Bijlage 2-9. Richtlijnen voor de prestatie

Transcriptie

1 Bijlage 2-9 Richtlijnen voor de prestatie Inleiding Tijdens de stage leveren studenten in feite voortdurend prestaties. Ze doen dingen die (nog) geen dagelijkse routine zijn, waar wilskracht en overtuiging voor nodig zijn, waarbij praktijk aan theorie wordt gekoppeld en in een betekenisvolle situatie geleerd wordt. Met de prestatie wordt een belangrijk aspect uit dit leerproces grondig onderzocht d.m.v. een ontwerponderzoek. De procedure is alsvolgt. Uit het eerste portfoliogesprek komen diverse leerpunten of -vragen naar voren die extra aandacht behoeven. In overleg met de leermeester kiest de student één van die leervragen ('concern/verlegenheidssituatie') uit als onderwerp van zijn 'prestatie'. Gedurende het stagejaar vinden vier bijeenkomsten (tussen oktober en februari) plaats die de student ondersteuning bieden tijdens de uitvoering van de prestatie. Het gaat hierbij om: onderzoeken van een leervraag uit de eigen praktijksituatie bestuderen van de theorie m.b.t. leervraag; ontwerpen van een instrument om de theorie te toetsen aan de praktijk; het ontwerp uitvoeren in de klas; onderzoeken welk effect het ontwerp heeft op het leren van leerlingen; reflecteren op het ontwerpproces en de eigen vorderingen. De uitkomsten van het ontwerponderzoek worden gepresenteerd tijdens de laatste werkplaats. De bedoeling van deze laatste werkplaats is dat studenten van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen inspireren. Bovendien kan de presenterende student zijn leerproces op een belangrijk leerdoel expliciteren en demonstreren. Ordening van de stappen en de werkplaatsen Voorbereidingsfase: Na ongeveer 6 weken stage (in de regel de laatste week voor de herfstvakantie) stelt de student in samenspraak met de leer- en werkmeester, een concern vast. Dit concern wordt van oktober tot maart uitgewerkt tot een prestatie en een presentatie. Werkplaats 1: Ontwerp: Tijdens de eerste werkplaats (begin november) werkt de student zijn concern uit in het Ontwerpformulier Prestatie. Daarin is een duidelijke planning opgenomen. In die planning: beschrijft de student de activiteiten en de volgorde van uitvoering om de prestatie te realiseren; staat het op te leveren product of de opbrengst van de activiteiten helder geformuleerd; geeft de student aan welke theorie (literatuur, internet etc.) als ondersteuning geraadpleegd zal worden. De student bespreekt deze eerste opzet met de aanwezigen. In dat gesprek verkennen zij de kansen en mogelijkheden om de prestatie uit te voeren en beoordelen zij of de uitvoering voldoet aan de gestelde eisen (Zie Beoordelingsformulier Prestaties ). Naar aanleiding van dit gesprek scherpt de student zijn opzet aan of stelt de opzet bij. Tip: Maak vanaf de start een weekplanning. Zorg daarin voor een vast ritme in de week en reserveer vaste uren (naast de verschillende onderwijsactiviteiten) voor je prestatie. Je moet daarbij uitgaan van ongeveer 3 uur in de week. Vooral de literatuurstudie vereist veel tijd! 1/10

2 Werkplaats 2: Theoretisch kader en ontwerp interventie Na je ontwerp ga je op zoek naar literatuur en/of betrouwbare internetsites met (wetenschappelijke) onderwijskundige literatuur. Uit die literatuur haal je de theoretische noties die iets zeggen over het thema dat je als prestatie gekozen hebt. Je schrijft een zogenaamd theoretisch kader van 4-8 kantjes (lettertype punt 11) met daarin een soort samenvatting van wat je uit de literatuur geleerd hebt. Op basis daarvan ontwerp je een interventie. Dat wil zeggen je geeft 1 4 lessen waarin je bewust en volgens de theorie werkt aan je concern (thema van de prestatie). Tijdens de tweede werkplaats (begin december) presenteer je de uitkomsten van je literatuurstudie en het ontwerp van je interventie. Dat gebeurt in peergroups waarbij mede studenten kritisch naar je plan kijken en waarbij je feedback krijgt om eventueel aanpassingen te doen. Werkplaats 3: Uitvoering interventie en meting resultaat Na je ontwerp ga je de lessen ontwikkelen, voorbereiden en geven waarin je oefent met het thema waar je iets in wilt leren. Die lessen dienen in januari uitgevoerd te worden!!! Bij het ontwikkelen van die lessen hoort ook het bedenken en maken van een meetinstrument om te kijken of je interventie resultaat oplevert, voor jezelf (en voor de leerlingen). Dat kan van alles zijn: interviews, enquete, film, time ontask observaties, etc. Op de 3 e werkplaats (begin februari) presenteer je hoe de lessen verlopen zijn en wat de uitkomsten zijn van je meting. Ook dat gebeurt weer in peergroups waarbij mede studenten kritisch naar je plan kijken en waarbij je feedback krijgt om eventueel aanpassingen te doen. Werkplaats 4: Eindpresentatie De prestatie wordt afgesloten met een presentatie van je hele prestatie (inhoud en proces), dus alle stappen die je gezet hebt. Die laatste werkplaats vindt begin maart plaats. In de week daarvoor afgaand moet je een proefpresentatie doen voor je leermeester en andere studenten op je eigen school. De tweedejaars krijgen 20 minuten de tijd voor hun presentatie. De derdejaars studenten 30 minuten (hun presentatie bevat een activerende werkvorm). Aan de presentatie zijn eisen verbonden. Die zijn te vinden als bijlage hierachter. Deze laatste werkplaats heeft vooral tot doel om kennis en ervaringen te delen. Behalve het geven van je eigen presentatie bezoek je ook enkele presnetaties van medestudenten over thema s die je boeien en/of belangrijk vindt voor je ontwikkeling. LIO' s De LIO s presenteren tijdens de laatste werkplaats hun LIO-praktijkonderzoek of voor Windesheim-/Archimedesstudenten hun onderzoek (voor zover dat begin maart gevorderd is). Hieronder de onderdelen die aan bod kunnen komen. Een titel van het LIO-praktijkonderzoek (het mag een voorlopige titel zijn) Aanleiding voor het afstudeeronderwerp (de verlegenheidsituatie) Het doel van het LIO-praktijkonderzoek De onderzoeksvragen van het LIO -praktijkonderzoek Beschrijving van literatuur die geraadpleegd is/gaat worden Beschrijving en verantwoording van de onderzoeksmethode Beschrijving van de onderzoekspopulatie en de eventuele steekproef Beschrijving van de wijze waarop de onderzoeksdata worden verzameld en verwerkt Beschrijving van de kritische succes- en faalfactoren van het project Voor de presentatie staat maximaal 15 minuten per student. Daarna wordt door de anderen vragen gesteld, opmerkingen gemaakt en tips/aandachtspunten gegeven. 2/8

3 Verslagformulier t.b.v. ontwerp en afronding Prestatie Naam student:... Naam leermeester:... GO/NO GO 1 (een voldoende voor je ontwerp): Afgegeven op:... GO/NO GO 2 (een voldoende voor je prestatie): Afgegeven op:... Wat is de titel van je prestatie? Op basis van welk concern(s) heb je dit onderwerp (dus deze prestatie) gekozen? tbv go/no go 1: Wat wil je leren? Wat is je leerdoel en hoe wil je aantonen dat het leerdoel is behaald? (SMART formuleren) tbv go/no go 2: Wat heb je geleerd: aan kennis, vaardigheid en over jezelf? Hoe heb je aangetoond of de leerdoelen gehaald zijn? tbv go/no go 1: Welke theorie denk je nodig te hebben en welke bronnen ga je daarvoor raadplegen? tbv go/no go 2: Welke theorie (hoofdstukken) en bronnen heb je gebruikt en wat is de betekenis ervan geweest bij de uitwerking van de prestatie en het behalen van je leerdoel? tbv go/no go 1: Welke praktijksituatie wil je uitproberen? Wat wordt hierbij de rol van de leerling en wat wordt die van jou als docent? 3/8

4 tbv go/no go 2: Welke praktijksituatie heb je uitgeprobeerd? Wat was de rol van de leerling en wat was die van jou als docent? Wat zijn de resultaten, de effecten en de conclusies? Welk nieuw leerdoel komt hieruit voort? tbv go/no go 1: Wat is je tijdsplanning voor het bestuderen van theorie, ontwerp praktijksituatie, uitvoeren praktijksituatie, reflectie, presentatie voorbereiding? Denk aan hoeveel uren per week? Op welke dag? Welke weken? tbv go/no go 2: Wat is er van je tijdsplanning terecht gekomen? Waar is het goed en waar fout gegaan en wat is daarvan de oorzaak? tbv go/no go 1:Wanneer ga je met je leermeester overleggen over aanpak en verloop?(minstens 2 momenten!) tbv go/no go2: Wat heb je gehad aan het overleg met je leermeester over aanpak en verloop? tbv go/no go 1: Wie ga je nog meer vragen om hulp/ondersteuning? tbv go/no go 2: Van wie, anders dan de leermeester, heb je nog meer hulp en ondersteuning gekregen? Waar bestond die uit en wat heb je ermee gedaan? tbv go/no go 2: Hoe ga je je presentatie vormgeven (gebruik filmfragmenten, geluid, etc.). Gebruik hiervoor het beoordelingsformulier. ( Tip: als je gebruikt maakt van filmfragmenten moet dat bij go/ no go 1 al duidelijk zijn!!) 4/8

5 Opmerkingen: De literatuurstudie gaat altijd vooraf aan de praktijkuitvoering. De relatie tussen literatuurstudie en praktijk moet duidelijk aanwezig zijn. De belangrijke data staan in de bijlage Richtlijnen Bespreek de punten op het beoordelingsformulier vooraf met je leermeester. Voeg eventueel bijlagen toe indien nodig. 5/8

6 Beoordelingsformulier Presentaties Werkplaats Geef aan op een schaal : O = onvoldoende; V = voldoende en G = goed. Naam student: Onderwerp: Criteria (zie bijlage voor toelichting) O V G 1 Geeft vooraf een duidelijk overzicht van de doelen van de prestatie en de vorm en de inhoud van de presentatie. 2. Opent met uitleg van het praktijkprobleem en de leerdoelen op grond waarvan de prestatie is ontwikkeld. 3. Activeert de (voor)kennis, de vaardigheid en/of ervaring van de deelnemers 4. De presentatie bevat een activerend werkvorm. (niet voor 2 e jaars) 5. Toont aan dat de theoretische studie voldoende diepgang heeft 6. Geeft een duidelijke relatie tussen de theoretische studie en de praktijkuitvoering 7. Geeft een heldere schets van de praktijksituatie die is uitgevoerd en de inzichten die dat opleverde 8. Trekt conclusies voor toekomstig handelen op basis van het geleerde uit de prestatie 9. De presentatie wordt verzorgd met een goede houding, taalgebruik, intonatie, mimiek 10. De presentatie heeft een duidelijke structuur. 11. De presentatie wordt ondersteund door een goed verzorgde PP of ander mediagebruik Beoordeling: onvoldoende*/voldoende/goed * Als onvoldoende: - je schrijft een reflectie waarin je dit resultaat verklaart - je doet de prestatie/presentatie opnieuw Toelichting op de beoordeling: 6/8

7 Bijlage: Toelichting op de beoordelingscriteria Criterium 1. Opent met een duidelijk overzicht van de doelen van de prestatie en de vorm en de inhoud van de presentatie. De PowerPoint presentatie begint puntsgewijs met de doelen van de prestatie (eigen leerdoelen en doelen van het product) (Zie ook richtlijnen voor de presentatie.) en de opzet en inhoud van wat de toehoorders te wachten staat. Denk daarbij vooral ook aan een tijdsplanning! Criterium 2. Geeft daarna uitleg van praktijkprobleem/concern/leerdoelen op grond waarvan de prestatie is ontwikkeld. Dit spreekt voor zich: waarom gekozen voor deze prestatie bekeken vanuit de eigen leerdoelen en het product/resultaat. Zie criterium 1. Criterium 3. Activeert de (voor)kennis van de deelnemers. Om de toehoorders te prikkelen, hun aandacht te richten op (de kern van) de presentatie en actief deel te laten nemen aan de presentatie bedenkt de student een vorm om de (voor)kennis, de ervaring of vaardigheid van de deelnemers te prikkelen. Criterium 4. De presentatie bevat een activerende werkvorm (niet voor 2 e jaars). Dit onderdeel van de presentatie moet meer zijn dan een korte vraag gesteld aan de deelnemers. Het moet aanzetten tot actie en zelfstandig denken. Gespreksvormen, zoals een levendige discussie, kunnen daarvan een uitwerking zijn. Criterium 5. Toont aan dat de theoretische studie voldoende diepgang heeft. De student laat zien op welke wijze de literatuur richting heeft gegeven aan het onderzoek. Hij laat zien welk specifieke deel van de inhoud van de literatuur een rol heeft gespeeld en verwijst naar de bestudeerde literatuur. Criterium 6. Geeft een duidelijke relatie tussen de theoretische studie en de praktijkuitvoering. Naast de inhoud van de literatuur (criterium 5) laat de student ook duidelijk zien op welke wijze de theorie een rol heeft gespeeld bij de doelen en de uitvoering van de prestatie. Criterium 7. Geeft een heldere schets van de praktijksituatie die is uitgevoerd en de inzichten die dat opleverde. De eigen leerpunten en de leerervaring(en), resultaten en effecten die voortvloeien uit de prestatie spelen hier een belangrijke rol. Criterium 8. Trekt tenslotte conclusies voor toekomstig handelen op basis van het geleerde uit de prestatie. Dit spreekt voor zich. 7/8

8 Criterium 9. De presentatie wordt verzorgd met een goede houding, taalgebruik, intonatie, mimiek. Dit spreekt voor zich. Criterium 10. De presentatie heeft een duidelijke structuur. Let daarbij vooral op de tijdsplanning en de logische opbouw. ((Zie voorgaande criteria). De structuur komt terug in de PowerPoint. Criterium 11. De presentatie wordt ondersteund door een goed verzorgde PPT of ander mediagebruik. Een goede PowerPoint heeft geen lappen tekst, maar dient wel als ondersteuning voor zowel presentator als toehoorders. De vermelde informatie is relevant en verhelderend. De hele presentatie is een vloeiend geheel. 8/8