PROFESSIONEEL STATUUT VERPLEEGHUISARTSEN

Transcriptie

1 PROFESSIONEEL STATUUT VERPLEEGHUISARTSEN Tekst Ondergetekenden:... gevestigd te... postcode... aan de... ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd doo en... verder te noemen werkgever, Het functioneren van de verpleeghuisarts houdt in dat een goede vervulling van zijn functie noodzakelijkerwijze met zich brengt dat regelingen en adviezen, welke betrekking hebben op het functioneren van de verpleeghuisarts in het algemeen richtsnoer dienen te zijn voor zijn medisch handelen. en... wonende te... postcode... aan de... verder te noemen verpleeghuisarts. Overwegende: dat overeenkomstig artikel 6 van de CAO Verpleeg en Verzorgingshuizen de werknemer zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van een per beroepsgroep geformuleerde code; dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de verpleeghuisarts, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is; dat immers de verpleeghuisarts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van de patiënt, aan wie hij verantwoording verschuldigd is voor zijn medisch handelen;

2 2 dat de verpleeghuisartsen, daartoe verenigd in een orgaan, te zamen de medeverantwoordelijkheid dragen voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in het verp leeghu is w erkzam e verp leeghu isarts; dat orgaan is het toetsingsorgaan; dat regelingen, die strekken tot bevord ering van het collectieve verantw oordelijkheidsbesef van de verpleeghuisarts, tot bevordering van de toetsing van de kwaliteit van het medisch handelen en het bewaken der normen der medische ethiek dienen te zijn vastgelegd in een reglement, dat deel dient uit te maken van dit statuut; d at d e w erkgever een algem ene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening in de inrichting; d at d erhalve een overeenkom st nood zakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de verp leeghu isarts, d e collectieve verantw oord elijkheid van het toetsingsorgaan alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld; komen als volgt overeen: Artikel 1 In dit statuut wordt verstaan onder: verpleeghuis: een instituut dat primair ten doel heeft ten behoeve van de (poli)klinische patiënten gunstigste omstandigheden te creëren voor en het verlenen van de naar hedendaagse eisen adequate diagnostiek, behandeling, verpleging en verzorging; werkgever: de werkgever, als bedoeld in de CAO, vertegenw oord igt het bestu u r c.q. d e d irectie;

3 3 bestuur: de hoogste instantie in het verpleeghuis, die de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het gevoerde en te voeren beleid draagt; medisch directeur: degene die door het bestuur is benoemd en belast met de dagelijkse leiding in medische zaken van de instelling en daarvoor de eindverantwoordelijkheid draagt; verpleeghuisarts: de arts, die in het genoemde verpleeghuis werkzaam is. toetsingsorgaan: een orgaan w aarin d eelnem en d e verp leeghu isartsen en and ere beroep s beoefenaren met universitaire vorming, die min of meer rechtstreeks betrokken zijn bij de diagnostiek en/ of behandeling van de patiënt en dat zich mede ten doel stelt het onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bevorderen en waarborgen van de optimale medische behandeling van dan wel zorg voor patiënten en o.m. als taak heeft intercollegiale toetsing van het professioneel handelen te bevorderen; In dit statuut wordt onder medisch directeur verstaan, de arts die binnen de organisatie van het verpleeghuis de eindverantwoordelijkheid draagt voor het medisch beleid. Deze functie kan worden vervuld door de geneesheerdirecteur, de directeurgeneesheer, de medischdirecteur dan wel indien in de directie geen arts zitting heeft, door het hoofd medische dienst. Indien ook laatstgenoemde niet in het verpleeghuis werkzaam is, dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat een arts wordt aangesteld, die met de medische eindverantwoordelijkheid wordt belast. In uitzonderingsgevallen kan een (der) in het verpleeghuis werkzame arts(en) met deze taak worden belast.

4 4 Artikel 2 1. De verpleeghuisarts verbindt zich de opgenomen patiënten en de patiënten in dagbehandeling, die zich aan zijn zorg toevertrouwen respectievelijk op de gebruikelijke wijze aan zijn zorg worden toevertrouwd, te behandelen, waar nodig in teamverband en in nauwe relatie met de andere verpleeghuisartsen; ten aanzien van de patiënten in dagbehandeling in nauwe relatie met de betreffende huisarts. 2. Onder de behandeling zijn observatie en diagnostiek, informatievoorziening en begeleiding mede begrepen. 3. De verpleeghuisarts kan om gegronde redenen weigeren de behandeling van een patiënt op zich te nemen. Indien de verpleeghuisarts gegronde redenen meent te hebben een aangevangen behandeling af te breken, treft hij, indien en zover zulks redelijkerwijs van hem verlangd kan worden, na overleg met de medisch directeur of de arts, die hem als zodanig vervangt, en met de huisarts van de patiënt, maatregelen teneinde de continuïteit van de behandeling te verzekeren. Naast de vrijheid van de artspatiënt keuze is het belang van dit artikel vooral gelegen in de mogelijkheid voor de verpleeghuisarts er voor zorg te kunnen dragen dat de patiënt in het "juiste" verpleeghuis wordt opgenomen. Het kan voorkomen dat een diagnose ten aanzien van een patiënt na een lange wachttijd niet meer geldt op het moment van opname, zodat opneming in een ander(soortig) verpleeghuis aangewezen is. Indien in algemene termen vaststaat voor welke patiënten het huis bedoeld is, kan een gegronde reden tot weigering van een patiënt niet gelegen zijn in een speciale voorkeur van een verpleeghuisarts voor bepaalde patiënten. Desgevraagd zal de verpleeghuisarts de weigering toelichten aan de medisch directeur. 4. Indien bij de behandeling en verzorging van de patiënt andere professionele medewerkers in de gezondheidszorg zijn betrokken, geeft de verpleeghuisarts, na de patiënt daarvan op de hoogte te hebben gebracht, aan hen alle informatie welke zij voor een goede beroepsuitoefening nodig hebben. De patiënt kan zich tegen het geven van bepaalde informatie verzetten. Het is van belang dat allen, die meewerken aan de behandeling en verzorging van de patiënt, elkaar regelmatig informeren omtrent hun bevindingen en door geregeld overleg geen onnodige inspanning van elkaar vergen, vooropgesteld dat het belang van de patiënt te allen tijde prevaleert.

5 5 Artikel 3 1. De behandeling van patiënten geschiedt door de verpleeghuisarts onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. 2. De verpleeghuisarts zal in het algemeen de patiënt in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over de aard van de aandoening, prognose, de voorgestelde behandeling en daaraan verbonden risico's. 3. De verpleeghuisarts zal, indien hij een patiënt heeft doorverwezen naar een paramedicus, als bedoeld in de Wet op de Paramedische Beroepen van 1963, op verzoek van de paramedicus overleg plegen over de betreffende verwijzing en/of periodiek overleg over de behandeling voeren. Artikel 4 1. De verpleeghuisarts en andere beroepsbeoefenaren met een universitaire vorming, die min of meer rechtstreeks bij de diagnostiek en/of behandeling van de patiënt betrokken zijn, zijn verenigd in een orgaan dat zich mede ten doel stelt het onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bevorderen en waarborgen van de optimale medische behandeling van dan wel zorg voor patiënten, en dat onder meer als taak heeft intercollegiale toetsing van het professionele handelen te bevorderen. 2. Uit hoofde van deze overeenkomst verkrijgt de verpleeghuisarts het lidmaatschap van het in artikel 1 genoemd toetsingsorgaan en aanvaardt hij de rechten en de plichten welke voor de leden van dit orgaan gelden krachtens het vigerende reglement. 3. De verpleeghuisarts verklaart een exemplaar van dit reglement voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst te hebben ontvangen en met de inhoud daarvan bekend te zijn.

6 6 4. Bepalingen van het professioneel statuut prevaleren boven de bepalingen van dit reglement. Artikel 5 1. De werkgever verschaft de verpleeghuisarts, gehoord het toetsingsorgaan en binnen het raam van de mogelijkheden van de inrichting de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen. 2. De werkgever zal de in lid 1 genoemde ruimte in een zodanige staat houden, dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk peil. 3. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de verpleeghuisarts een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.

7 4. De verpleeghuisarts is voorts verplicht zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden te houden aan de aanwijzingen welke door of namens de werkgever worden gegeven ter bevordering van de orde en de goede gang van zaken in de inrichting. De eindverantwoordelijkheid van het medisch beleid berust bij de medisch directeur. Indien, naar het oordeel van de behandelend verpleeghuisarts, maatregelen worden getroffen door de medisch directeur, betrekking hebbend op het medisch beleid, welke indruisen tegen de belangen van de patiënt, wendt de verpleeghuisarts zich tot het bestuur met het verzoek een commissie in te stellen die uitspraak doet over het verschil van mening. 7 Uitgangspunt is, dat de verpleeghuisarts een eigen persoonlijke verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de patiënt. De medisch directeur heeft naast de zorg voor de organisatie (zie artikel 6), op grond waarvan hij aanwijzingen kan geven ter bevordering van de orde en de goede gang van zaken in het verpleeghuis, tevens tot taak de zorg voor de algemeen medische zaken en het medisch beleid, waarvoor hij de eindverantwoordelijkheid draagt. Het betreft hier zaken als opname, ontslagbeleid, antistollingsbeleid, personeelsbezetting en dergelijke. Uitvoering van laatstgenoemde taken kan met zich brengen een interferentie met de persoonlijke verantwoordelijkheid van de verpleeghuisarts voor de behandeling van de patiënt. Problemen ter zake kunnen worden voorkomen door bij het aangaan van het dienstverband duidelijke afspraken hieromtrent te maken, en deze neer te leggen in een taakinstructie. Indien bij verschil van mening overleg tussen de medisch directeur en de verpleeghuisarts niet tot een oplossing leidt, verdient het aanbeveling, alvorens een beroep te doen op het Scheidsgerecht, een commissie van goede diensten in te stellen, waarbij de samenstelling als volgt kan worden geregeld: één lid wordt benoemd door de verpleeghuisarts, één lid door het bestuur, terwijl beide leden samen het derde lid benoemen. Het verdient de voorkeur dat in deze commissie zitting hebben een vertegenwoordiger van de beroepsgroep van verpleeghuisartsen en de specialist(en) (consulent), werkzaam in het ziekenhuis waarmee het verpleeghuis een nauwe samenwerking heeft. Artikel 6 1. De verpleeghuisarts is gehouden bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De verpleeghuisarts draagt daarbij mede zorg voor de doelmatige aanwending van de voor de zorg beschikbare financiën, instrumentele en personele middelen. Met de hier vermelde normen wordt gedoeld op de normen zoals de KN M Gwerkgroep M edische Dossiers deze in haar rapport "Bewaartermijnen en opslagplaats medische dossiers" heeft vastgesteld. 2. De verpleeghuisarts is gehouden van iedere door hem te behandelen patiënt, op d e in d e verp leeginrichting gebru i kelijke wijze, een ziektegeschiedenis op te maken en bij te houden.

8 8 3. De werkgever is verplicht er zorg voor te dragen dat d e ziektegeschiedenissen op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen in de verpleeginrichting en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan verzekerd is. 3. De ziektegeschiedenissen zullen zowel tijdens de duur van de overeenkomst als ook na het eind e d aarvan, overeenkom stig d aartoe vastgesteld e normen, in het medisch archief van de verp leeginrichting beru sten en ter beschikking staan van de behandelend verpleeghuisarts(en) van de patiënten. 4. Inzage van een ziektegeschied enis en verstrekking van medische gegevens door anderen dan de behandelend verpleeghuisarts, kan slechts geschieden met instemming van de verpleeghuisarts, diens opvolger c.q. vervanger. 5. Wetenschap p elijke p u blicatie van gegevens uit een ziektegeschiedenis geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken verpleeghuisarts, resp. diens opvolger, waarbij hij er voor zorg draagt dat de belangen van de patiënt niet worden geschaad. Indien de betrokken verpleeghuisarts dit wenst, geschiedt publicatie met vermelding van bron. Artikel 7 De werkgever zorgt tijdens afwezigheid van de verpleeghuisarts wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, voor de continuïteit van de medische hulpverlening aan de patiënten die zich aan de zorgen van de verpleeghuisarts toevertrouwen of toevertrouwd hebben. De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en overleg met de verpleeghuisarts en de andere verpleeghuisartsen in de regio, alsmede met het toetsingsorgaan.

9 Artikel 8 9 De verpleeghuisarts heeft recht op periodiek buitengewoon verlof, teneinde zijn kennis en/ of vaardigheden, nodig voor de goede vervulling van zijn functie, op peil te houden dan wel uit te beiden tot het niveau dat voor het vervullen van de functie is gewenst. Vaststelling van de omvang en het tijdstip van het te genieten buitengewoon verlof geschiedt in overleg met de werkgever.