Vragenset open vragen PB lijst kennis van de lijn/wegexamen V4 Traject:A-B vice versa Naam PEX: Naam kandidaat: Datum:

Transcriptie

1 Vragenset open vragen PB lijst kennis van de lijn/wegexamen V4 Traject:A-B vice versa Naam PEX: Naam kandidaat: Datum: VVRV vult vooraf (eenmalig) de lettercodes in. Opdracht aan computer: Kies uit de 23 criteria random 15 criteria. En kies dan per criterium 1 vraag. VBE Criteria De kandidaat kan per nader aan te duiden (deel van een) baanvak benoemen/invullen welke situatie hij kan verwachten: welke kenmerken, bijzonderheden en afwijkingen (voor zover van toepassing) De computer genereert vragen Kandidaat geeft de antwoorden Toets wordt afgesloten PEX kijkt na, telt aantal punten en bepaalt 80% cesuur Te behalen punten (max 3 per vraag) 0 punten 1, 2 of 3 punten 1 Dienstregelingpunten kan ze noemen wanneer getoond in een afbeelding kan de afkortingen en de locatie (volgorde) benoemen 1a Noem alle dienstregelingpunten tussen A en Z 1b Doe dat in de juiste volgorde 1c en gebruik de spoorafkortingen. 2a Noem de dienstregelingpunten tussen Z en A 2b Doe dat in de juiste volgorde 2c en gebruik de spoorafkortingen. 3a Waar staat de spoorafkorting Abc voor? 3b Waar staat de spoorafkorting Xyz voor? 3c Wat is de spoorafkorting voor K? 2 Stations kan ze noemen wanneer getoond in een afbeelding kan de afkortingen en de locatie (volgorde) benoemen 1a Welk station ziet u hier? 1b Gebruik de spoorafkorting 1c Uit welke richting komt u? 2a Noem de stations tussen A en Z 2b Doe dat in de juiste volgorde 2c en gebruik de spoorafkorting. 3a Welk station ziet u hier? 3b Gebruik de spoorafkorting 3c Uit welke richting komt u? 3 Spoornummering 1 Wat voor soort sporen zijn er op station A?

2 kan (nummering van) kopsporen, doorrijdsporen, perronsporen en verdeling perrons in A en B benoemen kan aangeven waar sporen zich bevinden 2 Welk station op dit traject heeft kopsporen? Dit kunnen ook meerdere stations zijn. 3 Welke bijzonderheid met betrekking tot de sporen kent (een deel van) het traject? 4 Hoogst toegelaten snelheid op een baanvak (wordt maximum toegestane snelheid) kan aangeven wat de hoogst toegelaten snelheid op een baanvak/traject is 1 Wat is de maximum toegestane snelheid tussen A en Z? 2 Wat is de maximum toegestane snelheid op het traject Z en A? 3 Wat is de maximum toegestane snelheid op het traject tussen B en Y? 5 Plaatselijke snelheden > 40 km/h kan aangeven waar plaatselijke snelheden gelden en kan de betreffende plaatselijke snelheid benoemen 1a Is er een plaatselijke snelheid > 40 km/h bij A? 1b en zo ja, wat is de plaatselijke snelheid? 2a Zijn er tussen A en Z plaatselijke snelheden > 40 km/h? 2b en zo ja waar? 3a Zijn er tussen B en Y plaatselijke snelheden > 40 km/h? 3b en zo ja waar? 6 Afwijkingen van de standaardsituatie van seinen: De machinist kan, indien van toepassing, de afwijking van de standaardsituatie omtrent seinen benoemen. (alleen indien terug te vinden op WVK) 1a Is op de vrije baan tussen Z en A sprake van een afwijkende situatie van seinen? 1b Zo ja, beschrijf de afwijkende situatie. 2a Is op de vrije baan tussen A en Z sprake van een afwijkende situatie van seinen?

3 2b Zo ja, beschrijf de afwijkende situatie. 3a Is op de vrije baan tussen B en Y is sprake van een afwijkende situatie van seinen? 3b Zo ja, beschrijf de afwijkende situatie. 7 Type baanvakbeveiliging: De machinist kan aangeven welke soorten baanvakbeveiliging voorkomen, 1 Welk type baanvakbeveiliging is er op het traject A-Z? 2 Welk type baanvakbeveiliging is er op het traject Z-A? 3 Welk type baanvakbeveiliging is er op het traject B-Y? 8 Type treinbeveiligingssysteem: De machinist kan aangeven welke typen treinbeveiligingssysteem voorkomen. 1 Welk type treinbeveiliging is er op het traject A-Z? 2 Welk type treinbeveiliging is er op het traject Z-A? 3 Welk type treinbeveiliging is er op het traject B-Y? 9 Oriëntatiepunten bij rempunten: De machinist kan baanvakspecifieke oriëntatiepunten benoemen die relevant zijn om de rempunten voor jezelf te bepalen. (sein, verkenbord (waar), ander infrapunt 1a Wat kunt u gebruiken als oriëntatierempunt voor station A? 1b Uit welke richting komt u dan? 2a Wat kunt u gebruiken als oriëntatierempunt voor station Z? 2b Uit welke richting komt u dan? 3a Wat kunt u gebruiken als oriëntatierempunt voor station X? 3b Uit welke richting komt u dan?

4 10 Plaatsen waar doorgewisseld kan worden op de vrije baan (onder meer om opzij genomen te worden): De machinist kan de plaatsen waar doorgewisseld kan worden op de vrije baan benoemen. 1a Kan er op de vrije baan tussen A-Z doorgewisseld worden, bijvoorbeeld om opzij genomen te worden? 1b Zo ja, waar? (Indien er meerdere plaatsen zijn, dan 2a Kan er op het traject Z-A doorgewisseld worden, bijvoorbeeld om opzij genomen te worden? 2b Zo ja, waar? (Indien er meerdere plaatsen zijn, dan 3a Kunt op het traject Z-A opzij genomen worden? (Indien er meerdere plaatsen zijn, dan 11 Bovenleidingsysteem en bijzonderheden: De machinist kan sporen benoemen waar spanningssluizen en fasescheidingen zijn, waar geen bovenleiding aanwezig is en bij aanwezigheid van bovenleiding de soort spanning, indien afwijkend van 1500V/1800V. 1a Zijn op het traject A-Z spanningssluizen en/of fasescheidingen aanwezig? 1b en zo ja waar? 2a Is op het traject Z-A een afwijkende bovenleiding spanning ten opzichte van 1500V/1800V? 2b en zo ja, wat is de afwijkende spanning? 3a Is op het traject B-Y overal bovenleiding? 3b en zo nee waar niet? 12 Spanningsloze gedeeltes: De machinist kan benoemen waar spanningsloze gedeeltes voorkomen in het baanvak. 1a Heeft het baanvak A-Z een spanningsloos gedeelte? 1b en zo ja waar? 2a Heeft het baanvak Z-A een spanningsloos gedeelte? 2b en zo ja waar? 3a Is op het baanvak A-Z overal spanning? 3b Zo nee, waar niet? 13 Aansluitende baanvakgedeelten: 1a Zijn er aansluitende baanvakgedeelten tussen A en Z? 1b Zo ja, welke?

5 De machinist kan aansluitende baanvakgedeelten benoemen tussen uitrijsein van het vertrekstation en inrijsein van aankomststation met de officiële naam van de aansluiting en of de kilometrering verandert en waar. 2a Zijn er aansluitende baanvakgedeelten tussen Z en A? 2b Zo ja, welke? 3a Verspringt de kilometrering ergens op het traject tussen Z en A? 14 Onbeveiligde openbare overwegen, overpaden, landhekken op de vrije baan: De machinist kan aangeven op welk deel van het baanvak onbeveiligde overwegen, overpaden, landhekken zijn, op de vrije baan. 1a Zijn er op de vrije baan tussen A en Z onbeveiligde openbare overwegen? 1b Zo ja, waar? 2a Zijn er op de vrije baan tussen Z en A onbeveiligde openbare overpaden? 2b Zo ja, waar? 3a Zijn er op de vrije baan tussen B en Y onbeveiligde overpaden met landhek? 15 (On)beveiligde overwegen en overpaden op en direct achter een station: De machinist kan aangeven waar (on)beveiligde overwegen en overpaden op en direct achter een station zich bevinden. 1a Bevinden zich op het baanvak tussen Z en A op en direct bij een station beveiligde overwegen? 1b Zo ja, waar? (Indien er meerdere stations zijn, dan 2a Bevinden zich op het baanvak tussen A en C op en direct bij een station beveiligde overpaden? 2b Zo ja, waar? (Indien er meerdere stations zijn, dan 3a Bevinden zich op het baanvak tussen B en Y op en direct bij een station onbeveiligde overwegen?

6 (Indien er meerdere stations zijn, dan 16 Specifieke kenmerken van fly-overs, bruggen en diveunders: De machinist kan specifieke kenmerken, relevant voor de veiligheid van treinpersoneel en reizigers, van fly-overs, bruggen, dive- unders, aangeven en waar deze zich op het baanvak bevinden. (looppaden binnen/buiten pvr, wibr) 1a Zijn er op het traject A-Z infra-elementen zoals flyovers, bruggen en dive-unders met specifieke veiligheid relevante kenmerken? 1b Zo ja, waar? 1c Wat is het specifieke kenmerk? 2a Zijn er op het traject Z-A infra-elementen zoals flyovers, bruggen en dive-unders met specifieke veiligheid relevante kenmerken? 2b Zo ja, welke? 2c Wat is het specifieke kenmerk? 3a Zijn er op het traject B-Y infra-elementen zoals flyovers, bruggen en dive-unders met specifieke veiligheid relevante kenmerken? 3c Wat is de bijzonderheid? 17 Specifieke kenmerken van tunnels en verdiepte bakken: De machinist kan veiligheidskenmerken van tunnels en verdiepte bakken benoemen (aantal buizen, bijzonderheden vluchtweg). 1a Zijn er tunnels of verdiepte bakken op het traject A-Z? 1b Zo ja,waar? 1c Welke veiligheidskenmerken kunt u noemen? 2a Zijn er tunnels of verdiepte bakken op het traject Z-A? 2b Zo ja,waar? 2c Welke veiligheidskenmerken kunt u noemen? 3a Is er een tunnel tussen Z en A? 3c en hoeveel buizen heeft deze tunnel?

7 18 Plaatselijke regelgeving: De machinist kan de plaatselijke regelgeving (van baanvak en emplacement voor treinbewegingen) benoemen (in handboek of elders). 1a Krijgt u op het traject A-Z te maken met plaatselijke regelgeving? 1b Zo ja, waar? 1c en hoe komt u dit gebied binnen? 2a Krijgt u op het traject Z-A te maken met plaatselijke regelgeving? 2b Zo ja, waar? 2c en hoe rijdt u dit gebied uit? 3a Krijgt u op het traject A-Z te maken met plaatselijke regelgeving? 3c en wie is de gebiedsverantwoordelijke? 19 Bijzonderheden baanvak: bijv De machinist kan bijzonderheden op het baanvak benoemen. verhoogd risico op gladde sporen; onoverzichtelijke situaties; vergrendelde aansluitingen op de vrije baan. (indien terug te vinden op de WVK) 1a Kent het baanvak tussen A en Z bijzonderheden zoals vergrendelde aansluitingen op de vrije baan waarmee u rekening dient te houden? 1b Zo ja, welke bijzonderheden zijn dat? 2a Kent het baanvak tussen Z en A bijzonderheden zoals vergrendelde aansluitingen op de vrije baan waarmee u rekening dient te houden? 2b Zo ja, welke bijzonderheden zijn dat? 3a Zijn op het baanvak tussen Z en A vergrendelde aansluitingen te vinden? 3b en zo ja, waar? 20 Informatie stations met betrekking tot vertrekken: De machinist kan informatie over vertrekken op stations benoemen. Bijv. onoverzichtelijke punten; wel/geen sleutelkastje aanwezig. (is dit terug te vinden op de WVK?) 1a Moet u ergens rekening mee houden als u vertrekt van station A? 1b Zo ja, waarmee moet u rekening houden? 2a Moet u ergens rekening mee houden als u vertrekt van station Z?

8 2b Zo ja, waarmee moet u rekening houden? 3a Is er iets van belang om te weten als u vertrekt van station B? 3b Zo ja, wat? 21 Informatie stations met betrekking tot aankomen: De machinist kan informatie over aankomen/naderen op stations benoemen, betreffende slecht waarneembare seinen en afwijkende stopplaatsen, onoverzichtelijke punten, oriëntiepunten die ook bij slecht zicht te zien zijn (is dit terug te vinden op de WVK?) 1a Moet u ergens rekening mee houden als u aankomt op station A? 1b Zo ja, waarmee moet u rekening houden? 2a Moet u ergens rekening mee houden als u aankomt op station Z? 2b Zo ja, waarmee moet u rekening houden? 3a Is er iets van belang om te weten als u aankomt op station B? 3b Zo ja, wat? 22 De machinist kan aangeven wat veilige looproutes zijn voor het omrijden van materieel. 1 Wat is een veilige looproute op station A voor het omrijden van materieel? 2 Wat is een veilige looproute op station Z voor het omrijden van materieel? 3 Wat is een veilige looproute op station K voor het omrijden van materieel? 23 De machinist kan aangeven of het spoor op een helling ligt, met gebruikmaking van verschillende categorieën. De locaties en promillages zijn momenteel niet bekend. De notering in categorieën kan daarom worden overgeslagen. Wel locatie en risico (alleen L-H seinen op de WVK) 1a Staan er L- en H-seinen op het traject A-Z? 1b Zo ja, waar? 1c Wat betekenen deze seinen?

9 2a Staan er L- en H-seinen op het traject Z-A? 2b Zo ja, waar? 2c Wat betekenen deze seinen? 3a Staan ergens L- en H-seinen op het traject B-Y? 3c Wat betekenen deze seinen? Totaal aantal behaalde punten door kandidaat Score: 15 vragen gesteld Maximaal te behalen punten (PEX telt) X Totaal behaalde aantal punten (PEX telt) Y Resultaat Y/X = %.