Schadevergoeding voor het leven?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Schadevergoeding voor het leven?"

Transcriptie

1 g ov e rt de n h a rt o gh Schadevergoeding voor het leven? i n l e i di ng Het heeft lang geduurd voor Nederland zijn eerste wrongful life zaak kreeg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel van de overwegingen die ons uit de internationale jurisprudentie en uit de juridische en rechtsfilosofische literatuur over het onderwerp al bekend waren in het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2005 terugkeren. Dat geldt in nog sterkere mate voor de conclusie die de Procureur-Generaal bij de h r, mr. A.S. Hartkamp, voorafgaand aan de uitspraak van de h r in cassatie openbaar had gemaakt. Meer dan het arrest bevat die conclusie een rijkdom van interessante overwegingen, niet alleen van juridische maar ook van ethische en rechtspolitieke aard. Uit de internationale jurisprudentie en de literatuur wordt één ding zonneklaar: wrongful life is een conceptueel mijnenveld. In dit artikel wil ik nagaan in hoeverre het de p g en de h r gelukt is om een begaanbare weg door dat mijnenveld te vinden. De conceptuele problematiek valt grotendeels in een tweetal clusters uiteen. (Enkele andere problemen zal ik kort aanduiden in een aantal voetnoten.) Allereerst is er de vraag of men iemand door hem het leven te geven schade kan berokkenen of onrecht aan kan doen. Kun je er op achteruitgaan in vergelijking met een situatie waarin je niet bestaat? Op deze moeilijke kwestie hoop ik elders in te gaan. 1 In dit artikel zal ik aannemen dat Kelly op het moment dat haar moeder de verloskundige raadpleegde al bestond, zodat de vraag niet kan zijn of zij geschaad is door haar bestaan te veroorzaken, maar hoogstens of zij 50

2 geschaad is door het te continueren (c.q. tijdige discontinuering onmogelijk te maken). Het tweede cluster betreft de vraag of dit inderdaad, zoals de term wrongful life suggereert, de juiste beschrijving is van de schade die Kelly door de nalatigheid van de verloskundige zou hebben geleden. Significant is dat zowel de p g als de h r die term afwijzen. Met betrekking tot dit tweede cluster zijn er enkele ac - centverschillen tussen de benadering van de p g en die van de h r. Dit blijkt al uit hun conclusie. De p g meende dat de beslissing van het Hof in de zaak Kelly in hoofdzaak in stand kon blijven, maar bepleitte om met betrekking tot de claim van Kelly zelf de normale kosten van levensonderhoud van vergoeding uit te sluiten. De h r is hierin niet meegegaan. Anderzijds bestaat er, zoals zal blijken, toch een treffende mate van overeenkomst in zienswijze tussen p g en h r. Omdat de conclusie veel uitvoeriger is dan het arrest, zal ik in eerste instantie de problematiek met be - trekking tot de aard van de schade aan de hand van de be - schouwingen van de p g uiteenzetten. Daarbij zal ik een conceptuele kaart van de mogelijke posities beschrijven die ons in staat moet stellen om de positie van de h r op die kaart te situeren, en vervolgens te evalueren. Een punt ter verheldering vooraf. Wrongful life wordt gewoonlijk onderscheiden van wrongful birth, maar eigenlijk moeten er (tenminste) drie verschillende redenen voor een claim tot schadevergoeding op grond van nalatigheid in de hulpverlening bij conceptie en zwangerschap worden onderscheiden. Om te beginnen is er de situatie waarin een vrouw ongewenst zwanger raakt, omdat een hulp - verlener ontoereikende anticonceptiemethoden heeft ge - bruikt, of haar over de risico s van de gebruikte methoden onvoldoende heeft geïnformeerd. Met de foetus hoeft dan verder niets aan de hand te zijn. In 1997 kende de h r schadevergoeding toe aan een moeder bij wie een gynaecoloog na een operatie verzuimd had een spiraaltje terug te plaatsen, en in 2002 aan een moeder bij wie een sterilisatie incompetent was uitgevoerd. In de tweede plaats is er de 51

3 situatie van de moeder van Kelly. Een kind was voor haar juist wel gewenst, maar had zij geweten dat het die bewuste erfelijke aandoening zou hebben, dan zou zij tot een abortus hebben besloten. Door nalatigheid van de hulpverlener was zij daarvan echter niet op tijd op de hoogte. Wrongful life-claims vormen de derde categorie van eisen. Zij worden onder dezelfde omstandigheden naar voren gebracht als eisen van de tweede categorie: een gehandicapt kind dat al - leen als gevolg van nalatigheid van een hulpverlener ge - boren is. Het verschil is alleen dat vergoeding wordt ge - vraagd voor de schade die het kind zelf door deze gang van zaken zou hebben geleden. De praktische betekenis hiervan blijkt in de zaak Kelly, waarin allereerst aan Kelly extra smartengeld is toegekend bovenop de vergoeding van im - materiële schade aan haar moeder, en bovendien het lu mc uiteindelijk alle kosten te dragen kreeg die er eventueel nog mee gemoeid zullen zijn te voorzien in Kelly s levensonderhoud vanaf haar 21ste levensjaar of na het overlijden van haar ouders. v e rg oe di ng vo or de h a n dic a p s of v e rg oe di ng vo or h e t be s ta a n? Een van de cruciale vragen die de eigen claim van Kelly op schadevergoeding oproept, is dus waarin precies de schade bestond die zij in het bijzonder, in onderscheid van haar ouders, ten gevolge van de nalatigheid van de verloskundige zou hebben geleden. Dit is een centraal probleem in alle wrongful-life zaken. We kunnen uit de in dit geval gebruikte cassatiemiddelen een dilemma reconstrueren dat we tevens als de samenvatting kunnen beschouwen van de redenen waarom wrongful life-claims in zoveel landen door rechtspraak of wetgeving zijn afgewezen. Dat dilemma ziet er als volgt uit. Een schadeclaim stoelt altijd op een vergelijking tussen de toestand waarin de schade is geleden, en een normale toestand waarin de ge - 52

4 laedeerde van de schade verschoond zou zijn gebleven. In zogenaamde wrongful life-zaken zijn er voor de bepaling van die normale toestand twee, en aldus het argument niet meer dan twee mogelijkheden. Het zou de toestand kunnen zijn waarin het kind door het leven gaat zonder de handicaps die haar leven nu deerniswekkend maken. Dat dit voor haar onmogelijk is, is echter niet het gevolg van de nalatigheid van de hulpverlener arts of verloskundige. Het is het gevolg van een genetisch defect in het geval van Kelly de translocatie van twee genen dat door medisch handelen niet kan worden hersteld. De normale toestand zou ook de toestand kunnen zijn waarin het kind nooit ge - boren zou zijn, omdat zijn moeder, op de hoogte gebracht van het genetisch defect, tot abortus zou hebben besloten. Dat deze toestand zich niet heeft kunnen voordoen, is wel degelijk het gevolg van de nalatigheid van de hulpverlener. Maar als dat de basis vormt van een schadevergoedingsclaim, wordt daarmee het oordeel uitgesproken dat het leven van het kind zelf per saldo een negatieve waarde heeft. Dat leven had, in het belang van het kind zelf, beter voorkomen kunnen worden. En dat, zo nog steeds het argument, is een oordeel dat niemand mag vellen, ook niet het kind zelf of haar ouders namens haar, omdat het in strijd is met de menselijke waardigheid. 2 De vraag is nu of, en zo ja hoe, dit argument gepareerd kan worden. e e n k i n d, z o n k i n d, di t k i n d De conclusie van de p g bevat allerlei passages die op onderdelen van dit dilemma ingaan. Om te beginnen gaat hij in op het beroep op de menselijke waardigheid, en het daarmee samenhangende argument dat het voor een kind psychische problemen zou kunnen opleveren zich te realiseren dat zijn geboorte ongewenst was. Deze argumentatie is destijds ook naar voren gebracht in de zaak van de 53

5 ongewenste zwangerschap die de h r begin 1997 heeft beslist. Het meest fundamentele tegenargument van de h r was toen dat het voorkomen van vooralsnog anonieme gezinsuitbreiding iets van ge heel andere orde is dan het niet wensen of aanvaarden van het kind als het eenmaal zijn individuele menselijke identiteit heeft verkregen. De aanspraak ter zake van voormelde kosten houdt uitsluitend verband met het eerste, niet met het tweede. Die kosten hebben derhalve met het gewenst zijn van het kind als mens niet van doen. De p g meent dat deze overweging mutatis mutandis ook in het onderhavige geval van toepassing is, in het bijzonder ook met betrekking tot de vordering van Kelly zelf. Dat mutatis mutandis suggereert dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen beide gevallen. Maar dat is juist de vraag. De vrouw bij wie het spiraaltje niet was teruggeplaatst wenste in het algemeen geen kinderen meer, zij had geen specifieke be zwaren tegen het kind dat zij tegen haar plannen in kreeg. Integendeel, de kosten waarvoor zij vergoeding claimde kwamen, zoals de h r opmerkt, juist voort uit het feit dat zij bereid was dat specifieke kind, toen het er eenmaal was, te aanvaarden. 3 Bij de moeder van Kelly lagen de zaken anders. Zij wenste juist wel een kind, maar niet zo n kind, niet een kind met de specifieke eigenschappen, in het bijzonder de handicaps, van Kelly. 4 En als we Kelly s claim zo interpreteren dat zij de verloskundige verwijt dat zij, gehandicapt als zij is, bestaat, dan heeft ook zij geen bezwaar tegen het bestaan van een kind. Ongewenst voor haar zou dan zelfs niet alleen de geboorte van zo n kind maar precies van dit kind zijn, niet alleen van een kind als Kelly, maar van Kelly. Maar dan lijkt het beroep op de menselijke waardigheid wel degelijk relevant, het kan althans niet met de argumentatie van de h r van 1997 terzijde worden geschoven. Het is dan immers wel degelijk het bestaan van een kind met een individuele menselijke identiteit dat als zo deerniswekkend wordt beschouwd dat zij beter af was geweest als het was voorkomen. 54

6 n i e t h e t be s ta a n, m a a r h e t g e h a n dic a p t e be s ta a n? De p g wijst deze interpretatie van de schadevergoedingsclaim echter van de hand. Kelly kan niet met succes vergoeding van schade vragen omdat zij niet geaborteerd is. Zij kan evenmin schadevergoeding vorderen omdat zij niet had willen leven of omdat zij haar leven onwaardig vindt. Of zij dat vindt is voor het recht zonder belang. Zij kan, gegeven het feit dat zij (gehandicapt) geboren is, vergoeding vragen van de door de handicaps teweeggebrachte schade... Die vordering op zichzelf verschilt niet van de vordering van een kind dat geboren is met een handicap die door een medische fout in utero is veroorzaakt. Hiermee lijkt de p g te kiezen voor de eerste hoorn van mijn dilemma: de schade bestaat er niet in dat Kelly, gehandicapt als zij is, door het leven moet, maar daarin dat zij met handicaps door het leven moet. In overeenstemming daarmee wil hij, zoals ik in mijn inleiding al aangaf, de kosten die gemoeid zijn met het normale levensonderhoud van Kelly van de schadevergoeding uitsluiten, en die vergoeding beperken tot de extra kosten die haar handicaps met zich meebrengen. 5 Dat in Hartkamps ogen de schade voor Kelly niet uit haar bestaan zelf bestaat in vergelijking met het niet-be - staan, maar uit haar gehandicapte in vergelijking met een niet-gehandicapt bestaan, wordt door andere passages in de conclusie bevestigd. 6 Significant is vooral de volgende beschouwing. De p g overweegt dat het problematisch is om als basis voor de toekenning van een schadevergoeding de situatie van Kelly te vergelijken met de (door mij eerder zo aangeduide) normale situatie die ontstaan zou zijn als de verloskundige niet nalatig zou zijn geweest, de situatie waarin Kelly niet geboren was. Hoe kun je nu de lasten en de lusten van bestaan en niet-bestaan met elkaar vergelijken? Je kunt de hypothetische situatie dat Kelly niet ter wereld was gekomen niet op geld waarderen. Deze pro- 55

7 bleemstelling suggereert op zichzelf een identificatie van de door Kelly geleden schade met het feit van haar be - staan. 7 Maar volgens de p g kan dit betrekkelijk technischjuridische probleem toekenning van een schadevergoeding niet in de weg staan, want de situatie zou toch eigenlijk volledig analoog zijn aan de situatie die zou zijn opgetreden wanneer Kelly zonder genetisch defect verwekt was, en de verwisseling van gen 4 en gen 18 vervolgens (per impossibile) in utero tot stand zou zijn gebracht. Evenals in dat geval zou de vordering van Kelly dus niet gericht zijn op haar bestaan zelf als schadefactor, maar alleen op haar gehandicapte bestaan. In feite zijn er echter fundamentele verschillen tussen beide situaties die veel dieper reiken dan het probleem van de geldelijke waardering van de toestand van niet-bestaan. Als de schade in utero zou zijn toegebracht, dan zou het achterwege laten van de fout tot gevolg hebben gehad dat er een kind hetzelfde kind!- zou zijn geboren zonder handicaps. In die situatie bestaat de schade dus inderdaad uit het gehandicapte in vergelijking met het niet-gehandicapte bestaan. Maar bij Kelly ligt de zaak totaal anders. Als de verloskundige niet nalatig was geweest, was zij niet ge - boren. Maar dat niet alleen. Wat de verloskundige ook had gedaan en hoe de ouders vervolgens ook hadden beslist, ieder kind dat zou zijn geboren (en dus verwekt) zonder de handicaps van Kelly, zou een ander kind zijn geweest dan Kelly. h e t on t br e k e n de c au sa l e v e r ba n d Dit voert ons terug naar het fundamentele bezwaar dat kan worden ingebracht tegen de interpretatie van de door Kelly geleden schade die Hartkamp lijkt te omhelzen. Als we haar schade meten door haar gehandicapte bestaan te vergelijken met een bestaan zonder handicaps, dan kan die schade niet aan de fout van de verloskundige worden toe- 56

8 gerekend. Ook de Haagse Rechtbank had al overwogen dat Kelly de verloskundige niet verweet dat zij is geboren, maar dat zij is geboren met handicaps waardoor zij moet lijden, en had opgemerkt dat tussen de nalatigheid van de verloskundige en het gehandicapte bestaan geen causaal verband bestaat. Haar handicaps zijn immers het gevolg van de plaatsverwisseling van gen 4 en gen 18, niet van het feit dat de verloskundige verzuimd heeft genetisch onderzoek te adviseren. Had de verloskundige dat wel gedaan, dan was het gevolg niet geweest dat Kelly zonder handicaps geboren zou zijn, maar dat haar bestaan voor haar geboorte zou zijn afgebroken. Dit argument staat dan ook centraal in de door het l u mc aangevoerde cassatiemiddelen. De p g doet het in één zin af. De schade waarvoor vergoeding wordt gevorderd hangt samen met het feit dat Kelly ernstig geestelijk en lichamelijk gehandicapt ter wereld is gekomen. Hoe vaag die term hangt samen ook is, het lijkt er toch op dat hij hier alsnog voor de tweede hoorn van mijn dilemma kiest: het toebrengen van schade aan Kelly had kunnen worden vermeden, niet door haar handicaps maar alleen door haar geboorte te voorkomen. 8 Tot deze positie lijkt Hartkamp niet alleen gedwongen te worden door de kwestie van het ontbrekende causale verband. Hij vraagt zich elders af welke norm de verloskundige precies heeft overtreden en omschrijft die norm door aan kinderen een recht toe te schrijven dat in dit geval geschonden zou zijn: een kind hoeft niet met ernstige handicaps door het leven te gaan. Deze formulering is op zichzelf weer dubbelzinnig, zij kan twee en niet meer dan twee betekenissen hebben. (a) Gegeven het feit dat het kind door het leven zal gaan, heeft het er recht op gevrijwaard te zijn van ernstige handicaps. Als zo n recht be - staat, kan het uiteraard alleen betrekking hebben op vermijdbare handicaps. Maar de handicaps van Kelly waren niet te vermijden. (b) Gegeven het feit dat het kind onvermijdelijk gehandicapt zal zijn, heeft het er recht op niet 57

9 door het leven te gaan. Maar dan is Kelly wel degelijk gelaedeerd doordat haar geboorte niet is voorkomen. De geformuleerde norm is niet bedoeld als een onvoorwaardelijke. Het daarmee toegekende recht zou dan im - mers door het kind ook tegen zijn ouders geldend gemaakt kunnen worden, en die mogelijkheid wijst de p g van de hand. Dat is niet onbegrijpelijk. Binnen Europa was voor 18 maart 2005 alleen in Frankrijk ooit een wrongful life vordering toegekend, in de zaak Perruche (2000). 9 Daar heeft die beslissing meteen tot zoveel commotie geleid dat het Franse parlement al in 2002 een wet aannam (bekend als de Loi Perruche) die voortaan zulke beslissingen onmogelijk moest maken. Ook in Nederland gingen onmiddellijk na de uitspraak van het Haagse hof stemmen op om zo n wet aan te nemen. Zo sprak de fractieleider van D 66, Boris Dittrich, zich daarvoor in krachtige taal uit. In Amerika zijn wrongful life-claims veel vaker aan rechtbanken voorgelegd, maar slechts een enkele maal toegewezen, tot dusver slechts in drie staten. En ook daar is die toewijzing inmiddels al in acht andere staten door wetgeving onmogelijk gemaakt. De weerstand tegen zulke vorderingen be - rust ten dele op bekommernis om de menselijke waardigheid, maar voor een groot deel ook op de opvatting dat het in strijd is met de aard van de ouder-kind relatie dat kinderen het als een onrechtmatige daad van hun ouders zouden kunnen gaan beschouwen verwekt of geboren te zijn. 10 Om die vrees te ontkrachten betoogt de p g dat het recht van het kind om niet met ernstige handicaps door het leven te hoeven gaan, afgeleid is van het zelfbeschikkingsrecht van de moeder, dat naar huidige maatschappelijke opvattingen ten grondslag zou liggen aan haar recht op abortus. 11 Ik zal mij hier niet verdiepen in de vraag hoe het ene recht precies van het andere moet worden afgeleid. 12 Waar het mij om gaat is het volgende. De moeder van Kelly kon niet besluiten of haar kind, als het geboren werd, al of niet gehandicapt zou zijn, zij kon alleen besluiten het kind, als het een genetische aanleg voor ernstige handicaps had, 58

10 al of niet geboren te laten worden. Het van haar zelfbeschikkingsrecht afgeleide recht kan (op z n best) dus ook alleen een (voorwaardelijk) recht zijn geweest om niet geboren, maar geaborteerd te worden. e e n de r de w e g? We hebben gezien dat de p g expliciet lijkt te kiezen voor de ene hoorn van mijn dilemma maar ook allerlei argumenten gebruikt die hem lijken te committeren tot de andere. Is hij alleen maar inconsistent? Of heeft hij misschien een derde weg op het oog, een weg tussen de hoorns van het dilemma door? In de juridische literatuur komt men regelmatig auteurs tegen die beide hoorns van het dilemma expliciet afwijzen, hoewel geen van hen bij mijn weten een heldere articulatie geeft van een alternatieve derde positie. Hun gedachtegang lijkt de volgende te zijn. De schade die aan Kelly vergoed moet worden bestaat op zichzelf niet uit het feit dat zij leeft, maar dat zij zo ernstig moet lijden. Dat lijden had haar echter maar op één manier bespaard kunnen worden: doordat haar moeder tot een abortus had besloten toen het nog kon. En die uitweg is door de nalatigheid van de verloskundige afgesneden. 13 Hoewel dus de schade alleen voorkomen had kunnen worden door de geboorte van Kelly te voorkomen, hoeft de eis tot schadevergoeding in deze benadering niet te impliceren dat Kelly dan beter af geweest zou zijn. Zo lijken we alsnog aan Hartkamps beroep op een recht om zonder handicaps door het leven te gaan een goede zin te kunnen geven. Dat recht van Kelly wordt noodzakelijk geschonden zodra zij door het leven begint te gaan, want dat kan zij nu eenmaal niet zonder handicaps. Maar dat haar recht is geschonden hoeft niet te betekenen dat ook haar belang, per saldo, is geschaad. 14 De barmhartige lezing van Hartkamps betoog komt er 59

11 op neer dat hij niet simpelweg inconsistent is, maar een poging doet om tussen Scylla en Charybdis door te zeilen. In zijn betoog wordt die mogelijkheid hoogstens aangeduid, niet helder omschreven. Ik zal daarom zonder verdere verwijzing naar de conclusie van de p g proberen zo n omschrijving te geven, en vervolgens nagaan of de zo gearticuleerde positie verdedigbaar is. Als toekenning van Kelly s vordering niet impliceert dat aan haar bestaan als zodanig negatieve waarde wordt toegekend, is een vergelijkbare vordering ook mogelijk in situaties waarin het voor het kind per saldo helemaal geen on - geluk is om te bestaan. Neem het volgende geval: een blinde vrouw laat zich steriliseren omdat zij zichzelf niet in staat acht toereikende zorg te dragen voor de opvoeding van een kind. Door een fout van de arts mislukt de sterilisatie zo dat zij alsnog zwanger wordt. Volgens deze benadering zou het volledig gezonde kind dat vervolgens geboren wordt schadevergoeding kunnen claimen voor het feit dat het in minder dan optimale omstandigheden ter wereld kwam. 15 Een derde weg interpretatie heeft dus grote gevolgen. Als het voor toekenning van een wrongful life-claim nodig is om vast te stellen dat het per saldo beter zou zijn geweest als het bestaan van de betrokkene voor de geboorte was beëindigd, dan houdt dat een zeer sterke beperking in van het aantal gevallen waarin het denkbaar is dat zo n claim zou kunnen worden gehonoreerd. Te denken valt aan de ziekte van Tay-Sachs of aan ernstige gevallen van dystro - phische epidermolysis bullosa. Als die voorwaarde niet wordt gesteld, is er geen principiële reden meer waarom spina bifida of zelfs Down s syndroom niet tot een wrongful life-claim zou kunnen leiden. Eigenlijk zou in ieder geval waarin ouders een te verwachten handicap van het kind als een reden beschouwen om tot afbreking van de zwangerschap over te gaan, of om af te zien van conceptie, en waarin medische fouten op die grond de basis kunnen vormen voor een wrongful birth-claim, de wrongful lifeclaim evenzeer voor toewijzing in aanmerking komen

12 In mijn weergave van het dilemma in de eerste paragraaf heb ik expliciet aangenomen dat we alleen van te vergoeden schade kunnen spreken als de handeling of de nalatigheid die de schade heeft veroorzaakt een toestand heeft teweeggebracht die slechter is voor de persoon aan wie schade is toegebracht dan de normale toestand die zonder dat handelen of die nalatigheid zou zijn ontstaan. We zouden dat een comparatief schadebegrip kunnen noemen. Ik heb de indruk dat de juridische auteurs die een derde weg interpretatie verdedigen toewillen naar een niet-comparatief schadebegrip. Er zijn bepaalde toestanden het bestaan van lichamelijk letsel is een evident voorbeeld die inherent schadelijk zijn voor de betrokkene. Ieder handelen dat zo n toestand veroorzaakt zou dan equivalent zijn aan het toebrengen van schade. Er is met recht op gewezen dat in ons dagelijks taalgebruik zo n non-comparatief schadebegrip heel gewoon is. 17 De vraag is echter of het veroorzaken van schade in deze zin genoeg is om vergoeding van schade te eisen, vooral in die gevallen waarin bij vergelijking met de normale toestand naast de schade compenserende voordelen bestaan. Wanneer is er sprake van zo n compenserend voordeel? Stel dat bij een overstromingsramp een vrouw juist voor het instorten van haar huis met behulp van een boot of een helicopter van het dak van dat huis wordt gehaald, maar de redder zich daarbij onnodige handtastelijkheden veroorlooft. Er bestaat hier geen enkel intrinsiek verband tussen deze schade en het compenserende voordeel van de redding, zodat als de normale toestand de toestand moet worden beschouwd waarin zij zowel gered wordt als van vrijpostigheden verschoond blijft. Minder eenvoudig ligt de situatie als iemand doelbewust schade toebrengt aan het eigendom van een ander, maar tegelijk op eigen initiatief naar de betrokkene een som geld overmaakt die als een alleszins redelijke vergoeding kan worden beschouwd. Hier is sprake van onrechtmatig handelen, maar ik veronderstel dat dit geen basis kan zijn voor een aanspraak op 61

13 additionele vergoedingen. Maar zelfs als dit wel het geval zou kunnen of moeten zijn, ligt de situatie toch weer heel anders in alle gevallen waarin het compenserend voordeel eenvoudig niet los van het nadeel verkregen kan worden. Zo n geval doet zich voor bij het kind van de blinde vrouw. Dit geval kan in dat opzicht vergeleken worden met de situatie van iemand die uit levensgevaar wordt gered laten we zeggen: een speleoloog die is vastgeraakt in de uitgang van een grot- maar als gevolg van het optreden van zijn redder een hand of een voet moet missen. 18 Het is inderdaad gewoon Nederlands om te zeggen dat deze persoon tijdens en door zijn redding schade heeft geleden. Maar kan hij daarom schadevergoeding eisen? Toch zeker niet als de redder aannemelijk kan maken dat het verlies van het leven niet te voorkomen was geweest zonder het verlies van de hand? (En de geredde persoon zonder meer erkent dat hij meer waarde hecht aan het bezit van zijn leven dan aan het bezit van zijn hand?) Dit verandert niet als wij niet in termen van voor- en nadelen spreken, maar van al of niet geschonden rechten. Zeker, de speleoloog heeft een recht, zelfs een onvervreemdbaar recht op lichamelijke integriteit dat er ge - woonlijk aan in de weg staat zijn hand te amputeren, maar als dat nodig is om zijn leven te redden (en hij niet in staat is zijn wil terzake te uiten) wijkt het recht. Anders zouden artsen in talloze situaties hun werk niet kunnen doen. Zelfs de notie van een recht blijkt dus een onopgeefbaar comparatief aspect te hebben: het recht wordt niet geschonden als het door dat recht beschermde subjectieve belang moet worden opgeofferd voor een groter belang (van dezelfde persoon!). 19 na de l e n t e l l e n, vo or de l e n n i e t Is de situatie van de speleoloog inderdaad te vergelijken met die van het kind van de blinde vrouw? In de recente 62

14 rechtsfilosofische literatuur vindt men argumenten die er toe strekken dat te betwisten. Deze argumenten leiden tot een variant op de derde weg. In deze variant wordt niet ontkend dat een vordering tot schadevergoeding op een vergelijking met een normale toestand moet berusten, en dat die vergelijking bij de speleoloog tot een afwijzing van de vordering moet leiden, ook al is hem schade toegebracht. Betwist wordt dat die vergelijking bij wrongful lifeclaims tot hetzelfde resultaat leidt, ook al wordt erkend dat het leven van de betrokkene als geheel voor hem of haar positieve waarde heeft. Allereerst is aangevoerd dat het verlies van zijn leven voor de geredde speleoloog inderdaad het grotere kwaad zou zijn geweest, maar dat het voor de vrucht waarvan de blinde vrouw zwanger was, niet zo n groot verlies, misschien zelfs helemaal geen verlies was om niet geboren te worden. 20 De overweging daarbij is dat ophouden-te-be - staan pas een verlies, dan wel een groot verlies, is als je je van jezelf bewust kunt zijn als een wezen met een verleden, heden en toekomst en als je daarom plannen kunt hebben voor de toekomst die door je dood niet kunnen worden gerealiseerd. Een foetus en een pasgeboren kind kunnen zelf nog geen waarde hechten aan een voortgezet leven, en daarom heeft het voor hen ook geen, of althans minder waarde. Ook als we deze redenering accepteren, volgt daaruit echter niet dat het dús het grotere kwaad is om het kind te zijn van een vrouw die zichzelf de opvoeding niet toe - vertrouwt. Dat is nog steeds alleen maar een aspect van het bestaan dat van het bestaan zelf niet losgemaakt kan worden. En dus blijft de enige relevante vergelijking die tussen zó bestaan en niet bestaan. Het gezonde kind van de blinde vrouw kan daarom alleen een schadevergoeding claimen als het terugkijkend wenst nooit geboren te zijn. Als na mens dat kind al voor of kort na zijn geboorte een vordering zou worden ingesteld op basis van de nu nog zo geringe waarde van zijn leven, zou de passende reactie 63

15 zijn: wacht maar even af, de balans zal zich vanzelf herstellen. Een ander argument van dezelfde strekking is het volgende. Aan de speleoloog wordt schade toegebracht om grotere schade te voorkomen, en dan is het toegestaan om de nadelen te salderen. Maar is het even onproblematisch om voor- en nadelen te salderen? In het algemeen is het onrechtmatig om iemand schade toe te brengen, maar niet om na te laten hem een voordeel van vergelijkbare omvang te bezorgen. Daaruit lijkt te volgen dat het ook onrechtmatig is hem schade toe te brengen (of na te laten schade te voorkomen) om hem daardoor een compenserend of zelfs meer dan compenserend voordeel te kunnen bezorgen. Nadelen tellen, voordelen niet. Primum non nocere. Om dit onderscheid te kunnen toepassen moeten we kunnen vaststellen waar het nalaten schade te voorkomen overgaat in het nalaten voordeel te bezorgen. Zowel bij de speleoloog als bij het kind van de blinde vrouw gaat het echter om leven of dood. Door zo te handelen dat, weliswaar niet opzettelijk maar toch wel in feite, zijn leven ge - continueerd wordt, wordt dus bij het kind evengoed schade voorkomen als bij de speleoloog. Als werkelijk alleen nadelen zouden tellen en voordelen niet, heeft dat bovendien enkele hoogst problematische consequenties. Geen enkel leven is geheel zonder nadelen, en dus zou het krijgen van een kind altijd een onrechtmatige daad jegens dat kind impliceren. Every life a wrongful life. Sommige auteurs lijken bereid deze gevolgtrekking met enige slagen om de arm te maken, 21 maar in mijn ogen is het een reductio ad absurdum. Een niet minder problematische consequentie is dat het onmogelijk wordt om überhaupt schade te vergoeden : zo n vergoeding bestaat immers uit het toekennen van compenserende voordelen. Ook bij de zwakkere stelling dat nadelen in elk geval zwaarder tellen dan voordelen dreigen zulke problematische consequenties. En is die stelling intuïtief wel zo overtuigend als beweerd wordt? De auteur die er de sterkste 64

16 verdediging van heeft geboden is Seana Shriffin. 22 Significant is dat zij kennelijk grote moeite heeft gehad daarbij een aannemelijk voorbeeld te vinden. Het voorbeeld waarmee zij uiteindelijk op de proppen komt, is een klassiek exemplaar van een desert island story dat alle nadelen van zulke geconstrueerde ficties heeft. Tussen twee eilanden is geen enkele vorm van verkeer of communicatie mogelijk. Een rijkaard die op het ene eiland woont, koestert warme gevoelens ten opzichte van de bewoners van het andere. De enige manier waarop hij aan die gevoelens uiting kan geven, is door over dat eiland te vliegen en daarbij goudstaven af te werpen. Een van de bewoners wordt door een goudstaaf getroffen en moet als gevolg daarvan een arm missen. Het risico was te voorzien. De standaard vergoeding voor het verlies van een arm op het eiland is een miljoen, maar de goudstaaf die de eilandbewoner heeft be - machtigd is wel vijf miljoen waard. Toch zou hij volgens Shriffin aanspraak (moeten) kunnen maken op schadevergoeding. Het probleem met zo n verhaal is dat de auteur allerlei stipulaties maakt die moeilijk serieus te nemen zijn: de rijkaard kan de eilandbewoners op geen enkele andere ma - nier bevoordelen, hij kan ze niet waarschuwen, hij weet zeker dat ze liever een goudstaaf hebben dan een arm, etcetera. Eén reden waarom we misschien geneigd zijn met de getroffen eilandbewoner te sympathiseren zou kunnen zijn dat het zo moeilijk voorstelbaar is dat aan al die voorwaarden echt is voldaan. Als dat zo is, lijkt het me verre van vanzelfsprekend dat een schadevergoedingsclaim zou moeten worden toegewezen. Dat neemt niet weg dat het handelen van de rijkaard onrechtmatig is. Hoe kan het dat zijn als hij de eilandbewoner per saldo bevoordeelt? Een reden zou kunnen zijn dat hij met betrekking tot de rela - tieve waarde van het bezit van goudstaven en ledematen, geheel afgaat op zijn eigen oordeel. Grondrechten als het recht op leven en op lichamelijke integriteit, beschermen ons echter niet alleen tegen aantasting van onze funda- 65

17 mentele belangen, maar ook tegen het notoir onbetrouwbare oordeel van anderen omtrent het gewicht van die be - langen. 23 Maar zulke overwegingen spelen bij het handelen dat leidt tot continuering van het leven van het kind van de blinde vrouw geen rol. Doorslaggevend is tenslotte de volgende overweging. Er bestaat wel degelijk een significant verschil tussen de casus van de speleoloog en die van het kind van de blinde vrouw. De redder heeft de schade voor de speleoloog het verlies van diens arm- veroorzaakt, al was het ook om grotere schade te voorkomen en daarom niet onrechtmatig. Maar als niet het bestaan van het kind als een nadeel wordt beschouwd maar alleen zijn omstandigheden, moeten we vaststellen dat de hulpverlener door zijn nalatigheid die om standigheden, en dus de schade niet veroorzaakt heeft. Zij heeft zijn bestaan, en daarmee zijn bestaan onder die omstandigheden niet voorkomen, maar daarmee die om - standigheden nog niet gecreëerd. De enige relevante vraag is dus of het bestaan onder die omstandigheden een voorof een nadeel is, en als het geen nadeel is, is er geen schade die de hulpverlener kan worden aangerekend. Mijn conclusie is dan ook dat de derde weg een doodlopende weg is. de p o s i t i e va n de ho g e r a a d Ook de positie van de Hoge Raad met betrekking tot ons fundamentele dilemma laat aan duidelijkheid te wensen over. Maar de accenten liggen, zoals ik in mijn inleiding al opmerkte, toch iets anders dan bij Hartkamp. In het algemeen is de h r zich er duidelijk van bewust dat niets wat de verloskundige of de ouders hadden kunnen doen Kelly een leven zonder handicaps had kunnen geven. Een enkele zin die het tegendeel suggereert Kelly heeft recht op vergoeding van immateriële schade, omdat zij door haar (aanzienlijke) handicaps, die haar ouders haar hadden willen 66

18 besparen, in haar persoon aangetast is (r.o. 4.18) moet als een lapsus worden beschouwd. In overeenstemming daarmee wijkt de h r dan ook zoals we zagen van het advies van de p g af door de volledige kosten van Kelly s levensonderhoud, ook na haar 21ste jaar, voor vergoeding in aanmerking te laten komen, niet alleen de additionele kosten die veroorzaakt worden door haar handicaps. Hoewel de h r vaststelt dat de ouders zowel hun dochter Kelly als zichzelf de ernstige handicaps waarmee Kelly vanaf de conceptie was behept, hadden willen besparen, en daarom Kelly voor haar bestaan hadden willen behoeden 24 (mijn cursivering), schrikt de h r er toch voor terug om ondubbelzinnig voor de tweede hoorn van het dilemma te kiezen. De toewijzing van de onderhavige vordering is... niet gebaseerd op het oordeel dat het gehandicapte be - staan van Kelly lager moet worden gewaardeerd dan haar niet-bestaan, maar op het feit dat...moet worden aangenomen dat het l u mc en de verloskundige onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door tekort te schieten in de nakoming van de zorgplicht die zij ook jegens de nog on - geboren vrucht hadden. (r.o. 4.15) De tegenstelling die in deze passage wordt geconstrueerd is moeilijk te begrijpen. Uiteraard kunnen we de formulering niet letterlijk nemen: de toewijzing kan niet alleen berusten op de vaststelling dat de verloskundige haar zorgplicht niet heeft nageleefd, we zullen moeten be - grijpen dat doordat de verloskundige in haar verantwoordelijkheid voor de behartiging van een belang van Kelly tekort is geschoten, dientengevolge dat bewuste belang ook metterdaad is geschaad. Maar als dat niet het belang was om zonder handicaps geboren te worden, welk ander belang kan het dan zijn dan het belang om helemaal niet geboren te worden? De h r verwijst hier naar een eerdere passage in het arrest (r.o. 4.13) waarin betoogd wordt dat Kelly geen recht had op haar niet-bestaan. Haar moeder had immers, ook als zij op de hoogte was geweest van Kelly s genetische 67

19 aanleg, een discretionaire bevoegdheid gehad om al of niet tot zwangerschapsafbreking te besluiten, en zou ook dan dus geen recht van Kelly hebben geschonden door dat niet te doen. Dan kan ook de plicht van de verloskundige er niet uit bestaan hebben zo n recht van Kelly te respecteren. 25 Maar ook al had Kelly geen recht op het niet-bestaan, zij moet daar belang bij hebben gehad. Welk ander belang kan immers de zorgplicht van de verloskundige hebben opgeroepen en als gevolg van haar nalatigheid zijn geschaad? 26 Maar in de geciteerde zin weigert de h r nu juist het bestaan van zo n belang te erkennen. Dat kan alleen begrepen worden als we ook aan de h r een derde weg conceptie van de te vergoeden schade toeschrijven: een schade die veroorzaakt is door onrechtmatig handelen en daarom voor vergoeding in aanmerking komt, ongeacht de eventuele compenserende voordelen die door datzelfde handelen zijn veroorzaakt. 27 De zorgplicht functioneert dan in de motivatie van de h r op dezelfde manier als het (door de h r blijkbaar niet omarmde) recht om zonder ernstige handicaps door het leven te gaan in het betoog van de p g : beide noties snijden een vergelijking af met de toestand die zou zijn opgetreden als de plicht was nageleefd, c.q. het recht gerespecteerd. Ik heb eerder laten zien waarom zo n derde weg onbegaanbaar is. Als het voor Kelly per saldo geen nadeel zou zijn om te bestaan, dan kan een bepaald nadelig aspect van dat bestaan dat er onvermijdelijk mee is verbonden en dan ook door niemand had kunnen worden voorkomen, niet op zichzelf als een vorm van schade worden aangemerkt die om een vergoeding vraagt. Laat staan de toegekende vergoeding voor alle aan het bestaan verbonden kosten. Dat de h r weigert een waardeoordeel uit te spreken over Kelly s gehandicapte bestaan in vergelijking met haar niet-bestaan, berust niet alleen op de vrees dat zwaar-ge - handicapte kinderen een recht op niet-bestaan ook tegenover hun ouders zouden kunnen laten gelden. Het berust vooral op de erkenning dat zo n beoordeling in strijd zou 68

20 zijn met de waardigheid van de persoon. De geciteerde passage dient ter bevestiging van de stelling dat de rechter door de vordering van Kelly toe te wijzen niet de menselijke waardigheid van het gehandicapt geboren kind ontkent, of daaraan tekort doet. Als aan die toewijzing wel een waarderende vergelijking van bestaan en niet-bestaan ten grondslag had gelegen, was kennelijk wel aan de waardigheid van Kelly s persoon getornd. 28 Maar dat betekent dat de h r evenmin als de p g een bevredigend antwoord op het dilemma heeft gevonden. Iedere poging om een toerekenbaar nadeel te identificeren dat niet samenvalt met het nadeel van Kelly s bestaan moet stranden, maar dat Kelly schade zou hebben geleden door het enkele feit dat zij (nog) bestaat, beschouwt de h r als een oordeel dat in strijd komt met de menselijke waardigheid. De h r had het principale cassatieberoep dus niet kunnen verwerpen op de gronden die hij daarvoor in feite heeft aangevoerd. w ron g f u l l i f e e n de wa a r digh e i d va n de m e n s Ik concludeer dat een vordering als die van Kelly alleen kan worden toegewezen als men bereid is te erkennen dat zij schade heeft geleden door het enkele feit dat haar geboorte niet is voorkomen. 29 En dan bedoel ik: schade in comparatieve zin, een nadeel in vergelijking met het lot dat haar deel was geweest als haar leven nog tijdens de zwangerschap van haar moeder was beëindigd, en een nadeel waar geen compenserende voordelen tegenover staan. Is dat oordeel, zoals de h r kennelijk meent, nu inderdaad in strijd met de menselijke waardigheid? Moet een vordering die op dat oordeel stoelt, inderdaad, zoals zoveel rechters en wetgevers in het buitenland met de verweerders in cassatie menen, op die grond worden afgewezen? We hebben al gezien dat deze fundamentele objectie 69

21 niet kan worden teruggewezen met de argumenten die de h r in 1997 in een geval van ongewenste zwangerschap naar voren bracht. Op het ogenblik dat de verloskundige haar fatale fout maakte, was er in utero immers al een vrucht aanwezig die beschouwd kan worden als identiek met de latere persoon van Kelly. 30 Het gevolg van de fout was dat het bestaan van dat unieke menselijk wezen werd voortgezet tot op het moment waarop zijn leven onder de volledige rechtsbescherming van het recht op leven viel. Nu kun je je om te beginnen afvragen of het beroep op de menselijke waardigheid voor en na dat ogenblik dezelfde kracht heeft. Als een vrouw besluit tot abortus omdat zij vernomen heeft dat haar vrucht gehandicapt is, is haar beslissing dan in strijd met de menselijke waardigheid? Is dat in het bijzonder het geval als haar beslissing niet berust op de verwachting dat de verantwoordelijkheid voor een zodanig gehandicapt kind voor haar zelf te zwaar zou zijn om te dragen, maar zij geen kind ter wereld wenst te brengen dat vanaf het begin grotere moeilijkheden te overwinnen heeft dan andere kinderen? Hierover zou veel te zeggen zijn, maar op dit moment kan ik daarvan afzien. 31 Een tweede vraag is namelijk of een mens die op enig ogenblik na zijn geboorte, bijvoorbeeld in de eindfase van een slopende ziekte, tot de conclusie komt dat het voor hem beter zou zijn het leven vanaf dit punt niet voort te zetten, daarmee zelf getuigt van een gebrek aan zelfrespect, van een tekortschietende erkenning van de waardigheid van zijn persoon. De Nederlandse wetgeving betreffende euthanasie en hulp bij zelfdoding berust op de opvatting dat dit niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn. (Ik wil niet uitsluiten dat het mogelijk is dat een patiënt te gemakkelijk afstand doet van het leven en daarmee aan de waardigheid van zijn persoon tekort doet. 32 ) Veeleer kan een verzoek om euthanasie juist door overwegingen betreffende de waardigheid van de eigen persoon worden ingegeven. Deze overweging geldt niet alleen voor een beslissing 70

22 tot euthanasie of (hulp bij) zelfdoding. Veel vaker worden artsen geconfronteerd met de vraag of zij een behandeling, bijvoorbeeld kunstmatige beademing of voeding, zullen voortzetten bij een stervende patiënt die zijn wil niet meer kan uiten, terwijl die behandeling weliswaar op zichzelf niet bijzonder belastend is, maar geen ander effect heeft dan de verlenging van een leven dat voor de patiënt zelf alleen nog maar een last is. Ook de beslissing om zo n be - handeling te beëindigen hoeft niet te getuigen van gebrek aan respect voor de menselijke persoon. Essentieel daarbij is dat het oordeel over de waarde van een voortgezet leven een oordeel is vanuit het gezichtspunt van de betrokkene zelf: het betreft de waarde van dat leven voor hem. Dus niet de waarde van zijn leven voor zijn familieleden of voor de maatschappij. Wat de menselijke waardigheid aantast is alleen de opvatting dat iemands leven maar beter kan eindigen omdat het een last is voor anderen, of omdat het niet voldoet aan de een of andere veronderstelde objectieve maatstaf ( lebensunwertes Leben ). 33 Als levensbeëindiging op verzoek en de beslissing af te zien van levensverlengende behandeling de menselijke waardigheid niet hoeven aan te tasten, geldt dat a fortiori ook voor wrongful life-claims. no t e n 1 Deze vraag is in elk geval van belang voor wrongful lifevorderingen waarin de nalatigheid begaan werd op een moment vóór de verwekking van het kind. Het bekendste voorbeeld is een Israëlische rechtszaak, besproken in D. Heyd, Genethics: Moral issues in the creation of people (Berkeley 1992), hfdst. 2. Ook al kun je er niet op (voor- of) achteruitgaan door te beginnen te bestaan, je kunt dat wel door op te houden te bestaan Wat dan vergeleken wordt is het kortere en het langere leven van een en dezelfde persoon. Zie over deze problematiek Heyd, a.w., en 71

23 G.a. den Hartogh, Het filosofisch gehalte van de medische ethiek: de casus wrongful life, in: J. Braeckman, B. de Reuver en Th. Vervisch (red.), Ethiek van d n a tot 9/11, Amsterdam De alternatieve opvatting dat het wel een voor- of een nadeel voor iemand kan zijn om tot het bestaan te worden geroepen (zoals die o.a. verdedigd is door Joel Feinberg, die daarin in deze bundel bijval krijgt van Piret) hoop ik kritisch te bespreken in een artikel met de voorlopige titel Not to be born were best. Aan deze problematiek wordt in de jurisprudentie zelden aandacht besteed. Dat gebeurt in de conclusie en in het arrest alleen al daarom niet, omdat zowel de p g als de h r menen dat zij de vraag of voor Kelly het enkele feit van haar bestaan van negatieve of positieve waarde is niet hoeven te beantwoorden. 2 De conclusie van de p g bevat vele verwijzingen naar dit argument. Zo meende het Bundesgerichtshof dat het in strijd zou zijn met artikel 1 van het Grundgezetz ( Die Würde des Menschen is unantastbar. ) is om het bestaan van een kind als schadepost op te vatten. En volgens het Supreme Court of New Jersey is life more precious than non-life, ongeacht de condities van dat leven. 3 h r 21 februari 1997, n y 199, 145. De h r zegt hetzelfde over de ouders van Kelly, maar die hadden terzake geen keus. 4 De formulering van de h r dat de ouders geen schade hebben geleden door het enkele feit dat Kelly is geboren, is dus onjuist. Bedoeld is: door het enkele feit dat een kind is geboren. 5 Hij stelt niet voor die beperking ook te maken met betrekking tot de claim van de ouders, zoals dat door verschillende buitenlandse auteurs en in Nederland o.m. door Kortmann is bepleit. De schade die zij lijden mag kennelijk wel geacht worden er in te bestaan dat zij een kind hebben met de handicaps van Kelly, en niet alleen in de handicaps van Kelly. Als men geen vordering namens Kelly zou aanvaarden die gericht is op vergoeding van de schade van haar 72

24 bestaan, omdat erkenning van zo n claim met de mense - lijke waardigheid in strijd zou zijn, rijst dan de vraag waarom dat voor de vordering van Kelly s ouders niet geldt. Kennelijk is het antwoord daarop van p g en h r : omdat de schade van de ouders fundamenteel daarin bestaat dat de moeder niet in staat is gesteld haar zelfbeschikkingsrecht uit te oefenen. 6 Die neiging deelt hij met verschillende Franse, Amerikaanse en Israëlische rechters die sympathiseren met een claim als die van Kelly, maar er voor terugschrikken iemands leven als een schadepost te bestempelen, zie enkele frappante citaten in Heyd, a.w., hfdst. 2. Soms speelt ook de overweging een rol dat het onrechtvaardig tegenover Kelly zou zijn haar een schadevergoeding te onthouden die wel zou worden toegekend aan een kind dat een vergelijkbaar defect in utero oploopt, vgl. J.H. Nieuwenhuis, Hellend vlak. Kelly en de claimcultuur, in: n j b, 2003/27, p In brede kring is het arrest van de h r beschouwd als voornamelijk gemotiveerd door deze overweging, vgl. Loth in deze bundel. Maar het is natuurlijk evenzeer een vraag van rechtvaardigheid of men eenzelfde schadevergoedingsplicht kan opleggen aan hulpverleners die wel vergelijkbare fouten hebben gemaakt maar met heel verschillende gevolgen. Rechtvaardigheid kijkt niet alleen naar uitkomsten maar ook naar de manier waarop die tot stand komen. En dat zeker in het aansprakelijkheidsrecht. 7 Overigens is dit probleem, zoals de p g en ook de h r het formuleren, een schijnprobleem. Niet-bestaan is niet een mysterieuze toestand waarover wij gebrekkig geïnformeerd zijn, (t)he undiscover d country from whose bourn No traveller returns, zoals Hartkamp uit het betoog van een Law Lord citeert. (Voor een aantal soortgelijke passages in de internationale jurisprudentie, zie Heyd, t.a.p.) Aan het niet-bestaan zijn geen kosten of baten verbonden. Aan ophouden te bestaan kunnen wel kosten en baten verbonden zijn, zoals het onvoltooid blijven van een levenswerk of het vermijden van lijden. En aan niet beginnen te 73

25 bestaan kunnen we wellicht zelfs geen nulwaarde aan vooren nadelen toeschrijven, omdat we de vraag niet kunnen beantwoorden wiens voor- en nadelen het zijn, vgl. noot 1. Bij een claim als die van Kelly kan het epistemische probleem niet zijn hoe we haar niet-bestaan, maar hoogstens hoe we haar bestaan moeten waarderen. Als we die waarde als onherroepelijk negatief beschouwen, ligt de conclusie dat alle daaraan verbonden kosten voor vergoeding in aanmerking komen voor de hand. Het vermeende epistemische probleem van de onmogelijke vergelijking wordt (ook in deze bundel) regelmatig verward met het in voetnoot 1 aangeduide logische probleem. 8 We kunnen hier echter ook in lezen dat Hartkamp mijn dilemma niet accepteert. 9 Zie Loth in deze bundel over deze zaak. 10 Merkwaardig aan deze opvatting is dat de toch wel prea - labele vraag of zijn bestaan voor een kind onder bepaalde omstandigheden geen grond kan zijn voor een gerechtvaardigd verwijt aan zijn ouders, zo niet eens gesteld kan worden. Vgl. J. Harris, Wonderwoman and Superman (Oxford/New York 1993), hfdst. 3 en Bij deze door de h r onderschreven opvatting van het recht op abortus is juridisch wel een vraagteken te plaatsen. Volgens de Wet Afbreking Zwangerschap wordt een beslissing tot abortus alleen uitgevoerd indien de nood situatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt. Ook al wordt het uitsluitend aan haar overgelaten om vast te stellen of er van zo n noodsituatie sprake is, kan men toch niet zeggen dat hiermee een zelfbeschikkingsrecht is erkend. Zo n recht zou de vrouw immers de discretionaire be voegd heid geven tot abortus te beslissen om haar regarderende redenen. Het Bundesgerichtshof wees in 1983 de gedachte aan een contract met beschermende werking voor derden af omdat het recht op abortus alleen het belang van de moeder beschermt. Als de h r zegt dat er naar huidige maatschappelijke opvattingen een zelfbeschikkingsrecht op abortus bestaat, moeten we blijkbaar concluderen dat die 74

26 maatschappelijke opvattingen prioriteit hebben t.o.v. de intentie van de wetgever. 12 Een kanttekening daarbij in voetnoot Zie C.H. Sieburgh, Het zijn en het niet. De beoordeling in rechte van de gevolgen van een niet-beoogde conceptie of geboorte, in: S.C.J.J. Kortmann en B.C.J. Hamel red., Wrongful Birth en Wrongful Life, Deventer 2004, vgl. ook H.C.F. Schoordijk, Wrongful Life acties en het belang van het kind, in: A. van der Linden en P. Vlaardingerbroek red. Met het oog op het belang van het kind, Deventer Aangezien dit recht van Kelly alleen maar geldend gemaakt had kunnen worden door haar te aborteren, blijft de toekenning van zo n recht, ook als een voorwaardelijk recht, strijdig met in het begin van par. 3 geciteerde uitspraak dat Kelly geen schadevergoeding kan vragen omdat zij niet geaborteerd is. 15 Omdat het hier gebruikte schadebegrip niet comparatief is, vervalt ook de tegenwerping dat er in zo n geval van preconceptuele nalatigheid geen normale toestand is die als een toestand van het betrokken kind kan worden beschouwd, vgl. noot Vgl. Loth in deze bundel over het gebrek aan begrenzing in de overwegingen van de h r. Ik wil overigens beslist niet uitsluiten dat het moreel kritiseerbaar kan zijn bewust een gehandicapt kind op de wereld te zetten, bijvoorbeeld door het via pre-implantatiediagnostiek uit te zoeken. Dat zou zelfs, zoals Harris a.w. stelt, kritiseerbaar kunnen zijn in een mate die het strafrecht interesseert. Het kan echter pas tot aansprakelijkheid jegens het kind leiden als dat kind veroordeeld is tot een leven dat erger is dan de dood. Eerst in dat geval gaat het om een person-affecting en niet een impersonal morele overweging, vgl. D. Parfit, Reasons and Persons, Oxford J. Harris, a.w.; S. Valentine Shriffin, Wrongful life, pro - creative responsibility, and the sginificance of harm, Legal Theory 5 (1999), p Harris trekt uit deze obeservatie geen conclusies m.b.t. aansprakelijkheid, Shriffin wel. 75

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 7

Samenvatting. Samenvatting 7 Samenvatting Levensbeëindiging het veroorzaken of bespoedigen van de dood door het toedienen van een middel met het doel het leven te bekorten is strafbaar als doodslag of moord. Onder omstandigheden kan

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

De rechten van grootouders

De rechten van grootouders Mr E.L.M. Louwen advocaat familierecht/mediator Bierman advocaten, Tiel De rechten van grootouders Wet Al jaren vragen grootouders aan de rechter om een omgangsregeling met hun kleinkinderen. Al jaren

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-157 d.d. 21 mei 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. B.C. de Vries, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-262 d.d. 17 september 2012 (prof. mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. drs. D.J. Olthoff,

Nadere informatie

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de klacht van: 1. A, in zijn hoedanigheid van hoofdinspecteur voor de geestelijke Gezondheidszorg

Nadere informatie

C/13/555974 / HA ZA 13-1827 28 oktober 2015 8 oordeel dat met deze uitingen sprake was van misleidende publieke berichtgeving. VEB en de stichting stellen dat door deze uitingen de gedupeerde beleggers

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-80 d.d. 19 maart 2013 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING I. Introductie 1. De toekenning van billijke genoegdoening is geen automatisch gevolg van de vaststelling door het Europees Hof voor

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Algemeen Als u vermoedt dat een beroepsbeoefenaar uw rechten heeft geschonden, kunt u hem of de zorginstelling waarbinnen hij werkt aansprakelijk stellen. Volgens

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-387 (mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. E.C. Ruinaard, mr. A.P. Luitingh, leden en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-174 d.d. 12 juni 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Goudse Schadeverzekeringen N.V, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: Aangeslotene,

Goudse Schadeverzekeringen N.V, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: Aangeslotene, Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-233 d.d. 17 augustus 2015 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Autoverzekering. Consument heeft een

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-103 d.d. 2 april 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1

Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1 UIT DE PRAKTIJK Mr. J.P. Eckoldt * Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1 Onenigheden in het internationale handelsverkeer leiden regelmatig tot grensoverschrijdende

Nadere informatie

faillissement 18 Rechtspraak 28

faillissement 18 Rechtspraak 28 28 - De looptijd van de schuldsaneringsregeling na voorafgaand faillissement Eva Timmermans Rechtbank Den Haag 27 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:7671 1. Inleiding In de wet staat dat de termijn van de schuldsaneringsregeling

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-419 (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 3 augustus 2016 Ingediend door : Consumenten

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet. Nummer 200043 / 5.B603 Betreft

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-160 d.d. 22 mei 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L.Hendrikse en mr. E.M. Dil-Stork, leden, en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 52 d.d. 14 juli 2009 (mr R.J. Verschoof, voorzitter, mr drs M.L. Hendrikse en mr M.M. Mendel) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

Uitspraak Commissie van Beroep

Uitspraak Commissie van Beroep Uitspraak Commissie van Beroep Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 40 d.d. 22 februari 2010 (mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren H. Mik RA en R.H.G. Mijné) Samenvatting Adviesrelatie.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 37 d.d. 17 februari 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. A.W. H. Vink) Samenvatting Consument claimt tweemaal

Nadere informatie

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Feiten In 2007 vindt een ongeval plaats tussen twee auto s. De ene wordt

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146 Rapport Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september 2012 Rapportnummer: 2012/146 2 Klacht Verzoekster, een BV, klaagt erover dat de Huurcommissie te Den Haag haar verzoek

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een op 3 juni 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een op 3 juni 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-026 d.d. 31 augustus 2016 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. A.S. Hartkamp, mr. C.A. Joustra en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-322 d.d. 13 november 2012 (mr. E.M. Dil-Stork, voorzitter, mr. A.P. Luitingh en mr. J. Th. de Wit, leden en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer,

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de

Nadere informatie

t twaalfuurtje van deze week 9 april 2014

t twaalfuurtje van deze week 9 april 2014 t twaalfuurtje van deze week 9 april 2014 Makelaar adviseert te hoge vraagprijs; wel beroepsfout, geen schadeplichtigheid Op 26 maart 2014 heeft de rechtbank Den Haag een interessant vonnis gewezen met

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015 LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015 School stelt zich ten opzichte van gescheiden vader partijdig op. Moeder krijgt informatie die de vader

Nadere informatie

Een wonderlijke vordering zonder ongewenste gevolgen

Een wonderlijke vordering zonder ongewenste gevolgen Wrongful life Een wonderlijke vordering zonder ongewenste gevolgen mr. Lucien Ridderbroek studeert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; schreef scriptie over de aanvaardbaarheid van wrongful life-claims

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-208 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars R.A., leden en mr. A. Westerveld, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 november 2014 binnengekomen klacht van: [A] wonende te [B]

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING 9.8.2017 ZAAK C-491/17 2. De behandeling van de zaak te schorsen totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 214 d.d. 6 september 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Lijfrenteverzekering, informatieplicht.

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

LEI Plagiaat ongegrond

LEI Plagiaat ongegrond CASUS WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT 2016 LEI Plagiaat ongegrond Universiteit Leiden 1. Onderwerp van de klacht Plagiaat 2. Advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit 25 mei 2016 De Commissie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 7 mei 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 7 mei 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-204 d.d. 11 juli 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. M.L. Hendrikse, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-251 d.d. 20 augustus 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Aansprakelijkheidsverzekering,

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-312 d.d. 5 november 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter en mr. P.E. Roodenburg, secretaris) Samenvatting Partijen verschillen van mening

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBROT:2015:5262 Rechtspraak.nl Print uitspraak pagina 1 van 5 2772015 ECLI:NL:RBROT:2015:5262 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24072015 Datum publicatie 25072015 Zaaknummer 3437926 cv expl 1445430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S17b-07 Datum uitspraak: 22 oktober 2010 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: J. P. de Ridder te Voorburg verder te noemen: De Ridder, tegen:

Nadere informatie

Voorbeeldanalyse ethisch dilemma volgens het stappenplan

Voorbeeldanalyse ethisch dilemma volgens het stappenplan Voorbeeldanalyse ethisch dilemma volgens het stappenplan Case Enscenering: sollicitatiegesprek in de kamer van Henk Dunker, directeur van Cosmetrics, een middelgroot bedrijf in huidverzorgingsproducten.

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-67 d.d. 2 maart 2012 (prof.mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-029 d.d. 23 september 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Proces. 1.1 De Commissie is met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken tot haar uitspraak genomen:

Samenvatting. 1. Proces. 1.1 De Commissie is met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken tot haar uitspraak genomen: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-391 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter, mr. S.W.A. Kelterman, mr. L. van Berkum, leden en mr. S. Rutten, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-233 d.d. 6 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting Consument en Aangeslotene hebben

Nadere informatie

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, 21 October 1959. F. No. 14043. D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-hertogenbosch van 6 Maart 1959

Nadere informatie

Aanvraag bijzondere bijstand Sociale Dienst Amsterdam, regio Noord

Aanvraag bijzondere bijstand Sociale Dienst Amsterdam, regio Noord Rapport Gemeentelijke Ombudsman Aanvraag bijzondere bijstand Sociale Dienst Amsterdam, regio Noord 17 december 2004 RA0409921 Samenvatting Verzoeker heeft een chronische ziekte en vraagt bijzondere bijstand

Nadere informatie

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven:

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven: Pagina B 1 Samenvatting inleidende les ethiek 8/02/06 ETHIEK. Filosofie is denken, hard nadenken over vanalles en nog wat, en hoort eigenlijk bij ethiek. Ethiek zelf kan me ook een beetje vergelijken met

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-172 d.d. 23 april 2014 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. E.J. Heck, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-109 d.d. 4 april 2012 (mr. R.J. Paris, voorzitter, drs. A. Adriaansen en mevrouw mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. B.C. Donker, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 vra2005vws-10 29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2005

Nadere informatie

: beleid naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake planschade-overeenkomsten

: beleid naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake planschade-overeenkomsten Raad : 30 september 2003 Agendanr. : 11 Doc.nr : B 2003 11821 Afdeling: : Bouwen en Wonen RAADSVOORSTEL Onderwerp : beleid naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake planschade-overeenkomsten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2

Nadere informatie

1. Procedure. 2. Feiten

1. Procedure. 2. Feiten Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 155 d.d. 23 augustus 2010 (mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren G.J.P. Okkema en prof. drs. A.D. Bac RA) 1. Procedure De Commissie

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 11 april 2011 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 11 april 2011 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 11/06 Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr. A. Hammerstein, wonende te Arnhem, voorzitter, mr. E.D. Rentema, wonende te Dordrecht, drs. A.G. Vennegoor-Kalter,

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-019 d.d. 16 juni 2014 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Erven, belasting en rente. Rapport over een klacht over de voorlichting van de Belastingdienst.

Erven, belasting en rente. Rapport over een klacht over de voorlichting van de Belastingdienst. Erven, belasting en rente Rapport over een klacht over de voorlichting van de Belastingdienst. Oordeel De Nationale ombudsman vindt de klacht over de Belastingdienst gegrond. Datum: 19 maart 2015 Rapportnummer:

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II Opgave 2 Religie in een wetenschappelijk universum 6 maximumscore 4 twee redenen om gevoel niet te volgen met betrekking tot ethiek voor Kant: a) rationaliteit van de categorische imperatief en b) afzien

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie