ECLI:NL:CBB:2009:BK6513

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:CBB:2009:BK6513"

Transcriptie

1 ECLI:NL:CBB:2009:BK6513 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Zaaknummer AWB 07/123 AWV 07/1008 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste aanleg - meervoudig Proceskostenveroordeling Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden Wetsverwijzingen Regeling vleeskeuring, geldigheid: Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JDW 2009/36 met annotatie van Red. College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 07/123 en 07/ november Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden Uitspraak in de zaak van: A B.V., te B, appellante, gemachtigde: mr. S.W. Knoop, advocaat te Zwolle, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, gemachtigde: mr. B.M. Kleijs, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen. 1. De procedure Bij brief van 26 februari 2007, bij het College binnengekomen op 27 februari 2007, heeft appellante

2 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 januari Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard de in de periode van 1 juni 2006 tot en met 4 januari 2007 gemaakte bezwaren van appellante tegen tweeëntwintig vanaf 23 mei 2006 ontvangen facturen, waarbij haar in rekening zijn gebracht kosten verbonden aan keuringen als bedoeld in de Regeling vleeskeuring. Bij brief van 25 april 2007 heeft appellante de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft bij brief van 29 mei 2007 op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Deze procedure is bij het College geregistreerd onder nummer AWB 07/123. Tevens heeft appellante bij brief van 24 december 2007, bij het College binnengekomen op 27 december 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 20 november Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard de in de periode van 19 maart 2006 tot en met 27 januari 2007 gemaakte bezwaren van appellante tegen twaalf vanaf 24 februari 2006 ontvangen facturen, waarbij haar in rekening zijn gebracht kosten verbonden aan keuringen als bedoeld in de Regeling vleeskeuring. Bij brief van 31 januari 2008 heeft appellante de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2008 op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Deze procedure is bij het College geregistreerd onder nummer AWB 07/1008. Bij brief van 15 april 2008 heeft verweerder desgevraagd ten behoeve van beide procedures nadere stukken overgelegd. Bij brief van 23 mei 2008 heeft appellante in beide procedures nadere stukken ingediend. Op deze stukken heeft verweerder bij brief van 27 mei 2008 gereageerd. Op 3 juni 2008 heeft onderzoek ter zitting plaatsgehad. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het College het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. Verweerder is daarbij in de gelegenheid gesteld het College voor te lichten over de reden waarom een ondergrens van 2000 slachtingen van varkens per week wordt gehanteerd voor het systeem van permanent toezicht door een officiële dierenarts tijdens de post mortem keuring. Bij de beslissing om tot schorsing van het onderzoek over te gaan heeft het College mede van belang geacht het gestelde in het ter zitting door appellante overgelegde verslag van een pilot in de Kring Zuid van februari Bij brief van 1 juli 2008 heeft verweerder een nadere toelichting gegeven, waarop appellante bij brief van 15 juli 2008 heeft gereageerd. Bij brief van 9 september 2008 heeft verweerder antwoord gegeven op nadere schriftelijke vragen van het College. Bij brief van 17 december 2008 heeft appellante gereageerd. Op 9 april 2009 is het onderzoek ter zitting hervat. Appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tevens is verschenen C, directeur van appellante. Verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. Voorts is verschenen drs. A. Jelsma, werkzaam bij de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA). Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat zij een minnelijke regeling wensen te beproeven. Gelet hierop heeft het College het onderzoek geschorst. Nadat partijen hadden bericht dat zij geen mogelijkheid zien de zaak in der minne te schikken, heeft het College het onderzoek op 31 juli 2009 gesloten. 2. De grondslag van het geschil 2.1 In de preambule van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (Pb 2004, L 226, blz. 83; hierna: Verordening (EG) 854/2004) is, voor zover hier van belang, het volgende

3 overwogen: (6) De aard en de intensiteit van de officiële controles dienen gebaseerd te zijn op een beoordeling van, waar passend, de risico s voor de volksgezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn en het type en de productie van het proces dat wordt uitgevoerd en de desbetreffende exploitant van het levensmiddelenbedrijf. (7) Het is dienstig om via de transparante procedure van Verordening (EG) nr. 852/2004 te voorzien in de aanpassing van bepaalde controleregels, om rekening te houden met de specifieke behoeften van bedrijven die traditionele methoden gebruiken, die een lage omzet hebben of gevestigd zijn in regio s met specifieke geografische beperkingen. De procedure moet ook ruimte bieden om middels proefprojecten een nieuwe benadering van de hygiënecontroles op vlees te testen. De aldus geboden soepelheid mag de doelstellingen van de levensmiddelenhygiëne evenwel niet in het gedrang brengen. Verordening (EG) 854/2004 luidt, voor zover en ten tijde hier van belang, voorts als volgt: Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze verordening bevat specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van producten van dierlijke oorsprong. Artikel 2 Definities 1. Voor de doeleinden van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing: c) bevoegde autoriteit : de voor het verrichten van veterinaire controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of een autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen; f) officiële dierenarts : een dierenarts die, overeenkomstig deze verordening, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden en door de bevoegde autoriteit is aangesteld; h) officiële assistent : een persoon die, overeenkomstig deze verordening, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden, die door de bevoegde autoriteit is aangesteld en die werkt onder het gezag en de verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts; Artikel 5 Vers vlees De lidstaten zorgen ervoor dat de officiële controles van vers vlees overeenkomstig bijlage I worden uitgevoerd. 1. De officiële dierenarts voert in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen inspecties uit overeenkomstig de algemene voorschriften van bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, en de specifieke voorschriften van sectie IV, met name met betrekking tot: d) postmortemkeuring; 4. Officiële assistenten kunnen de officiële dierenarts bijstaan bij de in de bijlage I, secties I en II, bedoelde officiële controles als gespecificeerd in sectie III, hoofdstuk I. Zij maken deel uit van een onafhankelijk team;

4 5. a) De lidstaten zorgen ervoor dat zij over voldoende officieel personeel beschikken om de uit hoofde van bijlage I vereiste controles met de in sectie III, hoofdstuk II, voorgeschreven frequentie te verrichten. b) Aan de hand van een op het risico gebaseerde aanpak wordt bepaald hoeveel leden van het officiële personeelsbestand bij de slachtlijn van een slachthuis aanwezig moeten zijn. Het aantal aanwezige personeelsleden wordt door de bevoegde autoriteit vastgelegd en wel zo, dat aan alle voorschriften van deze verordening kan worden voldaan. Artikel 18 Specifieke besluiten Onverminderd de algemene strekking van artikel 16 en artikel 17, lid 1, kunnen volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld of wijzigingen op bijlage I, II, III, IV, V of VI worden aangenomen met specificaties inzake: 3. de criteria om te bepalen wanneer, op basis van een risicoanalyse, de officiële dierenarts niet tijdens de antemortem- of de postmortemkeuring in het slachthuis of de wildverwerkingsinrichting aanwezig hoeft te zijn; Bijlage I, sectie III, hoofdstuk II, van Verordening (EG) 854/2004 bepaalt met betrekking tot de frequentie van controles op vers vlees, onder meer, het volgende: 1. De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat ten minste één officiële dierenarts aanwezig is a) in slachthuizen bij de antemortem- en de postmortemkeuring; 2. De bevoegde autoriteit kan echter deze aanpak aanpassen in bepaalde, op basis van een risicoanalyse en overeenkomstig de eventuele criteria als bedoeld in artikel 18, punt 3, uitgekozen slachthuizen en wildverwerkingsinrichtingen. In zulke gevallen b) hoeft de officiële dierenarts niet voortdurend aanwezig te zijn tijdens de postmortemkeuring, indien i) een officiële assistent de postmortemkeuring uitvoert en vlees met afwijkingen en al het overige vlees van hetzelfde dier terzijde legt, ii) de officiële dierenarts dat vlees daarna inspecteert en iii) de officiële assistent zijn procedures en bevindingen zodanig documenteert dat de officiële dierenarts eruit kan opmaken dat aan de normen wordt voldaan. In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling vleeskeuring is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in Verordening (EG) 854/2004. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de minister bevoegd de besluiten te nemen waartoe Verordening (EG) 854/2004 de officiële dierenarts opdraagt. In Hoofdstuk 5, Slacht, van de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden zijn retributies vastgesteld voor onder andere officiële controles in het kader van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren (roodvlees). Daarbij is onder meer onderscheiden in enerzijds controles (keuringen) door een officiële dierenarts (artikelen 17 en 18) en

5 anderzijds controles (keuringen) door een officiële assistent (artikel 19). 2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Appellante exploiteert een slachthuis. In dit kader houdt zij zich bezig met het inkopen en slachten van, onder meer, varkens en de verkoop en levering van de uit de slachterij verkregen producten. Het betreft een middelgroot bedrijf waar wekelijks doorgaans meer dan 2000 varkens worden geslacht. - Aan het vanwege de VWA opgestelde rapport Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen (hierna: Eindrapport normen en normstelling vlees 2005), versie 2.6 van 12 december 2006, wordt, voor zover hier van belang, het volgende ontleend: In het jaar 2006 zal de roodvleeskeuring belangrijke veranderingen ondergaan. Vanaf worden de hygiëneverordeningen van kracht, waarbij voor roodvlees de a.m. keuring en p.m. keuring belangrijk van doel en vormgeving veranderen. Daarnaast wordt de p.m. keuring van roodvlees vanaf in een onafhankelijke instantie ondergebracht. Om op deze ontwikkelingen voorbereid te zijn is de projectgroep verbindend toezicht opgericht. In deze projectgroep is de werkgroep normstelling en normen ingesteld. Deze had als taak om een normstelling voor de roodvlees p.m. keuring te ontwikkelen. Tweede taak was het ontwikkelen van een norm in de roodvleesketen op basis waarvan het toezicht kan worden uitgevoerd. Ten slotte is deze taak naar pluimveevlees uitgebreid. Deze rapportage bevat voor zowel roodvlees als pluimveevlees een werkwijze, welke in de praktijk is uitgetest. Hoofdstuk 1 Normstelling en normen roodvleesslachthuizen, waar permanent toezicht van de VWA plaatsvindt Inleiding Het toezichtarrangement over de toekomst van de p.m. keuring roodvlees is in oktober 2003 departementaal vastgesteld. In dit toezichtarrangement is aangegeven dat de p.m. keuring van roodvlees wordt ondergebracht bij een onafhankelijke instantie. Dit toezichtarrangement is de basis voor de verdere uitwerking van de normstelling en normen van de VWA voor roodvleesslachthuizen. De verdere uitwerking qua normstelling en normen heeft betrekking op vier elementen: 3. norm aantal benodigde mensen voor toezicht op de p.m. keuring en overige toezichtwerkzaamheden Tussen de officiële dierenarts en de onafhankelijke instantie bestaat een verantwoordelijkheidsverdeling. Beide verrichten de werkzaamheden vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde produkten van dierlijke oorsprong. De officiële dierenarts is en blijft eindverantwoordelijk. Binnen de voornoemde verantwoordelijkheidsverdeling zijn de werknemers van de onafhankelijke instantie gekwalificeerde officiële assistenten en voeren zij keuringshandelingen uit onder volledige verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts. De officiële dierenarts meet het kwaliteitsniveau van de p.m. keuring en van de p.m. keuringswerkzaamheden verricht door de officiële assistenten van de onafhankelijke instantie met behulp van een in dit rapport ontwikkelde normstelling.

6 2. Norm aantal benodigde medewerkers voor toezicht op p.m. keuring en overige toezichtwerkzaamheden Het toezicht op de uitvoering van de p.m. keuring (bandkeuring), bestaat uit de volgende elementen (bron: toezichtarrangement roodvlees): 4. Op de kwaliteit van de uitvoering van de p.m. (bandkeuring) zal door de officiële dierenarts regelmatig (in beginsel dagelijks maar voor kleine roodvleesslachthuizen geldt een andere frequentie; zie hoofdstuk 2) een controle moeten plaatsvinden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de eerder opgestelde normstelling en controlelijsten. De norm voor het aantal medewerkers van de VWA, welke nodig is om bovengenoemd toezicht werkzaamheden uit te voeren zal naar aanleiding van omstandigheden van het betreffende slachthuis vastgesteld moeten worden. Concreet betekent dit dat vastgesteld moet worden hoeveel officiële dierenartsen en assistenten toezichthoudend dierenarts ingezet moet worden. In de VWA/RVV kringen Oost en Zuid heeft onder praktijkomstandigheden op basis van de genoemde toezichtwerkzaamheden een nadere uitwerking plaatsgevonden (zie punten 5, 6, 7 en 8). 7. Normen VWA medewerkers In de VWA/RVV kringen Oost en Zuid is beoordeeld wat de tijdsbesteding is voor de toezichtwerkzaamheden op een roodvlees slachthuis waar de p.m. (band)keuring volledig door officiële assistenten wordt uitgevoerd. In deze situatie is tevens de nieuwe werkwijze met betrekking tot het toezicht op de uitvoering van p.m. keuring meegenomen met behulp van de opgestelde controlelijsten. Voor het toezicht op een roodvlees slachthuis met een EG erkenning grote capaciteit is het dagelijks toezicht wat betreft tijdsbesteding beoordeeld. De conclusie van de beoordeling is dat voor de uitvoering van deze toezichtwerkzaamheden in ieder geval 1 officiële dierenarts nodig is, samen met maximaal 1 assistent toezichthoudend dierenarts op roodvleesslachthuizen waar permanent toezicht van de VWA plaatsvindt. 8. Protocol Per slachterij dient een protocol op te worden gesteld, waarin op individueel slachterij niveau de (band)bezetting van het aantal onafhankelijke assistenten van de onafhankelijke instantie wordt vastgesteld. Ook dient de normering van de werkzaamheden van de VWA hierin te worden verwerkt. Hierdoor ontstaat per slachterij een bandbezetting en toezicht daarop op maat. Hoofdstuk 2

7 Normstelling en normen kleine slachthuizen roodvlees, waar geen permanent toezicht van de VWA op de p.m. keuring plaatsvindt. Inleiding Op grond van de huidige regelgeving, Richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees, wordt onder kleine bedrijven verstaan een bedrijf met een EG erkenning geringe capaciteit (art 4 bedrijf). De hygiëneverordeningen (Verordeningen (EG) nrs. 852/2004, 853/2004 en 854/2004) kennen deze mogelijkheid niet. In Verordening (EG) nr. 854/2004 (Bijlage I, sectie III, Hoofdstuk II, onder 2, sub a en b) is echter de mogelijkheid opgenomen om inzake frequenties van controles op slachthuizen een ander regime toe te passen, met betrekking tot de a.m. en p.m keuring. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt voor de p.m. keuring op kleine roodvleesslachthuizen. In verband met dit punt wordt een criterium voor kleine roodvleesslachthuizen vastgesteld op basis van de pilot kleine roodvleesslachthuizen in VWA/RVV kring Zuid. Toezicht VWA Op grond van de hygiëneverordeningen en het feit dat de p.m. keuring in deze bedrijven vanaf 1 januari 2006 uitgevoerd wordt door een onafhankelijke instantie heeft de VWA toezichthouder op dit type bedrijven de volgende werkzaamheden:? toezicht op p.m. keuring, welke door de onafhankelijke instantie wordt uitgevoerd. De volgende werkwijze wordt voorgesteld: B. Toezicht op p.m keuring en afhandelen dieren, welke in uitgebreid onderzoek zijn gegaan. Wat betreft de p.m. keuring wordt op grond van verordening (EG) nr. 854/2004 voorgesteld dat de officiële dierenarts niet permanent aanwezig hoeft te zijn bij de uitvoering van de p.m. keuring verricht door officiële assistenten van een onafhankelijke instantie. De p.m. keuring wordt immers volledig door gekwalificeerde officiële assistenten van de onafhankelijke instantie uitgevoerd. Het toezicht van de VWA op de uitvoering van de p.m. keuring verricht door officiële assistenten van de onafhankelijke instantie wordt uitgevoerd in een frequentie van minimaal 1x keer per week of minimaal 1x per maand door de officiële dierenarts of door een assistent toezichthoudend dierenarts. De frequentie van 1x per week/maand is afhankelijk van het aantal geslachte dieren per uur in combinatie met het aantal slachtingen per week (zie de tabel bij dit hoofdstuk. 50 % van de frequentie wordt uitgevoerd door de officiële dierenarts en 50 % door een assistent toezichthoudend dierenarts. Criterium voor kleine roodvleesslachthuizen: Voor het toepassen van het bovengenoemde is de eerder genoemde pilot kleine roodvleesslachthuizen in VWA/RVV kring Zuid uitgevoerd. Op grond van deze pilot is gebleken dat de voorgestelde frequenties een goed hanteerbaar werkwijze zijn. Daarnaast is gezocht naar een categorie omschrijving voor kleine roodvleesslachthuizen waar deze werkwijze kan worden toegepast.

8 Als conclusie komt uit de pilot naar voren dat bij uitstek als criterium kan gelden een procesnorm in de vorm van aantal te slachten dieren per uur in combinatie met het aantal slachtingen per week. Boven deze gecombineerde procesnorm geldt het systeem van permanent toezicht van de officiële dierenarts zowel tijdens de a.m. als de p.m. keuring. Onder deze gecombineerde procesnorm geldt dan het beperkt toezicht van de officiële dierenarts tijdens de p.m. keuring bedoeld onder B. Deze procesnorm is als volgt: (N.B. Wanneer bij een diersoort de uitkomst van het aantal geslachte dieren en het aantal slachtingen per week een verschil in frequentie van VWA toezicht zou opleveren, dan geldt de hoogste frequentie) Aantal geslachte dieren Aantal slachtingen Frequentie van VWA per uur per week toezicht op de uitvoering van de p.m. keuring * Vleesvarkens x wk x 4 wk * 50% van de frequentie wordt uitgevoerd door de officiële dierenarts en 50% door een assistent toezichthoudend dierenarts Protocol Per slachterij of groep van slachterijen dient een protocol op te worden gesteld, waarin op individueel slachterij niveau de (band)bezetting van het aantal onafhankelijke assistenten van de onafhankelijke instantie wordt vastgesteld. Ook dient de normering van de werkzaamheden van de VWA hierin te worden verwerkt. Hierdoor ontstaat per slachterij een bandbezetting en toezicht daarop op maat. - Van evenbedoelde pilot kleine roodvleesslachthuizen in VWA/RVV kring Zuid is een verslag opgemaakt getiteld Toezichtarrangement artikel 4 en kleinere artikel 10 slachterijen, verslag van een pilot in Kring Zuid, VWA/RVV, februari 2005, district en team Uden. Aan de beschikbaar gestelde delen van dit document - omtrent de ontbrekende delen loopt een procedure in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur bij de Rechtbank s-hertogenbosch - wordt het volgende ontleend: In de loop van 2003 is in ons land een begin gemaakt met de overdracht van de roodvleeskeuring, tot dan toe toevertrouwd aan de VWA/RVV. Middels een pilot werd in Kring Oost ervaring opgedaan in een grote varkens- en een grote kalverenslachterij. Partner in deze was de onafhankelijke keuringsinstantie KDS, hetgeen staat voor Kwaliteitszorg Dierlijke Sector. Op grond van de ervaringen met deze pilot volgde in de loop van 2004 de overdracht op een aantal grotere varkensslachterijen in Kring Zuid en begin 2005 op een kalverenslachterij. Ervaringen hier komen meer en meer beschikbaar. Een logische stap is dat onderzocht gaat worden, hoe deze overdracht vorm te geven op de artikel 4 en de kleinere artikel 10 slachterijen. De nieuwe hygiëneverordening deel 3 vereist een permanent toezicht (100% aanwezigheid van de verantwoordelijk dierenarts), maar geeft ruimte voor afwijkend toezicht op voorwaarde van onderbouwing én van een goedgekeurd HACCP-plan van de slachterij.

9 Om tot voorstellen voor nadere invulling van dat arrangement te komen, werd najaar 2004 een pilot gestart in kring Zuid, district Uden. Opdracht pilot De opdracht vanuit het Kringmanagement luidde: 1. selecteer 3 à 4 kleine slachterijen (art. 10 en art. 4, waaronder een zelfslachtende slager) 2. geef een omschrijving van de geselecteerde bedrijven en van de mogelijke criteria die voor de omschrijving van de omvang van belang zijn 4. kies een vorm om er het toezicht op de geslachte keuring gestalte te geven: bepaal het toezichtarrangement 6. geef aan, welke taken door de toezichthoudend dierenarts (TDA) en welke door de assistenttoezichthouder (AT) kunnen worden verricht, rekening houdend met veranderde regelgeving Uitvoering en werkwijze 2. nadere omschrijving en mogelijke criteria Het is heel wel mogelijk, data te genereren voor elke slachterij, zoals bijvoorbeeld het aantal slachtdieren per periode, het aantal grootvee-eenheden (GVE), het aantal geslachte kilo s, het aantal kwartieren voor de PM-keuring en afgeleiden daarvan. In tabel 2 staan daar voorbeelden van. Hieruit blijkt de grote verscheidenheid van het soort bedrijven waar we over praten, en niet alleen binnen de pilot. De spreiding van alle bedrijven waarvan de bandkeuring per nog niet aan het KDS is overgedragen, is nog vele malen groter. Maar de vraag is, op grond van welke criteria bedrijven zijn in te delen naar omvang, met andere woorden: waar ligt de grens tussen een kleine en een grote artikel 10 erkenning? Het ligt immers voor de hand, het toezichtarrangement zwaarder in te vullen, naarmate er meer geslacht wordt. Maar wat is meer slachten: meer dieren, meer GVE s, meer geslachte kilo s of meer kans op slachtfouten of op fecale bezoedeling? Laten we uitgaan van geslachte kilo s. 20 runderkarkassen van 300 kg geslacht betekent evenveel kilo s vlees als 300 lammeren van 20 kg en als 70 varkens van 85. Even zwaar toezicht? En wat als die runderen relatief schoon van stal kwamen en de lammeren op een regenachtigde dag uit het najaarsgras? Of wat als er die ene dag alleen maar heel goede varkens worden aangevoerd en de volgende dag meerdere cat. 2 dieren in een koppel die toch al veel opknappen behoeft? En zo zijn er vele factoren van invloed op de gang van zaken binnen een slachterij. Scholing en motivatie van het personeel is daarvan overigens niet de minste. De conclusie moet zijn, dat er geen absolute norm of meetlat bestaat voor het generaal invullen van het toezicht op die art. 10 slachterijen die niet tot de allergrootste behoren en dus ook niet voor de slagers. Het toezicht moet maatwerk zijn met aandacht voor de zwakke punten van het bedrijf en voor complicerende (externe) factoren.

10 Wel hebben we getracht, aan te geven, vanaf welke omvang (slachttijd én aantal dieren) een permanent toezicht wenselijk is. Hierbij gaan we uit van een 5 daagse werkweek waarin 8 uur per dag geslacht wordt. Als maat is gekozen het aantal dieren dat per uur wordt geslacht, oftewel de bandsnelheid. Deze bandsnelheid wordt ook in de managementbundel RVV als norm gehanteerd voor het inzetten van een tweede keurmeester aan de band. In onderstaande tabel is de norm voor de verschillende diersoorten ingevuld, deels gebaseerd op deze bundel. Bandsnelheid > N bij 8 uur slachten > varken tabel 3. bandsnelheid als ondergrens voor permanent toezicht Het past in het idee van een risicoanalyse, dat het toezicht moet toenemen naarmate er meer geslacht wordt. Voor de verschillende diersoorten is in tabel 3 aangegeven, bij welk aantal maximaal toezicht gewenst is. Als dan het vertrekpunt bekend is - en daarvoor kan de aan het toezicht bestede tijd op het art. 4 bedrijf gelden - gaat het om het invullen van de tussenliggende punten. Deze lijn hoort niet lineair te verlopen, maar als hyperbool: in het begin zal het toezicht meer dan evenredig met het aantal dieren toenemen, later minder. Voorbij het gekozen maximum van 1600 varkens is duidelijk, dat het toezicht per dier alleen maar afneemt. De mate van toezicht kan variëren, naarmate het bedrijf presteert, met name ook in zijn zelfcontrole. Dit is te beoordelen aan de hand van het hygiëne- en het HACCP-plan. De daarop uitgevoerde (uit te voeren) audit is een geschikt ijkmoment om het toezicht in bredere zin naar beneden (of naar boven!) bij te stellen. In grafiek 1 is als voorbeeld 10% minder toezicht weergegeven. Tussentijds geconstateerde omissies moeten op elk moment een zwaarder toezicht mogelijk maken. Een goed presteren van het bedrijf heeft vooralsnog geen invloed op de mate van toezicht op het KDS. Of dit mogelijk en nuttig is, moet de ervaring met het toezicht mettertijd leren. - In het document getiteld Protocol op locatie of cluster niveau, gedateerd 24 maart 2006 en ondertekend door een senior toezichthoudend dierenarts, is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld: Dit protocol geeft de taken en verantwoordelijkheden aan tussen de VWA en de KDS voor de organisatie van de roodvlees PM keuring bij: - A te B - Uitgangspunten voor dit protocol zijn het Uitvoeringscontract en het rapport Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen. 1. Bezetting 1.2 VWA mededwerkers voor de uitvoering van het toezicht:

11 Totaal per dag 1 dierenarts voor AM keuring en toezicht op KDS en slachthuis 100% gedurende het slachten. 3. Knelpunten op locatie of clusterniveau Er worden dagelijks circa 500 varkens geslacht en wekelijks circa 50 runderen, zodat het toezicht van de VWA dierenarts 100% is. - Ter zake van de op haar slachtbedrijf verrichte keuringen heeft appellante in de periode mei tot en met december 2006 tweeëntwintig facturen ontvangen, waarvan de eerste dateert van 23 mei 2006 en de laatste van 28 december In de periode van februari 2006 tot en met januari 2007 heeft zij twaalf facturen ontvangen, waarvan de eerste dateert van 24 februari 2006 en de laatste van 19 januari Tegen deze facturen heeft appellante telkens tijdig bezwaar gemaakt, waarbij het eerste bezwaar dateert van 1 juni 2006 en het laatste van 27 januari Omtrent de bezwaren tegen het eerste cluster van facturen is appellante op 13 november 2006 gehoord, waarna verweerder het bestreden besluit van 18 januari 2007 heeft genomen. - Omtrent de bezwaren tegen het tweede cluster van facturen is appellante op 23 oktober 2007 gehoord, waarna verweerder het bestreden besluit van 20 november 2007 heeft genomen. 3. De bestreden besluiten Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de aan haar gezonden facturen ongegrond verklaard. Aan die beslissingen, die vrijwel gelijkluidend zijn, heeft verweerder, voor zover in het kader van de onderhavige procedure van belang, telkens het volgende ten grondslag gelegd: Verordening 854/2004/EG bevat voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. Artikel 5, eerste lid, van deze verordening stelt dat de officiële dierenarts in slachthuizen inspecties uitvoert. Op grond van het vierde lid van artikel 5 kunnen officiële assistenten bij bepaalde officiële controles de officiële dierenarts bijstaan. Bijlage I, sectie III, hoofdstuk II van Verordening 854/2004/EG geeft de voorwaarden onder welke de officiële dierenarts niet voortdurend aanwezig hoeft te zijn tijdens de postmortemkeuring indien deze wordt uitgevoerd door een officiële assistent. Om aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen zijn op basis van een risicoanalyse criteria vastgesteld. De VWA heeft bij de advisering omtrent deze criteria allereerst gebruik gemaakt van een pilot kleine roodvlees slachthuizen in VWA/RVV kring Zuid. Op grond van deze pilot is gebleken dat de thans gehanteerde frequenties een goed hanteerbare werkwijze zijn. Daarnaast is het type werkzaamheden dat de officiële dierenartsen verrichten in kaart gebracht en is er in bovengenoemde pilot gekeken boven welke hoeveelheid geslachte dieren per uur en per week, de werkzaamheden van de officiële dierenarts dermate uitgebreid zijn dat permanent toezicht nodig is. Voorts is er op 4 juni 2004 een convenant tot stand gekomen tussen de overheid, het PVV en de Centrale Organisatie voor de Vleessector (hierna: COV). Dit convenant heeft als doelstelling het

12 maken van bindende en afdwingbare afspraken tussen partijen in het kader van de modernisering van de vleeskeuring. Door middel van dit convenant is overeengekomen dat de postmortemkeuring van rood vlees met ingang van 1 januari 2006 door officiële assistenten in dienst van de private keuringsinstantie KDS uitgevoerd wordt. Deze keuring geschiedt onder verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts en met inachtneming van het bepaalde in Verordening 854/2004/EG. Bijlage I, sectie III, Hoofdstuk II van Verordening 854/2004/EG regelt vervolgens de frequentie van controles op onder meer roodvlees. Op 15 oktober 2005 is het rapport Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees slachthuizen, uitsnijderijen en koel-en vrieshuizen (hierna: het Rapport) opgesteld. Met dit rapport geeft de VWA nadere invulling aan haar taken op grond van Verordening 854/2004/EG, het bevat onder meer het keuringsprotocol en het aantal benodigde medewerkers per toezichthandeling. Onderdeel van dit rapport is een normstelling voor kleine slachthuizen roodvlees, waar geen permanent toezicht van de VWA op de postmortemkeuring plaatsvindt. Uitgangspunt is dat er permanent toezicht door een officiële dierenarts plaatsvindt. Indien er echter minder dan 2000 vleesvarkens per week geslacht worden is permanent toezicht door een officiële dierenarts niet nodig. Deze norm is aangehouden omdat de werkzaamheden van de officiële dierenarts boven de 2000 geslachte vleesvarkens per week dermate uitgebreid zijn dat permanente aanwezigheid vereist is. De werkzaamheden die de officiële assistenten van KDS verrichten, worden door de VWA bij het slachthuis in rekening gebracht door middel van aparte facturen waarop het keuringstarief per kwartier alsmede het aantal gewerkte kwartieren vermeld staan. De hoogte van dit keuringstarief vindt zijn grondslag in de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden. Bij de vaststelling van de hoogte van het keuringstarief is rekening gehouden met artikel 27 van Verordening 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid dierenwelzijn (hierna: Verordening 882/2004/EG) en Richtlijn 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee (hierna: Richtlijn 85/73). Dit houdt onder meer in dat de totale geïnde retributie minder bedraagt of gelijk is aan de werkelijk gemaakte keuringskosten. De facturen waar u bezwaar tegen aangetekend hebt zijn in overeenstemming met bovenstaande regelgeving tot stand gekomen. U hebt in uw bezwaar aangegeven dat de grens van 2000 geslachte varkens per week waarboven permanent toezicht noodzakelijk is kennelijk onredelijk is en dat er weinig werkzaamheden van de officiële dierenarts tegenover zijn aanwezigheid staan. Ik reageer hier allereerst op met de stelling dat Verordening 854/2004/EG uitgaat van permanent toezicht. Hiervan kan echter door de lidstaten op basis van een risicoanalyse worden afgeweken. In Nederland is, uit overwegingen van kostenbesparing voor de sector, geoordeeld dat permanent toezicht niet altijd nodig is. Om echter wel aan de Europese controleverplichtingen te voldoen is voor de hele sector gekozen voor de genoemde procesnorm van 2000 geslachte varkens per week. Zoals ik hierboven weergegeven heb is deze norm onder meer gebaseerd op een risicoanalyse. Uit deze analyse is gebleken dat boven de grens van 2000 geslachte varkens per week de permanente aanwezigheid van een officiële dierenarts noodzakelijk is om de vereiste controles op verantwoorde wijze uit te kunnen voeren. Ook is de norm gebaseerd op de daadwerkelijke werkzaamheden die een officiële dierenarts bij een bepaald aantal geslachte varkens moet verrichten en is deze norm het gevolg van ervaringen uit de praktijk.

13 Daarnaast is er ook sprake van een zogenaamd gestaffeld controlesysteem. Beneden de 1000 geslachte varkens per week is er eens in de vier weken toezicht door de VWA, tussen de 1000 en 2000 geslachte varkens per week is er wekelijks toezicht en daarboven permanent toezicht. Op deze wijze is dus, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de specifieke situatie per bedrijf. Voorts is de frequentie van toezicht in overleg met het COV tot stand gekomen. Een groot deel van de sector is derhalve gekend in de totstandkoming van de normstelling. De norm van 2000 geslachte varkens per week is dus na een zorgvuldige voorbereiding in overeenstemming met de relevante Europese regelgeving tot stand gekomen. Het gegeven dat u precies rond de norm van 2000 dieren per week slacht maakt de norm nog niet onredelijk. Ten slotte geldt nog het volgende. Op grond van het rapport normstelling dient voor elk slachthuis een apart protocol opgesteld te worden met daarin de normering van de werkzaamheden van de VWA. Dit protocol is ook voor uw slachterij opgesteld. De officiële dierenarts heeft op basis van de specifieke situatie op uw bedrijf geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van de hoofdregel van permanent toezicht afgeweken kan worden. Met betrekking tot de wijze van totstandkoming van de in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 gekozen procesnorm van permanent toezicht heeft verweerder nog het volgende aangevoerd: Geschiedenis Teneinde recht te doen aan het beleid van een terugtrekkende overheid in het derde millenium is onderzocht op welke wijze het toezicht op de vleessector gewijzigd kan worden. Onderdeel van dit onderzoek is een pilot geweest welke uitgevoerd is bij drie slachterijen, te weten een kleine en twee middelgrote. Hoofddoel van deze pilot was uitzoeken welke vorm de beste was om het toezicht op de geslachte keuring gestalte te geven. Pilot De pilot omvatte slechts drie slachterijen en is uitgevoerd door één persoon. Om deze reden is zij niet representatief te noemen. De resultaten kunnen dus niet zonder meer in de praktijk gebruikt worden. Wel is uit de pilot naar voren gekomen dat een procesnorm een goede maatstaf kan zijn om de mate van toezicht te bepalen. Evaluatie pilot Nadat de pilot beëindigd was is deze geëvalueerd met experts uit het land. Zoals al eerder gezegd is uit de pilot gebleken dat een procesnorm een goede optie is. Het getal van 8000 geslachte varkens per week waarboven permanent toezicht noodzakelijk is werd echter direct als te groot gezien. Verordening (EG) nr. 854/2004 geeft weliswaar de mogelijkheid om van permanent toezicht bij slachthuizen af te wijken, doch deze mogelijkheid bestaat slechts om rekening te kunnen houden met de specifieke behoeften van bedrijven die een lage omzet hebben. Bij een aantal van 8000 geslachte varkens per uur [week] kun je niet meer van een slachterij met een lage omzet spreken. In dit kader is ook gekeken naar de voormalige artikel 4 bedrijven, welke in de oude regelgeving gezien werden als kleine bedrijven. Bij deze bedrijven lag de grens op 20 Groot Vee Eenheden (GVE) per week, hetgeen neerkomt op 200 geslachte varkens per week. Door de procesnorm op 2000 geslachte varkens per week te leggen is getracht binnen de mogelijkheden die de Europese regelgeving daartoe bood een controleregime te ontwerpen dat ruimte laat voor een gedegen risicoanalyse en dat recht doet aan de specifieke behoeften van bedrijven met een lage omzet.

14 Conclusie De pilot moet gezien worden als een eerste stap die wel enig fundament gaf voor de ontwikkeling van een procesnorm, doch slechts het begin was. Uit latere evaluatie door experts is gebleken dat het getal van 8000 geslachte varkens per week te weinig ruimte voor een risicoanalyse laat en dat dit aantal niet in overeenstemming is met de relevante Europese regelgeving. Het voorgaande is ook in overeenstemming met de op 14 november 2007 in werking getreden Verordening (EG) nr. 1244/2007 welke slechts niet permanent toezicht toestaat op slachthuizen die niet op continue basis slachtwerkzaamheden verrichten. Het beleid zoals dat door verweerder is neergelegd in het rapport Normstelling en normen roodvlees en pluiveevlees slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen is derhalve niet kennelijk onredelijk te achten. 4. Het standpunt van appellante Appellante stelt zich, samengevat, op het standpunt dat de facturen die verweerder haar ter zake van de post mortem keuring van geslachte varkens heeft gezonden onjuist zijn. De kosten van deze keuringen zijn berekend naar het tarief voor permanent toezicht door een officiële dierenarts bij de keuring. Appellante bestrijdt echter dat de benodigde keuringswerkzaamheden bij haar bedrijf permanent toezicht op de keuring rechtvaardigen. De door verweerder gehanteerde norm van 2000 slachtingen van varkens per week boven welke de officiële dierenarts permanent bij de keuring aanwezig dient te zijn, zoals neergelegd in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005, is naar de mening van appellante niet zorgvuldig tot stand gekomen en houdt geen rekening met de bedrijfssituatie van een middelgroot slachthuis als dat van appellante waar wekelijks iets meer dan 2000 varkens worden geslacht. Dat een en ander in overleg met de sector tot stand zou zijn gekomen, maakt dit niet anders. Voor een productie die slechts marginaal de door verweerder gehanteerde norm overstijgt, betaalt appellante een veelvoud van de kosten die verschuldigd zouden zijn indien zulks niet het geval zou zijn. Volgens appellante volgt uit Verordening (EG) 854/2004 dat een lidstaat verplicht is een schatting van de hygiënerisico s te maken en op basis daarvan de frequentie en intensiteit van de officiële controles dient te bepalen. Verweerder heeft echter niet onderbouwd om welke reden de door hem gehanteerde procesnorm - die voor appellante zonder meer nadelig uitpakt - als keerpunt voor het permanent toezicht en daarmee als basis voor de in rekening te brengen kosten zou moeten gelden. Verweerder stelt weliswaar dat deze norm op een risicoanalyse is gestoeld, maar hij legt niet de daaraan ten grondslag liggende stukken over. Een deel van het verslag van de pilot in kring Zuid is overgelegd, maar verweerder maakt niet inzichtelijk waarom de daarin geformuleerde procesnorm van 8000 slachtingen per week alsmede het voorstel voor een glijdende schaal niet wordt gevolgd. Volgens appellante gaat verweerder in zijn uitleg over de wijze van totstandkoming van de procesnorm van 2000 slachtingen per week wederom niet inhoudelijk in op de noodzaak de grens bij dit aantal te leggen, noch op het afzien van een glijdende schaal. Voor zover verweerder melding maakt van een evaluatie door experts, wijst appellante erop dat hij ook hieromtrent geen stukken heeft overgelegd, terwijl aangenomen mag worden dat, indien over de pilot in kring Zuid een dierenartsenoverleg heeft plaatsgevonden, daarvan op zijn minst aantekeningen of notities beschikbaar zijn en dat er een voorstel op schrift is gesteld om dienovereenkomstig het beleid vorm te geven. 5. De beoordeling van het geschil 5.1 Ter beoordeling van het College staat de juistheid van de beslissingen van verweerder tot ongegrondverklaring van de bezwaren van appellante tegen de facturen waarbij aan appellante de aan de post mortem keuring van geslachte vleesvarkens verbonden kosten in rekening zijn gebracht.

15 Het geschil spitst zich toe op de vraag of die kosten terecht zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat op de slachterij van appellante permanent toezicht door een officiële dierenarts noodzakelijk is. 5.2 Verordening (EG) 854/2004 stelt blijkens het bepaalde in bijlage I, sectie III, hoofdstuk II van die verordening voorop dat de bevoegde autoriteit van een lidstaat ervoor zorgt dat ten minste één officiële dierenarts aanwezig is in het slachthuis bij de post mortem keuring, maar biedt de bevoegde autoriteit de mogelijkheid deze aanpak aan te passen in bepaalde, op basis van een risicoanalyse, uitgekozen slachthuizen. 5.3 Het College stelt vast dat verweerder, althans de VWA, aan de door Verordening (EG) 854/2004 gelaten bevoegdheid om in voorkomend geval met een aangepast toezichtsregime te volstaan op algemeen niveau invulling heeft gegeven door een grens vast te stellen onder welke in een slachthuis de permanente aanwezigheid van een officiële dierenarts bij de post mortem keuring in beginsel niet is vereist. In het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005, waarin ter zake beleid is geformuleerd, is een procesnorm voor de slacht van vleesvarkens bepaald op, kort gezegd, 2000 slachtingen per week. 5.4 Ter ondersteuning van haar standpunt dat de haar in rekening gebrachte keuringskosten zijn gebaseerd op een onjuist uitgangspunt heeft appellante erop gewezen dat in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 wordt gesteld dat bedoelde norm voor de mate van toezicht op de post mortem keuring in kleine roodvleesslachthuizen is vastgesteld op basis van een pilot in VWA/RVV kring Zuid. Echter, waar in het verslag van die pilot de grens boven welke permanent toezicht is vereist bij 8000 slachtingen van varkens per week is gelegd, is die grens in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 bij 2000 slachtingen per week gelegd. Niet is aangegeven welke redenen aan deze aanmerkelijk lagere norm ten grondslag liggen. 5.5 De aldus onderbouwde betwisting door appellante van de juistheid van de aan de in rekening gebrachte kosten ten grondslag liggende norm, brengt naar het oordeel van het College met zich dat het op de weg van verweerder ligt genoegzaam inzichtelijk te maken waarom in het kader van het systeem van permanent toezicht door een officiële dierenarts bij de post mortem keuring de grens bij 2000 slachtingen van vleesvarkens per week is gelegd en, daaruit volgend, dat met het vaststellen van deze norm de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet zijn overschreden. Hoewel verweerder hiertoe ampel in de gelegenheid is gesteld, is hij er niet in geslaagd dit inzicht te verschaffen. 5.6 Het College constateert in het bijzonder dat verweerder weliswaar heeft gesteld dat het in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 neergelegde beleid (mede) het resultaat is van een evaluatie door experts uit het land van de in kring Zuid uitgevoerde pilot, maar stelt tevens vast dat verweerder ter onderbouwing van zijn stelling geen enkel stuk heeft overgelegd waaruit van die evaluatie, laat staan van de inhoud daarvan, blijkt. Evenmin heeft verweerder anderszins aannemelijk gemaakt dat een evaluatie heeft plaatsgevonden en wat de inhoud daarvan was. In het licht van de verwijzing door appellante naar de uitkomst van de pilot in kring Zuid had dit op verweerders weg gelegen. Wat betreft verweerders stelling dat de pilot niet representatief is, zodat daaruit geen conclusies kunnen worden getrokken, vermag het College, zo dit inderdaad het geval zou zijn, niet in te zien dat dit afdoet aan het ontbreken van een onderbouwing voor de in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 vastgestelde procesnorm voor de mate van toezicht. Overigens is, naar hiervoor reeds is vermeld, de enige onderbouwing die in het eindrapport wordt gegegeven de verwijzing naar de pilot in kring Zuid. 5.7 Verweerder heeft voorts aangevoerd dat Verordening (EG) 854/2004 slechts de mogelijkheid biedt om van permanent toezicht door een officiële dierenarts bij slachthuizen af te wijken om rekening te kunnen houden met de specifieke behoeften van - onder andere - bedrijven die een lage omzet hebben, in welk verband verweerder ter zitting heeft verwezen naar hetgeen in de preambule van deze verordening is overwogen. Het College ziet hierin evenwel - anders dan verweerder - geen grond om ervan uit te gaan dat appellante niet zou kunnen behoren tot de bedrijven die voor minder intensief toezicht in aanmerking komen, aangezien uit bedoelde overweging niet valt op te maken dat appellante, gelet op het aantal slachtingen in haar slachthuis, niet tot deze groep bedrijven zou kunnen worden gerekend.

16 5.8 Voor zover verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat hij moet worden geacht met het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 een gedegen risicoanalyse te hebben gemaakt, overweegt het College dat dit standpunt niet lijkt te stroken met de strekking van Verordening (EG) 854/2004 zoals die met name blijkt uit Bijlage I, sectie III, hoofdstuk II. Uit laatstgenoemde bijlage volgt immers dat slachthuizen waarvoor een aangepaste aanpak volstaat op basis van een individuele risicoanalyse worden geselecteerd. In het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005, waarin het beleid is neergelegd om ter bepaling van de mate van toezicht door een officiële dierenarts bij de post mortem keuring een vaste norm te hanteren, is van een individuele risicoanalyse geen sprake. Voor zover verweerder in dit verband heeft gesteld dat een procesnorm van ten hoogste 2000 slachtingen van varkens per week nog ruimte voor een gedegen risicoanalyse laat en nipt blijft binnen hetgeen in Europees verband aanvaardbaar wordt geacht, overweegt het College dat verweerder geen van de aspecten van deze stelling heeft onderbouwd. Het College constateert dat de regeling in Bijlage I, sectie III, hoofdstuk II, van Verordening (EG) 854/2004 niet uitsluit dat de risicoanalyse van de feitelijke situatie bij een slachthuis, ook indien wekelijks meer dan 2000 varkens worden geslacht, kan uitwijzen dat met een aangepast toezichtsregime kan worden volstaan. 5.9 Het protocol van 24 maart 2006 met betrekking tot het bedrijf van appellante kan naar het oordeel van het College op zichzelf evenmin als een risicoanalyse als bedoeld in Verordening (EG) 854/2004 worden aangemerkt. Uit dit document blijkt slechts dat op grond van het wekelijkse aantal slachtingen van varkens op het bedrijf is geconcludeerd dat het toezicht door de officiële dierenarts, in overeenstemming met de in het Eindrapport normen en normstelling vlees 2005 neergelegde norm, 100% dient te zijn. Uit het protocol blijkt niet dat een risicoanalyse heeft plaatsgevonden van de feitelijke situatie in het slachthuis van appellante noch dat de resultaten van dit onderzoek ter plaatse de conclusie rechtvaardigen dat aan de procesnorm ten volle toepassing dient te worden gegeven. Ook uit dit protocol kan derhalve niet op goede gronden worden geconcludeerd dat appellante niet zou kunnen voldoen aan de voorwaarden voor een regime van minder intensief toezicht Voor zover verweerder voor zijn stelling dat zijn beleid niet als kennelijk onredelijk valt aan te merken, steun meent te kunnen vinden in Verordening (EG) nr. 1244/2007 van de Commissie van 24 oktober 2007 tot wijziging van Verordening (EG) 2074/2005 wat betreft de uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong en tot vaststelling van specifieke voorschriften betreffende de officiële controles voor de keuring van vlees (Pb 2007, L 281, blz. 12; hierna: Verordening (EG) 1244/2007) - volgens verweerder volgt uit bedoelde verordening dat alleen inrichtingen die niet op continue basis slacht- of wildverwerkingsactiviteiten verrichten op grond van een risicoanalyse mogen worden aangewezen als inrichting waar de officiële dierenarts niet voortdurend aanwezig hoeft te zijn tijdens de post mortem keuring - overweegt het College dat, daargelaten of het in Verordening (EG) 1244/2007 bepaalde in het onderhavige geval tot een andere conclusie zou leiden, een beroep daarop verweerder niet kan baten, aangezien die verordening ten tijde van belang niet van toepassing was Het vorenstaande leidt het College tot de conclusie dat verweerder, hoewel daartoe ruim voldoende in de gelegenheid gesteld, de aanvaardbaarheid van de door hem gehanteerde procesnorm, die de basis vormt voor de appellante in rekening gebrachte kosten van de post mortem keuring, niet inzichtelijk heeft gemaakt. Gelet hierop is het College van oordeel dat de bestreden besluiten van 18 januari 2007 en 20 november 2007 niet berusten op een deugdelijke motivering. Het beroep is dan ook gegrond en de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd Gelet op het hiervoor overwogene zal verweerder worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de bezwaren van appellante te beslissen. Met het oog op de te nemen beslissing overweegt het College voorts het volgende. Gezien de omstandigheid dat verweerder er, ook na daartoe ampel de gelegenheid te hebben gekregen, niet in is geslaagd te onderbouwen om welke reden bij de keuringen die hebben geleid tot de hier aan de orde zijnde facturen de voortdurende aanwezigheid van een officiële dierenarts was vereist, ziet het College aanleiding thans tussen partijen vast te stellen dat zodanige onderbouwing kennelijk ook niet kan worden gegeven. Op grond hiervan zal het verweerder bij het nemen van een nieuwe beslissing op de bezwaren van appellante niet vrij staan opnieuw te trachten ten aanzien van deze facturen zodanige onderbouwing te geven. Het College preciseert zijn opdracht tot het nemen

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6 code PA-40 versie 9 ingangsdatum 13-09-2018 pag. 1 van 6 versie datum toelichting 7 20-09-2011 Splitsen van het overdracht deel van de PM keuring en het toezicht op de bedrijfskeurders. Dit voorschrift

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 Instantie Datum uitspraak 09-04-2002 Datum publicatie 17-04-2002 Zaaknummer AWB 00/25 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 ECLI:NL:CBB:2004:AR3508 Instantie Datum uitspraak 05-10-2004 Datum publicatie 08-10-2004 Zaaknummer AWB 03/647 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 8 ingangsdatum pag. 1 van 6

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 8 ingangsdatum pag. 1 van 6 code PA-40 versie 8 ingangsdatum 04-06-2013 pag. 1 van 6 versie datum toelichting 7 20-09-2011 Splitsen van het overdracht deel van de PM keuring en het toezicht op de bedrijfskeurders. Dit voorschrift

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen ECLI:NL:CBB:2016:406 Instantie College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum uitspraak 22-12-2016 Datum publicatie 09-01-2017 Zaaknummer 16/717 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige

Nadere informatie

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter, Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum VD. 2008/246 12 februari

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2008:BF0922

ECLI:NL:CBB:2008:BF0922 ECLI:NL:CBB:2008:BF0922 Instantie Datum uitspraak 29-07-2008 Datum publicatie 17-09-2008 Zaaknummer AWB 06/440 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 16_2690 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2012 Datum publicatie 07-11-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201203945/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen rapport normen en normstelling vlees 2010-1 - In het jaar 2006 heeft de roodvleeskeuring belangrijke

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

ECLI:NL:RBROT:2015:1306 ECLI:NL:RBROT:2015:1306 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 27-02-2015 Datum publicatie 04-03-2015 Zaaknummer ROT 13/7021 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen eindrapport normen en normstelling vlees 2005-1 - 12-12-2006 versie 2.6 In het jaar 2006 zal de roodvleeskeuring

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-05-2006 Datum publicatie 10-05-2006 Zaaknummer 200505022/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2001:AB0533

ECLI:NL:CBB:2001:AB0533 ECLI:NL:CBB:2001:AB0533 Instantie Datum uitspraak 06-03-2001 Datum publicatie 04-07-2001 College van Beroep voor het bedrijfsleven Zaaknummer AWB 99/423 & 99/424 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 25671 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2007 Datum publicatie 07-11-2007 Zaaknummer 200702345/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-04-1999 Datum publicatie 10-11-2004 Zaaknummer VMEDED 99/366-Sl Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1875

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1875 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1875 Instantie Datum uitspraak 09-01-2008 Datum publicatie 16-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-3015 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 Instantie Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 03-07-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 00/5247 WW, 00/5248 WW

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893 ECLI:NL:CBB:2016:450 Instantie Datum uitspraak 29-12-2016 Datum publicatie 24-01-2017 Zaaknummer 15/893 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 Instantie Datum uitspraak 21-03-2005 Datum publicatie 01-04-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-1503 MAW-VV Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 29.11.2007 COM(2007) 761 definitief 2007/0266 (ACC) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité EG-Faeröer

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 Instantie Rechtbank Dordrecht Datum uitspraak 29-11-2010 Datum publicatie 15-12-2010 Zaaknummer 10/1272 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655 ECLI:NL:CBB:2016:168 Instantie Datum uitspraak 06-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 15/655 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 Instantie Datum uitspraak 25-05-1999 Datum publicatie 21-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 97/10163 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 16_6475 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2016:3390 ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 26-01-2012 Datum publicatie 06-03-2012 Zaaknummer 11/1543 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:659 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604395/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

ECLI:NL:CRVB:2016:3509 ECLI:NL:CRVB:2016:3509 Instantie Datum uitspraak 21-09-2016 Datum publicatie 22-09-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4307 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258 Instantie Datum uitspraak 05-04-2001 Datum publicatie 02-08-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 99/3213 AW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:1708

ECLI:NL:RBOBR:2017:1708 ECLI:NL:RBOBR:2017:1708 Instantie Datum uitspraak 24-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 16_3552 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2012:BZ1716

ECLI:NL:CBB:2012:BZ1716 ECLI:NL:CBB:2012:BZ1716 Instantie Datum uitspraak 20-12-2012 Datum publicatie 20-02-2013 Zaaknummer AWB 12/489 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:436

ECLI:NL:CRVB:2015:436 ECLI:NL:CRVB:2015:436 Instantie Datum uitspraak 18-02-2015 Datum publicatie 19-02-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-2642 WTCG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161 ECLI:NL:RBZWB:2015:2161 Instantie Datum uitspraak 03-04-2015 Datum publicatie 04-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 2875 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 Instantie Datum uitspraak 27-11-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-1813 WWB + 11-1953

Nadere informatie

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen

Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen Normstelling en normen roodvlees en pluimveevlees Slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen rapport normen en normstelling vlees 2015- - 1 In het jaar 2006 heeft de roodvleeskeuring belangrijke

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

ECLI:NL:CRVB:2017:2864 ECLI:NL:CRVB:2017:2864 Instantie Datum uitspraak 06-09-2017 Datum publicatie 07-09-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4207 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839 ECLI:NL:RBZWB:2016:1839 Instantie Datum uitspraak 17-03-2016 Datum publicatie 30-03-2016 Zaaknummer AWB 15_7310 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 15-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200808561/1/H2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:CRVB:2017:2822 ECLI:NL:CRVB:2017:2822 Instantie Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4369 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8776

ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8776 ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8776 Instantie Datum uitspraak 21-04-2000 Datum publicatie 15-05-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 97/4896 AAW/WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 ECLI:NL:RBOBR:2014:7213 Instantie Datum uitspraak 27-11-2014 Datum publicatie 13-01-2015 Zaaknummer 14 _ 2026 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477 Instantie Datum uitspraak 29-04-2011 Datum publicatie 04-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1393 WIA + 10-2553

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 4345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RVS:2016:3050 ECLI:NL:RVS:2016:3050 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-11-2016 Datum publicatie 16-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601834/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Wetsverwijzingen Wet marktordening gezondheidszorg, geldigheid:

Wetsverwijzingen Wet marktordening gezondheidszorg, geldigheid: ECLI:NL:CBB:2014:494 Instantie Datum uitspraak 24-12-2014 Datum publicatie 21-01-2015 Zaaknummer AWB 14/139 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:1003

ECLI:NL:CRVB:2015:1003 ECLI:NL:CRVB:2015:1003 Instantie Datum uitspraak 31032015 Datum publicatie 02042015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 132022 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBROT:2016:9569 ECLI:NL:RBROT:2016:9569 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 13-12-2016 Datum publicatie 15-12-2016 Zaaknummer ROT 16/3297 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2000:AA6785

ECLI:NL:RBBRE:2000:AA6785 ECLI:NL:RBBRE:2000:AA6785 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 25-01-2000 Datum publicatie 25-01-2000 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 98/1669 BESLU WOE Bestuursrecht

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-06-2013 Datum publicatie 19-06-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201939/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:CRVB:2017:228 ECLI:NL:CRVB:2017:228 Instantie Datum uitspraak 11012017 Datum publicatie 24012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8046 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:477 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2017 Datum publicatie 22-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504596/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1620

ECLI:NL:CRVB:2014:1620 ECLI:NL:CRVB:2014:1620 Instantie Datum uitspraak 02-05-2014 Datum publicatie 15-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-4007 Wet WAJONG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 30-06-2017 Datum publicatie 27-07-2017 Zaaknummer AWB - 15 _ 7758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBROT:2017:4009 ECLI:NL:RBROT:2017:4009 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23052017 Datum publicatie 30052017 Zaaknummer 5663098 VZ VERZ 17981 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden

Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden LNV Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3795, houdende retributies

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-07-2006 Datum publicatie 13-07-2006 Zaaknummer 200602107/1 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-10-2008 Datum publicatie 08-10-2008 Zaaknummer 200709059/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE van 2 februari 2017 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:2097

ECLI:NL:CRVB:2016:2097 ECLI:NL:CRVB:2016:2097 Instantie Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 08-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-5893 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:CRVB:2015:4317 ECLI:NL:CRVB:2015:4317 Instantie Datum uitspraak 25-11-2015 Datum publicatie 08-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4567 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie