ECLI:NL:RVS:2008:BC2502

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:RVS:2008:BC2502"

Transcriptie

1 ECLI:NL:RVS:2008:BC2502 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep Bij besluit van 15 december 2004 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) de aan de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: de HAN) vastgestelde rijksbijdragen voor het jaar 1999 ten nadele van de HAN gewijzigd ten bedrage van in totaal ,00 en besloten dit bedrag terug te vorderen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1. Datum uitspraak: 23 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voorheen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en 2. de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, gevestigd te Arnhem, appellanten, tegen de uitspraak in de zaken nos. SBR 05/2941 en 06/2299 van de rechtbank Utrecht van 22 februari 2007 in het geding tussen: de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 1. Procesverloop

2 Bij besluit van 15 december 2004 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) de aan de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: de HAN) vastgestelde rijksbijdragen voor het jaar 1999 ten nadele van de HAN gewijzigd ten bedrage van in totaal ,00 en besloten dit bedrag terug te vorderen. Bij besluit van 23 juni 2005 heeft de staatssecretaris het door de HAN daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het 12 studenten betreft waarvan is komen vast te staan dat zij collegegeld hebben betaald, het terug te vorderen bedrag vastgesteld op ,00, een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegekend voor een bedrag van 966,00 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Bij besluit van 12 september 2005 heeft de staatssecretaris de aan de HAN vastgestelde rijksbijdragen voor de jaren 2000, 2001 en 2002 ten nadele van de HAN gewijzigd ten bedrage van in totaal ,00 en besloten dit bedrag terug te vorderen en te verrekenen met de in 2006 te ontvangen rijksbijdrage. Bij besluit van 12 april 2006 heeft de staatssecretaris het door de HAN daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het 5 studenten betreft waarvan is komen vast te staan dat zij collegegeld hebben betaald, het terug te vorderen bedrag vastgesteld op ,00 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 februari 2007, verzonden op 26 februari 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) de door de HAN tegen het besluit van 23 juni 2005 ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betreft de herziening en terugvordering van de bekostiging in casus 3 ten aanzien van de eerste groep Masterstudenten en in casus 4 van de IBC-studenten, het tegen het besluit van 12 april 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betreft de terugvordering van de bekostiging in casus 1 en de herziening en terugvordering van de bekostiging in casus 3 ten aanzien van de eerste groep Masterstudenten en in casus 4 van de IBC-studenten en deze besluiten in zoverre vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (nu de minister in dit geding optreedt vanwege een portefeuillewisseling, doch de bestreden besluiten nog door de staatssecretaris zijn genomen, wordt hij hierna mede als staatssecretaris aangeduid) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2007, en de HAN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 1 mei De HAN heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 26 april Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 30 mei 2007 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend. Bij brief van 14 juni 2007 heeft de HAN van antwoord gediend. Bij brief van 26 juli 2007 heeft de staatssecretaris een nadere memorie ingediend. Op 10 oktober 2007 heeft de HAN nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de staatssecretaris toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2007, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.J. Boorsma en mr. V.C.A. Lindeijer, beiden advocaat te Den Haag, en de HAN, vertegenwoordigd door mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen, vergezeld door de directeur van het Servicebedrijf van de HAN, [directeur], zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 4:49, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan het

3 bestuursorgaan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten; of c. ( ). Ingevolge artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, hierna: de WHW) wordt in deze wet verstaan onder: e. initieel onderwijs: hoger onderwijs dat aansluit op de tweede fase van het voortgezet onderwijs; m. opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.3; Ingevolge artikel 1.3, tweede lid, van de WHW hebben Hogescholen het verzorgen van hoger beroepsonderwijs tot taak. Zij kunnen onderzoek verrichten voor zover dit verband houdt met het onderwijs aan de instelling. In elk geval verzorgen zij initiële opleidingen en dragen zij kennis over ten behoeve van de maatschappij. Zij dragen bij aan de ontwikkeling van beroepen waarop het onderwijs is gericht. Ingevolge artikel 1.9, eerste lid, van de WHW, voor zover hier van belang, hebben instellingen aanspraak op bekostiging uit 's Rijks kas ten behoeve van het verzorgen van initieel onderwijs. Ingevolge artikel 7.3 van de WHW wordt het initiële onderwijs door de instelling aangeboden in de vorm van opleidingen. Ingevolge artikel 7.3, tweede lid, van de WHW is een opleiding een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding van het instellingsbestuur plaatsvinden. Ingevolge artikel 7.8, eerste lid, van de WHW kent een opleiding een propedeutische fase. Artikel 7.17, eerste lid, van de WHW wordt een opleiding, onverminderd het tweede lid, verzorgd in de gemeente waar die opleiding blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, is gevestigd. Ingevolge artikel 7.32 van de WHW dient ieder die wenst gebruik te kunnen maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of voorzieningen van andere aard ten behoeve van initieel onderwijs aan een instelling, zich door het instellingsbestuur als student of extraneus te laten inschrijven. Ingevolge artikel 7.32, derde lid, geschiedt de inschrijving voor een opleiding, met dien verstande dat de inschrijving aan de Open Universiteit ook kan geschieden voor een of meer onderwijseenheden. Ingevolge artikel 7.43, eerste lid, van de WHW is bij de inschrijving als student voor een voltijdse opleiding aan een universiteit of hogeschool een collegegeld verschuldigd van 1 329,58 door degene die voor de aanvang van het studiejaar de leeftijd van 30 jaren nog niet heeft bereikt, en die

4 a. de nationaliteit bezit van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of b. een niet onder a bedoelde vreemdeling is die studiefinanciering geniet krachtens de Wet studiefinanciering Ingevolge het tweede lid van dit artikel is bij de inschrijving als student voor een voltijdse opleiding aan een universiteit of hogeschool een door het instellingsbestuur vast te stellen collegegeld verschuldigd door degene die niet onder het bereik valt van het eerste lid. Het collegegeld bedraagt ten minste 1 329,58. Ingevolge artikel 7.47, eerste lid, van de WHW wordt het collegegeld voldaan door: a. betaling ineens, dan wel b. gespreide betaling, overeenkomstig een door het instellingsbestuur en de betrokkene te treffen betalingsregeling, waarbij door het instellingsbestuur administratiekosten in rekening kunnen worden gebracht. Deze bedragen ten hoogste 13,61. In geval van betaling in termijnen is sprake van ten minste vijf termijnen, die over het hele studiejaar zijn gespreid. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de belanghebbende, bedoeld in de artikelen 7.43, tweede lid, en 7.44, eerste lid, collegegeld verschuldigd met ingang van het door het instellingsbestuur te bepalen tijdstip. Ingevolge artikel 7.52, eerste lid, van de WHW is er een Centraal register inschrijving hoger onderwijs, dat ten doel heeft: a. de instellingsbesturen, dat van de Open Universiteit daaronder niet begrepen, op hun verzoek de noodzakelijke informatie te verstrekken over de inschrijving van hen die wensen te worden ingeschreven dan wel zijn ingeschreven aan een instelling, b. de Informatie Beheer Groep op diens verzoek ten behoeve van beslissingen op verzoeken om toekenning van studiefinanciering, informatie te verstrekken omtrent de studievoortgang en het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen, en c. Onze minister op diens verzoek de noodzakelijke informatie te verstrekken ten behoeve van de planning en bekostiging van de instellingen. Ingevolge artikel 15.1, eerste lid, van de WHW kan de minister, indien een of meer organen van een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a, c of d, in strijd handelen met het bepaalde bij of krachtens deze wet, bepalen dat de rijksbijdrage, een voorschot daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden dan wel wordt opgeschort In de periode vanaf maart 2002 tot en met september 2002 heeft de staatssecretaris alle instellingen in het hoger beroepsonderwijs (HBO), het wetenschappelijk onderwijs (WO) en het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (BVE) uitgenodigd een zogenaamd "Zelfreinigend Onderzoek" te doen teneinde inzicht te verkrijgen in de wijze van omgang van de instellingen met de bekostigingsregels. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Ruimte voor Rekenschap" (eindrapport Zelfreinigend onderzoek naar de handelwijzen van onderwijsinstellingen ten aanzien van de bekostigingsregels in de BVE, HBO en WO sector) dat bij brief van 13 december 2002 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Naar aanleiding van dit onderzoek hebben de minister en de staatssecretaris op 2 mei 2003 opdracht gegeven aan de daartoe ingestelde Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap (hierna: Commissie Schutte) een onderzoek uit te voeren naar onregelmatigheden in de bekostiging van het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

5 Op 8 maart 2004 heeft het accountantskantoor Deloitte Accountants in opdracht van de Commissie Schutte zijn rapport van bevindingen van het door hem bij de Stichting uitgevoerde onderzoek uitgebracht. De Commissie Schutte is op basis van dit onderzoek tot de voorlopige bevindingen gekomen dat de HAN in vier casus in strijd met de wet en regelgeving heeft gehandeld. 1. In het studiejaar 2000/2001 heeft de instelling 54 studenten ingeschreven en voor bekostiging in aanmerking gebracht voor de opleiding Hogere Informatica. Deze studenten volgden feitelijk de opleiding Bedrijfskundige Informatica. 2. De instelling heeft tot en met het jaar 2000 voor 59 studenten het collegegeld betaald. 3. De instelling brengt studenten aan mastertrajecten in aanmerking voor bekostiging als volgden zij een initiële opleiding. Voor de hele populatie van masterstudenten geldt dat niet de gehele initiële opleiding wordt gevolgd. Het betreft 308 studenten die de intentie hebben een diploma te halen. Voor 101 studenten geldt dat tevoren duidelijk was dat van de initiële opleiding geen diploma kon worden behaald. De studenten hebben niet de bedoeling een diploma te halen. 4. De instelling heeft studenten voor bekostiging in aanmerking gebracht die slechts onderdelen van een CROHO-opleiding volgen en niet de bedoeling hebben de volledige opleiding te volgen Naar aanleiding van dit rapport heeft de staatssecretaris bij het primaire besluit van 15 december 2004, mede gelet op de artikelen 4:49 en 4:57 van de Awb, de aan de HAN verleende rijksbijdrage voor 1999 nader vastgesteld op ,00, en besloten een bedrag van ,00 terug te vorderen, te verrekenen met de in september 2005 te ontvangen rijksbijdrage. Voorts heeft de staatssecretaris bij het primaire besluit van 12 september 2005, mede gelet op de artikelen 4:49 en 4:57 van de Awb, de aan de HAN verleende rijksbijdrage voor het jaar 2000 nader vastgesteld op ,00 en besloten een bedrag van ,00 terug te vorderen, de aan de HAN verleende rijksbijdrage voor het jaar 2001 nader vastgesteld op ,00 en besloten een bedrag van ,00 terug te vorderen, de aan de HAN verleende rijksbijdrage voor het jaar 2002 nader vastgesteld op ,00 en besloten een bedrag van ,00 terug te vorderen en deze bedragen te verrekenen met de vanaf juni 2006 te ontvangen rijksbijdrage Bij besluit van 23 juni 2005 heeft de staatssecretaris het door de HAN tegen het besluit van 15 december 2004 gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het 12 studenten betreft waarvan is komen vast te staan dat zij collegegeld hebben betaald, het terug te vorderen bedrag vastgesteld op ,00, een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegekend voor een bedrag van 966,00 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Bij besluit van 12 april 2006 heeft de staatssecretaris het door de HAN tegen het besluit van 12 september 2005 gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het 5 studenten betreft waarvan is komen vast te staan dat zij collegegeld hebben betaald, het terug te vorderen bedrag vastgesteld op ,00 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. casus De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de HAN heeft gehandeld in strijd met de artikelen 7.3 en 7.32 in onderlinge samenhang gelezen, omdat de studenten in het desbetreffende studiejaar stonden ingeschreven voor een andere opleiding dan de opleiding die zij volgden. De gehele terugvordering is rechtmatig en niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Terugvordering van de gehele bekostiging kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen stand houden, nu de staatssecretaris op 1 februari 2004 de beleidsregel "Opschorting en inhouding bekostiging bij onderwijsinstellingen" (hierna: de beleidsregel) heeft vastgesteld waarin is neergelegd op welke wijze hij van zijn bevoegdheid om sancties op te leggen gebruik zal maken. Volgens de toelichting bij artikel 3 zal vanzelfsprekend de omvang van de

6 inhouding overeenkomen met de mate waarin sprake is van onrechtmatige verkrijging. De terugvordering moet volgens de rechtbank worden beperkt tot het bedrag van het surplus van , In geschil is slechts of de staatssecretaris de correctie van de rijksbijdrage en de terugvordering had moeten beperken tot het bedrag van het surplus van ,00, of dat hij de rijksbijdrage ter zake van deze 54 studenten mocht vaststellen op nihil en het gehele bedrag mocht terugvorderen De staatssecretaris betoogt met recht dat de rechtbank ten onrechte de beleidsregel van toepassing heeft geacht, nu deze slechts ziet op de wijze waarop de staatssecretaris gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot opschorting of inhouding van de bekostiging als bedoeld in artikel 15.1 van de WHW. In het onderhavige geval is geen sprake van een sanctie als bedoeld in artikel 15.1 van de WHW, maar van herstel van de rechtmatige situatie door de rijksbijdrage alsnog vast te stellen op een bedrag waarop de HAN, uitgaande van de correcte inschrijving van de desbetreffende studenten, recht had. Dat de beleidsregel ook verwijst naar titel 4.2 van de Awb doet daaraan niet af, nu deze verwijzing is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de beleidsregel niet alleen ziet op bekostiging van het onderwijs, maar ook op reguliere subsidies aan onderwijsinstellingen. Het betoog van de staatssecretaris kan, gelet op het hierna overwogene, evenwel niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak De HAN betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de inschrijving onrechtmatig was; dat de inschrijving van de studenten voor de opleiding Hogere Informatica slechts een administratieve fout was. Aan deze studenten is onderwijs gegeven. Voorts betoogt zij dat de verwerping van haar beroep op het evenredigheidsbeginsel onjuist is. Vanwege een administratieve fout is aanspraak gemaakt op meer subsidie. Het evenredigheidsbeginsel brengt wel degelijk met zich mee dat alleen het gedeelte van de rijksbijdrage waarop de HAN geen recht had kan worden ingetrokken, aldus de HAN De opleidingen Hogere Informatica en Bedrijfskundige Informatica die de HAN aanbood hadden een gemeenschappelijke propedeuse. Ook in die omstandigheid is het uitgangspunt van de WHW dat een student bij aanvang van een in het CROHO geregistreerde opleiding, waarvan de propedeuse blijkens artikel 7.8 uitdrukkelijk onderdeel uitmaakt, voor die opleiding moet zijn ingeschreven, waarbij de keuze van de student doorslaggevend is. Nu de HAN de studenten niet alle heeft ingeschreven voor de door hen gekozen opleiding, is de inschrijving in zoverre onrechtmatig De HAN heeft, naar zij stelt door een administratieve fout, alle studenten die zich wilden inschrijven voor een propedeuse van deze beide opleidingen, ingeschreven voor de opleiding Hogere Informatica. De HAN heeft de inschrijving van studenten van wie na de propedeuse is gebleken dat zij na de propedeuse de opleiding Bedrijfskundige Informatie zijn gaan volgen, alsnog bij het Zelfreinigend Onderzoek aangemerkt als ten onrechte ingeschreven voor de opleiding Hogere Informatica. Anders dan in zaak nrs. <a target="_blank" href=" zoeken_veld= /1&verdict_id=15897"> /1 en /1</a>, waarin de Afdeling op 3 januari 2007 uitspraak heeft gedaan, was de HAN bevoegd deze opleiding aan te bieden. De desbetreffende studenten stonden ingeschreven voor een in het CROHO geregistreerde opleiding. Aan de studenten werd door de HAN daadwerkelijk initieel onderwijs aangeboden. Het is de Afdeling niet zonder nadere motivering duidelijk waarom de staatssecretaris niet heeft volstaan met het wijzigen van de vaststelling van de rijksbijdrage in een bedrag waarop de HAN recht zou hebben gehad wanneer zij de beweerdelijke administratieve fout niet zou hebben gemaakt en alle studenten die de opleiding Bedrijfskundige Informatica wilden volgen ook voor die opleiding had ingeschreven. De staatssecretaris heeft in dat kader slechts gesteld dat onaannemelijk is dat sprake is van een administratieve fout, maar deze stelling niet nader onderbouwd. De stelling van de staatssecretaris dat het niet vaststellen op nihil van de bekostiging voor de desbetreffende studenten zou leiden tot

7 strategisch gedrag, kan niet dienen als voldoende onderbouwing voor de vaststelling op nihil, nu het lager vaststellen en terugvorderen geen sanctie is. Het hoger beroep van de HAN slaagt in zoverre Gelet hierop is de rechtbank in zoverre terecht, zij het op onjuiste gronden, tot de conclusie gekomen dat de bij haar bestreden besluiten betreffende casus 1 dienen te worden vernietigd. casus De rechtbank heeft overwogen dat uit de artikelen 7.32, 7.43 en 7.44 van de WHW volgt dat van een rechtsgeldige inschrijving geen sprake kan zijn indien geen collegegeld is betaald en dat de staatssecretaris zich met recht op het standpunt heeft gesteld dat de HAN geen bewijzen heeft overgelegd dat het collegegeld tijdig is betaald. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de studenten op enig moment aan de HAN betalingen hebben verricht ter aflossing van een lening die zij zouden hebben ontvangen ter zake van het collegegeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het vertrouwensbeginsel evenmin slagen De HAN heeft bij brief van 10 oktober 2007 verklaringen van studenten overgelegd dat zij voorafgaand aan hun inschrijving bij de HAN van haar een lening ontvingen waarmee zij het collegegeld hebben betaald en zij hiervoor ook een schuldbekentenis hebben getekend met de toezegging dat zij de lening zouden terugbetalen zodra zij een vergoeding van de Informatie Beheergroep zouden hebben ontvangen. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van deze stukken - naar hij stelt uit coulance - afgezien van de correctie op de rijksbijdrage, voor zover deze ziet op de 25 studenten waarvoor de HAN aan de hand van de betalingswijzen aannemelijk heeft gemaakt dat zij uiteindelijk daadwerkelijk collegegeld hebben betaald. Het geschil is derhalve beperkt tot de vraag of de rechtbank met betrekking tot in totaal 13 studenten terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich met recht op het standpunt heeft gesteld dat de HAN geen bewijzen heeft overgelegd dat het collegegeld tijdig is betaald De HAN betoogt dat het aan de staatssecretaris is aan te tonen dat het collegegeld niet is betaald, omdat hij moet onderbouwen dat er redenen zijn voor intrekking van de bekostiging. Bestaat er onduidelijkheid over de vraag of het collegegeld is betaald dan ontvalt de basis aan het besluit. De rechtbank is ten onrechte en in strijd met de goede procesorde voorbijgegaan aan het bewijsaanbod van de HAN met betrekking tot de leenconstructie. Uit de overgelegde afschriften blijkt dat de studenten precies de bedragen ter hoogte van het collegegeld hebben terugbetaald. De HAN heeft documenten overgelegd waaruit blijkt dat de studenten kasbewijzen voor akkoord hebben ondertekend waarop staat dat er bedragen aan hen zijn betaald. Hieruit blijkt dat de studenten een bedrag van de HAN hebben ontvangen. De WHW verbiedt een leenconstructie niet. Het verstrekken van een lening is vormvrij, zodat ten onrechte schriftelijk bewijs is gevraagd, aldus de HAN Daargelaten of een constructie als door de HAN gebruikt zich verdraagt met de artikelen 7.43 en 7.47 van de WHW, volgt uit die bepalingen dat het aan de onderwijsinstelling is een zodanige administratie bij te houden van de betaling van collegegelden en van inschrijvingen van studenten, dat daaruit blijkt of het collegegeld van de ingeschreven studenten tijdig is voldaan en de studenten in zoverre rechtmatig zijn ingeschreven. Indien uit de administratie niet blijkt dat studenten rechtmatig zijn ingeschreven, komt dit voor risico van de instelling. Anders dan de HAN betoogt is het dan ook niet aan de staatssecretaris aan te tonen dat het collegegeld niet tijdig is betaald, ook niet in het geval als het onderhavige waarbij de staatssecretaris de vaststelling wijzigt. Met betrekking tot de 13 studenten waartoe het geschil zich beperkt, heeft de HAN op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het collegegeld, al dan niet via een leenconstructie, door deze studenten is voldaan voordat zij zijn ingeschreven bij de HAN. Gelet hierop faalt het betoog van de HAN. casus 3

8 2.10. De rechtbank heeft met betrekking tot deze casus onderscheid gemaakt tussen de studenten die: 1. reeds in het bezit zijn van een HBO-diploma waardoor ze zijn vrijgesteld voor de eerste drie jaren van de studie; 2. in het bezit zijn van een verwant HBO-diploma dat geen recht geeft op volledige vrijstelling van de opleiding Bouwkunde, maar die het jaar volgden met het oog op vrijstellingen voor de engelse Master. Ten aanzien van de tweede groep studenten heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris terecht is overgegaan tot intrekking van de bekostiging, omdat deze studenten, ook na het volgen van de aangeboden "opleiding" geen diploma konden behalen aan de HAN. Ten aanzien van de eerste groep studenten heeft de rechtbank evenwel overwogen dat geen sprake is van een niet binnen de reguliere opleiding passend leertraject. De omstandigheid dat de studenten reeds in het bezit waren van een diploma van een gelijksoortige onderwijsinstelling, maakt niet dat het traject niet is aan te merken als initieel onderwijs, aldus de rechtbank De HAN betoogt dat de rechtbank ten onrechte het beroep van appellante met betrekking tot groep 2 heeft verworpen. De onderwijsinstelling mag aan een student aanbieden om slechts een deel van de CROHO-opleiding te volgen. Een studie is een samenhangend geheel met een omvang van 164 studiepunten (oud), waarbij evenwel geen dwingende volgorde is voorgeschreven. Een studiejaar kan zijn samengesteld uit onderwijseenheden die volgens de aanbevolen leerroute tot verschillende studiejaren behoren. Voorts betoogt de HAN dat niet relevant is of de studenten daadwerkelijk initieel onderwijs volgden, maar slechts of zij voor een initiële opleiding stonden ingeschreven. Dat volgt uit het Bekostigingsbesluit. Het Mastertraject behelsde het vierde jaar van een CROHO-opleiding en in de uitspraak van 2 augustus 2006 zou de Afdeling hebben onderkend dat een student ervoor kan kiezen om een deel van een CROHO-opleiding te volgen Dit betoog faalt. Niet betwist is dat het door de HAN aangeboden traject op zichzelf niet kan leiden tot een Nederlands hbo-diploma. Het traject is ook geen opleiding als geregistreerd in het CROHO, maar slechts een onderdeel daaruit te weten het laatste jaar. Daaraan doet niet af dat de stelling dat een studiejaar kan zijn samengesteld uit onderwijseenheden die volgens de aanbevolen leerroute tot verschillende studiejaren behoren, op zichzelf bezien juist is en dat een student ervoor kan kiezen een deel van een CROHO-opleiding te volgen. Het gaat in dit geval echter niet om een studiejaar dat onderdeel uitmaakt van een meerjarige opleiding, maar om een door de HAN aangeboden traject van één jaar dat gericht was op het verkrijgen van een buitenlandse Mastergraad. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het traject niet kan worden aangemerkt als initieel onderwijs, zodat de studenten reeds daarom niet voor bekostiging in aanmerking mochten worden gebracht De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank het onderwijs dat de eerste groep studenten heeft gevolgd ten onrechte heeft aangemerkt als initieel onderwijs. De gevolgde trajecten zijn Mastertrajecten, gericht op het verkrijgen van een buitenlandse Master-graad, de studenten hebben zich niet ingeschreven voor een CROHO-opleiding, maar voor een Mastertraject en de trajecten stonden slechts open voor studenten die reeds een HBO-studie hadden voltooid Dit betoog slaagt. De HAN heeft aan de desbetreffende studenten een traject aangeboden dat was gericht op het verkrijgen van een buitenlandse Master-graad. Het traject was slechts toegankelijk voor studenten die reeds een hbo-opleiding hadden afgerond. Dit traject sluit derhalve niet aan op de tweede fase van het voortgezet onderwijs, kent ook geen propedeuse, en is niet een opleiding als bedoeld in atrikel 7.8 van de WHW en vormt ook geen initieel onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder e, van de WHW, zoals deze bepalingen luidden ten tijde dat de studenten voor bekostiging in aanmerking werden gebracht. Nu de desbetreffende studenten geen opleiding als bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, van de WHW volgden, maar slechts een door de HAN aangeboden

9 traject met onderdelen uit zo'n opleiding, had zij deze studenten evenmin voor bekostiging in aanmerking mogen brengen. Het hoger beroep van de staatssecretaris slaagt in zoverre. grondslag van de wijziging Niet in geschil is dat de staatssecretaris in beginsel op grond van 4:49 Awb de bekostiging kan wijzigen en/of intrekken De HAN betoogt onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2007 in zaak no. <a target="_blank" href=" zoeken_veld= /1&verdict_id=16237"> /1</a> met recht dat de staatssecretaris vanaf 23 oktober 2002 op de hoogte was, dan wel redelijkerwijs had moeten zijn van de feiten en omstandigheden die hij aan de lagere vaststelling ten grondslag heeft gelegd, nu de HAN de staatssecretaris in het kader van het Zelfreinigend Onderzoek op de hoogte heeft gesteld van de wijze waarop zij met de bekostigingsregels is omgegaan. De staatssecretaris kon de wijziging van de vaststelling dan ook niet baseren op artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. In het op de rijksbijdrage ziende besluit van 11 december 2002 is evenwel medegedeeld dat in verband met het nog lopende onderzoek inzake de vermeende onregelmatigheden met betrekking tot de bekostiging ten aanzien van de vaststelling een voorbehoud geldt. In zoverre heeft dat besluit een voorwaardelijk karakter. Nu hiertegen geen bezwaar is gemaakt, moet in de onderhavige procedure worden uitgegaan van de rechtmatigheid van dit besluit en het daarin gemaakte voorbehoud. Gelet hierop heeft tussen partijen te gelden dat de staatssecretaris bevoegd is om de rijksbijdrage over 2002 te wijzigen overeenkomstig de in het rapport van de Commissie Schutte van 1 april 2004 neergelegde resultaten van het project Rekenschap. Anders dan de HAN betoogt is de brief van 11 december 2002 niet slechts een mededeling waartegen zij geen bezwaar kon maken, maar een besluit als bedoeld in de artikelen 2.5 en 2.7 van de WHW dat de rijksbijdrage voorlopig wordt vastgesteld, onder voorbehoud van vaststelling van de rijksbegroting alsmede onder voorbehoud dat niet uit het onderzoek van de Commissie Schutte blijkt dat de rijksbijdrage ten onrechte te hoog is vastgesteld. In het geval het onderzoek niet had geleid tot de conclusie dat sprake was van onregelmatigheden, was de vaststelling definitief geworden en had geen nadere vaststelling gevolgd en hoeven volgen. De brief is dan ook gericht op rechtsgevolg. Overigens zou de stelling dat nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden de HAN ook niet kunnen baten, nu in dat geval de staatssecretaris op grond van artikel 4:43 van de Awb de rijksbijdrage zonder inachtneming van de limitatieve gronden van artikel 4:49 lager had kunnen vaststellen dan vermeld in de beweerdelijke brief van 11 december De hoger beroepen zijn gegrond. Nu evenwel het dictum van de aangevallen uitspraak juist is, wordt deze bevestigd met verbetering van de gronden waarop zij rust De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de hoger beroepen gegrond; II. bevestigt de aangevallen uitspraak;

10 III. veroordeelt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot vergoeding van bij de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge: zeshonderdenvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) aan de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald. IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) aan de stichting Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van 421,00 (zegge: vierhonderdeenentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Poot Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 januari

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893 ECLI:NL:RVS:2012:BW3893 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-04-2012 Datum publicatie 25-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109104/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

ECLI:NL:RVS:2000:AA7143 ECLI:NL:RVS:2000:AA7143 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-08-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 199900390/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956 ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 14-04-2011 Datum publicatie 20-04-2011 Zaaknummer 10/719 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275 ECLI:NL:RVS:2004:AR4275 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-10-2004 Datum publicatie 20-10-2004 Zaaknummer 200407821/1 en 200407821/2 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2016:2861 ECLI:NL:RVS:2016:2861 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 02-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601473/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : collegegeld gegrond inschrijven ingetrokken inschrijving

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2015:3038 ECLI:NL:RVS:2015:3038 Instantie Raad van State Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 30-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500566/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 15-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200808561/1/H2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ8495

ECLI:NL:RVS:2007:AZ8495 ECLI:NL:RVS:2007:AZ8495 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-02-2007 Datum publicatie 14-02-2007 Zaaknummer 200602893/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2012 Datum publicatie 07-11-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201203945/1/A2 Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:659 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604395/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx pagina 1 van 7 LJN: BJ6097, Raad van State, 200808878/1/H2 Datum 26-08-2009 uitspraak: Datum 26-08-2009 publicatie: Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Zaaknummer : 2013/073 Rechter(s) : mrs. Loeb, Troostwijk, Van der Spoel Datum uitspraak : 7 oktober 2013 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : Aanmelding, afstudeertijdstip,

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671

ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 ECLI:NL:RVS:2013:CA3671 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-06-2013 Datum publicatie 19-06-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201939/1/A3 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB3432

ECLI:NL:RVS:2007:BB3432 ECLI:NL:RVS:2007:BB3432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-09-2007 Datum publicatie 12-09-2007 Zaaknummer 200700799/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 Raad vanstatc 201203196/1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

pagina 1 van 5 LJN: BN8550, Raad van State, 201002576/1/H2 Datum 29-09-2010 uitspraak: Datum 29-09-2010 publicatie: Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783 ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-06-2011 Datum publicatie 01-06-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201101191/1/H2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2016:965 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-04-2016 Datum publicatie 13-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507000/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RVS:2016:3390 ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:CRVB:2017:2822 ECLI:NL:CRVB:2017:2822 Instantie Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4369 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1 Zaaknummer : 2012/220 en 220.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 3 december 2012 Partijen : Appellant tegen NHTV internationale hogeschool Breda Trefwoorden : Begeleiding student, bindend negatief

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4820

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4820 ECLI:NL:RVS:2006:AZ4820 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-12-2006 Datum publicatie 20-12-2006 Zaaknummer 200604374/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie ECLI:NL:CRVB:2017:73 Instantie Datum uitspraak 04-01-2017 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1380 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding Zaaknummer : 2013/216 Rechter[s] : mrs. Loeb, Nijenhof, Van der Spoel Datum uitspraak : 20 maart 2014 Partijen : Naam en Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : BaMa-structuur, [instellings-] collegegeld,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2016/029 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 3 augustus 2016 Partijen : appellante en CBE Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : advies bindend negatief studieadvies BSA-commissie

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : 2013/129 Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-05-2006 Datum publicatie 10-05-2006 Zaaknummer 200505022/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant, LJN: BJ8902, Raad van State, 200900441/1/H3 Datum uitspraak: 30-09-2009 Datum publicatie: 30-09-2009 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 29

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:1194

ECLI:NL:RBDHA:2016:1194 ECLI:NL:RBDHA:2016:1194 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-02-2016 Datum publicatie 21-04-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7854 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

het college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder.

het college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/079 Rechter(s) : mrs. Loeb, De Rijke-Maas, Borman Datum uitspraak : 21 augustus 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Saxion Hogeschool Trefwoorden : [tijdig]aanvoeren gronden, deficiëntie,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907 ECLI:NL:RVS:2012:BY5907 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2012 Datum publicatie 12-12-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201209/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY1711

ECLI:NL:RVS:2012:BY1711 ECLI:NL:RVS:2012:BY1711 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-10-2012 Datum publicatie 31-10-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201986/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BD3606

ECLI:NL:RVS:2008:BD3606 ECLI:NL:RVS:2008:BD3606 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-06-2008 Datum publicatie 11-06-2008 Zaaknummer 200705694/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-10-2008 Datum publicatie 29-10-2008 Zaaknummer 200802872/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201210211/1/V3. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1049

ECLI:NL:CRVB:2017:1049 ECLI:NL:CRVB:2017:1049 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 16-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1171 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1... pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:477 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2017 Datum publicatie 22-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504596/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1035

ECLI:NL:CRVB:2014:1035 ECLI:NL:CRVB:2014:1035 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 07-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-4228 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK * Raad vanstatc 201104826/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : aanmelden bekostiging belangenafweging

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2016:1268 ECLI:NL:RVS:2016:1268 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505940/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1708

ECLI:NL:CRVB:2017:1708 ECLI:NL:CRVB:2017:1708 Instantie Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 11-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5106 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Zaaknummer: CBHO 2015/288 Datum uitspraak: 28 april 2016 Uitspraak in de zaak tussen: [naam], appellant, en het college van beroep voor de examens van de Universiteit

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1689

ECLI:NL:CRVB:2017:1689 ECLI:NL:CRVB:2017:1689 Instantie Datum uitspraak 03052017 Datum publicatie 10052017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/375 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2015:3533 ECLI:NL:CRVB:2015:3533 Instantie Datum uitspraak 28092015 Datum publicatie 15102015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14627 WWAJ

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/145

Zaaknummer : 2014/145 Zaaknummer : 2014/145 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 10 december 2014 Partijen : Appellant en CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : (schriftelijk) advies studentendecaan, bindend negatief

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-10-2008 Datum publicatie 08-10-2008 Zaaknummer 200709059/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1925

ECLI:NL:RVS:2017:1925 ECLI:NL:RVS:2017:1925 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-07-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602656/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676 ECLI:NL:RVS:2009:BH4676 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2009 Datum publicatie 04-03-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200809278/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 20-08-2010 Datum publicatie 20-08-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie SBR 10/2513 (voorlopige voorziening)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2007 Datum publicatie 08-08-2007 Zaaknummer 200609244/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 Instantie Datum uitspraak 27-11-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-1813 WWB + 11-1953

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BU4606

ECLI:NL:RVS:2011:BU4606 ECLI:NL:RVS:2011:BU4606 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 16-11-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102253/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1407

ECLI:NL:RVS:2014:1407 ECLI:NL:RVS:2014:1407 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-04-2014 Datum publicatie 23-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201208903/1/A2 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-02-2010 Datum publicatie 03-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902382/1/V6 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:CRVB:2017:228 ECLI:NL:CRVB:2017:228 Instantie Datum uitspraak 11012017 Datum publicatie 24012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8046 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1 Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 27 februari 2014 Partijen : Verzoeker tegen CBE Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Trefwoorden : [duur] Bindend negatief

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-11-2008 Datum publicatie 19-11-2008 Zaaknummer 200801458/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:CRVB:2017:1054 ECLI:NL:CRVB:2017:1054 Instantie Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5477 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2007 Datum publicatie 07-11-2007 Zaaknummer 200702345/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

1)estuursreclaqirA,IL

1)estuursreclaqirA,IL Raad vanstate 1)estuursreclaqirA,IL Raad van de gemeente Hof van Twente Postbus 54 7470 AB GOOR Gemeente Hof van Twente [Nr: [Afdeling: Bvo: a / nee lingekomen: 2 JULI 2015 Kopie aan: Archief: \N / NR

Nadere informatie