Regeling geneeskundig onderzoek vaarbewijzen binnenvaart

Transcriptie

1 Regeling geneeskundig onderzoek vaarbewijzen binnenvaart VW 8 februari 1999/Nr. DGG/J Directoraat-Generaal Goederenvervoer Gelet op artikel 21 van de Binnenschepenwet en de artikelen 6, derde lid, en 7, zesde lid, van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart; Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. Directoraat-Generaal: het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat; b. aanvrager: degene die in aanmerking wenst te komen voor de afgifte van een vaarbewijs als bedoeld in artikel 16 van de Binnenschepenwet; c. arts: de arts, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Binnenschepenwet; d. deskundige: de deskundige, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Binnenschepenwet; e. geneeskundig onderzoek: het onderzoek, bedoeld in artikel 21 van de Binnenschepenwet; f. geneeskundige verklaring: de verklaring, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Binnenschepenwet; g. eigen verklaring: de verklaring, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Binnenschepenwet. Artikel 2 1. Als artsen zijn aangewezen de in Nederland gevestigde geneeskundigen die op grond van artikel 31, eerste lid, van het Schepelingenbesluit zijn aangewezen. 2. Als deskundigen zijn aangewezen de medisch adviseur scheepvaart van het Directoraat-Generaal en diens plaatsvervanger. Artikel 3 1. De aanvrager die een geneeskundige verklaring wenst te verkrijgen, wendt zich voor een geneeskundig onderzoek tot een arts, niet zijnde de behandelend arts van de aanvrager. 2. De arts gaat niet tot een geneeskundig onderzoek over dan nadat de aanvrager zich heeft gelegitimeerd. 3. De arts kan verlangen dat de aan het geneeskundig onderzoek verbonden kosten worden voldaan voor de aanvang van het onderzoek. Artikel 4 1. De arts verricht het geneeskundig onderzoek met inachtneming van de keuringseisen en keuringsaanwijzingen, opgenomen in bijlage I. 2. De arts vermeldt de uitslag van het geneeskundig onderzoek op de geneeskundige verklaring, die is vastgesteld volgens het model, opgenomen in bijlage II, en verstrekt de geneeskundige verklaring aan de aanvrager. Artikel 5 1. De arts verwijst de aanvrager voor een deelonderzoek door naar een krachtens artikel 4 van bijlage XXIII van het Schepenbesluit 1965 aangewezen specialist, indien: a. de aanvrager een gehoorapparaat draagt, een kunstlens heeft of refractieve chirurgie heeft ondergaan, of b. er twijfel bestaat omtrent het voldoen aan de in de bijlage I opgenomen eisen ten aanzien van het gezichts- of gehoorvermogen. 2. Indien in bijlage I een specialistisch rapport is voorgeschreven, verwijst de arts de aanvrager voor een deelonderzoek door naar een specialist. 3. Indien de arts de aanvrager doorverwijst naar een specialist, maakt hij daartoe gebruik van het formulier dat is vastgesteld volgens het model, opgenomen in bijlage IV. Artikel 6 1. De arts die na het geneeskundig onderzoek van oordeel is dat de aanvrager ongeschikt is, deelt de aanvrager mee dat een heronderzoek kan worden aangevraagd bij een van de deskundigen. 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, verzendt de arts een bericht van afkeuring dat is vastgesteld volgens het model, opgenomen in bijlage III, naar de medisch adviseur scheepvaart van het Directoraat-Generaal. De medisch adviseur doet hiervan mededeling aan de Stichting Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. 3. De aanvrager die een heronderzoek wenst, richt zich daarvoor tot een deskundige onder toezending van de geneeskundige verklaring. 4. Ten aanzien van het heronderzoek is artikel 4 van overeenkomstige toepassing. 5. Indien de deskundige na het heronderzoek van oordeel is dat de aanvrager medisch ongeschikt is, doet hij hiervan mededeling aan de Stichting Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. Artikel 7 1. De deskundige verwijst de aanvrager voor een deelonderzoek door naar een krachtens artikel 10 van bijlage XXIII van het Schepenbesluit 1965 aangewezen specialist, indien er twijfel bestaat omtrent het voldoen aan de in de bijlage I opgenomen eisen ten aanzien van het gezicht- of gehoorvermogen. 2. De deskundige kan de aanvrager voor een deelonderzoek doorverwijzen naar een specialist. Artikel 8 Indien nog geen heronderzoek heeft plaatsgevonden, is een geneeskundige verklaring waarop is aangegeven dat de aanvrager geschikt is en die is afgegeven nadat door een andere arts een geneeskundige verklaring is afgegeven ongeschikt is, ongeldig. Artikel 9 1. Indien de aanvrager van een klein vaarbewijs in de gevallen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart, een eigen verklaring overlegt, maakt hij daartoe gebruik van het formulier dat is opgenomen in bijlage V. 2. Indien de aanvrager van een groot vaarbewijs in de gevallen, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder b tot en met e, van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart, een eigen verklaring overlegt, maakt hij daartoe gebruik van het formulier dat is opgenomen in bijlage VI. 3. Indien alle vragen van de eigen ver- Uit: Staatscourant 1999, nr. 37 / pag. 7 1

2 klaring met nee zijn beantwoord, stuurt de aanvrager de ingevulde en ondertekende eigen verklaring in een gesloten enveloppe met daarop vermeld medisch beroepsgeheim naar: a. de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB in het geval, bedoeld in het eerste lid, en b. de Stichting Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart in het geval, bedoeld in het tweede lid. Artikel De eigen verklaring die op enige afwijking wijst, wordt voorzien van een aantekening van een arts, niet zijnde de behandelend arts van de aanvrager, waaruit de aard en de ernst van de afwijking blijkt. 2. De arts verzendt de in het eerste lid bedoelde eigen verklaring naar een deskundige. Artikel In de gevallen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, kan de deskundige de aanvrager oproepen voor een nader onderzoek en indien nodig verwijst de deskundige de aanvrager voor een deelonderzoek door naar een specialist. 2. De deskundige vermeldt de uitslag van het geneeskundig nader onderzoek op de geneeskundige verklaring, die is vastgesteld volgens het model, opgenomen in bijlage II en verstrekt de geneeskundige verklaring aan de aanvrager. 3. Indien de aanvrager na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, ongeschikt wordt verklaard, kan hij zich voor een geneeskundig onderzoek wenden tot een arts, overeenkomstig de procedure, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7, met dien verstande dat het heronderzoek, bedoeld in artikel 6, niet wordt verricht door een deskundige die de eigen verklaring van de aanvrager reeds heeft beoordeeld. Artikel 12 Onze Minister kan aanwijzingen geven ter uitvoering van de in deze regeling opgenomen bepalingen. Artikel 13 Het Keuringsbesluit vaarbewijzen binnenvaart wordt ingetrokken. Artikel 14 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling geneeskundig onderzoek Artikel 15 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen II, III, IV, V en VI, die ter inzage worden gelegd bij het Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6, 2596 BK Den Haag. T. Netelenbos. Bijlage I Keuringseisen en keuringsaanwijzingen 1 Algemene keuringsaanwijzingen In het algemeen zijn aandoeningen die een zeker gevaar kunnen betekenen voor de aanvrager, de andere opvarenden of de veiligheid aan boord, of die het onmogelijk kunnen maken dat de aanvrager zijn werkzaamheden aan boord normaal kan verrichten, een reden voor (blijvende) Met betrekking tot de omstandigheden aan boord speelt een rol: dat het werk frequente en onregelmatige fysieke en psychische piekbelastingen vertoont; dat er door de aard van de werkzaamheden niet altijd gelegenheid is om op onregelmatige tijden te eten en te slapen; dat er aan boord vele werkzaamheden zijn waarbij permanente oplettendheid vereist is, zoals: a. het navigeren, waarbij à fortiori extra oplettendheid is geboden tijdens het varen s nachts, bij mist en onder slechte weersomstandigheden, met name wanneer gevaren wordt met gevaarlijke stoffen; b. het werken aan en in de buurt van werktuigen met bewegende delen, zoals kranen, lieren, ankerspillen, etc.; c. het uitvoeren van werkzaamheden aan elektrische leidingen en stoomleidingen; d. het verrichten van werkzaamheden op grote hoogte of in en om diepe ruimen. Het is noodzakelijk te weten of de betrokkene geregeld gebruik maakt van geneesmiddelen, die door de aard van hun werking of bijwerkingen het functioneren kunnnen beïnvloeden, zoals antidepressiva, insuline en orale anti-diabetica, anti-epileptica, opwekkende middelen, zenuw- of slaapmiddelen, opiaten en coumarine-derivaten. Voor zover deze middelen worden gebruikt in doseringen die zich met de veiligheid van het verkeer te water laten verenigen (van patiënt tot patiënt verschillend, maar voor één patiënt behoorlijk constant), moet bij de afgifte van een geneeskundige verklaring worden overwogen of: de patiënt voldoende intelligent is om de problematiek te begrijpen; de patiënt de voorschriften van de behandelend arts nauwgezet naleeft; geen andere geneesmiddelen, welke dan ook, zonder toestemming van de behandelende arts worden gebruikt. 2 De lichamelijke geschiktheid De aanvrager moet in staat zijn een gewicht van 20 kg te tillen. 3 Het gezichtsvermogen Van een voldoende gezichtsvermogen kan geen bewijs worden afgegeven wanneer de aanvrager lijdt aan een waarschijnlijk voortschrijdende oogziekte, waardoor de voor het gezichtsvermogen wezenlijke oogdelen zij aangetast en die, naar het zich laat aanzien, binnen afzienbare tijd tot een aanmerkelijke vermindering van het gezichtsvermogen zal leiden. a. Gezichtsscherpte bij daglicht Deze bedraagt bij het beste oog, met of zonder optische hulpmiddelen (kontaktlenzen, bril), tenminste 0,8. Met één oog zien is toegestaan. b. Nachtblindheid Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken. Contrast 1:2. c. Gewenning aan de duisternis Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken. Het resultaat mag niet meer dan een log-eenheid van de normaalkromme afwijken. d. Gezichtsveld Afwijkingen in het gezichtsveld van het oog met de beste gezichtsscherpte, met of zonder optische hulpmiddelen, zijn niet toegestaan. In geval van twijfel dient perimetrisch onderzoek verricht te worden. Uit: Staatscourant 1999, nr. 37 / pag. 7 2

3 e. Motiliteit Onbelemmerde beweeglijkheid van beide ogen; geen dubbelzien. f. Kleurenonderscheidingsvermogen Het kleurenonderscheidingsvermogen wordt als voldoende beschouwd wanneer de gegadigde voldoet aan de Farnsworth Panel D15 test, de test van Ishihara volgens de platen 1 tot en met 15, of een andere als gelijkwaardig erkende test. Bij het onderzoek van het kleurenonderscheidingsvermogen met de kaart van Hardy, Rand en Rittler (H.R.R.) is een mild afwijking en met de kaarten van het Tokyo Medical College is een second degree afwijking toegestaan. In geval van twijfel onderzoeken met de anomaloscoop, waarbij met genoemde testmethode een gelijkwaardige uitkomst bereikt moet worden. 4 Het gehoorvermogen a. Het gehoor wordt als voldoende beschouwd wanneer door een aanvrager fluisteren, met of zonder gehoorapparaat, aan weerszijden duidelijk verstaan wordt: op een afstand van 3 meter, indien de aanvrager 25 jaar of jonger is; op een afstand van 2 meter, indien de aanvrager ouder dan 25 jaar is. b. Bij het vermoeden van een toenemend gehoorverlies, alsmede in geval van twijfel moet een toon- of spraakaudiogram gemaakt worden. c. Het gehoorverlies van het beste oor mag gemiddeld niet meer dan 40 db bedragen voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz. 5 Ziekten of lichamelijke gebreken 1. Aandoeningen die gepaard gaan met bewustzijns- of evenwichtsstoornissen a. Recidiverende toestanden van verlaagd bewustzijn, al of niet onder invloed van medicamenten, drugs of alkohol, zijn een reden voor blijvende b. Alle vormen van epilepsie, narcolepsie, en noctambulisme zijn een reden voor blijvende c. Aandoeningen die gepaard gaan met evenwichtsstoornissen of aanvallen van draaiduizeligheid zijn een reden voor blijvende 2. Aandoeningen of laesies van het centrale of perifere zenuwstelsel, gepaard gaande met duidelijke functionele stoornissen; in het bijzonder organische aandoeningen van de hersenen of het ruggenmerg en de daarbij optredende restverschijnselen, functionele stoornissen na schedel- of hersenletsel, en cerebrale doorbloedingsstoornissen a. Systeemziekten van het centrale zenuwstelsel, zoals multiple sclerose en de ziekte van Parkinson, zijn een reden voor blijvende b. Posttraumatische en postoperatieve restverschijnselen: een gunstig specialistisch rapport is c. Ieder cerebrovasculair accident, inclusief TIA s in de anamnese: een gunstig specialistisch rapport is 3. Geestesziekten a. Psychosen in de anamnese met een duidelijk recidief-risico zijn een reden voor blijvende b. Bipolaire stoornissen in de anamnese zijn een reden voor blijvende c. Persoonlijkheidsstoornissen zoals onaangepaste gedragingen, agressiviteit, prikkelbaarheid, fanatisme, querulantisme en geldingszucht, zijn in het algemeen een reden voor blijvende d. Depresssies die niet onder het begrip bipolaire stoornissen vallen: een gunstig specialistisch rapport is e. Overige psychiatrische stoornissen: een gunstig specialistisch rapport is 4. Suikerziekte met niet goed instelbare, aanzienlijke schommelingen van de bloedglucose-waarden Insuline Afhankelijke Diabetes Mellitus (IADM) die niet goed instelbaar is of gepaard gaat met hypoglykemieën, is een reden voor blijvende 5. Manifeste endocriene stoornissen Een gunstig specialistisch rapport is 6. Ernstige aandoeningen van de bloedvormende orgaansystemen Een gunstig specialistisch rapport is 7. Asthmatische bronchitis met aanvallen Asthma bronchiale met ernstige longfunctiestoornissen is een reden voor blijvende 8. Aandoeningen of veranderingen in het hart of de bloedsomloop met beperking van de belastbaarheid in absolute, respectievelijk relatieve zin a. Klepafwijkingen en congenitale hartgebreken: een gunstig specialistisch rapport is b. Hartritmestoornissen: een gunstig specialistisch rapport is Een pacemaker is een reden voor blijvende c. Aandoeningen van het myocard, resulterend in een duidelijk verminderde ergometrisch bepaalde belastbaarheid van het hart, zijn een reden voor blijvende d. Angina pectoris: een gunstig specialistisch rapport is e. Hypertensie, waarbij ook na behandeling de systolische druk meer dan 220 mm Hg, of de diastolische druk meer dan 120 mm Hg bedraagt, is een reden voor blijvende 9. Aandoeningen of gevolgen na een ongeval die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies of sterke vermindering van de kracht in een der ledematen die voor de uit te oefenen arbeid van belang zijn a. Bovenste extremiteiten: de functie van armen en handen moet voldoende zijn voor de bediening van het roer, de motor en de andere voor de navigatie en veilige vaart benodigde apparatuur. In geval van verminking of amputatie is een goed functionerende prothese toegestaan, eventueel onder aanpassing van de bovengenoemde bedieningsorganen. b. Onderste extremiteiten: in geval van verminking of amputatie is een goed functionerende prothese toegestaan. c. In noodgevallen moet de aanvrager zonder hulp van anderen, in hoog tempo, zijn weg kunnen vinden via trappen en (vlucht)gangen. 10. Chronisch alcoholisme, verslaving aan verdovende middelen of andere vormen van verslaving a. Chronisch alcoholisme, hetzij voortdurend, hetzij gedurende bepaalde Uit: Staatscourant 1999, nr. 37 / pag. 7 3

4 perioden, is een reden voor blijvende b. Verslaving aan verdovende, opwekkende of andere psychotrope stoffen is een reden voor blijvende Toelichting 1 Algemeen Om voor de afgifte van een vaarbewijs in aanmerking te komen dienen schippers van binnenvaartuigen, ingevolge artikel 19 van de Binnenschepenwet, een verklaring te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan bepaalde eisen die betrekking hebben op de algemene lichamelijke geschiktheid en de geschiktheid van de gezichts- en gehoororganen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in het Besluit vaarbewijzen binnenvaart en in het Keuringsbesluit De onderhavige regeling strekt tot vervanging van het Keuringsbesluit Aanleiding voor de vaststelling van de onderhavige regeling vormt in de eerste plaats het met ingang van 1 januari 1998 in werking getreden Besluit Reglement Rijnpatenten In dit besluit is het besluit van 14 mei 1976, houdende het van kracht worden van het Reglement betreffende het verlenen van Rijnschipperspatenten en van een wijziging in het Reglement betreffende het verlenen van diploma s voor het voeren van een vaartuig met behulp van radar op de Rijn (Stb. 303), ingetrokken. Als gevolg daarvan is de op laatstgenoemd besluit gebaseerde beschikking van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 14 juli 1976, houdende regels met betrekking tot de keuringen inzake de lichamelijke geschiktheid (Stcrt. 139), komen te vervallen. In de bij het Reglement Rijnpatenten 1998 behorende bijlage B1, zijn de eisen ten aanzien van de lichamelijke geschiktheid van aanvragers van het Rijnpatent opgenomen. Om ervoor te zorgen dat alle keuringsartsen deze regels op overeenkomstige wijze hanteren, wordt in het mandaatbesluit, waarin de keuringsartsen worden aangewezen die bevoegd zijn tot het verrichten van medische keuringen en het afgeven van medische verklaringen voor de Rijnvaart, bepaald, dat de artsen deze bevoegdheid uitoefenen met inachtneming van de in de Regeling geneeskundig onderzoek vaarbewijzen binnenvaart opgenomen bepalingen. Teneinde de keuringseisen voor de Rijn- en binnenvaart gelijkluidend te doen zijn, wordt het Keuringsbesluit vaarbewijzen binnenvaart in de onderhavige nieuwe regeling aan de voor de Rijn geldende keuringseisen aangepast. Momenteel worden er voor de keuringen ten behoeve van schippers in de Rijnvaart andere formulieren gebruikt dan voor keuringen ten behoeve van schippers in de binnenvaart. Teneinde de keuringsartsen zo min mogelijk te belasten met deze verschillende formulieren, is besloten de in de bijlagen bij het Keuringsbesluit vaarbewijzen binnenvaart nu genaamd de Regeling geneeskundig onderzoek vaarbewijzen binnenvaart vastgestelde modellen voor deze formulieren aan te passen. In bijlage II van de onderhavige regeling is het model van de geneeskundige verklaring opgenomen dat in het Reglement Rijnpatenten 1998 voor de Rijnvaart is voorgeschreven, zodat voor de Rijn- en binnenvaart hetzelfde model van de geneeskundige verklaring kan worden gebruikt. In bijlage III is het model van het bericht van afkeuring opgenomen, dat zowel voor de medische keuring in de Rijnvaart als voor de binnenvaart gebruikt kan worden. Dit model zal tevens ten behoeve van de keuringen in de zeevaart gehanteerd worden. In bijlage IV is het model van de aanvraag specialistisch deelonderzoek opgenomen, Het model van het verwijzingsbiljet dat door artsen wordt gebruikt om de aanvrager voor een heronderzoek door te verwijzen naar een deskundige is in de onderhavige regeling niet langer opgenomen. In de plaats daarvan is op de achterzijde van de geneeskundige verklaring (bijlage II) beschreven waar de aanvrager een heronderzoek kan aanvragen. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op verschillende tussen de in deze regeling opgenomen bepalingen en de bepalingen van het Keuringsbesluit 2 Artikelsgewijze toelichting Artikel 4 In artikel 4, eerste lid, wordt verwezen naar bijlage I, waarin de keuringseisen en keuringsaanwijzingen zijn opgenomen aan de hand waaraan artsen de medische keuring verrichten. Zoals in het algemene deel van de toelichting is uiteengezet, zijn deze keuringseisen gebaseerd op de in bijlage B1 van het Reglement Rijnpatenten 1998 opgenomen medische eisen. Ten opzichte van de in het Keuringsbesluit vaarbewijzen binnenvaart opgenomen eisen zijn de eisen ten aanzien van het gezichts- en gehoorvermogen meer gespecificeerd. Tevens is de bepaling opgenomen dat de aanvrager in staat moet zijn om een gewicht van 20 kg te tillen. In artikel 4, tweede lid, wordt verwezen naar bijlage II, waarin het model van de geneeskundige verklaring is opgenomen. Deze verklaring is eveneens overgenomen uit de bij het Reglement Rijnpatenten 1998 behorende bijlagen. Als gevolg hiervan wordt voor de medische keuringen in de binnenvaart hetzelfde model van de geneeskundige verklaring gehanteerd als in de Rijnvaart. Artikel 5 In artikel 5 wordt bepaald in welke gevallen de arts de aanvrager voor een deelonderzoek moet doorverwijzen naar een specialist. Indien de aanvrager een gehoorapparaat draagt, een kunstlens heeft, refractieve chirurgie heeft ondergaan of indien er anderszins twijfels bestaan omtrent het voldoen aan de eisen ten aanzien van het gezichts- of gehoorvermogen, verwijst de arts de aanvrager door naar één van de krachtens artikel 31, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965, aangewezen specialisten op dit gebied. Indien in de overige gevallen in de in bijlage I opgenomen keuringsaanwijzingen is voorgeschreven dat een specialistisch rapport is vereist, kan de arts zelf bepalen naar welke specialist hij de aanvrager doorverwijst voor een deelonderzoek. De verantwoordelijkheid voor het geneeskundig onderzoek blijft bij de arts; ook indien voor een deelonderzoek gebruikt wordt gemaakt van een specialist, geeft de arts derhalve zelf de geneeskundige verklaring af. Artikel 6 Indien een arts van oordeel is dat de aanvrager op medische gronden ongeschikt is voor het varen in de binnenvaart, verzendt hij een bericht van afkeuring aan de medisch adviseur scheepvaart van het Directoraat- Generaal Goederenvervoer. Het model van het bericht van afkeuring is opgenomen in bijlage III. Dit model kan Uit: Staatscourant 1999, nr. 37 / pag. 7 4

5 zowel voor de keuringen in de Rijnvaart als in de binnenvaart worden gebruikt. Dit model zal tevens voor de keuringen in de zeevaart gehanteerd worden. Het zou in de praktijk voor kunnen komen dat een aanvrager die door een arts medisch ongeschikt is verklaard, zich nogmaals door een andere arts laat keuren die hem vervolgens goedkeurd. Om te voorkomen dat de Stichting Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOF) aan deze aanvrager een vaarbewijs verstrekt, wordt in artikel 6, tweede lid, bepaald dat indien een aanvrager medisch ongeschikt is bevonden, de medisch adviseur hiervan mededeling aan het KOF doet. Ter voorkoming van bovenbedoeld misbruik is in artikel 8 van de onderhavige regeling tevens bepaald dat een geneeskundige verklaring medisch geschikt is en die is afgegeven nadat door een andere arts een geneeskundige verklaring is afgegeven ongeschikt is, ongeldig is. In het vierde lid wordt bepaald dat bij de herkeuring door een deskundige dezelfde keuringseisen en keuringsaanwijzingen moeten worden gehanteerd als bij de eerste keuring door de artsen. Artikel 12 In artikel 12 is bepaald dat de minister aanwijzingen kan geven ter uitvoering van de in deze regeling opgenomen bepalingen. De hier bedoelde bevoegdheid is gemandateerd aan de medisch adviseur scheepvaart van de Directie Transportveiligheid van het Directoraat- Generaal Goederenvervoer. Van deze bevoegdheid zou onder meer gebruik kunnen worden gemaakt in gevallen waarin door medische ontwikkelingen het gebruik van nieuwe apparatuur of technieken mogelijk wordt. De medisch adviseur scheepvaart kan in dit geval aan de keuringsartsen de aanwijzing geven in de keuringspraktijk al dan niet gebruik te maken van deze nieuwe apparatuur of technieken. T. Netelenbos. Artikel 7 De deskundige verwijst de aanvrager voor een deelonderzoek door naar één van de krachtens artikel 10 van bijlage XXIII van het Schepenbesluit 1965 aangewezen specialisten op het gebied van de ogen en oren, indien er twijfel bestaat omtrent het voldoen aan de eisen ten aanzien van het gezichts- en gehoorvermogen. Voor het doorverwijzen naar een specialist kan de arts gebruik maken van het in bijlage IV opgenomen model. Overeenkomstig artikel 5, derde lid, kan de deskundige in overige gevallen zelf bepalen naar welke specialist hij de aanvrager voor een deelonderzoek verwijst. Artikelen 9, 10 en 11 De in de artikelen 9, 10 en 11 opgenomen bepalingen betreffende de eigen verklaring komen overeen met de bepalingen van het Keuringsbesluit In deze artikelen wordt verwezen naar de bijlage V en VI, waarin de modellen zijn opgenomen van de eigen verklaring. Uit: Staatscourant 1999, nr. 37 / pag. 7 5