Veldinventarisatierapport t Hof 12 te Uddel. Opdrachtgever: Van Beijnum Architecten. 18 mei projectnummer

Transcriptie

1 Veldinventarisatierapport t Hof 12 te Uddel Opdrachtgever: Van Beijnum Architecten 18 mei 2012 projectnummer

2

3 Naam product: Veldinventarisatierapport Locatie: t Hof 12 te Uddel Opdrachtgever: Van Beijnum Architecten Opdrachtnemer: Laneco Ons kenmerk: Projectleider: ir. D van Pijkeren Contact: DvPijkeren@Laneco.nl Laneco is lid van het Netwerk Groene Bureaus LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L I

4 INHOUD 1 I N L E I D I N G AANLEIDING GEBIEDSBESCHRIJVING EN BEOOGDE INGREPEN 1 2 F L O R A- EN FAUNAWE T WETTELIJK KADER PROCEDURELE GEVOLGEN 3 3 V E R K L A R I N G O N D E R Z O E K S M E T H O D E VLEERMUIZEN 5 4 O N D E R Z O E K S V R A A G E N M E T H O D E ONDERZOEKSVRAAG ONDERZOEKSMETHODIEK 6 5 O N D E R Z O E K S R E S U L T A T E N VLEERMUIZEN OVERIGE 7 6 C O N C L U S I E E N C O N S E Q U E N T I E S CONCLUSIE CONSEQUENTIES 8 BIJLAGEN bijlage 1: literatuurlijst LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L II

5 1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING Aan t Hof 12 te Uddel is op het terrein van Gehandicaptenzorg Adullam Kroonheim aan één van de gebouwen een nieuwe aanbouw beoogd. De aanbouw wordt uitgevoerd tegen een bestaande muur. Globale ligging plangebied (Kaart; Open Streetmaps, Luchtfoto Google Earth) In een eerder uitgevoerde door Laneco uitgevoerde quick scan flora en fauna (20121) is geconstateerd dat in de muur waar tegenaan wordt gebouwd enkele grotere open stootvoegen aanwezig zijn. Door deze grotere open stootvoegen kon de aanwezigheid van in de Flora- en faunawet strikt beschermde vleermuizen in de spouw, niet op voorhand worden uitgesloten. Laneco is daarom gevraagd nader onderzoek te verrichten. 1.2 GEBIEDSBESCHRIJVING EN BEOOGDE INGREPEN Ten zuidwesten van Uddel, op korte afstand van het Uddelermeer, ligt het zorgcentrum Adullam, een gehandicaptenzorgcentrum. Het centrum ligt op een rustige, prikkelarme omgeving in de bossen. Het zorgcentrum wil een van haar gebouwen uitbreiden zodat er een rustige plek gecreëerd kan worden voor enkele zeer prikkelgevoelige cliënten. Aan het gebouw de Boshoek is daarom de bouw van een extra unit voorgenomen. Hiervoor wordt tegen de bestaande muur aangebouwd. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 1

6 Indrukken van het plangebied (foto s Laneco). LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 2

7 2 FLORA- EN FAUNAWET 2.1 WETTELIJK KADER Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen: het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8); het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11). 2.2 PROCEDURELE GEVOLGEN De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep worden beïnvloed. Kortweg kunnen er drie beschermingsregimes worden onderscheiden: beschermingscategorie 1: Een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Denk daarbij aan soorten zoals konijn, veldmuis, egel, ree, bruine kikker en kleine watersalamander. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten uit de Flora- en faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfplaatsen van deze soorten worden aangetast. beschermingscategorie 2: Voor beschermde soorten die niet zo algemeen zijn en dus extra aandacht verdienen (bijvoorbeeld eekhoorn, steenmarter en wild zwijn), geldt de vrijstelling alleen als er een goedgekeurde gedragscode is. Organisaties die geen gedragscode hebben moeten, voor ingrepen die leiden tot verstoring of aantasting van deze soorten, een ontheffing aan te vragen. beschermingscategorie 3: Voor ongeveer honderd zeldzame soorten (o.a. das, boommarter) geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Dan is meestal een ontheffing van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nodig, met uitgebreide toetsing. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 3

8 Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Afhankelijk van de ingreep en de soort kan dan een ontheffing noodzakelijk zijn. Ontheffingen worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingreep vanwege dwingende redenen van groot openbaar belang dient plaats te vinden en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Vaak worden hierbij mitigerende en compenserende maatregelen gevraagd. Uit uitspraken van de Raad van State blijkt dat volgens Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn) het verlenen van een ontheffing voor vogels bij ruimtelijke ingrepen en in geval van groot openbaar belang, niet mogelijk is. Voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn kan alleen een ontheffing Flora- en faunawet worden verkregen als sprake is van groot openbaar belang. Als er geen sprake is van groot openbaar belang, en in bijna alle gevallen als er vogels aanwezig zijn, kan geen ontheffing worden verkregen. De nieuwe beleidslijn van LNV is er daarom op gericht om voor deze soorten door mitigatie en compensatie, negatieve effecten te voorkomen. Er kan alleen op basis van in de Vogel- en Habitatrichtlijn genoemde belangen een ontheffing Floraen faunawet worden verleend. Artikel 2 van de Flora- en faunawet is een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 4

9 3 VERKLARING ONDERZOEKSMETHODE 3.1 VLEERMUIZEN Alle vleermuissoorten, hun verblijfplaatsen en belangrijke onderdelen van het leefgebied zijn strikt beschermd in de Flora- en faunawet, volgens tabel 3 van deze wet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Tijdens de quick scan flora en fauna is geconstateerd dat enkele stootvoegen vrij breed zijn, dat daarom de spouw mogelijk toegankelijk, en daarmee geschikt kan zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Daarom zijn deze stootvoegen en de spouw onderzocht met behulp van een boomcamera. Bij dit onderzoek wordt gekeken of de stootvoegen daadwerkelijk geschikt zijn voor vleermuizen en of er sporen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit onderzoek geeft bij een beperkt aantal stootvoegen in een enkele muur een goed overzicht van de geschiktheid voor en de aanwezigheid van vleermuizen. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 5

10 4 ONDERZOEKSVRAAG EN METHODE 4.1 ONDERZOEKSVRAAG Doel van dit onderzoek is om na te gaan of de voorgenomen ingreep gevolgen heeft voor verblijfplaatsen van vleermuizen inde muur waar de uitbreiding tegen aan zal worden gebouwd. Als effecten op deze beschermde soorten zodanig zijn dat belangrijke onderdelen van het leefgebied of verblijfplaatsen (indirect) verloren gaan, dan moet over het algemeen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor de ingreep worden aangevraagd. 4.2 ONDERZOEKSMETHODIEK vleermuizen De geschiktheid van de muur voor vleermuizen, is met behulp van een boomcamera onderzocht. Met de boomcamera kan worden bekeken of stootvoegen daadwerkelijk een goede toegang geven tot de spouw, en of er dieren of sporen van aanwezigheid van dieren in de stootvoegen en de spouw aanwezig zijn. Tevens is onder de dakpannen gekeken of daar (sporen van) vleermuizen aanwezig waren. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 6

11 5 ONDERZOEKSRESULTATEN 5.1 VLEERMUIZEN De muur van het gebouw De Boshoek ligt tegen een open eikenbosje aan. Tussen de eerste bomen en de muur is een open ruimte van enkele meters aanwezig. Al eerder was geconstateerd dat er in het bosje geen holtes in de bomen aanwezig zijn. De open stootvoegen in de muur en de ruimte onder de pannen zijn op 4 mei 2012 gecontroleerd met een boomcamera, in het actieve seizoen van vleermuizen. Bij de inspectie bleek dat slechts één van de open stootvoegen tot in de spouw voldoende ruimte gaf voor toegang door vleermuizen. Er zijn echter in de open stootvoeg geen sporen van de aanwezigheid van vleermuizen aangetroffen (vettige vegen, haar, uitwerpselen e.d.). Ook in de spouw zelf zijn geen (sporen van) vleermuizen aangetroffen. Onder de dakpannen bleek wel wat ruimte aanwezig, maar ook daar zijn geen (sporen van) vleermuizen aangetroffen. Het is daarmee niet de verwachting dat in de muur of onder het dak van De Boshoek vleermuizen huizen. Aantasting van verblijfplaatsen als gevolg van de nieuwbouw worden daarom niet verwacht. 5.2 OVERIGE Er zijn geen overige van belang zijnde waarnemingen gedaan. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 7

12 6 CONCLUSIE EN CONSEQUENTIES Op zorgcentrum Adullam te Uddel is de uitbreiding van het gebouw De Boshoek voorgenomen. Voor deze ingreep mag plaatsvinden, moet inzichtelijk zijn of beschermde soorten uit de Flora- en faunawet negatieve effecten ondervinden van deze ingreep. In een eerder uitgevoerde quick scan flora en fauna voor deze ingreep, is nader onderzoek aanbevolen naar de geschiktheid van een enkele spouwmuur voor vleermuizen. 6.1 CONCLUSIE Middels onderzoek met de boomcamera en visuele observatie kon worden geconcludeerd dat slechts één van de open stootvoegen toegankelijk was voor vleermuizen. Verder zijn zowel in de open stootvoeg, als in de spouw en onder het dak, geen sporen gevonden die wijzen op de aanwezigheid van vleermuizen. Vanwege deze resultaten is het niet de verwachting dat spouwmuur of de ruimte onder het dak als verblijfplaats in gebruik zijn. 6.2 CONSEQUENTIES Er zijn ten aanzien van vleermuizen geen (procedurele) consequenties of belemmeringen vanuit de natuurwetgeving voor het realiseren van de plannen voor de Boshoek van zorgcentrum Adullam. LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 8

13 BIJLAGE 1: LITERATUURLIJST Broekhuizen, S e.a., 1992, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, uitgeverij KNNV, Utrecht. Helmer, W., Limpens, H.J.G.A. en Bongers., W., 1 e versie 1988, Handleiding voor het inventariseren en determineren van Nederlandse vleermuissoorten met behulp van bat-detectors, Stichting vleermuis-onderzoek (dr. L. Bels stichting). Laneco, 2011; Quick scan flora en fauna t Hof 12 te Uddel, Opdrachtgever: Van Beijnum Architecten. Limpens, H., K. Mosterd en W. Bongers, 1997; Atlas van de Nederlandse vleermuizen; Onderzoek naar verspreiding en ecologie; KNV Uitgeverij. Ministerie van LNV, Concept - Hoofdlijnen begrenzing en selectie Natura 2000-gebieden, november Websites: LANEC O VELDON DER ZOE K T HOF TE UDDE L 9