rest van Vlaanderen toe Het is duidelijk dat het model dat Oost-Vlaanderen Energielandschap hier voor ogen heeft, niet beperkt hoeft te worden tot Oost-Vlaanderen alleen. Het model dient bijgevolg verder te worden gecommuniceerd en uitgedragen naar de rest van Vlaanderen toe. Volgende partners zullen (niet limitatief) bij deze module worden betrokken: Provincie Oost-Vlaanderen (Ruimtelijke planning, communicatie, milieubeleidsplanning) POM Oost-Vlaanderen Oost-Vlaamse gemeentebesturen ODE-Vlaanderen, RESCOOP, Wase wind, Energent, Volterra BBL (Ecolife) Eandis Universiteit Gent AMRP (living labs) Universiteit Gent Power Link KULeuven KaHo Sint-Lieven (project Zecos) ACV Leefbare Windenergie vzw Innovatiesteunpunt Boerenbond VVSG Module 3: Oost-Vlaanderen Warmtelandschap De werking van module 1 nam de hoofdbrok voor zijn rekening van het huidige project. In de periode verschuift dit naar module 3. Met module drie wordt een nieuwe inhoudelijke focus gegeven aan het project Oost- Vlaanderen energielandschap. Dit waar module 1 vooral het afwerken betreft van de werking en module 2 voornamelijk de nadruk legt op het procesmatige aspect (bottom-up benadering). 132

133 De focus wordt specifiek gelegd op het warmtelandschap Oost-Vlaanderen. Warmte is met name een zeer complex gegeven waar het samenspel van een veelvoud aan bepalende factoren onmisbaar is voor het welslagen van een project. Vele actoren zijn op dit moment reeds actief op het vlak van (rest)warmteproductie, warmtebenutting en warmtetransport, maar de samenhang binnen deze nog jonge activiteit is vaak afwezig. Het project Oost-Vlaanderen energielandschap wil een coördinerende rol spelen in het kluwen van actoren, beleidslijnen en andere factoren die het succesvol implementeren van warmte als ruimtelijk structurerende functie verhinderen. Module 3 zal inzetten op de coördinatie van projecten en initiatieven op het vlak van (groene) warmte, restwarmte, warmtetransport en warmtenetten in Oost-Vlaanderen, met het oog op de uitbouw van warmte als ruimtelijk structurerende functie in Oost- Vlaanderen op de verschillende schaalniveaus en het faciliteren van de effectieve uitbouw van geschikte systemen op het terrein. De focus ligt daarbij op de samenhang tussen de warmteproductie (groene warmte, restwarmte, het biomassa energielandschap); het warmtetransport (warmtenetten) en de warmtevrager. Er wordt gezocht naar complementariteit en win-win, zowel voor de huidige bestaande functies als bij de uitbouw van nieuwe. Door zoveel mogelijk restwarmte te benutten en op lokale bronnen van warmte in te zetten, wordt gepoogd om de warmtevraag uit fossiele bronnen zo sterk mogelijk terug te dringen. Een uitgebouwd warmtenet kan een onderdeel zijn van de strategie, maar dit hoeft niet zo te zijn. Een belangrijk aandachtspunt is collectivering. Via participatie en rechtstreekse betrokkenheid van bewoners, buurtcomités en bedrijven wordt de optimale balans gezocht tussen private en collectieve systemen in het werkgebied. Grote aandacht gaat uit naar kleinere, individuele warmtevragers- en producenten. Op vandaag hangt het welslagen van een project voor warmtebenutting vaak louter of toch heel sterk samen met het vinden van een match tussen enkele grote tot zeer grote spelers. Oost-Vlaanderen Energielandschap wil vanuit haar kenmerkende participatieve aanpak enkele solitaire projecten overstijgen (Van één op één relatie warmteaanbieder en vrager tot één naar meerdere en meerdere naar meerdere). In het bijzonder heeft het project aandacht voor het ruimtelijke aspect. Op vandaag wordt ruimtelijke structuur vaak eerder als een achtergrondverschijnsel gezien bij het benutten van warmte. Met dit project willen we nagaan op welke manier warmte ruimtelijk sturend kan zijn, op wel schaalniveau dit moet worden gezien en hoe dit kan worden vertaald binnen het huidige en toekomstige ruimtelijke beleid. Warmte moet deel uitmaken van een geïntegreerd beleid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hierdoor doordachter worden gelocaliseerd, maar ook voor de reconversie/transitie van bestaande ruimtelijke elementen kan het warmteaanbod een cruciale rol spelen. Hierbij wordt in het bijzonder in het oog gehouden hoe de ruimtelijke aansturing van nieuwe ontwikkelingen in het deelgebied een bijdrage kan leveren aan het oplossingskader en hoe reconversie en transformatieplekken door het gebruik van warmte als structurerend element een bijkomende impuls kunnen krijgen. Een uitvoeringsprogramma wordt voorzien met acties op korte, lange en middellange termijn. Het project wil hierbij ook reeds op korte termijn inzet op Quick wins en snelle 'no regret' maatregelen. Er wordt nadruk gelegd op het coördineren en afstemmen van een veelvoud aan lopende initiatieven en projecten. Tenslotte wensen we de kennisuitwisseling en het linken van projectpartners op dit vlak te versterken. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met de bestaande kennis binnen het projectpartnerschap, ook vanuit andere geplande en gerealiseerde projecten, zowel in Vlaanderen als in het buitenland. 133

134 TRAJECTSTAPPEN: Verdere verkenning van het speelveld Het netwerk van actoren dat actief is op het vlak van warmte is complex, gaande van grote industriële spelers, beleidsmakers, coöperatieven tot en met de individuele burger. In de eerste maanden van de nieuwe projectperiode ( ) willen we dit speelveld in kaart brengen. Op diezelfde manier willen we het bestaande kennisnetwerk ontsluiten op het vlak van warmteproductie, restwarmte, biomassa, afvalstromen, wamtegebruikers, warmtetransport, ontwerpoefeningen, samen met de juridische en beleidsmatige onderbouwing. Verder aanscherpen van de projectstructuur Op basis van deze oefening kan het noodzakelijk zijn om de projectstructuur verder aan te vullen met bijkomende key-actoren en of actoren met specifieke kennis en expertise. Vooral de samenstelling van de werkgroep voor module 3 en de samenstelling van eventuele subwerkgroepen zal hierbij onder de loep worden genomen. Uitbouw en ontsluiting van bestaande kennisplatforms of opbouw van een platform De bestaande kennis wensen we verder te verspreiden binnen het netwerk van actoren. Hiertoe worden bestaande kennisplatforms verder uitgebouwd en ontsloten of wordt een nieuw uitwisselingsplatform voorzien. Afbakenen van specifieke werkingsgebieden Samen met de projectpartners worden één of meerdere specifieke werkingsgebieden afgebakend binnen Oost-Vlaanderen. Deze deelgebieden zijn te situeren op het mesoniveau en bevatten zowel bestaande functies als mogelijke nieuwe ontwikkelingen. Voorlopig behoren volgende omgevingen tot de mogelijkheden: Stad Eeklo met inbegrip van de IVM verbrandingsoven en de nieuwe ontwikkeling van het ziekenhuis Aalter, uitgaande van de ontwikeling van een biomassacentrale en een warmtenetwerk in en rondom het bedrijventerrein Gent, uitgaande van de bestaande warmtenetten rondom de SPE-centrale (kernstad, waaronder ook rechtstreeks aangesloten gebouwen van provincie stad en Universiteit) en de verbrandingsoven van IVAGO (koppeling met Universitair ziekenhuis, omliggende woonwijken, Arteveldestadium en ontwikkeling Eilandje) Aalst, uitgaande van het momenteel in onbruik geraakte warmtenet Bloemenregio, uitgaande van de koppeling van glastuinbouw aan warmtelevering vanuit de Gentse Kanaalzone Oplijsten van de potenties / participatief traject. Binnen de geselecteerde zones worden de potenties opgelijst en wordt een Quick scan uitgevoerd naar mogelijk win-win situaties en/ of conflictsituaties. De werkwijze die hier wordt toegepast is een participatief traject uitgaande van de betrokken actoren binnen het deelgebied. De bestaande aanbieders, warmtevragers en uitwisselingssystemen worden opgelijst en nieuwe ontwikkelingen, in het bijzonder uitgaande van lopende ruimtelijke planningsprocessen worden nagekeken. De ruimtelijke structuur van het gebied en de beleidscontext wordt geanalyseerd. 134

135 Opmaak actieprogramma Voor het voorbeeldgebied worden ontwikkelingscenario's en concrete actieplannen opgemaakt. Doel hierbij is te komen tot een geïntegreerde oplossing voor het warmtelandschap. Warmte wordt hierbij als een sturend element voor de ruimtelijke ontwikkeling beschouwd. Er wordt steeds nagegaan wie de specifieke uitvoerende partners zijn, hoe de fincanciering zal verlopen en welke timing wordt aangehouden. Vanuit de projectcoördinatie worden hiertoe partners bij elkaar gebracht en wordt ondersteuning geboden, onder meer op het vlak van het nagaan van de mogelijkheden tot financiering of cofinanciering. In het bijzonder wordt bij deze acties onderzocht hoe de individuele burger of burgerorganisatie een rol kan hebben bij de uitbouw en het bewaren van de potenties van een warmtelandschap in zijn omgeving. Faciliteren van de realisatie op het terrein Het project functioneert als facilitator en katalysator bij de effectieve realisatie op het terrein. Zowel op het technische vlak, het juridisch administratieve als bijvoorbeeld ook bij het vergunningentraject worddt ondersteuning geboden. Vanuit het project wordt het partnernetwerk aangestuurd en de kennis verspreid. Het project bewaakt op die manier de effectieve en efficiënte inzet van mensen en middelen. Bij het effectief uitwerken en realiseren van warmteprojecten wordt ook in het bijzonder de provinciale ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen actief ingezet, hetzij op het vlak van expertise, maar evenzeer op het vlak van financiering en effectieve projectontwikkeling en uitvoering. Opmaak monitoringsinstrument Het project voorziet een monitoringsinstrument voor dit actieprogramma. Op die manier kunnen de acties op rgelmatige basis worden geëvalueerd, kunnen actoren worden aangespoord en kunnen problemen bij de uitvoering actief worden gedetecteerd. Vertaling in ruimtelijk beleid Een specifieke doelstelling van het project is de vertaling van de ruimtelijke structurende werking van warmte in het beleid op lokaal, provinciaal en gewestelijk niveau. Vanuit het project worden insteken aangeleverd voor de structuurplannen op gemeentelijk en provinciaal niveau en specifiek ook voor het beleidsplan ruimte Vlaanderen. Ook naar het uitvoeringsinstrumentarium zullen voorstellen worden geformuleerd, onder meer naar ruimtelijke uitvoeringsplannen of verordeningen toe, maar mogelijkheden kunnen zich evengoed aandienen op het vlak van landinrichting, landbouwbedrijfsvoering, beheer van bedrijventerreinen, Opmaak van een doelgroepen gerichte toolkit De ervaringen die opgedaan worden met het project zullen worden gebundeld in een flexibel eindrapport, die zal worden aangepast aan de verschillende doelgroepen actief binnen deze ontwikkelingen. De tips & tricks zullen worden aangegeven. Deze toolkit heeft als doel een concrete leidraad te zijn bij de ontwikkeling van warmtelandschappen. Uitdragen van het project en communicatie. Binnen het volledige projectverloop zal heel veel aandacht gaan naar een doorgedreven open communicatie. De nadruk ligt heirbij op het creëren van maatschappelijke betrokkenheid en het optimaal verspreiden van kennis, op maat van de verschillende doelgroepen. Volgende partners zullen (niet limitatief) bij deze module worden betrokken: Provincie Oost-Vlaanderen (ruimtelijke planning, milieubeleidsplanning, communicatie) Gemeentebesturen (Eeklo, Aalter, Gent, Bloemenregio, Aalst) Provinciale ontwikkelingsmaatschappij ODE Vlaanderen Warmtenetwerk Vlaanderen 135

136 Eandis Rescoop, Energent, Volterra VEA IVAGO Strategisch project glastuinbouw Oost-Vlaanderen Innovatiesteunpunt Boerenbond Universiteit Gent (Power-link en AMRP) Ruimte Vlaanderen Oost-Vlaanderen Energielandschap een merk aan het werk in Oost-Vlaanderen 136

137 9. EVALUATIE MINISTRIEEL BESLUIT OOST- VLAANDEREN ENERGIELANDSCHAP 1.0 In het projectvoorstel Windenergie in Oost-Vlaanderen, wie eerst komt, eerst maalt waren een aantal basisvragen naar voren geschoven rond windturbines. Het was de doelstelling van dit project die vragen op te lossen. Op dit ogenblik kunnen we stellen dat die basisvragen door dit project grotendeels werden beantwoord. I. Het project behelst het inplanten van grote of middenschalige windturbines. Windturbines hebben een belangrijke rol in het bereiken van Vlaamse, Federale en Europese doelstellingen in het kader van alternatieve energiewinning. Hoewel beleidsmatig een en ander hierover reeds werd vastgelegd in een aantal omzendbrieven en op niveau van de provincie, blijkt de concrete inplanting niet altijd evident. Voorkomen moet worden dat een eenzijdige (sectorale) benadering ontstaat en andere ruimtelijke aspecten (waaronder de landschappelijke inpassing) uit het oog worden verloren. Dit zal per zoekzone specifiek verder moeten worden bekeken en vraagt een acties beleid vanuit de provincie. Evaluatie: De inplanting van windturbines in het traject van de windlandschappen Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is gebeurd in verschillende stappen en op basis van verschillende insteken en onderzoeken dit wordt in de hoofdstukken van dit rapport weergegeven. De windsector had hierin een grote rol maar de sectorale visie was nooit de overheersende. Er werd een zeer multidisciplinaire aanpak gehanteerd, waar zeker ook de insteek van de direct betrokkenen werd gezocht, gehoord en waar mogelijk mee in rekening werd gebracht. II. Het is wenselijk om, vanuit de meest recente inzichten, gezamenlijk zo snel mogelijk te komen tot een gerichte keuze van de effectieve zones waar een (deel)project kan worden uitgetekend en een gerichte inplanting van windmolens voorzien. Evaluatie: In twee macroconcentratiezones van het beleidskader wind van de provincie Oost- Vlaanderen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst is in 3,5 jaar tijd het windlandschap met bijhorende participatie (in al zijn facetten: zie toolkit "Participatie Wint") vastgelegd in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen en provinciale besluiten. In de zones is zeer duidelijk bepaald wat waar komt en onder welke voorwaarden. III. Anderzijds zijn er op dezelfde plaatsen vaak andere energievraagstukken die moeten of kunnen mee aan bod komen. Voorbeelden hiervan zijn: de mogelijkheid van een koppeling met glastuinbouw, de koppeling van windenergie met andere vormen van duurzaam energie- en ruimtegebruik,. De beoordelingscommissie was van oordeel dat in het voorliggende project een verbreding naar alle vormen van alternatieve energiewinning of meer algemeen naar energielandschappen nodig is. Vanuit specifieke testcases kunnen nieuwe methodes worden ontwikkeld, en uiteindelijk procedures allicht vereenvoudigd. Evaluatie: Het project Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft de meeste tijd en middelen ingezet op de hernieuwbare energievorm die ruimtelijk gezien de grootste impact 137

138 heeft: windenenergie. Oost-Vlaanderen Energielandschap is immers een ruimtelijk strategisch project, in kader van het RSV. Windenergie is niet alleen de hernieuwbare energievorm met de grootste ruimtelijke impact, het heeft ook de tweede grootste potentie na PV in Oost-Vlaanderen. In de zones Eeklo- Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst werd een piloottraject doorlopen met als doel de effectieve realisatie van twee windlandschappen. Vanuit de invalshoek "wind" werden via een reeks begeleidende elementen in de windlandschappen, de fundamenten gelegd voor de verdere uitbouw van het energielandschap: In het zeer uitgebreide participatietraject dat de planprocessen voor de windlandschappen heeft begeleid, zijn heel veel betrokken actoren op zijn minst geïnformeerd maar sommigen ook geënthousiasmeerd betreffende de noodzaak van een energietransitie én de actieve rol van íedereen daar in. Dit proces lijkt een katalysator te zijn geweest waardoor actoren effectief verder nadenken hoe ze meer hernieuwbare energie kunnen ontwikkelen en / of energie besparen. Er is ook een netwerk aan actoren ontstaan rond hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik. Niet verwonderlijk dat de meeste locaties die nu reeds naar voor komen als verdere ontwikkelingsplaatsen in Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0 (zie hoofdstuk 8), net in de windlandschappen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst liggen (of daar toch mee verbonden zijn). Via het omgevingsfonds waarmee steun zou kunnen verleend worden aan aanplant van energieke houtkanten en korte omloophout. Het participatief traject waarbij omwonenden en lokale overheid mee nadenken over het doel en de werking van het fonds, sensibiliseert tegelijkertijd. De uitbouw van het energielandschap in die regio wordt ook gestimuleerd door rechtstreekse participatie te voorzien voor lokale overheden en burgers. De overheid kan haar groene stroom daar uit halen, de burgers ook. Via deze rechtstreekse betrokkenheid en het zeer korte communicatiekanaal tussen consument en producent, worden burgers en overheid zich zeer bewust van hun energieverbruik en de noodzaak tot ontwikkeling van hernieuwbare energie. De bewustmaking van zowel overheid als de burgers draagt ook bij tot de uitbouw van het energielandschap in de regio. Naar aanleiding van de windprocessen zijn in beide regio's burgercoöperatieven ontstaan die hernieuwbare energie willen ontwikkelen: "Volterra" en "Energent". In de aanduiding van de windlandschappen werd via een hernieuwbare energiescan uitgerekend wat het potentieel aan hernieuwbare energie is in de provincie (en per gemeente). Het windpotentieel dat ontwikkeld moet worden in de windlandschappen kan zo geplaatst worden in een ruimer energiepotentieel. Dit potentieel kan bovendien tegenover het huidige verbruik uitgezet worden, wat de noodzaak voor de maximale ontwikkeling van elke vorm zeer duidelijk maakt. De windturbine processen Eeklo-Maldegem en E40 en alles daarbij en daarrond hebben heel veel tijd en energie gevraagd maar hebben ook al opgebracht. Niet enkel voor de potentiele realisatie van een 60 tal grootschalige windturbines maar voor windenergie in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen in het algemeen én voor hernieuwbare energie. IV. Het project mag niet teveel de nadruk leggen op studiewerk en eindigen met beleidsvisies, er moeten concrete realisaties op het terrein ter uitvoering van de visie - zichtbaar worden. De coördinatie van de uitvoering van deelprojecten op specifieke locaties wordt dan ook als de centrale doelstelling beschouwd. Evaluatie: 138

139 In 3,5 jaar tijd is specifiek gewerkt naar concrete realisaties op terrein. Enige studiewerk of visievorming dat is gebeurd stond steeds onmiddellijk in teken van een conrete terrein uitvoering. Twee windlandschappen zijn definitief vastgesteld in PRUP's. De meeste technische knelpunten om daarin windturbines te realiseren op schaalgrootte van het volledige windlandschap zijn aangepakt (aansluitingsmogelijkheden, luchtvaart, militaire radar, ). De verschillende projectontwikkelaars en hun projecten in de zones zijn op elkaar afgestemd. Er is een model uitgewerkt om lokale meerwaarde te realiseren, er zijn daar ook concrete partners voor geëngageerd. Er is een intensief communicatie- en participatietraject gevoerd. De fundamenten voor de verdere uitbouw van de windlandschappen naar energielandschappen zijn gelegd. Nu moeten de effectieve vergunningsaanvragen komen met de concrete uitwerking van het lokale meerwaarde model, beiden zullen nog steeds begeleid worden met een communicatietraject. Ook hier werkt de provincie aan verder, zowel door de dienst ruimtelijke planning als door het project Oost-Vlaanderen Energielandschap 2.0. V. Hoewel de rol van de projectcoördinatie voldoende wordt uitgeklaard vanuit het lokale niveau, is het belangrijk om de projectstructuur (organisatie) van het strategisch project verder op punt te zetten en te verbreden, en hierbij ook de relatie met andere provinciale en Vlaamse beleidsdomeinen concreter in te vullen. Evaluatie: De projectstructuur bestaat uit: projectsecretariaat, een projectcoördinatie, een projectbureau en er werd specifiek voor de windlandschappen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst teruggekoppeld met 4 projectteams en een bredere stuurgroep. In het begin van het project en op het einde werden alle betrokken actoren en contacten, opgedaan in de loop van het project (op het einde dan toch) uitgenodigd voor een event. Op het slotevent van 18 december 2014 werd de werking van 3,5 jaar Oost-Vlaanderen Energielandschap voorgesteld evenals de TOOLKIT. Het projectsecretariaat bestaat uit de projectcoördinator, de medewerker communicatie en participatie en de administratief medewerker. Het projectsecretariaat staat in voor de dagdagelijkse uitvoering van het project. Leidraad hierbij zijn de beslissingen van het projectbureau. De projectcoördinatie bestaat uit het projectsecretariaat, aan gevuld met Mark Cromheecke, directeur directie Ruimte, Reinout Debergh, diensthoofd Ruimtelijke Planning en Karen Dhollander die de planprocessen wind aanstuurt. De projectcoördinatie komt wekelijks samen. Het projectbureau bepaalt de inhoud van het project (binnen de krijtlijnen van het subsidie-dossier) en beslist over de prioritair te nemen acties. Het projectbureau stuurt het project-secretariaat aan. Het bestaat uit mensen die nauw betrokken zijn bij het project en vanuit hun bevoegdheid het project daadwerkelijk willen meesturen. Het projectbureau wordt voorgezeten door Mark Cromheecke, directeur van de provinciale directie Ruimte. Het projectbureau is als volgt samengesteld: de projectcoördinator van het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap'; 1 vertegenwoordiger van de provinciale dienst Ruimtelijke Planning; 1 vertegenwoordiger van de provinciale directie Ruimte (voorzitter); 1 vertegenwoordiger van de provinciale directie Milieu; 1 vertegenwoordiger van de POM Oost-Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, departement RWO; 139

140 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Ruimtelijke Ordening Oost- Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Vlaams Energie Agentschap; 1 vertegenwoordiger van de Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen, 1 expert inzake hernieuwbare energie. Het projectbureau is 9 keer samengekomen. Er waren 4 projectteams: 1 voor de zone Eeklo-Maldegem en drie voor de drie deelzones langs de E40 tussen Aalter en Aalst (Aalter-Nevele, Gent-Melle/Wetteren en Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere-Aalst). In de projectteams zaten vertegenwoordigers van, steeds toegespitst op de betreffende zone: lokale besturen en administraties van de actiecomités van de Vlaams administraties (RWO, Erfgoed, ANB, INBO, dienst MER, AWV en VLM) van de provinciale administraties (milieubeleid en vergunningen en ruimtelijke planning) De projectteams zijn elk 4 keer samengekomen. Telkens werd een stand van zaken gegeven van zowel de planprocessen als de werking van Oost-Vlaanderen Energielandschap en werd feedback gevraagd. Deze werd in de mate van het mogelijke verwerkt. De stuurgroep bestond uit een brede vertegenwoordiging van betrokken actoren in de windlandschappen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst. De stuurgroep is twee keer bijeengekomen. In de loop van het project is er met heel veel actoren overleg gepleegd, zowel in groep als bilateraal. Er zijn aan heel veel groepen en actoren toelichtingen gegeven. VI. In de aanvraag wordt een aanzet gegeven voor de aanpak van de communicatie. Het is belangrijk om dergelijke gerichte communicatiestrategie effectief uit te werken. Evaluatie: Communicatie was een cruciaal element in de ontwikkeling van de windlandschappen Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst en Geraardsbergen Energieneutraal. De communicatiestrategie en uitvoering is in detail aan bod gekomen in de tussentijdse rapportages en is vervat in hoofdstuk 4 en 7 (Geraardsbergen Energieneutraal) van deze rapportage. Het komt ook aan bod in de toolkit waar het 1 van de 3 steeds wederkerende onderdelen is van de drie kernaanbevelingen ("Wie", "Wanneer", "Wat") 140

141 141

Waasland, 14 oktober 2016

Waasland, 14 oktober 2016 Windlandschappen met lokale betrokkenheid: Van een Windlandschap naar een Energielandschap Waasland, 14 oktober 2016 Oost-Vlaanderen, Energielandschap en Wind 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing Obv

Nadere informatie

Beleidskader wind. Diensthoofd Ruimtelijke Planning

Beleidskader wind. Diensthoofd Ruimtelijke Planning Beleidskader wind Reinout Debergh Diensthoofd Ruimtelijke Planning Werken aan oplossing = werken aan draagvlak 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning) Obv beleidskader

Nadere informatie

Oost-Vlaanderen Energielandschap

Oost-Vlaanderen Energielandschap Oost-Vlaanderen Energielandschap Een strategisch Moira Callens project Coördinator Werken aan oplossing = werken aan draagvlak 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning)

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie vergadering van Besluit van de Deputatie aanwezig, kenmerk betreft verslaggever 1. Feitelijke en juridische gronden, dossiernummer: zittingnummer: termijn: Het provinciedecreet, inzonderheid artikel 57.

Nadere informatie

Juridische en ruimtelijke aspecten

Juridische en ruimtelijke aspecten Openbreken van de markt voor kleine en middelgrote windturbines Juridische en ruimtelijke aspecten JERTS-studie Sociaal Inzicht verwerven in de subjectieve visie over de inplanting van kleine en middelgrote

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ;

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ; Ministerieel besluit houdende de gedeeltelijke goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Windlandschap Eeklo-Maldegem van de provincie Oost-Vlaanderen. DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING,

Nadere informatie

Oost-Vlaanderen Energielandschap

Oost-Vlaanderen Energielandschap Oost-Vlaanderen Energielandschap Het Oost-Vlaams energielandschap, met of zonder KMWT? Van grootschalige windlandschappen naar een volwaardig energielandschap Windturbines in Oost-Vlaanderen Voor den beginne

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Provinciale ruimtelijke beleidsvisie Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Goedgekeurd deputatie 24.04.2008 DOELSTELLING STAND VAN ZAKEN KADER Doel van de beleidsnota (1) Visie op grootschalige

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1401379 Provincieraadsbesluit betreft Voorlopige vaststelling van de PRUP's Eeklo-Maldegem en E40 van Aalter tot Aalst agendering provincieraad

Nadere informatie

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling ruimtelijke planning Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen 1. Krijtlijnen

Nadere informatie

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen 7 juni 2007 inhoud energie waarom windenergie voor- en nadelen van windenergie windaanbod vergunningen en regelgeving aspecten van belang: windplan Vlaanderen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1203682 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Processen windenergie in de zoekzones Maldegem- Eeklo en E40 van Aalter tot Aalst Principebeslissing

Nadere informatie

De wind in de zeilen voor Dilbeek

De wind in de zeilen voor Dilbeek De wind in de zeilen voor Dilbeek Op zoek naar geschikte locaties voor windturbines in Dilbeek aan de hand van het Windplan Vlaanderen en de Vlaamse Omzendbrief Windenergie Waarom windenergie? Op zoek

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN

ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN ZEVEN CONCENTRATIE- GEBIEDEN RUP s EM en E40 Eeklo-Maldegem-Kaprijke Melle Aalter St. Lievens-Houtem Hansbeke 19/12/2014 Zwijnaarde Erembodegem Definitief RUP Standaarddocumenten: Toelichtingsnota Grafische

Nadere informatie

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Antwerpse Gordel en Klein-Brabant landbouw-, natuur- en bosgebieden Vallei van

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

Ontwikkeling windturbines Planmatige ordening en projectmatige realisatie. VVSG Energiedag voor lokale besturen 19 maart 2013

Ontwikkeling windturbines Planmatige ordening en projectmatige realisatie. VVSG Energiedag voor lokale besturen 19 maart 2013 Ontwikkeling windturbines Planmatige ordening en projectmatige realisatie VVSG Energiedag voor lokale besturen 19 maart 2013 Oost-Vlaanderen, een energielandschap! Al van oudsher haalt de mens energie

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ;

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ; Ministerieel besluit houdende de onthouding van goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Windlandschap E40 van Aalter tot Aalst van de provincie Oost-Vlaanderen. DE VLAAMSE MINISTER VAN

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent te Sint-Niklaas - Verslag plenaire vergadering 8 juli 2015 Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten Koning Albert II-laan

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene ASPIRAVI Project E403 Lichtervelde en Wingene Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie

Nadere informatie

Omzendbrief RO/2010/01

Omzendbrief RO/2010/01 Omzendbrief RO/2010/01 Aan: de colleges van burgemeester en schepenen de deputaties van de provincies Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Koning Albert II-laan

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project Blankenberge

ASPIRAVI. Project Blankenberge ASPIRAVI Project Blankenberge Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie verbruiken

Nadere informatie

Kaderdecreet Onroerend Erfgoed: enkele aandachtspunten voor lokale besturen

Kaderdecreet Onroerend Erfgoed: enkele aandachtspunten voor lokale besturen Vereniging van Vlaamse Streekontwikkelingsintercommunales Paviljoenstraat 9 1030 Brussel T 0032 2 211 56 40 F 0032 2 211 56 00 info@vlinter.be www.vlinter.be Kaderdecreet Onroerend Erfgoed: enkele aandachtspunten

Nadere informatie

Inspiratiesessie hernieuwbare energie 16/02 Kruishoutem Lippens Jan ing Voorzitter Zaubeek Power CVBA. CVBA Zaubeek Power Oude Waalstraat 294 Zulte 1

Inspiratiesessie hernieuwbare energie 16/02 Kruishoutem Lippens Jan ing Voorzitter Zaubeek Power CVBA. CVBA Zaubeek Power Oude Waalstraat 294 Zulte 1 Inspiratiesessie hernieuwbare energie 16/02 Kruishoutem Lippens Jan ing Voorzitter Zaubeek Power CVBA CVBA Zaubeek Power Oude Waalstraat 294 Zulte 1 Zaubeek power CVBA: ontstaan - Ontstaan uit de bedrijvenvereniging

Nadere informatie

Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen september 2012

Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen september 2012 Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen 2011-2020 10 september 2012 Agenda Doelstelling en algemene context Methodologie PV WKK Wind Resultaten Aansluiting Transformatiecapaciteit Capaciteit

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Hernieuwbare Energiescan. Karen Dhollander

Hernieuwbare Energiescan. Karen Dhollander Hernieuwbare Energiescan Karen Dhollander Dienst Ruimtelijke planning Werken aan oplossing = werken aan draagvlak 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning) Obv beleidskader

Nadere informatie

Haalt Vlaanderen de doelstelling voor windenergie in 2020? Bart Bode, Directeur VWEA

Haalt Vlaanderen de doelstelling voor windenergie in 2020? Bart Bode, Directeur VWEA Haalt Vlaanderen de doelstelling voor windenergie in 2020? Bart Bode, Directeur VWEA www.vwea.be Waar staan we? Van een trage start: aantal WT totaal vermogen (MW) 2000 34 15 2001 46 24 2002 57 35 2003

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Maak. Ruimte. Oost voor. Vlaanderen

Maak. Ruimte. Oost voor. Vlaanderen Vlaanderen 20 50 Maak Ruimte Oost voor Huidig ruimtelijk beleidsplan : PRS Huidig toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen : PRS goedgekeurd in 2004 Addendum Wind 2009 Partiële herziening 2012 Nood

Nadere informatie

In het kader van het openbaar onderzoek wensen wij de volgende bezwaren op te werpen.

In het kader van het openbaar onderzoek wensen wij de volgende bezwaren op te werpen. BEZWAARSCHRIFT WINDMEETMAST KATSPOELSTRAAT Mijnheer de burgemeester, Dames en heren schepenen, Mijnheer de gemeentesecretaris, Mijnheer de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, Ondergetekende neemt

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project Brecht E19 uitbreiding

ASPIRAVI. Project Brecht E19 uitbreiding ASPIRAVI Project Brecht E19 uitbreiding Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie

Nadere informatie

WAAR WINDTURBINES? DAAR WINDTURBINES!

WAAR WINDTURBINES? DAAR WINDTURBINES! WAAR WINDTURBINES? DAAR WINDTURBINES! Addendum Wind 2009 Principe van concentratie en contrast Potentiële zoeklocaties Landschappelijke rustzones Positieve en negatieve criteria Gewenste ruimtelijke windstructuur

Nadere informatie

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 180 van LYDIA PEETERS datum: 1 december 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden - Ontwikkeling

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1302330 Provincieraadsbesluit betreft Dossier Wind Kennisnemen van het onderzoek en nemen van een beslissing op vlak van locatiekeuze en projectrealisatie

Nadere informatie

Hoever staat het met de uitvoering van de 13 actiepunten? Graag een opsomming per actiepunt.

Hoever staat het met de uitvoering van de 13 actiepunten? Graag een opsomming per actiepunt. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 182 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 februari 2017 aan BART TOMMELEIN VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Fast lane

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 april 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Nota Ruimte. Ontwerp Nota Ruimte. Goedkeuring.

Nadere informatie

De omgevingsvergunning komt eraan!

De omgevingsvergunning komt eraan! De omgevingsvergunning komt eraan! Sessie : vergunning Werner Van Hoof teammanager gebiedsontwikkeling VVSG studiedag : 23 november 2011 Dienstverlenende vereniging Opgericht in 1973, sinds 2003 intercommunale

Nadere informatie

nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK s)

nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK s) SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK

Nadere informatie

Resolutie wateroverlast

Resolutie wateroverlast Signaalgebieden? 1 Resolutie wateroverlast Vlaams Parlement, 7 juli 2011 De gepaste instrumenten ontwikkelen om het behoud van het waterbergend vermogen in de overstromingsgevoelige gebieden te waarborgen

Nadere informatie

Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines

Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines Omzendbrief RO/2014/02: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 34 A 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be

Nadere informatie

Richtinggevend gedeelte

Richtinggevend gedeelte 116/183 43-03/26000512 DEEL 3 Richtinggevend gedeelte Leeswijzer In het voorgaande informatief gedeelte werd een analyse van de bestaande ruimtelijke structuur gemaakt door vanuit een globale en sectorale

Nadere informatie

SVZ windprocessen Eeklo- Maldegem en E40 & draagvlakmodel

SVZ windprocessen Eeklo- Maldegem en E40 & draagvlakmodel Werken aan draagvlak SVZ windprocessen Eeklo- Maldegem en E40 & draagvlakmodel Infomoment 8 januari 2014 3 PIJLERS 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing (dienst ruimtelijke planning) Obv beleidskader Wind

Nadere informatie

Provincie Vlaams Brabant

Provincie Vlaams Brabant 170 Provincie Vlaams Brabant ENERGIE Energie is een relatief nieuw thema. De opgave om klimaatneutraal te worden, vraagt dat we vandaag nadenken over hoe we in de toekomst onze energiebehoefte gaan invullen.

Nadere informatie

Oost Vlaanderen Energielandschap wat gaan wij doen? Karen Dhollander, projectcoördinator

Oost Vlaanderen Energielandschap wat gaan wij doen? Karen Dhollander, projectcoördinator Oost Vlaanderen Energielandschap wat gaan wij doen? Startevenement29 november2011 Karen Dhollander, projectcoördinator Inhoud Klimaat en energiedoelstelling Over transitie en energielandschappen De praktijk

Nadere informatie

Overzicht gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening - GECORO

Overzicht gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening - GECORO Overzicht gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening - GECORO Door de invoering van het decreet ruimtelijke ordening moeten alle gemeenten een adviescommissie voor ruimtelijke ordening oprichten.

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Aanvraag van een planologisch attest

Aanvraag van een planologisch attest Bijlage I Model I Aanvraag van een planologisch attest AFDELINGSCODE- (Vul hier het adres in van de gedelegeerd planologisch ambtenaar) In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum Bezorg

Nadere informatie

Decreet complexe projecten. Inke Dedecker

Decreet complexe projecten. Inke Dedecker Inke Dedecker Decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten o Belg. Staatsbl. 27 augustus 2014 Besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april

Nadere informatie

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact.

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact. Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 2 bus 17 1 BRUSSEL T 2 553 46 F 2 553 46 1 www.energiesparen.be NOTA De heer Bart Tommelein Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie ons kenmerk bijlagen

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN Centraal Netwerk geïnstalleerd Vandaag werd in Antwerpen het

Nadere informatie

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING TOELICHTING BIJ DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING EN DE UITVOERINGSBESLUITEN Veerle Strosse en Tom Van Rensbergen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend

Nadere informatie

OVERZICHT EERSTE COMMISSIE TOELICHTING 12/06/ /06/2018 SITUERING BINNEN STRATEGISCH PROJECT DENDERLAND BELEIDSCONTEXT AMBITIE & UITGANGSVRAGEN

OVERZICHT EERSTE COMMISSIE TOELICHTING 12/06/ /06/2018 SITUERING BINNEN STRATEGISCH PROJECT DENDERLAND BELEIDSCONTEXT AMBITIE & UITGANGSVRAGEN EERSTE COMMISSIE TOELICHTING 12/06/2018 OVERZICHT SITUERING BINNEN STRATEGISCH PROJECT BELEIDSCONTEXT AMBITIE & UITGANGSVRAGEN AANPAK RUIMTELIJKE VISIE VRAAG AAN DE PROVINCIERAAD 1 RUIMTELIJKE UITDAGINGEN

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Berlare

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Berlare Provincie Oost-Vlaanderen Arrondissement Dendermonde Gemeente Berlare Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Berlare Bindend gedeelte Studiebureau VDS b.v.b.a. 2 Gemeente Berlare Gemeentelijk Ruimtelijk

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 3e Directie Dienst 33 Ruimtelijke ordening en Stedenbouw aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

d.3. Frequentiepakketten in de provincie Oost-Vlaanderen

d.3. Frequentiepakketten in de provincie Oost-Vlaanderen VR 2017 2402 DOC.0187/9BIS d.3. Frequentiepakketten in de provincie Oost-Vlaanderen Het ontwerp Vlaams frequentieplan van 23 december 2016 bevat 30 frequentiepakketten voor lokale radio in de provincie

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI

PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI Wouter Pattyn SYMPOSIUM DEMERVALLEI PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI drv afdeling Gebieden en Projecten Jana Van Hoyweghen Gerard Stalenhoef www.ruimtevlaanderen.be departement Ruimte

Nadere informatie

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning Brussel, 24 juni 2008 082406_Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning Advies Uniek loket bouw- en milieuvergunning 1. Inleiding De SERV werd op 29 mei door de Vlaamse minister van Openbare werken,

Nadere informatie

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 WIE ZIJN WE WERKWIJZE HOE IDENTIFICEREN WIJ EEN MOGELIJK PROJECT? VOORSTELLING PROJECT Ruimtelijke inplanting Kenmerken turbines OMGEVINGSASPECTEN Wonen,

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Hernieuwbare energie uit het Meetjesland

Hernieuwbare energie uit het Meetjesland Hernieuwbare energie uit het Meetjesland Potentieel en mogelijke realisatie Doelstelling O-VL Energielandschap Oost-Vlaanderen, een energielandschap! Al van oudsher haalt de mens energie uit zijn omgeving:

Nadere informatie

Complexe Projecten. Decreet: Toepassingsgebied (25 april 2014)

Complexe Projecten. Decreet: Toepassingsgebied (25 april 2014) Complexe Projecten Naar een kwaliteitsvolle en snelle aanpak van projectgedreven processen David Stevens Team Complexe Projecten Decreet: Toepassingsgebied (25 april 2014) Complexe projecten: - Groot maatschappelijk

Nadere informatie

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon.

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. 12. Vergunningen. In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. Er zijn 3 type vergunningen : 1. Stedebouwkundige vergunning (bouwvergunning)

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kruishoutem

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kruishoutem Gemeente Kruishoutem Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kruishoutem Ontwerp Bindend gedeelte Uitgave Datum 1 november 2004 2 februari 2005 3 mei 2005 4 oktober 2005 5 april 2006 Studiebureau VDS b.v.b.a.

Nadere informatie

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie 5 december 2013 Situering/Historiek Het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling Schelde-Leie werd opgestart in 2006. Na het inventarisatiewerk,

Nadere informatie

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018)

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Prup Reigersburg Gemeente Ieper algplanid: RUP_30000_213_00116_00002 april 2018 Colofon dienst ruimtelijke planning Koning Leopold III

Nadere informatie

13/ / Informatief deel

13/ / Informatief deel 13/183 43-03/26000512 DEEL 2 Informatief deel Leeswijzer Het is de bedoeling dat het informatief gedeelte de bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente schetst, met inbegrip van de ruimtelijk relevante

Nadere informatie

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Ruimte voor Energie. Partnerforum Gent 18 oktober 2016

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Ruimte voor Energie. Partnerforum Gent 18 oktober 2016 Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Ruimte voor Energie Partnerforum Gent 18 oktober 2016 Energie uitdagingen VISIE 2050: 7. energietransitie Daling uitstoot broeikasgassen in EU met 80-95% t.o.v.

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Beleidsnotitie. Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek

Beleidsnotitie. Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek Beleidsnotitie Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek Aanleiding De afgelopen periode is de interesse voor kleine windturbines in Nederland toegenomen. Verwacht wordt dat de komende jaren

Nadere informatie

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS Advies 2017-09 / 6.07.2017 www.vlaamsewoonraad.be INHOUD 1 Situering... 3 2 Beknopte inhoud... 3 3 Bespreking... 3 3.1 Algemeen 3 3.2 Wijzigende

Nadere informatie

Tijdelijk ruimtegebruik in de Vlaamse wetgeving en reglementering ruimtelijke ordening. Studienamiddag tijdelijk ruimtegebruik 23 februari 2016

Tijdelijk ruimtegebruik in de Vlaamse wetgeving en reglementering ruimtelijke ordening. Studienamiddag tijdelijk ruimtegebruik 23 februari 2016 Tijdelijk ruimtegebruik in de Vlaamse wetgeving en reglementering ruimtelijke ordening Studienamiddag tijdelijk ruimtegebruik 23 februari 2016 1 Inhoud 1. Wetgeving en reglementering ruimtelijke ordening

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK)

Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK) Ontwerp startbeslissing signaalgebied SINT-TRUDOSTRAAT WEST BRUGGE (ASSEBROEK) STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren

Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren Advies Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren Brussel, 25 mei 2018 Mobiliteitsraad Wetstraat 34-36

Nadere informatie

Welke procedure volgt een archeologisch onderzoek bij vergunningsaanvragen? Verduidelijking van de overgangsperiode.

Welke procedure volgt een archeologisch onderzoek bij vergunningsaanvragen? Verduidelijking van de overgangsperiode. Welke procedure volgt een archeologisch onderzoek bij vergunningsaanvragen? Verduidelijking van de overgangsperiode. Waarom deze verduidelijking? Dit document helpt initiatiefnemers van bouw- en verkavelingsprojecten

Nadere informatie

Markstudie naar kleine windturbines in Vlaanderen

Markstudie naar kleine windturbines in Vlaanderen Markstudie naar kleine windturbines in Vlaanderen September 12, 2012 Deze marktstudie werd uitgevoerd in samenwerking met Gfk Significant uit Leuven. 1 Gemeenten van de 308 Vlaamse gemeenten werden geïnterviewed.

Nadere informatie

*Z7348DBDA7D* raadsvoorstel. Onderwerp. Uitgangspunten windenergie. Voorstel

*Z7348DBDA7D* raadsvoorstel. Onderwerp. Uitgangspunten windenergie. Voorstel *Z7348DBDA7D* raadsvoorstel Vergadering Gemeenteraad van 20-07-2016 Afdeling Naam opsteller voorstel Portefeuillehouder : Ruimtelijk Beleid : Roij, Maaike van; Arts, Marian : G.J.W. (Geert) Gabriëls Raadsvoorstel:

Nadere informatie

De omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning De omgevingsvergunning FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 34 A 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be Problematiek Het realiseren van belangrijke investeringsprojecten

Nadere informatie

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT Aanvullende nota screeningsnota PRUP Regionaal bedrijf Waeyaert - Vermeersch - Kortemark PROVINCIE WEST-VLAANDEREN Dienst Ruimtelijke Planning AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

Nadere informatie

Wat betekent eraan palen/die palen aan?

Wat betekent eraan palen/die palen aan? Interpretatie artikel 2, 2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 tot aanwijzing van de instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen

Nadere informatie

Inhoudstafel INLEIDING...2

Inhoudstafel INLEIDING...2 ontwerp ruimtelijk structuurplan Turnhout Inhoudstabel Inhoudstafel INLEIDING...2 DEEL 1 INFORMATIEF GEDEELTE...8 INLEIDING: ANALYSE VAN DE RUIMTELIJKE CONTEXT...11 HOOFDSTUK I: SITUERING & GESCHIEDENIS...12

Nadere informatie

Van decreet naar praktijk: een stand van zaken. Platform Centrummanagement 24 maart 2017

Van decreet naar praktijk: een stand van zaken. Platform Centrummanagement 24 maart 2017 Van decreet naar praktijk: een stand van zaken Platform Centrummanagement 24 maart 2017 INTEGRAAL LHANDELSVESTIGINGSBELEID Lokaal Provinciaal Gewestelijk INTEGRAAL HANDELSVESTIGINGSBELEID 4 BASISDOELSTELLINGEN

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM

Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM Ontwerp startbeslissing signaalgebied INDUSTRIEGEBIED HEULEBEEK - PIJPLAP WEVELGEM STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering d.d. 9/05/2014 LEESWIJZER Dit document geeft voor het betrokken signaalgebied

Nadere informatie

Gemeente Bree RUP Het gehucht t Hasselt. Procesnota november 2018

Gemeente Bree RUP Het gehucht t Hasselt. Procesnota november 2018 Gemeente Bree RUP Het gehucht t Hasselt Procesnota november 2018 INHOUD 1 SAMENSTELLING VAN HET PLANTEAM... 3 2 ADVIESINSTANTIES, ACTOREN EN STAKEHOLDERS... 4 2.1 ADVISERENDE INSTANTIES... 4 2.2 ACTOREN

Nadere informatie

Amendementen. op het ontwerp van decreet

Amendementen. op het ontwerp van decreet ingediend op 687 (2015-2016) Nr. 2 23 mei 2016 (2015-2016) Amendementen op het ontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage

Nadere informatie

Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018

Gemeente Schilde RUP De Vogelenzang  Procesnota Juli 2018 Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018 COLOFON Opdracht: RUP De Vogelenzang Opdrachtgever: Gemeente Schilde Ruimtelijke Ordening Brasschaatsebaan 30 2970 Schilde Opdrachthouder: Antea

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie