Examenopgaven VCA Basis

Transcriptie

1 DIT EXAMEN BESTAAT UIT 40 MEERKEUZE OPGAVE. CATEGORIE: VCA Basis Beschikbare tijd: 60 minuten Examenopgaven VCA Basis Proefexamen Lees de volgende aanwijzingen goed door! Dit examen bestaat uit 40 meerkeuzevragen. Na elke vraag volgen drie antwoordmogelijkheden, waarvan er slechts één juist is. Voor dit examen zijn maximaal 40 punten te behalen. Elk goed antwoord levert u 1 punt op. U bent geslaagd wanneer u 28 of meer punten hebt gehaald. Aan dit examen mogen maximaal 30 minuten besteed worden. Benodigdheden: dit examen schrapkaart (waarop u uw antwoorden noteert) Richtlijnen: controleer of alle bladzijden van dit examen aanwezig zijn vul de schrapkaart duidelijk in geef het door u gekozen antwoord aan door het hokje zwart te maken bij een fout ingevuld antwoord, omcirkel dan het goede antwoord Een meerkeuzevraag wordt fout gerekend in de volgende gevallen: als het gekozen antwoord fout is als er meer dan één hokje zwart gemaakt is als geen enkel hokje zwart gemaakt is als een hokje niet zwart gemaakt, maar op een andere wijze gemarkeerd is Einde examen: plaats of controleer uw naam op de schrapkaart lever dit examen, de schrapkaart in bij de surveillant Lees voor u begint met de beantwoording van de opgave, eerst goed de instructies op uw instructieblad. 1

2 Vraag 1 Wat is het doel van de milieuwetgeving? a) De bedrijven bewust maken van de nadelige gevolgen van hun deelname aan het milieu. b) Het milieu beschermen tegen alle nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten. c) De werknemers beschermen tegen chemische afvalstoffen en zorgen voor gescheiden afvalstromen. Vraag 2 Wat mag de arbeidsinspectie doen? a) Een werkvergunning ondertekenen. b) Het werk voor enkele uren stilleggen. c) Een plan van aanpak afkeuren. Vraag 3 Wat verhoogt het risico op het werk? a) De ervaring van de werknemer. b) De collectieve beschermingsmiddelen. c) Het uitvoeren van veel moeilijke taken. Vraag 4 Wat houdt de analyse van een risicovolle taak in? a) Taken met hun risico s en beheersmaatregelen naast elkaar plaatsen. b) De gevaren die verbonden zijn aan een taak grondig analyseren. c) De ongevallen die zich voorgedaan hebben bij een taak grondig analyseren. Vraag 5 Waardoor wordt een ongeval veroorzaakt? a) Door het niet dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM S). b) Dat is niet te bepalen, want een ongeval is uniek. c) Door onveilige handelingen of onveilige situaties. Vraag 6 Wat is een voorbeeld van veilig gedrag op de werkplek? a) Nooit gebruiken van gevaarlijke stoffen. b) Anderen aanspreken op onveilige handelingen. c) Altijd gehoorbescherming dragen. 2

3 Vraag 7 Je loopt over een niet egale vloer. Wat is een groot risico? a) Je kunt struikelen. b) Je kunt de vloer beschadigen. c) Je kunt niet zo snel wegkomen tijdens een alarm. Vraag 8 Mag een werknemer bij dreigend of ernstig gevaar voor mensen het werk onderbreken? a) Alleen als je het gevaar eerst meld aan de arbeidsinspectie. b) Ja, dat is zijn recht. c) Alleen na toestemming van de leidinggevende. Vraag 9 Wat betekend dit bord (zwart symbool op gele achtergrond met zwarte rand a) Gevaar voor ontvlambare stoffen. b) Gevaar voor oxiderende stoffen. c) Gevaar voor explosieve stoffen. Vraag 10 Waarvoor gebruikt men steekflenzen? a) Voor het afsluiten van toevoerleidingen naar opslagtanks waaraan gewerkt wordt. b) Voor het splitsen van vloeistoffen over verschillende leidingen. c) Voor het afsluiten van leidingen van rustpauzes. Vraag 11 Wat staat er in een werkvergunning? a) Wie welk werk gaat doen. b) Personeelsgegevens van de uitvoerenden. c) Maatregelen te nemen door de aanvrager. Vraag 12 Wat betekend dit bord (wit symbool op blauwe achtergrond? a) Het dragen van schone schoenen is verplicht. b) Het dragen van veiligheidsschoenen is verplicht. c) Het dragen van beschermhoezen over schoenen is verplicht. 3

4 Vraag 13 Waarom moeten in het bedrijf regelmatig evacuatieoefeningen gehouden worden? a) Om na te gaan of de externe hulpdiensten meewerken. b) Om uit te zoeken welk evacuatiesignaal gebruikt zal worden. c) Om het bedrijfs-(intern noodplan te testen. Vraag 14 Wat is het gevaar als er meer dan 21% zuurstof in de omgevingslucht zit? a) Er is een verhoogde kans op brand. b) Dit kan bewusteloosheid veroorzaken. c) Er kan hyperventilatie ontstaan. Vraag 15 Hoe kunnen gevaarlijke stoffen in je lichaam komen? a) Via de mond en huid. b) Via de neus en de ogen. c) Via de huid en de ogen. Vraag 16 Op het oude etiket van een gevaarlijke stof staan R- zinnen. Wat wordt daarmee aangegeven? a) De gebruiksaanwijzing voor het veilig gebruik van de stof. b) Maatregelen om risico s te voorkomen. c) De gevaren van de stof. Vraag 17 Hoe wordt voorkomen dat lekkages van een tank in de bodem terecht komen? a) Bij lekkages wordt alles zo goed mogelijk opgeruimd. b) Op de plaats van de lekkages spoelt de brandweer alles weg. c) Onder de tank is een lekbak geplaatst om de vloeistof op te vangen. Vraag 18 Afval dat bestaat uit papier en karton vliegt in brand. Wat is het beste blusmiddel van de brand? a) Bluspoeder b) Schuim c) CO2 4

5 Vraag 19 Waar moet je op letten bij het blussen van een brand? a) Dat je richt op de vlammen. b) Dat je het juiste blusmiddel kiest. c) Dat je de brand tegen de windrichting in blust. Vraag 20 Wat is een explosiegevaarlijke omgeving? a) Een omgeving met te veel gas en te weinig lucht. b) Een omgeving waar een explosief mengsel kan ontstaan. c) Een omgeving met te weinig gas en te veel lucht. Vraag 21 Wat is een veiligheidsmaatregel bij het werken met machines? a) Handschoenen laten dragen. b) De gevaarlijke zones afschermen. c) Energieverbruik verminderen. Vraag 22 Mag dubbel geïsoleerd elektrisch handgereedschap worden geaard? a) Nee, dit mag niet. b) Ja, dit mag. c) Dit mag alleen met toestemming van de werkgever. Vraag 23 Wanneer moet een hijsband worden afgekeurd? a) Als de hijsband ouder dan twee jaar is. b) Als het label onleesbaar is. c) Als de hijsband aan het zonlicht is blootgesteld. Vraag 24 Wat is hijsgereedschap? a) Een veiligheidsharnas. b) Een hijsjuk c) Een spanband. Vraag 25 Wat is een gevaar bij het gebruik van een handtakel? a) De takel kan bij een zware last te ver uitslaan. b) Het bevestigingspunt kan afbreken. c) De takelkabel kan in de knoop raken. 5

6 Vraag 26 Wat is een palletwagen? a) Een voertuig waarmee je pallets in hoge magazijnstellingen kunt plaatsen. b) Een voertuig om lege pallets mee te vervoeren. c) Een voertuig dat geschikt is om pallets op een geringe hoogte horizontaal te verplaatsen. Vraag 27 Welke specifieke maatregel neem je bij het verwijderen van asbest? a) Het dragen van een p1 filter masker. b) Het dragen van veiligheidsschoenen. c) Het dragen van een wegwerpoveral. Vraag 28 Het werken met gascilinders in een uitgraving kan extra gevaar opleveren. Welke veiligheidsvoorziening neem je? a) Nooit werken met gas in en bij een uitgraving b) Geen gascilinders in de uitgraving plaatsen. c) Gascilinders alleen tegen de wand van de uitgraving plaatsen Vraag 29 Welke veiligheidsmaatregel moet je treffen bij een wand of vloeropening? a) Een deugelijke afzetting aanbrengen? b) Een waarschuwingsbord plaatsen? c) Afzetten met een rood-wit lint? Vraag 30 Wat is verplicht bij het werken met een werkbak? a) De werkbak moet zijn opgehangen aan een ketting of staalkabel b) Iedereen in de werkbak moet in het bezit zijn van een portofoon. c) Iedereen in de werkbak moet een veiligheidsharnas dragen die aan de werkbak vastzit. Vraag 31 In een besloten ruimte mag je niet werken als er teveel brandbare gassen in de lucht zitten. Tot welke mengverhouding ma je blijven werken? a) Tot 10% van de bovenste explosiegrens (UEL van het mengsel. b) Tot 10% van de onderste explosiegrens (LEL van het mengsel. c) Tot aan de onderste explosiegrens (LEL van het mengsel. 6

7 Vraag 32 Waarom is het gebruik van propaan in putten en kelders gevaarlijk? a) Het gebruik van propaan gaat gepaard met hoge temperaturen en in putten en kelders kan dan brand ontstaan. b) Propaan is zwaarder dan lucht waardoor het zich verzameld op het laagste punt. c) Bij het gebruik van propaan wordt veel zuurstof gebruikt. Vraag 33 Wat is van invloed op het effect van stroomdoorgang als je stroom door je lichaam krijgt? a) De kleding die je aanhebt. b) De vochtigheidsgraad van je huid. c) De leeftijd die je hebt. Vraag 34 Welke maatregel kunnen we nemen om ons te beschermen tegen de gevaren van elektrocutie? a) Werken met gereedschap, voorzien van een nulspanningsschakelaar b) Toepassen van een aardlekbeveiliging. c) Werken met gereedschap, voorzien van een dodemansknop. Vraag 35 Wat is het risico van statische elektriciteit? a) Metalen onderdelen van elektrische apparatuur kunnen opgewarmd worden. b) Er kan kortsluiting in een elektrische apparaten ontstaan. c) Gevoelige elektronische apparatuur kan ontregeld raken. Vraag 36 Wat is het grootste risico bij het handmatig tillen van lasten? a) Rugletsel. b) Meniscusletsel. c) Artrose. Vraag 37 Wat moet de gebruiker van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM S doen? a) Hij moet zijn collega s voorlichting geven over het juiste gebruik ervan. b) Hij moet ze aan het eind van de week inleveren bij de werkgever. c) Hij moet ze op de goede manier gebruiken en onderhouden. 7

8 Vraag 38 Welk kenmerk heeft een veiligheidsbril? a) Een montuur met normale brillenglazen, voorzien van oogcorrectie. b) Een stofdichte afscherming rond de oogkassen, voorzien van ventilatiegaatjes. c) Een montuur met glazen van gehard glas of kunststof en meestal met zijkapjes. Vraag 39 Wat beschermt tegen schadelijke gassen? a) Een filtermasker met een P3 filter. b) Een filtermasker met een P1 filter. c) Een filtermasker met een gasfilter. Vraag 40 Hoe bescherm je jezelf tegen vallen van een hoogte, als er geen veilige steiger of andere hulpmiddelen aanwezig zijn? a) Door je heel voorzichtig te bewegen op de onbeschermde hooggelegen vloer. b) Met een heupgordel om je middel en met een vanglijn vastgemaakt aan een vast punt. c) met een veiligheidsharnas in combinatie met een vanglijn en een vast hangpunt. 8

9 Voor informatie over transport & logistieke opleidingen kunt u contact opnemen met: info@her-opleidingen.nl 9