MINISTERIE 'S-GRAVENHAGE. ' *f'

Transcriptie

1 f. f. J~B /pri- MINISTERIE 7p VAN B U I T E N L A N D S E Z A K E N Ministerraad 'S-GRAVENHAGE ' *f' f Q 2 E K E» M B E A N T W O O R D I N G, K E N M E R K, O N D E R W E R P, D A T U M E N N U M M E R T % V E R M E I D E N Kemnerk: DGEM Datum: 5 september 195 Onderwerp: \De O nde rhande 1in ge nagver de gemeenschap- Nummer: feelijkeomarkt< e Brussel) evor-hot imnj** probleem der sociale~~l32sï f monisatie. Fotonummer: T42293 a Mede namens onze Ambtgenoot van Buitenlandse Zaken doen wij II hierbij toekomen een nota van de Voorzitter van de Coördinatie Commissie voor de Integratie betreffende de onderhandelingen over de Gemeenschappelijke Markt te Brussel over het probleem der sociale harmonisatie, V/ij zouden U willen verzoeken deze nota in dé vergadering van de Ministerraad van a«s. maandag aan de orde te stellen. Spoedshalve is een exemplaar van deze nota rechtstreeks aan de Leden van de Ministerraad gezonden. DE llnlstsr ZONDER PORTEFEUILLE, E ISINISTBR VAN ECONOMISCHE, kan de Heer Voorzitter van de Ministerraad te * a-g r a v e n h a g e.

2 No.1632 FOTO-BtZ. H2293 Nota BBxii Z.E. de Minister van Buitenlandse Zaken Z.E. de Minister van Economische Zaken Onderwerp: De onderhandelingen over de Gemeenschappelijke Markt te Brussel over het probleem der sociale harmonisatie./. Mede namens de Chef van de Nederlandse Delegatie, de heer Linthorst Homan, die door aanwezigheid in Brussel deze nota niet kan tekenen, vraag ik Uw aandacht voor het volgende. Een van de belangrijkste onderwerpen van de onderhandelingen te Brussel over een verdrag voor de vonning van een gemeenschappelijke markt is het probleem van de harmonisatie der arbeidsvoorwaarden en van de sociale wetgeving. Hoewel de onderhandelingen in Brussel in het algemeen nog slechts in een beginstadium verkeren is over dit onderwerp reeds uitvoerig gesproken. Hierbij is gebleken, dat er ernstige meningsverschillen bestaan over de oplossing van dit vraagstuk. Met het oog op de voortzetting der onderhandelingen over dit probleem in de bijeenkomst van hoofden van delegaties op 6 september a.s. en gezien het grote belang, dat van Nederlandse zijde altijd aan dit onderwerp wordt gehecht, heeft de Ambtelijke Coördinatie Commissie voor de Integratie zich op haar gisteren gehouden vergadering opnieuw uitvoerig beraden over het door de Nederlandse delegatie in te nemen standpunt. Grondslag' voor de gedachtenwisseling vormde een aantekening van het Departement van Sociale Zaken, welke ik U hierbij doe toekomen. Over het in deze aantekening gedane voorstel bestond in de Coördinatie Commissie geen eenstemmigheid. V/el was de algemene conclusie, dat een uitspraak van de Ministerraad over dit probleem gewenst zou zijn. Op grond hiervan zou ik U willen verzoeken het voorstel van Sociale Zaken in de eerstkomende Ministerraad aan de orde te willen stellen.

3 Waar het in wezen om gaat is, of de Nederlandse woordvoerder gemachtigd kan worden op een daartoe geëigend moment tijdens de komende onderhandelingen te doen "blijken, dat het tot nu toe door Nederland ingenomen standpunt niet ons laatste woord is. Tot nu toe heeft de Nederlandse delegatie zich consequent op het standpunt gesteld - zich daarbij baserend op de voorstellen van het rapport-spaak (pag.60 t/m 66) -, dat - de beoordeling van de vraag of er aanleiding bestaat over te gaan tot een harmonisatie van bepaalde arbeidsvoorwaarden of bepaalde onderdelen der sociale wetgeving zou moeten worden overgelaten aan de Europese Commissie, die aan de Ministerraad terzake voorstellen zou kunnen doen, l)e Ministerraad zou terzake moeten beslis sen. Zij zou daartoe gedurende de eerste étappe met unanimiteit besluiten, daarna met gekwalificeerde meerderheid. - dit zou moeten gelden zowel voor het uit de weg ruimen van de specifieke distorsies, alsook voor de harmonisatie van de drie categorieën arbeidsvoorwaarden, opgesomd op pag.66 van het rapport, ten aanzien waarvan een "effort spécial" wordt voorgesteld - met name op aandrang van de Fransen - ook zonder dat er specifieke distorsies zouden zijn. Een deel van de Ambtelijke Coördinatie Commissie was van mening, dat het ongewenst zou zijn van het tot nu toe ingenomen standpunt af te wijken en in dit stadium enige concessie te doen in de door de Fransen gewenste richting zoals in punt 6 van de nota van Sociale Zaken wordt bepleit. Een zeer belangrijke overweging bij deze tegenstanders was, dat dit een afglijden zou zijn op een voor Nederland weinig aantrekkelijke weg en dat van een aanvaarding van de door Nederland te stellen voorwaarden - in de nota genoemd onder a t/m d van 09» O

4 ISTERIE VAN BUITENLANDSE punt 6 - weinig verwachtingen konden worden gekoesterd. Met name vreesden z i j, dat, indien eenmaal een zekere concessie zou zijn gedaan en in Frankrijk bv. opnieuw een verbetering in de arbeidsvoorwaarden tot stand zou komen, uit dien hoofde op Nederland zeer sterke druk zou worden uitgeoefend deze verbetering eveneens in te voeren. Een ander deel van de Commissie was echter van mening, dat aan de argumenten, welke in de nota van Sociale Zaken uitvoerig zijn uiteengezet, zodanige betekenis moet worden toegekend, dat er aanleiding is de Nederlandse woordvoerder te machtigen een soepeler standpunt terzake in te nemen. De vrees, dat een dergelijke eenmalige concessie, welke expressis verbis in het verdrag zou worden opgenomen, onvermijdelijk een verder afglijden op deze 'weg zou impliceren, achtte dit deel van de Commissie niet gefundeerd. Immers, voor elke niet specifiek a priori in het verdrag vastgelegde harmonisatie der arbeidsvoorwaarden en sociale wetgeving zou, in de opzet van het rapport-spaak, een beslissing van de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie nodig zijn. Een dergelijke beslissing zou gedurende de eerste étappe met unanimiteit en daarna met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen moeten worden. In een dergelijke procedure zag dit deel van de Commissie een redelijke waarborg,dat Nederland niet telkenmale gedwongen zou kunnen worden elke verbetering der arbeidsvoorwaarden in een der partnerlanden ook zelf in te voeren. Indien de Ministerraad zich zou kunnen verenigen met het standpunt van het laatstgenoemde deel der Coördinatie Commissie, dat er wel aanleiding voor is de Nederlandse delegatie te machtigen een tegemoetkomender houding aan te nemen in de zin als bepleit in de nota van Sociale Zaken, dan rijst de vraag hoe dit zou kunnen geschieden. Ook hierover is uitvoerig van gedachten gewisseld. De eenvoudigste vorm zou zijn, dat de Nederlandse

5 woordvoerder te gelegener tijd het voorstel, zoals dit in de nota van Sociale Zaken wordt gedaan, officieel in dient als een Nederlands compromis. Gezien het feit echter, dat ook op andere punten nog grote Nederlandse belangen in het spel zijn, waaromtrent getracht moet worden door onderhandelen een zo gunstig mogelijk resultaat te verkrijgen, dient een voorzichtiger beleid te worden gevoerd. Het laatstgenoemde deel der Commissie meende daarom, dat - indien de Ministerraad zich met de grondgedachte van de nota van Sociale Zaken zou kunnen verenigen - de Nederlandse delegatie ter conferentie ware te machtigen, na bevind van zaken en op het geëigend ogenblik, de gedachtengang, ontwikkeld in punt 6 van de nota van Sociale Zaken, ter discussie te stellen of door de voorzitter te doen..stellen. Uiteraard zou de Nederlandse regering daardoor formeel ten aanzien van deze punten nog niet worden gebonden en zou zij ten aanzien van de concrete inhoud der concessie, dus ten aanzien van de in het verdrag op te nemen verplichting, altijd het laatste woord hebben. Door een dergelijke machtiging zou dan tevens bereikt kunnen worden, dat de onderhandelingen worden beperkt tot de drie in het geding zijnde categorieën arbeidsvoorwaarden en dat een dieper ingaan op alle mogelijke kostenverschillen, met alle risico's van dien, wordt vermeden. De Voorzitter van de Coördinatie Commissie voor de Integratie, Drs. E.H. van der Beugel.