Bijlagen toelichting vastgesteld bestemmingsplan locatie Esweg in Nieuw-Roden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bijlagen toelichting vastgesteld bestemmingsplan locatie Esweg in Nieuw-Roden"

Transcriptie

1 Bijlagen toelichting vastgesteld bestemmingsplan locatie Esweg in Nieuw-Roden Bijlage 1 RGA monitor Noordenveld 2015 Bijlage 2 Woningmarktonderzoek Bijlage 3 Archeologie (bureau- en veldonderzoek) Bijlage 4 Archeologie (proefsleuvenonderzoek) Bijlage 5 Cultuurhistorie Bijlage 6 Natuurtoets Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeer Bijlage 8 Vleermuizenonderzoek Bijlage 9 Geluid reconstructie Bijlage 10 Bodem Bijlage 11 Watertoets Bijlage 12 Landschapadvies Bijlage 13 Overlegreacties Bijlage 14 Nota van zienswijzen Bijlage 15 Vaststellingsbesluit

2 plancode (gemeente + volgnr prioriteit) capaciteit Regio Groningen - Assen 2030 Woningbouwmonitor (wijzigingen in rood s.v.p.!!!!) Gemeente: Noordenveld Peildatum: Type locatie Restcapaciteit Huur Koop thema Fasering Gepland jaar van oplevering Knelpunten R Indien in verkoop: de Woonsfeer G aantal nog verkopende makelaar(s) A op te leveren vrije kavel sc gemeente kern / wijk / buurt Naam plan Naam ontwikkelaar woningen per (aantal) en 1/1/2015 ari o omschrijving NOO 001 Sce 1 0 Noordenveld Nieuw Roden De Carré project Groothuis U afgerond NOO 002 Sce 17 0 Noordenveld Een Veldkampen (locatie Schoolstraat) U woonkern NOO 003 Sce 21 0 Noordenveld Peize Woonborg) 1/2 H volledige kern Woonborg NOO 005 Sce 10 0 Noordenveld Nieuw Roden De Carré project Rottinghuis (voorheen Noppert) U Rottinghuis door Noppert overgenomen Nijdam woonkern NOO 006 Sce 8 0 Noordenveld Nieuw Roden De Carré project Actium - Rottinghuis U Rottinghuis afgerond NOO 007 Sce 22 0 Noordenveld Nieuw Roden De Carré project Actium I Actium afgerond U = uitbreiding I = inbreiding H = herstructurering sociaal overig sociaal overig goedkoop middelduur duur goedkoop middelduur duur goedkoop middelduur duur goedkoop middelduur duur Totaal (check) Totaal (check) NOO 008 Sce 4 0 Noordenveld Peize Kerkstraat (Centrumschoollocatie) I Van Dijk Dinkla Huizinga Makelaars volledige kern NOO 009 Sce 23 0 Noordenveld Peize Lange Streeken II vrije kavels U gemeente Smit en Douma volledige kern NOO 010 Sce 20 0 Noordenveld Peize Lange Streeken II Actium sociale huur U Actium volledige kern NOO 011 Sce 10 0 Noordenveld Peize Lange Streeken II Actium sociale koop U Actium volledige kern NOO 012 Sce 28 0 Noordenveld Peize Lange Streeken II Van Dijk U Van Dijk Makelaar Noordenveld volledige kern NOO 013 Sce 14 0 Noordenveld Roden Roderveld IV 1e fase vrije kavels U gemeente Douma, Th. Van der laan, volledige kern NOO 014 Sce 6 0 Noordenveld Roden Roderveld IV 1e fase Actium sociale koop U Actium volledige kern NOO 015 Sce 18 0 Noordenveld Roden Roderveld IV 1e fase Actium huur U Actium Smit&Douma / Th. Van der volledige kern NOO 016 Scenario Noordenveld Roden Roderveld IV 1e fase Heijmans U Heijmans Laan / Thuis volledige kern NOO 017 Scenario Noordenveld Roden Roderveld IV 2e fase Actium U Actium Smit&Douma / Th. Van der volledige kern NOO 018 Scenario Noordenveld Roden Roderveld IV 2e fase Heijmans U Heijmans Laan / Thuis volledige kern NOO 019 Scenario Noordenveld Roden Roderveld IV 2e fase vrije kavels U gemeente volledige kern NOO 020 Scenario Noordenveld Peize Westerd Dorpshuisstraat, (bedrijventerrein Hekakkerstraat wonen/werken) e.o. U gemeente volledige kern NOO 021 Scenario Noordenveld Norg herstructurering Dorpshuisstraat, Actium Hekakkerstraat sociale en e.o. vrije sectorhuur H Actium volledige kern NOO 022 Scenario Noordenveld Norg herstructurering Actium sociale koop H Actium Jan Hut volledige kern NOO 024 Scenario Noordenveld Nietap Thedemalaan, locatie voorm. garage Egberts I Woonborg Woonborg complex geschrapt, zoekt ontwikkelaar mogelijk alternatieve voo rovername invulling, project programma woonkern NOO 025 Scenario Noordenveld Norg Brinkhofweide I Actium onbekend, geschakelde aantal woningen indicatief voor maar senioren, waarschijnlijk waarschijnlijk kleiner in combi met volledige kern NOO 026 Scenario Noordenveld Roden Ronerborglocatie Wilhelminastraat/Kanaalstraat Windgroep/Friesche (ontwikkeling Wouden I Windgroe/?Friesche Wouden gezondheidscentrum. Gaat dat niet door, dan volledige invulling volledige kern NOO 027 Scenario Noordenveld Roden Woonborg) I Woonborg alternatieve Breuk met Heijmans, invulling komt herbezinning beeld op programma, aantal en volledige kern NOO 028 Scenario Noordenveld Norg Oosterveld fase 1 vrije kavels U gemeente tijdpad Progamma maximaal vraaggestuurd, kan nu weinig concreets over volledige kern NOO 029 Scenario Noordenveld Norg Oosterveld fase 2 U Heijmans / gemeente x 0 0 x x 0 x gezegd worden volledige kern NOO 030 Scenario 60vervallenNoordenveld 1000 Norg Oosterveld fase 4 U Heijmans / gemeente nu opgenomen in fase 2 volledige kern NOO 031 Scenario 90vervallenNoordenveld 1000 Norg Oosterveld fase 3 U Heijmans / gemeente nu opgenomen in fase 2 volledige kern NOO 032 Scenario Noordenveld Roden herstructurering Koerskamp Woonborg H Woonborg NOO 033 Scenario Noordenveld Roden herstructurering/transformatie Boskamp H Woonborg / gemeente indicatief; nog geen programma NOO 034 Scenario Noordenveld Noordenveld reservering herontwikkeling binnendorpse locaties I splitsing Roden Postkantoorlocatie ( pm-post) I Guus Driever transformatie voormalig distributiepunt KPN, opgave indicatief splitsing Altena Voormalige schoollocatie (pm-post) I transformatie school naar wonen-werken splitsing Peize Voormalige bibliotheek (pm-post) I transformatie bibliotheek naar wonen splitsing Roden Locatie Bolt Groningerstraat 8 (pm-post) I transformatie herontwikkeling voormalig locatie met winkelpand diverse geamoveerde winkelpanden, splitsing Nieuw-Roden Beukerlocatie (pm post) I Rottinghuis programma indicatief splitsing Nieuw-Roden Meester De Vriesschoollocatie (pm-post) I transformatie voormalige justitiegebouw basisschool, naar beschermde programma woonvorm nog niet met bepaald Veenhuizen Hoofdweg, Fleddervoort (pm post) I zelfstandige wooneenheid NOO 035 Scenario Noordenveld Nieuw-Roden Bisschopswijk CPO-starters U NOO 036 Scenario Noordenveld Nietap J.P. Santeeweg (Rottinghuis) I Rottinghuis Vastgoed De Friesche voorheen vraaggestuurd, 'Nije Tap' max flexibliteit in bestemmingsplan, dus nog geen woonkern NOO 037 splitsing Scenario Noordenveld Roden Kroonvelden U Wouden/gemeente programma, opgave indicatief NOO 037 splitsing Scenario Noordenveld Nieuw-Roden Esweg Van der Sluis U Van der Sluis doortrekken lint langs Esweg NOO 037 splitsing Scenario Noordenveld Nieuw-Roden Esweg Schoolstraat 'De Kamers' 1 Scheepstraschool (bijzondere U gemeente zeer grote kavels met elk 1 woning NOO 023 Scenario Noordenveld Roden doelgroep) I Woonborg project gaat niet door, Woonborg verkent alternatief volledige kern Regionaal instemmingsmodel toegevoegd plan per datum 2012 In deze kolommen niets wijzigen!!! nieuw plan 0 = reguliere woningbouw 1 = studenten- huisvesting 2 = zorg- huisvesting volgnummer = nadere invulling PM-post of ASS uitgesplitst plan. Het 1e nummer verwijst naar het oorspronkelijke plan. eengezins appartement appartement rijwoning 2^1-kap vrijstaand Realisatie 2012 Realisatie 2013 Realisatie t/m 2030 Totaal 2015 t/m 2030 (check) Totaal 2012 t/m 2030 = RGA afspraakperiode Uitbreiding Inbreiding Herstructurering 1: centrum-stedelijk 2: stedelijk 3: moderne stadswijk 4: excellent 5: volledige kern 6: woonkern

3 Gemeente Noordenveld Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken definitief 16 november 2015

4 DATUM 16 november 2015 TITEL Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken ONDERTITEL definitief OPDRACHTGEVER AUTEUR(S) Gemeente Noordenveld Bert van t Land Rik ten Broek Roy Nieuwenhuis Boulevard Heuvelink KT Arnhem Postbus BD Arnhem info@companen.nl (026) BTW NL B01 IBAN NL95RABO KVK PROJECTNUMMER /g

5

6 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding en vraagstelling Aanpak Leeswijzer 3 2 Noordenveld als onderdeel van de regio Het regio-onderzoek De gemeente Noordenveld 6 3 Conclusies per kern en doelgroep Peize Norg Roden Overige kernen 11 4 Uitwerking kern Peize Demografische ontwikkeling: Terugblik Demografische ontwikkeling: Prognose Woningvraag Huidige woningvoorraad Analyse corporatiebezit Conclusies kern Peize 27 5 Uitwerking kern Norg Demografische ontwikkeling: Terugblik Demografische ontwikkeling: Prognose Woningvraag Huidige woningvoorraad Analyse corporatiebezit Conclusies kern Norg 43 6 Uitwerking kern Roden Demografische ontwikkeling: Terugblik Demografische ontwikkeling: Prognose Woningvraag Huidige woningvoorraad Analyse corporatiebezit Conclusies kern Roden 60 7 Uitwerking overige kernen Demografische ontwikkeling: Terugblik Demografische ontwikkeling: Prognose Woningvraag Huidige woningvoorraad Analyse corporatiebezit Conclusies overige kernen 70 8 Quickscan beleidsruimte corporaties Woonborg Actium 73

7

8 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en vraagstelling De gemeente Noordenveld wil tijdig kunnen inspelen op trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op de toekomstige woningbehoefte in kwantitatieve en kwalitatieve zin. Dan gaat het om trends als vergrijzing en ontgroening, mogelijk minder groei of soms ook selectieve bevolkingskrimp, veranderende woonbeleving in kernen, kwetsbaarheid van sommige woningsegmenten en de betaalbaarheid van het wonen. De regio Groningen-Assen heeft in 2015 door Companen onderzoek laten uitvoeren om een actueel beeld van de woningbehoefte te verkrijgen. Het conceptrapport, met een zeer uitgebreid tabellenrapport als bijlage, is in mei 2015 voorgelegd aan de regiogemeenten. Het rapport geeft op regionaal en gemeentelijk niveau heldere inzichten. Het regionale onderzoek bevestigt de noodzaak om de bakens te verzetten om adequaat in te spelen op de veranderende woningbehoefte. Door de crisis en de te verwachten demografische ontwikkelingen in de regio zijn de woonvragen sterk veranderd. De komende jaren staan in het teken van minder groei, vergrijzing en uiteindelijk een terugloop van bevolkingsaantallen. De groei doet zich nog voor in enkele kernen, maar het landelijk gebied heeft al of krijgt te maken met krimp. Is deze krimp onvermijdelijk of kunnen we met de juiste productie bijvoorbeeld meer starters aan ons binden? Hoe gaat dat met de kernen Peize, Roden en Norg? Zijn de bouwplannen in de verschillende kernen nog haalbaar en wenselijk? Zo ja, wat moet er dan gebouwd worden? Zijn dat de traditionele eengezinswoningen of zouden we moeten overstappen naar andere woonvormen (bijvoorbeeld klein en goedkoop)? De focus komt in ieder geval meer te liggen bij de aanpak van de bestaande woningvoorraad. Het merendeel van de benodigde woningen waarin we later wonen, staat er al. In welke kernen en buurten zitten de zwakke plekken in de voorraad? Waar ligt nog een restvraag die niet door transformatie kan worden opgelost en dus nieuwbouw voor bijvoorbeeld senioren vergt? Woningwet De Woningwet (en de AmvB / Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting) regelt de taakafbakening van en toezicht op woningcorporaties. De verankering van het maatschappelijke presteren van corporaties krijgt gestalte in actueel gemeentelijk woonbeleid. Het woonbeleid moet hierin dan ook voorzien. Een goed woonbeleid biedt corporaties houvast. Tegelijkertijd geeft het ook de gemeente houvast bij het maken van de gemeentelijke prestatieafspraken, de beoordeling van de regionale prestatieafspraken (RPA) en het opstellen van zienswijzen ten aanzien van investeringen door de corporaties. De Woningwet bevestigt in onze visie dat gezamenlijk inzicht in de volkshuisvestelijke opgave en het prestatievermogen van de corporaties essentieel is. Dat vraagt om partnership op lokaal niveau van gemeente en corporaties. In Noordenveld zijn twee corporaties lokaal aanwezig die de hele sociale huursector bedienen, Woonborg en Actium. Woonborg is in vier gemeenten actief: Haren, Tynaarlo, Noordenveld en Aa en Hunze. Actium is actief in acht gemeenten: Assen, De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Ooststellingwerf en Westerveld. De andere corporaties hebben of nauwelijks bezit in Noordenveld of het zijn categorale corporaties (ouderenhuisvesting) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 1

9 De Woningwet schrijft voor dat een corporatie naar vermogen moet bijdragen aan het woonbeleid van de gemeente(n) waarin zij actief is. Woonborg is in vier gemeenten actief, Actium in acht. Zij zullen de aandacht moeten verdelen. Maar hoe? Bepalen de corporaties per gemeente wat zij presteren? Of wordt dat in overleg tussen alle gemeenten en corporaties bepaald? Ter voorbereiding op de keuze en de afzonderlijke prestatieafspraken met de corporaties willen de gemeenten elkaar inzicht geven in de volkshuisvestelijke opgaven en waar mogelijk zelfs afstemmen. Basis voor update woonbeleid De gemeente Noordenveld heeft geen actuele Woonbeleid. Nu de woningwet is vastgesteld, wil de gemeente Noordenveld haar woonbeleid actualiseren. Zij vraagt Companen om een brede cijfermatige basis op kernniveau (Peize, Norg en Roden) voor de beleidsactualisatie, aangevuld met een eerste advies over strategie per kern. 1.2 Aanpak De onderzoeksvragen zijn als volgt samen te vatten: Demografische ontwikkeling voor de gehele gemeente en de drie kernen afzonderlijk. Prognose van de demografische ontwikkeling tot 2020 en 2025 met een doorkijk tot 2030, rekening houdend met de taakstelling voor statushouders. Daarbij aansluitend op de scenario s in het Woningbehoefteonderzoek Groningen-Assen. Huidige totale woningvoorraad in de gemeente en de drie kernen. o Inventarisatie van de samenstelling van de woningvoorraad. o Inventarisatie van de beschikbaarheid van de woningen. Huidige huurwoningvoorraad gemeente per kern. o Type woning. o Huurprijsniveau. o Percentage scheefwoners per kern. o De kwaliteit (onderhoud en uitrusting) van de huurwoningen. o Energielabel. o Huidige levensloopbestendigheid of de mogelijkheden daarvoor. Woonbehoefte van de verschillende doelgroepen voor (sociale) huur en koopwoningen o Huidige en toekomstige vraag (kwantitatief en kwalitatief) van huishoudens, uitgesplitst in doelgroepen (starters, doorstromers, senioren) en naar inkomensgroepen (tot EU-grens, secundaire doelgroep tot en boven de ). Inzicht in de eventuele overschotten en/of tekorten (mismatch). o Inzicht bieden in de huidige en in de toekomstige benodigde woningvoorraad voor drie kernen, rekening houdend met de demografische ontwikkeling. Daarnaast wordt er een indicatie gegeven van de woningbehoefte in de overige kernen. Een eerste indruk geven van de beleidsruimte van Woonborg en Actium. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is een aantal verdiepende analyses uitgevoerd op het basismateriaal van het regionale onderzoek en zijn aanvullende analyses uitgevoerd op bestanden die zijn aangeleverd door Woonborg en Actium /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 2

10 1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 biedt inzicht in de positie van Noordenveld in de regio en ontwikkelingen die spelen op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste conclusies per kern beschreven. Deze zijn van belang voor de woonbeleid en de prestatieafspraken. De hoofdstukken 4 tot en met 7 zoomen vervolgens in op de verschillende kernen in Noordenveld. In een bondige presentatie worden de diverse onderdelen van het onderzoek weergegeven en toegelicht. Tot slot volgt in hoofdstuk 8 een quickscan van de beleidsruimte van de corporaties /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 3

11 Trendscenario en scenario verandering van tijdperk zijn doorgerekend: In het regionale woningbehoefteonderzoek Groningen-Assen is een vijftal scenario s uitgewerkt: het verstedelijkingsscenario, scenario verandering van tijdperk, het trendscenario en het maximum en minimum trendscenario. Op basis van het regionale woningmarktonderzoek waren er vooral aanwijzingen dat het meest waarschijnlijk is dat de ontwikkeling ligt tussen het trendscenario (met bandbreedtes maximum en minimum) en het verandering van tijdperk -scenario. Dit zijn ook de scenario s die we in deze rapportage behandelen. We beschrijven de demografische ontwikkeling en de kwalitatieve ontwikkeling van de woningvraag aan de hand van deze vier scenario s. Bij het trendscenario gaat het om het doortrekken van lange termijntrends. Er is hierbij gekeken naar de woningmarktpositie en bevolkingsontwikkeling van de regiogemeenten in het verleden; gecorrigeerd voor uitschieters. Deze ontwikkelingen zijn vervolgens doorgetrokken richting de toekomst, met bandbreedtes: minimum en maximum. Het scenario verandering van tijdperk trekt de ontwikkelingen van de afgelopen vijf jaren door richting de toekomst. Het verstedelijkingsscenario gaat uit van een sterke trek naar de steden in de regio Groningen-Assen. Deze laatste wordt in dit rapport niet behandeld. De onderstaande figuren geven voor de gemeente Noordenveld weer hoe de verschillende scenario s uitpakken. Figuur 1.1: Gemeente Noordenveld. Bevolkingsontwikkeling volgens de verschillende scenario s, trendprognose trend minimum trend maximum verstedelijkingsscen. verandering van tijdperk Figuur 1.2: Gemeente Noordenveld. Huishoudensontwikkeling volgens de verschillende scenario s, trendprognose trend minimum trend maximum verstedelijkingsscen. verandering van tijdperk Bron: Provincie Drenthe Belangrijk om te benoemen is dat een scenario vooral geen keuze is. Onderstaand citaat uit het rapport van het regionale onderzoek formuleert kernachtig het doel van het gebruik van scenario s: Het gaat bij scenario s niet om keuzes. De scenario s geven een beeld van de onzekere toekomst. Doel van de scenario s is niet om een bandbreedte voor beleid te ontwikkelen, maar om houvast te bieden voor als een bepaalde situatie zich in de toekomst voordoet. Het enkel afstemmen van beleid en meerjarenramingen op een maximumvariant uit een scenarioanalyse is dan ook zeer ongewenst /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 4

12 2 Noordenveld als onderdeel van de regio 2.1 Het regio-onderzoek In het rapport van de regio Groningen-Assen wordt uitgebreid beschreven wat de rol is van de verschillende delen van de regio. De gemeente Noordenveld maakt onderdeel uit van de regio West, samen met de gemeenten Haren, Tynaarlo, Leek en Zuidhorn. De ontwikkeling van de huishoudens is in de verschillende scenario s doorgerekend. In het rapport staat aangegeven dat op basis van de huidige woningmarktmonitor een ontwikkeling die ligt tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk het meest waarschijnlijk is. Onderstaande grafiek geeft de scenario s weer. Figuur 2.1: Prognose huishoudensontwikkeling voor drie scenario s en , relatieve huishoudensgroei ten opzichte van huidige huishoudensomvang Bron: IPB-prognose provincies Groningen en Drenthe, Groningen en Assen groeien logischerwijs het sterkst bij het verstedelijkingsscenario. In Groningen is deze groei stabiel stijgend. Deze groei is wel afhankelijk van twee belangrijke voorwaarden: in de eerste plaats voldoende werkgelegenheid, in de tweede plaats voldoende fysieke ruimte om de vraag te accommoderen. Binnen het stedelijke woonmilieu is ruimte schaars, waardoor prijzen relatief sneller stijgen. Dit kan op termijn uitstroom uit de stad veroorzaken. Andere regiogemeenten kunnen hiervan profiteren (vooral dicht bij de stad), maar het kan ook betekenen dat mensen de regio verlaten. Assen heeft bij verandering van tijdperk een fors lagere groei. In Assen is de groei dan ook onzeker. De regio West gemeenten (Tynaarlo, Haren, Leek, Noordenveld en Zuidhorn) hebben bij een verandering van tijdperk te maken met enige groei, maar ook daar treedt vanaf 2020 bevolkings- en vanaf 2030 huishoudenskrimp op. Voor de kernen in het noorden en oosten van de regio is de woningbehoefte op korte termijn al kritisch. Hier zal na een periode van groei geleidelijk krimp optreden. Niet alleen op basis van de historische trends, maar ook op basis van onzekerheden rond de aardbevingsproblematiek /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 5

13 Deze verschillen vragen derhalve per subregio verschillende verstedelijkingsstrategieën en daarmee ook verschillende investeringsopgaven (verdienmodellen). 2.2 De gemeente Noordenveld In het regiorapport zijn de gemeenten afzonderlijk weergeven. De basis is gebruikt om de verdieping op kernniveau weer te geven. Hieruit blijkt dat in alle scenario s het aantal huishoudens in de gemeente Noordenveld tot 2025 stijgt. De bevolkingsontwikkeling is in alle scenario s juist negatief. Het komt door de gezinsverdunning. Onderstaande tabellen geven dat weer. Tabel 2.1: Bevolkingsprognose gemeente Noordenveld, gemiddelde bevolkingsgroei per jaar Trend minimum Trend gemiddeld Trend maximum Verstedelijking Verandering tijdperk Tabel 2.2: Huishoudensprognose gemeente Noordenveld, gemiddelde huishoudensgroei per jaar Trend minimum Trend gemiddeld Trend maximum Verstedelijking Verandering tijdperk Uitgaande van ongeveer het midden van het trendscenario en verandering tijdperk, zal het aantal huishoudens tot 2020 stijgen met 70 tot 110 per jaar. Tussen 2020 en 2025 neemt de stijging geleidelijk af naar 30 tot 60 per jaar en daarna zal ook het aantal huishoudens stagneren en op langere termijn krimpen. In het scenario verandering tijdperk zal de groei zich waarschijnlijk concentreren in de kernen op fietsafstand (ca. 10 kilometer) van de Grote Markt in Groningen. Dit betekent voor de gemeente Noordenveld dat Peize, en in mindere mate Roden, hiervan kunnen profiteren. In onderstaande samenvatting per kern wordt hiermee rekening gehouden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 6

14 3 Conclusies per kern en doelgroep In dit hoofdstuk zetten we per kern de belangrijkste conclusies uit de analyse op een rij, die als input kunnen fungeren voor de actualisatie van het woonbeleid en het gesprek over prestatieafspraken. 3.1 Peize Demografisch Het aantal inwoners zal volgens de scenario s op lange termijn (2030) licht dalen of ongeveer stabiel blijven. Het aantal huishoudens in de kern Peize stijgt in deze periode van ongeveer naar Ook zal de opbouw in leeftijd van de huishoudens veranderen, het aandeel huishoudens van 55 jaar en ouder zal flink toenemen. Uitbreiding van de woningvoorraad is tot 2030 noodzakelijk met woningen per jaar. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk. Tabel 3.1: Kern Peize. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 3.2: Kern Peize. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Woningvraag De wijziging van de huishoudensamenstelling (vergrijzing en minder personen per huishouden) vraagt om een transformatie van de bestaande voorraad. Vanuit de vraag ligt de belangrijkste opgave voor de komende vijf jaar in de vrijstaande woningen en 2^1 kapwoningen. Op de lange termijn zal mogelijk ook de vraag naar appartementen en gelijkvloerse seniorenwoningen enigszins toenemen. Vanuit de transformatiegedachte zouden we de beperkte uitbreidingsopgave in moeten zetten om vernieuwende woonconcepten of woningtypes toe te voegen die voor meerdere doelgroepen geschikt zijn, in ieder geval voor senioren! /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 7

15 Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Peize vooral naar Groningen. Een deel van de starters zal zich direct in Peize willen vestigen. Hun vraag richt zich in Peize op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar in Peize met ongeveer 20 huishoudens. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. De druk die deze groep uitoefent op 2^1-kappers, is tijdelijk. Vanaf 2025 zal de behoefte aan dit type afnemen. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. Echter door de vergrijzing (van 270 huishoudens 75+ naar ca. 490 in 2030) zal deze groep toch een grote impact hebben op de woningmarkt. De behoefte aan geschikte zelfstandige woningen (gelijkvloerse woningen) uit zich onder andere in de gewenste uitbreiding van het aantal appartementen vanaf 2020 met ongeveer appartementen (huur en koop). Deels zal deze groei worden opgevangen in een intramurale woonvorm. Deze groei is voor de gemeente als totaal berekend en kan niet worden gesplitst naar kernniveau. Kwaliteit van de sociale voorraad Veruit het grootste gedeelte van de sociale woningvoorraad in Peize voldoet aan de eisen, een klein deel zal aandacht behoeven, in ieder geval qua energetische prestaties. Omvang van de sociale voorraad De huidige kernvoorraad in Peize lijkt tot 2020 toereikend, zeker als de scheefheid afneemt. Overigens is in de gebruikte bevolkingsprognose van de provincie geen rekening gehouden met de recente instroom van statushouders. Een kleine transformatie van de huurwoningvoorraad van de corporaties zal op termijn wenselijk zijn, meer woningen die ook geschikt zijn voor senioren en minder eengezinswoningen. Betaalbaarheid In Peize is de omvang van de kernvoorraad voldoende. Daarbinnen is ook voldoende aanbod in de lagere prijssegmenten. Ook in de koopsector is woningaanbod in de lagere prijssegmenten beschikbaar. 3.2 Norg Demografisch: Het aantal inwoners van de kern Norg zal de komende jaren dalen. Tot 2030 neemt het aantal inwoners af met ongeveer 150 tot 250 inwoners. Door huishoudensverdunning neemt het aantal huishoudens de komende 5 jaar in Norg enigszins toe. De opgave voor Norg ligt dus vooral in de transformatie. Er is echter altijd vraag te vinden voor nieuwbouw, zeker als afgelopen jaren weinig is gebouwd. Ook in Norg zal dat het geval zijn. Te veel nieuwbouwproductie heeft wel het risico van ontspanning in andere delen van de bestaande buurten in Norg, niet op korte termijn maar na ongeveer 10 jaar. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 8

16 Tabel 3.3: Kern Norg. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 3.4: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Woningvraag Vanuit de kwalitatieve analyse van de woningvraag ligt de belangrijkste opgave voor de komende vijf jaar in de vrijstaande woningen. Ook voor de lange termijn is in dit segment nog vraag. Richting 2030 zal vooral de vraag naar appartementen / gelijkvloerse seniorenwoningen in de huursector in stand blijven en deze zal moeten worden geaccommodeerd. Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Norg naar Groningen of Assen. Een deel van de starters zal zich direct in Norg willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar in Norg met ongeveer 10 huishoudens. Hun vraag richt zich in Norg op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat zij in omvang afneemt in Norg. Senioren: senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. De vergrijzing (van 340 huishoudens 75+ naar ca. 440 in 2030) is minder in omvang dan in bijvoorbeeld Peize. Toch zal deze groep impact hebben op de woningmarkt. Nieuwbouw of aanpassingen van de bestaande voorraad kunnen oplossing bieden. Kwaliteit van de sociale voorraad Bijna alle woningen van Actium hebben een bovengemiddelde kwaliteit. Qua woningtype wordt ook al redelijk goed voorzien in woningen die geschikt zijn voor ouderen. Richting de toekomst is dit wel een aandachtspunt vanwege het groeiende aantal oudere huishoudens. Omvang van de sociale voorraad De huidige kernvoorraad in Norg lijkt toereikend en in geval van het afnemen van de scheefheid zou deze zelfs iets kleiner kunnen worden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 9

17 Betaalbaarheid Ruim 72% van de huurwoningen in bezit van Actium in Norg heeft een huurprijs onder 576, hiermee lijkt goed voorzien in betaalbare woningen. In de koopsector staan veel woningen te koop met een vraagprijs onder de , hiermee lijkt de betaalbaarheid in de koopsector redelijk goed te noemen. De vraag is wel wat de kwaliteit van deze woningen is. 3.3 Roden In het onderzoek is Nieuw-Roden meegenomen als onderdeel van de kern Roden. Demografisch Het aantal inwoners in Roden zal de komende 5 jaar afnemen, ook op langere termijn (2030) zet dit zich verder door. Afhankelijk van het scenario zal het inwonertal tot 2030 afnemen met ongeveer (ongeveer het midden tussen het trendscenario en scenario verandering van tijdperk). Het aantal huishoudens in Roden zal de komende decennia toenemen. Afhankelijk van het scenario neemt het aantal huishoudens tot 2030 toe met 250 tot 350. Het aandeel en aantal huishoudens van 75 jaar en ouder neemt naar de toekomst toe flink toe (+500 tot +650). Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk. Tabel 3.5: Kern Roden. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 3.6: Kern Roden. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Woningvraag Op de lange termijn stabiliseert de vraag naar appartementen / gelijkvloerse seniorenwoningen in huuren koopsegment. De vraag naar eengezinswoningen neemt af. Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Roden vooral naar Groningen. Een deel van de starters zal zich direct in Roden willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens blijft komende 5 jaar in Roden stabiel (0 tot /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 10

18 huishoudens). Hun vraag richt zich in Roden op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Daarna neemt het aantal jonge huishoudens licht af. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deel 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat het in omvang in Roden afneemt. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. De vergrijzing (van huishoudens in 2015 naar ca in 2030) is groot in omvang. Deze groep zal een zeer grote impact hebben op de woningmarkt. De (vervangende) nieuwbouw en aanpassingen van de bestaande voorraad kunnen hiervoor een oplossing bieden. Kwaliteit van de sociale voorraad Het merendeel van de sociale voorraad heeft volgens opgave van de corporaties een kwaliteit die bovengemiddeld is. Echter er is ook een redelijk deel van de voorraad met een benedengemiddelde kwaliteit. Omvang van de sociale voorraad De kernvoorraad in Roden in de huidige situatie lijkt meer dan toereikend en in geval van het afnemen van de scheefheid zou deze zelfs nog kleiner kunnen worden. Betaalbaarheid Het grootste gedeelte van de huurwoningen heeft een huurprijs onder 576. Daarmee lijkt de betaalbaarheid van de huurvoorraad goed. In de koopsector staan vooral woningen tussen en te koop, maar ook tot is er aanbod. De vraag is wel wat de kwaliteit van die woningen is en of die aansluiten bij de vraag van de doelgroep (starters). 3.4 Overige kernen Demografisch Naast bovengenoemde kernen Peize, Roden en Norg zijn in de gemeente Noordenveld nog vele andere kernen. De ontwikkeling van deze kernen is samengevoegd in één tabel. De bevolkingskrimp in de overige kernen zet zich voort. Tot 2030 daalt het aantal inwoners van tot ongeveer Het aantal huishoudens fluctueert. Eerst nog een lichte stijging (50-100), daarna een daling. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk. Tabel 3.7: Overige kernen. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 11

19 Tabel 3.8: Overige kernen. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt uit de overige kernen trekken vooral naar Groningen/Assen. Een zeer klein deel van de starters zal zich direct in de overige kernen willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar licht (verspreid over alle overige kernen). Hun vraag richt zich op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Daarna neemt het aantal jonge huishoudens licht af. Doorstromers: De doorstromers (deels, maar beperkt, ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat ze in omvang in de overige kernen sterk afneemt. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Toch maakt vanuit deze kernen een deel vrijwillig een verhuisbeweging naar de grotere kernen. De vergrijzing (van huishoudens in 2015 naar ca in 2030) is in absolute aantallen over alle overige kernen beperkt. Omdat uitbreiding de overige kernen slechts nog beperkt aan de orde is zal vervangende nieuwbouw of aanpassingen van de bestaande voorraad een oplossing kunnen bieden voor de huisvesting van senioren. Kwaliteit van de sociale voorraad Het merendeel van de sociale voorraad heeft volgens opgave van de corporaties een kwaliteit die bovengemiddeld is. Slechts een zeer gering aantal woningen van Woonborg heeft een benedengemiddelde kwaliteit. Omvang van de sociale voorraad De kernvoorraad in de overige kernen komt redelijk overeen met de behoefte tot Er is hierbij echter geen uitsplitsing gemaakt naar de specifieke kernen. Betaalbaarheid Het grootste gedeelte van het corporatiebezit heeft een huurprijs onder 576. Daarmee lijkt de betaalbaarheid van de huurvoorraad goed. Over de voorraad koopwoningen kan op basis van deze analyses geen uitspraak worden gedaan /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 12

20 Starters behouden in de kern? Vanuit landelijk onderzoek wordt aangeven dat de meeste starters vooral vertrekken om persoonlijke redenen, zoals studie, werk, behoefte aan levendigheid en samenwonen. Ook het regio-onderzoek Assen-Groningen geeft dat aan. Een beperkt aandeel starters wil wel in een kern/dorp blijven wonen. Maar zij doen dat dan vanwege de dorpse woonkwaliteit en cultuur. Stedelijke woonvormen als koopstudio s en kleine koopappartementen zijn voor deze groep zeker geen aantrekkelijke woonvorm. De aanstaande krimp en daarmee de beperkte waardeontwikkeling of zelfs waardedaling in dit kleine type woning zal deze groep afschrikken. Huurvormen en startersleningen (voor een redelijke eengezinswoning) kunnen deze starters wel tijdelijk helpen. Wonen met zorg (zelfstandig of intramuraal) in de kern De toekomstige vraag naar woonvormen voor doelgroepen die een vorm van zorg en of begeleiding nodig hebben is alleen op gemeentelijk niveau te berekenen. De resultaten van deze berekeningen staan in de bijlage van het onderzoekrapport Woningbehoefteonderzoek Groningen-Assen 2015 (Hoofdstuk 2.7). De reden hiervan is dat de intramurale voorzieningen veelal op gemeentelijk of zelfs regionaal niveau zijn georganiseerd /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 13

21 4 Uitwerking kern Peize In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de demografische ontwikkeling, zowel terugblik als prognose, de woningvoorraad in Peize en de ontwikkeling van de woningvraag van verschillende doelgroepen. Er wordt afgesloten met een overzicht van de aandachtspunten in de bestaande voorraad en de woningbehoefte. 4.1 Demografische ontwikkeling: Terugblik De onderstaande figuren geven de ontwikkeling en samenstelling van bevolking en huishoudens in de periode voor de kern Peize weer. Ontwikkeling bevolking In de periode is de bevolking van de kern Peize afgenomen met 60 personen. Vanaf 2010 is de bevolking gegroeid met ruim 100 personen tot inwoners in De vergrijzing is zichtbaar, het aandeel inwoners van 65 jaar en ouder is de afgelopen jaren toegenomen. Het aandeel jongeren is daarentegen afgenomen. Figuur 4.1: Bevolkingsontwikkeling Kern Peize Peize Bron: CBS (2015). Figuur 4.2: Bevolkingsontwikkeling naar leeftijd Kern Peize 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% jaar en ouder 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 0 tot 15 jaar Bron: CBS (2015) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 14

22 Ontwikkeling huishoudens Vanaf 2010 is het aantal huishoudens in Peize toegenomen met ongeveer 75 en is het laatste jaar stabiel. De opbouw van de huishoudens naar type is vrij stabiel en laat slechts zeer kleine verschuivingen zien. In 2014 was bijna 30% een éénpersoonshuishouden. Het aandeel meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen bedroeg in beide gevallen circa 35%. Figuur 4.3: Huishoudensontwikkeling Kern Peize Peize Bron: CBS (2015). Figuur 4.4: Huishoudensontwikkeling naar type huishouden Kern Peize 100% 80% 60% 40% 20% 0% Meerpersoons met kinderen Meerpersoons zonder kinderen Eenpersoonshuishouden Bron: CBS (2015). Naast de autonome groei is de bevolkings- en huishoudensontwikkeling ook afhankelijk van migratie. Op basis van CBS-Microdata ( , in huishoudens) is geanalyseerd welke verhuisbewegingen er binnen de kern en tussen de verschillende kernen hebben plaatsgevonden, welke huishoudens zijn vertrokken en welke huishoudens zich in de kern hebben gevestigd. Binnen de kern en tussen kernen In de periode zijn er 304 huishoudens binnen de kern Peize verhuisd. Peize heeft een positief migratiesaldo Roden. Vanuit Peize zijn er 84 huishoudens vertrokken naar Roden, vanuit Roden zijn er 96 huishoudens naar Peize gegaan. De migratierelatie tussen de kern Peize en Norg is beperkt, namelijk minder dan 10 huishoudens in dezelfde periode. Tabel 4.1: Migratie binnen de kern en tussen de kernen in de periode , in huishoudens Van Naar Verhuisde huishoudens Binnen de eigen kern Roden Roden Norg Norg 333 Peize Peize 304 Tussen de kernen Roden Norg 29 Roden Peize 96 Norg Roden 29 Norg Peize Minder dan 10* Peize Roden 84 Peize Norg Minder dan 10 Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbewegingen kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 15

23 Vestiging en vertrek naar gemeente van vestiging en gemeente van herkomst De onderstaande figuur laat de bestemming zien van huishoudens die een woning verlaten (inclusief de starters die hun ouderlijk huis verlaten) in de kern Peize in de periode Een belangrijk deel van de verhuizingen vindt plaats binnen de eigen kern, 41% van de vertrekkers blijft dan ook in Peize. Slechts 8% van de huishoudens die een woning achterlaten kiest voor een andere kern in de gemeente Noordenveld. Van de vertrekkers vestigt een derde zich buiten Noordenveld maar binnen de regio Groningen-Assen, 19% vestigt zich buiten de regio. Bijna driekwart van de vertrekkers die in de regio blijven vestigen zich in Groningen. Nog geen 10% vestigt zich in Assen of Tynaarlo. Figuur 4.5: Vertrek huishoudens vanuit de kern Peize naar gemeente van vestiging in de periode , in procenten 19% 32% 41% Binnen kern Binnen gemeente Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA 8% Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen Waar komen de huishoudens die een woning betrekken in de kern Peize vandaan? Ook hier is de groep die binnen de kern is verhuisd goed te zien. Slechts een klein deel komt uit andere kernen binnen de gemeente. Naast de binnenverhuizers is de groep vestigers uit de regio Groningen-Assen het grootst, 16% komt van buiten de regio. De vestigers uit de regio komen voornamelijk uit de stad Groningen. Figuur 4.6: Vestiging huishoudens in de kern Peize naar gemeente van herkomst in de periode , in procenten. 29% 16% 48% Binnen kern Binnen gemeente Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA 7% Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen Vestiging en vertrek naar huishoudenstype en leeftijd De volgende figuren geven een beeld van het type huishouden dat een woning heeft verlaten in de periode , en welke juist een woning in de kern Peize hebben betrokken. De grootste groepen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 16

24 die in Peize een woning hebben verlaten zijn de gezinnen en de huishoudens tot 54 jaar. Daarentegen hebben verhoudingsgewijs ook veel gezinnen een woning in de kern betrokken. Figuur 4.7: Vertrek vanuit de kern naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten 2% 1-2 phh % 24% 1-2 phh phh % 11% 14% 1-2 phh phh 75+ gezin 20% onbekend Bron: CBS Microdata, Figuur 4.8: Vestiging in de kern naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten. 1% 32% 8% 15% 1-2 phh phh phh phh % 14% 23% 1-2 phh 75+ gezin onbekend Bron: CBS Microdata, Vestiging en vertrek naar betrokken woningtype en achtergelaten woningtype Huishoudens die een woning verlaten, laten vooral eengezinswoningen achter. Meer dan de helft van deze groep verlaat een 2-1 kap of vrijstaande koopwoning. Bij de huishoudens die een woning betrekken zijn dit de meest betrokken woningen. Figuur 4.9: Vertrek vanuit de kern naar achtergelaten woningtype in de periode , in procenten 1% 15% 7% 33% Huur egz Huur mgz Koop rij Koop 2-1 kap 17% Koop vrijstaand 22% 5% Koop mgz onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 17

25 Figuur 4.10: Vestiging in de kern naar betrokken woningtype in de periode , in procenten 3% 8% 10% 37% Huur egz Huur mgz Koop rij 12% Koop 2-1 kap Koop vrijstaand 18% 12% Koop mgz onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. 4.2 Demografische ontwikkeling: Prognose Op basis van een aantal indicatoren, waaronder de ontwikkeling van de bevolking en de woningvoorraad in de afgelopen acht jaar en de huidige bevolkingssamenstelling, is de demografische ontwikkeling van de gemeente, zoals die ook in het regionale woningbehoefteonderzoek Groningen- Assen is opgenomen, vertaald naar de drie kernen. Prognose: bevolkings- en huishoudensprognose In het Woningbehoefteonderzoek voor de Regio Groningen-Assen is gewerkt met een aantal scenario s. In de inleiding zijn deze scenario s toegelicht. De prognoses uit dit regionale onderzoek zijn uitgesplitst naar de kernen in de gemeente Noordenveld. Voor Peize geeft dit het onderstaande beeld, afgerond op tientallen. Achtereenvolgens worden de trendprognose, met bandbreedtes minimum en maximum, en het scenario verandering van tijdperk weergegeven. Tabel 4.2: Kern Peize. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot 710 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 4.3: Kern Peize. Bevolkingsontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 18

26 Het aantal inwoners in Peize zal volgens het trendscenario de komende 5 jaar ongeveer stabiel blijven. Op de langere termijn (tot 2030) kan zich volgens de trendprognose een lichte afname voordoen. Volgens het scenario verandering van tijdperk neemt de bevolking toe tot Dit is een gevolg van de trek van de kleinere naar de grotere kernen door ouderen. Dit is terug te zien in het groeiende aantal ouderen in Peize. Zoals beschreven in de inleiding is de verwachting dat de daadwerkelijke ontwikkeling ligt tussen het trendscenario en verandering van tijdperk. Voor Peize betekent dit een stabilisatie tot lichte afname van het aantal inwoners tot Ook de huishoudensprognose is op deze wijze uitgesplitst. Voor Peize levert dat het volgende beeld, afgerond op tientallen. Tabel 4.4: Kern Peize. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, Huishoudens tot tot tot 110 Huishoudens tot tot tot 500 Huishoudens tot tot tot 960 Huishoudens tot tot tot 500 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 4.5: Kern Peize. Huishoudensontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Het aantal huishoudens in Peize blijft komende jaren toenemen, ongeacht het scenario. De eerste vijf jaren neemt het aantal huishoudens naar verwachting toe met 60 tot ruim 100 huishoudens. Net als bij de bevolking valt groei te voorzien in het aantal oudere huishoudens. Ook huishoudensverdunning leidt tot een toename van het aantal huishoudens. De huishoudensprognose is doorgaans een goede voorspeller van de woningvraag, waarbij de meest realistische verwachting is dat de ontwikkeling ligt tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. 4.3 Woningvraag Prognose: kwalitatieve woningvraag Uit het woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen is de prognose van de kwalitatieve woningvraag bekend voor de gemeente Noordenveld als geheel. Voor dit onderzoek is deze verder uitgewerkt naar de kernen. Door de gedetailleerde verhuisanalyse uit paragraaf 4.1 en de huishoudensprognose op kernniveau met elkaar te combineren, komen we tot een indicatie met welke aanvullende woningtypen we de huishoudensgroei zouden kunnen faciliteren. De indicatie is gebaseerd op de scenario s (trend, trend minimum, trend maximum en verandering van tijdperk) uit het Woningbehoefteonderzoek Regio /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 19

27 Groningen-Assen. Let wel, de verre toekomst laat zich lastig voorspellen, dus de doorkijk na 2020 is niet meer dan een eerste indicatie. De verschuiving in de vraag de komende vijf jaar ten opzichte van 2015 zit vooral in de hogere segmenten van de koopsector. Kijken we verder door naar 2030 dan zien wij ook een lichte toename in de vraag naar appartementen en gelijkvloerse seniorenwoningen, zowel huur als koop. De vraag ontstaat door verhuisbewegingen van starters (vooral huur) en ouderen (huur en koop). Tabel 4.6: Kern Peize. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens de trendprognose (min-max), * Huur eengezinswoning. 0 tot Huur appartement 0 tot tot Koop rij 0 tot Koop 2-1 kap +10 tot tot tot +40 Koop vrijstaand +30 tot tot +110 Koop appartement Totaal +40 tot tot tot +220 Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: door afronding op tientallen kunnen de cijfers enigszins afwijken van de cijfers in tabel 4.4. Tabel 4.7: Kern Peize. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens scenario verandering van tijdperk, Huur eengezinswoning Huur appartement Koop rij Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop appartement Totaal Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: door afronding op tientallen kunnen de cijfers enigszins afwijken van de cijfers in tabel 4.5. Naar verwachting ligt de daadwerkelijke ontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent een toename in de woningbehoefte tot Enkel koersen op maximale aantallen (in dit geval verandering van tijdperk) is niet realistisch. Prognose: ontwikkeling inkomensgroepen en woningvraag De inkomensverdeling (zowel nu als in de toekomst) is van belang om zicht te krijgen op de behoefte aan sociale huurwoningen. De toekomstige omvang van de verschillende inkomensgroepen is sterk afhankelijk van de verwachte koopkrachtontwikkeling. We werken hiervoor twee scenario s uit: Nulscenario (de komende jaren vindt geen koopkrachtontwikkeling plaats). Dit scenario geeft een bovengrens aan voor de behoefte aan sociale huurwoningen. Groeiscenario met een jaarlijkse groei van de koopkracht met 1,2% /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 20

28 Tabel 4.8: Kern Peize. Ontwikkeling inkomensgroepen huursector , bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling) Abs. % Ontwikkeling Nulscenario Groeiscenario Nulscenario Groeiscenario Primaire doelgroep < % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) 70 9% Waarvan in koop % Secundaire doelgr % Waarvan in huur (corporatie) 30 14% Waarvan in part. (overig) 20 10% Waarvan in koop % Huishoudens > % Waarvan in huur (corporatie) 40 5% Waarvan in part. (overig) 60 7% Waarvan in koop % Totaal % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) 150 8% Waarvan in koop % Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bevolkingsprognose provincies Drenthe en Groningen, bewerking Companen. De huidige primaire doelgroep (inkomens < ) bestaat in de kern Peize uit ongeveer 770 huishoudens. Als de koopkracht een gelijkwaardige ontwikkeling als in de afgelopen jaren doormaken (stagnatie), dan zal deze groep toenemen met 30 huishoudens. Krijgen we te maken met een groeiende koopkracht, dan zal deze groep juist afnemen met ongeveer 10 huishoudens. De groep middeninkomens ( ) bestaat op dit moment uit zo n 210 huishoudens. Deze middengroep zal in de komende vijf jaar licht groeien. De hogere inkomens (> ) nemen afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling toe met 50 tot 90 huishoudens. De benodigde sociale huurvoorraad in de kern Peize Wat is op grond van de ontwikkeling van de doelgroepen de gewenste omvang van de sociale huurvoorraad op termijn? De gekozen benadering gaat uit van geprognosticeerde inkomensontwikkelingen. Door scheefheid en huishoudens uit de doelgroep die in een koopwoning wonen, is deze ontwikkeling niet 1-op-1 door te vertalen naar de streefvoorraad sociale huur. Inzetten op het terugdringen van de goedkope scheefheid kan ertoe leiden dat minder sociale huurwoningen benodigd zijn om de primaire doelgroep te huisvesten. In de tabel is uitgewerkt welk effect het terugdringen van de goedkope scheefheid heeft op de benodigde omvang van de sociale huurvoorraad in /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 21

29 Tabel 4.9: Huidig aantal woningen van woningcorporatie(s) Kern Peize. Gewenste omvang van de sociale voorraad bij het terugdringen van de goedkope scheefheid, bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling), * % Goedkope scheefheid Omvang < in corporatiewoning Omvang > in corporatiewoning (% goedkope scheefheid) Autonome ontwikkeling doelgroep in aantal huishoudens Gewenste omvang sociale voorraad % 220 (Huidig) 70 (21%) 0 tot tot % (15%) 0 tot tot % (10%) 0 tot tot 260 5% (5%) 0 tot tot 240 0% (0%) 0 tot tot 230 Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bewerking Companen. *Let op: afgeronde aantallen, waarbij het gaat om het totale corporatiebezit in de kern Bij een goedkoop scheefheidspercentage van 21%, zijn in 2020 in de kern Peize 290 tot 300 sociale huurwoningen nodig; afhankelijk van de welvaartsontwikkeling. De analyse in de bovenstaande tabel is gebaseerd op oudere data, maar geeft wel een goed beeld van de gewenste omvang bij verschillende economische scenario s. Volgens opgave van Actium en Woonborg bedraagt het meest actuele scheefheidspercentage in Peize ongeveer 15%. Bij deze mate van goedkope scheefheid bedraagt de benodigde sociale huurvoorraad in 2020 nog 270 tot 280 woningen. De huidige kernvoorraad in Peize lijkt toereikend en in geval van het afnemen van de scheefheid zou deze zelfs iets kleiner kunnen worden. Hierbij is geen rekening gehouden met de taakstellingen rond statushouders. Instroom statushouders Na het opstellen van de prognoses en het bepalen van de gewenste omvang van de sociale voorraad heeft de gemeente Noordenveld te maken gekregen met de recente sterke instroom van het aantal statushouders. Een ontwikkeling die zich landelijk voordoet. Het grootste deel van de statushouders wordt gehuisvest in de sociale voorraad. Dit betekent dat de gewenste omvang van de sociale voorraad in de toekomst hoger kan zijn dan bovenstaand is beschreven. In samenspraak met de corporaties en andere maatschappelijke partners dient hierover afstemming te worden gezocht. Hiervoor kan de taakstelling worden vertaald naar woningen. Dit aantal kan worden opgeteld bij de gewenste omvang van de sociale voorraad. Het is nog onduidelijk wat dit betekent op het niveau van de kernen. Betaalbaarheid De onderstaande figuur laat de betaalbaarheid zien van de huur-en koopsector voor de verschillende doelgroepen en inkomensgroepen. De linkeras laat per doelgroep de maximaal te betalen huurprijs zien. Hierbij is uitgegaan van de richtlijnen van het NIBUD, waarbij rekening is gehouden met huurtoeslag. Wat opvalt is dat bij een gelijk verzamelinkomen, 65-plussers meer ruimte hebben voor huurbetaling. Dat komt vooral doordat zij te maken hebben met een lager belastingtarief en bestedingsnorm (NIBUD) waardoor zij netto meer te besteden hebben. Voor gezinnen met kinderen is er minder ruimte voor huur, dat komt omdat zij te maken hebben met hogere noodzakelijk uitgaven dan bijvoorbeeld alleenstaanden. De rechteras geeft het maximale aankoopbedrag van een woning weer voor een- en tweeverdieners. Bij de tweeverdieners is er vanuit gegaan dat beide partners evenveel verdienen. De figuur laat zien dat tweeverdieners door de strenge hypotheekregels minder hypotheek kunnen krijgen dan een eenverdiener met hetzelfde inkomen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 22

30 Nemen wij als voorbeeld een huishouden met een inkomen van dan zien we dat een eenverdiener een woning zou kunnen kopen van , en tweeverdieners van Hiermee is de koop dus geen alternatief voor deze laatste groep. Zij kunnen volgens de NIBUD normen een maximale huurprijs van rond de 500 betalen, voor gezinnen met kinderen ligt dat rond 400. Figuur 4.11: Overzicht betaalbare huurprijs en maximaal aankoopbedrag woning per doel- en inkomensgroep* Maximaal te betalen huurprijs Maximaal aankoopbedrag koopwoning Verzamelinkomen Eenverdiener Tweeverdiener 1 phh <23 1phh phh >65 2phh <23 2phh phh >65 gezin 2 k Bron: Nibud, Hypotheker.nl (geraadpleegd: oktober 2015). * Ter verduidelijking: de lijnen bieden een weergave van de maximaal te betalen huurprijs voor verschillende huishoudenstypen. De vlakken bieden een indicatie van het maximale aankoopbedrag van een koopwoning voor verschillende huishoudenstypen. 4.4 Huidige woningvoorraad In deze paragraaf wordt de huidige woningvoorraad en de ontwikkeling in de afgelopen jaren geïnventariseerd. De woningvoorraad in Peize is afgelopen jaren met woningen toegenomen tot het huidige aantal van ca Woningwaarde De gemiddelde woningwaarde in Peize is met in 2013 het hoogst van de drie kernen. In de periode 2006 tot 2009 naam de woningwaarde nog toe tot Met de crisis zette een licht dalende trend in tot /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 23

31 Figuur 4.12: Gemiddeld woningwaarde kern Peize * Roden Norg Peize Bron: CBS (2015). Ontwikkeling woningvoorraad naar eigendom Ongeveer 75% van de woningvoorraad in de kern Peize bestaat uit koopwoningen. Van de huurwoningen is twee derde in bezit van corporaties, de rest van overige verhuurders (bijvoorbeeld particuliere die één of enkele woningen verhuren). Figuur 4.13: Woningvoorraad naar eigendom kern Peize 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Eigendom onbekend Huur - Overige verhuurder Huur - Corporatie Koop Bron: CBS (2015). Woningvoorraad naar type (2013) De woningvoorraad in de kern Peize bestaat voor 88% uit eengezinswoningen, slechts 12% van de voorraad bestaat uit appartementen. Figuur 4.14: Voorraad naar woningtype (2013) Kern Peize 12% Eengezins Meergezins 88% Bron: CBS (2015) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 24

32 In de onderstaande figuur wordt op basis van de WOZ registratie een verdere specificatie van de koopsector gegeven. De helft van de koopwoningen in de kern Peize bestaat uit vrijstaande woningen. Deze vallen hoofdzakelijk in de prijscategorie tot Twee-onder-een kap woningen hebben bijna allemaal een waarde tussen en De rijwoningen zitten vooral in de categorie Het aandeel appartementen in de koopsector is gering. Figuur 4.15: Kern Peize. Koopvoorraad naar type en WOZ waarde Vrijstaand < kap Rij-/hoekwoning Appartement 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% > Bron: WOZ bestand gemeente Noordenveld. Beschikbaarheid: te koop staande woningen per kern In totaal staan er (september 2015) in de kern Peize 31 woningen te koop, dit is ongeveer 2% van de koopvoorraad. Dit zijn allemaal grondgebonden woningen, waarvan bijna driekwart in de prijsklasse tussen en valt. Tabel 4.10: Grondgebonden woning Kern Peize. Te koop staande woningen naar verkoopprijs en woningtype*. tot > Appartement Totaal Bron: Jaap.nl, peildatum 21 september 2015 * Let op: de woningen in het buitengebied (CBS-Buurt Verspreide huizen Peize) zijn buiten beschouwing gelaten, omdat overal in het onderzoek de CBS-buurt Peize wordt gezien als de kern Peize. Inclusief het buitengebied bedraagt het aantal te koop staande woningen 42. Beschikbaarheid: huurwoningen Uit aangeleverde cijfers van Actium blijkt dat voor de kern Peize de mutatiegraad in 2013 en 2014 rond de 5% ligt. Dit betekent dat er jaarlijks hooguit enkele woningen beschikbaar komen. De mutatiegraad voor woningen van Woonborg in 2013 en 2014 ligt op respectievelijk 8% en 5% voor de woningen in Peize. Dit betekent dat er jaarlijks rond de 15 tot 20 woningen beschikbaar komen. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het bezit van beide corporaties. 4.5 Analyse corporatiebezit In de kern Peize zijn twee corporaties actief, Woonborg en Actium. In deze paragraaf wordt de woningvoorraad doorgelicht op een aantal punten zoals type woning, huurprijsniveau, scheefwoners en kwaliteiten /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 25

33 Naar woningtype en huurprijs Bijna alle huurwoningen in bezit (93%) van Woonborg in Peize hebben een huurprijs onder 576. Van de totale woningvoorraad is de helft grondgebonden en de helft gestapeld. Actium heeft beperkt bezit in Peize, de 20 grondgebonden woningen vallen allemaal in de prijsklasse Tabel 4.11: Kern Peize. Woningbezit Woonborg (exclusief woningen bestemd voor sloop of verkoop) naar woningtype en huurprijsklasse < > 710 Totaal gestapeld, begane grond gestapeld, met lift gestapeld, zonder lift grondgebonden, gelijkvloers grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. Tabel 4.12: Kern Peize. Woningbezit Actium naar woningtype en huurprijsklasse < > 710 Totaal grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Naar doelgroep en huurprijs Slechts een klein deel van de corporatievoorraad in Peize is volgens opgave van de corporaties primair geschikt voor starters. Dat betekent niet dat hiermee een tekort aan woningen voor starters is, want de starters die in Peize willen blijven wonen kunnen zich ook vestigen in betaalbare eengezinswoningen. De helft van de voorraad is primair geschikt voor meerpersoonshuishoudens, de andere helft voor senioren. Tabel 4.13: Kern Peize. Woningbezit Woonborg (exclusief woningen bestemd voor sloop of verkoop) naar doelgroep* en huurprijsklasse < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Geschikt voor senioren Geschikt voor starters Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. *Primair geschikt voor senioren: gestapeld met lift, gestapeld begane grond en grondgebonden gelijkvloers; primair geschikt voor starters: gestapeld zonder lift; primair geschikt voor meerpersoonshuishoudens: grondgebonden niet gelijkvloers. Tabel 4.14: Kern Peize. Woningbezit Actium naar doelgroep* en huurprijsklasse < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Percentage scheefwoners Volgens recente opgave van zowel Woonborg als Actium ligt de goedkope scheefheid in Peize momenteel rond de 15%. Dit houdt in dat 15% van de sociale huurwoningen in bezit van Woonborg en Actium wordt bewoond door huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens voor de sociale huursector ( , prijspeil 2015) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 26

34 Naar kwaliteit Om inzicht te geven in de kwaliteit van de woningvoorraad gebruiken wij de kwalificaties van Woonborg en Actium. Woonborg koppelt de kwaliteit van de woning aan het energielabel van de betreffende woning. Hiermee heeft 13% van de voorraad een basiskwaliteit, 18% heeft een kwaliteit die benedengemiddeld is. Het merendeel (69%) heeft een kwaliteit die bovengemiddeld of zeer bovengemiddeld is. Actium koppelt de kwaliteit van de voorraad aan een cijfer voor de bouwtechnische staat. Hieruit blijkt dat al hun bezit in Peize (20 woningen) een bovengemiddelde kwaliteit heeft. Tabel 4.15: Kern Peize. Woningbezit Corporaties naar kwaliteit Woonborg Energielabel Woonborg Actium cijfer Actium Zeer benedengemiddeld G 0% n.v.t 0% Benedengemiddeld F,E 13% 4 0% Basiskwaliteit D 12% 6 0% Bovengemiddeld C,B 49% 8 100% Zeer bovengemiddeld A 26% 9 0% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar energielabel De onderstaande tabel laat het corporatiebezit naar energielabel zien. Van het bezit van Woonborg in Peize heeft 13% van de woningen een energielabel E of lager. Driekwart heeft een energielabel C of hoger. De woningen van Actium in Peize hebben allemaal energielabel A. Tabel 4.16: Kern Peize. Woningbezit Corporaties naar energielabel Energielabel Woonborg Actium A 26% 100% B 34% 0% C 15% 0% D 12% 0% E 10% 0% F 3% 0% G 0% 0% Onbekend 0% 0% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar levensloopbestendigheid Woonborg en Actium beschikken niet over een eenduidig systeem voor het bepalen van de levensloopbestendigheid van woningen. Het in kaart brengen van de levensloopbestendigheid is daarom niet mogelijk voor de kernen in Noordenveld. 4.6 Conclusies kern Peize Demografisch Het aantal inwoners zal volgens de scenario s op lange termijn (2030) licht dalen of ongeveer stabiel blijven. Het aantal huishoudens in de kern Peize stijgt in deze periode van ongeveer naar Ook zal de opbouw in leeftijd van de huishoudens veranderen, het aandeel huishoudens van 55 jaar en ouder zal flink toenemen. Uitbreiding van de woningvoorraad is tot 2030 noodzakelijk met woningen per jaar. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 27

35 hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk. Tabel 4.17: Kern Peize. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 4.18: Kern Peize. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Woningvraag De wijziging van de huishoudensamenstelling (vergrijzing en minder personen per huishouden) vraagt om een transformatie van de bestaande voorraad. Vanuit de vraag ligt de belangrijkste opgave voor de komende vijf jaar in de vrijstaande woningen en 2^1 kapwoningen. Op de lange termijn zal mogelijk ook de vraag naar appartementen en gelijkvloerse woningen enigszins toenemen. Vanuit de transformatiegedachte zouden we de beperkte uitbreidingsopgave in moeten zetten om vernieuwende woonconcepten of woningtypes toe te voegen die voor meerdere doelgroepen geschikt zijn, in ieder geval voor senioren! Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Peize vooral naar Groningen. Een deel van de starters zal zich direct in Peize willen vestigen. Hun vraag richt zich in Peize op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar in Peize met ongeveer 20 huishoudens. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. De druk die deze groep uitoefent op 2^1-kappers, is tijdelijk. Vanaf 2025 zal de behoefte aan dit type afnemen. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. Echter door de vergrijzing (van 270 huishoudens 75+ naar ca. 490 in 2030) zal deze groep toch een grote impact hebben op de woningmarkt. De behoefte aan geschikte zelfstandige woningen (gelijkvloerse woningen) uit zich onder andere in de gewenste uitbreiding van het aantal appartementen vanaf 2020 met ongeveer appartementen (huur en koop). Deels zal deze groei worden opgevangen in een intramurale woonvorm. Deze groei is voor de gemeente als totaal berekend en kan niet worden gesplitst naar kernniveau /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 28

36 Kwaliteit van de sociale voorraad Veruit het grootste gedeelte van de sociale woningvoorraad in Peize voldoet aan de eisen, een klein deel zal aandacht behoeven, in ieder geval qua energetische prestaties. Omvang van de sociale voorraad De huidige kernvoorraad in Peize lijkt tot 2020 toereikend, zeker als de scheefheid afneemt. Overigens is in de gebruikte bevolkingsprognose van de provincie geen rekening gehouden met de recente instroom van statushouders. Een kleine transformatie van de huurwoningvoorraad van de corporaties zal op termijn wenselijk zijn, meer woningen die ook geschikt zijn voor senioren en minder eengezinswoningen. Betaalbaarheid In Peize is de omvang van de kernvoorraad voldoende. Daarbinnen is ook voldoende aanbod in de lagere prijssegmenten. Ook in de koopsector is woningaanbod in de lagere prijssegmenten beschikbaar /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 29

37 5 Uitwerking kern Norg In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de demografische ontwikkeling, zowel terugblik als prognose, de woningvoorraad in Norg en de ontwikkeling van de woningvraag van verschillende doelgroepen. Er wordt afgesloten met een overzicht van de aandachtspunten in de bestaande voorraad en de woningbehoefte. 5.1 Demografische ontwikkeling: Terugblik De onderstaande figuren geven de ontwikkeling en samenstelling van bevolking en huishoudens in de periode voor de kern Norg weer. Ontwikkeling bevolking In de periode is de bevolking in de kern Norg afgenomen met ongeveer 250 personen, in afwijking hierop is de bevolking in 2013 iets toegenomen. De ontgroening en vergrijzing zijn duidelijk terug te zien in figuur 5.1. Het aandeel jongeren tot 15 jaar is teruggelopen, het aandeel personen van 65 jaar en ouder juist sterk toegenomen tot meer dan 30% in Figuur 5.1: Bevolkingsontwikkeling Kern Norg Norg Bron: CBS (2015). Figuur 5.2 Bevolkingsontwikkeling naar leeftijd kern Norg 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% jaar en ouder 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 0 tot 15 jaar Bron: CBS (2015) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 30

38 Ontwikkeling aantal huishoudens Na een aantal stabiele jaren (huishoudensverdunning zorgde ervoor dat ondanks de daling van de bevolkingsaantallen de huishoudens stabiel bleven) nam in 2010 het aantal huishoudens met 30 af (dit werd veroorzaakt door de herstructurering van een aantal woningen van Actium). Na 2013 is er net als bij de bevolkingsontwikkeling weer een kleine groei te zien in het aantal huishoudens. Het aandeel alleenstaanden is toegenomen, het aandeel gezinnen juist sterk afgenomen. Figuur 5.3: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling Norg Bron: CBS (2015) * De beperkte dip in 2010 is veroorzaakt door de herstructurering van ca. 50 woningen van Actium. Figuur 5.4: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling naar type huishouden % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Meerpersoons met kinderen Meerpersoons zonder kinderen Eenpersoonshuishouden Bron: CBS (2015). Naast de autonome groei is de bevolkings- en huishoudensontwikkeling ook afhankelijk van migratie. Op basis van CBS-Microdata ( in huishoudens) is geanalyseerd welke verhuisbewegingen er binnen de kern en tussen de verschillende kernen hebben plaatsgevonden, welke huishoudens zijn vertrokken en welke huishoudens zich in de kern hebben gevestigd. Binnen de kern en tussen kernen In de periode zijn er 333 huishoudens binnen de kern Norg verhuisd. De migratierelatie van Norg met Peize is zeer beperkt. De relatie met Roden is iets groter, maar per saldo vertrekken er vanuit Norg net zoveel huishoudens naar Roden als dat zich vanuit Roden vestigen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 31

39 Tabel 5.1: Migratie binnen de kern en tussen de kernen in de periode , in aantallen huishoudens Van Naar Verhuisde huishoudens Binnen de eigen kern Roden Roden Norg Norg 333 Peize Peize 304 Tussen de kernen Roden Norg 29 Roden Peize 96 Norg Roden 29 Norg Peize Minder dan 10* Peize Roden 84 Peize Norg Minder dan 10 Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbewegingen kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. Vestiging en vertrek naar gemeente van vestiging en gemeente van herkomst De onderstaande figuur laat de bestemming zien van huishoudens die een woning verlaten (inclusief de starters die hun ouderlijk huis verlaten) in de kern Norg in de periode Een belangrijk deel van de verhuizingen vindt plaats binnen de eigen kern. Ongeveer 22% van de huishoudens die een woning heeft verlaten, heeft zich gevestigd buiten de Regio Groningen-Assen, 32% bleef in de regio en 12% binnen de gemeente Noordenveld. Van de huishoudens die in de regio bleven, ging het ongeveer de helft naar de stad Groningen, een kwart naar Assen en de overige verspreid over verschillende gemeenten in de regio. Figuur 5.5: Vertrek vanuit de kern Norg naar gemeente van vestiging in de periode , in procenten 22% 32% 12% 34% Binnen kern Binnen gemeente Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen De onderstaande figuur laat de herkomst zien van de huishoudens die een woning betrokken in de kern Norg in de periode Ook hier is het grote aandeel verhuizingen binnen de eigen kern terug te zien. Ongeveer een vijfde van de huishoudens die een woning betrekt, komt van buiten de regio. Huishoudens die in Norg komen wonen uit de regio, zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Groningen en slechts beperkt uit Assen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 32

40 Figuur 5.6: Vestiging in de kern Norg naar gemeente van herkomst in de periode , in procenten 21% 30% 12% 37% Binnen kern Binnen gemeente Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen Vestiging en vertrek naar huishoudenstype en leeftijd De onderstaande figuren laten zien welke huishoudens in de kern een woning hebben verlaten en welke juist een woning in de kern Norg hebben betrokken. De grootste groepen die in Norg een woning hebben verlaten, zijn de jonge huishoudens en gezinnen. Vooral de oudere huishoudens betrekken in Norg een woning, per saldo blijft het aantal gezinnen ongeveer gelijk. Figuur 5.7: Vertrek vanuit de kern naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten 1% 12% 21% 12% 17% 22% 15% 1-2 phh phh phh phh phh 75+ gezin onbekend Bron: CBS Microdata, Figuur 5.8: Vestiging in de kern naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten 1% 22% 8% 12% 1-2 phh phh phh % 23% 1-2 phh phh % gezin onbekend Bron: CBS Microdata, /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 33

41 Vestiging en vertrek naar betrokken woningtype en achtergelaten woningtype Welke woning laten huishoudens die een woning verlaten achter en in welk type woning komen de huishoudens die een woning betrekken in de kern Norg te wonen? De onderstaande figuren laten voor de periode zien welke woningtype het betreft. Huishoudens die een woning verlaten, laten vooral eengezinswoningen achter, het aandeel dat een meergezinswoning achterlaat is beperkt. Huishoudens die in Norg een woning betrekken, vestigen zich wel meer in appartementen in de huursector. Een aanzienlijk deel van de woningvoorraad is in de CBS registratie onbekend. Figuur 5.9: Vertrek vanuit de kern Norg naar achtergelaten woningtype in de periode , in procenten 1% 20% 23% Huur egz Huur mgz Koop rij 4% Koop 2-1 kap 21% 16% Koop vrijstaand Koop mgz 15% onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. Figuur 5.10: Vestiging in de kern Norg naar betrokken woningtype in de periode , in procenten Huur egz 27% 29% Huur mgz Koop rij 1% 13% 9% Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop mgz 8% 13% onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. 5.2 Demografische ontwikkeling: Prognose Op basis van een aantal indicatoren, waaronder de ontwikkeling van de bevolking en de woningvoorraad in de afgelopen acht jaar en de huidige bevolkingssamenstelling, is de demografische ontwikkeling van de gemeente, zoals die ook in het regionale woningbehoefteonderzoek Groningen- Assen is opgenomen, vertaald naar de drie kernen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 34

42 Prognose: bevolkings- en huishoudensprognose In het Woningbehoefteonderzoek voor de Regio Groningen-Assen is gewerkt met een aantal scenario s. Zie ook de inleiding voor een verdere toelichting. De prognoses uit dit regionale onderzoek zijn uitgesplitst naar de kernen in de gemeente Noordenveld. Voor Norg geeft dit het onderstaande beeld, afgerond op tientallen. Achtereenvolgens worden de trendprognose, met bandbreedtes minimum en maximum, en het scenario verandering van tijdperk weergegeven. Tabel 5.2: Kern Norg. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot 650 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 5.3: Kern Norg. Bevolkingsontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Het aantal inwoners in Norg zal de komende 5 jaar enigszins afnemen, ongeacht het scenario. De afname op langere termijn (2030) zal ongeveer komen te liggen tussen de 150 en 250 inwoners. Naar verwachting ligt de ontwikkeling tussen trend en verandering van tijdperk. Ook de huishoudensprognose is op deze wijze uitgesplitst. Voor Norg levert dat het volgende beeld, afgerond op tientallen. Tabel 5.4: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, Huishoudens tot tot tot 60 Huishoudens tot tot tot 370 Huishoudens tot tot tot 670 Huishoudens tot tot tot 440 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 5.5: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Het aantal huishoudens in Norg blijft de komende jaren stabiel of neemt enigszins toe. Dit is vooral een gevolg van de huishoudensverdunning en de trek van oudere huishoudens vanuit de kleinere kernen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 35

43 richting de grotere kernen. Dit valt terug te zien in de toename van het aantal huishoudens in de leeftijd van 55 jaar en ouder. Het aantal jongere huishoudens neemt naar verwachting af. De meest realistische verwachting is dat de ontwikkeling ligt tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. 5.3 Woningvraag Prognose: kwalitatieve woningvraag Uit het woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen is de prognose van de kwalitatieve woningvraag bekend voor de gemeente Noordenveld als geheel. Voor dit onderzoek is deze verder uitgewerkt naar kern. Door de gedetailleerde verhuisanalyse uit paragraaf 5.1 en de huishoudensprognose op kernniveau met elkaar te combineren, komen we tot een indicatie met welke aanvullende woningtypen we de huishoudensgroei zouden kunnen faciliteren. De indicatie is gebaseerd op de scenario s (trend, trend minimum, trend maximum en verandering van tijdperk) uit het Woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen. Let wel, de toekomst laat zich lastig voorspellen, dus de doorkijk na 2020 is niet meer dan een eerste indicatie. De verschuiving in de vraag de komende vijf jaar zit vooral in een toename van de vraag naar vrijstaande woningen in de koopsector, eengezinshuurwoningen lijken minder in trek te zijn. Dit laatste zien we in alle drie de scenario s terug. De vraag naar appartementen (en gelijkvloerse seniorenwoningen) in de huursector lijkt in stand te blijven, dit komt mede door de toename van het aantal oudere huishoudens. Tabel 5.6: Kern Norg. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens de trendprognose (min-max), * Huur eengezinswoning tot 0-30 tot -20 Huur appartement Koop rij tot 0 Koop 2-1 kap Koop vrijstaand tot tot +30 Koop appartement Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: Vanwege geringe aantallen en afronding zijn de kolommen niet getotaliseerd. Dit in verband met afrondingsverschillen met tabel 5.4. Tabel 5.7: Kern Norg. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens scenario verandering van tijdperk, * Huur eengezinswoning Huur appartement Koop rij Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop appartement Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: Vanwege geringe aantallen en afronding zijn de kolommen niet getotaliseerd. Dit in verband met afrondingsverschillen met tabel /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 36

44 Naar verwachting ligt de daadwerkelijke ontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent een stabilisatie in de woningbehoefte tot Enkel koersen op maximale aantallen (in dit geval verandering van tijdperk) is niet realistisch. Prognose: ontwikkeling inkomensgroepen en woningvraag De inkomensverdeling (zowel nu als in de toekomst) is van belang om zicht te krijgen op de behoefte aan sociale huurwoningen. De toekomstige omvang van de verschillende inkomensgroepen is sterk afhankelijk van de verwachte koopkrachtontwikkeling. We werken hiervoor twee scenario s uit: Nulscenario (er vindt de komende jaren geen koopkrachtontwikkeling plaats). Dit scenario geeft een bovengrens aan voor de behoefte aan sociale huurwoningen. Groeiscenario met een jaarlijkse groei van de koopkracht met 1,2%. Tabel 5.8: Kern Norg. Ontwikkeling inkomensgroepen huursector , bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling) Ontwikkeling 2015 Abs. % 2020 Nulscenario Groeiscenario Nulscenario Groeiscenario Primaire doelgroep < % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) % Waarvan in koop % Secundaire doelgr % Waarvan in huur (corporatie) 20 10% Waarvan in part. (overig) 30 15% Waarvan in koop % Huishoudens > % Waarvan in huur (corporatie) 20 3% Waarvan in part. (overig) 90 15% Waarvan in koop % Totaal % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) % Waarvan in koop % Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bevolkingsprognose provincies Drenthe en Groningen, bewerking Companen. De huidige primaire doelgroep (inkomens < ) bestaat in de kern Norg uit ongeveer 730 huishoudens. Zal de koopkracht een gelijkwaardige ontwikkeling als in de afgelopen jaren doormaken (stagnatie) dan zal deze groep gelijk blijven. Krijgen we te maken met een groeiende koopkracht, dan zal deze groep afnemen met ongeveer 50 huishoudens. De groep middeninkomens ( ) bestaat op dit moment uit zo n 200 huishoudens. Deze middengroep zal in de komende vijf jaar gelijk blijven in het nul-scenario en met 10 toenemen in het groeiscenario. De hogere inkomens (> ) nemen afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling toe met 0 tot 40 huishoudens. De benodigde sociale huurvoorraad in de kern Norg Wat is op grond van de ontwikkeling van de doelgroepen de gewenste omvang van de sociale huurvoorraad op termijn? De gekozen benadering gaat uit van geprognosticeerde inkomensontwikkelingen. Door scheefheid en huishoudens uit de doelgroep die in een koopwoning wonen, is deze ontwikkeling niet 1-op-1 door te vertalen naar de streefvoorraad sociale huur /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 37

45 Inzetten op het terugdringen van de goedkope scheefheid kan ertoe leiden dat minder sociale huurwoningen benodigd zijn om de primaire doelgroep te huisvesten. In de tabel is uitgewerkt welk effect het terugdringen van de goedkope scheefheid heeft op de benodigde omvang van de sociale huurvoorraad in Tabel 5.9: Huidig aantal woningen van woningcorporatie(s) Kern Norg. Gewenste omvang van de sociale voorraad bij het terugdringen van de goedkope scheefheid, bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling), * % Goedkope scheefheid Omvang < in corporatiewoning Omvang > in corporatiewoning (% goedkope scheefheid) Autonome ontwikkeling doelgroep in aantal huishoudens Gewenste omvang sociale voorraad % 150 (huidig) 40 (21%) - 10 tot tot % (17%) - 10 tot tot % (12%) - 10 tot tot 170 6% (6%) - 10 tot tot 160 0% (0%) - 10 tot tot 150 Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bewerking Companen. *Let op: afgeronde aantallen, waarbij het gaat om het totale corporatiebezit in de kern Bij een goedkoop scheefheidspercentage van 21%, zijn in 2020 in de kern Norg 180 tot 190 sociale huurwoningen nodig; afhankelijk van de welvaartsontwikkeling. De analyse in de bovenstaande tabel is gebaseerd op oudere data, maar geeft wel een goed beeld van de gewenste omvang bij verschillende economische scenario s. Volgens opgave van Actium bedraagt het meest actuele scheefheidspercentage in Norg ongeveer 17%. Bij deze mate van goedkope scheefheid bedraagt de benodigde sociale huurvoorraad in 2020 nog 170 tot 180 woningen. De huidige kernvoorraad in Norg lijkt hiermee toereikend en in geval van het verder afnemen van de scheefheid zou deze zelfs iets kleiner kunnen worden. Hierbij is geen rekening gehouden met de taakstellingen rond statushouders. Instroom statushouders Na het opstellen van de prognoses en het bepalen van de gewenste omvang van de sociale voorraad heeft de gemeente Noordenveld te maken gekregen met de recente sterke instroom van het aantal statushouders. Een ontwikkeling die zich landelijk voordoet. Het grootste deel van de statushouders wordt gehuisvest in de sociale voorraad. Dit betekent dat de gewenste omvang van de sociale voorraad in de toekomst hoger kan zijn dan bovenstaand is beschreven. In samenspraak met de corporaties en andere maatschappelijke partners dient hierover afstemming te worden gezocht. Hiervoor kan de taakstelling worden vertaald naar woningen. Dit aantal kan worden opgeteld bij de gewenste omvang van de sociale voorraad. Het is nog onduidelijk wat dit betekent op het niveau van de kernen. Betaalbaarheid De onderstaande figuur laat de betaalbaarheid zien van de huur- en koopsector voor de verschillende doelgroepen en inkomensgroepen. De linkeras laat per doelgroep de maximaal te betalen huurprijs zien. Hierbij is uitgegaan van de richtlijnen van het NIBUD, waarbij rekening is gehouden met huurtoeslag. Wat opvalt is dat bij een gelijk verzamelinkomen, 65-plussers meer ruimte hebben voor huurbetaling. Dat komt vooral doordat zij te maken hebben met een lager belastingtarief en lagere bestedingsnorm (NIBUD) waardoor zij netto meer te besteden hebben. Voor gezinnen met kinderen is er minder ruimte voor huur, dat komt omdat zij te maken hebben met hogere noodzakelijke uitgaven dan bijvoorbeeld alleenstaanden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 38

46 De rechteras geeft het maximale aankoopbedrag van een woning weer voor een- en tweeverdieners. Bij de tweeverdieners is er vanuit gegaan dat beide partners evenveel verdienen. De figuur laar zien dat tweeverdieners door de strenge hypotheekregels minder hypotheek kunnen krijgen dan een eenverdiener met hetzelfde inkomen. Nemen wij als voorbeeld een huishouden met een inkomen van dan zien we dat een eenverdiener een woning zou kunnen kopen van , en tweeverdieners van Hiermee is de koop dus geen alternatief voor deze laatste groep. Zij kunnen volgens de NIBUD normen een maximale huurprijs van rond de 500 betalen, voor gezinnen met kinderen ligt dat rond 400. Figuur 5.11: Overzicht betaalbare huurprijs en maximaal aankoopbedrag woning per doel- en inkomensgroep* Maximaal te betalen huurprijs Maximaal aankoopbedrag koopwoning Verzamelinkomen Eenverdiener Tweeverdiener 1 phh <23 1phh phh >65 2phh <23 2phh phh >65 gezin 2 k Bron: Nibud, Hypotheker.nl (geraadpleegd: oktober 2015). * Ter verduidelijking: de lijnen bieden een weergave van de maximaal te betalen huurprijs voor verschillende huishoudenstypen. De vlakken bieden een indicatie van het maximale aankoopbedrag van een koopwoning voor verschillende huishoudenstypen. 5.4 Huidige woningvoorraad In deze paragraaf wordt de huidige woningvoorraad en de ontwikkeling in de afgelopen jaren geïnventariseerd. Het aantal woningen in Norg ligt ongeveer op woningen. Woningwaarde De gemiddelde woningwaarde in Norg ligt met in 2013 tussen de waarden in Peize en Roden in. In de periode 2006 tot 2009 nam de woningwaarde nog toe tot Met de crisis zette een licht dalende trend in tot /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 39

47 Figuur 5.12: Gemiddelde woningwaarde Kern Norg * Roden Norg Peize Bron: CBS (2015). Ontwikkeling woningvoorraad naar eigendom Ongeveer 65% van de woningvoorraad in Norg bestaat uit koopwoningen. Van de huurwoningen is de helft in bezit van corporaties. De andere helft is in handen van overige verhuurders, dit aandeel is hoger dan in andere kernen. Figuur 5.13 Woningvoorraad naar eigendom Kern Norg 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Eigendom onbekend Huur - Overige verhuurder Huur - Corporatie Koop Bron: CBS (2015). Woningvoorraad naar type (2013) De woningvoorraad in de kern Norg bestaat voor 86% uit eengezinswoningen, 14% van de voorraad bestaat uit appartementen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 40

48 Figuur 5.14: Voorraad naar woningtype Kern Norg 14% Eengezins Meergezins 86% Bron: CBS (2015). In de onderstaande figuur wordt op basis van de WOZ registratie een verdere specificatie van de koopsector gegeven. Bijna de helft van de koopwoningen in de kern Norg bestaat uit vrijstaande woningen. Deze vallen hoofdzakelijk in de prijscategorie tot Twee-onder-een kap woningen hebben bijna allemaal een waarde tussen en , een klein deel heeft een waarde onder Ongeveer 20% van de koopvoorraad zijn rijwoningen en deze zitten vooral in de categorie Het aandeel appartementen in de koopsector is gering. Figuur 5.15 Koopvoorraad naar type en WOZ waarde. Kern Norg Vrijstaand 2-1 kap Rij-/hoekwoning Appartement < % 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% > Bron: WOZ bestand gemeente Noordenveld. Beschikbaarheid: te koop staande woningen per kern In totaal staan er medio 2015 in de kern Norg 84 woningen te koop, dit is ruim 8% van de koopvoorraad. Van de 84 woningen zijn er slechts 2 appartementen in de goedkopere prijsklassen. Ruim 65% van de grondgebonden woningen die te koop staan heeft een vraagprijs onder Tabel 5.10: Grondgebonden woning Kern Norg. Te koop staande woningen naar verkoopprijs en woningtype. tot > Appartement Totaal Bron: Jaap.nl, peildatum 30 juli /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 41

49 Beschikbaarheid: huurwoningen Volgens opgave van Actium ligt de mutatiegraad voor de huurwoningen rond de 10% in 2014 en 16% in Dit betekent dat er jaarlijks tussen de 15 en 35 woningen beschikbaar komen. In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het bezit van de corporatie. 5.5 Analyse corporatiebezit In de kern Norg is de corporatie Actium actief. In deze paragraaf wordt de woningvoorraad doorgelicht op een aantal punten zoals type woning, huurprijsniveau, scheefwoners en kwaliteiten. Naar woningtype en huurprijs Ruim 72% van de huurwoningen in bezit van Actium in Norg heeft een huurprijs onder 576 en 22% van de huurwoningen zit in het duurdere segment tussen 618 en 710. Bijna alle woningen zijn grondgebonden, er zijn 5 appartementen. Tabel 5.11: Kern Norg. Woningbezit Actium naar woningtype en huurprijsklasse. < > 710 Totaal gestapeld, begane grond 2 2 gestapeld, zonder lift grondgebonden, gelijkvloers grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Actium 2015 bewerking Companen. Naar doelgroep en huurprijs Slechts een klein deel van de corporatievoorraad in Norg is volgens opgave van de corporatie primair geschikt voor starters. Dit betekent niet dat daarmee ook een tekort is aan starterswoningen. Starters die in Norg willen blijven wonen, kunnen zich ook vestigen in betaalbare eengezinswoningen. Ruim de helft van de woningen is primair geschikt voor meerpersoonshuishoudens, de andere helft voor senioren. Tabel 5.12: Kern Norg. Woningbezit Actium naar doelgroep en huurprijsklasse. < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Geschikt voor senioren Geschikt voor starters Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Percentage scheefwoners Volgens recente opgave van Actium ligt de goedkope scheefheid in Norg momenteel rond de 17%. Dit houdt in dat 17% van de sociale huurwoningen in bezit van Actium bewoond wordt door huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens voor de sociale huursector ( , prijspeil 2015). Naar kwaliteit Om inzicht te geven in de kwaliteit van de woningvoorraad gebruiken wij de kwalificaties van Actium. Zij koppelen de kwaliteit van de voorraad aan een rapportcijfer voor de bouwtechnische staat. Hiermee heeft slechts 5% van de voorraad een basiskwaliteit, 72% heeft een bovengemiddelde kwaliteit en zelfs 23% een zeer bovengemiddelde kwaliteit /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 42

50 Tabel 5.13: Kern Norg. Woningbezit Corporaties naar kwaliteit. Actium rapportcijfer Actium Zeer benedengemiddeld n.v.t. 0% Benedengemiddeld 4 0% Basiskwaliteit 6 5% Bovengemiddeld 8 72% Zeer bovengemiddeld 9 23% Totaal 100% Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Naar energielabel De onderstaande tabel laat het corporatiebezit naar energielabel zien. Bij de woningvoorraad in Norg van Actium heeft nog 24% een energielabel D of lager. Bijna 76% heeft een energielabel C of hoger. Tabel 5.14: Energielabel Kern Norg. Woningbezit Actium naar energielabel. Actium A 21% B 21% C 34% D 23% E 1% F 0% G 0% Totaal 100% Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Naar levensloopbestendigheid Actium beschikt niet over een eenduidig systeem voor het bepalen van de levensloopbestendigheid van woningen. Het in kaart brengen van de levensloopbestendigheid is daarom niet mogelijk voor de kernen in Noordenveld. 5.6 Conclusies kern Norg Demografisch: Het aantal inwoners van de kern Norg zal de komende jaren dalen. Tot 2030 neemt het aantal inwoners af met ongeveer 150 tot 250 inwoners. Door huishoudensverdunning neemt het aantal huishoudens de komende 5 jaar in Norg enigszins toe. De opgave voor Norg ligt dus vooral in de transformatie. Er is echter altijd vraag te vinden voor nieuwbouw, zeker als afgelopen jaren weinig is gebouwd. Ook in Norg zal dat het geval zijn. Te veel nieuwbouwproductie heeft wel het risico van ontspanning in andere delen van de bestaande buurten in Norg, niet op korte termijn maar na ongeveer 10 jaar. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 43

51 Tabel 5.15: Kern Norg. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 5.16: Kern Norg. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Woningvraag Vanuit de kwalitatieve analyse van de woningvraag ligt de belangrijkste opgave voor de komende vijf jaar in de vrijstaande woningen. Ook voor de lange termijn is in dit segment nog vraag. Richting 2030 zal vooral de vraag naar appartementen / gelijkvloerse seniorenwoningen in de huursector in stand blijven en deze zal moeten worden geaccommodeerd. Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Norg naar Groningen of Assen. Een deel van de starters zal zich direct in Norg willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar in Norg met ongeveer 10 huishoudens. Hun vraag richt zich in Norg op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat zij in omvang afneemt in Norg. Senioren: senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. De vergrijzing (van 340 huishoudens 75+ naar ca. 440 in 2030) is minder in omvang dan in bijvoorbeeld Peize. Toch zal deze groep impact hebben op de woningmarkt. Nieuwbouw of aanpassingen van de bestaande voorraad kunnen oplossing bieden. Kwaliteit van de sociale voorraad Bijna alle woningen van Actium hebben een bovengemiddelde kwaliteit. Qua woningtype wordt ook al redelijk goed voorzien in woningen die geschikt zijn voor ouderen. Richting de toekomst is dit wel een aandachtspunt vanwege het groeiende aantal oudere huishoudens. Omvang van de sociale voorraad De huidige kernvoorraad in Norg lijkt toereikend en in geval van het afnemen van de scheefheid zou deze zelfs iets kleiner kunnen worden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 44

52 Betaalbaarheid Ruim 72% van de huurwoningen in bezit van Actium in Norg heeft een huurprijs onder 576, hiermee lijkt goed voorzien in betaalbare woningen. In de koopsector staan veel woningen te koop met een vraagprijs onder de , hiermee lijkt de betaalbaarheid in de koopsector redelijk goed te noemen. De vraag is wel wat de kwaliteit van deze woningen is /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 45

53 6 Uitwerking kern Roden In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de demografische ontwikkeling, zowel terugblik als prognose, de woningvoorraad in Roden en de ontwikkeling van de woningvraag van verschillende doelgroepen. Er wordt afgesloten met een overzicht van de aandachtspunten in de bestaande voorraad en de woningbehoefte. In het onderzoek is Nieuw-Roden meegenomen als onderdeel van de kern Roden. 6.1 Demografische ontwikkeling: Terugblik De onderstaande figuren geven de ontwikkeling en samenstelling van bevolking en huishoudens in de periode voor de kern Roden 1 weer. Ontwikkeling bevolking De omvang van de bevolking in Roden daalde in de periode , in 2012 nam de omvang weer iets toe tot De laatste twee jaar is de bevolking stabiel gebleven. Figuur 6.1: Ontwikkeling bevolking periode Kern Roden Roden Bron: CBS, Figuur 6.2: Bevolkingsontwikkeling naar leeftijd kern Roden 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% jaar en ouder 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 0 tot 15 jaar Bron: CBS, Voor de analyses van de kern Roden waarbij gebruik is gemaakt van CBS-data is de kern ingedeeld op basis van de CBS-buurten Roden, Roden-West en Nieuw-Roden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 46

54 Ontwikkeling aantal huishoudens In de periode is het aantal huishoudens stabiel geweest, vanaf 2011 is en stijgende lijn ingezet. De verschuivingen in opbouw van de huishoudens zijn zeer beperkt geweest. Het aandeel alleenstaanden is iets toegenomen. Figuur 6.3: Huishoudensontwikkeling naar type huishouden Kern Roden Roden Bron: CBS (2015). Huishoudens naar type Figuur 6.4: Huishoudensontwikkeling naar type huishouden Kern Roden 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Meerpersoons met kinderen Meerpersoons zonder kinderen Eenpersoonshuishouden Bron: CBS (2015). Naast de autonome groei is de bevolkings- en huishoudensontwikkeling ook afhankelijk van migratie. Op basis van CBS-Microdata ( , in huishoudens) is geanalyseerd welke verhuisbewegingen er binnen de kern en tussen de verschillende kernen hebben plaatsgevonden, welke huishoudens zijn vertrokken en welke huishoudens zich in Roden hebben gevestigd. Binnen de kern en tussen kernen In de periode zijn er huishoudens binnen de kern Roden verhuisd. Roden heeft een negatief migratiesaldo met Peize. Vanuit Roden zijn er 96 huishoudens vertrokken naar Peize, vanuit Peize zijn er 84 huishoudens naar Roden gegaan. Het migratiesaldo met Norg is 0, er zijn net zoveel huishoudens naar Norg vertrokken dan dat er uit Norg naar Roden zijn gekomen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 47

55 Tabel 6.1: Migratie binnen de kern en tussen de kernen in de periode , in aantallen huishoudens Van Naar Verhuisde huishoudens Binnen de eigen kern Roden Roden Norg Norg 333 Peize Peize 304 Tussen de kernen Roden Norg 29 Roden Peize 96 Norg Roden 29 Norg Peize Minder dan 10* Peize Roden 84 Peize Norg Minder dan 10 Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. Vestiging en vertrek naar gemeente van vestiging en gemeente van herkomst De onderstaande figuur laat de bestemming zien van huishoudens die een woning verlaten (inclusief de starters die hun ouderlijk huis verlaten) in de kern Roden in de periode Een belangrijk deel van de verhuizingen vindt plaats binnen de eigen kern, 29% van de huishoudens die een woning verlaten blijft dan ook in Roden. Ongeveer 13% van de huishoudens kiest voor een andere kern in de gemeente Noordenveld. Meer dan een derde van de groep die een woning verlaat blijft in de regio Groningen- Assen, 20% verkiest vestigt zich buiten de regio. Bijna tweederde van de groep die in de regio blijft, vestigt zich in Groningen. Nog eens 16% vestigt zich in Leek. De overige huishoudens vestigen zich verspreid over de overige gemeenten. Figuur 6.5: Vertrek vanuit de kern Roden naar gemeente van vestiging in de periode , in procenten 20% 38% 29% 13% Binnen kern Binnen gemeente Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen De onderstaande figuur laat de herkomst zien van huishoudens die in de periode een woning in Roden hebben betrokken. Ook hier is het grote aandeel verhuizingen binnen de eigen kern terug te zien. Ongeveer 12% van de huishoudens die een woning betrekken in Roden komt van buiten de regio. Vestigers vanuit de regio komen hoofdzakelijk uit Groningen en Leek /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 48

56 Figuur 6.6: Vestiging in de kern Roden naar gemeente van herkomst in de periode , in procenten 12% 35% Binnen kern Binnen gemeente 37% Overige gemeente binnen RGA* Gemeente buiten RGA 16% Bron: CBS Microdata, *Regio Groningen-Assen Vestiging en vertrek naar huishoudenstype en leeftijd De onderstaande figuren laten zien welke huishoudens een woning in de kern hebben verlaten en welke juist een woning in de kern Roden hebben betrokken. De grootste groepen die in Roden een woning verlaten zijn de jonge huishoudens en gezinnen. Vooral de gezinnen en oudere huishoudens betrekken een woning in Roden, waarbij per saldo het aantal gezinnen duidelijk toeneemt. Figuur 6.7: Vertrek vanuit de kern Roden naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten 2% 1-2 phh % 22% 10% 28% 15% 1-2 phh phh phh phh 75+ gezin 15% onbekend Bron: CBS Microdata, 2015 Figuur 6.8: Vestiging in de kern Roden naar huishoudenstype en leeftijd in de periode , in procenten 3% 4% 33% 11% 21% 1-2 phh phh phh phh phh % 15% gezin onbekend Bron: CBS Microdata, /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 49

57 Vestiging en vertrek naar betrokken woningtype en achtergelaten woningtype Welke woning laten huishoudens die verhuizen achter en in welk type woning komen de huishoudens in de kern Roden te wonen? De onderstaande figuren laten voor de periode zien welke woningtype het betreft. Huishoudens die een woning verlaten, laten vooral 2-onder-1 kapwoningen en vrijstaande woningen in de koopsector achter. Ook bij de huishoudens die een woning betrekken zijn dit dus de belangrijkste woningtypen. Figuur 6.9: Vertrek vanuit de kern Roden naar achtergelaten woningtype in de periode , in procenten 0% 31% 9% 14% 2% Huur egz Huur mgz Koop rij 15% Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop mgz 29% onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. Figuur 6.10: Vestiging in de kern Roden naar betrokken woningtype in de periode , in procenten 2% 17% 20% 16% 20% 16% 9% Huur egz Huur mgz Koop rij Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop mgz onbekend Bron: CBS Microdata, *In de CBS-Microdata worden verhuisbeweging kleiner dan 10 huishoudens niet weergegeven. 6.2 Demografische ontwikkeling: Prognose Op basis van een aantal indicatoren, waaronder de ontwikkeling van de bevolking en de woningvoorraad in de afgelopen acht jaar en de huidige bevolkingssamenstelling, is de demografische ontwikkeling van de gemeente, zoals die ook in het regionale woningbehoefteonderzoek Groningen- Assen is opgenomen, vertaald naar de drie kernen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 50

58 Prognose: bevolkings- en huishoudensprognose In het Woningbehoefteonderzoek voor de Regio Groningen-Assen is gewerkt met een aantal scenario s. Zie ook de inleiding voor een verdere toelichting. De prognoses uit dit regionale onderzoek zijn uitgesplitst naar de kernen in de gemeente Noordenveld. Voor Roden geeft dit het onderstaande beeld, afgerond op tientallen. Achtereenvolgens worden de trendprognose, met bandbreedtes minimum en maximum, en het scenario verandering van tijdperk weergegeven. Tabel 6.2: Kern Roden. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose (min max), naar leeftijd, tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 6.3: Kern Roden. Bevolkingsontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Naar verwachting ligt de bevolkingsontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent voor de komende vijf jaar ongeveer stabilisatie. De ontwikkeling tot 2030 is onzeker. Volgens het scenario verandering van tijdperk groeit het aantal inwoners. Dit als gevolg van de groep ouderen (55+) die verhuizen van de kleinere richting de grotere kernen, zoals Roden. Belangrijk voor de omvang van de woningvoorraad is de huishoudensprognose. Deze is daarom op vergelijkbare wijze uitgesplitst. Voor Roden levert dat het volgende beeld, afgerond op tientallen. Tabel 6.4: Kern Roden. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose (min max), naar leeftijd, Huishoudens tot tot tot 290 Huishoudens tot tot tot Huishoudens tot tot tot Huishoudens tot tot tot Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 6.5: Kern Roden. Huishoudensontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 51

59 Het aantal huishoudens in Roden neemt naar verwachting toe in de komende jaren. Dit is vooral een gevolg van huishoudensverdunning en het groeiende aantal oudere huishoudens. Naar verwachting ligt de daadwerkelijke ontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent een groei tussen de 200 tot 500 huishoudens in de periode Woningvraag Prognose: kwalitatieve woningvraag Uit het woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen is de prognose van de kwalitatieve woningvraag bekend voor de gemeente Noordenveld als geheel. Voor dit onderzoek is deze verder uitgewerkt naar kern. Door de gedetailleerde verhuisanalyse uit paragraaf 6.1 en de huishoudensprognose op kernniveau met elkaar te combineren, komen we tot een indicatie met welke aanvullende woningtypen we de huishoudensgroei zouden kunnen faciliteren. De indicatie is gebaseerd op de scenario s (trend, trend minimum, trend maximum en verandering van tijdperk) uit het Woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen. Let wel, de verre toekomst laat zich lastig voorspellen, dus de doorkijk na 2020 is niet meer dan een eerste indicatie. De grootste verschuiving in de woningvraag de komende vijf jaar zit in een toename in de vraag naar appartementen en gelijkvloerse seniorenwoningen (huur en koop) en vrijstaande woningen. De vraag naar eengezinshuurwoningen neemt op termijn iets af. Op de lange termijn lijkt de vraag naar appartementen in de koop en huur te blijven toenemen en vervolgens te stabiliseren, mede door de vergrijzing. De vraag naar eengezinshuurwoningen neemt juist af. Tabel 6.6: Kern Roden. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens de trendprognose (min-max), * Huur eengezinswoning. +10 tot tot 0-50 tot +10 Huur appartement. +30 tot tot tot +80 Koop rij +20 tot tot tot +40 Koop 2-1 kap +10 tot tot +30 Koop vrijstaand +40 tot tot tot +100 Koop appartement tot Totaal +130 tot tot tot +330 Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: door afronding op tientallen kunnen de cijfers enigszins afwijken van de cijfers in tabel 6.4. Tabel 6.7: Kern Roden. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens scenario verandering van tijdperk, * Huur eengezinswoning Huur appartement Koop rij Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop appartement Totaal Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. *Let op: door afronding op tientallen kunnen de cijfers enigszins afwijken van de cijfers in tabel /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 52

60 Naar verwachting ligt de daadwerkelijke ontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent een toename in de woningbehoefte tot Enkel koersen op maximale aantallen (in dit geval verandering van tijdperk) is niet realistisch. Prognose: ontwikkeling inkomensgroepen en woningvraag De inkomensverdeling (zowel nu als in de toekomst) is van belang om zicht te krijgen op de behoefte aan sociale huurwoningen. De toekomstige omvang van de verschillende inkomensgroepen is sterk afhankelijk van de verwachte koopkrachtontwikkeling. We werken hiervoor twee scenario s uit: Nulscenario (er vindt de komende jaren geen koopkrachtontwikkeling plaats). Dit scenario geeft een bovengrens aan voor de behoefte aan sociale huurwoningen. Groeiscenario met een jaarlijkse groei van de koopkracht met 1,2%. Tabel 6.8: Kern Roden. Ontwikkeling inkomensgroepen huursector , bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling) Ontwikkeling 2015 Abs. % 2020 Nulscenario Groeiscenario Nulscenario Groeiscenario Primaire doelgroep < % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) % Waarvan in koop % Secundaire doelgr % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) 80 9% Waarvan in koop % Huishoudens > % Waarvan in huur (corporatie) 220 8% Waarvan in part. (overig) 230 8% Waarvan in koop % Totaal % Waarvan in huur (corporatie) % Waarvan in part. (overig) % Waarvan in koop % Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bevolkingsprognose provincies Drenthe en Groningen, bewerking Companen. De huidige primaire doelgroep (inkomens < ) bestaat in de kern Roden uit ongeveer huishoudens. Zal de koopkracht een gelijkwaardige ontwikkeling als in de afgelopen jaren doormaken (stagnatie) dan zal deze groep toenemen met 90 huishoudens. Krijgen we te maken met een groeiende koopkracht, dan zal deze groep juist afnemen met ongeveer 100 huishoudens. De groep middeninkomens ( ) bestaat op dit moment uit zo n 940 huishoudens. Deze middengroep zal in de komende vijf jaar toenemen met 20 in het nulscenario en 80 in het groeiscenario. De hogere inkomens (> ) nemen afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling toe met 70 tot 220 huishoudens De benodigde sociale huurvoorraad in de kern Roden Wat is op grond van de ontwikkeling van de doelgroepen de gewenste omvang van de sociale huurvoorraad op termijn? De gekozen benadering gaat uit van een geprognosticeerde inkomensontwikkelingen. Door scheefheid en huishoudens uit de doelgroep die in een koopwoning wonen, is deze ontwikkeling niet 1-op-1 door te vertalen naar de streefvoorraad sociale huur /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 53

61 Inzetten op het terugdringen van de goedkope scheefheid kan ertoe leiden dat minder sociale huurwoningen benodigd zijn om de primaire doelgroep te huisvesten. In de tabel is uitgewerkt welk effect het terugdringen van de goedkope scheefheid heeft op de benodigde omvang van de sociale huurvoorraad in Tabel 6.9: Huidig aantal woningen van woningcorporatie(s) Kern Roden. Gewenste omvang van de sociale voorraad bij het terugdringen van de goedkope scheefheid, bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling), *. % Goedkope scheefheid Omvang < in corporatiewoning Omvang > in corporatiewoning (% goedkope scheefheid) Autonome ontwikkeling doelgroep in aantal huishoudens Gewenste omvang sociale voorraad % (huidig) 370 (21%) -50 tot tot % (15%) -50 tot tot % (10%) -50 tot tot % (5%) -50 tot tot % (0%) -50 tot tot Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bewerking Companen. *Let op: afgeronde aantallen, waarbij het gaat om het totale corporatiebezit in de kern Bij een goedkoop scheefheidspercentage van 21%, zijn in 2020 in de kern Roden tot sociale huurwoningen nodig; afhankelijk van de welvaartsontwikkeling. De analyse in de bovenstaande tabel is gebaseerd op oudere data, maar geeft wel een goed beeld van de gewenste omvang bij verschillende economische scenario s. Volgens opgave van Woonborg en Actium bedraagt het meest actuele scheefheidspercentage in Roden ongeveer 15%. Bij deze mate van goedkope scheefheid bedraagt de benodigde sociale huurvoorraad in 2020 nog tot woningen. De huidige kernvoorraad in Roden lijkt hiermee toereikend en kan naar verwachting enigszins afnemen tot Hierbij is geen rekening gehouden met de taakstellingen rond statushouders. Instroom statushouders Na het opstellen van de prognoses en het bepalen van de gewenste omvang van de sociale voorraad heeft de gemeente Noordenveld te maken gekregen met de recente sterke instroom van het aantal statushouders. Een ontwikkeling die zich landelijk voordoet. Het grootste deel van de statushouders wordt gehuisvest in de sociale voorraad. Dit betekent dat de gewenste omvang van de sociale voorraad in de toekomst hoger kan zijn dan bovenstaand is beschreven. In samenspraak met de corporaties en andere maatschappelijke partners dient hierover afstemming te worden gezocht. Hiervoor kan de taakstelling worden vertaald naar woningen. Dit aantal kan worden opgeteld bij de gewenste omvang van de sociale voorraad. Het is nog onduidelijk wat dit betekent op het niveau van de kernen. Betaalbaarheid De onderstaande figuur laat de betaalbaarheid zien van de huur-en koopsector voor de verschillende doelgroepen en inkomensgroepen. De linkeras laat per doelgroep de maximaal te betalen huurprijs zien. Hierbij is uitgegaan van de richtlijnen van het NIBUD, waarbij rekening is gehouden met huurtoeslag. Wat opvalt is dat bij een gelijk verzamelinkomen 65-plussers meer ruimte hebben voor huurbetaling, dat komt vooral doordat zij te maken hebben met een lager belastingtarief en bestedingsnorm (NIBUD) waardoor zij netto meer te besteden hebben. Voor gezinnen met kinderen is er minder ruimte voor huur, dat komt omdat zij te maken hebben met hogere noodzakelijk uitgaven dan bijvoorbeeld alleenstaanden /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 54

62 De rechteras geeft het maximale aankoopbedrag van een woning weer voor een- en tweeverdieners. Bij de tweeverdieners is er vanuit gegaan dat beide partners evenveel verdienen. De figuur laar zien dat tweeverdieners door de strenge hypotheekregels minder hypotheek kunnen krijgen dan een eenverdiener met hetzelfde inkomen. Nemen wij als voorbeeld een huishouden met een inkomen van dan zien we dat een eenverdiener een woning zou kunnen kopen van , en tweeverdieners van Hiermee is de koop dus geen alternatief voor deze laatste groep. Zij kunnen volgens de NIBUD normen een maximale huurprijs van rond de 500 betalen, voor gezinnen met kinderen ligt dat rond 400. Figuur 6.11: Overzicht betaalbare huurprijs en maximaal aankoopbedrag woning per doel- en inkomensgroep* Maximaal te betalen huurprijs Maximaal aankoopbedrag koopwoning Verzamelinkomen Eenverdiener Tweeverdiener 1 phh <23 1phh phh >65 2phh <23 2phh phh >65 gezin 2 k Bron: Nibud, Hypotheker.nl (geraadpleegd: oktober 2015) * Ter verduidelijking: de lijnen bieden een weergave van de maximaal te betalen huurprijs voor verschillende huishoudenstypen. De vlakken bieden een indicatie van het maximale aankoopbedrag van een koopwoning voor verschillende huishoudenstypen. 6.4 Huidige woningvoorraad In deze paragraaf wordt de huidige woningvoorraad en de ontwikkeling in de afgelopen jaren geïnventariseerd. In de kern Roden staan ongeveer woningen. Woningwaarde De gemiddelde woningwaarde in Roden is het laagst van de drie beschreven kernen. In de periode 2006 tot 2009 nam de woningwaarde nog toe tot Met de crisis zette een licht dalende trend in tot /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 55

63 Figuur 6.12: Ontwikkeling gemiddelde woningwaarde kern Roden Gemiddelde woningwaarde * Roden Norg Peize Bron: CBS (2015). Ontwikkeling woningvoorraad naar eigendom Iets meer dan 60% van de woningvoorraad in Roden bestaat uit koopwoningen. Van de huurwoningen is ongeveer driekwart in bezit van corporaties. Figuur 6.13: Woningvoorraad naar eigendom Kern Roden 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Eigendom onbekend Huur - Overige verhuurder Huur - Corporatie Koop Bron: CBS (2015). Woningvoorraad naar type (2013) De woningvoorraad in de kern Roden bestaat voor 85% uit eengezinswoningen, 15% van de voorraad zijn appartementen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 56

64 Figuur 6.14: Woningvoorraad naar type (2013) kern Roden 15% Eengezins Meergezins 85% Bron: CBS (2015). In de onderstaande figuur wordt op basis van de WOZ registratie een verdere specificatie van de koopsector gegeven. Het aandeel vrijstaande woningen in Roden is minder groot dan in de andere kernen. Ongeveer 30% van de koopwoningen in de kern Roden bestaat uit vrijstaande woningen. Deze vallen hoofdzakelijk in de prijscategorie tot Het grootste gedeelte van de koopvoorraad bestaat uit tweekappers, iets meer dan de helft daarvan heeft een waarde tussen en Een kwart van de koopvoorraad bestaat uit rijwoningen zitten zowel in de categorie als Het aandeel appartementen in de koopsector is met 5% groter dan in de andere kernen in Noordenveld. Figuur 6.15: Koopvoorraad naar type en WOZ waard. Kern Roden Vrijstaand < kap Rij-/hoekwoning Appartement 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% > Bron: WOZ bestand gemeente Noordenveld. Beschikbaarheid: te koop staande woningen per kern In totaal staan er, medio 2015, in de kern Roden 130 woningen te koop, dit is ongeveer 3% van de koopvoorraad. Ongeveer 12% van de te koop staande voorraad zijn appartementen, het merendeel in de prijsklasse tussen en Bij de grondgebonden woningen is het aanbod het grootst in de prijsklasse en Tabel 6.10: Grondgebonden woning Kern Roden. Te koop staande woningen naar verkoopprijs en woningtype. tot > Appartement Totaal Bron: Jaap.nl, peildatum 30 juli /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 57

65 Beschikbaarheid: huurwoningen Volgens opgave van Actium ligt de mutatiegraad voor de huurwoningen rond de 10% in 2014 en 16% in Dit betekent dat er jaarlijks tussen de 5 en 15 woningen beschikbaar komen. De mutatiegraad voor woningen van Woonborg over de periode 2013 en 2014 ligt op respectievelijk 6% en 7% voor de woningen in Roden. Dit betekent dat er jaarlijks tussen de 100 en 120 woningen beschikbaar komen. In paragraaf 6.5 wordt nader ingegaan op het bezit van beide corporaties. 6.5 Analyse corporatiebezit In de kern Roden zijn twee corporaties actief, Woonborg en Actium. In deze paragraaf wordt de woningvoorraad doorgelicht op een aantal punten zoals type woning, huurprijsniveau, scheefwoners en kwaliteiten. Naar woningtype en huurprijs Bijna 85% van de huurwoningen in bezit van Woonborg in Roden heeft een huurprijs onder 576. Van de totale woningvoorraad is twee derde grondgebonden en bijna een derde gestapeld. Actium heeft minder bezit in Peize, de 70 grondgebonden woningen vallen voor een groot deel in de prijsklasse Een enkele woning zit boven de liberalisatiegrens ( 710). Tabel 6.11: Kern Roden*. Woningbezit Woonborg (exclusief woningen bestemd voor sloop of verkoop) naar woningtype en huurprijsklasse. < > 710 Totaal gestapeld, begane grond gestapeld, met lift gestapeld, zonder lift grondgebonden, gelijkvloers grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. *Voor analyse van de kern Roden is het bezit van Woonborg in Roden en Nieuw-Roden bij elkaar opgeteld. Tabel 6.12: Kern Roden. Woningbezit Actium naar woningtype en huurprijsklasse. < > 710 Totaal grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Naar doelgroep en huurprijs Slechts een klein deel van de corporatievoorraad in Roden is volgens opgave van de corporaties primair geschikt voor starters. Dit betekent overigens niet dat er een tekort is aan woningen, die geschikt zijn voor starters. Starters die in Roden willen blijven wonen kunnen zich ook vestigen in een betaalbare eengezinswoning Twee derde van de voorraad is primair geschikt voor meerpersoonshuishoudens, een derde voor senioren /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 58

66 Tabel 6.13: Kern Roden*. Woningbezit Woonborg (exclusief woningen bestemd voor sloop of verkoop) naar doelgroep** en huurprijsklasse. < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Geschikt voor senioren Geschikt voor starters Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. Voor analyse van de kern Roden is het bezit van Woonborg in Roden en Nieuw-Roden bij elkaar opgeteld. ** Primair geschikt voor senioren: gestapeld met lift, gestapeld begane grond en grondgebonden gelijkvloers; primair geschikt voor starters: gestapeld zonder lift; primair geschikt voor meerpersoonshuishoudens: grondgebonden niet gelijkvloers. Tabel 6.14: Kern Roden. Woningbezit Actium naar doelgroep en huurprijsklasse. < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Percentage scheefwoners Volgens recente opgave van zowel Woonborg als Actium ligt de goedkope scheefheid in Roden momenteel rond de 15%. Dit houdt in dat 15% van de sociale huurwoningen in bezit van Woonborg en Actium bewoond wordt door huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens voor de sociale huursector ( , prijspeil 2015). Naar kwaliteit Om inzicht te geven in de kwaliteit van de woningvoorraad gebruiken wij de kwalificaties van Woonborg en Actium. Woonborg koppelt de kwaliteit van de woning aan het energielabel van de betreffende woning. Hiermee heeft 21% van haar voorraad een basiskwaliteit, 20% een kwaliteit die benedengemiddeld is, en het merendeel (58%) heeft een kwaliteit die bovengemiddeld of zeer bovengemiddeld is. Actium koppelt de kwaliteit van de voorraad aan een rapportcijfer voor de bouwtechnische staat. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van al haar bezit in Roden (zeer) bovengemiddeld is. Tabel 6.15: Kern Roden. Woningbezit Corporaties naar kwaliteit. Woonborg energielabel Woonborg Actium Rapportcijfer Actium Zeer benedengemiddeld G 1% 0% Benedengemiddeld F,E 20% 4 0% Basiskwaliteit D 22% 6 0% Bovengemiddeld C,B 47% 8 72% Zeer bovengemiddeld A 10% 9 28% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar energielabel De onderstaande tabel laat het corporatiebezit naar energielabel zien. Bij de woningvoorraad van Woonborg in Roden heeft nog 21% een energielabel E of lager. Ongeveer 57% heeft een energielabel C of hoger. De woningen van Actium in Roden hebben allemaal energielabel C of hoger /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 59

67 Tabel 6.16: Kern Roden. Woningbezit Corporaties naar energielabel. Energielabel Woonborg Actium A 10% 83% B 18% 6% C 29% 11% D 22% 0% E 13% 0% F 6% 0% G 2% 0% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar levensloopbestendigheid Woonborg en Actium beschikken niet over een eenduidig systeem voor het bepalen van de levensloopbestendigheid van woningen. Het in kaart brengen van de levensloopbestendigheid is daarom niet mogelijk voor de kernen in Noordenveld. 6.6 Conclusies kern Roden In het onderzoek is Nieuw-Roden meegenomen als onderdeel van de kern Roden. Demografisch Het aantal inwoners in Roden zal de komende 5 jaar afnemen, ook op langere termijn (2030) zet dit zich verder door. Afhankelijk van het scenario zal het inwonertal tot 2030 afnemen met ongeveer (ongeveer het midden tussen het trendscenario en scenario verandering van tijdperk). Het aantal huishoudens in Roden zal de komende decennia toenemen. Afhankelijk van het scenario neemt het aantal huishoudens tot 2030 toe met 250 tot 350. Het aandeel en aantal huishoudens van 75 jaar en ouder neemt naar de toekomst toe flink toe (+500 tot +650). Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk. Tabel 6.17: Kern Roden. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 6.18: Kern Roden. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 60

68 Woningvraag Op de lange termijn stabiliseert de vraag naar appartementen / gelijkvloerse seniorenwoningen in huuren koopsegment. De vraag naar eengezinswoningen neemt af. Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt trekken vanuit Roden vooral naar Groningen. Een deel van de starters zal zich direct in Roden willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens blijft komende 5 jaar in Roden stabiel (0 tot +10 huishoudens). Hun vraag richt zich in Roden op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Daarna neemt het aantal jonge huishoudens licht af. Doorstromers: De doorstromers (deels ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deel 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat het in omvang in Roden afneemt. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Slecht een klein deel maakt vrijwillig een verhuisbeweging. De vergrijzing (van huishoudens in 2015 naar ca in 2030) is groot in omvang. Deze groep zal een zeer grote impact hebben op de woningmarkt. De (vervangende) nieuwbouw en aanpassingen van de bestaande voorraad kunnen hiervoor een oplossing bieden. Kwaliteit van de sociale voorraad Het merendeel van de sociale voorraad heeft volgens opgave van de corporaties een kwaliteit die bovengemiddeld is. Echter er is ook een redelijk deel van de voorraad met een benedengemiddelde kwaliteit. Omvang van de sociale voorraad De kernvoorraad in Roden in de huidige situatie lijkt meer dan toereikend en in geval van het afnemen van de scheefheid zou deze zelfs nog kleiner kunnen worden. Betaalbaarheid Het grootste gedeelte van de huurwoningen heeft een huurprijs onder 576. Daarmee lijkt de betaalbaarheid van de huurvoorraad goed. In de koopsector staan vooral woningen tussen en te koop, maar ook tot is er aanbod. De vraag is wel wat de kwaliteit van die woningen is en of die aansluiten bij de vraag van de doelgroep (starters) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 61

69 7 Uitwerking overige kernen Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de ontwikkelingen in de overige kernen. Het is minder uitgebreid dan de voorgaande hoofdstukken, omdat we niet op alle onderwerpen al te specifiek in kunnen gaan. Onderwerpen die aan bod komen zijn de demografische ontwikkeling (zowel beperkte terugblik als prognose), de woningvraag, de huidige woningvoorraad en het corporatiebezit in de overige kernen. 7.1 Demografische ontwikkeling: Terugblik De onderstaande figuren geven de ontwikkeling en samenstelling van bevolking en huishoudens in de periode voor de overige kernen. De figuur laat zien dat de optelling van het aantal inwoners in de overige kernen in de periode 2006 tot 2010 is afgenomen. De laatste jaren neemt het inwonertal weer enigszins toe. Ontwikkeling bevolking Figuur 7.1: Bevolkingsontwikkeling overige kernen Bevolkingsontwikkeling - overige kernen Overige kernen Bron: CBS (2015). Net als in de drie kernen is het aandeel ouderen in de overige kernen toegenomen. Het aandeel 65- plussers is gestegen van circa 12% in 2006 tot bijna 20% in Figuur 7.2: Bevolkingsontwikkeling naar leeftijd Overige kernen 100% Bevolking naar leeftijd - Overige kernen 80% 60% 40% 20% 0% jaar en ouder 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 0 tot 15 jaar Bron: CBS (2015) /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 62

70 Ontwikkeling aantal huishoudens Het aantal huishoudens in de overige kernen is de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven. In 2007 bedroeg het aantal huishoudens. Dit aantal is na een groei tot 2008 afgenomen naar huishoudens in In 2014 bedroeg het aantal huishoudens circa Figuur 7.3: Huishoudensontwikkeling Overige kernen Overige kernen Overige kernen Bron: CBS (2015). De huishoudensgroei van de laatste jaren is deels een gevolg van de huishoudensverdunning, een trend die zich landelijk voordoet. Er zijn verhoudingsgewijs steeds meer kleine huishoudens (één- en tweepersoons). Figuur 7.4: Huishoudensontwikkeling naar type huishouden Overige kernen Huishoudens naar type - Overige kernen 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: CBS (2015) Meerpersoons met kinderen Meerpersoons zonder kinderen Eenpersoonshuishouden Vestiging en vertrek naar gemeente van vestiging en gemeente van herkomst Op basis van CBS-microdata zijn in de vorige hoofdstukken vestiging en vertrek in de periode in beeld gebracht. Omdat de microdata zeer beperkte verhuisstromen niet weergeeft is het niet zinvol om vestiging en vertrek van en naar de overige kernen uit te werken /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 63

71 7.2 Demografische ontwikkeling: Prognose Op basis van een aantal indicatoren, waaronder de ontwikkeling van de bevolking, de huidige bevolkingssamenstelling en de ontwikkeling van de woningvoorraad in de afgelopen acht jaar, is de demografische ontwikkeling van de gemeente Noordenveld, zoals die ook in het regionale woningbehoefteonderzoek Groningen-Assen is opgenomen, vertaald naar de drie kernen Peize, Roden, Norg en de overige kernen. Onderstaand is de bevolkings- en huishoudensontwikkeling weergegeven voor de overige kernen, afgerond op tientallen. Achtereenvolgens worden de trendprognose, met bandbreedtes minimum en maximum, en het scenario verandering van tijdperk weergegeven. Tabel 7.1: Overige kernen. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot 790 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe Tabel 7.2: Overige kernen. Bevolkingsontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Het totaal aantal inwoners van de overige kernen loopt de komende jaren terug, onafhankelijk van welk scenario zich voordoet. Het meest waarschijnlijk is dat de daadwerkelijke ontwikkeling ligt tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit komt neer op een afname tussen de 500 en inwoners in de periode tot De sterkste afname is te zien bij de inwoners in de leeftijd van 30 tot 54 jaar. Het aantal inwoners in de leeftijd van 55 jaar en ouder neemt toe tot Ook de huishoudensprognose is op deze wijze uitgesplitst. Voor de overige kernen levert dat het volgende beeld, afgerond op tientallen. Tabel 7.3: Overige kernen. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose (min-max), naar leeftijd, Huishoudens tot tot tot 190 Huishoudens tot tot tot Huishoudens tot tot tot Huishoudens tot tot tot 540 Totaal tot tot tot Bron: Provincie Drenthe /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 64

72 Tabel 7.4: Overige kernen. Huishoudensontwikkeling volgens scenario verandering van tijdperk, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Het aantal huishoudens neemt in beide scenario s toe in de komende vijf jaren. Dit is onder andere een gevolg van de huishoudensverdunning. Net als bij de bevolking is er een toename in het aantal 55-plus huishoudens, terwijl het aantal huishoudens in de leeftijd van 30 tot 54 jaar afneemt. De vergrijzing zet door. Het meest waarschijnlijk is dat de daadwerkelijke ontwikkeling tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk ligt. 7.3 Woningvraag Prognose: kwalitatieve woningvraag Uit het woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen is de prognose van de kwalitatieve woningvraag bekend voor de gemeente Noordenveld als geheel. Voor dit onderzoek is deze verder uitgewerkt naar de drie kernen Peize, Norg en Roden. Dit hoofdstuk biedt slechts een indicatie van de kwalitatieve woningvraag in de overige kernen. Het verminderd de kwalitatieve woningvraag van de gemeente Noordenveld met de kwalitatieve woningvraag in de drie kernen. De aantallen in dit hoofdstuk vragen daarom een uiterst zorgvuldige interpretatie. Het doet geen uitspraak over de kernen waar de vraag zich voordoet. Dit gaat ook slechts om geringe aantallen per kern. De aantallen zijn gebaseerd op de scenario s (trend, trend minimum, trend maximum en verandering van tijdperk) uit het Woningbehoefteonderzoek Regio Groningen-Assen. Let wel, de toekomst laat zich lastig voorspellen, dus de doorkijk na 2020 is niet meer dan een eerste indicatie. Tabel 7.5: Overige kernen. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens de trendprognose (min-max), Huur eengezinswoning. 0 tot tot tot -50 Huur appartement. +20 tot tot tot +30 Koop rij 0 tot tot 0-30 tot -20 Koop 2-1 kap 0-10 tot 0-40 tot -30 Koop vrijstaand 10 tot tot -20 Koop appartement. +10 tot tot +30 Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen. Tabel 7.6: Overige kernen. Vraagverschuiving naar eigendomscategorie en woningtype volgens scenario verandering van tijdperk, Huur eengezinswoning Huur appartement Koop rij Koop 2-1 kap Koop vrijstaand Koop appartement Totaal Bron: CBS microdata 2015, bewerking Companen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 65

73 Het meest waarschijnlijk is dat de daadwerkelijke vraagontwikkeling ligt tussen het trendscenario en het scenario verandering van tijdperk. Dit betekent de komende vijf jaar nog vraag naar extra woningen. Hierbij dient nogmaals benadrukt te worden dat het om zeer beperkte aantallen gaat. Ter illustratie: een toename van +120 woningen in het scenario verandering van tijdperk betekent toevoeging van 24 woningen per jaar verdeeld over alle overige kernen. Na 2025 loopt de vraag sterk terug. Het is dan ook raadzaam om zorgvuldig om te gaan met toevoegingen in de overige kernen. Prognose: ontwikkeling inkomensgroepen en woningvraag De inkomensverdeling (zowel nu als in de toekomst) is van belang om zicht te krijgen op de behoefte aan sociale huurwoningen. De toekomstige omvang van de verschillende inkomensgroepen is sterk afhankelijk van de verwachte koopkrachtontwikkeling. We werken hiervoor twee scenario s uit: Nulscenario (er vindt de komende jaren geen koopkrachtontwikkeling plaats). Dit scenario geeft een bovengrens aan voor de behoefte aan sociale huurwoningen. Groeiscenario met een jaarlijkse groei van de koopkracht met 1,2%. Tabel 7.7: Overige kernen. Ontwikkeling inkomensgroepen huursector , bij verschillende economische scenario s (nulscenario en groeiscenario 1,2% welvaartsontwikkeling) Ontwikkeling Abs. % Nulscenario Groeiscenario Nulscenario Groeiscenario Tot % % of meer % Totaal % Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek 2011, bevolkingsprognose provincies Drenthe en Groningen, bewerking Companen. De huidige primaire doelgroep (inkomens < ) bestaat in de overige kernen uit ongeveer huishoudens. Zal de koopkracht een gelijkwaardige ontwikkeling als in de afgelopen jaren doormaken (stagnatie) dan zal deze groep toenemen met 30 huishoudens. Krijgen we te maken met een groeiende koopkracht, dan zal deze groep afnemen met ongeveer 30 huishoudens. De groep middeninkomens ( ) bestaat op dit moment uit zo n 510 huishoudens. Deze middengroep zal in de komende vijf jaar toenemen met 30 in zowel het nulscenario als het groeiscenario. Omdat het om geringe aantallen en de getallen zijn afgerond zit er voor deze groep geen verschil tussen de economische scenario s. De hogere inkomens (> ) nemen afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling toe met 50 tot 100 huishoudens. Benadrukt moet worden dat de tabel slechts een indicatie geeft van de ontwikkeling als totaal in de overige kernen. Het doet geen uitspraken over specifieke kernen. Betaalbaarheid De onderstaande figuur laat de betaalbaarheid zien van de huur-en koopsector voor de verschillende doelgroepen en inkomensgroepen. De linkeras laat per doelgroep de maximaal te betalen huurprijs zien. Hierbij is uitgegaan van de richtlijnen van het NIBUD, waarbij rekening is gehouden met huurtoeslag. Wat opvalt is dat bij een gelijk verzamelinkomen 65-plussers meer ruimte hebben voor huurbetaling, dat komt vooral doordat zij te maken hebben met een lager belastingtarief en bestedingsnorm (NIBUD) waardoor zij netto meer te besteden hebben. Voor gezinnen met kinderen is er minder ruimte voor huur, dat komt omdat zij te maken hebben met hogere noodzakelijk uitgaven dan bijvoorbeeld alleenstaanden. De rechteras geeft het maximale aankoopbedrag van een woning weer voor een- en tweeverdieners. Bij de tweeverdieners is er vanuit gegaan dat beide partners evenveel verdienen. De figuur laar zien dat /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 66

74 tweeverdieners door de strenge hypotheekregels minder hypotheek kunnen krijgen dan een eenverdiener met hetzelfde inkomen. Nemen wij als voorbeeld een huishouden met een inkomen van dan zien we dat een eenverdiener een woning zou kunnen kopen van , en tweeverdieners van Hiermee is de koop dus geen alternatief voor deze laatste groep. Zij kunnen volgens de NIBUD normen een maximale huurprijs van rond de 500 betalen, voor gezinnen met kinderen ligt dat rond 400. Figuur 7.5: Overzicht betaalbare huurprijs en maximaal aankoopbedrag woning per doel- en inkomensgroep* Maximaal te betalen huurprijs Maximaal aankoopbedrag koopwoning Verzamelinkomen Eenverdiener Tweeverdiener 1 phh <23 1phh phh >65 2phh <23 2phh phh >65 gezin 2 k Bron: Nibud, Hypotheker.nl (geraadpleegd: oktober 2015) * Ter verduidelijking: de lijnen bieden een weergave van de maximaal te betalen huurprijs voor verschillende huishoudenstypen. De vlakken bieden een indicatie van het maximale aankoopbedrag van een koopwoning voor verschillende huishoudenstypen. 7.4 Huidige woningvoorraad In deze paragraaf wordt de huidige woningvoorraad en de ontwikkeling in de afgelopen jaren geïnventariseerd. In de overige kernen staan opgeteld bijna woningen. Ontwikkeling woningvoorraad De ontwikkeling van de woningvoorraad kende in de jaren van 2008 tot en met 2012 een redelijk stabiel verloop, namelijk een voorraad van rond de woningen /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 67

75 Figuur 7.6: Overige kernen. Ontwikkeling woningvoorraad in de periode Overige kernen Bron: CBS (2015). Het aandeel corporatiewoningen in de overige kernen is beperkt. De meeste woningen zijn in bezit van particuliere woningeigenaren. Figuur 7.7: Woningvoorraad naar eigendom Overige kernen Woningvoorraad naar eigendom - Overige kernen 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: CBS (2015) Eigendom onbekend Huur - Overige verhuurder Huur - Corporatie Koop Beschikbaarheid De beschikbaarheid van huur- en koopwoningen in de overige kernen is niet uitgewerkt. Ten eerste, omdat het om slechts geringe aantallen gaat. Ten tweede, omdat het niet tot op kernniveau kan worden uitgewerkt. Het is daarom niet zinvol om dit voor de overige kernen uitgebreid te beschrijven. 7.5 Analyse corporatiebezit Voor de analyse van het corporatiebezit in de overige kernen hebben we gebruikt gemaakt van de aangeleverde data van Woonborg en Actium. Woonborg heeft bezit in de kernen Nietap, Roderesch en Roderwolde. Actium heeft bezit in Een, Huis ter Heide, Roderesch, Veenhuizen en Westervelde. Per corporatie is het bezit in de overige kernen bij elkaar opgeteld /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 68

76 Naar woningtype en huurprijs Het bezit van de corporaties in de overige kernen is beperkt, namelijk 73 woningen van Woonborg en 87 woningen van Actium. Het betreft enkel grondgebonden woningen, waarvan het gros een huurprijs heeft onder de 576. Tabel 7.8: Overige kernen. Woningbezit Woonborg (exclusief woningen bestemd voor sloop of verkoop) naar woningtype en huurprijsklasse. < > 710 Totaal grondgebonden, gelijkvloers grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. Tabel 7.9: Overige kernen. Woningbezit Actium naar woningtype en huurprijsklasse. < > 710 Totaal grondgebonden, gelijkvloers grondgebonden, niet gelijkvloers Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Naar doelgroep en huurprijs Uitgesplitst naar doelgroepen valt het op dat de corporaties in de overige kernen nagenoeg geen huurwoningen primair voor starters in bezit hebben. Dit betekent overigens niet dat starters hier niet kunnen slagen. Zij kunnen evengoed een (goedkope) woning betrekken die primair geschikt is voor meerpersoonshuishoudens. Tabel 7.10: Overige kernen. Woningbezit Woonborg naar doelgroep en huurprijsklasse. < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Geschikt voor senioren Totaal Bron: Woonborg 2015, bewerking Companen. Tabel 7.11: Overige kernen. Woningbezit Actium naar doelgroep en huurprijsklasse. < > 710 Totaal Geschikt voor meerpersoonshuishoudens Geschikt voor senioren Geschikt voor starters Totaal Bron: Actium 2015, bewerking Companen. Percentage scheefwoners Volgens recente opgave van zowel Woonborg als Actium ligt de goedkope scheefheid in de overige kernen momenteel rond de 15%. Dit houdt in dat 15% van de sociale huurwoningen in bezit van Woonborg en Actium bewoond wordt door huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens voor de sociale huursector ( , prijspeil 2015). Naar kwaliteit Om inzicht te geven in de kwaliteit van de woningvoorraad gebruiken wij de kwalificaties van Woonborg en Actium. Woonborg koppelt de kwaliteit aan het energielabel van de woning. Uitgesplitst naar kwaliteitsniveau beschikt 37% van de woningen van Woonborg over een basiskwaliteit. Het aandeel woningen met een benedengemiddelde kwaliteit bedraagt 9%. Meer dan de helft van de woningen heeft een bovengemiddelde kwaliteit /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 69

77 Actium koppelt de kwaliteit van de voorraad aan een cijfer voor de bouwtechnische kwaliteit. Hieruit blijkt dat alle woningen in de overige kernen beschikken over een bovengemiddelde kwaliteit. Dit houdt in dat de technische kwaliteit van het corporatiebezit in de overige kernen overwegend goed is. Tabel 7.12: Overige kernen. Woningbezit Corporaties naar kwaliteit. Woonborg energielabel Woonborg Actium Rapportcijfer Actium Zeer benedengemiddeld G 0% 0% Benedengemiddeld F,E 9% 4 0% Basiskwaliteit D 37% 6 0% Bovengemiddeld C,B 54% 8 100% Zeer bovengemiddeld A 0% 9 0% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar energielabel De onderstaande tabel laat het corporatiebezit naar energielabel zien. In het geval van Woonborg komen de cijfers overeen met de kwaliteit van de woningen. Meer dan de helft van de woningen van Woonborg heeft een energielabel C of beter. Voor Actium ligt dit aandeel zelfs op 88%. Let wel, het gaat hier om beperkte woningaantallen. Tabel 7.13: Overige kernen. Woningbezit Corporaties naar energielabel. Energielabel Woonborg Actium A 0% 23% B 8% 25% C 46% 40% D 37% 7% E 1% 5% F 8% 0% G 0% 0% Totaal 100% 100% Bron: Woonborg 2015, Actium 2015, bewerking Companen. Naar levensloopbestendigheid Woonborg en Actium beschikken niet over een eenduidig systeem voor het bepalen van de levensloopbestendigheid van woningen. Het in kaart brengen van de levensloopbestendigheid is daarom niet mogelijk voor de kernen in Noordenveld. 7.6 Conclusies overige kernen Demografisch Naast bovengenoemde kernen Peize, Roden en Norg zijn in de gemeente Noordenveld nog vele andere kernen. De ontwikkeling van deze kernen is samengevoegd in één tabel. De bevolkingskrimp in de overige kernen zet zich voort. Tot 2030 daalt het aantal inwoners van tot ongeveer Het aantal huishoudens fluctueert. Eerst nog een lichte stijging (50-100), daarna een daling. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling volgens de trendprognose weer. De hierboven beschreven bandbreedtes zijn bepaald op basis van de trendprognose en de prognose verandering van tijdperk /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 70

78 Tabel 7.14: Overige kernen. Bevolkingsontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Totaal Bron: Provincie Drenthe Tabel 7.15: Overige kernen. Huishoudensontwikkeling volgens de trendprognose, naar leeftijd, Huishoudens Huishoudens Huishoudens Huishoudens Totaal Bron: Provincie Drenthe Doelgroepen uitgelicht Starters: De starters op de woningmarkt uit de overige kernen trekken vooral naar Groningen/Assen. Een zeer klein deel van de starters zal zich direct in de overige kernen willen vestigen. De vertrekkende starters komen wellicht in de toekomst als jong huishouden terug. De groep jonge huishoudens stijgt komende 5 jaar licht (verspreid over alle overige kernen). Hun vraag richt zich op de goedkope koopsector (maar wel dorps-wonen) of de sociale huur. Daarna neemt het aantal jonge huishoudens licht af. Doorstromers: De doorstromers (deels, maar beperkt, ook vestigers vanuit de regio) richten zich op de koopsector, deels 2^1 kap en deels vrijstaand. Deze groep oefent nauwelijks druk uit op de woningmarkt omdat ze in omvang in de overige kernen sterk afneemt. Senioren: Senioren zijn vooral honkvast. Toch maakt vanuit deze kernen een deel vrijwillig een verhuisbeweging naar de grotere kernen. De vergrijzing (van huishoudens in 2015 naar ca in 2030) is in absolute aantallen over alle overige kernen beperkt. Omdat uitbreiding de overige kernen slechts nog beperkt aan de orde is zal vervangende nieuwbouw of aanpassingen van de bestaande voorraad een oplossing kunnen bieden voor de huisvesting van senioren. Kwaliteit van de sociale voorraad Het merendeel van de sociale voorraad heeft volgens opgave van de corporaties een kwaliteit die bovengemiddeld is. Slechts een zeer gering aantal woningen van Woonborg heeft een benedengemiddelde kwaliteit. Omvang van de sociale voorraad De kernvoorraad in de overige kernen komt redelijk overeen met de behoefte tot Er is hierbij echter geen uitsplitsing gemaakt naar de specifieke kernen. Betaalbaarheid Het grootste gedeelte van het corporatiebezit heeft een huurprijs onder 576. Daarmee lijkt de betaalbaarheid van de huurvoorraad goed. Over de voorraad koopwoningen kan op basis van deze analyses geen uitspraak worden gedaan /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 71

79 8 Quickscan beleidsruimte corporaties De beleidsruimte van een corporaties kan via de QuickScan op verschillende manieren worden berekend. De ICR benadering, de Loan-to-Value benadering en de CFV-benadering. De verschillende benaderingswijzen geven een verschillende ruimte weer. De resultaten van drie benaderingen zijn hierna weergegeven op basis van de CIP-rapportage 2013 (gegevens van 2012), de CIP-rapportage-2014 (gegevens van 2013) van het corporatie benchmark centrum en het jaarverslag van 2014 (gegevens van 2014) van de corporatie zelf. Let op: De quickscan is bedoeld om een eerste indicatie te geven. De resultaten bieden houvast bij de gesprekken met de corporaties. De toezichthouders op de corporatiesector hanteren meerdere kengetallen en ratio s om de financiële continuïteit van corporaties te meten. De in dit rapport gebruikte voorbeelden vormen geen volledige lijst, maar bieden een indicatie. Opbrengsten uit de verkoop van bestaande woningen blijven in alle benaderingen buiten beschouwing. Deze opbrengsten vergroten de beleidsruimte. De berekening is gebaseerd op de vastgestelde jaarcijfers (terugkijken) en houdt dus geen rekening met toekomstige opgaven en beleid van de corporaties. De corporaties zijn momenteel zeer actief in het kader van de betaalbaarheid. Iedere vorm van huuraanpassing heeft direct gevolgen voor de beleidsruimte. De verschillende benaderingen zijn gebaseerd op de bedrijfswaarde. De corporaties worden verplicht om te gaan waarderen op marktwaarde. De consequenties hiervan zijn niet opgenomen in deze quickscan. 8.1 Woonborg Tabel 8.1 Quick-scan beleidsruimte Woonborg Benaderingswijze \ Jaar ICR-benadering Loan-to value benadering CFV-benadering Indicatie beleidsruimte Bron: Corporatie in perspectief en jaarverslag Korte toelichting: - bij deze corporatie is de loan-to-value voor alle jaren het meest restrictief - de beleidsruimte stijgt in 2013 sterk door een dalende loan-to-value. De loan-to-value daalt in 2013 door een sterk stijgende bedrijfswaarde per vhe van per vhe naar per vhe. - de bedrijfswaarde stijgt door inrekenen van inkomensafhankelijk huurstijging, verkopen etc. Op basis van deze quick-scan kunnen we concluderen dat Woonborg op basis van de jaarcijfers van 2014 nog de mogelijkheid heeft om voor ongeveer 40 miljoen aan beleidskeuzes te maken. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot investeringen in verbetering van bestaande woningen of nieuwbouw. Een andere mogelijkheid is om de beleidsruimte aan te wenden om de huurstijging te beperken, en daarmee de betaalbaarheid te bevorderen. Woonborg heeft haar voorlopige keuzes vastgelegd in de meerjarenbegroting /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 72

80 8.2 Actium Tabel 8.2 Quick-scan beleidsruimte Actium Benaderingswijze \ Jaar ICR-benadering Loan-to value benadering CFV-benadering Indicatie beleidsruimte Bron: Corporatie in perspectief en jaarverslag Korte toelichting: - Actium had in 2012 en 2013 veel liquide middelen (spaargelden), deze zijn in 2012 en 2013 aan de beleidsruimte toegevoegd. In 2014 was er geen sprake meer van overtollige liquide middelen. - In 2012 bedraagt de beleidsruimte 139 mln. Deze stijgt in 2013 spectaculair naar 236 mln. - Oorzaak is dat de bedrijfswaarde per woning neemt toe van per vhe (2012) naar (2013). Hierdoor daalt de loan-to-value, wat gunstig is voor de financiële positie van Actium - In 2014 wordt de ICR de meest restrictieve ratio, door een daling van de operationele kasstroom. Oorzaak is de verhuurdersheffing (stijging 6 mln.) en stijging onderhoudsuitgaven met 8 mln. Op basis van deze quickscan kunnen we concluderen dat Actium op basis van de jaarcijfers van 2014 nog de mogelijkheid heeft om voor ongeveer 130 miljoen aan beleidskeuzes te maken /g Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken 73

81 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg Nieuw Roden, gemeente Noordenveld projectnummer definitief revisie februari 2016

82 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg Nieuw Roden, gemeente Noordenveld projectnummer definitief revisie februari 2016 Auteurs R. Fens J. Tolsma Opdrachtgever Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Dwazziewegen ZR Roden datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave definitief S. Hammink J. Officier

83 Inhoudsopgave Blz. Samenvatting 2 1 Inleiding 3 2 Bureauonderzoek Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Huidig en toekomstig gebruik Archeologisch beleid en regelgeving Landschappelijke situatie Historische situatie en mogelijke verstoringen Bekende waarden Archeologische waarden Ondergrondse bouwhistorische waarden Archeologische verwachting Bestaande verwachtingskaarten Gespecificeerde archeologische verwachting Conclusies en advies voor vervolgonderzoek 17 3 Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Onderzoeksopzet en werkwijze Resultaten Bodemopbouw Archeologie 23 4 Conclusies en advies Conclusies (Selectie)advies 24 Literatuur en geraadpleegde bronnen 26 Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ-cyclus 3 Boorbeschrijvingen Kaartbijlagen ARCHIS S1 Boorpuntenkaart

84 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Projectnummer Antea Group OM-nummer Provincie Drenthe Gemeente Noordenveld Plaats Nieuw Roden Toponiem Esweg Administratieve gegevens Kaartblad 12A Coördinaten NW / NO / ZW / ZO / Opdrachtgever Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Uitvoerder Antea Group Datum uitvoering December 2015 Projectteam S. Hammink (projectleider) R. Fens (archeoloog) Vrijgave conform KNA I. Vossen (senior KNA-archeoloog) Bevoegd gezag gemeente Noordenveld Beheer documentatie Antea Group Vondstdepot Noordelijk Archeologisch Depot, Nuis Afbeelding 1. Uitsnede topografische kaart 1: met ligging plangebied (niet op schaal). Blad 1 van 26

85 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Samenvatting In opdracht van BA 32 heeft Antea Group in december 2015 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de geplande bouw van dertien woningen aan de Esweg te Nieuw Roden. Het plangebied ligt in de hoek van de Esweg (oost) en de Veldweg (zuid). Naar aanleiding van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van archeologische boringen, verkennende fase. Het plangebied ligt op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld in een zone met hoge of middelhoge verwachting en tevens in de buurt van twee AMK-terreinen (grafheuvels). Bodemingrepen groter dan 1000 m 2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld in zones die op de beleidsadvieskaart in een gebied met hoge tot middelhoge archeologische verwachting plaatsvinden zijn volgens het bestemmingsplan buitengebied Noordenveld 2013 vergunningsplichtig. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied onderdelen aanwezig zijn van een prehistorisch grafveld (grafheuvelgroep) en van een celtic field. Op de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg liggen twee grafheuvels. Oorspronkelijk zullen deze twee grafheuvels deel uit hebben gemaakt van een groter grafveld. Van deze grafheuvels zullen de meeste zijn geëgaliseerd waardoor hun ligging onbekend is. Gezien de omvang van celtic fields is het te verwachten dat dit oorspronkelijk ook op het terrein van het huidige plangebied heeft gelegen. De verwachting is minder hoog voor andere complexen en andere perioden. Op het dekzand of op het keizand/keileem kunnen vuursteenvindplaatsen uit verschillende steentijdperioden aanwezig zijn. Er kunnen bovendien resten van bewoning in het neolithicum tot ijzertijd/romeinse tijd aanwezig zijn. In de periode middeleeuwen en nieuwe tijd was het gebied niet bewoond en bestond het uit velden en hoogveen. Wel kunnen resten van agrarisch gebruik (begrazing en afplaggen) gevonden worden en, indien de Esweg een opvolger is van een oudere route, kunnen er ook karrensporen of resten van een oudere weg aanwezig zijn. Op 21 december 2015 is een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase, uitgevoerd. Oorspronkelijk heeft de bodem in het plangebied uit een veldpodzol bestaan, maar hiervan is enkel de BC-horizont bewaard gebleven. De A-, E- en B- horizont zijn door afplaggen of door ontginning van het bodemprofiel verwijderd. De verstoring van de bovenzijde van het profiel verlaagt de verwachting voor alle vrijwel alle complextypen en perioden. Uit het bureauonderzoek volgt echter een dermate hoge verwachting voor twee specifieke complextypen (een celtic field en een grafveld of grafheuvelgroep), dat vrijgave op grond van het verkennende booronderzoek onverantwoord wordt geacht. Er wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Hierbij kan de aan- of afwezigheid van vindplaatsen in het plangebied het beste worden aangetoond. Blad 2 van 26

86 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. 1 Inleiding In opdracht van Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. heeft Antea Group in december 2015 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd ten behoeve van de geplande bouw van woningen aan de Esweg te Nieuw Roden. Het plangebied ligt in de hoek van de Esweg (oost) en de Veldweg (zuid). In het plangebied zullen dertien woningen worden gebouwd. Het archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek vinden plaats in het kader van het bestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw-Roden. Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Daarbij worden vragen gesteld als: Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld (zie voor AMZ-cyclus bijlage 2). Het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3. Blad 3 van 26

87 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. 2 Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. 2.1 Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het is van belang een onderscheid te maken tussen onderzoeksgebied enerzijds en plangebied anderzijds. Met plangebied wordt het gebied bedoeld waarop de in de inleiding genoemde plannen en/of werkzaamheden betrekking hebben. Binnen dit gebied zullen eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord worden. Het onderzoeksgebied omvat het gebied waarover informatie verzameld is om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden die van belang kunnen zijn. Dit gebied is veelal groter dan het plangebied en verschilt naar gelang het te onderzoeken aspect. Als plangebied geldt het perceel waarop de werkzaamheden zullen plaatsvinden. Het plangebied ligt in de hoek van de Esweg en de Veldweg en heeft een trapezoïdale vorm (afb. 2). De omvang van het plangebied is m 2. Als onderzoeksgebied voor het raadplegen van eerdere meldingen van archeologische waarnemingen of van archeologisch onderzoek en historische kaarten wordt een gebied met een straal van 500 m rondom het plangebied gehanteerd. Afbeelding 2. Luchtfoto van het plangebied (globaal aangegeven) ( Google, 2015). Blad 4 van 26

88 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Het perceel waar de bodemingrepen plaatsvinden is, afgaande op luchtfoto s en topografische kaarten, in gebruik (geweest) als bosbouw- of tuinbouwperceel. Aan de noordzijde van het terrein staat enige bebouwing. Het betreft een niet vergunde woning Esweg 27B (voorheen paardenbox) en bijbehorende onderdelen van de (vroegere) bedrijfsvoering. Consequenties toekomstig gebruik In het plangebied worden dertien percelen ingericht. De huizen zullen op enige afstand van de Esweg centraal op de percelen worden gebouwd. Parallel aan de Esweg zal een weg worden aangelegd die toegang tot de woningen verschaft. De exacte verstoringsdiepte verschilt per locatie en ingreep. Ter plaatse van de huizen en de weg zal dieper dan 30 cm worden gegraven. Het overige deel van het terrein zal vermoedelijk als werkterrein in gebruik worden genomen en is in de plannen bestemd voor tuin en gazon. Het is mogelijk dat in het gehele plangebied de bouwvoor wordt afgeschoven om de aanwezige houtopstand te rooien. Afbeelding 3. Conceptplan bouw van dertien woningen (BA32). Blad 5 van 26

89 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V Archeologisch beleid en regelgeving Volgens de wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988, zijn gemeenten ervoor verantwoordelijk dat er geen archeologische waarden in het gebied ongezien verloren gaan bij (grond)werkzaamheden. Gemeenten kunnen hun archeologisch beleid en de bijbehorende regelgeving hebben geformaliseerd in het nieuwe bestemmingsplan of bijvoorbeeld door archeologische regels op te nemen in een verordening. Vaak is het beleid gebaseerd op een archeologische waarde- en verwachtingskaart of op een beleids(advies)kaart. In aanvulling hierop kunnen gebieden met een archeologische of aardkundige waarde die de gemeentegrenzen overschrijden ook door middel van een verordening bij de provincie worden beschermd. Hierop kunnen maatregelen worden genomen om tot instandhouding van deze gebieden over te kunnen gaan. Provincie Drenthe Het beekdal ten zuiden van het plangebied is rood omlijnd, hetgeen betekent dat dit een zone is waar de provincie Drenthe een provinciaal belang in stelt. Het provinciaal belang is verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe 2010 (geactualiseerd in 2014). Terreinen van provinciaal belang in de gemeente Noordenveld zijn bijvoorbeeld de beekdalen, de essen, de hunebedden, het veenterpengebied, de celtic fields en grafheuvelgroepen. Omdat deze fenomenen deel uitmaken van een grotere archeologische structuur of groep hecht de provincie bijzondere waarde hieraan en wenst zij betrokken te worden in de omgang hiermee. Ter plaatse van het plangebied zijn geen vastgestelde archeologische terreinen van provinciaal belang aanwezig. Met betrekking tot de omgang met het provinciaal belang archeologie zijn de gemeentelijke beleidskaarten leidend. Gemeente Noordenveld Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld In het bestemmingsplan is rekening gehouden met archeologische waarden en verwachtingen door deze gronden op te nemen als dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan (afb. 4). In de regels bij het bestemmingsplan (artikel 35) wordt verwezen naar de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart is gebaseerd op de aanwezigheid van archeologische monumenten, bekende archeologische waarden of verwachtingen, historische elementen en landschappelijke elementen. De beleidskaart is opgenomen in de toelichting bij de regels bij het bestemmingsplan. Op de beleidsadvieskaart ligt het plangebied geheel in een gebied met hoge tot middelhoge archeologische verwachting (zie ook paragraaf 2.3.1; afb. 11). Hierop zijn ingrepen groter dan 1000 m 2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld vergunningsplichtig. 1 Indien er geen sprake is van een bouwvoor, zoals in voormalige heidevelden, geldt er geen vergunningsvrije verstoringsdiepte. Tevens is vermeldenswaardig dat het plangebied op ongeveer 60 m afstand van twee AMK-terreinen aan de overzijde van de Esweg ligt. Het beleidsadvies ten aanzien van AMK-terreinen, inclusief een bufferzone van 50 m, krijgt voorrang op een eventuele andere beleidsadvies van verwachtingsgebieden. In dit geval ligt het plangebied dus net buiten deze bufferzone. 1 Achtergrondrapport archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Noordenveld (bron: ruimtelijkeplannen.nl / Arcadis) Blad 6 van 26

90 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Afbeelding 4. Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld 2013: het rode gekruiste vlak zijn gronden met dubbelbestemming waarde archeologie 2. Plangebied blauw omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl) Landschappelijke situatie In de voorlaatste ijstijd, het Saalien ( jaar geleden), was de noordelijke helft van Nederland bedekt door landijs. Na het afsmelten van het ijs bleef een grondmorene achter die bestaat uit keileem of in verweerde vorm uit zand met grind, stenen en zwerfkeien. Geologisch wordt deze afzetting aangeduid als de formatie van Drenthe. In het huidige reliëf is de formatie nog zichtbaar als het Drents Plateau en als de Hondsrug. Nieuw Roden ligt op een dergelijke glaciale rug. Het smeltwater sleet diepe geulen uit in dit plateau (smeltwaterdalen). Deze geulen zijn in ook in het holocene landschap veelal de plaatsen waar de beken lopen. In het plangebied zijn dergelijke smeltwaterdalen aanwezig ten noordwesten en zuidoosten van het plangebied. In de laatste ijstijd, het Weichselien ( jaar geleden), werd Nederland niet door ijs bedekt. Wel zorgden de koude temperaturen voor een poolwoestijn. Doordat de Noordzee grotendeels droog lag vanwege de opgeslagen watermassa in de ijskap en er weinig begroeiing was, had de wind vrij spel om zand weg te blazen en elders weer af te zetten. Geulen in het door smeltwater geërodeerde keileemlandschap werden opgevuld en het landschap veranderde in een golvend landschap van dekzanden (formatie van Boxtel). Daarnaast ontstonden door invloed van de periglaciale omstandigheden laagtes. Een onderscheid in het huidige landschap kan worden gemaakt in laagtes met en laagtes zonder randwal. Laagtes met een randwal kunnen bijvoorbeeld zijn ontstaan als pingoruïne, uitblazingskom of kwelkrater. Laagtes zonder randwal kunnen zijn ontstaan door een afgedreven ijsblok dat onder zijn gewicht en na het afsmelten een depressie heeft gevormd (doodijsgaten). Daarnaast komen gegraven dobbes en natuurlijke vennetjes voor in veengebieden. Ten westen van het plangebied liggen ook enkele (voorheen) met water gevulde laagtes. In het Holoceen (ca jaar geleden nu) heeft zich het huidige landschap gevormd. Na het afsmelten van de ijskap vulde het Noordzeebekken zich geleidelijk weer. Ongeveer 5500 voor Chr. lag de kustlijn al in de buurt van de huidige. Door de temperaturen maakte de subarctische vegetatie gedurende dezelfde periode plaats voor een gesloten bos. De zeespiegelstijging leidde ook tot hogere grondwaterstanden, wat het begin van de veenmoerassen inluidde. Het veen Blad 7 van 26

91 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. stagneerde de waterafvoer, wat leidde tot nog meer veengroei. Het veen behoort tot de formatie van Nieuwkoop. Niet alleen aan de kust, maar ook verder landinwaarts ontstonden veengebieden. Op het Drents Plateau ontstonden hoogveengebieden. Agrarische activiteiten, zoals het steken van heideplaggen op de heidevelden hebben in het keileem- en dekzandgebied geleid tot lokale verstuivingen. Geomorfologie en AHN Op de geomorfologische kaart (afb. 4) is het gebied ten noordoosten van het plangebied geclassificeerd als bebouwd. Geomorfologisch ligt het plangebied op een grondmorenewelving (afb. 5: roodbruine zone). Ten zuiden hiervan bevindt zich een beekdal zonder veen (afb. 5: blauw; Steenbergerloop). In de nabije omgeving komen smeltwaterdalen (paars), smeltwaterafzettingen (groen) en enkele laagtes (roze) voor. Afbeelding 5. Geomorfologische kaart van het plangebied (bron: geoportaal Drenthe). Op het AHN (afb. 6) is de overgang van de grondmorene en het dal van de (gekanaliseerde) Steenbergerloop zichtbaar. Daarnaast zijn kleinere landschappelijke en archeologische elementen zichtbaar. Ten westen van het plangebied ligt een cirkelvormige laagte met randwal, mogelijk een pingoruïne. Ten oosten van het plangebied liggen enkele ronde heuveltjes. De twee grotere zijn bekende grafheuvels en hebben een archeologische monumentstatus (zie onder). De overige drie heuvels ter plaatse van het hertenkamp kunnen restanten van kleinere grafheuvels zijn, maar kunnen ook rencenter aangebrachte accidenteringen betreffen. Tevens zijn richting het dal enkele kraterachtige structuren te zien met een verhoogde rand; vermoedelijk pingoruïnes. De maaiveldhoogtes zijn in het plangebied iets aflopend richting het dal van de Steenbergerloop. Het noordelijk deel van het plangebied (op afb. 6 in overwegend roodtint) ligt op ongeveer 5,4 à 5,3 m +NAP. In het zuidelijk deel van het plangebied (op afb. 6 in overwegend beigetint) loopt de maaiveldhoogte af naar 4,7 à 4,8 m +NAP. Zeer waarschijnlijk reflecteert deze helling een hier in de ondergrond aanwezige flank van het keileemplateau. Blad 8 van 26

92 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. laagte met randwal grafheuvels? grafheuvels AMK AMK10298 celtic field pingoruïne Afbeelding 6. Hoogtekaart op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (bron: AHN.nl / Esri) Langs de oostzijde van de Esweg zijn kleine verhogingen zichtbaar in de vorm van kruislings geplaatste walletjes met verhogingen op de snijpunten (afb. 6). De oriëntatie hiervan houdt geen verband met de oriëntatie van de huidige verkaveling. Het fenomeen kan op basis van dit AHNbeeld mogelijk worden opgevat als een restant van een celtic field, ook wel bekend als raatakkersysteem, uit de late bronstijd/ijzertijd. De enkele raat van dit systeem die op het AHN zichtbaar is, meet circa 25 bij 40 meter, hetgeen gangbare maten zijn voor ruiten in een celtic field. Het raatakkersysteem moet oorspronkelijk veel groter zijn geweest, maar is op de hoogtekaart elders in de omgeving niet (meer) zichtbaar. Volgens de AHN liggen de wallen op ongeveer 5,0 m +NAP (afb. 7; A), het hoekpunt van twee wallen op 5,2 m +NAP (afb. 7; B) en de akker op 4,7 m +NAP (afb. 7; C). *B *A *C Afbeelding 7. Uitvergroting van afbeelding 6 waarop een restant van het celtic field zichtbaar is. A: wal, B: hoekpunt wal, C: akker (bron: AHN.nl / Esri). Blad 9 van 26

93 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Bodem en grondwater Op de bodemkaart (afb. 8) ligt het plangebied op een veldpodzol bestaande uit lemig fijn zand, waarbij het keileem ondiep ligt (op minder dan 120 cm, Hn23x). Het gebied is relatief goed ontwaterd (grondwatertrap V). Het zijn de vroegere heideveldgronden ten westen van Roden. Afbeelding 8. Bodemkaart van het plangebied (bron: Stiboka) Historische situatie en mogelijke verstoringen Historische situatie Historische kaarten zijn geraadpleegd om informatie te verkrijgen over het vroegere landgebruik ter plaatse van plangebied en om te bepalen of er in de laatste eeuwen landschappelijke of gebouwde elementen in het plangebied voorkwamen die momenteel afwezig zijn. Het plangebied ligt op voormalige heideveldgronden. De heidevelden zijn veelal pas in de 19 e eeuw of het begin van de 20 e eeuw ontgonnen. Op de kaart van L. Roosmale uit 1852 ligt het plangebied in een gebied dat Vijfde Verloting heette (afb. 9). Het betekent dat dit gebied op de nominatie stond te worden verkaveld en in cultuur te worden gebracht. Aan de westkant van Roden zijn eerdere ontginningen te zien: Lutter Neyland. Ten westen van het plangebied gaan de velden over in een hoogveengebied, waarin al enkele gegraven wijken (kanaaltjes) zichtbaar zijn om het gebied te ontginnen. Uit ongeveer dezelfde tijd is de topografische militaire kaart (afb. 10). Het gebied ten zuiden van de Steenbergerloop heeft De Hullen. Beter leesbaar dan op de kaart van Roosmale is de veldnaam Oude Legerplaats. De term oude legerplaats is doorgaans synoniem voor een celtic field. Op de topografische kaart van 1935 (afb. 11) is te zien dat het plangebied en grote delen van de omgeving van het plangebied nog steeds bestaan uit niet in cultuur gebrachte heidevelden. Blad 10 van 26

94 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Afbeelding 9. Kaart van L. Roosmale (1852), ligging plangebied bij benadering (bron: watwaswaar.nl). Afbeelding 10. Topografische Militaire Kaart , ligging plangebied bij benadering (bron: watwaswaar.nl). Blad 11 van 26

95 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Afbeelding 11. Bonneblad 1935, kaartblad 114 Roden (bron: watwaswaar.nl). Mogelijke verstoringen Een mogelijke verstoring van de bovengrond kan zijn ontstaan bij het afplaggen van heide in historische tijd. Tevens kan schade aan de bovengrond zijn ontstaan door het ontginnen van de heide in de 20 e eeuw. Het gebruik als bosbouwperceel (aanplant, doorworteling, rooien) kan later in de 20 e eeuw nog schade hebben toegebracht aan de bodem. 2.2 Bekende waarden Archeologische waarden Uit het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zijn de bekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied geraadpleegd. Het betreft archeologische monumenten (AMK-terreinen), archeologische waarnemingen (zoals vondsten) en meldingen van eerdere archeologische onderzoeken (zie hiervoor ook ARCHIS in de kaartbijlage). Gegevens uit ARCHIS: AMK-terreinen De twee grote grafheuvels op het terrein van de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg zijn in november 1933 door professor A.E. van Giffen van het Biologisch Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht. 2 Een derde grafheuvel was oorspronkelijk aanwezig, maar was kort voor het moment van het onderzoek genivelleerd. De twee onderzochte grafheuvels waren overigens ook al zwaar geschonden toen deze door Van Giffen werden opgegraven en hersteld. Het grafheuvellichaam van grafheuvel 1 bestond uit geel geaderd zand waarin drie kistgraven met steenpakking zichtbaar waren. In het hoofdgraf werden scherven van een touwbeker en de bodem van een andere beker aangetroffen. Verder werden vuursteenvondsten verzameld en ook 2 Van Giffen, 1935 Blad 12 van 26

96 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. werd aardewerk uit jongere perioden (ijzertijd) aangetroffen. De grafheuvel dateert uit het laatneolithicum, maar heeft jongere gebruiksfasen. Grafheuvel 2 was met een ringgreppel en een stenenkrans omgeven. Het heuvellichaam bestond uit geelachtig, rood geaderd zand. Onder de grafheuvel bevond zich een ijzeroerbank. Er werden geen vondsten aangetroffen. Tabel 1. AMK-terreinen binnen onderzoeksgebied (bron: ARCHIS). AMK-nr Waarde Complex Datering (begin) Datering (eind) zeer hoge archeologische waarde grafheuvel neolithicum ijzertijd zeer hoge archeologische grafheuvel neolithicum ijzertijd Afbeelding 12. Kaart met ARCHIS-gegevens in de omgeving van het plangebied. Paars: onderzoeken met nummer. Rode stippen met nummer: archeologische waarnemingen. Het grote paarse vlak betreft een bureauonderzoek ten behoeve van de beleidskaart. Gegevens uit ARCHIS: archeologische waarnemingen Het onderzoek van Van Giffen naar de twee grafheuvels heeft vondsten opgeleverd uit het laatneolithicum, de bronstijd en de ijzertijd. De vondstwaarnemingen in ARCHIS corresponderen niet geheel met het verslag dat Van Giffen deed in de Nieuwe Drentse Volksalmanak. De vondstwaarnemingen in ARCHIS geven voor grafheuvel 1 aardewerkscherven van een standvoetbeker en AOO-beker, maar schrijven de vuurstenen artefacten en het jongere aardewerk (late bronstijd-ijzertijd) abusievelijk (?) toe aan grafheuvel 2. Op het AHN zijn meerdere met water gevulde laagten met een randwal gesignaleerd. Eén hiervan is ook in ARCHIS aanwezig. Door onderzoek van Grontmij kon worden vastgesteld dat deze een pingoruïne betrof (waarneming ). Op de randwal werd bewerkingsafval van vuursteen aangetroffen, zeer waarschijnlijk uit één van de steentijdperioden (laat-paleolithicum neolithicum) en/of de bronstijd. Het celtic field ten westen van Roden is door J.A. Brongers in ARCHIS aangemeld. Uit archiefonderzoek van Brongers blijkt dat het celtic field reeds in de eerste helft van de 19 e eeuw Blad 13 van 26

97 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. door C.J.C. Reuvens, destijds directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, was gekarteerd. 3 Reuvens beschreef onder meer een groep van ongeveer 30 grafheuvels bij dit celtic field. De twee grafheuvels op de begraafplaats zijn mogelijk de laatste overblijfselen van deze groep. Tabel 2. Archeologische waarnemingen binnen onderzoeksgebied (bron: ARCHIS) Waarnemingsnr. OM-nr. jaar Plaats Aard Datering Nieuw Roden, tumulus neol-ijz AMK Nieuw Roden, tumulus neol-ijz AMK pingoruïne, vuursteen Nieuw Roden op randwal paleol-ntc - celtic field Nieuw Roden (Brongers) ijz-rom Gegevens uit ARCHIS: eerdere onderzoeken Ten behoeve van de archeologische verwachtingskaart heeft Arcadis een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in het buitengebied van de gemeente Noordenveld. Het resultaat hiervan is niet een selectieadvies, maar een verwachtingskaart (en hierop gebaseerde beleidsadvieskaart). De overige twee onderzoeken betreffen booronderzoek op bouwpercelen in de bebouwde kom van Nieuw Roden. Bij onderzoek (OM-nr.) werden boringen gezet die op circa 110 cm stuitten op keileem. Het profiel hierboven was (grotendeels) verstoord. In de boringen van onderzoek (OM-nr.) was geen podzolprofiel aanwezig. Na een verstoorde laag volgde een B/C-horizont gelegen op keileem op minder dan 1 m diepte. Vanwege het grotendeels verstoorde bodemprofiel werd naar aanleiding van beide booronderzoeken geadviseerd het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie. Tabel 3. Eerder uitgevoerde onderzoeken binnen onderzoeksgebied (bron: ARCHIS). OM-nr. Jaar Plaats Uitvoerder Vorm Aard Advies Nieuw Roden Arcadis BOK onderzoek t.b.v. beleidskaart n.v.t Nieuw Roden Steekproef ABO verstoord vrijgave Nieuw Roden Steekproef ABO verstoord vrijgave Ondergrondse bouwhistorische waarden Er zijn geen ondergrondse bouwhistorische monumenten bekend Archeologische verwachting Bestaande verwachtingskaarten Gemeentelijke verwachtingskaart en vigerend beleid Op de gecombineerde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied geheel in een gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting (afb. 13). De gronden met hoge tot middelhoge verwachting hebben overwegend een dekzanddek, al dan niet gelegen 3 Brongers, Geraadpleegd: monumenten.nl, cultureelerfgoed.nl, geoportaal Drenthe Blad 14 van 26

98 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. op keileemondergrond. De middelhoge tot hoge verwachting is gebaseerd op het mogelijk voorkomen van archeologische resten uit verschillende perioden. Deze perioden zijn over het algemeen gelegen op het niveau van de top van het dekzand, meestal direct onder de huidige bouwvoor. De vergunningsplicht geldt voor deze verwachtingszone vanaf een diepte van 30 cm onder het maaiveld (en een omvang van >1000 m 2 ). Indien er geen sprake is van een bouwvoor, zoals in voormalige heidevelden, geldt er geen vergunningsvrije verstoringsdiepte. Eventuele archeologische resten zijn op deze plaatsen immers direct vanaf maaiveldhoogte te verwachten. Daarnaast ligt het plangebied net buiten de bufferzone van de AMK-terreinen, te weten de twee grafheuvels op de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg. Een bufferzone is een strook of radius van 50 meter vanaf de rand van een AMK-terrein. In deze bufferzone zijn eventueel resten te vinden die behoren tot het archeologische monument. Beleid is om ook in de bufferzones geen bodemverstorende werkzaamheden te verrichten. Op de beleidsadvieskaart is tevens de vroegere markegrens gemarkeerd, die langs het plangebied op de plaats van de huidige Esweg ligt. Het betreft in dit geval een historisch element zonder een specifieke archeologische verwachting. plangebied Afbeelding 13. Uitsnede uit de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld. Lichtgeel: hoge tot middelhoge verwachting. Lichtblauw: laagtes (historische kaarten). Blauwe omlijning: buffer rond AMKterrein. Lichtgroen: beekdal. Paarse onderbroken lijn: voormalige markegrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl / Arcadis) Gespecificeerde archeologische verwachting Datering Over het algemeen geldt dat er een brede verwachting is voor meerdere perioden vanaf het midden-paleolithicum tot en met de middeleeuwen en nieuwe tijd. Complextype Op het keileemniveau kunnen mogelijk resten van kampementen uit het middenpaleolithicum voorkomen. Op het dekzand zijn resten van kampementen uit de latere steentijd (laat-paleolithicum neolithicum) te verwachten. Op het dekzand kunnen tevens nederzettingen voorkomen uit het neolithicummiddeleeuwen. Blad 15 van 26

99 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Op het dekzand kunnen resten van agrarische activiteiten voorkomen. Voor de late bronstijd en ijzertijd kunnen deze resten in de vorm van een celtic field aanwezig zijn. Voor de periode middeleeuwen en nieuwe tijd bestaat de agrarische activiteit uit begrazing en het steken van heideplaggen. De huidige Esweg is de voormalige markegrens. De markegrens ligt mogelijk op een oudere route of zandpad. Hiervan kunnen eventuele resten aanwezig zijn zoals karrensporen, bermgreppels of grensstenen (middeleeuwen nieuwe tijd). In het plangebied kunnen resten aanwezig zijn van geëgaliseerde grafheuvels, op grond van de nabijheid van de grafheuvels aan de overzijde van de Esweg. Van de grafheuvel zelf kan enkel de zool nog aanwezig zijn. Daarnaast kunnen sporen van één of meerdere grafkuilen of lijksilhouetten, een kringgreppel of palenkrans of andere ingravingen zichtbaar zijn. De grafheuvels kunnen dateren vanaf het laat-neolithicum tot en met de ijzertijd-romeinse tijd. In het plangebied kunnen opgevulde en geëgaliseerde pingoruïnes aanwezig zijn, op grond van de nabijheid van pingoruïnes in de omgeving. In pingoruïnes kunnen depots of offerplaatsen voorkomen (meerdere perioden mogelijk). Op een eventuele randwal kunnen bewoningssporen uit de steentijd voorkomen. Omvang Kampementen (vuursteenconcentraties) uit de periode laat-paleolithicum en mesolithicum kunnen een zeer geringe omvang hebben (regulier 10 m m 2 ). Nederzettingen uit het neolithicum kunnen een grotere omvang hebben (circa 100 m m 2 ). Resten van kampementen uit het midden-paleolithicum kunnen door latere natuurlijke bodemverstoringen over een groot gebied verspreid zijn geraakt. Nederzettingen uit de bronstijd tot Romeinse tijd kunnen meer dan 1000 m 2 omvatten, waarbij tevens een groot areaal aan landbouwgrond, of celtic field, kan behoren. Celtic fields kunnen in omvang meerdere hectaren beslaan. Natte context -vindplaatsen (depotvondsten in pingoruïne) betreffen over het algemeen puntlocaties. Voor individuele grafheuvels kan rekening worden gehouden met een omvang van m 2. Grafheuvels kwamen oorspronkelijk veelal in groepen voor, waardoor met een gezamenlijke omvang van >1 ha rekening kan worden gehouden. Verbindingsroutes over het veld in de vorm van karrensporen zijn zeer omvangrijke fenomenen, over een breedte van enkele tientallen meters en een lengte van meerdere kilometers. Een aangelegde weg (voorloper van de Esweg) ligt vermoedelijk op de plaats of enkele meters naast de huidige Esweg. Diepteligging Vanwege de verwachte verstoring door afplagging, liggen alle mogelijke vindplaatsen en perioden (behalve materiaal uit het midden-paleolithicum) op een geringe diepte ten opzichte van het maaiveld, direct onder de huidige bouwvoor (indien aanwezig). Dieper reikende archeologische resten kunnen worden verwacht bij prehistorische bodemingrepen (zoals bij grafheuvels, mogelijk ook bij celtic fields) en in het geval van Blad 16 van 26

100 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. een opgevulde laagte. Het keileem of keizand zit vermoedelijk over het gehele terrein ondieper dan 1,2 m. Locatie Er zijn op basis van het bureauonderzoek geen specifieke plaatsen in het plangebied aan te wijzen die kansrijker zijn dan andere plaatsen. Uiterlijke kenmerken Vindplaatsen uit laat-paleolithicum tot en met het neolithicum bestaan uit vuurstenen artefacten met indicaties van bewerking, waaronder productieafval, halffabrikaten, vuurstenen werktuigen en klopstenen. Tevens kan sprake zijn van bewerkte producten van andere natuurstenen, resten van haarden of open vuur in de vorm van haardkuilen, verbrand vuursteen, verbrand natuursteen en houtskool. De werktuigen en andere vondsten geven indicaties voor jacht, visserij, voedselverzameling en voedselbereiding. Boerenerven uit de bronstijd en ijzertijd/romeinse tijd kunnen worden herkend aan grondsporen zoals paalkuilen, kuilen en sloten die tot in het zand zijn gegraven, of in geval van een celtic field aan een wal- en akkerstructuur. Vondstmateriaal zal voornamelijk bestaan uit aardewerk, huttenleem, bewerkt natuursteen, metaal. Organisch (onverbrand) materiaal zal grotendeels zijn vergaan, materiaal onder uit diepere sporen uitgezonderd. Een depot of offergave is moeilijk herkenbaar omdat het een puntlocatie betreft. Het kan bestaan uit een cluster van voorwerpen van bot, aardewerk, vuursteen, ander gesteente of metalen objecten en kan vanwege de natte of afgedekte context goed bewaard zijn gebleven. Agrarisch gebruik uit de middeleeuwen en nieuwe tijd (begrazing en afplaggen) kunnen worden herkend aan een verstoring van het bodemprofiel. Mogelijke verstoringen Zie paragraaf Conclusies en advies voor vervolgonderzoek Het plangebied ligt op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld in een zone met hoge of middelhoge verwachting en tevens in de buurt van twee AMK-terreinen (grafheuvels). De hoge verwachting geldt in het bijzonder voor twee complextypen die in het plangebied kunnen worden verwacht: celtic field en grafheuvels. Het plangebied ligt amper buiten de bufferzone rond de twee in oorsprong laat-neolithische grafheuvels (AMK-terreinen) die op de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg liggen. Oorspronkelijk zullen deze twee grafheuvels deel uit hebben gemaakt van een groter grafveld (mogelijk ook deels uit andere perioden). C.J.C. Reuvens spreekt in de eerste helft van de 19 e eeuw over een groep van ongeveer 30 grafheuvels, ergens in de buurt van het plangebied. Van dit, waarschijnlijk niet overdreven, aantal zullen de meeste zijn geëgaliseerd waardoor hun ligging onbekend is. Blad 17 van 26

101 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. De aanwezigheid van een celtic field in de omgeving van het plangebied is bekend van het veldtoponiem (Oude legerplaats), van de kartering van Reuvens en door het werk van Brongers. Dankzij de maaiveldhoogtemetingen van het AHN2 is het laatste (?) restant van dit celtic field te herkennen op het boskavel direct aan de overzijde van de Esweg. Gezien de omvang van celtic fields is het te verwachten dat dit oorspronkelijk ook op het terrein van het huidige plangebied heeft gelegen. De verwachting is minder hoog voor andere complexen en andere perioden. Op het dekzand of op het keizand/keileem kunnen vuursteenvindplaatsen uit verschillende steentijdperioden aanwezig zijn. Er kunnen bovendien resten van bewoning in het neolithicum tot ijzertijd/romeinse tijd aanwezig zijn. In de periode middeleeuwen en nieuwe tijd was het gebied niet bewoond en bestond het uit velden en hoogveen. Wel kunnen resten van agrarisch gebruik (begrazing en afplaggen) gevonden worden en, indien de Esweg een opvolger is van een oudere route, kunnen er ook karrensporen of resten van een oudere weg aanwezig zijn. Ten slotte is het niet uit te sluiten dat er gedempte pingoruïnes in het plangebied aanwezig zijn. In de directe omgeving (onder andere in het aanpalende perceel) komen meerdere pingoruïnes voor. Het advies is om archeologisch booronderzoek (verkennende fase) uit te voeren. Een verkennend booronderzoek heeft tot doel te bepalen in hoeverre het bodemprofiel intact is en of er in het aanwezige bodemprofiel aanwijzingen zijn voor archeologisch relevante lagen. Er wordt geadviseerd om verspreid over het onderzoeksterrein zeven boringen te plaatsen (6 boringen per ha). De zeven boringen worden in twee raaien parallel aan de Esweg geplaatst. De boringen worden gezet met een Edelman-boor met een diameter van 10 cm en worden doorgezet tot 0,3 m in de ongeroerde C of tot 2 m beneden maaiveld. Na de beschrijving van de boring (conform NEN 5104/ASB) vindt een korte inspectie plaats op archeologische indicatoren (door de aarde te verbrokkelen). Blad 18 van 26

102 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. 3 Veldonderzoek 3.1 Doel- en vraagstelling Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld. Het uitgevoerde onderzoek betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. Een verkennend onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats? Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte? Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen? In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen? Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie? Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan? 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze Datum uitvoering 21 december 2015 Veldteam Weersomstandigheden Boortype P. Teekens (senior KNA-archeoloog) R. Fens (projectarcheoloog) 11 o, droog en half zonnig Edelman, 10 cm Methode conform Verkennende fase Leidraad SIKB 5 Aantal boringen 7 Oriëntatie grid t.o.v. geomorfologie/paleolandschap in twee raaien haaks op de gradiënt van keileemplateau naar beekdal 5 Tol e.a Blad 19 van 26

103 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Wijze inmeten boringen Overige toegepaste methoden Wijze onderzoek / beschrijving boorkolom Verzamelwijze archeologische indicatoren Bemonstering Vondstzichtbaarheid aan oppervlak Omschrijving oppervlaktekartering t.o.v. terrein en elementen Niet van toepassing Conform NEN 5104/ASB Verbrokkelen niet van toepassing Nihil niet van toepassing Het plangebied bestaat uit struiken, bosschages en vrij hobbelig, niet-gemaaid grasland (afb. 14). In de lengterichting van het perceel loopt een breed pad als grasland. Gezaagde stammen van dennen en sparren wijzen op het voormalige gebruik van het terrein als bosbouwperceel. In het noordelijk deel van het perceel is een drassig kommetje aanwezig. Er zijn in totaal zeven boringen gezet, in twee raaien parallel aan de Esweg (zie de boorpuntenkaart S1). Afbeelding 14. Staat van het terrein tijdens veldwerk, foto in noordelijke richting. Op het graslandperceel ten westen van het plangebied ligt een laagte met rietkraag (afb. 15). In het bosperceel aan de overzijde van de Esweg is, zonder resultaat, visueel getracht de wallen van het celtic field te lokaliseren (afb. 16). Blad 20 van 26

104 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Afbeelding 15. Door rietkraag omzoomde laagte ten westen van het plangebied, foto vanaf het plangebied in westelijke richting. Afbeelding 16. Bosperceel ten oosten van het plangebied waarin op AHN2-maaiveld wallen van het celtic field zichtbaar zijn. Blad 21 van 26

105 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. 3.3 Resultaten Voor een overzicht van de boringen wordt verwezen naar de boorprofielen in Bijlage 3 en de situatiekaart in de kaartenbijlage ( S1) Bodemopbouw De bodemopbouw in boring 1 bestaat uit een bouwvoor van 40 cm. Daaronder bevindt zich een geroerde laag met resten BC en mogelijk resten AE horizont tot 75 cm diepte. Vanaf 75 cm -mv bestaat de bodem uit een laag witgrijs matig grof (Z4) zand met een ingesloten sterk siltig laagje. Deze laag is geïnterpreteerd als C-horizont. Op de einddiepte van 120 cm is nog geen sprake van keileem of keizand. Boring 2 heeft een bouwvoor tot 30 cm beneden maaiveld. Hieronder komt een mogelijk omgewerkte BC-horizont tot circa 70 cm beneden maaiveld. Daaronder een grijswitte C-horizont. De C-horizont bestaat uit een afwisseling van zandige en siltige lagen. Op de einddiepte van 200 cm is nog geen keizand of keileem aangetroffen. Boring 3 heeft een bouwvoor van circa 30 cm. In de BC-horizont onder de bouwvoor (30-50 cmmv) komt ook enig grind voor. Vanaf 50 cm tot de einddiepte van 120 cm komt sterk zandige keileem voor (LZ3). Boring 4 is qua bodemopbouw identiek aan boring 3. In boring 5 komen in de sterk humeuze bouwvoor (tot 40 cm-mv) ook keitjes voor. Onder een dunne BC-horizont (40-50 cm-mv) bevindt zich de keileem (50-70 cm). In boring 6 bestaat de bodem uit een bouwvoor tot 25 cm diepte, met daaronder een BChorizont (tot 60 cm). Vanaf 60 cm diepte tot de einddiepte van 80 cm bevindt zich het keileem (LZ3). Boring 7 kent een dikke bouwvoor en/of geroerde laag van 55 cm. Hieronder bevindt zich een zeer dun restant BC-horizont (tot 60 cm -mv). Van 60 cm -mv tot de einddiepte van 100 cm bevindt zich lichtgrijs zand (C-horizont). In deze boring is geen keileem aangetroffen. Interpretatie Boringen 3, 4 en 6 bevinden zich in het noordelijk deel van het terrein. Op deze plaats bevindt zich onder de bouwvoor een BC-horizont van circa 30 cm dikte en tussen de 40 en 60 cm beneden maaiveld begint de keileem. De drie meest zuidelijk op het terrein geplaatste boringen (boringen 1, 2 en 7) wijken af van de hiervoor genoemde boringen doordat hierin geen keileem is aangetroffen. De bouwvoor is hier relatief dik en bevat geroerde bodemlagen. De BC-horizont is in boring 1 en 7 (nagenoeg) afwezig. Onder de bouwvoor of geroerde lagen bevindt zich grijswit of lichtgrijs zand dat als C- horizont wordt geïnterpreteerd. Het verschil tussen boringen 3, 4 en 6 en boringen 1, 2, en 7 wordt verklaard door de ligging van het plangebied op de rand van het keileemplateau, op de overgang naar het dal van de Steenbergseloop, waarbij boringen 3,4 en 6 duidelijk op het plateau liggen. Aan de flank van het plateau is onder invloed van smeltwater een dik pakket materiaal (zand en silt) afgezet. Boring 5 is afwijkend van de overige boringen. Deze is geplaatst in een iets komvormig, drassig gedeelte van het terrein. Hier komt in de bouwvoor grind voor en bevindt zich het keileem zeer hoog, op 50 cm beneden maaiveld, vlak onder de bouwvoor. De bouwvoor is humeus, maar niet venig of organisch. Blad 22 van 26

106 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. In geen van de boringen is een duidelijke A-, E- of B- horizont aangetroffen. In de meeste boringen is nog wel een BC-horizont aanwezig. Dit duidt op verstoring van het bovenste deel van het podzolprofiel. In het zuidelijk deel (boring 1 en 7) zijn resten van geroerde bodemhorizonten herkend in en onder de bouwvoor. Dit duidt op het afschuiven of doorwoelen van de grond. De verstoringen kunnen zijn veroorzaakt door het afplaggen of de ontginning Archeologie Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hier echter om een verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van de verkennende fase van het veldonderzoek is het in kaart brengen van de bodemopbouw en het aantonen van eventuele bodemverstoringen. De afwezigheid van archeologische indicatoren kan dan ook niet worden beschouwd als indicatie voor de afwezigheid van een archeologische vindplaats. Blad 23 van 26

107 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. 4 Conclusies en advies 4.1 Conclusies Oorspronkelijk heeft de bodem in het plangebied uit een veldpodzol bestaan, maar deze is niet aangetroffen. Het bodemprofiel is namelijk in grote mate verstoord. Behalve in boringen 1 werd in alle boringen een BC-horizont aangetroffen bovenop de C-horizont of bovenop het keileem. In boring 1 werden enkel omgewoelde resten van een BC horizont aangetroffen. In boring 5 lag de keileem vrijwel meteen onder de bouwvoor. Het is zeer waarschijnlijk dat het plaggen steken op het voormalige heideveld, of de latere ontginning, heeft geleid tot de aantasting van het podzolprofiel door de verwijdering van de E- en B-horizont. Er is een globaal onderscheid tussen het noordelijk deel van het plangebied en het zuidelijk deel. Het zuidelijk deel is vertegenwoordigd in boringen 1, 2 en 7 en het noordelijk deel in boringen 3, 4 en 6. In het noordelijk deel zit het keileem ondiep en is onder een geringe bouwvoor slechts nog een circa 30 cm dikke BC-horizont aanwezig. In het zuidelijk deel is het keileem afwezig in de boringen en is een relatief dikke bouwvoor en/of omgewerkte laag aanwezig. Het zanddek is in het zuidelijk deel dikker. Het betreft zand dat afwisselend sterk siltig of matig siltig is en van een wisselende mediaan. Zowel de (matig) slechte sortering als de plaatselijke verschillen zijn toe te schrijven aan erosie van het keileemplateau onder invloed van ijssmeltwater op een bevroren ondergrond. In geen van de boringen werd de intacte top van het dekzand aangetroffen. Dit betekent dat er geen rekening meer hoeft te worden gehouden met intacte vuursteenvindplaatsen uit de periode laat-paleolithicum tot en met vroeg-neolithicum. Wel kunnen er resten van dieper ingegraven sporen uit deze perioden aanwezig zijn (zoals haardkuilen). Of uit het deels verstoorde bodemprofiel kan worden afgeleid dat vindplaatsen uit het laatneolithicum, bronstijd en ijzertijd eveneens zijn verstoord is onduidelijk. Ingegraven sporen van nederzettingsterreinen en specifieke complextypen als celtic fields en een grafveld/grafheuvelgroep kunnen immers nog tot in de C-horizont worden aangetroffen. 4.2 (Selectie)advies De verstoring van de bovenzijde van het profiel verlaagt de verwachting voor alle vrijwel alle complextypen en perioden. Uit het bureauonderzoek volgt echter een dermate hoge verwachting voor twee specifieke complextypen (een celtic field en een grafveld of grafheuvelgroep), dat vrijgave op grond van dit verkennende booronderzoek onverantwoord wordt geacht. Er is namelijk geen zekerheid of de geconstateerde mate van verstoring de hoge verwachting geheel tenietdoet. Vervolgonderzoek in de vorm van karterende of waarderende boringen is niet zinvol, omdat de aan- of afwezigheid van verwachte complextypen hiermee vermoedelijk niet kan worden aangetoond. Er wordt daarom geadviseerd om een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Hierbij kan de aan- of afwezigheid van vindplaatsen in het Blad 24 van 26

108 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. plangebied het beste worden aangetoond. De proefsleuven kunnen het beste in de lengterichting van het perceel worden geplaatst, oftewel parallel aan de Esweg. In de plaatsing is tevens rekening te houden met de toekomstige ligging van de parallelweg. Met proefsleuven in de lengterichting is het mogelijk om inzicht te krijgen in de bodem en archeologische situatie van het noordelijk deel (op het keileemplateau) en van het zuidelijk deel (flank van het keileemplateau) van het plangebied. Geadviseerd wordt om het vlak aan te leggen direct onder de bouwvoor. De diepte van de proefsleuven is in het zuidelijk deel ongeveer cm en in het noordelijk deel cm. Het doel van het proefsleuvenonderzoek is te bepalen of er sporen van de verwachte archeologische complextypen (intact) aanwezig zijn. Voor de uitvoeringsplan van het proefsleuvenonderzoek wordt de KNA Leidraad Proefsleuvenonderzoek gevolgd. 6 LIBAU heeft ingestemd met dit advies. Antea Group Heerenveen, januari Borsboom & Verhagen, 2009 Blad 25 van 26

109 Antea Group Archeologie 2015/169 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen plangebied woningen Esweg projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Literatuur en geraadpleegde bronnen Barends et. al., 1986: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Berendsen, H.J.A (4 e druk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Blaeu, W. & J. Blaeu, 1645: Theatrum Orbis Terrarum, sive Atlas Novus in quo Tabulæ et Descriptiones Omnium Regionum, Editæ a Guiljel et Ioanne Blaeu Borsboom, A.J., & J.W.H.P. Verhagen, 2009: KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel Proefsleuvenonderzoek (IVO-P). SIKB Brongers, J.A., 1973: 1833; Reuvens in Drenthe. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse archeologie in de eerste helft van de negentiende eeuw. Rijksdienst voor het Oudheidskundig Bodemonderzoek/Fibula-Van Dishoeck. Giffen, A.E., van, 1935:. Oudheidkundige aantekeningen over Drentsche vondsten, Nieuwe Drentse Volksalmanak pp Versfelt, H.J., 2003: De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland Groningen Versfelt, H.J. & M. Schroor, 2001: De Franse kaarten van Drenthe en de noordelijke kust Groningen Versfelt, H.J. & M. Schroor 2005: De atlas van Huguenin; militair-topografische kaarten van Noord-Nederland Groningen Vos, P. & S. de Vries, 2013: 2e generatie palaeogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0). Deltares, Utrecht. Op 16/07/2015 gedownload van Vos, P., H. Weerts, J. Bazelmans, B. hoogendoorn, M. van der Meulen, 2011: Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu. Kaarten Bodemkaart van Nederland, 1:50000, STIBOKA, kaartblad Grote Historische Atlas ( ), Wolters Noordhoff, Groningen Minuutplan ca ( Topografische kaart 1:25000 ( Topografisch-militaire kaarten 1879, 1900 ( Internet Blad 26 van 26

110 Bijlage 1: Archeologische perioden

111 Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum ( voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum ( voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum ( voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd ( voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd ( voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen ( na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen ( na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.

112 Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

113 Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

114 Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar-, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoekoverig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek - overig (IVO-o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek - overig door middel van boringen (IVOo) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek -proefsleuven (IVO-p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek - karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek - proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.

115 Bijlage 3: Boorprofielen

116 Legenda (NEN 5104 en ASB) laaggrens (wordt bepaald voor de ondergrens van de beschreven laag) < 0,3 cm D 0,3 - < 3 cm E > 3 cm scherpe overgang overgang geleidelijk diffuse overgang amorfiteit veen (veraardheid)? zwak amorf niet tot zwak veraarde resten A matig amorf structuur nog sterk amorf sterk veraard, structuurloos gezeefd traject

117 Projectnr.: ARO IVO Esweg Nieuw-Roden Bijlage 3: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 001 Boring: 002 Boring: braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker grijsbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalbruin, scherp, homogeen, roestvlekken: veel, omgewerkte grond, dekzand Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donker grijsbruin, AE-horizont, omgewerkte grond, dekzand Zand, matig grof, sterk siltig, grijswit, leemlagen, C-horizont, moedermateriaal, dekzand braak Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak keien, brokken zand, donkerbruin, verstoorde A met B en C, scherp, omgewerkte grond, dekzand Zand, zeer fijn, sterk siltig, witgrijs, geleidelijk, homogeen, C-horizont, moedermateriaal, dekzand Zand, matig fijn, matig siltig, witgrijs, geleidelijk, C-horizont, moedermateriaal, dekzand Zand, zeer fijn, sterk siltig, witgrijs, geleidelijk, C-horizont, moedermateriaal, dekzand braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, sterk siltig, lichtbruin, scherp, BC-horizont, moedermateriaal, dekzand Leem, sterk zandig, lichtbeige, roestvlekken: veel, C-horizont, moedermateriaal, keileem Zand, matig fijn, matig siltig, oranje, scherp, roestvlekken: weinig, C-horizont, moedermateriaal, dekzand Zand, matig grof, matig siltig, grijs, C-horizont, moedermateriaal Boring: 004 Boring: 005 Boring: braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, sterk siltig, lichtbruin, scherp, BC-horizont, moedermateriaal, dekzand Leem, sterk zandig, lichtbeige, roestvlekken: veel, C-horizont, moedermateriaal, keileem braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, sterk siltig, licht grijsbruin, scherp, BC-horizont, moedermateriaal, dekzand Leem, sterk zandig, lichtbeige, roestvlekken: veel, C-horizont, moedermateriaal, keileem braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, sterk siltig, licht grijsbruin, scherp, BC-horizont, moedermateriaal, dekzand Leem, sterk zandig, lichtbeige, roestvlekken: veel, C-horizont, moedermateriaal, keileem Schaal Getekend volgens NEN 5104

118 Projectnr.: ARO IVO Esweg Nieuw-Roden Bijlage 3: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: braak Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, scherp, A-horizont, bouwvoor, dekzand Zand, matig fijn, sterk siltig, licht grijsbruin, geleidelijk, BC-horizont, moedermateriaal, dekzand Zand, matig fijn, matig siltig, neutraalgrijs, C-horizont, moedermateriaal, dekzand Schaal Getekend volgens NEN 5104

119 Kaartbijlage

120 Legenda Plangebied Monumenten met nummer Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde C Rev00! (ABC) Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde OPDRACHTGEVER BA32 NR DATUM WIJZIGING GET. GIS SPECIALIST P.C.Teekens PROJECTLEIDER J. Tolsma SCHAAL 1:3.000 FORMAAT A4 Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd #* Waarnemingen PROJECTOMSCHRIJVING IVO Woningen Esweg, Nieuw-Rooden KAARTTITEL Situatie met IKAW, AMK-terreinen en waarnemingen DATUM STATUS Rev00 BLAD IN BLADEN 1 van 1 WIJZ.NR C0 KAARTNUMMER ARCHIS D:\D08030\Pieter\Nieuw-Rooden\ ARCHIS.mxd

121 !( !( 3!( !( 2!(!( 7 1!( C Rev00! (ABC) NR DATUM WIJZIGING GET. OPDRACHTGEVER BA32 PROJECTOMSCHRIJVING IVO Woningen Esweg, Nieuw-Rooden GIS SPECIALIST P.C.Teekens PROJECTLEIDER J. Tolsma DATUM SCHAAL 1:1.250 FORMAAT A4 BLAD IN BLADEN 1 van 1 KAARTTITEL Situatie met ligging boorpunten STATUS Rev00 WIJZ.NR C0 KAARTNUMMER S D:\D08030\Pieter\Nieuw-Rooden\ S1.mxd

122 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Tolhuisweg DV HEERENVEEN Postbus AA HEERENVEEN T. (0513) E. jet.tolsma@anteagroup.com ISSN: Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs. Disclaimer Antea Group aanvaardt op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.

123 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven Esweg, Nieuw-Roden, gemeente Noordenveld projectnummer definitief revisie juni 2016

124

125 Inhoudsopgave Blz. Samenvatting 2 1 Inleiding 3 2 Eerder onderzoek Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context Aard en ouderdom van de vindplaats(en) 6 3 Onderzoeksopzet Doel en vraagstelling Afwijkingen ten opzichte van het PvE 10 4 Onderzoeksresultaten Onderzoeksopzet Bodemopbouw Sporen en structuren Vondstmateriaal Vuursteen Overig vondstmateriaal 18 5 Conclusies en advies Conclusies (Selectie)advies 23 Literatuur en geraadpleegde bronnen 26 Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ-cyclus Kaartbijlagen AS1 Overzichtstekening

126 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Projectnummer Antea Group OM-nummer Provincie Drenthe Gemeente Noordenveld Plaats Nieuw-Roden Toponiem Esweg Administratieve gegevens Kaartblad 12A Coördinaten NW / NO / ZW / ZO / Opdrachtgever Bouwbedrijf R. van der Sluis Uitvoerder Antea Group Datum uitvoering April 2016 Projectteam J. Tolsma (projectleider) D. la Fèber (senior KNA-archeoloog) J. Mendelts (archeoloog) R. Fens (archeoloog) Vrijgave conform KNA I. Vossen (senior KNA-archeoloog) Bevoegd gezag Gemeente Noordenveld Beheer documentatie Antea Group Vondsten Noordelijk Archeologisch Depot, Nuis Afbeelding 1. Uitsnede topografische kaart 1: met ligging plangebied (niet op schaal). Blad 1 van 26

127 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Samenvatting In opdracht van Bouwbedrijf R. van der Sluis heeft Antea Group op 12, 13 en 14 april 2016 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd aan de Esweg te Nieuw-Roden (gemeente Noordenveld, Drenthe). Het aantal sporen was beperkt tot enkele afval-, zandwin- en leemwinkuilen, een greppel en een karrenspoor. De vondsten uit de nieuwe tijd betreffen botmateriaal en huishoudelijk serviesgoed van keramiek en glas dat grotendeels in deze grondsporen aangetroffen. Het materiaal wijst vermoedelijk niet direct op bewoning op deze plaats, maar moet eerder verbonden worden de ontginning en het gebruik van het perceel voor bosbouw in de nieuwe tijd B en C (ruwweg 19 e en 20 e eeuw). Menselijke aanwezigheid op dit terrein in de prehistorie is aangetoond door de vondst van bewerkt vuursteen, zoals afslagen en werktuigen. Onder het materiaal bevinden zich geen gidsvormen die gedateerd kunnen worden. In algemene zin wordt daarom een datering aangehouden van laat-paleolithicum tot en met de ijzertijd. Het is echter op grond van landschappelijke aanwijzingen, nabijgelegen vindplaatsen en de gebruikte techniek, waarschijnlijk dat het vuursteen dateert uit het laat-neolithicum of uit jongere perioden. Na afronding van de aanleg van de helft van het aantal proefsleuven is (conform PvE) een evaluatiemoment ingelast om te bepalen of het resterende aantal proefsleuven ook zou worden opgegraven. Tijdens het overleg met bevoegd gezag, opdrachtgever en archeologisch uitvoerder (Antea Group) is geadviseerd en overeengekomen om de andere helft van de proefsleuvenonderzoek niet uit te voeren. Er is op basis van het proefsleuvenonderzoek geen verwachting meer dat de naastgelegen archeologische complexen (onder meer celtic field en grafheuvelgroep) nog intact op dit perceel aanwezig kunnen zijn. Aangezien er geen verwachting meer bestaat voor een intacte vindplaats, is er geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig en wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ingrepen. Blad 2 van 26

128 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 1 Inleiding In opdracht van Bouwbedrijf R. van der Sluis heeft Antea Group op 12, 13 en 14 april 2016 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd aan de Esweg te Nieuw-Roden (gemeente Noordenveld, Drenthe). Het plangebied ligt in de hoek van de Esweg (oost) en de Veldweg (zuid). Op het perceel wordt nieuwbouw voorzien van dertien woningen met gezamenlijke oprit. Het archeologisch onderzoek vond plaats in het kader van het bestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw-Roden. Antea Group heeft in het kader van de ontwikkelingsplannen in december 2015 eerst een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en aansluitend hieraan een inventariserend veldonderzoek door middel van archeologische boringen, verkennende fase. Uit dit vooronderzoek bleek dat de aanwezigheid van archeologische resten, in het bijzonder resten van grafheuvels en resten van een celtic field in het plangebied niet konden worden uitgesloten. Om die reden is geadviseerd tot het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. 1 Na afronding van de aanleg van de helft van het aantal proefsleuven is (conform PvE) een evaluatiemoment ingelast om te bepalen of het resterende aantal proefsleuven ook zou worden opgegraven. Tijdens het overleg met bevoegd gezag, opdrachtgever en archeologisch uitvoerder (Antea Group) is geadviseerd en overeengekomen om de andere helft van de proefsleuvenonderzoek niet uit te voeren. In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van het onderzoek. Met de verzamelde gegevens is vervolgens een advies opgesteld over eventueel wel of geen archeologisch vervolgonderzoek. Een proefsleuvenonderzoek is onderdeel van de zogenaamde Archeologische Monumenten Zorg cyclus (AMZ-cyclus). Voor een overzicht van deze cyclus wordt verwezen naar bijlage 2. Het onderzoek is verder uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie La Fèber, Blad 3 van 26

129 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 2 Eerder onderzoek Het plangebied ligt op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld in een zone met hoge of middelhoge verwachting en tevens in de buurt van twee AMK-terreinen (grafheuvels). Bodemingrepen groter dan 1000 m 2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld in zones die op de beleidsadvieskaart in een gebied met hoge tot middelhoge archeologische verwachting plaatsvinden zijn volgens de regels ten aanzien van archeologie in het bestemmingsplan buitengebied Noordenveld 2013 vergunningsplichtig. Op basis van deze onderzoeksplicht is conform de AMZ-cyclus (Bijlage 2) begonnen met een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. 2 Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in de nabije omgeving van het plangebied onderdelen aanwezig zijn van een prehistorisch grafveld (grafheuvelgroep) en van een celtic field. De aanwezigheid van een celtic field wordt vermoed, maar is niet aangetoond. Op de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg liggen twee grafheuvels. Oorspronkelijk zullen deze twee grafheuvels deel uit hebben gemaakt van een groter grafveld. Van deze grafheuvels zullen de meeste zijn geëgaliseerd waardoor hun ligging onbekend is. Gezien de omvang van celtic fields is het te verwachten dat dit eventuele complex oorspronkelijk ook op het terrein van het huidige plangebied heeft gelegen. De verwachting is minder hoog voor andere complexen en andere perioden. Op het dekzand of op het keizand/keileem kunnen vuursteenvindplaatsen uit verschillende steentijdperioden aanwezig zijn. Er kunnen bovendien resten van bewoning in het neolithicum tot ijzertijd/romeinse tijd aanwezig zijn. In de periode middeleeuwen en nieuwe tijd was het gebied niet bewoond en bestond het uit velden en hoogveen. Wel kunnen resten van agrarisch gebruik (ploegen en afplaggen) gevonden worden en, indien de Esweg een opvolger is van een oudere route, kunnen er ook karrensporen of resten van een oudere weg, zoals bermgreppels, aanwezig zijn. Op 21 december 2015 heeft een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase, plaatsgevonden. Volgens het bureauonderzoek heeft de bodem in het plangebied oorspronkelijk bestaan uit een veldpodzol, maar uit de boringen is gebleken dat in het huidige bodemprofiel hiervan enkel de BC-horizont bewaard is gebleven. De A-, E- en B-horizont zijn door ontginning van het bodemprofiel verwijderd of doorgewoeld en in de bouwvoor opgenomen. Uit het vooronderzoek werd geconcludeerd dat de verstoring van de bovenzijde van het profiel in principe de archeologische verwachting van het plangebied naar beneden bijstelt en dat deze lagere verwachting van toepassing is op bijna alle complextypen en perioden genoemd in de gespecificeerde verwachting uit het bureauonderzoek. Niettemin volgde uit het bureauonderzoek een dermate hoge verwachting voor twee specifieke complextypen (een celtic field en een grafveld of grafheuvelgroep), dat vrijgave op grond van het verkennende booronderzoek niet verantwoord werd geacht. 2 Fens & Tolsma, 2015 Blad 4 van 26

130 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Er is daarom een advies geformuleerd om een vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Het advies tot vervolgonderzoek is door het bevoegd gezag, de gemeente Noordenveld, namens deze door Libau, onderschreven. 2.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context Het plangebied ligt op het Drents Plateau ten zuidwesten van Nieuw-Roden. Het huidige landschap in deze fysisch-geografische regio (Drentse zandgronden) is met name gevormd in de laatste ijstijd, het Weichselien, waarbij er een golvend landschap van dekzanden is gevormd. Pakketten met veen, gevorm in het latere Holoceen zijn in de nieuwe tijd grotendeels afgegraven. Geologie De basis wordt gevormd door de Formatie van Drenthe bestaande uit keileem met keizand en zwerfkeien. Hierboven liggen de dekzanden van de Formatie van Boxtel. Op delen van landschap zijn er nog restanten van de holocene afzettingen aanwezig in de vorm van restveen en zandverstuivingen. Geomorfologie en AHN Geomorfologisch ligt het plangebied op een pleistocene grondmorenewelving (afb. 2: roodbruine zone). Ten zuiden hiervan bevindt zich het beekdal van de (nu gekanaliseerde) Steenbergerloop (lichtblauw). In de nabije omgeving komen verder smeltwaterdalen voor (donkerpaars), smeltwaterafzettingen (groen) en pingoruïnes (lichtpaars). Afbeelding 2. Geomorfologische kaart van het plangebied (bron: geoportaal Drenthe). Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000; kaartblad 12W, Stiboka) bestaat de bodem in het plangebied uit een veldpodzol gevormd in lemig fijn zand, waarbij het keileem ondiep ligt (op minder dan 120 cm, Hn23x). Het gebied is relatief goed ontwaterd (grondwatertrap V). Blad 5 van 26

131 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Historische situatie In de nieuwe tijd, tot aan de ontginning in de 19 e en 20 e eeuw lag het plangebied in de heidevelden. Op een kaart van L. Roosmale uit 1852 ligt het plangebied in een gebied dat Vijfde Verloting heette (afb. 3). Het betekent dat dit gebied op de nominatie stond te worden verkaveld en in cultuur te worden gebracht. Aan de westkant van Roden zijn eerdere ontginningen te zien: Lutter Neyland. Ten westen van het plangebied gingen de heidevelden over in een hoogveengebied, waarin al enkele gegraven wijken zichtbaar zijn. Op historische kaarten staat ten noorden van het plangebied de aanduiding Oude Legerplaats vermeld. De term oude legerplaats is doorgaans synoniem voor een celtic field. Afbeelding 3. Kaart van L. Roosmale (1852), ligging plangebied bij benadering (bron: watwaswaar.nl). Mogelijke verstoringen De verstoring van de bovengrond kan zijn ontstaan door grootschalige of zelfs machinale ontginning van de heidevelden in de 19 e en 20 e eeuw. Het gebruik als bosbouwperceel (aanplant, doorworteling, rooien) kan later in de 20 e eeuw nog aanzienlijke schade hebben toegebracht aan de bodem. 2.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) Bekende vindplaatsen Langs de oostzijde van de Esweg zijn kleine verhogingen zichtbaar in de vorm van kruislings geplaatste walletjes met verhogingen op de snijpunten (afb. 4). De oriëntatie hiervan houdt geen verband met de oriëntatie van de huidige verkaveling. Mogelijk betreft het hier restanten van een celtic field uit de late bronstijd/ijzertijd. Ten westen van het plangebied ligt een cirkelvormige laagte met randwal, mogelijk een pingoruïne. Ten oosten van het plangebied liggen enkele ronde heuveltjes. De twee grotere zijn bekende grafheuvels en hebben een de status van archeologisch Rijksmonument. De overige drie heuvels ter plaatse van het hertenkamp kunnen restanten van Blad 6 van 26

132 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis kleinere grafheuvels zijn, maar kunnen ook rencenter aangebrachte landschapselementen zijn. In de richting van het beekdal (zuidzijde) zijn enkele pingoruïnes zichtbaar. grafheuvels AMK AMK10298 pingoruïne (onderzocht Grontmij) laagte met randwal mogelijk celtic field Afbeelding 4. Hoogtekaart op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (bron: AHN.nl / Esri) De twee grote grafheuvels op het terrein van de begraafplaats aan de overzijde van de Esweg zijn in november 1933 door professor A.E. van Giffen van het Biologisch Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht. 3 Een derde grafheuvel was oorspronkelijk aanwezig, maar was kort voor het moment van het onderzoek genivelleerd. De twee onderzochte grafheuvels waren overigens ook al zwaar geschonden toen deze door Van Giffen werden opgegraven en hersteld. Het grafheuvellichaam van grafheuvel 1 bestond uit geel geaderd zand waarin drie kistgraven met steenpakking zichtbaar waren. In het hoofdgraf werden scherven van een touwbeker en de bodem van een andere beker aangetroffen. Verder werden vuursteenvondsten verzameld en ook werd aardewerk uit jongere perioden (ijzertijd) aangetroffen. De grafheuvel dateert uit het laatneolithicum, maar heeft jongere gebruiksfasen. Grafheuvel 2 was met een kringgreppel en een stenenkrans omgeven. Het heuvellichaam bestond uit geelachtig, rood geaderd zand. Onder de grafheuvel bevond zich een ijzeroerbank. Er werden geen vondsten aangetroffen. Het onderzoek van Van Giffen naar de twee grafheuvels heeft vondsten opgeleverd uit het laatneolithicum, de bronstijd en de ijzertijd. De vondstwaarnemingen in ARCHIS corresponderen niet geheel met het verslag dat Van Giffen deed in de Nieuwe Drentse Volksalmanak. De vondstwaarnemingen in ARCHIS geven voor grafheuvel 1 aardewerkscherven van een standvoetbeker en AOO-beker, maar schrijven de vuurstenen artefacten en het jongere aardewerk (late bronstijd-ijzertijd) abusievelijk (?) toe aan grafheuvel 2. Op het AHN zijn meerdere met water gevulde laagten met een randwal gesignaleerd. Eén hiervan is ook in ARCHIS aanwezig. Door onderzoek van Grontmij kon worden vastgesteld dat deze een pingoruïne betrof (waarneming ). Op de randwal werd bewerkingsafval van vuursteen aangetroffen, zeer waarschijnlijk uit één van de steentijdperioden (laat-paleolithicum neolithicum) en/of de bronstijd. 3 Van Giffen, Blad 7 van 26

133 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Het celtic field ten westen van Roden is door J.A. Brongers aan de Rijksdienst gemeld. Uit archiefonderzoek van Brongers blijkt dat het celtic field reeds in de eerste helft van de 19 e eeuw door C.J.C. Reuvens, destijds directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, was gekarteerd. 4 Reuvens beschreef onder meer een groep van ongeveer 30 grafheuvels bij dit celtic field. De twee grafheuvels op de begraafplaats zijn mogelijk de laatste overblijfselen van deze groep. Gespecificeerde verwachting Over het algemeen geldt er een brede verwachting voor meerdere perioden vanaf het middenpaleolithicum tot en met de middeleeuwen en nieuwe tijd. Op het keileemniveau in de ondergrond kunnen mogelijk resten van kampementen uit het midden-paleolithicum voorkomen. Verder kunnen op het dekzand resten van kampementen uit de latere steentijd (laatpaleolithicum neolithicum) en resten van nederzettingen uit het neolithicum-middeleeuwen voorkomen. Ook kunnen resten van agrarische activiteiten voorkomen. Hierbij geldt dat voor de late bronstijd en ijzertijd deze resten in de vorm van een celtic field aanwezig kunnen zijn. Voor de periode middeleeuwen en nieuwe tijd bestaat de agrarische activiteit uit begrazing en het steken van heideplaggen. De verwachting voor resten op het dekzand zelf () is verlaagd gezien de resultaten uit het inventariserend booronderzoek. De huidige Esweg is de voormalige markegrens. De markegrens ligt mogelijk op een oudere route of zandpad. In het plangebied kunnen hieraan gerelateerde resten aanwezig zijn als karrensporen, bermgreppels of grensstenen (middeleeuwen nieuwe tijd). Als deze Esweg een prehistorische oorsprong heeft, kunnen in het plangebied eveneens resten aanwezig zijn van geëgaliseerde grafheuvels. Dit op grond van de nabijheid van de grafheuvels aan de overzijde van de Esweg en de kennis dat deze vaak aan weerszijden van een weg werden opgericht. Van een dergelijke grafheuvel zal enkel de zool nog aanwezig zijn. Daarnaast kunnen sporen van één of meerdere grafkuilen of lijksilhouetten, een kringgreppel of palenkrans of andere ingravingen zichtbaar zijn. De grafheuvels kunnen dateren vanaf het laat-neolithicum tot en met de ijzertijd- Romeinse tijd. Verder kunnen opgevulde en geëgaliseerde pingoruïnes aanwezig zijn, op grond van de nabijheid van pingoruïnes in de omgeving. In pingoruïnes kunnen depots of offerplaatsen voorkomen (meerdere perioden mogelijk). Op een eventuele randwal kunnen bewoningssporen uit de steentijd voorkomen. 4 Brongers, 1973 Blad 8 van 26

134 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 3 Onderzoeksopzet De opzet van het proefsleuvenonderzoek bestond (conform PvE) uit maximaal 17 NW-ZOgerichte archeologisch proefsleuven met een lengte van 20 m en een breedte van 4 m. Uitgaande van een te onderzoeken oppervlakte van ongeveer 1,35 ha en een oppervlakte van maximaal m² aan proefsleuven komt dat neer op een dekkingsgraad van circa 10% van het plangebied. Er is begonnen met een serie proefsleuven parallel aan de Esweg in het oosten van het plangebied (afb. 5; lila proefsleuven). Eén van de proefsleuven is in het verlengde van het aan de oostzijde van het plangebied gelegen trapeziumvormige object (mogelijk restant celtic field) gegraven. Er is één vlak per werkput aangelegd, direct onder de bouwvoor of op het niveau waar de eerste sporen zichtbaar waren. Na het graven van negen proefsleuven (720 m²) is een evaluatiemoment ingelast (conform PvE) om in overleg met de bevoegde overheid te bepalen in hoeverre het graven van de overige acht proefsleuven (afb. 5; gele proefsleuven) zinvol werd geacht. Op grond van inhoudelijke argumenten is ervoor gekozen de overige proefsleuven niet aan te leggen. Er was op basis van de reeds aangelegde proefsleuven namelijk geen verwachting meer dat de verwachte archeologische complexen (onder meer celtic field en grafheuvelgroep) nog intact op dit perceel aanwezig konden zijn. Afbeelding 5. Puttenplan proefsleuven, fase 1 (lila) en fase 2 (niet uitgevoerd, geel) Blad 9 van 26

135 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 3.1 Doel en vraagstelling Het archeologische proefsleuvenonderzoek heeft tot doel het vaststellen of er sporen van de verwachte archeologische complextypen (intact) aanwezig zijn. Verder het karteren en waarderen van eventuele archeologische resten deze sporen. Deze waardering vormt de basis waarop de bevoegde overheid een selectiebesluit kan nemen ten aanzien van de locatie. 1. Hoe is het gesteld met de gaafheid van het bodemarchief ter plaatse, zowel in horizontale als verticale zin? Komen de bevindingen ten aanzien van de gaafheid van het bodemarchief overeen met die uit het booronderzoek? 2. Zijn in het plangebied archeologische grondsporen aanwezig? 3. Zo ja, wat is hun aard, datering en conserveringstoestand? Maken zij deel uit van herkenbare structuren? Zo ja, welke? Strekken de sporen/structuren zich over de hele onderzoekslocatie uit? Behoren de sporen, structuren tot een bepaalde periode/cultuur? 4. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de typologische datering en de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? 5. Wat is de fysieke kwaliteit van sporen en vondsten? 6. Is er een relatie te leggen tussen de (spreiding van) de vondsten en de grondsporen? 7. Is er een relatie te leggen met de bekende vindplaatsen en mogelijke structuren aan de overzijde van de Esweg? 8. Wat is de archeologische waarde van de vindplaats (zeldzaamheid, gaafheid, etc.)? 9. Biedt de onderzoekslocatie mogelijkheden om het toenmalige landschap en landschapsgebruik te reconstrueren? Zo ja, wat kan er gezegd worden over de ontwikkelingen binnen het plangebied? 10. Wat voegen de resultaten van dit onderzoek toe aan hetgeen we nu al weten van de bewoning en het gebruik van de Drentse zandgronden? 11. Indien het onderzoek geen of beperkte (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) archeologische fenomenen oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: a) aantoonbare afwezigheid van bewoning en / of actief landgebruik, b) verstoring van recente antropogene aard, c) beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, d) beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door werk- of weersomstandigheden. 3.2 Afwijkingen ten opzichte van het PvE Het onderzoek is conform PvE uitgevoerd. Het terrein was niet geheel vrij van bomen, stronken en houtafval. Deze zijn voor het onderzoek deels gerooid. Binnen het plangebied was aan de noordzijde een grote betonplaat aanwezig. Hierop diende de tweede rij proefsleuven te worden aangepast en zijn de sleuven soms wat dichter op elkaar gegraven. Fase 2 van het onderzoek is in overleg met bevoegd gezag (conform PvE) niet uitgevoerd (zie boven). Blad 10 van 26

136 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 4 Onderzoeksresultaten 4.1 Onderzoeksopzet Datum uitvoering 12, 13 en 14 april 2016 Veldteam Weersomstandigheden D. la Fèber, J. Mendelts Zonnig, -2-17ºC, O4 Binnen het plangebied zijn acht proefsleuven van gegraven van 20 x 4 m en tot circa 0,4 m -mv. Bij het graven van werkput 9 bleken er grootschalige verstoringen aanwezig en hier is de werkput versmald tot bakbreedte doorgezet tot buiten het verstoorde gebied. Om te voldoen aan het oppervlakte criterium is deze werkput iets verlengd tot circa 30 m. De oostelijke wand van alle werkputten is volledig opgeschaafd en de profielwand is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische sporen / antropogene verstoringen. Bij aanwezigheid van sporen is het betreffende deel van de wand gedocumenteerd. Bij afwezigheid van sporen is volstaan met twee profielwanden per werkput. Aanlegvondsten zijn verzameld per 5 m strekkende meter (vakken 4x5 m). 4.2 Bodemopbouw Binnen het plangebied zijn twee bodemtypen te onderscheiden. Aan de noordzijde bevindt zich een deels geërodeerd pakket keileem afgedekt door een dunne laag dekzand. De top van het keileem is zandig en is, als gevolg van stagnerend regen- dan wel grondwater, matig tot sterk roesthoudend. Verder bevat het veel natuurlijk (vuur)steen. In het archeologisch vlak is lokaal natuurlijk keizand vastgesteld. Hier zijn het zand en leem weggespoeld en resteert de grove fractie. Op andere plaatsen in het vlak en verder naar de diepte bevindt zich een sterk zandige lichtblauwe (kei)leem met roestvlekken. Het keileem is aan de noordzijde afgedekt door een dunne laag dekzand (maximaal 0,3 m). Door bodembewerkingen is de top van het keileempakket vermengd geraakt met de huidige bouwvoor. Onder de bouwvoor op de top van het zandige leem is plaatselijk nog het restant aanwezig van een slecht ontwikkelde vernatte podzol inspoelingslaag (B- dan wel B/C-zone). De bovengrond is over het algemeen sterk humeus en vrijwel zeker heeft dit deel van het terrein in natte perioden veel last van stagnerend water. Naar het zuiden, richting het beekdal van de Steenbergerloop, was er een sterke gradiënt van het keileempakket. Dit reliëf is echter grotendeels verdwenen door de afzetting van een dik pakket dekzand. Het zand binnen het plangebied bestaat uit goed gesorteerd zwak siltig fijn tot zeer fijn zand. Met name in de ondergrond is dit zand volledig wit wat aangeeft dat de zandkorrels volledig zijn ontdaan van ijzer en de bodem in de huidige situatie ook niet onder invloed staan van het (ijzerhoudend) grondwater. In de opbouw van dit dekzand zijn plaatselijk tussen 0,7 en 0,8 m -mv. lemige laagjes (matig siltig fijn zand) vastgesteld (zie ook afb. 7). Het betreft hier waarschijnlijk materiaal dat is afgespoeld van het hoger gelegen (noordelijke) keileemplateau. In de top van het dekzand heeft zich van nature een veldpodzol gevormd. Deze is echter door bodembewerkingen tot circa 0,3 m -mv. volledig verstoord. Dieper gelegen grondlagen zijn verder grotendeels verstoord door ingravingen als zandwin- en afvalkuilen. Blad 11 van 26

137 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 4.3 Sporen en structuren In de negen gegraven proefsleuven (werkputten) zijn, naast vier natuurlijke sporen (S9000- S9003) achttien archeologische sporen beschreven. Hun ligging is weergegeven op tekening AS1. De sporen zijn op te delen in verschillende categorieën. Tabel 1. Aangetroffen grondsporen per categorie. Categorie Aantal spoornummers afvalkuilen 2 (zandwin)kuilen 5 (paal)kuilen 3 greppel 1 karresporen 2 natuurlijk 5 In werkput 1 (zuidoostzijde) is één grote afvalkuil aangetroffen (spoornummer S7). Het betreft een grote diepe kuil gevuld met veel zand en modern afval (plastic, porselein, geëmailleerde pan, glas). Op basis van informatie van de eigenaar, die het terrein reeds 40 jaar in eigendom heeft, wordt afgeleid dat het materiaal dateert van (kort) voor deze datum. In werkput 7 (noord midden terrein) is verder nog een kleine afvalkuil aangetroffen met de (deels verbrande) resten van een varken en een roestige spijker. Vrijwel zeker betreft het ook hier (sub)recent materiaal dat is gedeponeerd toen het terrein nog niet in gebruik was door de huidige eigenaar. Met name aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied zijn er in het dekzand (werkputten 2 en 9) meerdere zandwinkuilen aangetroffen (S1, S16, S17 en S18). De kuilen verschillen onderling sterk in vorm en afmetingen. Hun vulling bestaat over het algemeen over teruggestorte bouwvoor met in andere kuilen ook restanten van oorspronkelijke E- en B-horizonten. Waarschijnlijk betreft het hier verschillende perioden van winning. In een coupe door enkele kuilen kon worden vastgesteld dat twee waren ingegraven tot circa 0,6 m -mv. en een kuil tot een diepte van 1,1 m -mv. De kuilen waren vondstloos en kunnen niet worden gedateerd. Blad 12 van 26

138 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Afbeelding 6. Zandwinkuilen in werkput 2 gezien vanuit het zuiden Afbeelding 7. Coupe door drie zandwinkuilen in werkput 2 gezien vanuit het oosten. Nabij de linker kuil zijn in de natuurlijke opbouw meerdere lemige spoellaagjes te zien (rode pijl). Op meerdere plaatsen zijn de zandwinkuilen zelf verstoord door moderne verstoringen. Het is hierbij niet duidelijk of dit ook te maken heeft met zandwinning of dat het hier vergravingen voor het storten voor afval betreft (als S7 in werkput 1). In werkput 7 zijn de genoemde afvalkuil een tweetal kuilen (S8 en S9), een greppel (S10) en twee paalkuilen (S11 en 12), ook twee karresporen aangetroffen (S14 en S15). Een van de kuilen (S8) had een restdiepte van 0,4 m en was gevuld met homogeen sterk humeus zand met stenen. De tweede kuil reikte tot een diepte van circa twee meter beneden het archeologisch vlak en was gevuld met zwak humeus matig fijn zand, brokken humeus zand, brokken leem en stenen. Mogelijk betreft het een dichtgeworpen kuil voor leemwinning. Beide kuilen waren zonder dateerbare vondsten, maar op basis van de kleurovergangen en de losse pakking lijken beide kuilen (sub)recent. Blad 13 van 26

139 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Spoor S10 is een greppel met een restdiepte van 0,1 m. De greppel staat volledig haaks op de Esweg. De vulling bestaat uit sterk humeus fijn zand en is qua samenstelling niet van de bouwvoor te onderscheiden. In de greppel is een kleine puin en glas aangetroffen (vnr. 12). Waarschijnlijk is de greppel bij grondbewerkingen dichtgeworpen. De paalsporen S11 en S12 hebben beide een restdiepte van 0,15 m. Beide hebben een vrij rechthoekig profiel. S11 heeft een vulling van losgepakt sterk donkerbruin humeus zand. S12 is gevuld met een vlekkerig mengsel van humeus en lichtgrijs lemig fijn zand. Beide sporen waren vondstloos. Er zijn geen verdere paalgaten aangetroffen en beide lijken geen onderdeel van een grotere constructie. De karresporen hadden onder de bouwvoor nog een restdiepte van 0,1 m. Het karrespoor is afkomstig van een kar/karren met een asbreedte van circa 1,2 m. De vulling van het spoor betrof puinhoudend grijs, zwak humeus fijn zand. Gezien de diepte van de sporen ten opzichte van het maaiveld zullen de sporen veel dieper zijn geweest. Mogelijk zijn er meer geweest maar deze zijn opgenomen in de bouwvoor. Wel duidt het restant van slechts een enkel spoor op een extensief gebruik. De oriëntatie van de sporen (NO-ZW) staat iets schuin op de huidige Esweg. Deze Esweg betreft een oude verbindingsweg en de karresporen worden gezien als een aftakking vanaf deze weg het cultuurland in. Afbeelding 8. De karresporen S14 en S15 in het vlak van werkput 7 (rode pijlen). In alle werkputten is het oostelijke profiel (buiten de grootschalige verstoringen) opgeschaafd en onderzocht op antropogene afwijkingen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid oude akkersystemen. Hierbij is gelet op greppels, walletjes en fossiele akkerlagen. Deze zijn echter niet aangetroffen. Blad 14 van 26

140 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Vondstmateriaal Er zijn veertien vondstnummers uitgegeven. In totaal zijn er 56 vondsten verzameld (totaal 511 gram; zie tabel 2). Tabel 2. Vondstmateriaal uitgesplitst naar categorie. Categorie Aantal Gewicht (gr.) keramiek (keramisch) bouwmateriaal 1 18 botmateriaal 3 64 ijzer 1 4 glas 5 75 vuursteen Totaal Vuursteen Er zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek 39 stukken vuursteen verzameld (tabel 4). 5 Gezien de ondiepe ligging van het keileem en daarmee de aanwezigheid van natuurlijke, onbewerkte vuursteenknollen zijn in het veld enkel de stukken verzameld met mogelijke antropogene bewerkingssporen. Deze bewerkingssporen bestaan uit antropogene afslagkenmerken, overige bewerkingssporen en sporen van schade door verhitting. Alle vuurstenen objecten met uitzondering van één object betreft aanlegvondsten en komen uit dezelfde context, te weten de bouwvoor (S9000; vondstnummer 2 tot en met 10 en vondstnummer 14). Eén object is aangetroffen in een greppel (S10, vondstnummer 12). Tabel 4. Vuursteenvondsten per categorie. Categorie Aantal Gewicht (gr.) percentage verbrand Knol ,6 100 % Vorstsplijtstuk 9 71,1 67 % Fragment 7 4,9 100 % Potlid 1 0,1 100 % Afslag 7 18,8 0 % Kernvernieuwing / kerncorrectie 2 6,8 0 % Gebruiksretouche 1 2,9 0 % Geretoucheerd (kerf) 1 4,6 0 % Schrabber 1 7,1 0 % Totaal ,9 gem: 62 % De knol uit de greppel betreft een natuurlijke vuursteenknol (29,3 gram) met lichte sporen van verbranding (verkleuring door roetvorming). Deze vuursteenknol heeft geen overige sporen van bewerking en is gezien zijn vorm vrij ongeschikt voor gewone kernreductie. Het object past niet bij de rest van de vuursteenassemblage. Het is zeer goed mogelijk dat deze knol pas in recente tijden aan vuur is blootgesteld. Het is evenwel mogelijk dat de verbranding een antropogene, prehistorische oorsprong heeft en het object in de nieuwe tijd in de vulling van de greppel terechtgekomen is. 5 Determinatie R. Fens. Voor zover in deze paragraaf niet behandeld wordt voor het begrip van classificatie van vuursteen verwezen naar Amkreutz (red.), Blad 15 van 26

141 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Ook de rest van de vuursteenassemblage mag a priori niet als eenheid worden beschouwd. De vuurstenen zijn namelijk aangetroffen in een laag die is ontstaan door verstoring van het bodemprofiel. Hierbij zijn aanwijzingen van verticale en horizontale verstoring van het bodemprofiel, maar geen aanwijzingen voor ophoging van het terrein met gebiedsvreemde aarde. Het kan daarom wel aangenomen worden dat de vuursteenvondsten uit de bouwvoor (S9000) een lokale depositie betreft. De assemblage kan worden opgedeeld in twee groepen die weinig met elkaar te maken hebben. Het materiaal bestaat enerzijds uit vondsten die het resultaat van kernreductie zijn (afslagen, kerncorrectie en kernvernieuwingsstuk) of met het gebruik van vuursteen (geretoucheerde stuk en schrabber), en bestaat anderzijds uit materiaal dat geen of slechts geringe sporen van bewerking vertoont (vorstsplijtstukken, fragmenten en onbewerkte knollen) en sporen van zware verbranding vertonen (gecraqueleerd oppervlakte en witverkleuring). Gecraqueleerde en witverkleurde vuurstenen objecten De gecraqueleerde en witverkleurde objecten zijn geclassificeerd als onbewerkte knol (afb. 8), als vorstsplijtstuk, als potlid en als fragment. Een vorstsplijtstuk ontstaat door inwerking van vocht in spleten van de steen waardoor bij vorst delen van de knol afsplijten. Vorstsplijtstukken kunnen echter ook het resultaat zijn van menselijk handelen, bijvoorbeeld door een vuursteenknol op te splitsen door deze te kraken, waardoor de knol langs interne vorstscheuren uiteenvalt. Een potlid is een schelpvormig stuk vuursteen dat door inwerking van hitte uit het oppervlak van de steen spat. Een fragment is een afgebroken onderdeel van een grondvorm die door de mate van verbranding echter niet kan worden herkend. Afbeelding 8. Witverkleurde en gecraqueleerde natuurlijke vuursteenknol. De maatbalk betreft de schaal in millimeters. Op vindplaatsen uit de steentijd is een groot deel van de vuursteen in een concentratie verbrand en hierin kan doorgaans menselijk handelen worden verondersteld. Voor de huidige vindplaats geldt echter dat geen van de gecraqueleerde vuurstenen andere sporen van bewerking, zoals afslagkenmerken, bezit. Het is om die reden zelfs aannemelijk dat de dehydratie en scheurvorming door intense hitte en afkoeling door bosbranden of heidebranden is ontstaan. 6 Deze branden kunnen evenwel opzettelijk door de mens zijn aangestoken. 6 Beuker (2010: p. 62) onderschrijft de mogelijkheid dat dergelijke verbrandingssporen op vuurstenen een natuurlijke oorzaak kunnen hebben. Blad 16 van 26

142 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Bewerkte vuurstenen Er zijn drie vorstsplijtstukken die door menselijk handelen kunnen zijn gevormd, namelijk door het kraken van de knol tijdens de selectie van de grondstof. De zeker door menselijk handelen ontstane artefacten bestaan uit twee werktuigen en tien afslagen, waaronder een kernvernieuwingsafslag en een kerncorrectieafslag, een gebroken afslag met mogelijke gebruiksschade (gebruiksretouche). De afslag met gebruiksretouche is gebroken en het mediale en distale fragment is hiervan overgebleven. Deze afslag eindigt in een hinge, wat over het algemeen wordt beschouwd als bewerkingsfout. Onder de afslagen zijn drie decorticatieafslagen waarvan de dorsale zijde voor 70% of meer uit cortex of oud vlak bestaat. Zij behoren in principe tot een vroeg stadium van bewerking, namelijk van het schillen van de vuursteenknol. Eén van deze decorticatiestukken heeft duidelijke preparatiesporen, om het slaan van de afslag te vergemakkelijken. De werktuigen bestaan uit een afslag met een geretoucheerde kerf en uit een schrabber. De afslag met geretoucheerde kerf is enigszins klingvormig te noemen vanwege de twee parallelle negatieven op het dorsale vlak. De afslag eindigt vroegtijdig in een hinge. Het tweede werktuig is een eindschrabber die vervaardigd is van een bijgewerkte afslag. De schrabber heeft een concave (afb. 9, linker voorzijde) en een convexe werkrand (afb. 9, rechter voorzijde) die op elkaar aansluiten. Door een (recente) beschadiging in het convexe gedeelte heeft het werktuig een punt aan de voorzijde. Het proximale gedeelte van de afslag (de slagbult) is verwijderd en op het dorsale vlak zijn slordige sporen van verdunning aanwezig. Deze verdunning kan zijn aangebracht om het werktuig te kunnen schachten in een handvat. Ten slotte is opvallend aan dit werktuig dat kleine scheurtjes in de steen donker zijn gekleurd; het betreft mogelijk achtergebleven restanten van het gebruik of van een kleefmiddel (teer of hars) ten gevolge van de schachting. Afbeelding 9. Links: Eindschrabber (vondstnummer 8); rechts: afslag met kerf (vondstnummer 3). Interpretatie Het aantal aangetroffen vuurstenen is te gering om hieraan duidelijke technologische, typologische of functionele conclusies te verbinden. Er kan in algemene termen geconcludeerd worden dat er sprake is van een dunne spreiding van bewerkt vuursteen dat dateert tussen het Blad 17 van 26

143 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis laat-paleolithicum en de ijzertijd. In technologisch opzicht overheerst de afslagtechniek. Alleen de afslag met geretoucheerde kerf is enigszins klingvormig te noemen vanwege de parallel dorsaalnegatieven. De twee werktuigen zijn op typologische gronden niet te dateren. De schrabber vertoont op het dorsale vlak enige sporen van verdunning. Oppervlakteretouche en verdunningsmethoden zijn vooral bekend uit de periode van de enkelgrafcultuur en de klokbekercultuur (laat-neolithicum). 7 De vuursteenindustrie van het laat-neolithicum en jongere perioden is vrij slecht bekend, aangezien er, anders dan bijvoorbeeld voor het mesolithicum of het midden-neolithicum, geen omvangrijke vuursteenconcentraties uit deze periode bekend zijn. Vanuit landschappelijk oogpunt ligt de vindplaats op de rand van een keileemrug en hierop is de menselijke aanwezigheid vaker is aangetoond voor de periode late prehistorie, laat-neolithicum tot ijzertijd, dan voor de periode laat-paleolithicum en mesolithicum. In de trechterbekercultuur benutte men de flanken van de Hondsrug, maar woonde men over het algemeen nog op de beter ontwaterde zandgronden. Ook de meest nabijgelegen vindplaatsen (grafheuvels en celtic field) dateren uit het laat-neolithicum, bronstijd en de ijzertijd Overig vondstmateriaal In een van de afvalkuilen (werkput 7, S13, vnr. 11) bevonden zich drie fragmenten bot en een gebogen ijzeren nagel. De botresten zijn van matige kwaliteit en deels gefragmenteerd. Eén van de botten betreft een proximaal verbrande rechter femur van een varken (Sus domesticus). Het dier was ouder dan 3 jaar toen het overleed. De overige resten zijn te gefragmenteerd voor een eenduidige identificatie op soort, maar het betreft resten van een zoogdier. 8 Uit de andere afvalkuil (werkput 1, S7, vnr. 1) zijn verder zeven scherven keramiek en drie scherven glas aangetroffen. Als laatste kwam uit de greppel (werkput 7, S10, vnr. 12) resten van glaswerk, keramisch bouwmateriaal (dakpanfragment) en een licht verbrande vuursteenknol. De vuursteenknol is vermoedelijk geen prehistorische vondst (zie paragraaf ). In alle gevallen betreft het hier (sub)recent vondstmateriaal (nieuwe tijd C) dat is waarschijnlijk is gedeponeerd voordat de huidige eigenaar het terrein in eigendom kreeg en er een (kerst)boomkwekerij vestigde (circa 1975). 7 zie Beuker, 2010: p Det. D. la Fèber Blad 18 van 26

144 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis 5 Conclusies en advies 5.1 Conclusies Antea Group heeft op 12, 13 en 14 april 2016 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd aan de Esweg te Nieuw Roden (Drenthe). Na afronding van de aanleg van de helft van het aantal proefsleuven is (conform PvE) een evaluatiemoment ingelast om te bepalen of het resterende aantal proefsleuven ook zou worden opgegraven. Tijdens het overleg met bevoegd gezag, opdrachtgever en archeologisch uitvoerder (Antea Group) is geadviseerd en overeengekomen om de andere helft van de proefsleuvenonderzoek niet uit te voeren. Het aantal sporen was beperkt. Er zijn met name zandwinkuilen aangetroffen en verder enkele afval- en paalkuilen, één karrenspoor en een greppel. Daar waar deze sporen vondstmateriaal opleverden betrof het materiaal uit de nieuwe tijd. Uit de verstoorde bouwvoor zijn bij de aanleg meerdere stuks bewerkt vuursteen aangetroffen die wijzen op het gebruik van het gebied in de prehistorie. Onder het materiaal bevinden zich geen gidsvormen die gedateerd kunnen worden. In algemene zin wordt daarom een datering aangehouden van laat-paleolithicum tot en met de ijzertijd. Het is echter op grond van landschappelijke aanwijzingen, nabijgelegen vindplaatsen en het gebruik van verdunningstechniek die tot doel had de schrabber te kunnen schachten, waarschijnlijk dat het vuursteen dateert uit het laat-neolithicum of uit jongere perioden. 1. Hoe is het gesteld met de gaafheid van het bodemarchief ter plaatse, zowel in horizontale als verticale zin? Komen de bevindingen ten aanzien van de gaafheid van het bodemarchief overeen met die uit het booronderzoek? Alleen de oostelijke helft van het terrein is onderzocht door middel van proefsleuven. Aan de zuidzijde bevindt zich een dik dekzandpakket waarin vele ingravingen zijn vastgesteld. Het oorspronkelijke podzolprofiel is vrijwel volledig verstoord. De verstoringen reiken hier plaatselijk tot meer dan 1,0 m -mv. Aan de noordzijde van het perceel reikt het pakket dekzand tot maximaal 0,3 m -mv. en is de top van het hieronder gelegen geërodeerde keileem ook deels verstoord door bodembewerkingen. Van de vernatte podzol resteert veelal alleen de onderzijde van een B-horizont. Deze geschonden situatie van de bodem was ook in het booronderzoek naar voren gekomen. 2. Zijn in het plangebied archeologische grondsporen aanwezig? Er zijn in de negen werkputten enkele archeologische grondsporen vastgesteld. Het betreft vooral zandwinputten die door het ontbreken van vondsten niet kunnen worden gedateerd. De wel te dateren sporen zoals twee afvalkuilen en een greppel dateren op basis van de vondsten uit de nieuwe tijd. 3. Zo ja, wat is hun aard, datering en conserveringstoestand? Maken zij deel uit van herkenbare structuren? Zo ja, welke? Strekken de sporen/structuren zich over de hele onderzoekslocatie uit? Behoren de sporen, structuren tot een bepaalde periode/cultuur? De grondsporen bestaan uit afval-, leem- paal- en zandwinkuilen, een karrenspoor en een greppel. De greppel ligt in haakse richting op de Esweg. De greppel en afvalkuilen leverden spaarzame vondsten op die te dateren zijn in de nieuwe tijd C (>1800). Deze sporen zijn daarom vermoedelijk te relateren aan de ontginning van het gebied in de 19e eeuw. De restdiepte van enkele kuilen is zeer ondiep, andere reiken tot meer dan een meter beneden het vlak. De bovenzijde van de sporen is door de latere grondwerkzaamheden volledig gehomogeniseerd. De Blad 19 van 26

145 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis (vondstloze) leem- en zandwinputten kunnen niet worden gedateerd. Op basis van verschillen in de vulling dateren de zandwinkuilen in ieder geval uit meerdere perioden en zijn daarna deels opnieuw vergraven. Omdat de huidige eigenaar het perceel naar eigen zeggen reeds 40 in gebruik heeft als grasland en later als kerstboomkwekerij dateren de sporen uit de periode voor Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de typologische datering en de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? Het vondstmateriaal bestaat uit voornamelijk vuursteen met verder enkele stuks keramiek, keramisch bouwmateriaal, glas, ijzer en bot. Het bewerkte vuursteenmateriaal is ruwweg te dateren tussen het laat-paleolithicum en de ijzertijd, maar binnen deze zeer ruime periode liggen het laat-neolithicum, de bronstijd of de ijzertijd het meest voor de hand. Het gaat om een dunne materiaalspreiding. Het materiaal is te interpreteren als een off-site patroon of duidt op een afgeschoven of anderszins verstoorde (nabijgelegen) vindplaats. Onder de gecalcineerde en witverkleurde (verbrande) vuurstenen bevinden zich vrij veel onbewerkte knollen en vorstsplijtstukken. Het overige materiaal is in zeer lage hoeveelheden aangetroffen en bestaat uit serviesgoed van keramiek en glas, een dakpanfragment, ijzer en bot. Deze zijn te dateren in de nieuwe tijd C. 5. Wat is de fysieke kwaliteit van sporen en vondsten? Zie voor de conservering van de sporen bij vraag 3. De categorieën vuursteen, aardewerk, glas en keramisch bouwmateriaal zijn goed bewaard. De ijzeren nagel is gecorrodeerd. Het botmateriaal matig geconserveerd en deels gefragmenteerd. 6. Is er een relatie te leggen tussen de (spreiding van) de vondsten en de grondsporen? De vondsten uit de nieuwe tijd zijn verbonden met de antropogene grondsporen. Hiertoe behoort ook een vuurstenen knol met lichte verbrandingssporen. De overige vuursteenvondsten zijn allemaal afkomstig uit de verstoorde bouwvoor. 7. Is er een relatie te leggen met de bekende vindplaatsen en mogelijke structuren aan de overzijde van de Esweg? De kans is vrij groot dat de archeologische structuren aan de oostzijde van de Esweg, op basis van de geschatte omvang van de complexen, zich tot binnen het plangebied hebben uitgestrekt. Het bodemprofiel in de proefsleuven is echter erg verstoord en ook in de profielwanden zijn geen aanwijzingen gevonden voor hun aanwezigheid. De verzamelde vuursteenvondsten suggereren qua globale datering wel dat er een relatie is met de complexen aan de overzijde van de Esweg. Het probleem is hier echter dat de vuursteenvondsten niet nauwkeurig gedateerd kunnen worden. Het is echter niet aannemelijk dat de vuursteenvondsten een of meer grafinventarissen betreffen. 8. Wat is de archeologische waarde van de vindplaats (zeldzaamheid, gaafheid, etc.)? Voor een waardering van de op de locatie aangetroffen archeologische resten locatie wordt verwezen naar paragraaf Biedt de onderzoekslocatie mogelijkheden om het toenmalige landschap en landschapsgebruik te reconstrueren? Zo ja, wat kan er gezegd worden over de ontwikkelingen binnen het plangebied? De bovengrond binnen de oostelijke helft van het plangebied is tot 0,4 m -mv. verstoord. In de bouwvoor en hieronder zijn enkele sporen aangetroffen die aanwijzingen geven ten aanzien van het landschapsgebruik en de ontwikkeling. Blad 20 van 26

146 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Het aangetroffen vuursteen is niet secundair en wijst op een extensief gebruik van het plangebied in de steentijd. Mogelijk is er een relatie met de grafheuvels aan de oostzijde van de Esweg. Gezien de duidelijke tweedeling in bodemopbouw is het zuidelijke deel, met een dik pakket dekzand, meerdere malen gebruikt voor de zandwinning. Aan de noordzijde is, getuige een diepe kuil, waarschijnlijk leem gewonnen. Zonder vondsten kunnen deze activiteiten niet in de tijd worden geplaatst. Het noordelijk deel heeft, gezien de grote hoeveelheid roest direct onder bouwvoor en de sterk humeuze bovengrond, in natte seizoenen veel last van stagnerend water. Het gebruik van het terrein als cultuurgrond volgt uit enkele losse verspreide paalgaten, een ontwateringsgreppel en een enkel karrespoor vanaf de Esweg. De afvalkuilen zijn gedateerd in de nieuw tijd C en wijzen ook niet op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. 10. Wat voegen de resultaten van dit onderzoek toe aan hetgeen we nu al weten van de bewoning en het gebruik van de Drentse zandgronden? Gezien de geringe hoeveelheid sporen en vondsten en de grootschalige verstoringen is de bijdrage van dit onderzoek gering. 11. Indien het onderzoek geen of beperkte (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) archeologische fenomenen oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: a) aantoonbare afwezigheid van bewoning en / of actief landgebruik, b) verstoring van recente antropogene aard, c) beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, d) beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door werk- of weersomstandigheden Slechts de helft van het plangebied is onderzocht door middel van proefsleuven. Hierbij zijn aan de zuidzijde (dekzandgebied) grootschalige (sub)recente verstoringen aangetoond. Aan de noordzijde bleek het gebied erg nat door op de keileem stagnerend regen/grondwater. Er zijn weinig tot geen vondsten gedaan die wijzen op bewoning ter plaatse dan wel intensief landgebruik. Wel zijn er, met name op de zuidelijke helft veel sporen van zandwinning (antropogene verstoring). Er waren geen belemmeringen voor het doen van archeologische waarnemingen. 5.2 Waardering Het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek aan de Esweg betreft een karterend en waarderend onderzoek. Er is in de eerste plaats gekeken naar de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen (karteren). De aangetroffen vindplaats is vervolgens ook gewaardeerd op fysieke (en inhoudelijke) kwaliteiten, waaruit een waardestelling volgt. Aan de hand van deze waardestelling wordt geadviseerd of de vindplaats al dan niet behoudenswaardig is. De waardering van een vindplaats geschiedt aan de hand van een aantal criteria zoals vastgelegd in de KNA 3.3. Het proces van waarderen kan schematisch worden weergegeven zoals in Afbeelding 10. In dit proces zijn een aantal stadia te onderscheiden die aan de hand van verschillende criteria doorlopen moeten worden. Blad 21 van 26

147 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Afbeelding 10. Processchema waarderingscriteria archeologische vindplaatsen. Beleving De criteria 'schoonheid' en 'herinneringswaarde' hebben betrekking op nog zichtbare relicten in het landschap en een associatie van de vindplaats met een historische gebeurtenis. De aangetroffen sporen zijn niet zichtbaar in landschap. Er zijn geen onderdelen aanwezig die scoren op het aspect schoonheid of herinneringswaarde. Fysieke kwaliteit Wanneer het belevingsaspect niet kan worden bepaald, dient ook de fysieke kwaliteit van de vindplaats meegenomen te worden. De fysieke kwaliteit wordt vastgesteld aan de hand van twee criteria: 'gaafheid' en 'conservering', waarbij het eerste betrekking heeft op de vindplaats als geheel en het tweede op de conserveringstoestand van het vondstmateriaal. Beide criteria worden gescoord tussen 1 (laag) en 3 (hoog). Het weinige vuursteen dat is aangetroffen komt uit de verstoorde bouwvoor (12-15 stuks) en betreft slechts een dunne spreiding. Geen van de stukken is in situ aangetroffen. Er is binnen het aangetroffen vuursteen geen volledig spectrum aan afvalmateriaal en werktuigen aanwezig om te spreken van een vindplaats. Daarnaast zijn er sporen van andere activiteiten aangetroffen, met name zand- en of leemwinning en twee afvalkuilen met alleen (sub)recent materiaal. Verder is er een greppel en een karrespoor aanwezig. De vastgestelde paalgaten maken geen deel uit van een structuur. De gaafheid van de vindplaats is slecht (vuursteen) tot matig (weinig restdiepte greppel en karrespoor, deel van de zandwinkuilen recent vergraven). (score 1). De conservering van het vondstmateriaal en de restanten van de sporen is goed (vuursteen) tot matig (overige vondsten, vergraven sporen) (score 2). Een vindplaats is behoudenswaardig als deze op de fysieke kwaliteit bovengemiddeld scoort ( 5). Is de score lager dan wordt ook gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit. Indien één van deze criteria hoog scoort (3) is een vindplaats alsnog behoudenswaardig. Blad 22 van 26

148 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Inhoudelijke kwaliteit Zand- en leemwinkuilen, karresporen en greppels zijn niet zeldzaam en worden met grote regelmaat aangetroffen tijdens proefsleuvenonderzoeken in Drenthe. Hun informatiewaarde is laag, en de ensemblewaarde en de representativiteit van de hier aangetroffen sporen is gering. Op de inhoudelijke kwaliteit wordt daarom laag gescoord. Tabel 3. Scoretabel waardestelling vindplaats (periferie van de huiswierde). Waarde Criteria Score Beleving Schoonheid (wordt niet gescoord) Herinnering (wordt niet gescoord) Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 2 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1 Informatiewaarde 1 Ensemblewaarde 1 Representativiteit (Selectie)advies Er is op basis van het proefsleuvenonderzoek geen verwachting meer dat de naastgelegen archeologische complexen (grafheuvelgroep en mogelijk celtic field) nog intact op dit perceel aanwezig zijn. Aangezien er geen verwachting meer bestaat voor een intacte vindplaats, is er geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig en wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ingrepen. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Een vondstmelding dient zo spoedig mogelijk te worden gedaan bij de provinciaal archeoloog van Drenthe (dhr. Wijnand van der Sanden) en daarnaast bij de gemeente Noordenveld, Antea Group Heerenveen, juni 2016 Blad 23 van 26

149 Antea Group Archeologie 2016/52 Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven projectnummer juni 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. van der Sluis Literatuur en geraadpleegde bronnen Amkreutz, L. (red.), 2016: Vuursteen verzameld: over het zoeken en onderzoeken van steentijdvondsten en vindplaatsen. (Nederlandse Archeologische Rapporten 50). Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort. Berendsen, H.J.A., 2004 (4 e druk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Beuker, J.R., 2010: Vuurstenen werktuigen: technologie op het scherp van de snede. Sidestone, Leiden. Borsboom, A.J., & J.W.H.P. Verhagen, 2009: KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel Proefsleuvenonderzoek (IVO-P). SIKB Brongers, J.A., 1973: 1833; Reuvens in Drenthe. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse archeologie in de eerste helft van de negentiende eeuw. Rijksdienst voor het Oudheidskundig Bodemonderzoek/Fibula-Van Dishoeck. Fèber, D.J. la, 2016: PvE Esweg Nieuw-Roden: Archeologisch proefsleuvenonderzoek op een terrein aan de Esweg te Nieuw-Roden. Antea Group, Heerenveen. Fens, R. & J. Tolsma, 2016: Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen plangebied woningen Esweg. Nieuw-Roden, gemeente Noordenveld. Antea Group Archeologie 2015/169 Giffen, A.E., van, 1935: Oudheidkundige aantekeningen over Drentsche vondsten, Nieuwe Drentse Volksalmanak pp Smit, B.I., 2010: Valuable flints: research strategies for the study of early prehistoric remains from the Pleistocene soils of the Northern Netherlands. Barkhuis, Groningen. Spek, T. 2004: Het Drentse esdorpenlandschap. Uitgeverij Matrijs Tolsma, J. 2014: Archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van aanleg van een aardgastransportleiding Wapse - Vinkega. Antea Group Archeologie 2014/65 Kaarten Bodemkaart van Nederland, 1:50000, STIBOKA, kaartblad 12W Topografische kaart 1:25000 ( Blad 26 van 26

150 Bijlage 1: Archeologische perioden

151 Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum ( voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum ( voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum ( voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd ( voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd ( voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen ( na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen ( na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.

152 Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

153 Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

154 Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar-, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoekoverig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek - overig (IVO-o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek - overig door middel van boringen (IVOo) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek -proefsleuven (IVO-p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek - karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek - proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.

155 Project_code : Project_naam : IVO-P Esweg Nieuw-Roden Omnummer : Provincie : DRE Gemeente : Noordenveld Veldvondst Put Vlak Spoor Spooraard Vulling Segment Vak Categorie Subnr Aantal Gewicht Opmerking Subcategorie V S0007 AFVALKL 1 1 GLS ,6 van vermoedelijk 2 objecten V S0007 AFVALKL 1 1 KER ,5 van vermoedelijk 2 objecten V S9000 CULTLAAG SVU , V S9000 CULTLAAG SVU 1 1 4, V S9000 CULTLAAG SVU , V S9000 CULTLAAG SVU 1 1 0, V S9000 CULTLAAG SVU , V S9000 CULTLAAG SVU 1 2 9, V S9000 CULTLAAG SVU V S9000 CULTLAAG SVU V S9000 CULTLAAG SVU , V S0013 AFVALKL 1 1 MFE gebogen nagel V S0013 AFVALKL 1 1 ODB , V S0010 GREPPEL 1 1 GLS V S0010 GREPPEL 1 1 KER BWM ,1 DAKP V S0010 GREPPEL 1 1 SVU , V S9000 LAAG SVU 1 2 7, V S9000 LAAG SVU 1 1 7,7 Pagina 1 van 1

156 Project_code : Project_naam : IVO-P Esweg Nieuw-Roden Omnummer : Provincie : DRE Gemeente : Noordenveld Put Vlak Spoor Spooraard Spoordiepte Opmerking 1 1 S0007 AFVALKL S9000 CULTLAAG 1 1 S9001 NAT Basis spoor put 1 1 S9002 NAT 2 1 S0001 KUIL S0002 NAT S0003 NAT 2 1 S0004 NAT 2 1 S0005 NAT 2 1 S0006 NAT 2 1 S9000 CULTLAAG S9001 NAT Basis spoor put 2 1 S9002 NAT 3 1 S9000 CULTLAAG 30 Basis spoor put 3 1 S9003 NAT 4 1 S9003 NAT Basis spoor put 5 1 S9003 NAT Basis spoor put 6 1 S9003 NAT Basis spoor put 7 1 S0008 KUIL 7 1 S0009 KUIL 7 1 S0010 GREPPEL S0011 PAALKUIL S0012 PAALKUIL S0013 AFVALKL S0014 KARSPOOR S0015 KARSPOOR S9000 NAT 7 1 S9003 NAT 8 1 S9003 NAT Basis spoor put 9 1 S0016 KUIL 9 1 S0017 KUIL 9 1 S0018 KUIL 9 1 S9000 LAAG 9 1 S9001 NAT Basis spoor put Pagina 1 van 1

157 Kaartbijlage

158 WP Plangebied Natuurlijk fijn zand Natuurlijk roesthoudende zandige leem Leemwinningskuil Zandwinkuil Afvalkuil Greppel Karrespoor Paalkuil Verstoord ") Aanlegvondst per vak van 5 x 4 m k Puntvondst met nummer Profiel met nummer Coupe met nummer WP k k WP 4 5 WP 7 14 Meters ") 15 WP 3 3 ") C0 5 OPDRACHTGEVER BA 32 4 ") WP 8 PROJECTOMSCHRIJVING KAARTTITEL KAARTNUMMER ") 14 ") 8 ") 1 WP ") ") WP ") k ") 2 1 STATUS 3 GIS SPECIALIST 4 PROJECTLEIDER DATUM 1 WP 1! NR DATUM WIJZIGING GET. Proefsleuvenonderzoek aan de Esweg te Nieuw-Roden Allesporen kaart AS Definitief D. la Fèber J. Tolsma Definitief SCHAAL 1:350 FORMAAT Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg DlF A2 BLAD IN BLADEN 1 van 1 WIJZ.NR C0 R:\ \ \ArcGIS\Kaarten\Proefsleuven Nieuw Roden 2.mxd

159 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Tolhuisweg DV HEERENVEEN Postbus AA HEERENVEEN T. (0513) E. jet.tolsma@anteagroup.com ISSN: Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs. Disclaimer Antea Group aanvaardt op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.

160 Memo memonummer 01 datum 29 februari 2016 aan Stephan Hammink van Véronique Maronier kopie Bastian van Dijck project Bestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnr betreft Cultuurhistorie 1. Beleidskader 1.1 Nationaal beleid Cultuurhistorie is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van cultuurhistorische objecten en structuren. Er wordt daarom bij ruimtelijke ontwikkelingen meer en meer aandacht gevraagd voor behoud en/of herontwikkeling van cultuurhistorische waarden. De basis voor het huidige cultuurhistoriebeleid is gevormd door de Nota Belvedere (1999). Centraal in de Nota Belvedere stond het streven naar een duurzaam behoud van cultuurhistorische waarden, niet door statisch behoud, maar door een (nieuw) actief gebruik van de waarden ( Behoud door ontwikkeling ). Momenteel wordt het rijksbeleid ten aanzien van cultuurhistorie gevormd door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012), de Visie Erfgoed en Ruimte (VER, 2011) en de Monumentenwet. Sinds 2014 is in het Besluit ruimtelijke ordening expliciet opgenomen dat in ruimtelijke besluiten aandacht moet worden besteed aan cultuurhistorie. Met de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) en de aanstaande Erfgoedwet (verwacht in de loop van 2016) komt cultuurhistorie nog prominenter op de ruimtelijke ordeningsagenda komen te staan. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Binnen de hoofddoelstelling van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is binnen het thema leefbaarheid cultuurhistorie als één van de dertien nationale belangen benoemd. Nederland wordt in de SVIR gekenschetst als een aantrekkelijk land om in te wonen, werken en recreëren, met kenmerkende cultuurlandschappen, natuur en stads- en dorpsgezichten. Deze aantrekkelijkheid, waaronder de cultuurhistorische waarden, moet behouden blijven. Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied en zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk ziet ten aanzien van cultureel erfgoed als haar verantwoordelijkheid: Cultureel en natuurlijk Unesco werelderfgoed (aangewezen en voorlopig); Kenmerkende stads- en dorpsgezichten; Rijksmonumenten; Cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem. De gebieden met Werelderfgoed (de aangewezen Stelling van Amsterdam en Beemster, en de voorlopig aangewezen Nieuwe Hollandse Waterlinie en Limes) worden ruimtelijk beschermd. Ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk mits deze de uitzonderlijke universele waarden ( outstanding universal values ) behouden of versterken. De Waddenzee wordt beschermd in de Derde Nota Waddenzee, de objecten en ensembles in het kader van de Monumentenwet. blad 1 van 8

161 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie De ca. 400 beschermde stads- en dorpsgezichten en de ca. 50 duizend rijkmonumenten zijn beschermd in de Monumentenwet. Daarnaast zijn er ca 30 wederopbouwgebieden ( ) geselecteerd, waarvoor het Rijk streeft naar bescherming in gemeentelijke bestemmingsplannen. Op basis van de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk 20 Nationale landschappen geselecteerd, die samen de diversiteit en ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap weerspiegelen. Het Rijk laat het beleid hierover over aan de provincies. Visie Erfgoed en Ruimte In de Visie Erfgoed en Ruimte zijn de kernkwaliteiten van de cultuurhistorische waarden zoals benoemd in de SVIR verder toegelicht. In de Visie geeft het Rijk aan hoe het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het Rijk stelt en hoe het Rijk wil samenwerken met publieke en private partijen. De Visie biedt een gebiedsgericht erfgoedbeheer vanuit vier karakteristieken, ieder met eigen waarden en opgaven: Waterland; Stedenland; Kavelland; Vrij land. In de Visie worden vijf prioriteiten benoemd voor het rijksbeleid: Werelderfgoed: samenhang borgen en uitstraling vergroten; Eigenheid en Veiligheid zee, kust en rivieren; Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op krimp en groei; Levend Landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie. Wederopbouw: tonen van een tijdperk. Bij de keuze zijn drie factoren bepalend. Het gaat om opgaven die: Van wezenlijk belang zijn voor behoud en ontwikkeling van het karakter van Nederland; Vragen om een verbindende strategie met andere (nationale) belangen; Rijksinzet vereisen. In de Visie worden de vijf prioriteiten nader uitgewerkt in afspraken. Specifiek voor de Wederopbouwgebieden geeft de Visie een overzicht van belangrijkste karakteristieken. Monumentenwet De Monumentenwet regelt sinds geruime tijd de aanwijzing en bescherming van rijksmonumenten (van oorsprong de bebouwde Rijksmonumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten, maar na de implementatie van de Wet op de Archeologische monumentenzorg ook de archeologische monumenten. De Monumentenwet stelt dat wijzigen, beschadigen, vernielen en/of sloop van rijksmonumentale waarden niet zondermeer is toegestaan en in een vergunningsprocedure moet worden afgewogen. Erfgoedwet Momenteel wordt de Erfgoedwet voorbereid. De Erfgoedwet beoogt harmonisering van het nu nog sectoraal versnipperde erfgoedbeleid. In de Erfgoedwet worden diverse losse erfgoedregelingen, waaronder de Monumentenwet, gebundeld. De Erfgoedwet sorteert voor de Omgevingswet: onderdelen van de wettelijke bescherming van erfgoed verhuizen naar de Omgevingswet: de bescherming van gebouwde en archeologische rijksmonumenten, de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten. De aanwijzing van rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten wordt onderdeel van de Erfgoedwet, de uitgangspunten en criteria hiervoor veranderen niet. De Erfgoedwet is op 8 december 2015 aangenomen door de Eerste Kamer en treedt in de loop van 2016 in werking. blad 2 van 8

162 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie 1.2 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juli 2014 de Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd en vastgesteld. De visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijkeconomische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot De omgevingsvisie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein. De ambitie is om de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dat gebeurt door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: landschap; rust; natuur; cultuurhistorie; archeologie; aardkundige waarden. Het behoud en waar mogelijk de ontwikkeling van kernkwaliteiten zijn van provinciaal belang. Voor het plangebied gelden de kernkwaliteiten landschap, cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden. Kernkwaliteiten landschap De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil de provincie in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken. De provincie onderscheidt zes landschapstypen. Het plangebied is aangeduid als esdorpenlandschap (zie figuur 1). Esdorpenlandschap Figuur 1 Uitsnede kaart 2b, kernkwaliteit Landschap Omgevingsvisie Drenthe Kenmerken van het landschapstype esdorpenlandschap Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als blad 3 van 8

163 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Rond de dorpen liggen de landschapsonderdelen die vanouds in het landbouwsysteem elk hun eigen functie hadden. Direct aan de rand van het dorp lagen de goorns : kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voormenselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lager gelegen beekdal lagende graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen. Buiten de gecultiveerde wereld lag de grote woestenij : het veld, de heide. Dit is een vaak enorm grote ruimte die gebruikt werd om de schapen te weiden. Door ontginning en bebossing (tot ver in onze eeuw) zijn de meeste van deze heidevelden verdwenen. Kenmerken van de nederzetting Het landelijke gebied dringt tot diep in de dorpsstructuur door. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Brinken lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De open ruimten worden gevormd door één of meer brinken, erven, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Van oudsher is er een functionele samenhang tussen deze ruimten en de bebouwing. Het wegenpatroon is een vervlechting van bochtige wegen, bestaande uit één of enkele doorgaande wegen en enkele minder belangrijke wegen die daarop aansluiten. De nu nog zichtbare klinkerbestrating is hiervoor kenmerkend. Waar het nog gaaf is, maakt het dorpssilhouet de indruk van een hoogstaand bos met daartussen en aan de randen lage dorpsbebouwing. De bebouwing is landelijk van karakter en bestaat vooral uit typische boerderijen die schijnbaar willekeurig geplaatst zijn. Soms steekt een kerktoren of molen boven het silhouet uit. Provinciaal belang Van provinciaal belang zijn: de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting. de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting. Beleid Het provinciaal beleid is gericht op: behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting; behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting. Kernkwaliteiten cultuurhistorie Cultuurhistorie is het totaal aan sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in de bebouwde en de onbebouwde omgeving. Deze sporen leveren niet alleen informatie op over het leven en werken van de mens in vroeger tijden (de bewoningsgeschiedenis), maar verklaren ook voor een belangrijk deel waarom onze omgeving er nu uitziet zoals ze eruitziet. De cultuurhistorie in Drenthe omvat dus zowel het historisch (steden)bouwkundig erfgoed als het historisch landschappelijke erfgoed. Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas (zie hieronder). Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Omgevingsvisie. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en weergegeven in de beleidskaart in het Cultuurhistorisch Kompas. 1. Respecteren: de provincie richten zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. De initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. Plannen en initiatieven worden daarop beoordeeld. 2. Voorwaarden stellen: de provincie stelt de cultuurhistorische samenhang als randvoorwaarde. De initiatiefnemers hebben daarmee de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken hoe ze de blad 4 van 8

164 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie cultuurhistorische samenhang als een van de (ruimtelijke) onderleggers voor nieuwe plannen benutten. De provincie is beschikbaar voor (het regelen van) begeleiding van het planvormingsproces, waarbij de kansen vanuit de cultuurhistorische samenhang uitgangspunt zijn. 3. Eisen stellen: de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer verwacht de provincie dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Het plangebied valt in het gebied dat wordt aangeduid als de Kop van Drenthe en valt onder het sturingsniveau 'eisen stellen', waarbij de provincie de volgende relevante ambities formuleert (zie figuur 2). Plangebied Figuur 2 Uitsnede beleidskaart cultuurhistorie provincie Drenthe (sturingsniveaus) Ambitie: het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields. het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied. het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen, in de vorm van houtwallen en bossen. het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen, door het behouden van licht slingerende wegdorpen en het verder versterken van de houtwalpatronen en de opstrekkende verkaveling in het buitengebied. Cultuurhistorisch Kompas en cultuurhistorische waardenkaart Met het Cultuurhistorisch Kompas geeft de provincie Drenthe aan hoe zij wil sturen op cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het Cultuurhistorisch Kompas schept een provinciaal kader en biedt een handreiking voor gemeenten, waterschappen en terreinbeheerders om cultuurhistorie een plaats te geven in de planvorming. Hiermee kan invulling worden gegeven aan: het bieden van ruimte voor ontwikkelingen bij het veilig stellen van de cultuurhistorische waarden; blad 5 van 8

165 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie het veilig stellen van de cultuurhistorische waarden bij het bieden van ruimte voor ontwikkelingen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn de cultuurhistorische waarden binnen de provincie weergegeven. Doelstelling is behoud en versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie door middel van enerzijds generiek beleid (respecteren) en anderzijds gebiedsspecifiek beleid (voorwaarden verbinden en eisen stellen). Provinciale Omgevingsverordening Drenthe De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. Kernkwaliteiten: Landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarde en archeologie Volgens de omgevingsverordening wordt in het ruimtelijk plan uiteengezet, dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. Daarnaast geldt dat het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten. 4. Cultuurhistorische/landschappelijke waarden In het plangebied voor de woningbouwontwikkeling, of in de directe omgeving hiervan, bevinden zich geen beschermde stads- en dorpsgezichten zoals benoemd in de SVIR. Het plangebied maakt daarnaast geen deel uit van een wederopbouwgebied, Nationaal landschap of Unesco Werelderfgoed. Ook zijn er in het plangebied, of in de omgeving hiervan, geen beschermde rijks, provinciale of gemeentelijke monumenten aanwezig. Wel is het plangebied in de Omgevingsvisie Drenthe aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied de Kop van Drenthe (kernkwaliteiten cultuurhistorie) en waardevol esdorpenlandschap (kernkwaliteiten landschap). Het gebied wordt gekenmerkt door een centraal deel met een van oorsprong middeleeuws esdorpensysteem en randveenontginningen, gekoppeld aan een hoefijzervormig beekdalstelsel dat via het Peizerdiep afwatert naar het noorden (zie figuur 2). Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als de drager voor de nieuwe plannen wordt gebruikt (sturingsniveau eisen stellen). Belangrijk hierin zijn het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap met essen (kenmerkende open ruimtes omgeven met esrandbeplanting), het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen, het behouden van de openheid van de brede beekdalen en het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen. Ook de kleinschalige beplantingsstructuren en beekdal(rand)beplanting is van provinciaal belang. Dit dient een plek te krijgen in het planvormingsproces. Binnen het esdorpenlandschap bevindt het plangebied zich vlak aan de rand van een beekdal (zie figuur 4). Het beekdal wordt gekenmerkt door open gebied. Het plangebied zelf is gesloten met beplanting/bebossing (zie figuur 5). Aan de zijde van de Esweg bevindt zich een bomenrij. Het plangebied zelf maakt geen onderdeel van een es of esdorp. blad 6 van 8

166 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie Nieuw-Roden Roderesch Figuur 3 Locatie plangebied [Google maps] Weg met lintbebouwing Beek Esdorp Plangebied Essen Landgoed Verkavelingsgrens Beekdal Figuur 4 Uitsnede informatiekaart cultuurhistorie provincie Drenthe blad 7 van 8

167 memonummer: 01 betreft: Cultuurhistorie Figuur 5 Zicht op het plangebied [Googlemaps] 5. Verwachte effecten Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van 13 vrijstaande woningen mogelijk. Dit gaat niet ten koste van (beschermde) cultuurhistorische waarden. Er wordt op een logische wijze aangesloten op de bestaande lintbebouwing aan de Esweg. Vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten wordt aan de achterzijde van de woonpercelen (westzijde) een strook bestemd voor groen; hier mag geen bebouwing worden gerealiseerd worden. In die strook wordt ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een bomenrij aangeplant. Het betreft inheemse bomen die passen in het landelijk gebied, zoals een cultivar van de linde: Tilia cordata 'Roelvo' (groeihoogte circa meter). Deze linde heeft een smalle piramidale groei en levert in rijverband een uniform laanbeeld op. De bomen worden opgekroond waardoor er een fraai uitzicht over de landerijen behouden blijft. Voor een goede landschappelijke inrichting geldt een plantafstand van circa meter. De bomen worden in één rij geplaatst op circa 2,5 meter binnen de erfgrens. Lindes zijn belangrijk voor de biodiversiteit, een aspect dat de gemeente hoog in het vaandel heeft. Op deze wijze wordt de karakteristieke beekdal(rand) beplanting versterkt en blijft de scherpe begrenzing met het onbebouwde open karakter van het beekdal behouden. Aangezien het gebied in de huidige situatie reeds verdicht is door bosschages, treedt geen afname op van de openheid. Het onbebouwde karakter blijft behouden door de afscherming door middel van de bomenrij. De voorgenomen ingreep heeft geen negatief effect op de ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. De bestaande beplanting langs de Esweg (de bomenrij) blijft behouden. Concluderend kan gesteld worden dat het voornemen geen negatieve effecten heeft op de bestaande cultuurhistorische waarden en invullend geeft aan het provinciale cultuurhistorische beleid. Cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. blad 8 van 8

168 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer definitief revisie 01 8 februari 2016

169 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer definitief revisie 01 8 februari 2016 Auteurs J.W.C. Melis Opdrachtgever Bouwbedrijf R. van der Sluis B.V. Dwazziewegen ZR RODEN datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave definitief M. Braad J. Officier

170 Inhoudsopgave Blz. 1 Inleiding Aanleiding Doel Leeswijzer 2 2 Wettelijk kader natuurbescherming Algemeen Flora- en faunawet Natuurwerk Nederland Natuurbeschermingswet Plangebied en projectvoornemen Plangebied Projectvoornemen 4 4 Methodiek Algemeen Bureauonderzoek Terreinbezoek Effectbeoordeling en advies vervolgtraject 7 5 Resultaten gebiedsonderzoek Gebiedsbeschrijving Beschermde soorten Bureauonderzoek Terreinbezoek - ecologische bevindingen Samenvatting beschermde soorten Beschermde gebieden 12 6 Toetsing Effectbepaling Effecten beschermde soorten Vogels Zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Vlinders, libellen en overige beschermde soortgroepen Flora 16

171 6.3 Effecten op beschermde gebieden Effecten op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) Effecten op Natura 2000-gebieden 16 7 Conclusies Conclusies soortenbescherming Conclusies gebiedsbescherming Nader onderzoek Kansen voor natuur 19 8 Bronnen 21

172 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Langs de Esweg in Nieuw Roden is bouwbedrijf v.d. Sluis voornemens om nieuwe woningen te bouwen. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Bestemmingsplannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Flora- en faunawet, Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en Natuurbeschermingswet Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Dit wordt gedaan op basis van een natuurtoets. In deze rapportage zijn de resultaten van de natuurtoets beschreven. In Figuur 1.1 is de globale ligging van de plangebieden weergegeven. 1.2 Doel Figuur 1.1: Begrenzing van de plangebied (rood omlijnd) Bron: Globespotter. In ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen is in het kader van de uitvoerbaarheid inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en gebieden. Er dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. Het doel van voorliggende natuurtoets is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de Flora- en faunawet, NNN en/of de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen of de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk is. Blad 1 van 29

173 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie Leeswijzer De natuurtoets is verder als volgt opgebouwd: - hoofdstuk 2 beschrijft beknopt het wettelijk kader; - hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en het projectvoornemen; - hoofdstuk 4 geeft een toelichting op de methodiek van de natuurtoets; - hoofdstuk 5 beschrijft het gebied en gaat in op de ecologische waarden en de beschermde soorten in (de omgeving) van het plangebied; - hoofdstuk 6 toetst de ontwikkeling aan de Flora- en faunawet; - hoofdstuk 7 beschrijft de conclusies en (eventuele) vervolgstappen en procedures. Blad 2 van 29

174 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 2 Wettelijk kader natuurbescherming 2.1 Algemeen De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, een soortgericht spoor (Flora- en faunawet) en een gebiedsgericht spoor (Natuurnetwerk Nederland (hierna NNN) en Natuurbeschermingswet 1998). De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten en het NNN en de Natuurbeschermingswet 1998 op de bescherming van gebieden. Met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 is de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving geïmplementeerd. Voor een uitgebreide algemene beschrijving van de Flora- en faunawet, het NNN en de Natuurbeschermingswet 1998 wordt verwezen naar Bijlage Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'Nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn alleen onder voorwaarden mogelijk. 2.3 Natuurwerk Nederland Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt en vastgelegd in de ruimtelijke verordening. Ruimtelijke plannen moeten hieraan worden getoetst. Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en wetlands zijn beschermd via de Natuurbeschermingswet 1998 en hebben derhalve een wettelijke status. In of in de nabijheid van het NNN en Natuurbeschermingswetgebieden geldt het nee, tenzij - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als deze ontwikkelingen de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. 2.4 Natuurbeschermingswet 1998 Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten worden beschermd middels de Natuurbeschermingswet 1998, deze gebieden hebben daarmee een wettelijke beschermde status. Er zijn geen ontwikkelingen zonder Natuurbeschermingswet vergunning toegestaan als deze ontwikkeling de natuurlijke waarden en instandhoudingsdoelen van het gebied direct of indirect aantasten. Blad 3 van 29

175 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 3 Plangebied en projectvoornemen 3.1 Plangebied Het plangebied is gelegen aan de grens van de bebouwde kom in Nieuw-Roden. In de omgeving van het plangebied zijn weilanden aanwezig. Aan de overzijde van de Esweg ligt een kinderboerderij. Tevens is hier een klein bos aanwezig. Figuur 3.1. Globale ligging van het plangebied (rood omkaderd). Bron: globespotter Projectvoornemen Het bouwplan bestaat uit 13 vrijstaande woningen. De eerste kavel (kavel 0) ligt ter plaatse van de niet vergunde woning aan de Esweg 27B (voorheen paardenbox). De niet vergunde bouwwerken zullen worden verwijderd, als ze niet passen binnen de bijgebouwenregeling van het bestemmingsplan. Ook het gebruik zal overeenkomstig de nieuwe bestemmingsregels moeten plaatsvinden. Voor een vloeiende overgang van de bestaande architectuur van de Esweg naar de overige twaalf nieuwe woningen, zal kavel 0 (waarop één vrijstaande woning wordt gerealiseerd) functioneren als overgangsgebied. Voor de woningbouw is de kap van bomen en de sloop van een in het plangebied aanwezig pand noodzakelijk. De bestaande bomen langs de Esweg blijven op één beuk na (ten zuiden van huidige inrit perceel Esweg 27B) gehandhaafd. De uitvoeringsperiode is in verband met de bestemmingsplanprocedure nog onduidelijk. Blad 4 van 29

176 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Figuur 3.2. Mogelijk eindbeeld: Bouwbedrijf v.d. Sluis. Blad 5 van 29

177 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 4 Methodiek 4.1 Algemeen Het onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en ligging van beschermde gebieden is opgebouwd uit twee onderdelen: 1. Bureaustudie naar waarnemingen van beschermde soorten uit het (recente) verleden en ligging van beschermde gebieden in de invloedsfeer van het project; 2. Terreinbezoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten. 4.2 Bureauonderzoek In het bureauonderzoek wordt specifiek gekeken naar de zwaar beschermde (Tabel 3) en overig beschermde (Tabel 2) soorten uit de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn in Nederland zeldzaam of hebben een Europese bescherming (Habitatrichtlijn en Bijlage IV-soorten) en moeten worden getoetst op voorkomen en het projecteffect. Treden effecten op, of worden verbodsbepalingen overtreden, dan zijn er maatregelen nodig om deze effecten te voorkomen, verzachten of te compenseren om te voldoen aan de Flora- en faunawet. Algemeen beschermde soorten, die zijn opgenomen in Tabel 1 van de Flora en faunawet, zijn niet meegenomen in deze toetsing. Deze soorten zijn zodanig algemeen in Nederland dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt het voorliggende project. Bovendien geldt voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Wel geldt de algemene zorgplicht. Door rekening te houden met de kwetsbare seizoenen van deze soorten, wordt voldoende aan de zorgplicht voldaan en kan de gunstige staat van instandhouding worden gegarandeerd. Er worden diverse bronnen geraadpleegd om een beeld te krijgen van de verspreiding en (mogelijk) voorkomen van zwaarder (Tabel 2 en 3 soorten) beschermde soorten in en rond het plangebied. Met behulp van landelijke en regionale verspreidingsatlassen en specifieke internetsites ( wordt nagegaan of in het verleden zwaarder beschermde soorten zijn aangetroffen in of nabij het plangebied. Deze atlassen maken veelal gebruik van atlasblokken (5 x 5 kilometer). De soortgegevens hebben daarom betrekking op de regio en niet specifiek op het plangebied. Daarnaast worden landelijke databanken voor natuurwaarnemingen geraadpleegd, waaronder telmee.nl, over de periode Telmee.nl is het invoerportaal van de landelijke Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Er kan informatie over diverse soortgroepen tot op kilometerhokniveau worden verkregen. Exacte locaties of datering van de waarnemingen zijn dan niet bekend. Aan de hand van de resultaten van de bureaustudie wordt een inschatting gemaakt of de betreffende soorten in het plangebied voor zouden kunnen komen. Vogels zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Een aantal vogels is onderverdeeld in vogels met jaarrond beschermde nesten (categorie 1-4) en niet jaarrond beschermde nesten (categorie 5) (zie toelichting in Bijlage 1 Wettelijk kader) waarvan inventarisatie gewenst is. Gekeken wordt naar de verspreiding van categorie 1-4 soorten en soorten van categorie 5 die mogelijk zeldzaam zijn in de omgeving van het plangebied. Blad 6 van 29

178 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Naast de bronnen met soortinformatie, is voor het bepalen van de ligging van beschermde gebieden gebruik gemaakt van de gebiedendatabase op de website van het Ministerie van EZ. Om inzicht te krijgen in de ligging van het plangebied t.o.v. van het NNN is de provinciale website geraadpleegd. 4.3 Terreinbezoek Naar aanleiding van de uitkomsten van de bureaustudie is bepaald in hoeverre de aanwezigheid van beschermde soorten aannemelijk gesteld kan worden op basis van aanwezig geschikt habitat in het plangebied. Op 11 december 2015 is een terreinbezoek aan het plangebied afgelegd om te bepalen in hoeverre aan de hand van de soorten uit de bureaustudie en aan de hand van het voorkomen van geschikt habitat beschermde soorten kunnen voorkomen. Het gaat hier om een deskundigenoordeel op basis van de fysieke gesteldheid van het terrein (biotopenonderzoek). Daarnaast zijn de aangetroffen belangwekkende soorten opgetekend. 4.4 Effectbeoordeling en advies vervolgtraject Aan de hand van de bevindingen uit het bureauonderzoek en de resultaten van het verkennend terreinbezoek kan worden bepaald of een vervolgonderzoek nodig is om beschermde soorten uit te sluiten en om te bepalen wat de effecten zijn. Tevens kan worden geadviseerd over de te volgen procedure inzake de natuurwetgeving. Blad 7 van 29

179 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 5 Resultaten gebiedsonderzoek 5.1 Gebiedsbeschrijving Het plangebied bestaat uit een vrij recent gekapt bosperceel. In de huidige situatie bestaand uit grasland en ruigte met enkele ondiepe poelen die s zomers droogvallen. In de ruigte zijn braam en konninginnekruid dominante soorten. In gedeeltes waar de vegetatie lager is domineren algemene grassen als gestreepte witbol en raaigras. De poelen zijn grotendeels dichtgegroeid met pitrus. In het plangebied zijn nog enkele bomen (spar, berk) en een enkele laurierkers aanwezig. Daarnaast zijn in het plangebied enkele rommelhoekjes aanwezig met oude machines en bouwmateriaal. Langs de Esweg is een eikenlaan aanwezig. De in het plangebied aanwezige bebouwing (een schuur) zal voor de toekomstige inrichting van het gebied moeten wijken. In het plangebied is een bijenstal aanwezig deze zal in de toekomstige situatie verdwijnen. Figuur 5.1. Impressie van het plangebied (met de klok mee) grasland en de eikenlaan, een deel van de ruigte, een rommelhoekje met bouwmateriaal en de te slopen schuur. 5.2 Beschermde soorten Bureauonderzoek Uit de landelijke en provinciale verspreidingsinformatie en uit atlassen (5 x 5 kilometerhok) blijkt dat in of nabij het plangebied in het verleden diverse beschermde soorten zijn waargenomen. Dit betreft onderstaande zwaarder beschermde (Tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) soorten. Blad 8 van 29

180 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Vogels, categorie Buizerd, havik, huismus, kerkuil, roek, gierzwaluw, sperwer en steenuil. Zoogdieren - Eekhoorn, steenmarter, das, waterspitsmuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en watervleermuis. Reptielen - Hazelworm, levendbarende hagedis en ringslang. Amfibieën - Heikikker. Vissen - Kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Vlinders, Libellen en overige soortgroepen - Heideblauwtje. Flora - Beenbreek, gevlekte orchis, grote keverorchis, kleine zonnedauw, rietorchis, ronde zonnedauw, Spaanse ruiter en wilde gagel. Het voorkomen van wettelijk beschermde soorten in het uurhok of kilometerhok betekent niet dat deze soorten zich in (de omgeving van) het plangebied bevinden. Het plangebied omvat slechts een klein deel van het kilometerhok en daarmee ook een beperkt aantal verschillende biotopen en habitats. Met behulp van het terreinbezoek is nagegaan welke dit zijn. Hierdoor kan meer duidelijkheid gegeven worden over de voorkomende dan wel verwachte soorten in het plangebied. Op basis van de verspreidingsgegevens van een soort, in combinatie met kennis van de terreingeschiktheid voor deze soorten, is nagegaan of deze soorten mogelijk in het plangebied of de omgeving kunnen voorkomen Terreinbezoek - ecologische bevindingen Op 11 december, vrijwel geheel bewolkt 7 o C (bron: knmi.nl) is een terreinbezoek aan het plangebied afgelegd door een deskundig ecoloog van Antea Group. Naast directe waarnemingen kan aan de hand van de aangetroffen biotopen een beeld worden geschetst van de aanwezige beschermde soorten. Vogels (categorie 1-4) Zoals eerder aangegeven zijn van een aantal vogelsoorten de broedplaatsen jaarrond beschermd. Bij deze soorten moet bij verwijdering of aantasting van de vaste rust- en verblijfplaats altijd een ontheffing worden aangevraagd. Dit zijn de zogenoemde categorie 1 tot en met 4-vogelsoorten (zie Bijlage 1). Uit de bureaustudie blijkt het voorkomen van de categorie 1-4 soorten buizerd, havik, huismus, kerkuil, roek, gierzwaluw, sperwer en steenuil in de omgeving van het plangebied. Blad 9 van 29

181 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 In het plangebied zijn geen bomen met holtes of gaten waargenomen die mogelijk dienst doen als nestplaats voor de steenuil. In de aanwezige bomen zijn geen nesten van categorie 1-4 soorten als buizerd, sperwer, havik of roek waargenomen. De bebouwing in het plangebied is niet geschikt als verblijfsplaats voor gierzwaluwen, door het ontbreken van een uitvliegopening hoger dan drie meter. De huismus is een standvogel die jaarrond in hetzelfde leefgebied aanwezig is. Door de afwezigheid van huismussen in de omgeving van het plangebied kunnen nesten van huismussen in de te slopen bebouwing worden uitgesloten. Ook voor de kerkuil zijn geen geschikte nestplaatsen in het plangebied aanwezig. Het voorkomen van nesten van categorie 1-4 soorten is daarmee uitgesloten. Zoogdieren Uit de bureaustudie blijkt het voorkomen van eekhoorn, steenmarter, das en de waterspitsmuis in de omgeving van het plangebied. In het plangebied zijn geen nesten of sporen van de eekhoorn en de steenmarter aangetroffen. Mogelijk komen deze soorten foeragerend voor in het plangebied. Van de das zijn geen wissels, sporen of burchten aangetroffen in of nabij het plangebied. Het voorkomen van deze soort kan worden uitgesloten De waterspitsmuis is een soort die voorkomt langs vrij snel stromend, helder water (zoogdiervereniging). Stromend water is niet in het plangebied aanwezig. Het voorkomen van de waterspitsmuis kan daarmee worden uitgesloten. Daarnaast komen de vleermuizensoorten gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en watervleermuis uit de bureaustudie naar voren. In de bomen in het plangebied zijn geen holtes aanwezig die dienst kunnen doen als verblijfsplaats voor vleermuizen. De soorten gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger kunnen verblijfsplaatsen hebben in bebouwing. De bebouwing in het plangebied is mogelijk geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen. In de muur zijn openingen aanwezig die toegang geven tot de spouwmuur. Daarnaast zijn openingen onder de dakbedekking aanwezig die toegang kunnen geven tot beschutte ruimtes die geschikt zijn als verblijfsplaats. Mogelijk doet de eikenlaan langs de Esweg dienst als vliegroute voor vleermuizen. Het gehele plangebied is geschikt als foerageergebied. Figuur 5.2. Openingen in de muur en achter beschotting, mogelijke geschikt voor vleermuizen. Reptielen Uit de bureaustudie blijkt het voorkomen van de soorten hazelworm, adder, levendbarende hagedis en ringslang in de omgeving van het plangebied. De ringslang komt voor in vochtige gebieden, voor de voortplanting is de soort afhankelijk van broedhopen. In het plangebied zijn dergelijke plekken niet aanwezig. De adder en de levendbarende hagedis komen voor in vochtige gebieden met weinig verstoring (RAVON). Het aanwezige biotoop is door de kleinschalige aard Blad 10 van 29

182 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 van het gebied, te midden van gebieden waar wel sprake is van verstoring niet geschikt als leefgebied van de adder en de levendbarende hagedis. Het voorkomen van deze soorten in de bureaustudie kan verklaard worden doordat deze soorten wel voorkomen in de natuurgebieden ten zuiden van het plangebied zoals de Zuursche duinen die vallen in het zelfde uurhok. De hazelworm komt voor in bosranden en bosschages met een grote strooisellaag (RAVON). In het plangebied is dergelijk biotoop niet aanwezig. Het voorkomen in de bureaustudie kan worden verklaard doordat de soort wel voorkomt in de bossen ten zuiden van het plangebied. Het voorkomen van zwaarder beschermde reptielen is uitgesloten in het plangebied. Amfibieën Uit de bureaustudie komt het voorkomen van de heikikker in de omgeving van het plangebied naar voren. De heikikker is een kritische soort die voorkomt in hoogveengebieden, heide en ruigtes (RAVON). Omdat de poeltjes grotendeels dichtgegroeid zijn met pitrus bieden ze voor de heikikker geen geschikt biotoop. Ze zullen in het voorjaar niet snel genoeg opwarmen voor deze soort. Het voorkomen van de soort in de bureaustudie is mogelijk te verklaren doordat de soort wel voorkomt in de uiterwaarden van het Peizerdiep ten noorden van het plangebied. Dit gebied valt binnen hetzelfde uurhok als het plangebied. Vissen Uit de bureaustudie komt het voorkomen van de grote- en kleine modderkruiper naar voren. Langs het plangebied loopt een ondiepe bermsloot (ca 10 centimeter diep). In de sloot is niet of nauwelijks watervegetatie aanwezig. Het is nog onduidelijk of deze sloot voor de planuitwerking gedempt gaat worden. Omdat de sloot weinig watervoerend is en waarschijnlijk in de zomer droogstaat is het uitgesloten dat beide beschermde vissoorten voorkomen in deze bermsloot. Figuur 5.3. bermsloot in het plangebied langs de Esweg. Vlinders, Libellen en overige soortgroepen Uit de bureaustudie komt naar voren dat in de omgeving van het plangebied het heideblauwtje voorkomt. Het heideblauwtje is een vlindersoort die voorkomt op heidegebieden met struikheide. Dergelijke gebieden zijn niet in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Het voorkomen van deze soort in de bureaustudie kan worden verklaard doordat heidevelden wel aanwezig zijn in het Mensingebos. Het voorkomen van het heideblauwtje in de het plangebied is dus uitgesloten. Flora Uit de bureaustudie komt het voorkomen van de zwaarder beschermde plantensoorten beenbreek, gevlekte orchis, grote keverorchis, kleine zonnedauw, rietorchis, ronde zonnedauw, Spaanse ruiter en wilde gagel naar voren. Wilde gagel is jaarrond goed herkenbaar. Deze soort is Blad 11 van 29

183 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 tijdens het terreinbezoek niet aangetroffen in het plangebied. Voorkomen van beenbreek, gevlekte orchis, grote keverorchis, kleine zonnedauw, rietorchis, ronde zonnedauw en Spaanse ruiter is uitgesloten in de ruigtes in het plangebied. Deze kruiden worden overgroeid in ruigte vegetatie zoals die in het plangebied aanwezig is. Het voorkomen van deze soorten in de bureaustudie kan worden verklaard doordat heidevelden wel aanwezig zijn in het Mensingebos Samenvatting beschermde soorten Tabel 5.1: Aanwezigheid van (mogelijk) beschermde soorten in het plangebied. Soort Beschermingsregime Aanwezigheid Toelichting Vleermuizen (gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) Tabel 3, HR en Bijlage III Mogelijk in de aanwezige bebouwing 5.3 Beschermde gebieden In de omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (zie Figuur 5.4). Figuur 5.4. NNN gebieden in de omgeving van het plangebied (niet aanwezig) (kaartviewer provincie Drenthe) Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 4.5 kilometer afstand en is het Leekstermeergebied (zie Figuur 5.5). Blad 12 van 29

184 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Figuur 5.5. Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied. Blad 13 van 29

185 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 6 Toetsing 6.1 Effectbepaling Het nieuwe bestemmingsplan maakt de bouw van woningen aan de Esweg mogelijk. Voor deze woningbouw zal de huidige inrichting van het gebied moeten wijken. In de aanlegfase worden biotopen in het plangebied verwijderd. Dit betekent dat de ruigte wordt gemaaid, bomen worden gekapt en bebouwing in het plangebied worden gesloopt. Ook vinden mogelijk werkzaamheden in een bermsloot plaats. In paragraaf 6.2 worden de effecten beschreven van de voorgenomen werkzaamheden op de aanwezige beschermde soorten in het plangebied. In paragraaf 6.3 worden effecten op beschermde gebieden beschreven. 6.2 Effecten beschermde soorten Vogels De effecten op de zwaarder beschermde soorten worden per soortgroep getoetst. Voor de vogels wordt naast de categorie 1-4 vogelsoorten ook ingegaan op de algemene soorten. Vogels algemeen Alle in gebruik zijnde nesten van vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Met de meeste broedvogels kan echter in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met juli) en indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde. Bij het kappen van bomen en het slopen van de bebouwing in het plangebied, is het in het kader van de zorgplicht van belang dat dit buiten de broedperiode van vogels uitgevoerd wordt. Indien het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen om te werken dan dient het plangebied vóór het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden voor (broed)vogels. Mocht dit niet mogelijk zijn dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden het plangebied gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedvogels door een erkend ecoloog. Indien vastgesteld wordt dat sprake is van actuele broedgevallen binnen het plangebied kan het plangebied niet vrijgegeven worden en dienen de werkzaamheden uitgesteld te worden tot nadat het nest niet meer in gebruik is. Jaarrond beschermde nesten In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht. Effecten op jaarrond beschermde nesten kunnen worden uitgesloten. Blad 14 van 29

186 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Categorie 5-soorten Naast soorten met jaarrond beschermde nesten zijn er categorie-5-vogelsoorten, waarvan de nesten alleen jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit laatste is op het plangebied niet van toepassing. Er zijn geen categorie-5- soorten te verwachten die zeldzaam zijn in de directe omgeving of onvoldoende nestgelegenheid hebben in de directe omgeving Zoogdieren Vleermuizen Alle vleermuissoorten zijn beschermd onder de Flora- en faunawet (Tabel 3) en de Habitatrichtlijn (Bijlage IV). Bij het amoveren van bebouwing en het kappen van vooral oudere bomen dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Gebouwbewonende vleermuizen verblijven met name in spouwmuren, onder dakbetimmering, achter boeiborden of op zolders. In het voorliggende plangebied zijn in de bebouwing kieren en betimmeringen aanwezig die geschikt zijn als vaste rust- en verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen of die vleermuizen toegang bieden tot het gebouw. Door deze aspecten zijn vleermuizen op basis van (veld)ervaring en kennis van de geschiktheid van de elementen voor vleermuizen, niet uit te sluiten in het plangebied. Het plangebied is tevens geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. In de omgeving van het plangebied is echter voldoende alternatief foerageergebied beschikbaar. Mogelijk doet de eikenlaan langs de Esweg dienst als vliegroute voor vleermuizen. De beplanting vormt echter naar verwachting geen essentiële vliegroute. In de omgeving zijn genoeg alternatieven routes beschikbaar. Door de voorgenomen sloop van de bebouwing in het plangebied is mogelijk sprake van het verstoren en aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten en staan vermeld op Tabel 3 van de Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Om te kunnen bepalen of eventuele verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden door de voorgenomen ontwikkeling, is nader onderzoek naar het gebruik en de functie van de bebouwing in het plangebied noodzakelijk. Dit nader onderzoek kan worden gestart in de voor vleermuizen actieve periode (april-oktober) in Indien het plangebied een relevant onderdeel uitmaakt (in de vorm van verblijfplaatsen) van het leefgebied van vleermuizen dienen vervolgstappen ondernomen te worden. De inhoud van het nader onderzoek en de eventuele vervolgstappen worden in Hoofdstuk 7 nader beschouwd. Bestemmingsplan Indien vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig blijken te zijn, hoeft dit vooralsnog geen belemmering te zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Aangezien soortspecifieke maatregelen te combineren zijn met de nieuwe bestemming. Het betekent wel dat voorafgaand aan de werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied voorwaarden worden gesteld aan de wijze waarop en periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen vleermuisverblijven worden geïntegreerd in het ontwerp en moeten vleermuiskasten worden opgehangen. Blad 15 van 29

187 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Overige zwaar beschermde zoogdieren Mogelijk doet het plangebied dienst als foerageergebied voor de steenmarter en de eekhoorn. In de omgeving van het plangebied is voor deze soorten echter voldoende vervangend biotoop aanwezig. Negatieve effecten op overige zwaarder beschermde zoogdieren (niet vleermuizen) zijn daarom uitgesloten Reptielen De aanwezigheid van (zwaar) beschermde reptielsoorten in het plangebied is uit te sluiten. Effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten Amfibieën Vissen De aanwezigheid van (zwaar) beschermde amfibieënsoorten in het plangebied is uit te sluiten. Effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten. De aanwezigheid van (zwaar) beschermde vissoorten in het plangebied is uit te sluiten. Effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten Vlinders, libellen en overige beschermde soortgroepen Flora Er zijn geen effecten te verwachten op andere (zwaar) beschermde soorten, zoals dagvlinders, libellen en andere ongewervelden in het plangebied. De soorten zijn niet aangetroffen tijdens het terreinbezoek en de aangetroffen biotopen zijn niet geschikt als leefgebied voor beschermde soorten uit deze soortgroepen. De aanwezigheid van (zwaar) beschermde florasoorten in het plangebied is uit te sluiten. Effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten. 6.3 Effecten op beschermde gebieden Effecten op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) Voor wat betreft de NNN is alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Er bevindt zich geen NNN binnen of in de directe omgeving van het plangebied. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake Effecten op Natura 2000-gebieden Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Op 4.5 km afstand bevindt zich het Natura 2000-gebied Leekstermeergebied. Op basis van de aard en omvang van de werkzaamheden en de afstand tot het Natura 2000-gebied zijn effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Blad 16 van 29

188 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 7 Conclusies In dit hoofdstuk worden de conclusies van de natuurtoets gepresenteerd. De conclusies zijn opgedeeld in soortenbescherming (7.1) en gebiedsbescherming (7.2). Voortkomend uit de soortenbescherming komen een aantal verplichte voorwaarden in het kader van de Flora- en faunawet (paragraaf 7.3). In paragraaf 7.4 worden maatregelen voorgesteld die in de nieuwe situatie kansen bieden voor soorten die zijn gebonden aan gebouwen en stedelijke omgeving. Deze maatregelen zijn niet wettelijk verplicht. 7.1 Conclusies soortenbescherming In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor die negatieve effecten ondervinden. De mogelijke aanwezigheid van deze beschermde soorten staat echter de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. Mogelijk doet de te slopen bebouwing dienst als verblijfplaats voor vleermuizen. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedvogels op het plangebied. Vleermuizen De aanwezige bebouwing vormt een potentieel geschikte verblijfplaats voor vleermuizen. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten en staan vermeld op Tabel 3 van de Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. In verband met de mogelijke effecten die de planontwikkeling kan hebben op de hier potentieel aanwezige vleermuissoorten, is het uitvoeren van een nader onderzoek (conform het vleermuisprotocol (2103)) noodzakelijk. In paragraaf 7.3 wordt het nader onderzoek volgens de geldende protocollen uiteengezet en wordt de eventueel door te lopen juridische procedure nader toegelicht. Broedvogels Voor de voorgenomen werkzaamheden waarbij bomen, ruigte en bebouwing verwijderd worden, dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen (globaal half maart tot en met juli). Er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde indien ten minste één van de volgende maatregelen genomen worden: 1) De werkzaamheden aan de bomen en gebouwen wordt buiten het broedseizoen uitgevoerd (voorkeursmaatregel). Of in deze periode wordt het plangebied ongeschikt gemaakt voor broedvogels. 2) Het plangebied wordt kort voor aanvang van de werkzaamheden door een erkende ecoloog gecontroleerd op actuele broedgevallen; bij gebleken aanwezigheid van broedende vogels moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot na het broedseizoen. Overzicht In Tabel 7.1 worden de soorten weergeven die in het plangebied aanwezig zijn en/of worden verwacht en waar nader onderzoek naar uitgevoerd moet worden. In paragraaf 7.3 wordt de vervolgprocedure voor vleermuizen toegelicht. Blad 17 van 29

189 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Tabel 7.1. Mogelijk voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied. Soort Ingreep verstorend Nader onderzoek Ontheffing noodzakelijk Bijzonderheden / opmerkingen Vleermuizen (gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) Ja Ja (mei/juni - september/ oktober 2016) Mogelijk Er kunnen mitigerende maatregelen worden genomen. Broedvogels algemeen Mogelijk Nee Nee Werken buiten broedseizoen 7.2 Conclusies gebiedsbescherming Natuurnetwerk Nederland Binnen het plangebied is geen NNN-gebied aanwezig. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Ook heeft de planontwikkeling geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland buiten het plangebied. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan. Natura 2000 Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied. Op basis van de aard en omvang van de werkzaamheden en de afstand tot het Natura 2000-gebied zijn effecten op Natura gebieden uit te sluiten. Vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals het opstellen van een voortoets, zijn dan ook niet noodzakelijk. 7.3 Nader onderzoek Vleermuizen gebruiken hun leefgebied door het jaar heen op verschillende manieren. Een vleermuisonderzoek verspreid over het seizoen (mei/juni - september/oktober) conform het meest recente vleermuisprotocol (2013) is noodzakelijk en geeft hier meer inzicht in. Een dergelijk nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is juridisch gezien drie jaar geldig. Procedure Wanneer geen vleermuizen worden aangetroffen, dan kunnen de werkzaamheden zonder bezwaren vanuit de Flora- en faunawet doorgang vinden. Indien vleermuizen wel aanwezig zijn dan dient een mitigatieplan opgesteld te worden waarin beschreven staat welke mitigerende (en zorgplicht gerelateerde) maatregelen genomen worden om overtredingen van de in de Flora- en faunawet opgelegde verbodsbepalingen te voorkomen. Blad 18 van 29

190 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Tevens dient bij aanwezigheid van verblijfplaats(en) een ontheffing aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze dient aangevraagd te worden aangezien door het realiseren van de werkzaamheden een voortplantings- of vaste rustof verblijfplaats van de vleermuissoort verstoord wordt. Immers, de vleermuissoort wordt gedwongen om de huidige verblijfplaats te verlaten en een alternatief te gaan zoeken. Door deze werkzaamheden wordt het in artikel 11 van de Flora- en faunawet neergelegde verbod op het verstoren van de vaste rust- of verblijfplaats van de vleermuissoort overtreden, zodat voor die werkzaamheden een ontheffing is vereist. De doorlooptijd van een ontheffingaanvraag bij RVO bedraagt doorgaans 3 tot 4 maanden (reguliere aanvraag) en maximaal 26 weken (via de Omgevingsvergunning). Deze aanvraag kan pas na het vleermuisonderzoek worden opgestart. 7.4 Kansen voor natuur Om de natuur meer ruimte te geven in de nieuwe situatie in het plangebied kan een aantal soortspecifieke en duurzame maatregelen genomen worden. De Vogelbescherming Nederland heeft samen met BAM Utiliteitsbouw een Checklist ontwikkeld die gebruikt kan worden voor het realiseren van natuurvriendelijke maatregelen voor gebouwen. Hieronder worden maatregelen voorgesteld voor enkele typische aan steden gebonden soorten. Gierzwaluw De gierzwaluw is een typische soort van stedelijke omgeving. Om de soort kansen te bieden in het plangebied worden de volgende maatregelen aanbevolen. Deze maatregelen zijn afkomstig uit de soortenstandaard van de gierzwaluw opgesteld door het RVO (2014). Biedt geschikte verblijfplaatsen aan zoals een nestdakpan, een houten nestkast kan eventueel ook in aanmerking komen. Deze dienen in groepjes bij elkaar aangeboden te worden. Deze verblijfplaatsen moeten: - niet in de volle zon liggen: nestplaatsen bij voorkeur in de koele, schaduwrijke noord- en oostgevels aanbrengen in verband met de hitte die kan ontstaan in de kleine broedruimte. Als nestgelegenheden tussen 9 en 19 uur in de schaduw blijven onder bijvoorbeeld een dakrand, kunnen andere windrichtingen overwogen worden - voldoende (veilige) uitvliegruimte hebben: minimaal 1 meter breed en 3 meter diep, zonder kans op verkeersslachtoffers. Dus geen platte daken, brede goten, balustraden, borstweringen, bomen, vlaggenmasten e.d. die het aanvliegen bemoeilijken. - de speciale dakpannen moeten o voldoen aan een minimum bodemoppervlakte van 15 x 25 centimeter en een minimum hoogte van 13 centimeter o een invliegopening van maximaal 2 centimeter boven de bodem (van binnen gemeten) o o en invliegopening van 7 centimeter breed en maximaal 3,5 centimeter hoog dat de invliegopening asymmetrisch is aangebracht, zodat er een donkere hoek in de nestgelegenheid ontstaat. Huismus Huismussen zijn kenmerkende stadsvogels. In de nieuwe situatie kunnen daarom speciaal voor deze beschermde en in aantal teruglopende soort nestkasten worden aangeboden. Zo kunnen Blad 19 van 29

191 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 bijvoorbeeld kasten van Vivara 1 worden aangeboden en verspreid over het gebouw worden opgehangen. Deze verblijfplaatsen moeten niet te hoog aangeboden worden en niet te heet worden in de middagzon: bij voorkeur hebben de locaties een noord of oost expositie of een ligging in de schaduw van een dakgoot of iets desgelijks. Naast het aanbieden van deze nestplaatsen is het van belang dat de omgeving tevens functioneel is. De voorwaarden die hieraan bijdragen zijn: Er moet continu voedsel te vinden zijn in de directe omgeving (binnen 2,5 meter) van dekking. De dekking bestaat uit stekelige struiken, begroeide gevels of schuttingen, groenblijvende begroeiingen zoals klimop. Voldoende inheems groen en enkele grote bomen als leverancier van eiwitrijk voedsel (rupsen) voor de jongen. Niet teveel grote bomen. Altijd groenblijvende planten in hagen of gevelbegroeiing te gebruiken als collectieve slaapplek (en voor dekking). Droge, zandige plekken voor het nemen van een zandbad. Drinkwater. Vleermuizen Indien in het plangebied geen vleermuizen worden aangetroffen tijdens het nader onderzoek, kan in de nieuwe situatie (in het kader van biodiversiteit in de stad en kansen voor de natuur) hier wel aandacht aan besteed worden. De in paragraaf genoemde voorzieningen kunnen in de permanente situatie aangeboden en/of gecreëerd worden. Hierdoor kan het plangebied alsnog bijdragen aan het leefgebied voor de vleermuizen. Daarnaast zijn speciaal voor renovatie, nieuwbouw of herbouw onderhoudsvrije vleermuizenkokers in de handel die ingemetseld kunnen worden en zogenaamde vleermuiskwartieren die eenvoudig te bevestigen zijn aan muren (zie onder andere Brochure 'Vleermuisvriendelijk bouwen'; Korsten et al., 2011). Deze positieve maatregelen zijn veelal eenvoudig en met geringe meerkosten in nieuwbouw in te passen. 1 Vivara.nl 'Nestkast voor de Huismus' Blad 20 van 29

192 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 8 Bronnen Bos, F.G., Bosveld, M.A., Groenendijk, D.G., Van Swaay, C.A.M. & Wynhoff, I., De dagvlinders van Nederland - verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EISNederland, in samenwerking met De Vlinderstichting, Wageningen. Creemers, R.C.M. en Delft, J.J.C.W. van (RAVON) (redactie), De Amfibieën en Reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna Deel 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey Nederland, Leiden. Kosten E., H., Limpens, H. Bouman & J. Reinhold, Vleermuisvriendelijk bouwen. Handreiking voor huiseigenaar, architect en beleidsmedewerker. Zoogdiervereniging & Tauw. Limpens, H., Regelink, J., en Koelman, R. (2010). Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging, Arnhem. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde planten en dieren. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Augustus Overig: natura2000.eea.europa.eu Blad 21 van 29

193 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bijlage 1 Wettelijk kader Blad 22 van 29

194 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bijlage 1 Wettelijk kader Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde soorten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het nee, tenzij principe). Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Onder bepaalde voorwaarden geldt een algemene vrijstelling of een ontheffingsplicht van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling of ontheffing hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het onderzoeksgebied. Hiertoe worden verschillende beschermingsregimes onderscheiden: - Soorten van tabel 1 algemene soorten lichtste beschermingsregime; - Soorten van tabel 2 overige soorten middelste beschermingsregime; - Soorten van tabel 3 genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB zwaarste beschermingsregime. Algemene vrijstelling Voor tabel 1-soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de wet (art. 8 t/m 12) en is derhalve geen ontheffing nodig. Vrijstelling onder gedragscode Voor tabel 2-soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de wet (art. 8 t/m 12) als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. De goedgekeurde gedragscodes staan vermeld op de website van het Ministerie van EZ ( Voor de meeste activiteiten zijn er inmiddels gedragscodes goedgekeurd. De kans is groot dat de voorgenomen activiteit kan worden uitgevoerd onder één van de vele goedgekeurde gedragscodes. Ontheffing Tabel 2 en 3 - soorten Als er niet kan worden gewerkt onder een geldige gedragscode, is voor tabel 2-soorten alsnog een ontheffing nodig om toestemming te hebben voor het overtreden van de verbodsbepalingen in de wet. Ook voor tabel 3-soorten geldt een ontheffingsplicht. Ingrepen waarbij de verbodsbepalingen worden overtreden moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan RVO.nl door middel van een ontheffingsaanvraag, vergezeld van een overzicht van mitigerende of compenserende maatregelen om effecten tegen te gaan. Als de mitigerende of compenserende maatregelen (tijdelijke) effecten niet kunnen voorkomen en de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt, dan wordt een ontheffing verleend. Habitatrichtlijn Bijlage IV-soorten Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Habitatrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag worden voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van bijlage IV-soorten met als wettelijk belang ruimtelijke ingrepen. Een ontheffing voor ruimtelijke ingrepen is alleen mogelijk onder de volgende wettelijk belangen: - Bescherming van flora en fauna; - Volksgezondheid of openbare veiligheid; - Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten. Blad 23 van 29

195 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Voor de meeste ruimtelijke projecten betekend dit dat een ontheffing voor Habitatrichtlijn Bijlage IV-soorten alleen kan worden aangevraagd onder dwingende redenen van groot openbaar belang. Dit belang moet worden onderbouwd om het groot openbaar belang aan te tonen. Een groot openbaar belang is een belang op regionale of nationale schaal. Vaak is de verwijzing naar een regionale structuurvisie voldoende. Vogels Vogels zijn niet opgenomen in Tabel 1 tot en met 3. Alle vogels zijn in het broedseizoen gelijk beschermd. De bescherming van vogels is hoofdzakelijk gericht op de bescherming van de nesten. Daarbij wordt wel een onderscheid gemaakt in nesten die jaarrond zijn beschermd (Categorie 1 tot en met 4-vogelsoorten, zie onderstaande tabel), nesten die alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen (Categorie 5-vogelsoorten) en nesten die niet jaarrond zijn beschermd (overige vogelsoorten). Soort Categ orie Toelichting Steenuil 1 Nesten die ook buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats. Gierzwaluw, Roek 2 Nesten van koloniebroeders Grote gele kwikstaart, Huismus, Oehoe, Ooievaar, Kerkuil, Slechtvalk 3 De fysieke voorwaarden voor de vaste nestplaats zijn afhankelijk van bebouwing, vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar Boomvalk; Buizerd; Havik, Ransuil Sperwer, Wespendief en Zwarte wouw 4 Vogels die jaar in jaar uit in hetzelfde nest broeden en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen Sinds augustus 2009 is door een uitspraak van de Raad van State bepaald dat er volgens de Europese Vogelrichtlijn geen ontheffing meer verleend mag worden voor het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vogels met als wettelijk belang ruimtelijke ingrepen of dwingende redenen van groot openbaar belang. Om ruimtelijke ontwikkelingen toch uit te kunnen voeren, moeten mitigerende maatregelen worden genomen om effecten vooraf te voorkomen. Om zeker te zijn van de juiste maatregelen is het aan te bevelen om de maatregelen voor te leggen aan het Ministerie van EZ door het indienen van een ontheffingsaanvraag. Hoewel een ontheffing voor vogels in de meeste gevallen niet kan worden afgegeven, geeft de Minister in haar besluit aan of de maatregelen voldoende zijn (positieve afwijzing). Zorgplicht In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. Dit betekent dat handelingen (of het nalaten hiervan) waarvan men weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat ze nadelig zijn voor planten en/of dieren niet mogen worden uitgevoerd. Wanneer dergelijke handelingen toch uitgevoerd moeten worden, moeten maatregelen, voor zover dit in redelijkheid kan, worden genomen om de nadelige gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Er dient bijvoorbeeld zo gewerkt te worden dat dieren kunnen ontsnappen en het kan nodig zijn om Blad 24 van 29

196 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 soorten te verplaatsen (bijvoorbeeld planten en amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Procedure ontheffingsaanvraag Voor soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet wel de zorgplicht nakomen. Voor soorten van tabel 2 geldt dat als u kunt werken volgens een goedgekeurde gedragscode er een vrijstelling geldt. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet uw activiteiten aantoonbaar uitvoeren zoals in de gedragscode staat. Tevens blijft de zorgplicht gelden. Indien u niet kunt werken volgens een gedragscode, maar u kunt maatregelen nemen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen (zogenoemde mitigerende maatregelen), dan hoeft u ook geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen. Wilt u zeker weten of uw mitigerende maatregelen voldoende zijn, en er inderdaad geen ontheffing nodig is? Vraag dan een ontheffing aan om uw maatregelen goed te keuren. Indien beschermde soorten van tabel 3 zijn aangetroffen in het plangebied, dan is mogelijk een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Net als voor tabel 2-soorten geldt dat als u maatregelen kunt nemen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen (zogenoemde mitigerende maatregelen), u geen ontheffing van de Flora- en faunawet hoeft aan te vragen. U kunt uw mitigatieplan voorleggen bij RVO.nl voor goedkeuring. Voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn (die ook onder de tabel 3-soorten van de Floraen faunawet vallen) is het niet langer mogelijk ontheffing aan te vragen op grond van ruimtelijke ontwikkelingen. Dat zelfde geldt voor vogelsoorten. Zie bijlage 1 Flora- en faunawet voor een beschrijving van de te volgen procedure voor deze soorten. Indien u geen mitigerende maatregelen kunt nemen, dan dient een ontheffing te worden aangevraagd bij RVO.nl van het ministerie van Economische Zaken. Voor de ontheffingsaanvraag is het noodzakelijk te weten welke soorten aanwezig zijn, zodat gerichte mitigerende maatregelen kunnen worden getroffen. RVO.nl zal, indien het akkoord is met het aangeleverde stappenplan waarin de aanpak voor mitigatie beschreven wordt, een zogenoemde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgeven. Daarmee zegt zij in feite dat een ontheffing niet noodzakelijk is wanneer men zich bij de uitvoering houdt aan het opgestelde stappenplan. Wabo Vanaf 1 oktober 2010 is voor ruimtelijke ontwikkelingen de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Dit houdt in dat de benodigde vergunningen en ontheffingen, dus ook die ten aanzien van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet, in de meeste gevallen via een omgevingsvergunning gaan lopen. De aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt ingediend bij de betreffende gemeente en vervolgens door de gemeente ter beoordeling voorgelegd aan het Ministerie van Economische Zaken (voormalig Ministerie van EL&I). Het Ministerie van EZ geeft bij goedkeuring een vvgb (verklaring van geen bedenkingen) af. Deze vvgb vervangt de huidige ontheffing Flora- en faunawet. Blad 25 van 29

197 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Natuurnetwerk Nederland (NNN) De nieuwe naam voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), het natuurnetwerk Nederland (NNN). De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). In 2014 werd deze term vervangen door NNN door staatssecretaris Dijksma van het ministerie van EZ. De Nederlandse natuur staat steeds meer onder druk, bijvoorbeeld door huizenbouw, aanleg van wegen en industrie. Toch leeft bij veel Nederlanders de wens om natuurgebieden in de buurt te hebben. Natuur geeft rust en biedt ruimte voor recreatie. De overheid heeft daarom extra geld uitgetrokken om de Nederlandse natuur te beschermen en verder te ontwikkelen. Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt het natuurnetwerk Nederland (NNN). In het NNN liggen de twintig Nationale Parken die Nederland kent. Ze hebben gezamenlijk een oppervlakte van ha. Ongeveer 45%van alle hectares NNN op het land is ook Natura 2000-gebied. Netwerk van gebieden Het NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Het NNN bestaat uit: - bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; - landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); - grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). Het NNN is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn. Blad 26 van 29

198 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Natuurbeschermingswet 1998 Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. Beschermde gebieden De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: - Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); - Beschermde natuurmonumenten; - Wetlands. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen de provincies de vergunningen, maar soms doet het Ministerie van Economische Zaken dit. Bestaand gebruik Op 1 februari 2009 is de wet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het zogenoemde 'bestaand gebruik'. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura 2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. De wijzigingen zijn gericht op: - verbetering van de werking van de wet in de praktijk; - verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. Beschermde Natuurmonumenten Met de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 is in 2005 het verschil tussen Beschermde Monumenten en Staatsnatuurmonumenten vervallen: beide zijn nu Beschermde Natuurmonumenten. Beschermde Natuurmonumenten die overlappen met Natura 2000-gebieden worden opgeheven en niet langer beschermd als beschermd natuurmonument. De natuurwaarden, waarvoor het natuurmonument was aangewezen, worden wel in de Natura 2000-aanwijzing opgenomen. Het volgende schema toont de vergunningprocedure in het kader van de Natuurbeschermingswet. Blad 27 van 29

199 Natuurtoets BP Woningbouw Locatie Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Blad 28 van 29

200 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Zutphenseweg 31D 7418 AH DEVENTER Postbus AH DEVENTER T E. stephan.hammink@anteagroup.com Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

201 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer definitief revisie februari 2016

202 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer definitief revisie februari 2016 Auteurs M.J. Reinders Opdrachtgever Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Dwazziewegen ZR Roden datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave definitief S.B.W. Hammink J. Officier

203 Inhoudsopgave Blz. 1 Inleiding Aanleiding Ligging en begrenzing Doel van het onderzoek Leeswijzer 3 2 Juridisch kader Algemeen Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder km/uur zone Toetsingskader plansituatie 6 3 Onderzoeksopzet en uitgangspunten Onderzoeksgebied Te beschouwen situaties Rekenmethode Uitgangspunten 10 4 Resultaten en toetsing Resultaten situatie 1: bestaand snelheidsregime Toetsing situatie 1: bestaand snelheidsregime Resultaten situatie 2: gewijzigd snelheidsregime Toetsing situatie 2: gewijzigd snelheidsregime 12 5 Samenvatting en conclusies 14 Bijlagen 1. Telgegevens Esweg 2. Invoergegevens Geomilieu 3. Rekenresultaten situatie 1 4. Rekenresultaten situatie 2 Figuren 1. Situatie 2. Objecten en bodemgebieden 3. Beoordelingspunten 4. Wegen

204 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Langs de Esweg in Nieuw-Roden is bouwbedrijf v.d. Sluis voornemens om nieuwe woningen te bouwen. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk, waarvoor het plan aan de regels van de Wet geluidhinder (artikel 76) getoetst dient te worden. Indien aan de (voorkeurs)grenswaarde voor geluid kan worden voldaan, dan gelden geen geluidspecifieke beperkingen aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Wanneer de geluidbelastingen hoger zijn dan de (voorkeurs)grenswaarde, doch ten hoogste gelijk zijn aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, dan kan het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Noordenveld - onder voorwaarden (al dan niet treffen van geluidbeperkende maatregelen) - hogere waarden vaststellen. 1.2 Ligging en begrenzing De voorgenomen ontwikkeling is gelegen aan de grens van de bebouwde kom in Nieuw-Roden. In afbeelding 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. Afbeelding 1.1: Begrenzing van het plangebied (rood omlijnd) (bron: Globespotter) Bouwbedrijf v.d. Sluis is voornemens om dertien woningen te realiseren aan de Esweg in Nieuw- Roden. Het voornemen is om het gebied tussen de Esweg en de Veldweg (zie afbeelding 1.2) te verdelen in 13 kavels (afbeelding 1.3). Blad 1 van 15

205 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Afbeelding 1.2: Begrenzing van het plangebied (rood omlijnd) (bron: Globespotter) Afbeelding 1.3: 13 woonkavels (bron: BA 32) Blad 2 van 15

206 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 1.3 Doel van het onderzoek In opdracht van Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de nieuwbouw van de 13 woningen. In het kader van het ruimtelijke besluit (Wro) dat in verband met deze planvorming wordt genomen, dient een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting tengevolge van wegverkeerslawaai plaats te vinden. Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de toekomstige geluidbelasting (2026) vanwege de omliggende wegen op de gevels van de geplande nieuwbouw. Er zullen 2 plansituaties worden beschouwd, namelijk: 1. Met het huidige snelheidsregime; 2. Met het voornemen om de bebouwde komgrens te verplaatsen, waardoor het snelheidsregime wijzigt. De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. In voorliggend rapport zijn de werkwijze en resultaten van het akoestisch onderzoek weergegeven. 1.4 Leeswijzer De rapportage is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 beschrijven we het toetsingskader; de onderzoeksopzet komt aan de orde in hoofdstuk 3; in hoofdstuk 4 belichten we de onderzoeksresultaten; in hoofdstuk 5 tenslotte vatten we de belangrijkste conclusies van dit onderzoek samen. Blad 3 van 15

207 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 2 Juridisch kader 2.1 Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk). De ruimte boven en onder de weg behoort eveneens tot de zone van de weg. De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 2.1 weergegeven. Tabel 2.1: Zonebreedte wegverkeer Aantal rijstroken Zonebreedte [m] Stedelijk gebied Buitenstedelijk gebied 5 of meer of meer of of Het stedelijk gebied wordt in de Wgh gedefinieerd als het gebied binnen de bebouwde kom doch voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Dit laatste gebied valt onder het buitenstedelijk gebied. Binnen de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt de Lden-waarde in db bepaald. De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. In artikel 82 en volgende worden de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties bij zones. In artikel 3.1 en 3.2 van het Besluit geluidhinder worden de grenswaarden van geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wgh 1 vermeld. In tabel 2.2 zijn deze waarden (voorkeursgrenswaarden en de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde) opgenomen. Tabel 2.2: Grenswaarden voor woningen langs een bestaande weg Status van de woning nieuw te bouwen woningen Voorkeursgrenswaarde [db] Stedelijk Maximale ontheffing [db] Buitenstedelijk* Onderwijsgebouw, ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting, kinderdagverblijf. Blad 4 van 15

208 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Tabel 2.2: Grenswaarden voor woningen langs een bestaande weg Status van de woning vervangende nieuwbouw (woningen) nieuw te bouwen agrarische woning Voorkeursgrenswaarde [db] Stedelijk Maximale ontheffing [db] Buitenstedelijk* nieuw te bouwen andere geluidgevoelige gebouwen *) Geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van een (auto)snelweg worden tot het buitenstedelijk gebied gerekend Voorwaarden voor ontheffing In artikel 110a en volgende wordt aangegeven onder welke voorwaarden hogere grenswaarden kunnen worden verleend. Er kan uitsluitend een hogere grenswaarde worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege een weg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Om de geluidbelasting vanwege een weg te beperken, kunnen de volgende maatregelen worden getroffen: Maatregelen aan de bron door middel van het toepassen van een geluidarm wegdektype; Maatregelen in het overdrachtsgebied door middel van het toepassen van een geluidscherm/grondwal; Maatregelen aan de ontvanger door middel van het toepassen van schermen aan of nabij de gevel, het toepassen van 'dove' gevels, en dergelijke Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Ingevolge artikel 110g van de Wet geluidhinder dient het resultaat van berekening en meting van de geluidbelasting vanwege wegverkeer te worden gecorrigeerd met een aftrek in db. De hoogte van de aftrek is geregeld in artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid Op basis van dit voorschrift dient voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt, een aftrek van 2 db te worden toegepast met uitzondering van 2 specifieke situaties: Indien de geluidbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 56 db is, geldt een aftrek van 3 db; Indien de geluidbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 57 db is, geldt een aftrek van 4 db. Voor de overige zoneplichtige wegen bedraagt de aftrek 5 db km/uur zone Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet-zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk. Blad 5 van 15

209 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij een ruimtelijke procedure, de geluidbelasting wel inzichtelijk gemaakt dient te worden. Er dient sprake te zijn van een 'deugdelijke motivering' bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is derhalve akoestisch onderzoek gewenst. In de zin van de Wet geluidhinder zijn geen streef- en/of grenswaarden gesteld aan dergelijke wegen. De aftrek ex artikel 110g Wgh is eveneens niet van toepassing op wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. 2.2 Toetsingskader plansituatie In de onderhavige situatie is sprake van nieuw te bouwen woningen, welke zijn gelegen binnen de zone van de Esweg. De maximum snelheid van deze weg bedraagt ter hoogte van het plangebied gedeeltelijk 30 km/uur en gedeeltelijk 60 km/uur. Dat betekent dat alleen de woningen die binnen de zone van 60 km/uur gedeelte liggen aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder worden getoetst. Voor deze woningen geldt tevens een aftrek ex artikel 110g Wgh van 5 db. Het voornemen is om de bebouwde komgrens te verplaatsen, waardoor de maximum snelheid ter plaatse van het plangebied geheel 50 km/uur wordt. Beide situaties (bestaande en voorgenomen situatie) worden in onderhavig rapport beschouwd. De aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt in de voorgenomen situatie 5 db voor de woningen binnen het 50 km/uur gedeelte. Het nieuwbouwplan is gedeeltelijk kavel 0 tot en met 8- gelegen in het stedelijke gebied. De kavels 9 tot en met 12 zijn buitenstedelijk gelegen. De van toepassing zijnde grenswaarden zijn in de volgende tabel weergegeven. Tabel 2.3: Grenswaarden plansituatie ten gevolge van Esweg na aftrek ex artikel 110g Wgh Wegvak Voorkeursgrenswaarde [db] Maximale ontheffingswaarde [db] Esweg kavel 0 t/m Esweg kavel 9 t/m Indien het planvoornemen wordt doorgevoerd om de bebouwde komgrens te verplaatsen naar ten zuiden van de Veldweg (zie afbeelding 3.2), dan zal het gehele plangebied in het stedelijk gebied liggen. In dat geval bedraagt de maximale ontheffingswaarde voor alle 13 de kavels 63 db. Zoals reeds benoemd zijn de in tabel 3.2 genoemde grenswaarden alleen van toepassing voor de woningen binnen de zone van de weg met een snelheidsregime >30 km/uur. Dit betekent dat in de bestaande situatie (zie afbeelding 3.1) alleen de woningen op de kavels 9 t/m 12 binnen de zone van de Esweg liggen. In de voorgenomen situatie (zie afbeelding 3.2) liggen de woningen op de kavels 1 t/m 12 binnen de zone van de Esweg. Voor de nabij gelegen weg Veldweg en de nieuw aan te leggen ventweg lang de nieuwe woningen is uitgegaan van een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke 30 km/uur wegen niet-zoneplichtig en zouden derhalve buiten beschouwing kunnen blijven. Gelet op jurisprudentie blijken 30 km/uur wegen vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch te moeten worden onderzocht. Blad 6 van 15

210 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Echter zijn er geen intensiteiten van deze wegen bekend. Aangenomen wordt dat de intensiteit op de Veldweg beperkt is en derhalve niet akoestisch relevant is. De Veldweg is derhalve niet bij dit onderzoek betrokken. Voor de nieuwe ventweg wordt aangenomen dat alleen de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woningen op deze weg actief is. Derhalve zal op basis van kentallen de verkeersaantrekkende werking worden bepaald. De verkeersaantrekkende werking van het nieuwbouwplan zal tevens in de intensiteiten van de Esweg worden verwerkt. Blad 7 van 15

211 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 3 Onderzoeksopzet en uitgangspunten 3.1 Onderzoeksgebied In afbeelding 1.1 tot en met 1.3 in hoofdstuk 1 is respectievelijk een overzicht van de locatie en een impressie van het plan weergegeven. 3.2 Te beschouwen situaties Men is voornemens om de huidige bebouwde komgrens te verplaatsen naar ten zuiden van de Veldweg. Hierdoor komt het gehele plangebied binnen de bebouwde komgrens te vallen. In dit onderzoek zullen derhalve 2 plansituaties worden beschouwd, namelijk: 1. Met het huidige snelheidsregime; 2. Met het voornemen om de bebouwde komgrens te verplaatsen, waardoor het snelheidsregime wijzigt. In situatie 1 (bestaande situatie) is de maximum snelheid binnen de bebouwde komgrens 30 km/uur en daar buiten 60 km/uur. Situatie 2 is worst-case beschouwd en is er van uit gegaan dat de snelheid binnen de bebouwde kom 50 km/uur is en daarbuiten 60 km/uur. In afbeeldingen 3.1 en 3.2 is respectievelijk situatie 1 en situatie 2 weergegeven. Afbeelding 3.1: Situatie 1 (groen = 30 km/uur en rood = 60 km/uur) Blad 8 van 15

212 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. Afbeelding 3.2: Situatie 2 (groen = 30 km/uur en geel = 50 km/uur) 3.3 Rekenmethode In het kader van het onderhavige onderzoek zijn voor de effectbeschrijving van de Esweg akoestische berekeningen uitgevoerd. Deze berekeningen dienen ter bepaling van de geluidbelasting ter plaatse van de gevels van de nieuw te bouwen woningen. Voor het bepalen van het geluidniveau vanwege het wegverkeer zijn twee wettelijk vastgestelde rekenmethodes voorhanden: de Standaardrekenmethode I en de Standaardrekenmethode II uit het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012' ex artikel 110d van de Wet geluidhinder, kortweg aangeduid als SRM I respectievelijk SRM II. De SRM II is een rekenmethode waarbij rekening kan worden gehouden met afscherming van objecten, hetgeen met de SRM I niet mogelijk is. De berekeningen voor het onderzoek zijn dan ook uitgevoerd conform SRM II. De berekeningen zijn uitgevoerd met één reflectie en een sectorhoek van 2 graden. In onderhavig onderzoek zijn de betreffende wegen en de directe omgeving ingevoerd in een grafisch computermodel dat rekent volgens de Standaardrekenmethode II uit het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012'. Daarbij is gebruik gemaakt van het programma Geomilieu versie De onderzoeksopzet en de invoergegevens zijn in de onderstaande alinea s nader toegelicht. Blad 9 van 15

213 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 3.4 Uitgangspunten Algemeen Voor de bepaling van de geluidbelastingen vanwege het wegverkeer, op de gevels van de woningen, is een rekenmodel opgezet. In het model zijn de omliggende bebouwing, bodemgebieden, hoogtekenmerken en de relevante wegen opgenomen. Het verharde oppervlak van de omliggende wegen is in het rekenmodel als een akoestisch harde bodem (Bf = 0,0) ingevoerd. De standaard bodemfactor is als akoestisch zacht (Bf = 1,0) meegenomen. De gebouwen in de omgeving van het bouwplan zijn in de berekeningen zowel afschermend als reflecterend meegenomen. Ter plaatse van de gevels van de nieuw te bouwen woning zijn in het rekenmodel ontvangerspunten opgenomen. Voor de berekeningen is uitgegaan van een waarneemhoogte van 1,50 meter (begane grond), 4,50 meter (eerste verdieping) en 7,50 meter (tweede verdieping) boven lokaal maaiveld. Specifieke invoergegevens Esweg De gegevens inzake de intensiteit van de Esweg zijn afkomstig van de gemeente Noordenveld en betreffen telgegevens van de periode 16 februari 2015 tot en met 2 maart 2015 voor de Esweg ten zuiden van de Veldweg. Voor de Esweg ten noorden van de Veldweg zijn de telgegevens van de periode 1 december 2014 tot en met 15 december 2014 gehanteerd. De verdelingen van voertuigen en uurintensiteiten zijn uit deze telgegevens herleid. Om tot een intensiteit voor het prognosejaar 2026 te komen, is rekening gehouden met een autonome groei van 1,5% per jaar. Daarnaast heeft het te realiseren plan ook een verkeersaantrekkende werking. Deze is bepaald op basis van de CROW publicatie Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie. Hierbij is als uitgangspunt een situatie van vrijstaande woningen in een weinig stedelijk gebied in de rest bebouwde kom gehanteerd. De voor de berekeningen gehanteerde verkeerscijfers voor de Esweg zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Tabel 3.3: Gehanteerde verkeersgegevens voor prognosejaar 2026 Wegvak Intensiteit [mvt/etm] Snelheid [km/uur] Wegdek Esweg ten noorden van Veldweg /50/60* Referentieasfalt Esweg ten zuiden van Veldweg /50/60* Referentieasfalt Verkeersaantrekkende werking Wegvak Periode Voertuigverdeling [%} Uurintensiteit [%] Licht Middel Zwaar Esweg ten noorden van Veldweg Esweg ten zuiden van Veldweg Dag 98,18 1,71 0,11 6,37 Avond 98,18 1,71 0,11 3,13 Nacht 98,18 1,71 0,11 1,39 Dag 96,45 3,17 0,38 6,14 Avond 96,45 3,17 0,38 3,33 Nacht 96,45 3,17 0,38 1,63 * Afhankelijk van de situatie (1 of 2) Blad 10 van 15

214 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 4 Resultaten en toetsing 4.1 Resultaten situatie 1: bestaand snelheidsregime Met behulp van het rekenmodel is op de te beoordelen nieuw te bouwen woningen de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Esweg, de nieuw aan te leggen ventweg en deze wegen tezamen (gecumuleerd) voor het jaar 2026 berekend. De resultaten als gevolg van de Esweg worden vervolgens aan de in tabel 2.3 weergegeven grenswaarden getoetst. De resultaten als gevolg van de ventweg worden niet getoetst, daar het een niet-gezoneerde (30 km/uur) weg betreft. In onderstaande tabel 4.1 zijn de geluidbelastingen op de gevels van de nieuw te bouwen woningen, per weg en gecumuleerd, weergegeven. De berekeningsresultaten per ontvangerspunt en -hoogte zijn weergegeven in bijlage 3. Tabel 4.1: Rekenresultaten 2026 vanwege Esweg inclusief ex artikel 110g Wgh (situatie 1; bestaand snelheidsregime), ventweg en gecumuleerd exclusief ex artikel 110g Wgh Kavel Geluidbelasting [db] situatie 1: bestaand snelheidsregime Esweg ventweg gecumuleerd 1,5m 4,5m 7,5m 1,5m 4,5m 7,5m 1,5m 4,5m 7,5m Toetsing situatie 1: bestaand snelheidsregime Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen in de situatie met het bestaande snelheidsregime- de geluidbelasting ten hoogste 50 db inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh als gevolg van verkeer op de Esweg bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt ter plaatse van de woningen op kavels 10 tot en met 12 overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 db wordt echter niet overschreden. In artikel 110a en volgende van de Wet geluidhinder wordt aangegeven onder welke voorwaarden hogere grenswaarden kunnen worden verleend. Er kan uitsluitend een hogere grenswaarde worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege een weg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan Blad 11 van 15

215 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Een beschouwing van maatregelen is vooralsnog niet gedaan, omdat uit de navolgende paragraaf blijkt dat de voorgenomen wijziging in de maximum snelheid positief uitpakt. De geluidbelasting als gevolg van de nieuw te realiseren ventweg bedraagt ten hoogste 42 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 55 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Het bevoegd gezag beoordeelt uiteindelijk of de geluidbelasting als gevolg van de 30 km/uur weg en cumulatie aanvaardbaar is. Een wettelijke toets aan een grenswaarde is niet aan de orde. 4.3 Resultaten situatie 2: gewijzigd snelheidsregime Met behulp van het rekenmodel is op de te beoordelen nieuw te bouwen woningen de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Esweg, de nieuw aan te leggen ventweg en deze wegen tezamen (gecumuleerd) voor het jaar 2026 berekend. De resultaten als gevolg van de Esweg worden vervolgens aan de in tabel 2.3 weergegeven grenswaarden getoetst. De resultaten als gevolg van de ventweg worden niet getoetst, daar het een niet-gezoneerde (30 km/uur) weg betreft. In onderstaande tabel 4.2 zijn de geluidbelastingen op de gevels van de nieuw te bouwen woningen, per weg en gecumuleerd, weergegeven. De berekeningsresultaten per ontvangerspunt en -hoogte zijn weergegeven in bijlage 4. Tabel 4.2: Rekenresultaten 2026 vanwege Esweg inclusief ex artikel 110g Wgh (situatie 2; gewijzigd snelheidsregime), ventweg en gecumuleerd exclusief ex artikel 110g Wgh Kavel Geluidbelasting [db] situatie 2: gewijzigd snelheidsregime Esweg ventweg gecumuleerd 1,5m 4,5m 7,5m 1,5m 4,5m 7,5m 1,5m 4,5m 7,5m Toetsing situatie 2: gewijzigd snelheidsregime Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen in de situatie met het gewijzigde snelheidsregime- de geluidbelasting ten hoogste 48 db inclusief aftrek Blad 12 van 15

216 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. ex artikel 110g Wgh als gevolg van verkeer op de Esweg bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt derhalve niet overschreden. Het nieuwbouwplan is derhalve in de situatie met een gewijzigd snelheidsregime ten opzichte van de Esweg inpasbaar. De geluidbelasting als gevolg van de nieuw te realiseren ventweg bedraagt ten hoogste 42 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 54 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Het bevoegd gezag beoordeelt uiteindelijk of de geluidbelasting als gevolg van de 30 km/uur weg en cumulatie aanvaardbaar is. Een wettelijke toets aan een grenswaarde is niet aan de orde. Blad 13 van 15

217 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. 5 Samenvatting en conclusies Bouwbedrijf v.d. Sluis is voornemens om dertien woningen te realiseren aan de Esweg in Nieuw- Roden. Het voornemen is om het gebied tussen de Esweg en de Veldweg te verdelen in 13 kavels. In het kader van het ruimtelijke besluit (Wro) dat in verband met deze planvorming wordt genomen, dient een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting tengevolge van wegverkeerslawaai plaats te vinden. Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de toekomstige geluidbelasting (2026) vanwege de omliggende wegen op de gevels van de geplande nieuwbouw. Er zullen 2 plansituaties worden beschouwd, namelijk: 1. Met het huidige snelheidsregime; 2. Met het voornemen om de bebouwde komgrens te verplaatsen, waardoor het snelheidsregime wijzigt. De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Resultaten situatie 1 Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen in de situatie met het bestaande snelheidsregime- de geluidbelasting ten hoogste 50 db inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh als gevolg van verkeer op de Esweg bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt ter plaatse van de woningen op kavels 10 tot en met 12 overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 db wordt echter niet overschreden. De geluidbelasting als gevolg van de nieuw te realiseren ventweg bedraagt ten hoogste 42 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 55 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Resultaten situatie 2 Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen in de situatie met het gewijzigde snelheidsregime- de geluidbelasting ten hoogste 48 db inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh als gevolg van verkeer op de Esweg bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt derhalve niet overschreden. De geluidbelasting als gevolg van de nieuw te realiseren ventweg bedraagt ten hoogste 42 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 54 db exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Conclusie Daar in situatie 2 (verplaatsen komgrens en dus een gewijzigd snelheidsregime) aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, hoeven burgemeester en wethouders van gemeente Noordenveld geen hogere waarde vast te stellen voor de 13 nieuwe woningen. Het bevoegd gezag beoordeelt uiteindelijk of de gecumuleerde geluidbelasting en de geluidbelasting als gevolg van de 30 km/uur weg aanvaardbaar is. Blad 14 van 15

218 Akoestisch onderzoek wegverkeer BP Woningbouw Esweg te Nieuw-Roden projectnummer februari 2016 revisie 01 Bouwbedrijf R. v.d. Sluis B.V. In situatie 1 (bestaande komgrens en huidig snelheidsregime) wordt niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. Er kan in deze situatie uitsluitend een hogere grenswaarde worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege een weg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Blad 15 van 15

219 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Tolhuisweg DV HEERENVEEN Postbus AA HEERENVEEN T. (0513) E. stephan.hammink@anteagroup.com Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

220 Akoestisch onderzoek Beelen Midden Nederland B.V. projectnummer december 2015 revisie 03 Beelen Nederland B.V. Bijlagen Blad 21 van 22

221

222

223

224

225

226

227

228

229 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. Hoogte Maaiveld Hdef. Cp Zwevend Refl. 63 Refl. 125 Refl. 250 Refl. 500 Refl. 1k Refl. 2k Refl. 4k Refl. 8k 001 Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 Geomilieu V :29:58

230 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. Hoogte Maaiveld Hdef. Cp Zwevend Refl. 63 Refl. 125 Refl. 250 Refl. 500 Refl. 1k Refl. 2k Refl. 4k Refl. 8k 057 Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 Geomilieu V :29:58

231 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. Hoogte Maaiveld Hdef. Cp Zwevend Refl. 63 Refl. 125 Refl. 250 Refl. 500 Refl. 1k Refl. 2k Refl. 4k Refl. 8k 112 Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 2,50 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0, Gebouw 6,00 0,00 Relatief 0 db False 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 Geomilieu V :29:58

232 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. Bf 01 Bodemgebied 0,00 02 Bodemgebied 0,00 03 Bodemgebied 0,00 04 Bodemgebied 0,00 05 Bodemgebied 0,00 06 Bodemgebied 0,00 07 Bodemgebied 0,00 08 Bodemgebied 0,00 09 Bodemgebied 0,00 10 Bodemgebied 0,00 11 Bodemgebied 0,00 12 Bodemgebied 0,00 13 Bodemgebied 0,00 14 Bodemgebied 0,00 15 Bodemgebied 0,00 16 Bodemgebied 0,00 17 Bodemgebied 0,00 18 Bodemgebied 0,00 19 Bodemgebied 0,00 20 Bodemgebied 0,00 21 Bodemgebied 0,00 22 Bodemgebied 0,00 23 Bodemgebied 0,00 24 Bodemgebied 0,00 25 Bodemgebied 0,00 26 Bodemgebied 0,00 27 Bodemgebied 0,00 28 Bodemgebied 0,00 29 Bodemgebied 0,00 30 Bodemgebied 0,00 31 Bodemgebied 0,00 32 Bodemgebied 0,00 33 Bodemgebied 0,00 34 Bodemgebied 0,00 35 Bodemgebied 0,00 36 Bodemgebied 0,00 37 Bodemgebied 0,00 38 Bodemgebied 0,00 Geomilieu V :30:54

233 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. Maaiveld Hdef. Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F Gevel 00 Woning 00 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 01 Woning 01 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 02 Woning 02 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 03 Woning 03 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 04 Woning 04 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 05 Woning 05 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 06 Woning 06 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 07 Woning 07 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 08 Woning 08 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 09 Woning 09 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 10 Woning 10 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 11 Woning 11 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja 12 Woning 12 0,00 Relatief 1,50 4,50 7, Ja Geomilieu V :31:06

234 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. ISO_H ISO M Hdef. Type Cpl Cpl_W Hbron Helling Wegdek V(MR(D)) V(MR(A)) V(MR(N)) 01a Esweg (verkeersaantrekkende werking) 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W a Ventweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W a Esweg (verkeersaantrekkende werking) 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Geomilieu V :03:00

235 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam V(MR(P4)) V(LV(D)) V(LV(A)) V(LV(N)) V(LV(P4)) V(MV(D)) V(MV(A)) V(MV(N)) V(MV(P4)) V(ZV(D)) V(ZV(A)) V(ZV(N)) V(ZV(P4)) 01a a a Geomilieu V :03:00

236 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Totaal aantal %Int(D) %Int(A) %Int(N) %Int(P4) %MR(D) %MR(A) %MR(N) %MR(P4) %LV(D) %LV(A) %LV(N) %LV(P4) %MV(D) %MV(A) 01a 103,00 6,37 3,13 1, ,00 100,00 100, a 103,00 6,37 3,13 1, ,00 100,00 100, a 103,00 6,14 3,33 1, ,00 100,00 100, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,14 3,33 1, ,45 96,45 96, ,17 3,17 Geomilieu V :03:00

237 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam %MV(N) %MV(P4) %ZV(D) %ZV(A) %ZV(N) %ZV(P4) MR(D) MR(A) MR(N) MR(P4) LV(D) LV(A) LV(N) LV(P4) MV(D) MV(A) 01a ,56 3,22 1, a ,56 3,22 1, a ,32 3,43 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,38 0,38 0, ,99 70,50 34, ,27 2,32 Geomilieu V :03:00

238 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam MV(N) MV(P4) ZV(D) ZV(A) ZV(N) ZV(P4) LE (D) 63 LE (D) 125 LE (D) 250 LE (D) 500 LE (D) 1k LE (D) 2k LE (D) 4k LE (D) 8k LE (A) 63 01a ,24 64,24 68,40 77,55 83,24 79,95 73,22 62,84 58,15 02a ,24 64,24 68,40 77,55 83,24 79,95 73,22 62,84 58,15 04a ,08 68,74 73,57 81,69 89,37 85,72 78,87 67,77 58, , ,13 0,07 0, ,00 78,60 86,38 90,55 96,12 93,02 86,34 78,29 71, , ,13 0,07 0, ,00 78,60 86,38 90,55 96,12 93,02 86,34 78,29 71, , ,13 0,07 0, ,49 82,52 87,87 94,90 102,28 98,67 91,84 81,04 71, , ,51 0,28 0, ,47 83,71 89,38 95,74 102,82 99,24 92,42 81,88 72,81 Geomilieu V :03:00

239 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam LE (A) 125 LE (A) 250 LE (A) 500 LE (A) 1k LE (A) 2k LE (A) 4k LE (A) 8k LE (N) 63 LE (N) 125 LE (N) 250 LE (N) 500 LE (N) 1k LE (N) 2k LE (N) 4k 01a 61,15 65,31 74,46 80,15 76,86 70,13 59,75 54,63 57,63 61,79 70,94 76,62 73,34 66,61 02a 61,15 65,31 74,46 80,15 76,86 70,13 59,75 54,63 57,63 61,79 70,94 76,62 73,34 66,61 04a 66,09 70,91 79,04 86,71 83,06 76,21 65,11 55,32 62,98 67,81 75,93 83,61 79,96 73, ,52 83,29 87,46 93,03 89,94 83,25 75,20 68,38 71,99 79,77 83,94 89,51 86,41 79, ,52 83,29 87,46 93,03 89,94 83,25 75,20 68,38 71,99 79,77 83,94 89,51 86,41 79, ,43 84,79 91,82 99,20 95,59 88,75 77,95 67,87 75,90 81,26 88,29 95,67 92,06 85, ,05 86,72 93,08 100,16 96,58 89,76 79,22 69,71 77,95 83,62 89,98 97,06 93,48 86,66 Geomilieu V :03:00

240 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 1: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam LE (N) 8k LE (P4) 63 LE (P4) 125 LE (P4) 250 LE (P4) 500 LE (P4) 1k LE (P4) 2k LE (P4) 4k LE (P4) 8k 01a 56, a 56, a 62, , , , , Geomilieu V :03:00

241 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Omschr. ISO_H ISO M Hdef. Type Cpl Cpl_W Hbron Helling Wegdek V(MR(D)) V(MR(A)) V(MR(N)) 01a Esweg (verkeersaantrekkende werking) 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W a Ventweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W a Esweg (verkeersaantrekkende werking) 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W a Esweg (verkeersaantrekkende werking) 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Esweg 0,00 0,00 Relatief Verdeling False 1,5 0,75 0 W Geomilieu V :32:05

242 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam V(MR(P4)) V(LV(D)) V(LV(A)) V(LV(N)) V(LV(P4)) V(MV(D)) V(MV(A)) V(MV(N)) V(MV(P4)) V(ZV(D)) V(ZV(A)) V(ZV(N)) V(ZV(P4)) 01a a a a Geomilieu V :32:05

243 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam Totaal aantal %Int(D) %Int(A) %Int(N) %Int(P4) %MR(D) %MR(A) %MR(N) %MR(P4) %LV(D) %LV(A) %LV(N) %LV(P4) %MV(D) %MV(A) 01a 103,00 6,37 3,13 1, ,00 100,00 100, a 103,00 6,37 3,13 1, ,00 100,00 100, a 103,00 6,14 3,33 1, ,00 100,00 100, a 103,00 6,14 3,33 1, ,00 100,00 100, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,37 3,13 1, ,18 98,18 98, ,71 1, ,00 6,14 3,33 1, ,45 96,45 96, ,17 3, ,00 6,14 3,33 1, ,45 96,45 96, ,17 3,17 Geomilieu V :32:05

244 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam %MV(N) %MV(P4) %ZV(D) %ZV(A) %ZV(N) %ZV(P4) MR(D) MR(A) MR(N) MR(P4) LV(D) LV(A) LV(N) LV(P4) MV(D) MV(A) 01a ,56 3,22 1, a ,56 3,22 1, a ,32 3,43 1, a ,32 3,43 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,11 0,11 0, ,39 58,66 26, ,08 1, , ,38 0,38 0, ,99 70,50 34, ,27 2, , ,38 0,38 0, ,99 70,50 34, ,27 2,32 Geomilieu V :32:05

245 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam MV(N) MV(P4) ZV(D) ZV(A) ZV(N) ZV(P4) LE (D) 63 LE (D) 125 LE (D) 250 LE (D) 500 LE (D) 1k LE (D) 2k LE (D) 4k LE (D) 8k LE (A) 63 01a ,24 64,24 68,40 77,55 83,24 79,95 73,22 62,84 58,15 02a ,24 64,24 68,40 77,55 83,24 79,95 73,22 62,84 58,15 04a ,08 67,52 72,17 80,56 87,71 84,16 77,34 66,43 58,42 04a ,08 68,74 73,57 81,69 89,37 85,72 78,87 67,77 58, , ,13 0,07 0, ,00 78,60 86,38 90,55 96,12 93,02 86,34 78,29 71, , ,13 0,07 0, ,59 81,45 87,17 93,76 100,66 97,17 90,37 80,02 71, , ,13 0,07 0, ,59 81,45 87,17 93,76 100,66 97,17 90,37 80,02 71, , ,51 0,28 0, ,64 82,76 89,01 94,58 101,22 97,78 91,00 81,11 72, , ,51 0,28 0, ,47 83,71 89,38 95,74 102,82 99,24 92,42 81,88 72,81 Geomilieu V :32:05

246 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam LE (A) 125 LE (A) 250 LE (A) 500 LE (A) 1k LE (A) 2k LE (A) 4k LE (A) 8k LE (N) 63 LE (N) 125 LE (N) 250 LE (N) 500 LE (N) 1k LE (N) 2k LE (N) 4k 01a 61,15 65,31 74,46 80,15 76,86 70,13 59,75 54,63 57,63 61,79 70,94 76,62 73,34 66,61 02a 61,15 65,31 74,46 80,15 76,86 70,13 59,75 54,63 57,63 61,79 70,94 76,62 73,34 66,61 04a 64,86 69,51 77,90 85,06 81,50 74,68 63,77 55,32 61,76 66,41 74,80 81,95 78,40 71,58 04a 66,09 70,91 79,04 86,71 83,06 76,21 65,11 55,32 62,98 67,81 75,93 83,61 79,96 73, ,52 83,29 87,46 93,03 89,94 83,25 75,20 68,38 71,99 79,77 83,94 89,51 86,41 79, ,37 84,09 90,67 97,57 94,08 87,28 76,94 67,98 74,84 80,56 87,15 94,04 90,55 83, ,37 84,09 90,67 97,57 94,08 87,28 76,94 67,98 74,84 80,56 87,15 94,04 90,55 83, ,10 86,36 91,92 98,56 95,12 88,35 78,45 69,88 77,00 83,25 88,82 95,46 92,02 85, ,05 86,72 93,08 100,16 96,58 89,76 79,22 69,71 77,95 83,62 89,98 97,06 93,48 86,66 Geomilieu V :32:05

247 Antea Group Invoergegevens Geomilieu Bijlage 2 Model: Situatie 2: 2026 Groep: (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Naam LE (N) 8k LE (P4) 63 LE (P4) 125 LE (P4) 250 LE (P4) 500 LE (P4) 1k LE (P4) 2k LE (P4) 4k LE (P4) 8k 01a 56, a 56, a 60, a 62, , , , , , Geomilieu V :32:05

248 Antea Group Rekenresultaten situatie 1 Bijlage 3 Esweg inclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 1: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: Esweg Groepsreductie: Ja Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 43,69 40,62 37,12 45,43 00_B Woning 00 4,50 44,42 41,35 37,85 46,16 00_C Woning 00 7,50 44,27 41,20 37,70 46,01 01_A Woning 01 1,50 42,37 39,30 35,80 44,11 01_B Woning 01 4,50 43,41 40,34 36,84 45,15 01_C Woning 01 7,50 43,48 40,41 36,92 45,23 02_A Woning 02 1,50 42,25 39,18 35,69 44,00 02_B Woning 02 4,50 43,38 40,32 36,82 45,13 02_C Woning 02 7,50 43,43 40,37 36,87 45,18 03_A Woning 03 1,50 42,14 39,08 35,59 43,90 03_B Woning 03 4,50 43,32 40,27 36,77 45,08 03_C Woning 03 7,50 43,39 40,33 36,84 45,15 04_A Woning 04 1,50 42,16 39,10 35,61 43,92 04_B Woning 04 4,50 43,34 40,29 36,80 45,10 04_C Woning 04 7,50 43,43 40,38 36,89 45,19 05_A Woning 05 1,50 42,25 39,20 35,71 44,01 05_B Woning 05 4,50 43,45 40,40 36,92 45,22 05_C Woning 05 7,50 43,59 40,54 37,06 45,36 06_A Woning 06 1,50 42,32 39,28 35,80 44,09 06_B Woning 06 4,50 43,57 40,52 37,04 45,34 06_C Woning 06 7,50 43,74 40,69 37,21 45,51 07_A Woning 07 1,50 42,62 39,58 36,11 44,40 07_B Woning 07 4,50 43,97 40,93 37,45 45,74 07_C Woning 07 7,50 44,15 41,10 37,63 45,92 08_A Woning 08 1,50 43,33 40,29 36,82 45,11 08_B Woning 08 4,50 44,74 41,70 38,22 46,51 08_C Woning 08 7,50 44,87 41,84 38,38 46,66 09_A Woning 09 1,50 44,76 41,73 38,26 46,55 09_B Woning 09 4,50 46,04 43,00 39,54 47,82 09_C Woning 09 7,50 46,12 43,09 39,64 47,92 10_A Woning 10 1,50 45,64 42,61 39,16 47,44 10_B Woning 10 4,50 46,87 43,85 40,41 48,68 10_C Woning 10 7,50 46,92 43,92 40,48 48,74 11_A Woning 11 1,50 46,08 43,09 39,66 47,91 11_B Woning 11 4,50 47,36 44,37 40,96 49,20 11_C Woning 11 7,50 47,40 44,42 41,02 49,25 12_A Woning 12 1,50 46,35 43,41 40,04 48,25 12_B Woning 12 4,50 47,68 44,75 41,40 49,59 12_C Woning 12 7,50 47,71 44,79 41,44 49,63 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :07:21

249 Antea Group Rekenresultaten situatie 1 Bijlage 3 ventweg exclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 1: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: Ventweg Groepsreductie: Nee Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 35,52 32,43 28,90 37,24 00_B Woning 00 4,50 35,95 32,86 29,34 37,67 00_C Woning 00 7,50 35,86 32,77 29,25 37,58 01_A Woning 01 1,50 38,86 35,77 32,24 40,58 01_B Woning 01 4,50 38,75 35,66 32,13 40,47 01_C Woning 01 7,50 38,10 35,01 31,49 39,82 02_A Woning 02 1,50 40,30 37,21 33,69 42,02 02_B Woning 02 4,50 40,06 36,97 33,44 41,78 02_C Woning 02 7,50 39,25 36,16 32,63 40,97 03_A Woning 03 1,50 40,01 36,92 33,40 41,73 03_B Woning 03 4,50 39,86 36,77 33,25 41,58 03_C Woning 03 7,50 39,12 36,03 32,50 40,84 04_A Woning 04 1,50 39,89 36,80 33,28 41,61 04_B Woning 04 4,50 39,77 36,68 33,16 41,49 04_C Woning 04 7,50 39,04 35,95 32,43 40,76 05_A Woning 05 1,50 39,75 36,66 33,13 41,47 05_B Woning 05 4,50 39,66 36,57 33,05 41,38 05_C Woning 05 7,50 38,96 35,87 32,34 40,68 06_A Woning 06 1,50 39,44 36,35 32,83 41,16 06_B Woning 06 4,50 39,42 36,33 32,80 41,14 06_C Woning 06 7,50 38,77 35,68 32,15 40,49 07_A Woning 07 1,50 39,07 35,98 32,45 40,79 07_B Woning 07 4,50 39,10 36,01 32,48 40,82 07_C Woning 07 7,50 38,50 35,41 31,89 40,22 08_A Woning 08 1,50 38,74 35,65 32,13 40,46 08_B Woning 08 4,50 38,82 35,73 32,21 40,54 08_C Woning 08 7,50 38,28 35,19 31,67 40,00 09_A Woning 09 1,50 38,51 35,42 31,89 40,23 09_B Woning 09 4,50 38,62 35,53 32,00 40,34 09_C Woning 09 7,50 38,11 35,02 31,49 39,83 10_A Woning 10 1,50 38,11 35,02 31,49 39,83 10_B Woning 10 4,50 38,26 35,17 31,65 39,98 10_C Woning 10 7,50 37,79 34,70 31,18 39,51 11_A Woning 11 1,50 38,02 34,93 31,40 39,74 11_B Woning 11 4,50 38,16 35,07 31,54 39,88 11_C Woning 11 7,50 37,68 34,59 31,07 39,40 12_A Woning 12 1,50 37,77 34,68 31,16 39,49 12_B Woning 12 4,50 37,89 34,80 31,28 39,61 12_C Woning 12 7,50 37,43 34,34 30,81 39,15 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :35:30

250 Antea Group Rekenresultaten situatie 1 Bijlage 3 Gecumuleerd exclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 1: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Nee Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 48,90 45,83 42,32 50,64 00_B Woning 00 4,50 49,61 46,54 43,04 51,35 00_C Woning 00 7,50 49,47 46,39 42,89 51,21 01_A Woning 01 1,50 47,94 44,87 41,37 49,68 01_B Woning 01 4,50 48,85 45,79 42,28 50,60 01_C Woning 01 7,50 48,86 45,79 42,29 50,60 02_A Woning 02 1,50 48,04 44,98 41,48 49,79 02_B Woning 02 4,50 48,98 45,91 42,41 50,72 02_C Woning 02 7,50 48,93 45,86 42,36 50,67 03_A Woning 03 1,50 47,91 44,85 41,35 49,66 03_B Woning 03 4,50 48,90 45,84 42,34 50,65 03_C Woning 03 7,50 48,88 45,82 42,32 50,63 04_A Woning 04 1,50 47,91 44,84 41,35 49,66 04_B Woning 04 4,50 48,91 45,85 42,35 50,66 04_C Woning 04 7,50 48,91 45,85 42,35 50,66 05_A Woning 05 1,50 47,96 44,90 41,41 49,72 05_B Woning 05 4,50 48,99 45,93 42,45 50,75 05_C Woning 05 7,50 49,04 45,98 42,50 50,80 06_A Woning 06 1,50 47,98 44,93 41,44 49,74 06_B Woning 06 4,50 49,07 46,01 42,53 50,83 06_C Woning 06 7,50 49,16 46,10 42,62 50,92 07_A Woning 07 1,50 48,19 45,14 41,67 49,96 07_B Woning 07 4,50 49,40 46,35 42,87 51,17 07_C Woning 07 7,50 49,50 46,46 42,98 51,27 08_A Woning 08 1,50 48,78 45,74 42,26 50,55 08_B Woning 08 4,50 50,08 47,03 43,56 51,85 08_C Woning 08 7,50 50,16 47,13 43,66 51,95 09_A Woning 09 1,50 50,08 47,04 43,57 51,86 09_B Woning 09 4,50 51,28 48,24 44,78 53,06 09_C Woning 09 7,50 51,33 48,30 44,85 53,13 10_A Woning 10 1,50 50,87 47,84 44,39 52,67 10_B Woning 10 4,50 52,06 49,04 45,59 53,86 10_C Woning 10 7,50 52,09 49,08 45,64 53,90 11_A Woning 11 1,50 51,29 48,29 44,86 53,12 11_B Woning 11 4,50 52,52 49,53 46,11 54,36 11_C Woning 11 7,50 52,54 49,56 46,16 54,39 12_A Woning 12 1,50 51,54 48,59 45,22 53,43 12_B Woning 12 4,50 52,83 49,89 46,53 54,73 12_C Woning 12 7,50 52,84 49,91 46,56 54,75 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :08:41

251 Antea Group Rekenresultaten situatie 2 Bijlage 4 Esweg inclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 2: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: Esweg Groepsreductie: Ja Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 44,68 41,60 38,09 46,41 00_B Woning 00 4,50 45,58 42,50 38,99 47,31 00_C Woning 00 7,50 45,43 42,35 38,84 47,16 01_A Woning 01 1,50 44,29 41,22 37,71 46,03 01_B Woning 01 4,50 45,39 42,32 38,81 47,13 01_C Woning 01 7,50 45,46 42,38 38,87 47,19 02_A Woning 02 1,50 45,23 42,16 38,64 46,96 02_B Woning 02 4,50 46,23 43,16 39,64 47,96 02_C Woning 02 7,50 46,23 43,16 39,65 47,97 03_A Woning 03 1,50 45,47 42,41 38,89 47,21 03_B Woning 03 4,50 46,53 43,45 39,95 48,27 03_C Woning 03 7,50 46,50 43,43 39,92 48,24 04_A Woning 04 1,50 45,58 42,50 39,00 47,32 04_B Woning 04 4,50 46,67 43,59 40,09 48,41 04_C Woning 04 7,50 46,64 43,56 40,05 48,37 05_A Woning 05 1,50 45,61 42,53 39,03 47,35 05_B Woning 05 4,50 46,72 43,66 40,14 48,46 05_C Woning 05 7,50 46,70 43,64 40,13 48,45 06_A Woning 06 1,50 45,50 42,44 38,93 47,25 06_B Woning 06 4,50 46,67 43,59 40,09 48,41 06_C Woning 06 7,50 46,65 43,59 40,08 48,40 07_A Woning 07 1,50 45,37 42,30 38,80 47,11 07_B Woning 07 4,50 46,56 43,49 39,99 48,30 07_C Woning 07 7,50 46,58 43,52 40,02 48,33 08_A Woning 08 1,50 45,22 42,17 38,67 46,98 08_B Woning 08 4,50 46,46 43,40 39,90 48,21 08_C Woning 08 7,50 46,50 43,45 39,95 48,26 09_A Woning 09 1,50 45,17 42,12 38,64 46,94 09_B Woning 09 4,50 46,45 43,40 39,92 48,22 09_C Woning 09 7,50 46,51 43,47 40,00 48,29 10_A Woning 10 1,50 44,98 41,96 38,49 46,77 10_B Woning 10 4,50 46,31 43,29 39,83 48,11 10_C Woning 10 7,50 46,40 43,39 39,94 48,21 11_A Woning 11 1,50 45,05 42,05 38,63 46,88 11_B Woning 11 4,50 46,40 43,41 39,98 48,23 11_C Woning 11 7,50 46,50 43,52 40,11 48,35 12_A Woning 12 1,50 45,11 42,17 38,79 47,00 12_B Woning 12 4,50 46,48 43,55 40,18 48,38 12_C Woning 12 7,50 46,59 43,66 40,30 48,50 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :36:28

252 Antea Group Rekenresultaten situatie 2 Bijlage 4 ventweg exclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 2: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: Ventweg Groepsreductie: Nee Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 35,52 32,43 28,90 37,24 00_B Woning 00 4,50 35,95 32,86 29,34 37,67 00_C Woning 00 7,50 35,86 32,77 29,25 37,58 01_A Woning 01 1,50 38,86 35,77 32,24 40,58 01_B Woning 01 4,50 38,75 35,66 32,13 40,47 01_C Woning 01 7,50 38,10 35,01 31,49 39,82 02_A Woning 02 1,50 40,30 37,21 33,69 42,02 02_B Woning 02 4,50 40,06 36,97 33,44 41,78 02_C Woning 02 7,50 39,25 36,16 32,63 40,97 03_A Woning 03 1,50 40,01 36,92 33,40 41,73 03_B Woning 03 4,50 39,86 36,77 33,25 41,58 03_C Woning 03 7,50 39,12 36,03 32,50 40,84 04_A Woning 04 1,50 39,89 36,80 33,28 41,61 04_B Woning 04 4,50 39,77 36,68 33,16 41,49 04_C Woning 04 7,50 39,04 35,95 32,43 40,76 05_A Woning 05 1,50 39,75 36,66 33,13 41,47 05_B Woning 05 4,50 39,66 36,57 33,05 41,38 05_C Woning 05 7,50 38,96 35,87 32,34 40,68 06_A Woning 06 1,50 39,44 36,35 32,83 41,16 06_B Woning 06 4,50 39,42 36,33 32,80 41,14 06_C Woning 06 7,50 38,77 35,68 32,15 40,49 07_A Woning 07 1,50 39,07 35,98 32,45 40,79 07_B Woning 07 4,50 39,10 36,01 32,48 40,82 07_C Woning 07 7,50 38,50 35,41 31,89 40,22 08_A Woning 08 1,50 38,74 35,65 32,13 40,46 08_B Woning 08 4,50 38,82 35,73 32,21 40,54 08_C Woning 08 7,50 38,28 35,19 31,67 40,00 09_A Woning 09 1,50 38,51 35,42 31,89 40,23 09_B Woning 09 4,50 38,62 35,53 32,00 40,34 09_C Woning 09 7,50 38,11 35,02 31,49 39,83 10_A Woning 10 1,50 38,11 35,02 31,49 39,83 10_B Woning 10 4,50 38,26 35,17 31,65 39,98 10_C Woning 10 7,50 37,79 34,70 31,18 39,51 11_A Woning 11 1,50 38,02 34,93 31,40 39,74 11_B Woning 11 4,50 38,16 35,07 31,54 39,88 11_C Woning 11 7,50 37,68 34,59 31,07 39,40 12_A Woning 12 1,50 37,72 34,63 31,11 39,44 12_B Woning 12 4,50 37,84 34,75 31,23 39,56 12_C Woning 12 7,50 37,40 34,31 30,78 39,12 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :37:10

253 Antea Group Rekenresultaten situatie 2 Bijlage 4 Gecumuleerd exclusief ex artikel 110g Wgh Rapport: Resultatentabel Model: Situatie 2: 2026 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Nee Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 00_A Woning 00 1,50 49,84 46,77 43,25 51,57 00_B Woning 00 4,50 50,72 47,65 44,14 52,46 00_C Woning 00 7,50 50,58 47,50 43,99 52,31 01_A Woning 01 1,50 49,67 46,60 43,08 51,40 01_B Woning 01 4,50 50,68 47,61 44,09 52,41 01_C Woning 01 7,50 50,70 47,63 44,12 52,44 02_A Woning 02 1,50 50,65 47,58 44,06 52,38 02_B Woning 02 4,50 51,55 48,48 44,96 53,28 02_C Woning 02 7,50 51,50 48,43 44,91 53,23 03_A Woning 03 1,50 50,85 47,78 44,26 52,58 03_B Woning 03 4,50 51,81 48,74 45,23 53,55 03_C Woning 03 7,50 51,74 48,67 45,16 53,48 04_A Woning 04 1,50 50,94 47,86 44,35 52,67 04_B Woning 04 4,50 51,94 48,86 45,36 53,68 04_C Woning 04 7,50 51,87 48,79 45,28 53,60 05_A Woning 05 1,50 50,95 47,87 44,37 52,69 05_B Woning 05 4,50 51,98 48,92 45,40 53,72 05_C Woning 05 7,50 51,93 48,86 45,35 53,67 06_A Woning 06 1,50 50,83 47,76 44,25 52,57 06_B Woning 06 4,50 51,92 48,84 45,34 53,66 06_C Woning 06 7,50 51,87 48,81 45,30 53,62 07_A Woning 07 1,50 50,68 47,61 44,11 52,42 07_B Woning 07 4,50 51,80 48,73 45,23 53,54 07_C Woning 07 7,50 51,79 48,72 45,23 53,54 08_A Woning 08 1,50 50,52 47,46 43,96 52,27 08_B Woning 08 4,50 51,69 48,63 45,13 53,44 08_C Woning 08 7,50 51,70 48,65 45,15 53,46 09_A Woning 09 1,50 50,46 47,41 43,92 52,22 09_B Woning 09 4,50 51,67 48,62 45,14 53,44 09_C Woning 09 7,50 51,70 48,66 45,19 53,48 10_A Woning 10 1,50 50,26 47,23 43,76 52,05 10_B Woning 10 4,50 51,52 48,50 45,03 53,31 10_C Woning 10 7,50 51,59 48,57 45,12 53,39 11_A Woning 11 1,50 50,32 47,31 43,88 52,14 11_B Woning 11 4,50 51,60 48,61 45,18 53,43 11_C Woning 11 7,50 51,68 48,69 45,28 53,52 12_A Woning 12 1,50 50,35 47,41 44,02 52,24 12_B Woning 12 4,50 51,67 48,73 45,36 53,57 12_C Woning 12 7,50 51,75 48,81 45,45 53,65 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :37:34

254 Akoestisch onderzoek Beelen Midden Nederland B.V. projectnummer december 2015 revisie 03 Beelen Nederland B.V. Figuren Blad 21 van 22

255

256

257

258

259

260 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Tolhuisweg DV HEERENVEEN Postbus AA HEERENVEEN E. info@anteagroup.com Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

261 Aan Antea Group t.a.v. dhr. S. Hammink Contactpersoon Kenmerk Status Datum E. (Erik) Riphagen definitief 18 oktober 2016 Betreft Vleermuisonderzoek Esweg Nieuw Roden Omschrijving Inleiding In opdracht van Antea Group (contactpersoon dhr. S. Hammink) heeft Ecogroen een onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Dit onderzoek is noodzakelijk in verband met het voornemen om twaalf woningen te realiseren aan de Esweg in Nieuw Roden. Voor de woningbouw is de kap van bomen en de sloop van bebouwing noodzakelijk. De bebouwing is bij eerder onderzoek door Antea Group beoordeeld als potentieel geschikte verblijfplaats voor vleermuizen, onder andere wegens toegankelijke spouwmuren. Situatie Het plangebied omvat een perceel met ruigte, bomen en een te slopen pand aan de Esweg. Voor de ligging van het plangebied wordt verwezen naar bijlage 1. Vleermuizen Beschermingsstatus vleermuizen Het leefgebied van strikt beschermde vleermuizen (Ff-wet tabel 3 en HR bijlage IV) bestaat uit verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden. Van deze drie onderdelen genieten verblijfplaatsen de grootste bescherming. Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere en voor vleermuizen bereikbare ruimten in bomen, huizen, kelders et cetera en kunnen aanwezig zijn in de vorm van kraamkolonies/zomerverblijven, baltslocaties/paarverblijven en winterverblijven. Voor hun oriëntatie tijdens de trek van en naar hun verblijfplaats en foerageergebied gebruiken vleermuizen veelal jaren lang dezelfde structuren. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (bijvoorbeeld rijen woningen, watergangen en bomenrijen) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren onmisbaar en zodoende beschermd. Pagina 1 van 4

262 Locaties waar insecten aanwezig zijn, bijvoorbeeld langs bosranden, bomenrijen of boven water, zijn van belang als foerageergebied voor vleermuizen. Foerageergebied van vleermuizen geniet binnen de Flora- en faunawet echter geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. Onderzoeksmethode Het onderzoek heeft zich met name gericht op het vaststellen van verblijfplaatsen van vleermuizen. Volgens het protocol voor vleermuizen (zie kader 1) dienen bij sloop en renovatie in de regel minimaal vier nachtelijke bezoeken verspreid over het jaar te worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om twee nachtelijke bezoeken in de periode mei tot half juli welke gericht zijn op kraamkolonies en zomerverblijfplaatsen (deze hebben wij uitgevoerd op 24 juni en 12 juli 2016) en twee nachtelijke bezoeken van half augustus tot eind september gericht op baltslocaties en paarverblijfplaatsen. Deze bezoeken zijn op 18 augustus en 16 september 2016 uitgevoerd. Kader 1: Toelichting onderzoeksprotocol voor vleermuisonderzoek Vleermuizen zijn een belangrijke soortgroep binnen de natuurbescherming. De soorten zijn echter moeilijk te inventariseren, vertonen specifiek gedrag en advies omtrent deze soortgroep is complex. Tegen die achtergrond heeft het Vleermuisvakberaad van het Netwerk Groene Bureaus een protocol opgesteld voor de inventarisatie van vleermuizen. Het doel van het protocol is bij te dragen aan de kwaliteit en uniformiteit in onderzoek. Het protocol wordt ondersteund door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) van het Ministerie van EZ en de Zoogdiervereniging. Vleermuisonderzoek blijft echter maatwerk en het protocol geldt daarom als richtsnoer en niet als plicht. Het volgen van het vleermuisprotocol wordt echter wel aangeraden. Het toepassen van het protocol heeft tot doel: 1) Dat RvO geen aanvullend onderzoek verlangt bij een ontheffingsaanvraag volgens artikel 75 van de Flora- en faunawet; 2) Dat een onderzoek stand houdt in eventuele juridische procedure. Resultaten vleermuisonderzoek Tijdens het onderzoek hebben wij geen (vaste) verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in de te slopen bebouwing. Ook zijn geen vliegroutes aangetoond. Schade aan vaste verblijfplaatsen en vliegroutes kan dan ook worden uitgesloten. Wel zijn enkele foeragerende exemplaren van Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis in het plangebied aangetroffen. Het plangebied en nabije omgeving heeft geen belangrijke functie als foerageergebied van vleermuizen. In het plangebied en de omgeving blijven (ook in de toekomstige situatie) voldoende foerageermogelijkheden aanwezig. Conclusies Tijdens het onderzoek zijn in het plangebied geen (vaste) verblijfplaatsen aangetroffen van (strikt) beschermde vleermuizen. Het plangebied en directe omgeving worden door Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis incidenteel gebruikt als (niet onmisbaar) foerageergebied. Er is geen sprake van een belangrijke vliegroute. Er zijn als gevolg van de voorgenomen plannen geen negatieve effecten te verwachten op vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Het nemen van juridische stappen en het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet aan de orde. Wij wijzen u op de beperkte geldigheidsduur van het vleermuisonderzoek (zie kader 2). Pagina 2 van 4

263 Kader 2: Geldigheidsduur vleermuisonderzoek Vleermuizen maken gebruik van een netwerk van verblijfplaatsen en wisselen, behalve in de winter, regelmatig van verblijfplaats. Gezien dit mobiele karakter van vleermuizen is vleermuizenonderzoek juridisch gezien slechts voor een bepaalde periode rechtsgeldig. Volgens het Ministerie van LNV zijn er geen richtlijnen hoe lang een vleermuizenonderzoek houdbaar is. Over het algemeen wordt in de soortenstandaard van de in deze situatie te verwachten soorten een periode van drie jaar aangehouden. Dit houdt in dat het uitgevoerde onderzoek tot juni 2018 geldig is. Het uitgevoerde vleermuisonderzoek is in deze situatie geldig tot juni Na deze periode dient het vleermuisonderzoek herhaald te worden. Advies is om voor aanvang van de sloop een (nachtelijk) controlebezoek uit te voeren om er zeker van te zijn dat vleermuizen op het moment van slopen afwezig zijn Pagina 3 van 4

264 Bijlage 1. Ligging van het plangebied Pagina 4 van 4

265 Memo Aan Mark Smit Van Wim van Heuveln Team Advies Betreft geplande woningbouw Esweg Nieuw Roden Afschrift Aan projectgroep Esweg Datum 7 januari 2016 Mark, Op 15 dec en daarna ontving ik informatie over 12 nieuw te bouwen woningen (parallel aan) de Esweg te Nieuw Roden. Op mijn verzoek heb je mij mondelinge toelichting gegeven op 4 januari De bebouwde komgrens en een aantal maximum snelheden wijzigen. Ook wordt een nieuwe, 30 km ontsluitingsweg aangelegd. Er zijn verkeerstelgegevens bijgevoegd van de Esweg, de tellingen hebben verder noordwaarts en zuidelijker van de bouwkavels plaatsgevonden. Momenteel tellen jullie het verkeer langs de Esweg ter hoogte van de geplande nieuwbouw. Voor de geplande nieuwbouw moet het bestemmingsplan worden aangepast. Het verzoek met bijlagen is compleet en bevat voldoende informatie. Ik heb op 4 januari 2016 met jou afgesproken deze week mijn advies toe te sturen. Dat lees je hieronder. Dringend verzoek: webformulier! Maak de volgende keer gebruik van het webformulier om ons om advies te vragen. Zie deze link: Bijlagen kunnen per mail worden toegestuurd of via een verwijzing naar het corsanummer. Akoestische situatie Esweg. Aan de Esweg spelen akoestisch de volgende vier situaties, die hieronder één voor één worden uitgelicht: A. de bouw van 12 nieuwe woningen B. snelheidsverhoging van een bestaande weg; C. snelheidsverlaging van een bestaande weg; D. aanleg van een nieuwe weg. A. de 12 nieuwe woningen Een omvang van 12 woningen is normaliter te groot om vanuit de RUD rechtstreeks geluidsadvies te geven. Normaal gesproken wordt bij een project van deze omvang een akoestisch onderzoek (uitgevoerd door een akoestisch bureau, namens de initiatiefnemer) ter beoordeling aan ons voorgelegd. Om jullie toch een idee te geven heb ik wel indicatieve geluidsberekeningen gemaakt en voorlopige conclusies getrokken. De nieuwe woningen krijgen te maken met de nieuwe snelheden op de wegen. Een weg is (Wet geluidhinder) zoneringsplichtig als deze niet in een woonerf ligt en geen maximumsnelheid heeft van 30 km/u. Hier is dat de Esweg, het 50 km en 60 km gedeelte. Binnen de geluidszone, die aan weerszijden 200 m breed is én aan het einde van de weg nog 67 m doorloopt, moet onderzocht worden hoe hoog de geluidsbelasting wordt. Er mag, in verband met de verwachting dat het verkeer in de toekomst stiller wordt, een aftrek van 5 db worden toegepast. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting is 48 db, tot maximaal 48 db mogen nieuwe woningen vrij worden opgericht. Indicatieve berekeningen wijzen uit, dat de geluidsbelasting na aftrek van de 5 db varieert tussen 45 db en 47 db. Er is dus geen belemmering vanuit de Wet geluidhinder. Om na te gaan of sprake is van een akoestisch goed woon- en leefklimaat, moet ook de geluidsbelasting van de 30 km/u wegen worden beoordeeld. Dit heb ik gedaan, een indicatie hiervan komt uit tussen 42 db en 47 db. Bij deze waarden kan worden geconcludeerd dat sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Conclusie deel A: De nieuwe woningen kunnen worden opgericht. B. Snelheidsverhoging 30 naar 50 km op bestaand deel Esweg, tussen perceel 2 en 8. Omdat de geluidszone over een derde van de breedte (1/3 x 200 m = 67 m) doorloopt, moet de geluidsbelasting van het 50 km deel op de bestaande woningen Esweg 27a en Esweg 27 worden onderzocht.

266 De eis vanuit de Wet geluidhinder is, dat de geluidstoename vanwege de snelheidsverhoging maximaal 1,5 db mag bedragen. Maar als in de nieuwe situatie de geluidbelasting maximaal 48 db is, is dat ook toegestaan. De berekening wijst uit dat de geluidstoename maximaal 4 db is, de geluidsbelasting in de nieuwe situatie ligt ruim beneden 48 db. Conclusie: vanuit de Wet geluidhinder bestaat geen belemmering voor de snelheidsverhoging. Conclusie deel B: De snelheidsverhoging kan doorgaan. C. Snelheidsverlaging van bestaande wegen Een snelheidsverlaging gaat vrijwel altijd gepaard met minder geluid. Dit kan daarom zondermeer worden doorgevoerd, er is geen akoestisch onderzoek nodig. Echter, indien ooit in de toekomst plannen mochten onstaan de snelheid (weer) te verhogen, dan moet nieuw geluidsonderzoek plaatsvinden en kan niet worden teruggevallen op bestaande rechten uit het verleden. Conclusie deel C: de snelheidsverlagingen kunnen doorgaan. D. De aanleg van een nieuwe weg De nieuwe weg wordt met klinkers in keperverband bestraat en krijgt een maximumsnelheid van 30 km/u. Ik heb deze reeds meegenomen onder A, aan het eind. Er zijn akoestisch geen belemmeringen. Conclusie deel D: zie conclusie deel A. Eindconclusie: Akoestisch gezien kunnen de plannen zo te zien wel doorgaan. Echter de omvang van het project is groter dan normaal gesproken door ons wordt berekend. Ik adviseer daarom de initiatiefnemer een extern akoestisch bureau de geluidsbelastingen te laten onderzoeken. Dat onderzoek moet betrekking hebben op de onderdelen A en D uit bovenstaand advies. Dit moet worden verwerkt in de geluidsparagraaf van het nieuwe bestemmingsplan. Gebruik, zoals je al van plan was, de nieuwe verkeerstelgegevens en leg het onderzoek daarna aan mij ter beoordeling voor. Tenslotte, heb je hierover vragen of opmerkingen dan hoor ik het graag. Pagina 2

267

268

269

270

271

272

273

274

275

276

277

278

279

280

281 datum dossiercode Tekenen: Heeft u een beperkingsgebied geraakt? ja Welke gemeente omvat het grootste deel van het door u getekende plangebied? Noordenveld Vragen: 1) Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt? nee 2) Maakt het plan deel uit van een groter plan dat in ontwikkeling is? nee 3) Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 750m2 binnen een uitbreidingsplan of glastuinbouwgebied, danwel 2500 m2 in overige gebieden? ja 4) Worden er op bedrijfsmatige wijze activiteiten verricht waardoor het verharde oppervlak verontreinigd raakt? nee 5) Is er in in of rondom het plangebied sprake van wateroverlast of grondwateroverlast? nee 6) Heeft het plan een permanente waterpeilverandering tot gevolg? nee 7) Neemt door het plan de hoeveelheid verharding toe? Zo ja, met hoeveel m2? nog niet exact bekend, inschatting op m2. 8) Vind er een tijdelijke of permanente onttrekking van grondwater plaats? nee 9) Vindt er als gevolg van het plan een tijdelijke of permanente lozing van water op het oppervlaktewater plaats? ja 10) Is recreatief (mede)gebruik van waterhuishoudkundige infrastructuut in het plangebied onderdeel van de planvorming? nee De WaterToets 2014

282 datum dossiercode STANDAARD WATERPARAGRAAF (KORTE PROCEDURE) Plan: Esweg Nieuw Roden Algemene projectgegevens: Projectomschrijving: 12 nieuwe woningen en ventweg en verplaatsing van bestaande woning langs de Esweg te Nieuw-Roden Oppervlakte plangebied: ca. 1,5 ha. m2 Toename verharding in plangebied: nog niet exact bekend, inschatting op m2. m2 Kaartlagen geraakt: Ja Aanvrager / initiatiefnemer: Naam: Alfred Schuphof Organisatie: AnteaGroup Postadres: Postbus 321 PC/plaats: 7400AH Deventer Telefoon: Fax: Alfred.schuphof@anteagroup.com Gemeente Noordenveld Contactpersoon: Dhr. M. (Maarten) Breukers Telefoon: M.Breukers@gemeentenoordenveld.nl Waterbeleid Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap. Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies.

283 Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma en in de Notitie Water en Ruimte De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap Geraakte kaarten in plangebied: Ondiepe storende lagen Hier komen ondiepe storende lagen voor. Deze lagen, die vaak uit klei of leem bestaan, zorgen ervoor dat hemelwater moeilijk in de grond kan infiltreren. Hierdoor kan er wateroverlast ontstaan bij hevige neerslag. Deze locaties zijn zonder aanvullende maatregelen ongeschikt voor bijvoorbeeld woningbouw WATERADVIES Waterschap Noorderzijlvest De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer. Toename verhard oppervlak Door toename van verhard oppervlak stroomt regenwater, zonder extra maatregelen, sneller af richting oppervlaktewater, waardoor piekwaterstanden en afvoeren toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Bij een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m2 (in de bebouwde kom, binnen gemeentelijke uitbreidingsplannen en in glastuinbouwgebieden) of 2500 m2 (in overige gebieden) is compensatie door aanleg van waterberging nodig. Niet voor elk ruimtelijk plan is het noodzakelijk op gedetailleerde wijze de waterberging te berekenen. Aan de hand van de volgende regels kan bepaald worden hoe de waterberging berekend dient te worden. Voor plannen kleiner dan 10 hectare kan de waterberging volgens de volgende praktische vuistregel berekend worden, het extra te realiseren wateroppervlak is gelijk aan 10% van de toename van het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan. De initiatiefnemer kan dit direct opnemen in de waterparagraaf. Voor in- en uitbreidingen van hectare stelt waterschap Noorderzijlvest vast hoeveel berging vereist is. Waterschap Noorderzijlvest berekent de benodigde waterberging op basis van regenduurlijnen (inclusief klimaatverandering). Bij grote in- en uitbreidingen is het noodzakelijk om een waterhuishoudinsplan op te stellen. Onderdeel hiervan is een gedetailleerde modellering van het watersysteem. Een waterkwaliteits- en hydraulische modellering kunnen hier onderdeel van uitmaken. Riolering Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. De initiatiefnemer van een afkoppelproject dient aannemelijk te maken dat het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met waterschap Noorderzijlvest vastgelegd. Tevens worden mogelijkheden om water langer vast te houden, worden zoveel mogelijk benut. Vervuiling verhard oppervlak Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met waterschap Noorderzijlvest bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: Voorbeelden beperken gebruik uitlogende materialen Uitlogende materialen voorzien van een coating Toepassen van olie-/ vetafscheiders bij wegen en parkeerplaatsen In sommige gevallen mag hemelwater van vervuild verhard oppervlak via een voorzuivering, zoals een bodempassage (groenstrook), helofytenfilter of afscheider worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of grondwater. Bij ernstiger vervuild oppervlak dien een verbeterd gescheiden rioolsysteem te worden toegepast.

284 Nieuw stedelijk gebied In nieuwe stedelijke gebieden dient het watersysteem zodanig aangelegd te worden dat wateroverlast voorkomen wordt. Door de toename van het verharde oppervlak zal neerslagwater sneller tot afvoer komen. Dit veroorzaakt pieken in de waterafvoer. Om het afwentelen van problemen te voorkomen dient de afvoer in de nieuwe situatie de huidige maatgevende afvoer niet te overschrijden. Veelal kan wateroverlast voorkomen worden door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren, eventueel in combinatie met infiltratie in de bodem als het gebied hier de mogelijkheid voor heeft. Bestaand stedelijk gebied In bestaand stedelijk gebied is ruimte moeilijk te vinden. Bij herinrichting zal het als streefdoel worden ingebracht door het waterschap in het planvormingsproces. Ruimte voor oppervlaktewater in stedelijk gebied is vaak duur. Inzetten op meervoudig ruimtegebruik is daarom een mogelijkheid om te overwegen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert zal buiten het stedelijk gebied ruimte moeten worden gezocht ter compensatie. Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergend vermogen ervan in het stedelijk gebied. Binnen het bebouwde gebied mogen hiertoe geen watergangen worden gedempt, tenzij er met het waterschap afspraken zijn gemaakt over compensatie van de afvoer en berging. Met het dempen van sloten, aanleggen van dammen en lange duikers in plaats van een sloot moet kritisch worden omgegaan. Goed omgaan met het relatief schone hemelwater biedt veel kansen. Zo kunnen we veel problemen in het stedelijk watersysteem oplossen of voorkomen. Grondwateronttrekking voor drinkwater worden minder als men in stedelijk gebied meer gebruik maakt van hemelwater. Bijvoorbeeld voor sproeien van tuinen of spoelen van toiletten vanuit een grijs watercircuit. Grondwater In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie onderstaande tabel minimale droogleggingseisen). Als dit toegepast wordt dient dit in de waterparagraaf vastgelegd te worden. Droogleggingeisen: Woningen met kruipruimte 1,30 meter Woningen zonder kruipruimte 1,00 meter Gebiedsontsluitingswegen 0,80 meter Erftoegangswegen 0,80 meter Groenstroken / ecologische zones 0,50 meter Invloed op de waterhuishouding Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden. Lozing op het oppervlaktewater In het kader van de Waterwet is het verboden stoffen in een oppervlaktewaterlichaam te brengen tenzij hiervoor een watervergunning of vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene regels. Veel activiteiten vallen onder algemene regels waardoor geen watervergunning nodig is, en veelal met een melding kan worden volstaan. Het is verstandig hierover vooraf contact met het waterschap op te nemen via vergunningen@noorderzijlvest.nl. Tevens kan een vergunningcheck worden gedaan bij het Omgevingsloket Online: BETROKKENHEID waterschap Noorderzijlvest

285 Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap verder te betrekken en rekening te houden met de in dit document aangegeven adviezen. Wij verzoeken u ons te informeren over de wijze waarop het plan verder zal worden voorbereid en wat het uiteindelijk ontwerp/inrichting van het plangebied zal zijn. Bij eventuele aanpassingen in het ontwerp en/of in de zienswijzen in relatie tot waterhuishoudkundige inrichting, adviseren wij de Digitale Watertoets nogmaals uit te voeren. In ieder geval wil het waterschap betrokken blijven en geïnformeerd worden bij de verdere planvorming van dit project. Graag het waterschap nader informeren over de verdere planuitwerking en eventueel een overleg plannen met de aangegeven contactpersoon van het waterschap. De uitkomst van deze Watertoets is een jaar geldig. Mocht u aanvullende informatie hebben met betrekking tot deze watertoets (schetsontwerpen, relevante documentatie enz.), raden wij u deze per op te sturen naar advies@noorderzijlvest.nl onder vermelding van de unieke code, te vinden aan het begin van deze notitie. Met de extra informatie kunnen we een nog beter passend advies geven over uw specifieke situatie. Bij eventuele vragen kunt u eveneens contact opnemen met het waterschap Noorderzijlvest, de heer E.W. Rittersma, tel (op donderdagen niet aanwezig) De WaterToets 2014

286 Advies beplanting Nieuw Roden ládári Landschapsbeheer Drenthe eandaitap Wel Aanleiding Gevraagd is om een mening te geven over een advies voor nieuwe beplanting welke aangeplant dient te worden als afscheiding tussen een perceel grasland en een perceel waar bebouwing wordt gerealiseerd. Beplantingsadvies gemeente Noordenveld Het onderhavig voorstel van de gemeente Noordenveld ligt er om Tillia cordata variëteit 'Roelvo', plantafstand meter, op een groen strook van drie meter aan te planten met als ondergroei beplanting die niet hoger mag worden dan 120 cm (mond mededeling Marc Popkma en 150 cm schriftelijk (Gemeente Noordenveld). Beschrijving bestaande situatie (d.d. 13 april 2016) Het te bebouwen perceel is een verlengde van de aanwezige (lint) bebouwing. Deze bebouwing wordt begrensd door een bomenrij die tussen het achterliggende groenland en de tuinen ligt. De beplanting bestaat voornamelijk uit de inlandse eik met hier en daar berken, een paar dennen en een conifeer op de aansluiting van de te realiseren nieuwe bebouwing. De bomen staan dicht op elkaar geplant en vormen 1 geheel. Aan de rand van het nog te bebouwen terrein ligt een sloot, aan de rand van deze sloot staan inlandse eik zaailingen van 2 meter hoog en hier en daar opslag bestaande uit berk en wilg. Aan de kant van de Veldwegwaren de bomen reeds gekapt (het zuidelijke deel). Overwegingen Landschapsbeheer Drenthe draagt zorg voor het landschap welke gebaseerd zijn op cultuurhistorische en ecologische gronden. Daarbij houdt Landschapsbeheer Drenthe rekening met de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen voor zover toepasbaar. Bomenlaag Uit bovenstaande beschrijving van de bestaande situatie ligt de keuze voor de inlandse eik voor de hand. De eiken komen spontaan als zaailingen uit de grond hetgeen duidt dat de bomen op hun natuurlijke plek staan. Ziekten en gebreken zullen waarschijnlijk niet extreem ontstaan, behalve het risico op de eikenprocessierups. De bladzetting voor de eik zal laat in het voorjaar op gang komen terwijl dat voor de linde een stuk eerder zal geschieden. Winterlinde T. cordata `Roelvo' is een inheemse soort die goed in het landschap past. Het onder druk staande biodiversiteit van het landschap kan de Winterlinde goed gebruiken. De nectarproductie en het stuifmeel van deze boom is hoog. Insecten, met name de diverse bijensoorten, zullen hiervan profiteren. Daarnaast is de bloeiwijze bijzonder en door de bloemen ontwikkelde geur aangenaam. Het bezwaar dat deze boom veel luizen produceert is ondervangen aangezien deze variëteit hierop geselecteerd is. Deze boom zal in de volwassen fase, de aan te brengen zonnepanelen niet te veel hinderen. De boom is geselecteerd op hoogte. De winterlinde wordt in een volwassenstadium lager dan de eik, hetgeen de maatschappelijke duurzame ontwikkeling ten goede komt. Hiermee voldoet de keuze van de boom aan de landschappelijke, ecologische en duurzame ontwikkelingen. De afstand tussen de bomen in het naastliggende perceel en de bomen die geplant gaan worden is visueel duidelijk anders. De stammen van de bomen met de tussenliggende beplanting sluit het zicht op de huizen vanaf het weiland geheel af, hetgeen op het onderhavig perceel niet het geval zal zijn aangezien de linden op een afstand van 14 tot 18 meter aangeplant worden.

287 1 101/4g14!: Landschapsbeheer Drenthe VOO CU galtdallap Visueel zal de bomen etage er anders uit zien Over de hoeveelheid van bomen, die immers de geslotenheid van de kronen bepaald, is discutabel aangezien een afzonderlijke kronen van de linden in positieve zin zeer bepalend zijn. Struiklaag Daartoe wordt in het advies de struiketage gesteld die cm hoog zou moeten zijn. Het probleem is echter dat er geen struiken zijn die deze hoogte stand kunnen houden tenzij er gesnoeid wordt. Een heg wordt door de het bouwbedrijf afgewezen. De aspirant koper moet vanuit de stoel het achterliggend landschap kunnen waarnemen. Overigens de beplanting van de reverente woningen die meer naar het dorp toestaan kenmerken zich nadrukkelijk door de dichtheid en de variëteit van de soorten. Een alternatief is dat er struiken worden geplant die goed tegen snoeien kunnen, dan wel in los verband in groepen worden aangeplant met een plant afstand van 2,5 meter tot 3,5 meter. Door de plant afstanden ruim te nemen kan de aspirant koper langs de struiken naar "buiten" kijken. Meidoorn (Crataegus monogyna) kan op gezette tijden goed worden gedund, geknipt en geschoren indien gewenst. Bovendien vormt de meidoorn een natuurlijke habitat met de eik. Om de diversiteit en de ecologie te waarborgen is het goed om andere struiksoorten te planten. Vuilboom, lijsterbes, hondsroos, egelantier en hulst passen goed in de omgeving. Indien de struiken in groepen worden aangeplant, waarbij de stekeldragende struiken aan de kant van het weiland worden toegepast brengt dit weinig overlast en geeft dit toch enigszins een doorzicht. Insecten en fauna worden in deze situatie gestimuleerd en voldoet aan de ecologische en landschappelijke uitgangspunten. Conclusie Op cultuurhistorische gronden scoort de traditionele inheemse eik hoog, echter gezien de stand van de woningen zal deze bomenrij hinder geven. Het streven is naar een onderbroken eenduidige volwassen bomenrij. Uit ervaring is gebleken dat de eiken het eindstadium niet zullen halen aangezien deze volwassen bomen hinder geven aan de aan te brengen zonnepanelen. Op ecologisch, landschappelijk gebied vormt de aanplant met linden een goed alternatief. Aangevuld met een struiketage van diverse soorten heeft deze soort de voorkeur. Zeker als de factor duurzaamheid (zonnepanelen) wordt meegerekend, heeft de winterlinde (Tilia cordata 'Roelvo') de voorkeur voor aanplant van de te realiseren bomenrij. Landschapsbeheer Drenthe, Groenadvies. Bart kuiper 11 mei 2016.

288 provinciehuis Westerbrink i, Assen postadres Postbus 122, 9400 AC Assen (0592) lil provinciejyrenthe Aan: Gemeente Noordenveld Raadhuisstraat AA RODEN imľ'l-lh'liwi'-i'l Gemeente NOORDENVELD Class.nr 2 0 JUNI 2016 Paraaf voor archief Assen, 17 juni 2016 Ons kenmerk Behandeld door mevrouw B.K. Hendriks (0592) Onderwerp: Voorontwerpbestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw Roden Geacht college, U hebt ons gevraagd advies uit te brengen over het Voorontwerpbestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw Roden. Het plan bevat de realisatie van 13 woningen aan de rand van Nieuw Roden. Provinciaal belang Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2014) is in het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan het volgende aspect van provinciaal belang: Archeologie Advies Het rapport van het proefsleuvenonderzoek is inhoudelijk een net rapport, met twee kanttekeningen: de KNA-verplichte waardestelling conform VS06 ontbreekt, en verder ontbreken de putnummers op de Allesporenkaart. Dit dient nog aangepast te worden. De opsteller van het rapport heeft laten weten het rapport op deze punten aan te zullen passen. Dan is het wat het aspect archeologie betreft akkoord. De conclusies van het onderzoek worden gedeeld. Indien het plan overeenkomstig dit voorontwerp in procedure wordt gebracht, mag u er vanuit gaan dat Gedeputeerde Staten geen reden zullen zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure. Hiermee is, wat ons betreft, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Voor vragen of overleg inzake dit advies kunt u contact opnemen met Hendriks, telefoon of b.hendriks@drenthe.nl.

289 Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Drenthe, namens dezen, mevrouw drs. J.R.M. Tolsma, Teamleider team Ruimtelijke Ontwikkeling

290 Waterschap NOORDERZIJLVEST Gemeente Noordenveld Mevrouw I. Kadijk Postbus AC RODEN Gemeente NOORDS \ Class.nr Bezoekadres: Stedumermaar AC Groningen Postadres: Postbus AA Groningen Telefoon: (050) Fax: (050) info@noorderzijlvest.nl Internet: Twitter: noorderzijlvest Uw van: 10 maart 2016 Uw kenmerk: - onderwerp: Vooroverlegreactie 'Locatie Esweg, Nieuw-Roden' Groningen, 1 juli 2016 Ons kenmerk: Behandeld door: Edwin Rittersma Bijlage(n): - Geachte mevrouw Kadijk, U hebt ons een gestuurd met het verzoek om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. Op 15 maart hebben wij daarop per gereageerd. Eerder is over dit plan ook contact geweest en hebben wij op 12 januari een reactie gegeven. In deze brief zijn beide reacties samengevoegd tot één vooroverlegreactie. Instemming Het plan heeft onze instemming. Detailuitwerking De waterparagraaf is inhoudelijk correct en volledig. De verwijzing naar de beleidsnotitie Water en Ruimte staat vermeld. Deze dient ook bij de detailuitwerking (bv. qua droogleggingseisen) te worden gehanteerd. In de waterparagraaf staat dat er twee sloten worden gegraven voor opvang, berging en afvoer van hemelwater, en voor de compensatie van versnelde afvoer door toename van verharde oppervlakken. Dat is helemaal juist. Hoe zich beide verhouden tot de bestaande sloten/greppels wordt niet helemaal duidelijk. Het waterschap wil graag bij de detailuitwerking betrokken worden als het gaat om de grootte van toename van verhard oppervlak, afmetingen van sloten en kunstwerken, hoogteligging, onderhoudsverplichtingen enz. En uiteindelijk zal voor de realisatie op basis van die detailuitwerking nog een watervergunning moeten worden aangevraagd. ;chapsbank NV: NL73 NWAB BTW-identificatienummer: NL B.01 KvK-nummer:

291 Waterschap NOORDERZIJLVEST Hebt u hierover nog vragen? Neemt u gerust contact op met Edwin Rittersma. Zijn rechtstreekse telefoonnummer is , het adres is: e.w.rittersma@noorderzijlvest.nl Met vriendelijke groet, Henry Korteschiel, manager Watersystemen en Waterveiligheid namens het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest

292 REACTIENOTA ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LOCATIE ESWEG TE NIEUW-RODEN Het ontwerpbestemmingsplan Locatie Esweg te Nieuw-Roden heeft met ingang van donderdag 25 augustus 2016 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. In het onderstaande wordt een samenvatting van de zienswijzen, inclusief de reactie daarop, (weer)gegeven. A. Omwonende 1 1. Toevoegen houtsingel aan zuidoostzijde van het plan (langs de Veldweg) Omwonende 1 ziet graag ook een houtsingel in het bestemmingsplan opgenomen langs de zuidoostzijde van het plan (dus langs de Veldweg). Dit ter compensatie van de verloren gegane bosrand aan die zijde van het plan en onttrekking aan het zicht vanaf het stroomdalgebied van de Steenbergerloop. Reactie De aanleg van een houtsingel aan de zuidwestzijde van het plangebied is geborgd door de landschappelijke inpassing met de bestemming Groen en de aanduiding houtsingel (bomenrij en struiklaag). Omdat de achtertuinen aan de zuidwestzijde grenzen aan agrarische gronden is het wenselijk om de toekomstige bebouwing aan te kleden met inheemse beplanting. Voor de zuidoostzijde geldt dat de te realiseren woningen straks binnen de bebouwde kom van Nieuw-Roden liggen (in lijn van de bebouwing en zodoende niet grenzend aan landelijk gebied). Woningen gelegen binnen de bebouwde kom behoeven in principe geen landschappelijke inpassing. Dit geldt trouwens ook voor woningen buiten de bebouwde kom. In het verleden hebben bewoners beplanting aangebracht als windbreker. Als het niet gaat om houtwallen dan wel houtsingels met cultuurhistorische of landschappelijke waarde wor dt dit gezien als tuinbeplanting en heeft dit geen waarde als vermeld in artikel 4:12a van de Algemene Plaatselijke Verordening. Het verlies aan bosrand waar omwonende 1 op doelt is het fijnsparrenbosje wat ten noordwesten van zijn perceel aan de Veldweg heeft gegrensd. Deze grond heeft op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld de bestemming Agrarisch. De betreffende houtopstand had voor de Algemene Plaatselijke Verordening geen waarde als vermeld in artikel 4:12a (anders zou in dat kader daar een kapvergunning voor nodig geweest zijn). Tenslotte is op de historische kaart van 1955 (zie onderstaande figuur) goed zichtbaar dat er geen houtsingels in de ontginningsgronden van de Veldweg aanwezig waren. Op grond van het voorgaande is het daarom niet nodig om het plangebied in zuidoostelijke richting landschappelijk (verder) in te richten. Het staat omwonende 1 vrij om contact met de toekomstige bewoners op te nemen en het aanplanten van een houtsingel te bespreken. Het is dan aan de toekomstige bewoners of ze daaraan mee willen werken. A *A *

293 Historische kaart van Watergang aan de zuidoost-zijde (langs de Veldweg) in stand houden Vraag is vervolgens of de watergang aan de zuidoostzijde (dus langs de Veldweg) in stand wordt gehouden. Omwonende 1 gaat ervan uit dat dit wel de bedoeling is omdat deze sloot al sinds jaar en dag een afwateringsfunctie vanaf de aan de Veldweg liggende landbouwgronden heeft. Afgezien daarvan geeft hij aan dat deze afwatering (in slootvorm) een buffer vormen tegen het gebruik van deze zijde door de aanliggende kavelgebruikers als toe - en afrit van/naar de Veldweg. Hij ziet graag handhaving van deze afwatering (in slootvorm) uiteraard afgezien van de dam ten behoeve van de aansluiting van de parallelweg. Reactie De betreffende sloot is in eigendom van de gemeente. De betreffende sloot blijft in de plannen gehandhaafd ten behoeve van de waterhuishouding op de betreffende locatie. Onder de dam ten behoeve van de aansluiting op de parallelweg komt een duiker zodat het water aan beide zijden van de dam met elkaar in verbinding staat. 2

294 3. Voorwaardelijke bepaling beplanting Tot slot haalt omwonende 1 een passage aan uit hoofdstuk 2, paragraaf 2 ( Toekomstige situatie ) van het ontwerpbestemmingsplan, die als volgt luidt:...de aanleg van deze houtsingel (bomenrij en struiklaag) is geborgd via een voorwaardelijke verplichting in de regels (lid 6.4). Hierbij is het gebruiken van gron den en bouwwerken conform de bestemming Wonen, zonder dat ter plaatse van de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'houtsingel' de landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in bijlage 2 van regels ( Plan landschappelijke inrichting') binnen een jaar na oplevering van de bebouwing is uitgevoerd en daarna in stand wordt gehouden, strijdig met het bestemmingsplan. Omwonende 1 legt deze passage (volgens hem door de ambtelijk-juridische stijl enigszins cryptisch van aard) als volgt uit: de toekomstige bewoner heeft de vrijheid op de als Groen en Houtsingel aangemerkte delen van het bestemmingsplan, bebouwing te plaatsen en deze, voor zover dit binnen een jaar na oplevering plaats vindt, met bestemming Wonen te gebruiken.. Hij geeft aan dat als zijn uitleg de juiste is en als dit ook zo door de opsteller van dit ontwerp is bedoeld, dat hij dan ernstig bezwaar maakt tegen dit aan toekomstige bewoners toegekende recht, c.q. het betreffende en boven aangehaalde onderdeel van he t ontwerpbestemmingsplan. Met dit recht is er namelijk, zijns inziens, geen enkele sprake van borging van de aanleg van de houtsingel gedurende het eerste jaar na oplevering. De achterliggende gedachte van de geplande groenstrook/houtsingel, i.e. landscha ppelijke inpassing indachtig het advies van Landschapsbeheer Drenthe, Groenadvies (11 mei 2016), zou hiermee worden ondermijnd. Daarmee verwordt de in paragraaf 2.2 genoemde borging van het als groen/houtsingel aangeduide deel van het plan tot een farce. Reactie In de regels van het bestemminsplan is onder artikel 6, vierde lid, onder c, een voorwaardelijke bepaling opgenomen. De uitleg van de voorwaardelijke bepaling is dat het gebruik van de gronden en bouwwerken conform de bestemming (= Wonen, want artikel 6 gaat over de bestemming Wonen ) alleen mag plaatsvinden als de landschappelijke inpassing ter plaatste van de bestemming Groen met de aanduiding houtsingel is gerealiseerd binnen een jaar na oplevering van de bebouwing (artikel 6 gaat over de bestemming Wonen, dus oplevering van bebouwing binnen de bestemming Wonen ) én dat de landschappelijke inrichting daarna in stand wordt gehouden. Op de gronden met de bestemming Groen mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,20 meter; b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 2 meter bedragen. Voor de goede wordt hierbij opgemerkt dat de bebouwing ten behoeve van de bestemming Groen moet zijn en niet ten behoeve van de bestemming Wonen. 3

295 B. Omwonenden 2 1. Verlies van vrij uitzicht De zienswijze richt zich tegen het verlies van vrij uitzicht, welke bepalend is voor het pand Museumhuis Kunstpaviljoen aan de Zevenhuisterweg te Zevenhuizen. Het verlies van uitzicht wordt veroorzaakt door het voorgenomen plan, inclusief realisatie van de landschappelijke inpassing. De nu voorgestelde beplanting die dient als buffer/overgangszon e naar het weiland is niet voldoende om het zicht op de nieuwbouw te beperken vanuit het paviljoen. Daarnaast vinden omwonenden 2 dat de gebruikte foto s een vertekend beeld geven van de situatie, omdat deze namelijk zijn gemaakt nadat op een enkele boom n a, het bos dat er stond is gekapt. Tot slot geven zij aan dat er geen borging is van de realisatie en handhaving van het beplantingsplan. Omwonenden 2 geven aan dat zij akkoord kunnen gaan als de voorgestelde lindebomen met een afstand van 3-4 meter tussenruimte aangeplant worden in plaats van het huidige voorstel van meter tussenruimte welke geen dichte kruin heeft waardoor zicht blijft op de nieuw te bouwen woningen. De eerste keuze van Landschapsbeheer is de inlandse eik, maar stelt als alternatief voor de winterlinde die lager is en waar de zon voldoende ruimte heeft voor de zonnepanelen. Omwonenden 2 zagen (in overleg met Landschapsbeheer Drenthe) ook liever dat de huidige singel/houtwal die achter de andere woningen aan de Esweg ligt, doorgeze t wordt met de inlandse eik en een ruimere beplanting van dezelfde onderbouw. Een onderbouw van cm is te laag en daar gaan zij niet mee akkoord. Omwonenden 2 kunnen zich wel vinden in een onderbouw van 2,5 tot 3,5 meter met een ruimere plantafstand voor de nieuwe bewoners om zo een doorkijk te krijgen naar het achterliggende weiland. Reactie Op het betreffende perceel stond een houtopstand (fijnsparrenbosje) dat niet gebiedseigen was. Doordat de betreffende houtopstand geen waarde had op basis van wet- en regelgeving was de kap verantwoord. Voor de omgeving kan het verdwijnen van de houtopstand wel als een verlies ervaren worden, doordat er groen is verdwenen. Belangrijk is dat de voorgenomen ontwikkeling op het perceel landschappelijk zo goed mogelijk wordt ingepast. De voorgenomen landschappelijke inpassing, zoals in het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven, is in overeenstemming met het advies van Landschapsbeheer Drenthe, Groenadvies (11 mei 2016, zie bijlage). De zienswijze richt zich met name tegen verlies van uitzicht/doorzicht van omwonenden 2. Omwonenden 2 dragen als mogelijke oplossing aan om de aanplant zodanig te wijzigen dat hun vrije uitzicht/ doorzicht behouden blijft. In reactie op deze zienswijze wordt het volgende aangegeven: Met de afscheiding van bebouwing richting het landschap wordt naar de waarden van de omgeving gekeken. De omliggende omgeving is ruimtelijk door de ontginning die hier heeft plaatsgevonden. Een houtsingel met doorzichten heeft zodoende de voorkeur boven een dichte groenstructuur. Vraag is of er ook een oplossing kan worden gevonden waarbij zowel het uitzicht/doorzicht van de omwonenden 2 als ook de doorzichten in de houtsingel ten behoeve van de landschappelijke structuur en nieu wbouw behouden kunnen blijven. 4

296 Na uitvoerig overleg is een oplossing gevonden voor de landschappelijke inpassing die aan beide partijen tegemoet komt. Het gaat daarbij om de volgende landschappelijke inpassing: Aan de achterzijde van de woningen wordt in de tuinen een groen bebouwingsvrije ruimte aangehouden voor een goede overgang naar het landschap (zie ook onder zienswijze omwonende 1). Hier wordt projectmatig een houtsingel (bomenrij en struiklaag) aangelegd. Het betreft inheemse bomen die passen in het landelijk gebied, zoals een cultivar van de linde: Tilia cordata Roelvo (groeihoogte circa meter). Deze linde heeft een smalle piramidale groei en levert in rijverband een uniform laanbeeld op. De bomen worden opgekroond, waardoor er een fraai uitzicht over de landerijen behouden blijft. Voor een goede landschappelijke inrichting geldt een plantafstand van circa 7-8 meter. De bomen worden in driehoeksverband binnen de groenstrook geplaatst. Lindes zijn belangrijk voor de biodiversiteit, een aspect dat de gemeente hoog in het vaandel heeft. Onder de bomenrij wordt een struiklaag aangeplant met een plantafstand van 1,5 meter in groepen van 5-9 struiken. Deze struiklaag creëert gezamenlijk met de bomenkronen een goede groenstructuur die de bebouwing verder landschappelijk inpast. Het voorgeschreven assortiment van hazelaar, gelderse roos, hulst, meidoorn, krentenboom, vuilboom en egelantier draagt tevens bij aan de biodiversiteit. Door deze oplossing wordt de strekking van het advies van Landschapsbeheer Drenthe, Groenadvies (11 mei 2016, zie bijlage 12) gewaarborgd. De aanleg en instandhouding van de houtsingel (bomenrij en struiklaag) is geborgd via een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan (artikel 6, vierde lid, onder c). 2. Precedentwerking In aanvulling op het voorgaande wordt nog de zorg uitgesproken dat er door dit plan een precedent wordt geschapen voor toekomstige bouw aan de randen van de dorpen in de gemeente Noordenveld. Dat dit soort locaties in een behoefte voorziet is duidelijk, maar het mag geen vrijbrief zijn. Reactie Er mag niet zomaar overal gebouwd worden ook al bestaat er een behoefte in de vraag. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Dit wordt de Ladder voor de duurzame verstedelijking genoemd en is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder voor de duurzame verstedelijking stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Voor de motivatie in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 3.1 van de toelichting van het bestemmingsplan. Conclusie: De zienswijzen geven geen aanleiding om het (ontwerp)bestemmingsplan te wijzigen behoudens de zienswijze inzake de landschappelijke inpassing (zie onder Omwonenden 2). Het bestemmingsplan zal gewijzigd worden vastgesteld (Gewijzigde Plan landschappelijke inrichting die als bijlage bij regels is gevoegd). 5

297 GEMEENTE NOORDENVEL1 Aan de gemeenteraad Agendapunt: 5.1/ Documentnr.: RV Roden, 15 maart 2017 Onderwerp 1. Gewijzigd vaststellen (ontwerp)bestemmingsplan 'Locatie Esweg te Nieuw-Roden', inclusief het verslag 'Reactienota zienswijzen'. 2. Geen exploitatieplan opstellen en vaststellen. 3. Gelijktijdig een beslissing nemen over de raadsvoorstellen inzake de Aanpassing van de Welstandsnota (RV ) en Verplaatsing van de bebouwde kom grens (RV ). Onderdeel programmabegroting: Nee Voorstel 1. het (ontwerp)bestemmingsplan 'Locatie Esweg te Nieuw-Roden gewijzigd vast te stellen, inclusief het verslag Reactienota zienswijzen'; 2. geen exploitatieplan op te stellen en vast te stellen, omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is; 3. gelijktijdig een beslissing nemen over de raadsvoorstellen inzake de Aanpassing van de Welstandsnota (RV ) en Verplaatsing van de bebouwde kom grens (RV ). Inleiding Op 25 november 2014 heeft ons college besloten am Bouwbedrijf Van der Sluis de gelegenheid te bieden om voor eigen rekening en risico op de door hen voorgestelde locatie langs de Esweg in Nieuw-Roden woningbouw te realiseren. Het besluit is meegedeeld door middel van de brief van 26 november In de brief is daarnaast aangegeven dat een anterieure overeenkomst zal moeten worden gesloten. Verder is opgemerkt dat het van belang is dat de woningbouw plaatsvindt langs de bestaande weg Esweg en dat er geen nieuwe wegen en/of ontsluitingen worden opgenomen. Tot slot is aangegeven dat het college graag een door Bouwbedrijf Van der Sluis voorbereid bestemmingsplan ontvangt dat voldoet aan de gestelde voorwaarden. Doelstelling/probleemstelling De voorgenomen herontwikkeling van de genoemde locatie aan de Esweg te Nieuw-Roden is strijdig met het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet voor deze locatie een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld en in procedure gebracht. Oak de welstandsnota moet worden aangepast, omdat de huidige gebiedsgerichte welstandscriteria voor dit gebied niet zijn toegesneden op de beoogde ontwikkeling. Hiervoor wordt verwezen naar het raadsvoorstel RV Verder zullen verkeersbesluiten moeten worden genomen inzake het instellen van snelheden, eenrichtingsweg en verplaatsing van de bebouwde kom grens. Het verplaatsen van de bebouwde komgrens is een raadsbesluit en daarvoor wordt verwezen naar het raadsvoorstel RV III IIIIIIER II

298 RV Keuzes/oplossingen Bestemminosplan Het plan kan op basis van het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd. Om deze reden is door bouwbedrijf Van der Sluis een (voor-/ontwerp-)bestemmingsplan opgesteld, dat een passend planologisch kader biedt voor het project. Het betreffende plan heeft betrekking op een kavel aan de Esweg aan de rand van Nieuw-Roden, tegenover het hertenkamp Erebergkamp. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Roden, sectie P, nummer 371. De locatie biedt ruimte aan dertien vrijstaande woningen die ontwikkeld zullen worden aan de hand van een collectief particulier opdrachtgeverschaptraject (CPO). Hierin worden de individuele wensen van de toekomstige bewoners zorgvuldig geinventariseerd, samengebracht en meegenomen in de planvorming. Ten opzichte van de eerdere besluitvorming van ons college is een parallelweg ingetekend am te voorkomen dat alle percelen direct op de Esweg ontsloten worden wat verkeershinder kan veroorzaken en am te voorkomen dat de bestaande bomenrij (deels) gekapt moet worden en/of beschadigd raakt aan de wortels met daardoor het verlies van de bomenrij tot gevolg. Wat betreft archeologie wordt opgemerkt dat het proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden. Er is op basis van het proefsleuvenonderzoek geen verwachting meer dat de naastgelegen archeologische complexen (grafheuvel en mogelijk celtic field) nog intact op dit perceel aanwezig zijn. Aangezien er geen verwachting meer bestaat voor een intacte vindplaats, is er geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig. Het plangebied is archeologisch vrijgegeven ten gunste van de voorgenomen ingrepen. Op basis hiervan is de archeologische dubbelbestemming, zoals die in de eerdere concepten was opgenomen geschrapt. In het kader van ecologie is een vleermuizenonderzoek gehouden. Tijdens het onderzoek zijn in het plangebied geen (vaste) verblijfplaatsen aangetroffen van (strikt) beschermde vleermuizen. Het plangebied en directe omgeving worden door de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis incidenteel gebruikt als (niet onmisbaar) foerageergebied. Er is geen sprake van een belangrijke vliegroute. Er zijn als gevolg van de voorgenomen plannen geen negatieve effecten te verwachten op vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Het nemen van juridische stappen en het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet aan de aide. Gewezen wordt op de beperkte geldigheidsduur van het vleermuisonderzoek. Tot slot heeft ons college besloten am af te wijken van de standaardregeling inzake de afstand van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot de bouwperceelsgrens en/of erfgrens. Voor de motivering wordt verwezen naar het besluit van ons college d.d. 12 juli 2016 (zie bijlagen BW ). Milieueffectrapportaoe De aangevraagde activiteiten vallen onder onderdeel D van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage. Dat betekent dat gelet op artikel 2, lid 5, onder b, van het Besluit milieueffectrapportage de gemeente als bevoegd gezag, op grand van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing moeten geven aan een m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wet milieubeheer als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Bij deze criteria zal moeten worden gekeken naar: 1. de kenmerken van het project; 2. de plaats van het project; 3. de kenmerken van het potentiele effect. Aan de hand van de aanvraag is geconstateerd dat uitgesloten kan worden dat de voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Om deze reden is er geen aanleiding am een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure uit te voeren. Met de vaststelling van het onderliggende bestemmingsplan besluit uw raad tevens dat voor het

299 onderliggende ontwikkelingsplan geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld, omdat de uitvoering van dit ontwikkelingsplan niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De vorm-vrije m.e.r.- beoordeling is onderdeel van h,et,gnderliggende moederbesluit. Aanpassing welstandsnota In het kader van de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet de bebouwing die op grond van dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, worden getoetst aan de redelijke eisen van welstand. Aan de welstandscommissie is de taak opgedragen am deze toetsing uit te voeren. Hiervoor gebruikt de commissie de criteria die in de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota Noordenveld 2008 zijn opgenomen in de vorm van algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria. Omdat de voor de Esweg-locatie geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota niet zijn toegesneden op de beoogde nieuwe ontwikkelingen moet de welstandsnota worden aangepast. Voor de voorgestelde aanpassing, inclusief de gevolgde procedure, wordt verwezen naar het advies aan ons college met het nummer BW en naar het raadsvoorstel RV (en RV ). Opgelet: Met de vaststelling van het bestemmingsplan zal uw raad ook worden voorgesteld am gelijktijdig een beslissing te nemen am de Welstandsnota Noordenveld 2008 conform het voorstel RV (en RV ) aan te passen en in werking te laten treden na bekendmaking. Toelighting: Als de gemeenteraad niet instemt met het bestemmingsplan dan is een aanpassing van de welstandsnota ook niet nodig en als de gemeenteraad wel instemt met het bestemmingsplan dan kan dat alleen als de welstandsnota ook wordt aangepast. Als de gemeenteraad niet instemt met de aanpassing van de welstandsnota zal het bestemmingsplan aangepast moeten worden. Verkeersbesluiten In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zal de bebouwde komgrens gewijzigd moeten worden, zodat de nieuwe woningen binnen de bebouwde kom vallen. De bestaande waning Esweg 29 blijft buiten de bebouwde kom. De parallelweg (eenrichtingsverkeer) wordt onderdeel van een 30 km-zone, de Esweg zelf wordt 50 km/uur binnen de bebouwde kom tussen de Veldweg en de Ereberglaan. De Veldweg krijgt ter hoogte van het plangebied een maximum snelheid van 30 km/uur; het deel buiten de bebouwde kom blijft 60 km/uur. Om de snelheid af te dwingen zijn plateaus gepland op de kruising met de Veldweg (inrichting als 50 km-plateau) en op de kruising met de Ereberglaan (bestaand plateau inrichten als 30 km-plateau). Voor het verplaatsen van de bebouwde kom grens zal een raadsbesluit worden genomen. Voor het instellen van snelheden en eenrichtingsverkeer wordt een verkeersbesluit genomen. Hierbij wordt verwezen naar het advies aan ons college met het nummer BW en naar het raadsvoorstel RV en het Verkeersbesluit: A Opgelet: Met de vaststelling van het bestemmingsplan zal uw raad ook gelijktijdig moeten besluiten am in te stemmen met de verplaatsing van de bebouwde kom grens conform het voorstel RV Toelighting: Als de gemeenteraad niet instemt met het bestemmingsplan dan is de verplaatsing van de bebouwde kom grens ook niet nodig en als de gemeenteraad wel instemt met het bestemmingsplan dan zal de bebouwde kom grens ook moeten worden verplaatst (zie toelichting van het bestemmingsplan). Als de gemeenteraad niet instemt met de verplaatsing van de bebouwde kom grens zoals voorgesteld zal de toelichting van het bestemmingsplan aangepast moeten worden. Voorgaande causaliteit geldt ook ten aanzien van het instellen van snelheden en instellen van eenrichtingsverkeer welke een bevoegdheid zijn van het college.

300 Maatschappelijk draagvlak Bekendmaking en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Op 8 maart 2016 heeft ons college besloten om vooreerst in te stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan 'Locatie Esweg te Nieuw-Roden onder de voorwaarde dat de gevraagde aanpassingen vanuit de gemeente goed zijn verwerkt of nog worden verwerkt tijdens de periode van vooroverleg voor het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. Als gevolg van het collegebesluit is de planontwikkelaar door middel van een brief d.d. 11 maart 2016 geinformeerd over het genomen besluit en de verdere procedure die gevolgd gaat worden. Daarnaast is de ruimtelijke ontwikkeling op 15/16 maart 2016 bekend gemaakt overeenkomstig het gestelde in artikel van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van het voorstel tot aanpassing van de welstandsnota inclusief het vrijgeven van deze aanpassing voor de inspraak en bekendmaking overeenkomstig het gestelde in artikel van het Besluit ruimtelijke ordening heeft een omwonende premature zienswijzen ingediend. Voor deze premature zienswijzen, inclusief reactie daarop, wordt verwezen naar het verslag 'Vooroverleg en bekendmaking'. In overleg met planontwikkelaar en vakdisciplines in huis is het plan op de punten van plaatsing bebouwde-komgrens en groenstrook (bomenrij achter woningen wordt houtsingel) aangepast. Verder is het betreffende voorontwerpbestemmingsplan op 10 maart 2016 naar de verplichte overlegpartijen gezonden overeenkomstig artikel van het Besluit ruimtelijke ordening. Wat betreft de reacties uit het vooroverleg wordt ook verwezen naar het verslag 'Vooroverleg en bekendmaking'. Conclusie is dat de provincie Drenthe en Waterschap Noorderzijlvest kunnen instemmen met de plannen als de door hen gegeven opmerkingen worden verwerkt en opgevolgd. Ook is de gemeenteraad door middel van een brief d.d. 11 maart 2016 op de hoogte gesteld van het voornemen om de bestemmingsplanprocedure op te starten (formele procedure loopt vanaf terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan) en heeft u de gelegenheid gekregen om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Uw raad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Tot slot is de gemeenteraad voorgesteld om de welstandsnota ten behoeve van de ontwikkeling van de Esweglocatie te Nieuw-Roden aan te passen en vrij te geven voor inspraak. In aanvulling op het voorgaande wordt nog gemeld dat op maandagavond 11 april 2016 een inloopavond voor omwonenden in het dorpshuis van Nieuw-Roden is georganiseerd door Bouwbedrijf Van der Sluis in samenwerking met BA32 waarbij een presentatie is gegeven, het voorgenomen plan kon worden bekeken en vragen konden worden gesteld. Vanuit de gemeente was ook een vertegenwoordiging aanwezig. Terinzageleqqinq ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan 'Locatie Esweg te Nieuw-Roden' heeft met ingang van donderdag 25 augustus 2016 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Voor de zienswijzen, inclusief de reactie daarop, wordt verwezen naar het verslag 'Reactienota zienswijzen'. In overleg met de partijen is het plan op het punt van de landschappelijke inpassing (in toelichting en kaart bij regels) aangepast. Omdat het Plan landschappelijke inrichting, welke als bijlage bij de regels is opgenomen, is aangepast, zal het bestemmingsplan gewijzigd moeten worden vastgesteld. De overlegpartijen en uw raad zijn ook geinformeerd over de terinzagelegging van het betreffende ontwerpbestemmingsplan. Uw raad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het ontwerpbestemmingsplan te reageren. De provincie Drenthe heeft in zijn brief van 6 september 2016 aangegeven dat zij hebben geconstateerd dat het provinciaal belang archeologie op een voldoende wijze in het plan is opgenomen en dat indien het ontwerpbestemmingsplan ongewijzigd wordt vastgesteld u ervan uit mag gaan dat de provincie geen reactieve aanwijzing zal geven. Het waterschap Noorderzijlvest heeft

301 in zijn reactie van 26 augustus 2016 aangegl t het ontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft om een zienswijze kenbaar te maken. be Waterzaken zijn correct benoemd. Wel wil het waterschap actief betrokken worden bij de detailverking. Voorgaande houdt in dat de gemeenteraad het nderliggende (ontwerp)bestemmingsplan gewijzigd kan gaan vaststellen. Kosten Grondexploitatie: In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de hoofdregel van het verplichte kostenverhaal vastgelegd in artikel 6.12, eerste lid. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De onderliggende ontwikkeling valt onder de bouwplannen zoals aangewezen in artikel van het Besluit ruimtelijke ordening. In het tweede lid van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is aangegeven in welke gevallen de gemeenteraad af kan zien van het vaststellen van een exploitatieplan. Er wordt bepaald dat de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Planschade: Daarnaast is het vaststellen van het onderliggende bestemmingsplan een oorzaak van planschade zoals bepaald in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van artikel 6.4a kunnen burgemeester en wethouders met verzoeker overeenkomen dat de planschade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt. Het verhaal van exploitatiekosten en planschade wordt geregeld door middel van het tekenen van een anterieure overeenkomst door de betrokken partijen. Normaliter moet deze overeenkomst getekend zijn voordat ons college gaat instemmen met het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbestemmingsplan vervolgens formeel in procedure gaat. Dat om te voorkomen dat de procedure wordt opgestart terwiji de financieel-economische haalbaarheid van het plan niet is verzekerd. Omdat er over een aantal belangrijke zaken toch nog verschil van mening was, is met instemming van partijen destijds besloten om op voorhand wel in te stemmen met het ontwerpbestemmingsplan en de formele procedure op te starten maar onder de voorwaarde dat de anterieure overeenkomst alsnog door de betrokken partijen wordt ondertekend uiterlijk binnen de termijn voordat de stukken ter vaststelling richting het college en vervolgens richting de gemeenteraad gaan. Als de anterieure overeenkomst niet is getekend voordat het bestemmingsplan voor vaststelling richting de gemeenteraad gaat dan zou uw raad worden voorgesteld om het onderliggende bestemmingsplan niet vast te stellen, omdat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet is verzekerd. Omdat de anterieure overeenkomst is getekend, kan uw raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan tevens besluiten dat geen exploitatieplan wordt vastgesteld, omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Tijdpad De volgende stap in de procedure is dat het (ontwerp)bestemmingsplan 'Locatie Esweg te Nieuw- Roden' door uw raad gewijzigd kan worden vastgesteld en om geen exploitatieplan op te laten stellen en vast te laten stellen, omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Daarnaast wordt voorgesteld om gelijktijdig een beslissing te nemen over de raadsvoorstellen inzake de Aanpassing van de Welstandsnota (RV ) en Verplaatsing van de bebouwde kom grens (RV ).

Herontwikkeling locatie Boskamp, Roden O N T W E R P

Herontwikkeling locatie Boskamp, Roden O N T W E R P Herontwikkeling locatie Boskamp, Roden O N T W E R P Herontwikkeling locatie Boskamp, Roden Inhoudsopgave Bijlagen toelichting 3 Bijlage 1 Extra onderzoek ten behoeve van actualisatie woonbeleid en prestatieafspraken

Nadere informatie

Actueel beeld van de woningbehoefte in 2015, 2020 en 2025: Wat is het effect van de vraag op de ontwikkeling van woonmilieus?

Actueel beeld van de woningbehoefte in 2015, 2020 en 2025: Wat is het effect van de vraag op de ontwikkeling van woonmilieus? Woningmarktonderzoek Resultaat 8 oktober De vraag Actueel beeld van de woningbehoefte in 2015, 2020 en 2025: Wat is de aard en omvang van de vraag? Wat is het effect van de vraag op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Gemeente Haren. Woningbehoefteonderzoek Haren Verkenning van de behoefte aan senioren-, zorg- en huurwoningen. 13 oktober 2015

Gemeente Haren. Woningbehoefteonderzoek Haren Verkenning van de behoefte aan senioren-, zorg- en huurwoningen. 13 oktober 2015 Gemeente Haren Woningbehoefteonderzoek Haren Verkenning van de behoefte aan senioren-, zorg- en huurwoningen 13 oktober 2015 DATUM 13 oktober 2015 TITEL Woningbehoefteonderzoek Haren Verkenning van de

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Demografische ontwikkeling. Uitgangspunt demografische ontwikkeling voor de Woonvisie Gemeente Aa en Hunze. Uitkomsten prognose

1 Inleiding. 2 Demografische ontwikkeling. Uitgangspunt demografische ontwikkeling voor de Woonvisie Gemeente Aa en Hunze. Uitkomsten prognose DATUM 7 januari 2015 PROJECTNUMM ER 1680.113 OPDRACHTGEV ER Gemeente Aa en Hunze Uitgangspunt demografische ontwikkeling voor de Woonvisie 2016+ 1 Inleiding De gemeente Aa en Hunze is bezig met de actualisering

Nadere informatie

Onderzoek kleine kernen

Onderzoek kleine kernen Gemeente Kampen Onderzoek kleine kernen 1 maart 2012 Projectnr. 166.106/G Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026) 4458702 E-mail Internet

Nadere informatie

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2014

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2014 DATUM 7 december 2014 PROJECTNUMMER 3400.106 OPDRACHTGEVER Woningmarktmonitor provincie : de staat van de woningmarkt medio 2014 Inleiding Afgelopen maand is er een nieuwe update uitgevoerd van de Woningmarktmonitor

Nadere informatie

PFM PFM Wonen 2016

PFM PFM Wonen 2016 PFM 2016 PFM Wonen 2016 Actualisering PFM Wonen Oss Verkenning, raadspodium Oss, maart 2017 PFM 2016 Wat is PFM? Ontwikkelingen 2010-2016 Woonwensonderzoek 2015 Eerste contouren Pfm 2016 PFM 2016 Wat is

Nadere informatie

Gemeente Valkenswaard

Gemeente Valkenswaard Gemeente Valkenswaard Bevolkings- en huishoudensprognose 2014 Second opinion 12 maart DATUM 12 maart TITEL Bevolkings- en huishoudensprognose 2014 ONDERTITEL Second opinion OPDRACHTGEVER Gemeente Valkenswaard

Nadere informatie

Uitvoeringsagenda bij de Woonvisie Brielle

Uitvoeringsagenda bij de Woonvisie Brielle DATUM 4 oktober 2017 PROJECTNUMMER 501.102/ OPDRACHTEVER emeente Brielle Uitvoeringsagenda bij de Woonvisie Brielle 2017-2022 Inleiding In de Woonvisie Brielle 2017-2022 geven wij als gemeente Brielle

Nadere informatie

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie. notitie Wonen in Molenwaard april 2012 Inleiding De woningmarkt is de laatste jaren sterk aan veranderingen onderhevig. De economische situatie heeft grote gevolgen gehad voor de woningmarkt, evenals nieuwe

Nadere informatie

Kernenfoto s West Betuwe. West Betuwe beraad Janneke Rutgers & Sjors de Vries 24 september 2018

Kernenfoto s West Betuwe. West Betuwe beraad Janneke Rutgers & Sjors de Vries 24 september 2018 Kernenfoto s West Betuwe West Betuwe beraad Janneke Rutgers & Sjors de Vries 4 september 018 Kernenfoto Een foto van de kern: stand van zaken huidige woningvoorraad, toekomstige (fysieke) ontwikkelingen

Nadere informatie

De gemeente heeft GroenWest gevraagd om een volkshuisvestelijke onderbouwing van het programma.

De gemeente heeft GroenWest gevraagd om een volkshuisvestelijke onderbouwing van het programma. Aan Gemeente Montfoort Kopie aan Van GroenWest Onderwerp Woningbouwprogramma Voorvliet Noord fase 2 Datum 27 november 2017 Pagina 1/5 Inleiding De gemeente Montfoort en GroenWest willen graag sociale woningbouw

Nadere informatie

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006 Monitor Leerdamse woningmarkt 2006 1. Inleiding Bij de vaststelling van de beleidsnota Volkshuisvesting 2005 2010 door de gemeenteraad op 14 april 2005 zijn een aantal conclusies getrokken die kenmerkend

Nadere informatie

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Eindverslag April 2015 1. Inleiding In april 2014 hebben gemeente Uden, gemeente Veghel en wooncorporatie Area een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Om

Nadere informatie

2010-2012 SAMENVATTING

2010-2012 SAMENVATTING 2010-2012 SAMENVATTING Samenvatting De Regionale woningmarktmonitor 2010-2012 beschrijft de ontwikkelingen op de woningmarkt in het gebied binnen de driehoek Waalwijk, Oss en Boxtel. De kredietcrisis

Nadere informatie

Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte

Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte Stap 1 van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking schrijft voor dat een stedelijke ontwikkeling past binnen de regionale behoefte. Provincie

Nadere informatie

Gemeente Kaag en Braassem, MeerWonen en Woondiensten Aarwoude

Gemeente Kaag en Braassem, MeerWonen en Woondiensten Aarwoude Gemeente Kaag en Braassem, MeerWonen en Woondiensten Aarwoude Woningmarktanalyse 2015 in het kort Definitief 23 september 2015 DATUM 23 september 2015 TITEL Woningmarktanalyse 2015 in het kort ONDERTITEL

Nadere informatie

Gemeente Nuth Bevolkingsopbouw en toekomstige ontwikkeling Bevolkingssamenstelling 2016 (gemeente en kernen) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% < 20 jaar 20-35 jaar 35-55 jaar 55-75 jaar > 75 jaar Gemeente

Nadere informatie

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Woningmarktanalyse Gooise Meren Woningmarktanalyse Gooise Meren Op basis van WOZ en BAG gegevens Versie Kerngegevens Woningmarktanalyse Gooise Meren De in dit rapport gepresenteerde analyses zijn gemaakt met behulp van gemeentelijke

Nadere informatie

Wordt wonen in Oisterwijk een luxe? Pro-Plein Wonen

Wordt wonen in Oisterwijk een luxe? Pro-Plein Wonen Wordt wonen in Oisterwijk een luxe? Pro-Plein Wonen Frenkel Beerens Adviseur wonen 7 maart 2018 Inhoud Woningmarkt (5 min) Woonvisie (10 min) Onderzoek locaties sociale huur (5 min) WONINGMARKT Economische

Nadere informatie

Woondialoog Otterlo Donderdag 25 oktober 2018 Onderzoek kwalitatieve programmering dorpen

Woondialoog Otterlo Donderdag 25 oktober 2018 Onderzoek kwalitatieve programmering dorpen Woondialoog Otterlo Donderdag 25 oktober 2018 Onderzoek kwalitatieve programmering dorpen Sunta Veerkamp (gemeente Ede) Geert van der Bruggen (zelfstandig adviseur) Agenda 1. Aanleiding (toelichting Sunta

Nadere informatie

Onderbouwing woningbehoefte locatie De Timp (Denekamp)

Onderbouwing woningbehoefte locatie De Timp (Denekamp) DATUM 27 oktober 2014 PROJECTNUMMER 7692.100 OPDRACHTGEVER BJZ.nu Onderbouwing woningbehoefte locatie De Timp (Denekamp) 1 Inleiding Voor de locatie De Timp, hoek Meester Muldersstraat-Van der Heijdenstraat-Weerinkstraat

Nadere informatie

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 11 december 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 11 december 2018 Wonen in Súdwest-Fryslân Presentatie woningbehoefteonderzoek 11 december 2018 Vanavond Opening Toelichting op het woningbehoefteonderzoek Pauze Gesprek over wonen in Súdwest-Fryslân Afsluiting Einde: 21.30

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING

DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING Rapport DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING 2014-2040 Gemeente Bergen 2014 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn 0229-282555 Rapportnummer 2015/concept Datum Januari 2015

Nadere informatie

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN)

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Masterclass Krimp Presentatie Angelique vanwingerden 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsontwikkeling in Noord-Drenthe 2000-2010 Bevolkingsontwikkeling

Nadere informatie

Bijlage 1: Woningbouwprogramma Dommelkwartier en relatie Lage Heide. 2010-2020 Segment Nieuwbouw Sloop Verkoop Totaal

Bijlage 1: Woningbouwprogramma Dommelkwartier en relatie Lage Heide. 2010-2020 Segment Nieuwbouw Sloop Verkoop Totaal Bijlage 1: Woningbouwprogramma Dommelkwartier en relatie Lage Heide Volgens de laatste Provinciale Prognose (2011) bedraagt de woningbouw behoefte in Valkenswaard een netto toevoeging van 1.230 woningen

Nadere informatie

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 10 december 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 10 december 2018 Wonen in Súdwest-Fryslân Presentatie woningbehoefteonderzoek 10 december 2018 Vanavond Opening Toelichting op het woningbehoefteonderzoek Pauze Gesprek over wonen in Súdwest-Fryslân Afsluiting Einde: 21.30

Nadere informatie

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 28 november 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 28 november 2018 Wonen in Súdwest-Fryslân Presentatie woningbehoefteonderzoek 28 november 2018 Vanavond Opening Toelichting op het woningbehoefteonderzoek Pauze Gesprek over wonen in Súdwest-Fryslân Afsluiting Einde: 21.30

Nadere informatie

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 29 november 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 29 november 2018 Wonen in Súdwest-Fryslân Presentatie woningbehoefteonderzoek 29 november 2018 Vanavond Opening Toelichting op het woningbehoefteonderzoek Pauze Gesprek over wonen in Súdwest-Fryslân Afsluiting Einde: 21.30

Nadere informatie

REGIO GRONINGEN-A SSEN

REGIO GRONINGEN-A SSEN REGIO GRONINGEN-A SSEN W O N I N G B E H O E F T E O N D E R Z O E K 2 015 REGIO GRONINGEN-ASSEN WONINGBEHOEFTEONDERZOEK 2015 _ 2 Waarom dit onderzoek? De woningmarkt in de regio Groningen-Assen is de

Nadere informatie

Regio Midden-Limburg. Woningvoorraad. Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep

Regio Midden-Limburg. Woningvoorraad. Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale doelgroep Woonwensen: Jongeren

Nadere informatie

Oplegger voor het raadsdebat

Oplegger voor het raadsdebat Oplegger voor het raadsdebat Datum raadsdebat : 17 november 2016 Agendapuntnummer : 3 Portefeuillehouder : Wethouder Jan ten Kate Aan de gemeenteraad Onderwerp: Actualisatie Woonplan Inleiding en aanleiding:

Nadere informatie

Susteren-Heide - gemeente Echt-Susteren

Susteren-Heide - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Mogelijkheden woningbouw Oudega Afdeling Ontwikkeling woonbeleid, d.d. 14 november 2018

Mogelijkheden woningbouw Oudega Afdeling Ontwikkeling woonbeleid, d.d. 14 november 2018 Mogelijkheden woningbouw Oudega Afdeling Ontwikkeling woonbeleid, d.d. 14 november 2018 Inleiding Voor Oudega worden in het kader van een aantal projecten woningbouwmogelijkheden onderzocht. Locaties waar

Nadere informatie

Haalbaarheid ACM-locatie Vries

Haalbaarheid ACM-locatie Vries Datum 23 juni 2011 Projectnr. 5200.100 Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026) 4458702 E-mail Internet info@companen.nl www.companen.nl Woonborg

Nadere informatie

Peij-Slek - gemeente Echt-Susteren

Peij-Slek - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland drs. J.E. den Ouden 1-11-2013 Bevolking De gemeente Steenwijkerland telt momenteel circa 43.400 inwoners. Het inwonertal

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Arnhem e.o. 2 oktober 2013

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Arnhem e.o. 2 oktober 2013 Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Arnhem e.o. 2 oktober 2013 Programma 1. Waarom deze avond? 2. Presentatie proces ontwikkeling regionaal woningbouwprogramma stadsregio Jan Provoost, projectleider

Nadere informatie

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 27 november 2018

Wonen in Súdwest-Fryslân. Presentatie woningbehoefteonderzoek 27 november 2018 Wonen in Súdwest-Fryslân Presentatie woningbehoefteonderzoek 27 november 2018 Vanavond Opening Toelichting op het woningbehoefteonderzoek Pauze Gesprek over wonen in Súdwest-Fryslân Afsluiting Einde: 21.30

Nadere informatie

Achtergrondinformatie voor discussie Woonvisie De Wolden. Gemeenteraad 17 november 2016

Achtergrondinformatie voor discussie Woonvisie De Wolden. Gemeenteraad 17 november 2016 Achtergrondinformatie voor discussie Woonvisie De Wolden Gemeenteraad 17 november 2016 Inhoud Proces tot nu toe Resultaten analyse en Woontafels Stellingen en vragen 2 Proces tot nu toe Deskresearch: CBS,

Nadere informatie

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx]

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx] WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN 216-225 DEEL 2: DE BALANS [jaarlijkse rapportage over het jaar2xx] Vastgesteld bij collegebesluit van d.d. Vastgesteld bij collegebesluit van d.d. Vastgesteld bij

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Liemers. 24 september 2013

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Liemers. 24 september 2013 Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Liemers 24 september 2013 Programma 1. Waarom deze avond? 2. Presentatie proces ontwikkeling regionaal woningbouwprogramma stadsregio Jan Provoost, projectleider

Nadere informatie

Ospel - gemeente Nederweert

Ospel - gemeente Nederweert - gemeente Nederweert Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale doelgroep

Nadere informatie

Sint Joost - gemeente Echt-Susteren

Sint Joost - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Woningmarktanalyse Wekerom Oost - deelgebied J 10 november 2016

Woningmarktanalyse Wekerom Oost - deelgebied J 10 november 2016 Gemeente Ede Woningmarktanalyse Wekerom Oost - deelgebied J 10 november 2016 DATUM 17 oktober 2016 TITEL Woningmarktanalyse 2016 ONDERTITEL OPDRACHTGEVER AUTEUR(S) Wekerom Oost - deelgebied J Jeroen Lijzenga

Nadere informatie

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf Onderzoek woningbehoefte Waarland 2015 25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf 1 Inleiding 1.1 Inleiding De gemeente Schagen wil haar toekomstig woningbouwprogramma inrichten

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht. Onderzoeksflits Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons IB Onderzoek, 22 mei 2015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Provincie Overijssel. Migratieonderzoek Twentse gemeenten. Definitief. 5 februari 2016

Provincie Overijssel. Migratieonderzoek Twentse gemeenten. Definitief. 5 februari 2016 Provincie Overijssel Migratieonderzoek Twentse gemeenten Definitief 5 februari 2016 DATUM 5 februari 2016 TITEL Migratieonderzoek Twentse gemeenten ONDERTITEL Definitief OPDRACHTGEVER AUTEUR(S) Provincie

Nadere informatie

Dieteren - gemeente Echt-Susteren

Dieteren - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Gemeente Borger-Odoorn / Lefier / Woonservice Onderzoek verhuisgedrag

Gemeente Borger-Odoorn / Lefier / Woonservice Onderzoek verhuisgedrag Gemeente Borger-Odoorn / Lefier / Woonservice Onderzoek verhuisgedrag 3 mei 2010 Projectnr. 1681.102 Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026)

Nadere informatie

WONINGBEHOEFTEONDERZOEK WIERINGEN

WONINGBEHOEFTEONDERZOEK WIERINGEN WONINGBEHOEFTEONDERZOEK WIERINGEN 14 december 2017 Publieksversie Joost Wegstapel Dave Havermans Australiëlaan 5, 3526 AB Utrecht 030 693 60 00 info@atrive.nl www.atrive.nl KvK: 17106411 Aanleiding van

Nadere informatie

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015 Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 3298 Mail : gj.stam@deventer.nl 1 Inhoudsopgave pagina 1 Inleiding:

Nadere informatie

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt begin 2014

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt begin 2014 DATUM 28 maart 2014 PROJECTNUMMER 3400.106 OPDRACHTGEVER Provincie Utrecht Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt begin 2014 Inleiding In juni 2013 heeft de provincie Utrecht

Nadere informatie

Koningsbosch - gemeente Echt-Susteren

Koningsbosch - gemeente Echt-Susteren - gemeente Echt-Susteren Woningvoorraad Doelgroepen: Totaal Doelgroepen: Sociale doelgroep Kwantitatieve behoefte: Totaal Kwantitatieve behoefte: Sociale doelgroep Woonwensen: Totaal Woonwensen: Sociale

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Verkoop door woningcorporaties

Verkoop door woningcorporaties 34 Afspraken over verkoop van sociale huurwoningen Sinds 1998 worden in Amsterdam sociale huurwoningen verkocht. Aanleiding was de sterk veranderde samenstelling en woningbehoefte van de Amsterdamse bevolking.

Nadere informatie

Bijlage 1: DE ANALYSE

Bijlage 1: DE ANALYSE Bijlage 1: DE ANALYSE ONTWIKKELING KWANTITATIEVE BEHOEFTE Om deze voor de U10-gemeenten te achterhalen zijn 2 landelijk erkende prognoses gebruikt: Primos en Pearl. Deze verschillen in methodiek, maar

Nadere informatie

Notitie Jongerenhuisvesting in de gemeente Stein

Notitie Jongerenhuisvesting in de gemeente Stein Notitie Jongerenhuisvesting in de gemeente Stein Inleiding Zowel de SJAR als de raad maakt zich zorgen over de huisvestingsmogelijkheden van jongeren. Dit heeft ertoe geleid dat het College van burgemeester

Nadere informatie

De Nederlandse woningmarkt Léon Groenemeijer, Kenneth Gopal (ABF Research)

De Nederlandse woningmarkt Léon Groenemeijer, Kenneth Gopal (ABF Research) De Nederlandse woningmarkt 2019-2030 Léon Groenemeijer, Kenneth Gopal (ABF Research) Opgave: Woningtekort anno 2018: 279.000 3,6% Verder opgelopen, raming 2019: 294.000 3,8% Grote regionale verschillen:

Nadere informatie

Masterclass woningmarktonderzoek. Companen 50 jaar 1 oktober 2015

Masterclass woningmarktonderzoek. Companen 50 jaar 1 oktober 2015 Masterclass woningmarktonderzoek Companen 50 jaar 1 oktober 2015 De woningmarkt is een complex systeem Woningmarkt is een onvolkomen markt - Overheid stuurt op de vraag- en aanbodkant Locatiebeleid Woningbouwprogrammering

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek kernen Gemeente Tynaarlo. Resultaten 5 maart 2019

Woningmarktonderzoek kernen Gemeente Tynaarlo. Resultaten 5 maart 2019 Woningmarktonderzoek kernen Gemeente Tynaarlo Resultaten 5 maart 2019 Drie onderdelen 1. Onderzoek t.b.v. toekomstige woningbouwplannen Eelde-Paterswolde Zuidlaren Vries (waaronder opgave sociale huur

Nadere informatie

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL. SESSIE Stad maken

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL. SESSIE Stad maken Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL SESSIE Stad maken donderdag 19 maart 2015 Stad maken Duiding en context De traditionele rollen binnen het ontwikkeltraject veranderen. De corporaties,

Nadere informatie

Gemeente Nieuwkoop, Woningstichting Nieuwkoop en Woondiensten Aarwoude. Woningmarktonderzoek Nieuwkoop december 2015

Gemeente Nieuwkoop, Woningstichting Nieuwkoop en Woondiensten Aarwoude. Woningmarktonderzoek Nieuwkoop december 2015 Gemeente Nieuwkoop, Woningstichting Nieuwkoop en Woondiensten Aarwoude Woningmarktonderzoek Nieuwkoop 2015 4 december 2015 DATUM 4 december 2015 TITEL Woningmarktonderzoek Nieuwkoop 2015 ONDERTITEL OPDRACHTGEVER

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

Woningbehoefte onderzoek

Woningbehoefte onderzoek Woningbehoefte onderzoek Prognose woningbehoefte Amersfoort tot 2015 Gemeente Amersfoort Sector Dienstverlening, Informatie en Advies (DIA) Afdeling Onderzoek en Statistiek Marc van Acht Uitgave en rapportage:

Nadere informatie

Naar een woonvisie voor Waterland

Naar een woonvisie voor Waterland Naar een woonvisie voor Waterland Informatieavond Raad 29 oktober 2015 de ruyterkade 112 1011ab amsterdam www.rigo.nl OPZET 1. Welkom en opening door de wethouder 2. Naar een woonvisie voor Waterland 3.

Nadere informatie

Binnenlands Bestuur. Resultaten onderzoek gemeenten voorbereiding Woningwet. Definitief rapport. 26 mei 2015

Binnenlands Bestuur. Resultaten onderzoek gemeenten voorbereiding Woningwet. Definitief rapport. 26 mei 2015 Binnenlands Bestuur Resultaten onderzoek gemeenten voorbereiding Woningwet Definitief rapport 26 mei 2015 DATUM 26 mei 2015 TITEL Resultaten onderzoek gemeenten voorbereiding Woningwet ONDERTITEL Definitief

Nadere informatie

Gemeente Lingewaard, Stichting Waardwonen en Woonstichting Gendt

Gemeente Lingewaard, Stichting Waardwonen en Woonstichting Gendt Gemeente Lingewaard, Stichting Waardwonen en Woonstichting Gendt Woningmarktverkenning 2015 woningbehoefte in de kernen 26 augustus 2015 DATUM 26 augustus 2015 TITEL Woningmarktverkenning 2015 woningbehoefte

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010) Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010) Vanuit de VNG komen diverse krimp en vergrijzingcijfers. In de woonvisie Wonen in een

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-247 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek gemeente Tiel, Gemeente Tiel, SCW en KleurrijkWonen. 10 april 2019 Definitief

Woningmarktonderzoek gemeente Tiel, Gemeente Tiel, SCW en KleurrijkWonen. 10 april 2019 Definitief Woningmarktonderzoek gemeente Tiel, 2019 Gemeente Tiel, SCW en KleurrijkWonen 10 april 2019 Definitief DATUM 10 april 2019 TITEL Woningmarktonderzoek gemeente Tiel, 2019 ONDERTITEL [Voer hier een ondertitel

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek IJsselstein. 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt

Woningmarktonderzoek IJsselstein. 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt Woningmarktonderzoek IJsselstein 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt de r u y t e r k a d e 1 1 2 C 1 0 1 1 a b a m s t e r d a m w w w. r i g o. n l Opbouw 1. Algemeen beeld woningmarkt

Nadere informatie

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010 Wonen in Dordrecht De crisis voorbij?; trends en verwachtingen 30 november 2010 Inhoudsopgave 1. Wat willen we? Beleid en welke afspraken zijn er voor Dordrecht? 2. Hoe staan we er voor? Stand van zaken

Nadere informatie

Onderwerp: Woonvisie Brielle en het onderzoek ontwikkeling woningvoorraad Brielle

Onderwerp: Woonvisie Brielle en het onderzoek ontwikkeling woningvoorraad Brielle Sector/stafafdeling: Portefeuillehouder: Grondgebied/RO Wethouder Schoon Ter behandeling in de vergadering van: de commissie grondgebied d.d. 31 oktober 2017 de Raad d.d. 21 november 2017 Onderwerp: Woonvisie

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

TOEPASSING TREDE 1 EN 2 LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING V00R PLAN MULDERSWEG

TOEPASSING TREDE 1 EN 2 LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING V00R PLAN MULDERSWEG TOEPASSING TREDE 1 EN 2 LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING V00R PLAN MULDERSWEG 12 januari 2016 drs. Fokke de Jong Australiëlaan 5, 3526 AB Utrecht 030 693 60 00 info@atrive.nl www.atrive.nl KvK: 31042832

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Van der Wardt ontwikkeling

Van der Wardt ontwikkeling Van der Wardt ontwikkeling Marktonderzoek Eemdijk-Oost 5 januari 2015 DATUM 5 januari 2015 TITEL Marktonderzoek Eemdijk-Oost ONDERTITEL OPDRACHTGEVER Van der Wardt ontwikkeling Boulevard Heuvelink 104

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Nijmegen e.o. 8 oktober 2013

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Nijmegen e.o. 8 oktober 2013 Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Nijmegen e.o. 8 oktober 2013 Programma 1. Waarom deze avond? 2. Presentatie proces ontwikkeling regionaal woningbouwprogramma stadsregio Jan Provoost, projectleider

Nadere informatie

1 Startersonderzoek Doesburg

1 Startersonderzoek Doesburg DATUM 16 juni 2017 PROJECTNUMMER 221.105 OPDRACHTGEVER Gemeente Doesburg en Stichting Woonservice IJsselland Uitkomst enquête starters 1 Startersonderzoek Doesburg In de gemeente Doesburg zijn in het kader

Nadere informatie

Gemeente Voorst. Nieuwbouw Terwolde. Onderbouwing woningbehoefte locatie Dorpszicht. 11 september 2014

Gemeente Voorst. Nieuwbouw Terwolde. Onderbouwing woningbehoefte locatie Dorpszicht. 11 september 2014 Gemeente Voorst Nieuwbouw Terwolde Onderbouwing woningbehoefte locatie Dorpszicht 11 september 2014 DATUM 11 september 2014 TITEL Marktonderzoek Terwolde ONDERTITEL Onderbouwing woningbehoefte locatie

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016 DATUM 16 november 2016 PROJECTNUMMER 3400.107/G OPDRACHTGEVER Woningmarktmonitor provincie : de staat van de woningmarkt medio 2016 Update woningmarktmonitor De afgelopen maand heeft er een grote update

Nadere informatie

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker 16086-ABF Woonwensen en Woningbehoefte Kenneth Gopal Kathrin Becker 16086-ABF Opbouw presentatie I. Waar komen we vandaan? Relevante ontwikkelingen in het recente verleden II. Waar gaan we naar toe? Blik

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Nota Woningbouw 2014-2020 Rijssen - Holten. Evenwichtig Groeien

Nota Woningbouw 2014-2020 Rijssen - Holten. Evenwichtig Groeien Nota Woningbouw 2014-2020 Rijssen - Holten Evenwichtig Groeien Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Conclusies kwantitatief woningbouwprogramma lange termijn (2013 t/m 2034) en korte termijn (2013 t/m 2019)...

Nadere informatie

4Nieuwbouw" Discussienotitie"werkconferentie"Regionale"Woonvisie!!! 17!maart!2015!!!!!!!!!

4Nieuwbouw DiscussienotitiewerkconferentieRegionaleWoonvisie!!! 17!maart!2015!!!!!!!!! 4Nieuwbouw DiscussienotitiewerkconferentieRegionaleWoonvisie 17maart2015 1 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Vragenvoordediscussie 2 3 Provinciaalenregionaalbeleid 4 4 Laddervoorduurzameverstedelijking 6 5 Nieuweverhoudingen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-246 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-244 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Startnotitie woonvisie Wassenaar

Startnotitie woonvisie Wassenaar Startnotitie woonvisie 2014-2020 Wassenaar Documentbeheer DATUM AUTEURS VERSIE VERANDERING 18 september 2013 S. Bueving 1.1 24 september 2013 S. Bueving 1.2. Communicatieparagraaf 8 oktober 2013 S. Bueving

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-245 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Kwalitatieve Woningbehoefte Nieuwegein

Kwalitatieve Woningbehoefte Nieuwegein Datum 12 november 2013 Referentie Status DEFINITIEF inbo Gaasterlandstraat 5 967 1000 AZ Amsterdam Kwalitatieve Woningbehoefte T +31 (0)20 421 24 22 amsterdam@inbo.com www.inbo.com inbo b.v. Woudenberg

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en

Nadere informatie

Op 19 mei 2014 stelde u ons college schriftelijke vragen over de verkoop van huurwoningen door Vestia.

Op 19 mei 2014 stelde u ons college schriftelijke vragen over de verkoop van huurwoningen door Vestia. De heer P. Beeldman Westeinde 12 2841 BV MOORDRECHT ** verzenddatum 27 mei 2014 onderwerp uw kenmerk bijlage afdeling VROM behandeld door J.D. Lindeman telefoon 0180-639976 Geachte heer Beeldman, Op 19

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek gemeente Brielle. Resultaten in vogelvlucht 08 november 2013

Woningmarktonderzoek gemeente Brielle. Resultaten in vogelvlucht 08 november 2013 Woningmarktonderzoek gemeente Brielle Resultaten in vogelvlucht 08 november 2013 1 Inhoud Deel I: Prognoses - Bevolking - Huishoudens Deel II: Woonwensen en feitelijk woningmarktgedrag - Uitkomsten woonwensenonderzoek

Nadere informatie

Wonen. Basisinspanning. Ambities. Kansen. Voorkomen

Wonen. Basisinspanning. Ambities. Kansen. Voorkomen Basisinspanning Een evenwichtige bevolkingsopbouw, die in 2025 gegroeid is naar minimaal 25.000 inwoners. Voor iedere (toekomstige) inwoner moet een woning beschikbaar zijn die past in zijn/haar leefsituatie.

Nadere informatie