Richtlijnen voor het gebruik van een sterpunt

Transcriptie

1 Richtlijnen voor het gebruik van een sterpunt 1. Algemeen Het gebruik van een sterpunt is puur technisch van aard. Een sterpunt wordt nooit gebruikt als stockage ruimte. Een sterpunt wordt beschouwd als een onderdeel van het gebouw en zal ook in die mate behandeld worden door alle partijen. 2. Verantwoordelijkheden DLOG De meeste sterpunten vallen onder de verantwoordelijkheid van DIN. Aangezien er echter uitzonderingen zijn en sommige onder FACI vallen, wordt er in dit document gekozen om te spreken over DLOG. a. Ruimte DLOG is verantwoordelijk voor de toegang tot de technische ruimte. Dit houdt in dat zij moeten waken over wie er allemaal toegang kan verkrijgen tot deze ruimte. Indien er een nieuw gebouw wordt gezet moet er vanaf de design fase samen met DICT bekeken worden waar en hoe de technische ruimten best ingetekend worden. Daarnaast is DLOG ook verantwoordelijk voor de UPS voorzieningen in alle datacenters en hoofdsterpunten en het onderhoud hiervan. b. Rack DLOG is verantwoordelijk voor de inrichting van een rack in een sterpunt zoals beschreven in annex 1. c. Bekabeling Zowel de horizontale als verticale bekabeling wordt door DLOG geplaatst in het gebouw volgens de regels van de kunst en dit in samenspraak met DICT. We spreken hier over laag 1 van het OSI model. De design van de bekabeling (zowel bij een renovatie als een nieuwbouw) wordt steeds in overleg met DICT gedaan en dit in een zo vroeg mogelijk fase. d. Koeling DLOG is verantwoordelijk voor de goed werking en het onderhoud op de koeling indien deze is voorzien.

2 3. Verantwoordelijkheden DICT a. Netwerkapparatuur DICT voorziet per sterpunt de nodige netwerkapparatuur om administratieve gebruikers van de nodige toegangen te voorzien. Dit kan ook gebeuren voor niet-administratieve zaken (educatief, technische netwerken, ), maar dan moet er met de site besproken worden op welke manier de kosten hiervan zullen gedragen worden. Dit kan via de multilaterales, projectbudget of eigen budget van de betrokken dienst. In de racks wordt er geen andere apparatuur geplaatst zonder het akkoord van DICT. Op andere plaatsen in het gebouw (dus niet in de technische ruimte) wordt er nooit toegelaten om netwerkapparatuur (router, switch, hub, firewall, repeater, access point, ) te plaatsen die niet in het beheer is van DICT. b. Patchings Patchings gebeuren in eerste instantie door de mensen van DICT of onder begeleiding van DICT. Sommige buitendiensten hebben een lokale systeembeheerder die ook bevoegd is om patchings uit te voeren. Dit gaat dan vooral over scholen of grote sites en gebeurt in de meeste gevallen ook onder begeleiding. Patchings gebeuren volgens de regels van de kunst en worden proper (zie punt 2.d in annex 1) weg gewerkt in de kast. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van DICT aangezien dit de goede werking van het netwerk in gevaar kan brengen. Indien er onregelmatigheden worden vast gesteld zal DICT hierin optreden en zich het recht toe eigenen om deze patchings te verwijderen als dit niet volgens de normen van DICT is gebeurd. c. Niet-administratieve netwerken Indien een site gebruik wil maken van de netwerkapparatuur voor niet-administratieve doeleinden kan dit mits de budgettaire impact hiervan is afgestemd. DICT kan dan de nodige switchen leveren en kan daarnaast ook instaan voor de nodige basisconnectiviteit (layer 2en layer 3). Als er wordt gekozen voor layer 3 connectiviteit voorziet DICT IP-adressen en worden alle gekoppelde componenten achter een firewall geplaatst. Indien nodig is er een DNS server en kan er connectiviteit naar internet en toegang via VPN voorzien worden. Het voordeel hiervan is dat er vanuit een administratief netwerk dan toegang kan voorzien worden naar de betrokken componenten onder de voorwaarden die bepaald zijn in de richtlijnen over technische netwerken. Als er enkel wordt gekozen voor layer 2 connectiviteit voorziet DICT enkel een afgescheiden VLAN op de netwerkapparatuur en moet er door de betrokken partij zelf een router, firewall, internet, worden voorzien. In dit geval zal er geen enkele toegang mogelijk zijn naar het netwerk van de Provincie Antwerpen. Indien externe partijen geen gebruik wensen te maken van onze netwerkapparatuur verwachten we dat er een volledig afgescheiden rack komt te staan waar de betrokken partij zijn apparatuur in zal

3 plaatsen. Deze manier van werken willen we echter vermijden aangezien er dan toch verschillende netwerkcomponenten in de racks komen te staan en dit de complexiteit om de bekabeling te onderhouden verhoogt. d. Wireless Indien wireless wordt beschouwd als eigen aan het gebouw, kan dit ook mee als basisdienst voorzien te worden. Ook hier kan er gekozen worden voor een layer 2 of layer 3 connectiviteit, maar deze is afhankelijk van de vorige paragraaf ivm niet-admnistratieve netwerken. In het geval van layer 3 connectiviteit zal er connectiviteit voorzien worden conform de regels en de beveiligingsstandaarden van DICT. In het geval van layer 2 connectiviteit bieden wij enkel de access aan en kan de betrokken partij zelf kiezen welk niveau van veiligheid er verwacht wordt. Koppeling met interne authenticatie servers zijn in dit geval niet aan de orde en de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de betrokken partij. Ook indien de regelgevingen ivm internettoegang niet worden gevolgd! Vreemde wireless devices Deze service, indien dit op deze manier moet ingevuld worden, moet nog goed gekeurd worden door zowel het MT-IT als het MT aangezien dit extra kosten en onderhoud met zich mee zal brengen. Ik ben er echter van overtuigd dat dit voor de Provincie in zijn algemeenheid de beste oplossing is aangezien er steeds meer vraag is naar wireless en het niet opportuun is om in hetzelfde gebouw verschillende wireless netwerken te hebben. e. Telefonie Indien telefonie wordt beschouwd als eigen aan het gebouw, kan dit ook mee als basisdienst voorzien te worden. Deze service, indien dit op deze manier moet ingevuld worden, moet nog goed gekeurd worden door zowel het MT-IT als het MT aangezien dit extra kosten en onderhoud met zich mee zal brengen. f. Monitoring DICT voorziet een monitoring van alle de switchapparatuur in alle datacenters en de belangrijkste hoofdsterpunten. Hiervoor is er een permanentieregeling voorzien in samenspraak met onze ondersteunende leveranciers. g. Internet toegang (local breakout) Het is niet toegelaten om eigen internetlijnen te voorzien zonder onderling overleg. Niet gecontroleerde internet toegang wordt enkel toegelaten bij de layer 2 oplossingen zoals hierboven beschreven. Bij een layer 3 oplossing kan DICT een oplossing aanbieden om de internetcontrole op zicht te nemen.

4 Deze local breakouts (lokale internetlijnen) vallen steeds ten laste van de entiteit/buitendienst of de externe partij waarmee wordt samen gewerkt.

5 Annex 1: Richtlijnen voor de inrichting van een datacenter en sterpunten 1. Definities Voor DICT worden de technische ruimten benoemd onder de termen datacenter, hoofdsterpunt en sterpunt. De volgende paragrafen verduidelijken dit zodat we deze ruimten op dezelfde manier kunnen interpreteren. a. Datacenter Elke technische ruimte waar er zich centrale kernapparatuur bevindt die nodig is om verschillende services aan te leveren aan verschillende sites en/of gebouwen wordt beschouwd als een datacenter. Een datacenter bevat ook de functionaliteiten van een hoofdsterpunt. b. Hoofdsterpunt Elke technische ruimte waar de centralisatie gebeurt van de verticale bekabeling, waar de lijnen van onze providers binnen komen en waar de kerncomponenten (router, firewall, apparatuur provider, telefooncentrale, ) van een site zich bevinden wordt beschouwd als een hoofdsterpunt. Een hoofdsterpunt bevat in principe ook de functionaliteiten van een sterpunt. c. Sterpunt Elke technische ruimte waar er horizontale bekabeling wordt samen gebracht wordt beschouwd als een sterpunt. Elke sterpunt wordt via verticale bekabeling verbonden met een ander sterpunt of in het beste geval rechtstreeks met het hoofdsterpunt. 2. Algemene richtlijnen Elke technische ruimte moet steeds aan een aantal algemene richtlijnen voldoen. We maken een opsplitsing naar de ruimte zelf, de racks die er dienen geplaatst te worden en de verticale en horizontale bekabeling. De inrichting van een technische ruimte is een samenwerking tussen DIN (of FACI afhankelijk van de locatie) en DICT. De regel is dat alle actieve apparatuur door DICT wordt geplaatst en al de rest door DIN. a. Technische ruimte De technische ruimte die zal uitgerust worden als sterpunt heeft voldoende ruimte rond de verschillende racks zodat alle deuren vlot open gaan en men langs iedere zijde voldoende bewegingsruimte heeft op te kunnen werken. Als er een rack wordt geplaatst dat langer is

6 dan het breed is, geldt ook de regel dat de lengte van het rack zowel langs de voor- als achterzijde even ver van de muren moet staan. Een technische ruimte bevat in principe geen ramen en is apart afsluitbaar (liefst met een badge). De technische ruimte wordt niet als stockage gebruikt voor niet-ict gerelateerd materiaal (bv poetsmateriaal of voedingswaren). b. Rack Een rack is steeds 19, 80cm breed en minstens 80cm diep. De hoogte van het rack hangt af van de functionaliteit. Standaard wordt er gekozen voor 42U, maar indien het mogelijk is kan er ook een half hoog (21U) of kleiner wandrack voorzien worden. Per rack is er een dubbele voeding voorzien en worden er twee aparte PDU s met shuko stekkers ingebouwd. De bedoeling van de dubbele voeding is om een stroompanne op een bepaalde stroomkring te kunnen opvangen. Per rack worden er voldoende patchguides (minstens 1 per 2 patchpanelen, best 1 per patchpaneel) voorzien zodat de bekabeling volgens de regels van de kunst kunnen weg gewerkt worden. Deze patchguides worden ingebouwd in het rack en zijn 19. Er moeten ook verticale kabelgeleiders voorzien worden minstens op de stijlen vooraan in het rack. Dit is een voorbeeld van een patch guide, er bestaan verschillende modellen. c. Verticale bekabeling Alle verticale bekabeling waarmee sterpunten onderling verbonden worden zijn van het type OM4 (of OS2 afhankelijk van de afstand) en wordt afgemonteerd met LC duplex op een paneel. Alle posities worden eenduidig genummerd. Het toekomen van de kabels in het rack wordt volgens de regels van de kunst weg gewerkt zodat er voldoende ruimte is voor het plaatsen van actieve apparatuur. Niet op deze manier

7 Maar wel op deze manier

8 d. Horizontale bekabeling Alle horizontale bekabeling is van het type CAT6A en wordt afgemonteerd op een RJ45 paneel. Alle posities worden eenduidig genummerd. Het toekomen van de kabels in het rack wordt volgens de regels van de kunst weg gewerkt zodat er voldoende ruimte is voor het plaatsen van actieve apparatuur. Algemeen dient men ook rekening te houden dat de horizontale en verticale bekabeling gescheiden en apart gebundeld wordt in het rack. Ook hier liever niet zoals Maar wel zoals

9 e. Werken Na het afronden van werken of aanpassingen moet de betrokken partij/aannemer alle restafval en verpakkingsmateriaal verwijderen uit de technische ruimte. 3. Specifieke richtlijnen voor een datacenter a. Ruimte De technische ruimte moet voorzien zijn van een verhoogde vloer met verplaatsbare tegels. Deze verhoogde vloer zal in de meeste gevallen ook gebruikt worden om lucht door te sturen om de actieve componenten beter te kunnen koelen. De vloer van de ruimte moet voldoende draagkracht hebben. b. Rack In datacenters maken we een onderscheid tussen dataracks en serverracks. Dataracks zijn volledig afgesloten (glazen deur). Serverracks hebben een geperforeerde deur. c. Koeling In een datacenter zijn er voldoende actieve koelmogelijkheden voorzien zodat de temperatuur niet onnodig kan oplopen en kan leiden tot het beschadigen van de actieve apparatuur. De beste optie is om dit te doen via luchtkoeling en deze te sturen langs de verhoogde vloer.

10 d. Voeding Een datacenter is voorzien van een UPS en een dieselgenerator, zodat een stroomuitval kan opgevangen worden. De UPS vangt het opstarten van de diesel op. De diesel kan worden bijgevuld zodat een continue langdurige stroomvoorziening kan worden gerealiseerd. 4. Specifieke richtlijnen voor een hoofdsterpunt a. Ruimte Bevindt zich best zo dicht mogelijk bij de straat en is centraal gesitueerd op een site zodat alle sterpunten binnen de grens van OM4 bekabeling vallen. b. Rack In een hoofdsterpunt zijn er minstens twee racks van 80*100 en 42U hoog aanwezig. Eén rack zal dienen om alle invoeren van de provider en de verticale bekabeling te laten toekomen en gedeeltelijk om netwerkapparatuur in te plaatsen. Een tweede racks zal dienen om de serverapparatuur in te plaatsen. Indien er meerdere partijen in een gebouw zitten en gebruik willen maken van de technische ruimte, moeten er extra racks voorzien worden om hun apparatuur in te plaatsen. c. Koeling Aangezien in een hoofdsterpunt een groot aantal actieve componenten staan zoals netwerkapparatuur, firewall, servers, is het absoluut aan te raden om deze ruimte ook van een koelmogelijkheid te voorzien. In de meeste gevallen is een kleine airco unit voldoende. 5. Specifieke richtlijnen voor een sterpunt a. Ruimte In sommige gevallen kan er afgeweken worden van de algemene richtlijn om een aparte afgesloten ruimte te voorzien. Dit wordt steeds in samenspraak met DICT overlegd en besproken. b. Rack In sterpunten kan er voor gekozen worden om geen volwaardige 42U racks te plaatsen aangezien er in de meeste gevallen enkel een netwerkcomponent en een paar koper- en glasvezelpanelen worden geplaatst. Dan kan men kiezen voor een half hoog rack of eventueel voor een wandmodel.