Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen Hoofdstuk 2: Omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwverordening)

Transcriptie

1 Toelichting In de Omgeving- en Bouwverordening staat de gemeentelijke regelgeving voor: - Hoofdstuk 2: Omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwverordening) - Hoofdstuk 3: Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg - Hoofdstuk 4: Omgevingsvergunning voor een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen - Hoofdstuk 5: Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand - Hoofdstuk 6: Omgevingsvergunning voor handelsreclame De Gemeentewet geeft gemeenten de bevoegdheid om verordeningen uit te vaardigen. De bevoegdheid tot vaststelling van de gemeentelijk verordeningen, en dus ook de Omgevingen bouwverordening, hoort toe aan de gemeenteraad. Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen In hoofdstuk 1 zijn de inleidende bepalingen van de opgenomen. Dit betreft alleen het artikel 1.1 Begripsomschrijvingen. In de begripsomschrijving is het artikel van de Omgevingsverordening uit 2016 en de begripsomschrijving van de Bouwverordening samengevoegd. Er hebben geen inhoudelijke wijzigingen plaats gevonden van de begripsomschrijvingen. Wel zijn de twee geheel samengevoegd en op alfabetische volgorde geplaatst. Hoofdstuk 2: Omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwverordening) In hoofdstuk 2 zijn de artikelen opgenomen die voorheen in de Bouwverordening Bronckhorst 2013 waren opgenomen. Bij het opnemen van deze verordening is de nummering aangepast zodat er een logische nummering ontstaat in de. Bovendien zijn alle lege (vervallen) artikelen uit de verordening gehaald zodat de nummering doorloopt. Artikel 2.2 Bodemonderzoek (voorheen artikel Bodemonderzoek in de Bouwverordening) is inhoudelijk aangepast. Dit artikel over het bodemonderzoek heeft tot doel het bevorderen dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. De NEN-normen waar in artikel 2..2 naar verwezen werd zijn inmiddels grotendeels vervangen door nieuwe NEN-normen. De verwijzingen zijn daarop aangepast. Verder is het artikel redactioneel verbeterd en zijn enkele verwijzingen naar de Regeling omgevingsrecht geactualiseerd.

2 Bestaande tekst Artikel Bodemonderzoek 1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit: a. de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. b. (vervallen). c. Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. 3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. 4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen. 5. Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen. Nieuwe tekst Artikel 2.2 Bodemonderzoek 1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl. 2. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. 3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toe als voor toepassing van artikel bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. 4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen. 5. Als het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.

3 Hoofdstuk 3: Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg De artikelen uit hoofdstuk 3 zijn integraal overgenomen uit de Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst Er hebben geen wijzigingen plaats gevonden in dit hoofdstuk. Hoofdstuk 4: Omgevingsvergunning voor een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen De artikelen uit hoofdstuk 4 zijn integraal overgenomen uit de Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst Er hebben geen wijzigingen plaats gevonden in dit hoofdstuk. Hoofdstuk 5: Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand De artikelen uit hoofdstuk 5 zijn overgenomen uit de Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst In artikel 5.2 zijn de vergunningplichtig bomen op alfabetische volgorde geplaatst. Er hebben geen inhoudelijke wijzigingen plaats gevonden in dit hoofdstuk. Hoofdstuk 6: Omgevingsvergunning voor handelsreclame In hoofdstuk 6 vindt de grootste wijziging plaats. Ten opzichte van de huidige beleidsnota/uitvoeringsprogramma vindt, conform het collegeprogramma een herijken plaats van het reclamebeleid waarbij als uitgangspunt wordt genomen vertrouwen geven aan inwoners, bedrijven en organisaties. In de Omgevingsverordening 2016 is voor handelsreclame één artikel opgenomen. In de van is de tijdelijke en permanente reclame uitgewerkt. 1. Beleidsnota Permanente Reclame en uitvoeringsprogramma tijdelijke Reclame-uitingen De tijdelijke Reclame-uitingen worden ingetrokken op het moment dat de gemeente Bronckhorst in werking treedt. In beleidsnota permanente reclame en het Uitvoeringsprogramma tijdelijke Reclame-uitingen was opgenomen welke reclame-uitingen er zonder vergunning geplaatst mogen worden. Dit wordt nu in de Omgevingsverordening opgenomen. 2. Opzet Hoofstuk 6: Omgevingsvergunning voor handelsreclame De omgevingsvergunningen voor handelsreclame worden afhankelijk van de bestemming van het vigerende bestemmingsplan waar het reclame-uiting wordt geplaatst. De bestemmingen zijn ingedeeld in de categorieën: - Landelijke gebied - Bedrijfsmatige activiteiten - Horeca, recreatie en detailhandel - Sport - Wonen - Verkeer - Overige activiteiten Binnen één categorie kunnen meerdere bestemmingen zijn genoemd waar dezelfde reclame-uitingen mogen worden geplaatst, onder dezelfde voorwaarden. Tussen verschillende categorieën zijn er verschillen welke reclame-uitingen er geplaatst mogen worden en kunnen ook de voorwaarden van elkaar verschillen. Binnen één categorie is het eerste artikel een algemeen verbod om zonder vergunning reclame te maken, te plaatsen of te voeren. Tevens wordt aangegeven welke bestemmingen onder deze categorie van toepassing zijn. Daarna volgt voor de verschillende reclame-uitingen onder welke voorwaarden de reclameuiting vergunningvrij is. Deze voorwaarden zijn uitgewerkt voor de reclame-uitingen:

4 - Algemene vrijstellingen - Spandoeken - Driehoeks- en sandwichborden - Evenementen - Stoepborden - Beachvlag - Abri - Evenementenportaal - Reclame op rotonde - Terrasmeubels en voorzieningen - Zonnescherm - Raamplakkaten - Reclamebord op de gevel - Reclamevlag aan gevel - Reclamebord - Reclamezuil - Vlaggenmast met reclamevlag - Sponserborden - Reclamevoertuigen Als laatste artikel zijn de beoordelingsgronden opgenomen van reclame-uitingen die niet zijn opgenomen in die categorie of die niet voldoen aan de voorwaarden uit één van de artikelen. 3. Veranderingen ten opzichte van bestaande beleid In hoofdstuk 6 vindt een verruiming plaats van reclame-uitingen die zonder vergunning en de voorwaarden waaronder de vergunning geplaatst mogen worden. Doordat zowel de structuur als de inhoud van de artikelen zijn aangepast is er geen één op één vergelijking van de artikelen mogelijk. In het onderstaande overzicht is globaal aangegeven welke reclameobjecten er geplaatst mochten worden op basis van de tijdelijke Reclame-uitingen ten opzichte van de voorliggende verordening:

5 Landelijk gebied Algemene vrijstellingen Spandoeken Evenementen Zonnescherm Raamplakkaten Reclamebord op de gevel Reclamevlag aan gevel Reclamebord Reclamezuil Vlaggenmast met reclamevlag Maximaal uit twee categorieen mogen reclameobjecten worden geplaatst

6 Bedrijfsmatige activiteiten Algemene vrijstellingen Spandoeken Evenementen Stoepborden Beachvlag Terrasmeubels en voorzieningen Zonnescherm Raamplakkaten Reclamebord op de gevel Reclamevlag aan gevel Reclamebord Reclamezuil Vlaggenmast met reclamevlag Reclamevoertuig

7 Horeca, recreatie en detailhandel Algemene vrijstellingen Spandoeken Evenementen Stoepborden Beachvlag Terrasmeubels en voorzieningen Zonnescherm Raamplakkaten Reclamebord op de gevel Reclamevlag aan gevel Reclamebord Reclamezuil Vlaggenmast met reclamevlag Reclamevoertuig

8 Sport Algemene vrijstellingen Spandoeken Evenementen Stoepborden Beachvlag Terrasmeubels en voorzieningen Zonnescherm Raamplakkaten Reclamebord op de gevel Reclamevlag aan gevel Reclamebord Reclamezuil Vlaggenmast met reclamevlag Sponserborden Toegestaan

9 Wonen Algemene vrijstellingen Evenementen Raamplakkaten Reclamebord op de gevel Reclamevlag aan gevel Reclamebord Verkeer Algemene vrijstellingen Spandoeken Driehoeks- en sandwichborden Evenementen Stoepborden Beachvlag Abri Evenementenportaal Reclame op rotonde

10 Overige activiteiten Algemene vrijstellingen Evenementen Hoofdstuk 7: Slotartikelen In hoofdstuk 7 zijn de gebruikelijke slotartikelen opgenomen - Overgangsbepalingen, artikel Inwerkingtreding, artikel Citeertitel artikel 7.3