2 Vooruitgang in bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld dankzij Verdrag van de Raad van Europa

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 Vooruitgang in bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld dankzij Verdrag van de Raad van Europa"

Transcriptie

1 2 Vooruitgang in bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld dankzij Verdrag van de Raad van Europa Auteur: Vicky De Souter Adviseur bij de FOD Justitie, Directoraat generaal Wetgeving en fundamentele rechten en vrijheden, Dienst Beginselen van strafrecht en strafprocesrecht Met het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (dat in 202 werd opengesteld voor ondertekening) is na een lange aanloopperiode, een belangrijke stap voorwaarts gezet. Het Verdrag was het eerste bindende internationale rechtsinstrument dat een wettelijk kader creëerde om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen, de slachtoffers ervan te beschermen en de daders te bestraffen. Met het Verdrag kwam er voor het eerst een juridisch dwingend instrument dat een geïntegreerd geheel van maatregelen voorziet op de verschillende belangrijke domeinen: preventie, repressie, begeleiding, hulp en samenwerking. In volgend artikel wordt een beknopte historiek gegeven van de Aanbevelingen en Verdragen die tot deze Europese doorbraak hebben geleid en wat het Verdrag precies inhoudt. Daarbij wordt gefocust op de voornaamste krachtlijnen, de gendersensitieve aanpak en transnationale aard van het Verdrag, om daarna de situatie ter zake in België van naderbij te bekijken.. Dit artikel is in hoofdzaak de weerslag van de uiteenzetting die samen met Marijke Weewauters (Diensthoofd, Adviseur, Federaal Steunpunt Geweld op Vrouwen bij het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en lid van het Comité van de partijen bij het Verdrag van Istanbul voor België) werd gegeven op 24 februari 205 ter gelegenheid van de Dag van het Slachtoffer, georganiseerd door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 /

2 . Een lange aanloop De Raad van Europa is een internationale organisatie die 47 Europese lidstaten omvat, waaronder al de lidstaten van de Europese Unie, met daarnaast nog 6 waarnemende lidstaten. Op internationaal vlak is de Raad van Europa sinds lange tijd een belangrijke voortrekker in de strijd tegen geweld tegen vrouwen en partnergeweld. Daarbij werd vanaf het begin gekozen voor een aanpak die werd gekenmerkt door zijn holistische benadering van de problematiek, waarbij vanuit zeer verschillende invalshoeken werd gewerkt. Zo werd niet enkel aandacht besteed aan de bestrijding van geweld, maar ook aan preventie, onderwijs, burgerrechtelijke en strafrechtelijke aspecten, sensibilisering en andere zaken om de problematiek in de toekomst zoveel mogelijk tegen te gaan. Al in de jaren tachtig ondernam de Raad van Europa talrijke initiatieven om de thematiek op de (politieke) agenda te plaatsen. Aanvankelijk werd gewerkt met zogenaamde soft law instrumenten in de vorm van nietbindende aanbevelingen en resoluties, die echter wel een invloedrijke draagwijdte hadden voor het beleid van de lidstaten, en met campagnes naar zowel het grote publiek als naar de nationale en regionale parlementen toe. Op die manier wilde men de strijd ook naar het lokale niveau te brengen. In wat volgt, wordt een korte historiek geschetst. Aanbeveling betreffende de bescherming van kinderen tegen mishandeling 2 (979): eerste link tussen kindermishandeling en ander geweld in de familiale kring Aanbeveling 4 van de Raad van Ministers 3 over geweld in de familie (985): één van de eerste aanbevelingen met specifieke focus op de thematiek Aanbeveling 450 inzake geweld tegen vrouwen in Europa (2000): toont aan dat de parlementaire assemblee van de Raad van Europa zich niet onbetuigd liet Aanbeveling 582 inzake huiselijk geweld tegen vrouwen (2002): getuigt verder van de aandacht die de Raad van Europa vestigt op de problematiek, met nogmaals een vraag aan het Comité van Ministers om actie te ondernemen De 6 niet-europese landen Canada, Israël, Japan, Mexico, Verenigde Staten, Marokko alsook Vaticaanstad hebben het statuut van waarnemende staten bij de Raad van Europa. 2 Zie de aanbeveling (79) 7 betreffende de bescherming van kinderen tegen kindermishandeling. 3 Twee belangrijke politieke organen bij de Raad van Europa zijn het Comité van Ministers, samengesteld uit de ministers van buitenlandse zaken van de 47 lidstaten, en de Parlementaire Assemblee, samengesteld uit delegaties van de nationale parlementen van de 47 lidstaten. De Parlementaire Assemblee heeft geen beslissingsbevoegdheid, maar een adviserende bevoegdheid aan het Comité van Ministers. Daarnaast is er nog het Congres van Lokale en Regionale Overheden van de Raad van Europa, dat de entiteiten vertegenwoordigd van lokale en regionale overheden in de 47 lidstaten. Zowel in de Parlementaire Assemblee als in het Congres heeft België 7 effectieve leden en 7 plaatsvervangende leden. 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 2 Afl. 6 december 206

3 Met die laatste aanbeveling werd een eerste belangrijke stap gezet naar een omvattend document voor een Europese aanpak. Bijzonder aan de aanbeveling is dat ze voorziet in een monitoring op regelmatige tijdstippen, zodat de evolutie in de lidstaten van de Raad van Europa van nabij kan worden gevolgd. De monitoringrapporten werden gepubliceerd en geanalyseerd. Uit die analyse bleek dat de lidstaten hun pijlen in de strijd tegen geweld tegen vrouwen voornamelijk richtten op een strafrechtelijke aanpak via wetgeving en vervolging. En dat er op dat vlak nog heel wat belangrijke pijnpunten bestonden. Ook na 2002 kwamen er nog verschillende aanbevelingen tot stand waarvan volgend niet-exhaustief overzicht duidelijk aangeeft dat de Raad van Europa de problematiek steeds heeft benaderd vanuit diverse invalshoeken en tegelijkertijd ook nieuwe fenomenen onder de politieke aandacht bracht. Resolutie 327 inzake het zogenaamd eergerelateerd geweld (2003) Aanbeveling 723 inzake gedwongen huwelijken en kindhuwelijken (2005) Aanbeveling 7 inzake normen en mechanismen voor gendergelijkheid (2007) Aanbeveling 777 inzake seksueel geweld gelinkt aan date-rape drugs (2007) Aanbeveling 0 inzake de rol van vrouwen en mannen bij de voorkoming en oplossing van conflicten en bij vredesopbouw en andere relevante aanbevelingen (200) Aanbeveling 905 inzake kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld (200) De staats- en regeringshoofden van de lidstaten van de Raad van Europa namen in mei 2005 bovendien drie belangrijke beslissingen die de toekomst van de thematiek sterk zouden beïnvloeden: ) Er werd een Council of Europe Task Force to Combat Violence against Women, including Domestic Violence (EG-TFV) opgericht 2. Die had als opdracht de vooruitgang op de nationale niveaus te evalueren, instrumenten te ontwikkelen om de vooruitgang te kunnen meten en voorstellen tot actie te formuleren. 2) Er werd een Actieplan aangenomen dat de toekomstige acties van de Raad van Europa in de strijd tegen geweld op vrouwen, inclusief huiselijk geweld, bepaalde. 3) Er werd een Europese campagne op drie niveaus gevoerd: intergouvernementeel, parlementair en op regionaal en lokaal vlak. En dat Deze zijn te consulteren op de website van de Council of Europe via de link: en/web/genderequality/violence-against-women. 2 Dit ad-hoc-comité viel rechtstreeks onder de Raad van Ministers en was samengesteld uit 8 internationale experten. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 3

4 gebeurde in samenwerking met niet-gouvernementele organisaties, waarbij volgende doelstellingen werden nagestreefd: Het voeren van bewustmakingscampagnes om duidelijk te stellen dat geweld tegen vrouwen een schending van de mensenrechten is, dat elke burger raakt; Het aanmoedigen van de lidstaten om hun politieke wil te tonen door voldoende middelen ter beschikking te stellen en de implementatie van concrete maatregelen aan te moedigen via wetgeving, slachtofferhulp en bescherming, dataverzameling en het opstellen van Nationale Actieplannen om Aanbeveling 5 uit 2002 uit te voeren en die uitvoering regelmatig te monitoren. Het is in die voedingsbodem dat de idee van een bindend en omvattend rechtsinstrument in de strijd tegen geweld op vrouwen heeft kunnen rijpen. 2. De totstandkoming van het Verdrag De eerste concrete steen voor het Verdrag werd gelegd op de 27 ste Vergadering van de Ministers van Justitie van de Raad van Europa, op 2 en 3 oktober 2006 in Yerevan (Armenië). Die Vergadering was gewijd aan de plaats, de rechten en de hulp van en aan slachtoffers. De Ministers van Justitie namen er een resolutie aan inzake slachtoffers van misdrijven. In die Resolutie vragen zij het Comité van Ministers om het Comité Européen pour les Problèmes Criminels of European Committee on Crime Problems (CDPC) 2 de opdracht te geven om, samen met de andere bevoegde organen van de Raad van Europa, de maatregelen inzake geweld tegen partners (zoals opgesomd in de bijlage aan de Aanbeveling (2002) 5) te analyseren. De doelstelling betrof de haalbaarheid en de noodzaak van een bijkomend rechtsinstrument te onderzoeken. Daarover moest vervolgens verslag worden uitgebracht aan het Comité van Ministers, opdat deze een beslissing zou kunnen nemen over de Résolution No relative aux victimes d infractions (MJU-27 (2006) Resol. Final). 2 Het CDPC is een comité binnen de Raad van Europa, opgericht in 958 en samengesteld uit senior-ambtenaren en experten, dat als hoofdopdracht heeft de prioriteiten te identificeren voor rechterlijke samenwerking en voorstellen te formuleren aan het Comité van Ministers op het vlak van strafrecht, criminologie en penologie. Het is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de voorstellen. Geleidelijk aan werden de taken van het CDPC verder uitgebreid tot onder meer het bieden van een intergouvernementeel forum voor onderhandelingen over ontwerpverdragen, voorbereid door ad-hoc-comités die door het Comité van Ministers de opdracht kregen om een ontwerp van Verdrag voor te bereiden. Het CDPC draagt ook de verantwoordelijkheid voor de goede werking van de Verdragen van de Raad van Europa inzake strafrecht. (Tot op heden werden in dit kader een veertigtal verdragen uitgewerkt.) 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 4 Afl. 6 december 206

5 noodzaak voor de Raad van Europa om al dan niet werkzaamheden te starten, eventueel in het onderhandelen van een bindend rechtsinstrument om te strijden tegen intrafamiliaal geweld, en tegen partnergeweld in het bijzonder. Het CDPC voerde een zogenaamde feasibility study uit waarin de noodzakelijkheid van een bindend wetgevend instrument werd aangetoond, en een stap verder te gaan in de preventie van geweld tegen vrouwen. Op 0 december 2008 besliste het Comité van Ministers tijdens haar 044 ste Vergadering hierop een ad-hoc-groep van experten aan te stellen en hen te mandateren een ontwerp van Verdrag op te stellen. De ad-hocgroep (Ad Hoc Committee for preventing and combating violence against women and domestic violence) werd de CAHVIO genoemd. Het mandaat stelde dat de experten bindende rechtsnormen moesten opstellen, zowel voor het aspect geweld tegen vrouwen, als voor familiaal geweld. De CAHVIO startte haar werkzaamheden in mei 2009 en besteedde, verspreid over twee jaar, negen vergaderingen (van gemiddeld drie dagen per vergadering) voor de redactie van een Verdragontwerp, dat in december werd gefinaliseerd. Het Verdrag werd voor ondertekening opengesteld op de 2ste Vergadering van het Comité van Ministers, die plaatsvond in Istanbul. Vandaar ook de plausibele verwijzing naar het Verdrag als het Verdrag van Istanbul. Zowel de lidstaten van de Raad van Europa die hebben deelgenomen aan de onderhandelingen, als niet-lidstaten van de Raad van Europa en de Europese Unie konden het Verdrag ondertekenen. In artikel 75, 3 de lid, van het Verdrag wordt bepaald dat het Verdrag in werking treedt op 'de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop 0 ondertekenaars, waaronder ten minste 8 lidstaten van de Raad van Europa, overeenkomstig de bepalingen van het 2 de lid, hun instemming door het Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht'. Op 22 april 204 ratificeerde Andorra als 0 de lidstaat het Verdrag, waardoor het officieel in werking is getreden op augustus 204. Het Verdrag is het eerste bindende internationale rechtsinstrument dat een wettelijk kader creëert om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen, de slachtoffers ervan te beschermen en de daders te bestraffen. 'Feasibility study for a convention against domestic violence' (CDPC (2007)09 rev) (terug te vinden via 2 De verslagen van die vergadering zijn te consulteren via in Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 5

6 De opbouw van het Verdrag is gebaseerd op de gebruikelijke zogenaamde '3-P'-structuur, die wordt gevolgd door alle Verdragen die worden gesloten in het kader van de Raad van Europa. Dat houdt in dat de Verdragen gebaseerd zijn op drie pijlers: Prevention, Protection en Prosecution. In het toelichtend verslag bij het Verdrag valt echter te lezen dat de onderhandelaars meenden dat er op meer dan slechts die drie aspecten moest worden ingespeeld, om een doeltreffend antwoord te kunnen bieden op al de vormen van geweld die onder het toepassingsgebied van het Verdrag vallen. Ze beslisten aldus om uitdrukkelijk een vierde 'P' aan de structuur toe te voegen, die staat voor 'integrated Policies'. Die '4-P'-structuur indachtig is het uiteindelijk een zeer omvattend Verdrag geworden dat bestaat uit 8 artikelen die werden onderverdeeld in 2 hoofdstukken. De benadering van de problematiek vanuit de verschillende invalshoeken wordt duidelijk gereflecteerd door de titels, die hierna worden weergegeven: Hoofdstuk I Doelstellingen, begripsomschrijvingen, gelijkheid en non-discriminatie, algemene verplichtingen Hoofdstuk II Integraal beleid en gegevens verzamelen Hoofdstuk III Preventie Hoofdstuk IV Bescherming en ondersteuning Hoofdstuk V Materieel recht Hoofdstuk VI Onderzoek, vervolging, procesrecht en beschermende maatregelen Hoofdstuk VII Migratie en asiel Hoofdstuk VIII Internationale samenwerking Hoofdstuk IX Toezichtsmechanisme Hoofdstuk X Verhouding tot andere internationale instrumenten Hoofdstuk XI Wijzigingen van het Verdrag Hoofdstuk XII Slotbepalingen Uit de stand van ondertekening en ratificaties op 4 november 206, zoals weergegeven op de website van de Raad van Europa, blijkt dat sinds de inwerkingtreding in 204, 43 landen het Verdrag ondertussen hebben ondertekend, waarvan er 22 het hebben geratificeerd 2. Ter vergelijking: het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel van 6 mei 2005 omvat 47 artikelen, het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007 telt 50 artikelen. 2 De lidstaten die zowel hebben ondertekend als geratificeerd zijn: Albanië, Andorra, Oostenrijk, België, Bosnië-Herzegovina, Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Malta, Monaco, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, San Marino, Servië, Slovenië, Spanje, Zweden en Turkije. De lidstaten die enkel hebben ondertekend zijn: Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechische Republiek, Estland, Georgië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Letland, Liechtenstein, Luxemburg, Noorwegen, Slovakije, Zwitserland, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De lidstaten die nog niet hebben ondertekend zijn: Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië en Rusland. 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 6 Afl. 6 december 206

7 3. De uitgangspunten van het Verdrag Het Verdrag vangt aan met een zeer ambitieus omschreven doelstelling in artikel : Het Verdrag heeft tot doel vrouwen te beschermen tegen alle vormen van geweld en geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen, te vervolgen en uit te bannen, bij te dragen aan de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en wezenlijke gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen, mede door de eigen kracht van vrouwen te versterken; een allesomvattend kader op te zetten met beleid en maatregelen ter bescherming en ondersteuning van alle slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, internationale samenwerking te bevorderen teneinde geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld uit te bannen, ondersteuning en bijstand te bieden aan organisaties en rechtshandhavende instanties teneinde effectief samen te werken ten behoeve van het aannemen van een integrale aanpak om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld uit te bannen. Het Verdrag is gendersensitief en genderneutraal geformuleerd. Artikel 3 van het Verdrag omschrijft zowel geweld tegen vrouwen (punt a) als 'huiselijk geweld' (punt b). Geweld tegen vrouwen wordt beschouwd als een schending van de mensenrechten en een vorm van discriminatie van vrouwen' en wordt hieronder verstaan als 'alle vormen van gendergerelateerd geweld die leiden of waarschijnlijk zullen leiden tot fysiek, seksueel of psychologisch letsel of leed of economische schade voor vrouwen, met inbegrip van bedreiging met dit soort geweld, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, ongeacht of dit in het openbaar of in de privésfeer geschiedt. Onder huiselijk geweld vallen 'alle vormen van fysiek, seksueel, psychologisch of economisch geweld dat plaatsvindt binnen het gezin of het huishouden, of tussen voormalige of huidige echtgenoten of partners, ongeacht of de dader in dezelfde woning als het slachtoffer verblijft of heeft verbleven'. De notie slachtoffer wordt gedefinieerd als elke natuurlijke persoon die wordt blootgesteld aan geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld'. De notie vrouwen omvat ook de meisjes jonger dan achttien jaar. De Verdragsluitende Partijen worden aangemoedigd om het Verdrag toe te passen op alle slachtoffers van huiselijk geweld, dus ook mannen en kinderen, maar bij de uitvoering ervan bijzondere aandacht te schenken Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 7

8 aan vrouwen omdat vrouwen buitenproportioneel door gendergerelateerd geweld worden getroffen. Dit ruim materiële toepassingsgebied wordt, samen met de geografische uitgestrektheid waar het Verdrag van toepassing zal zijn, genoemd als één van de grote troeven van het Verdrag. Artikel 4 van het Verdrag omvat de zogenaamde antidiscriminatieclausule : de partijen moeten alle maatregelen nemen om discriminatie te voorkomen en het gelijkheidsbeginsel wetgevend te verankeren. Maar maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van geweld tegen vrouwen en ter bescherming van vrouwen tegen gendergerelateerd geweld worden niet discriminatoir geacht op grond van de bepalingen van het Verdrag. De gendersensitieve aanpak wordt aangemoedigd vertrekkende vanuit de vaststelling dat gendergerelateerde factoren, zoals opvattingen over hoe een vrouw of een man zich behoort te gedragen, een rol spelen bij het ontstaan of voortduren van geweld. Hiertoe is een mentaliteitswijziging nodig, ook op maatschappelijk vlak. Het Verdrag heeft als rode draad immers dat geweld tegen vrouwen geen vrouwenprobleem is, maar een maatschappelijk probleem. Bij de uitvoering van het Verdrag moeten de Verdragspartijen volgens artikel 6 dan ook een genderbewust beleid voeren. Gelet op de transnationale aard van bepaalde vormen van geweld tegen vrouwen, zoals bijvoorbeeld gedwongen huwelijken, besteedt het Verdrag ook belangrijke aandacht aan de zogenaamde 'cross-border approach'. Een grensoverschrijdende aanpak wordt gepromoot en, om vervolgingen mogelijk te maken, omvat het Verdrag belangrijke bepalingen inzake de extraterritoriale bevoegdheden. 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 8 Afl. 6 december 206

9 4. De krachtlijnen van het Verdrag Het bestek van deze bijdrage laat niet toe alle bepalingen van het Verdrag tot in detail te bespreken, gelet ook op de omvang van het Verdrag. In wat volgt worden bijgevolg de belangrijkste punten overlopen met een overzicht van de grote krachtlijnen. Hierbij wordt de 4-P -structuur van het Verdrag gevolgd. In een volgend deel wordt dan overeenkomstig dezelfde structuur geschetst wat de situatie in België ter zake is. 4. De eerste P Prevention De bepalingen inzake preventie zijn ondergebracht in hoofdstuk III van het Verdrag. Preventie wordt daarbij ingevuld in de ruimste zin van het woord. De algemene verplichtingen die op de Verdragspartijen rusten aangaande preventie zijn omschreven in artikel 2 en worden daaropvolgend verder uitgewerkt in specifiekere onderdelen en op bepaalde doelgroepen gerichte verplichtingen. De rode draad is telkens de vaststelling dat het gedrag van vrouwen en mannen vaak wordt beïnvloed door vooroordelen, stereotiepe opvattingen, gewoontes en tradities. De Verdragspartijen moeten bijgevolg maatregelen nemen die een wijziging van mentaliteit en houding bevorderen. Bovendien worden alle leden van de maatschappij, mannen en jongens in het bijzonder, gestimuleerd om bij te dragen tot het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Cultuur, gewoonte, religie, traditie of de zogenaamde 'eer' mogen niet worden gebruikt om gewelddaden te rechtvaardigen. In dat kader moeten de Verdragspartijen ook rekening houden met de specifieke behoeften van kwetsbare personen. En last but not least moeten de Verdragspartijen maatregelen nemen ter bevordering van de zeggenschap van vrouwen en dat in alle geledingen van de maatschappij. Het aspect bewustmaking en bewustwording is omvat in artikel 3. In samenwerking met nationale mensenrechteninstellingen, organisaties die zich inzetten voor gelijkheid van man en vrouw en vrouwenorganisaties verbinden de Verdragspartijen er zich toe het grote publiek op regelmatige basis te informeren via bewustwordingscampagnes of -programma s die niet alleen handelen over de verschillende vormen van geweld, maar ook over gendergelijkheid, niet-stereotiepe genderrollen, vreedzame oplossingen van relationele conflicten en concrete informatie over preventieve maatregelen. Het Verdrag wijst in artikel 4 een belangrijke rol toe aan de preventieve rol die onderwijsinstellingen kunnen spelen. De Verdragspartijen moeten passend lesmateriaal ter beschikking stellen, aangepast aan het ontwikke- Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 9

10 lingsniveau van de leerlingen. Ook bij informele onderwijsvoorzieningen en voorzieningen voor sport, cultuur, recreatie en media moeten de Verdragspartijen die grondbeginselen bevorderen. In het toelichtend verslag wordt als voorbeeld verwezen naar voorzieningen op gemeentelijk niveau, maar ook naar religieuze opvoedingsfaciliteiten, scouts en zomerkampen, die hierbij ook kunnen worden betrokken. Overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag aanvaarden de Verdragspartijen de verantwoordelijkheid om trainingen te voorzien voor beroepskrachten die te maken hebben met slachtoffers of daders van gewelddaden. Hoe de Verdragspartijen die trainingen concreet voorzien en uitwerken, wordt opengelaten, maar het is van belang dat de trainingen gericht zijn op het voorkomen en opsporen van geweld en een gecoördineerde samenwerking tussen de verschillende instanties omvatten met het oog op een adequate doorverwijzing. Ze moeten rekening houden met de behoeften en de rechten van de slachtoffers en re-victimisering voorkomen. Artikel 6 van het Verdrag beslaat preventie vanuit het oogpunt dat het plegen van misdrijven en recidive moeten worden voorkomen en richt zich bijgevolg naar (toekomstige) plegers van zedendelicten. De Verdragsstaten moeten preventieve interventie en behandelingsprogramma s voorzien, die gestoeld zijn op best practices en onderzoeksresultaten. Voor plegers van huiselijk geweld moeten die programma s gericht zijn op het ontwikkelen van niet-gewelddadig gedrag in interpersoonlijke relaties. Bij de ontwikkeling van de programma s moeten de veiligheid, ondersteuning en mensenrechten van slachtoffers de eerste prioriteit zijn. Hiertoe moeten ze worden opgezet in samenwerking met in slachtofferhulp gespecialiseerde instanties. Tot slot van het hoofdstuk preventie behandelt artikel 7 de participatie van de private sector en de media. De Verdragspartijen moeten de private sector, de informatie- en communicatietechnologiesector en de media aanmoedigen deel te nemen aan het formuleren en uitvoeren van het beleid en het vaststellen van richtlijnen en normen voor zelfregulering. Dat betekent ook de aanmoediging om ethische gedragscodes op te stellen, opdat de media op een correcte manier verslag zouden uitbrengen over geweld tegen vrouwen en partnergeweld. De Verdragspartijen moeten de vaardigheden bovendien bevorderen en de ontwikkeling ervan onder kinderen, ouders en opvoeders stimuleren, zodat ze zich bewust worden van hoe men gepast kan omgaan met informatie en communicatie met een vernederende seksuele of gewelddadige inhoud. 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 0 Afl. 6 december 206

11 4.2 De tweede P Protection Hoofdstuk IV van het Verdrag omvat de maatregelen inzake bescherming en ondersteuning. Artikel 8 omvat de leidende principes waaraan zowel de wetgevende als de andere door de Verdragspartijen te ondernemen maatregelen om de slachtoffers van geweld te beschermen, moeten voldoen. De nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van mechanismes om een effectieve samenwerking tussen relevante staatsorganen te verzekeren. Hier wordt de 'multiagency' benadering duidelijk naar voren geschoven door het Verdrag. Er wordt een integrale aanpak van de problematiek nagestreefd, toegespitst op de behoeften van de meest kwetsbare slachtoffers. Belangrijk is dat het artikel stelt dat de dienstverlening niet afhankelijk mag zijn van de bereidheid van het slachtoffer om aangifte te doen of te getuigen tegen de dader. De Verdragspartijen moeten ook passende maatregelen treffen voor het verschaffen van consulaire en andere diensten ter bescherming en ondersteuning van hun onderdanen en andere slachtoffers die, in overeenstemming met hun verplichtingen voortvloeiend uit het internationale recht, recht hebben op die bescherming. Overeenkomstig artikel 9 van het Verdrag hebben de Verdragspartijen een informatieverplichting ten aanzien van slachtoffers over de hulpdiensten waarop zij beroep kunnen doen en over de wettelijke maatregelen. Artikel 20 van het Verdrag betreft de algemene ondersteuning van slachtoffers: slachtoffers moeten toegang krijgen tot diensten die hun herstel vergemakkelijken, ze moeten voldoende hulp krijgen en hun noden moeten worden onderzocht. Diensten die vaak als eerste in contact komen met slachtoffers, zoals gezondheidsdiensten en diensten voor maatschappelijke hulpverlening, moeten over de nodige middelen beschikken, en hun personeelsleden moeten hiertoe voldoende opgeleid zijn. Artikel 2 van het Verdrag omvat een specifieke informatieverplichting over de klachtenmechanismen en de toegang ertoe, die door de Verdragspartijen moeten worden gewaarborgd en zich richt naar de slachtoffers toe. Ingeval de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, mogen zij de toegang van de slachtoffers tot de klachtenmechanismen niet verhinderen en moeten ze ervoor zorgen dat slachtoffers informatie en raad krijgen bij het indienen van een klacht. Artikel 22 voorziet gespecialiseerde hulpverlening aan vrouwelijke slachtoffers en hun kinderen, die verscheidene vormen kan aannemen. Speci- Uit de toelichting blijkt dat de notie mechanisme verwijst naar de ontwikkeling van zowel formele als informele structuren en niet naar de oprichting van een specifieke instelling. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 /

12 fiek voor kinderen die getuige zijn van geweld, stelt artikel 26 van het Verdrag dat er moet worden voorzien in een op de leeftijd toegesneden psychosociale hulp. Artikel 23 vraagt de Verdragspartijen te voorzien in voldoende passende en makkelijk toegankelijke opvangplaatsen die een veilig onderdak kunnen bieden, in het bijzonder voor vrouwen en kinderen, die het doelpubliek ook proactief moeten kunnen bereiken. Er moet bovendien een individueel veiligheidsplan worden opgesteld. Artikel 24 van het Verdrag legt de Verdragspartijen op om wetgevende of andere maatregelen te nemen die nodig zijn voor het opzetten van telefonische hulplijnen in het hele land, die 24 uur per dag gratis bereikbaar zijn en voldoende waarborgen bieden inzake vertrouwelijkheid en anonimiteit. Artikel 25 vraagt de Verdragspartijen makkelijk bereikbare crisiscentra op te zetten voor de ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld, die naast psychologische hulp en therapie ook nood hebben aan medische zorg en traumaverwerking. Overeenkomstig artikel 27 van het Verdrag moeten de Verdragspartijen de nodige maatregelen nemen om getuigen of personen die gegronde redenen hebben om aan te nemen dat feiten kunnen zijn gepleegd of verdere daden van geweld kunnen worden gevreesd, aan te moedigen daarvan melding te maken bij bevoegde organisaties of autoriteiten. Artikel 28 van het Verdrag tot slot, betreft de melding door beroepsbeoefenaars. Op grond van deze bepaling zijn de Verdragspartijen verplicht de nodige maatregelen te nemen om te waarborgen dat de door het nationale recht opgelegde regels aan bepaalde beroepsbeoefenaars inzake vertrouwelijkheid geen belemmering vormen voor de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden melding te maken bij de bevoegde organisaties of autoriteiten, als zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat er een ernstige daad van geweld is gepleegd en dat er meer ernstige daden van geweld te verwachten zijn. 4.3 De derde P Prosecution Onder de derde P kunnen hoofdstuk V (Materieel recht) en hoofdstuk VI (Onderzoek, vervolging, procesrecht en beschermende maatregelen) worden ondergebracht. Hoofdstuk V handelt over materieel recht en betreft zowel bepalingen van burgerrechtelijke als van strafrechtelijke aard. Hoofdstuk VI gaat over onderzoek, vervolging, procesrecht en beschermende maatregelen en omvat een aantal verschillende procedurebepalingen die de Verdragspartijen ertoe moeten brengen hun proce- 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 2 Afl. 6 december 206

13 dures aan te passen aan de specifieke noden van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Maar ook de noden van hun familie worden in rekening gebracht en waar nodig moeten de Verdragspartijen bijzondere bescherming voorzien. De eerste artikelen van hoofdstuk V leggen de Verdragspartijen de verplichting op te voorzien dat slachtoffers juridische stappen kunnen zetten tegen daders, inclusief burgerrechtelijke rechtsmiddelen tegen overheidsdiensten die hebben nagelaten preventieve of beschermende maatregelen te nemen (artikel 29). Bovendien moeten ze slachtoffers het recht geven om schadevergoeding te kunnen eisen van de daders. Van overheidswege moet aan slachtoffers van ernstige lichamelijke verwondingen binnen een redelijke termijn een adequate schadevergoeding worden toegekend indien die niet wordt gedekt door andere bronnen, maar wel kan worden verhaald op de dader (artikel 30). Vervolgens zijn een aantal artikelen opgenomen die meer van burgerrechtelijke aard zijn. Artikel 3 stelt dat de Verdragspartijen in het kader van de voogdij en omgangsregeling voor kinderen moeten voorzien dat rekening kan worden gehouden met gevallen van geweld bij het vaststellen van de regeling. Ze moeten daarenboven waarborgen dat de uitvoering van de regeling niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen. Overeenkomstig artikel 32 van het Verdrag moeten huwelijken die onder bedreiging van geweld zijn gesloten, nietig of vernietigbaar zijn of moeten ze kunnen worden ontbonden zonder onnodige financiële of administratieve lasten voor het slachtoffer. Daarna volgen in artikelen 33 tot en met 42 van het Verdrag de strafbaarstellingen: Artikel 33 van het Verdrag definieert het misdrijf psychologisch geweld en verplicht de Verdragspartijen de wetgevende of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om te waarborgen dat opzettelijke gedragingen tot het ernstig beschadigen van de geestelijke integriteit van een ander via dwang of bedreiging, strafbaar worden gesteld. Artikel 34 van het Verdrag betreft de strafbaarstelling van stalking. Artikel 35 van het Verdrag verplicht de Verdragspartijen de nodige wetgevende of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om te De stellers van het Verdrag verwoorden in de toelichting dat zij de intentie hadden de strafbaarstelling van psychologisch geweld te voorzien, maar tegelijkertijd ook flexibel wilden blijven wanneer het juridische systeem van een Verdragspartij enkel voorziet in niet-strafrechtelijke sancties ten aanzien van dergelijk gedrag (zie toelichting bij het Verdrag, 8). Onder psychologisch geweld wordt verstaan: het door middel van dwang of bedreiging ernstig inbreuk maken op de psychische integriteit van het slachtoffer. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 3

14 waarborgen dat opzettelijke gedragingen tot het plegen van fysiek geweld tegen een derde strafbaar worden gesteld. Artikel 36 van het Verdrag definieert de strafbaarstelling van seksueel geweld en verkrachting. Artikel 37 van het Verdrag betreft de verplichting gedwongen huwelijken strafbaar te stellen. Artikel 38 van het Verdrag betreft de strafbaarstelling van vrouwelijke genitale verminking. Artikel 39 van het Verdrag beoogt de strafbaarstelling van gedwongen abortus en gedwongen sterilisatie. Artikel 40 vraagt de Verdragspartijen de nodige wetgevende of andere maatregelen te nemen om te waarborgen dat elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek seksueel getint gedrag met het doel of gevolg de waardigheid van een persoon te schenden, in het bijzonder door het creëren van een intimiderende, vijandige of beledigende omgeving, onderworpen is aan strafrechtelijke of andere juridische sancties. Artikel 4 van het Verdrag bepaalt dat medeplichtigheid, uitlokking of poging strafbaar moet worden gesteld voor bepaalde feiten. Voor wat betreft medeplichtigheid voorziet het Verdrag die verplichte strafbaarheid voor psychologisch geweld (artikel 33), belaging (artikel 34), fysiek geweld (artikel 35), seksueel geweld (artikel 36), gedwongen huwelijk (artikel 37), genitale verminking (artikel 38) en gedwongen abortus en sterilisatie (artikel 39). Inzake poging moet de poging tot het plegen van opzettelijke gedragingen van ernstig fysiek geweld, seksueel geweld, inclusief verkrachting, gedwongen huwelijk, genitale verminking en gedwongen abortus en sterilisatie strafbaar worden gesteld. Inzake de opzettelijke gedragingen van fysiek geweld laat het Verdrag toe dat de poging beperkt wordt tot ernstige gedragingen van fysiek geweld. Artikel 42 van het Verdrag betreft de onaanvaardbare rechtvaardiging voor misdrijven, met inbegrip van misdrijven gepleegd in het zogenaamde kader van de 'eer'. Het ste lid van die bepaling verplicht Verdragspartijen om wetgevende of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om te waarborgen dat cultuur, gewoonte, religie, traditie of de zogenaamde 'eer' bij strafprocedures niet worden aangemerkt als rechtvaardiging voor het plegen van een misdrijf 2. Het 2 de lid van dat artikel omvat de bepaling dat bij een gepleegd feit waarbij een per- In de toelichting geven de stellers immers aan dat de definitie van de strafbaarstelling van artikel 35 een zeer ruim toepassingsgebied heeft, waardoor ze ook minder ernstige feiten van agressie omvat voor dewelke de poging moeilijk aan te tonen zal zijn (zie toelichting bij het Verdrag, 24). 2 Uit de toelichting bij deze bepaling volgt dat de partijen moeten verzekeren dat het strafrecht en strafprocesrecht geen rechtvaardigingsgronden zouden voorzien die inhouden dat de verdachte het misdrijf heeft gepleegd teneinde het slachtoffer ervan te weerhouden om te handelen in strijd met culturele, religieuze, sociale of traditionele normen of het slachtoffer hiervoor te bestraffen (zie toelichting bij het Verdrag, 26). 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 4 Afl. 6 december 206

15 soon een kind aanzet tot het plegen van misdrijven die vallen onder het Verdrag, niets mag afdoen aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van die persoon voor de gepleegde handelingen. Artikel 43 van het Verdrag vereist dat de Verdragspartijen voorzien dat de strafbare feiten ongeacht de aard van de relatie tussen dader en slachtoffer van toepassing zijn. Vervolgens komen in artikel 44 de traditionele Verdragsonderdelen inzake rechtsmacht aan bod. In het ste lid verplichten onderdelen d en e de Verdragspartijen tot het vestigen van rechtsmacht wanneer het strafbare feit is gepleegd dóór een eigen onderdaan of ingezetene (het zogenaamd actief personaliteitsbeginsel). Het 2 de lid heeft betrekking op de vestiging van rechtsmacht op grond van het passieve personaliteitsbeginsel, d.w.z. wanneer het strafbare feit is gepleegd tégen een eigen onderdaan of ingezetene. Het 5 de lid verplicht Verdragspartijen rechtsmacht te vestigen voor gevallen waarin een dader zich op zijn grondgebied bevindt en uitlevering van hem kan worden geweigerd op grond van het feit dat het een onderdaan van de aangezochte staat betreft. Het Verdrag omvat in artikel 44 ook een aantal bijzonderheden inzake rechtsmacht: Artikel 44, 2 de lid, breidt het actief personaliteitsbeginsel uit tot personen die op het grondgebied van de Verdragspartij hun vaste verblijfplaats hebben; Artikel 44, 3 de lid, sluit de voorwaarde van de noodzaak van een dubbele strafbaarstelling uit voor de vervolging van seksueel geweld, gedwongen huwelijk, genitale verminking van vrouwen, gedwongen abortus en gedwongen sterilisatie, waarbij verwezen wordt naar artikelen 36 tot 39 van het Verdrag; Artikel 44, 4 de lid, verplicht de Verdragspartijen maatregelen te nemen zodat de uitoefening van rechtsmacht op basis van het actief personaliteitsbeginsel niet afhankelijk wordt gesteld van een aangifte of informatie uit het land waar het feit is gepleegd. De Verdragspartijen moeten overeenkomstig artikel 45, ste lid, voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen waaronder vrijheidsstraffen die tot uitlevering kunnen leiden 2, althans wanneer dit passend is. Het 2 de lid voorziet dat de Verdragspartijen ook andere maatregelen kunnen nemen, zoals controle van of toezicht op veroordeelden en de ontzetting uit de ouderlijke macht indien de belangen van het kind niet op een andere manier kunnen worden gewaarborgd. De achterliggende gedachte is dat moet worden voorkomen dat iemand die een kind dat vanwege zijn leeftijd niet strafrechtelijk kan worden vervolgd een van de in het Verdrag genoemde strafbare feiten laat plegen, vrijuit gaat (zie toelichting bij het Verdrag, 27). 2 Overeenkomstig artikel 2 van het Europese Uitleveringsverdrag is dit een vrijheidsstraf of een maatregel welke vrijheidsbeneming meebrengt met een maximum van minstens twaalf maanden. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 5

16 In artikel 46 van het Verdrag worden een aantal strafverzwarende omstandigheden voorzien die de Verdragspartijen in aanmerking kunnen nemen. De term kunnen betekent dat de Verdragspartijen moeten voorzien dat de rechters rekening kunnen houden met die verzwarende omstandigheden bij de veroordeling, maar dat ze niet verplicht zijn die toe te passen. Artikel 47 betreft de zogenaamde internationale recidive waarbij aan de Verdragspartijen de mogelijkheid dus niet de verplichting wordt gegeven om te voorzien dat bij de straftoemeting rekening wordt gehouden met onherroepelijke veroordelingen uitgesproken in een andere Verdragspartij voor feiten die onder het Verdrag vallen. Artikel 48 van het Verdrag omvat twee thema s. Het ste lid stelt dat het de Verdragspartijen verboden is te voorzien in verplichte alternatieve procedures voor geschillenbeslechting ter zake van alle vormen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag. In het 2 de lid worden de Verdragspartijen verzocht maatregelen te voorzien om bij het opleggen van een boete rekening te houden met de financiële verplichtingen van de dader ten overstaan van het slachtoffer. In hoofdstuk VI zet artikel 49 de Verdragspartijen als algemene bepaling aan om de vervolging van geweld tegen vrouwen en partnergeweld niet met een lage prioriteit te vervolgen en de nodige procedurele stappen zonder vertraging te zetten. Daarbij moet telkens rekening worden gehouden met de belangen van de slachtoffers. Artikel 50 sluit hierbij aan door de Verdragspartijen te verplichten hun bevoegde overheden onverwijld en adequaat te laten reageren in het bieden van bescherming aan de slachtoffers. Ze moeten zich bovendien engageren op het vlak van preventie van en bescherming tegen alle vormen van geweld, met inbegrip van het inzetten van preventieve maatregelen en het verzamelen van bewijsmateriaal. Artikel 5 betreft risico-inventarisatie en risicobeheer. Volgend op het ste lid moeten de Verdragspartijen wetgevende of andere maatregelen nemen die nodig zijn om te waarborgen dat alle relevante autoriteiten het risico op de dood, de ernst van de situatie en de kans op herhaling van het geweld beoordelen teneinde de risico s te beheersen en zo nodig gecoördineerd te zorgen voor veiligheid en ondersteuning. In het 2 de lid In de toelichting bij het Verdrag geven de stellers aan dat zij met deze bepaling zeker niet de voordelen in vraag willen stellen die de alternatieve methoden van conflictbeslechting kunnen betekenen voor de partijen, zowel in burgerrechtelijke als in strafrechtelijk zaken. Zij wensen echter te benadrukken dat er in de gevallen van geweld die onder het Verdrag vallen, de nodige aandacht moet worden besteed aan de verwrongen machtsverhoudingen tussen dader en slachtoffer en dat hiertoe de nodige garanties moeten worden getroffen. Vandaar dat zij expliciet voorzien dat in zaken van huiselijk geweld de verplichte deelname aan dergelijke alternatieven voor geschillenbeslechting verboden is (zie toelichtend verslag, 252). 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 6 Afl. 6 december 206

17 is bepaald dat daarbij rekening wordt gehouden met het bezit van of toegang tot vuurwapens door de pleger. Artikelen 52 en 53 van het Verdrag betreffen de zogenaamde locatieverboden en gebiedsverboden. Artikel 52 voorziet dat die verboden in spoedeisende gevallen moeten kunnen worden opgelegd en artikel 53 vraagt aan de Verdragspartijen om die mogelijkheid te voorzien voor alle feiten die onder het Verdrag vallen, en dit complementair aan de spoedeisende locatieverboden van artikel 52. Het komt aan de Verdragspartijen toe om na te gaan in welk juridisch kader zij dit inpassen (burgerrechtelijk, strafrechtelijk, administratiefrechtelijk of een combinatie), maar het Verdrag somt wel criteria op waaraan het juridisch kader moet voldoen: ze moeten snel kunnen worden opgelegd; ze mogen geen excessieve financiële of administratieve last op het slachtoffer leggen; ze moeten gedetermineerd in de tijd zijn; in bepaalde gevallen moeten ze op verzoek van één partij kunnen worden opgelegd; ze mogen niet afhankelijk worden gesteld van het instellen van bijvoorbeeld een strafvordering of een echtscheidingsprocedure; en tot slot moet het bestaan van dergelijke maatregel worden meegedeeld in eender welke andere procedure die eventueel wordt ingesteld tegen dezelfde pleger van de feiten. De sancties op de overtreding van een locatieverbod, strafrechtelijke of van andere aard, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Artikel 52 van het Verdrag betreft de spoedeisende locatieverboden waarbij de Verdragspartijen worden verplicht om (wettelijke) maatregelen te treffen opdat de bevoegde autoriteiten een pleger van huiselijk geweld bij onmiddellijk gevaar kunnen bevelen om onverwijld de woning van het slachtoffer te verlaten en de pleger te verbieden de woning te betreden of contact op te nemen met het slachtoffer. Artikel 53 van het Verdrag vraagt Verdragspartijen de nodige maatregelen te nemen om te waarborgen dat gebiedsverboden of beschermende maatregelen kunnen worden getroffen voor de slachtoffers van alle vormen van geweld die door het Verdrag worden geviseerd. Die maatregelen zijn complementair aan de spoedeisende locatieverboden zoals bepaald door artikel 52 van het Verdrag. Krachtens artikel 54 moeten de Verdragspartijen waarborgen dat bewijsmateriaal met betrekking tot de seksuele achtergrond en gedragingen van het slachtoffer in civiele of strafrechtelijke procedures uitsluitend wordt toegelaten indien dat relevant en noodzakelijk is. Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 7

18 Artikel 55 betreft procedures op verzoek van partijen en ambtshalve procedures. Overeenkomstig het ste lid waarborgen de Verdragspartijen dat onderzoek naar of vervolging van de feiten strafbaar gesteld door artikelen 35 tot en met 39 van het Verdrag, niet volledig afhankelijk zijn van een melding of aangifte door een slachtoffer indien het feit geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied heeft plaatsgevonden. De procedure kan worden voortgezet wanneer het slachtoffer haar of zijn verklaring of aangifte intrekt. Het 2 de lid vraagt te waarborgen dat slachtoffers kunnen worden bijgestaan tijdens het onderzoek en de gerechtelijke procedure. Inzake beschermingsmaatregelen verplicht artikel 56, ste lid, de (wettelijke) maatregelen te nemen om de rechten en belangen van slachtoffers te beschermen, met name hun bijzondere behoeften als getuigen. Vervolgens wordt een non-exhaustieve opsomming gegeven van beschermingsmaatregelen die de Verdragspartijen kunnen voorzien om de rechten en belangen van de slachtoffers te beschermen, in het bijzonder ook hun specifieke behoeften als getuigen en het voorzien in extra bescherming van kinderen die slachtoffer of getuige zijn van geweld. Die maatregelen hebben onder meer betrekking op het verstrekken van informatie wanneer slachtoffers of hun familie gevaar lopen, het informeren van slachtoffers over hun rechten, beschikbare voorzieningen, het gevolg dat is gegeven aan hun aangifte en het verloop van het onderzoek en de procedure, de bescherming van de privacy en reputatie van het slachtoffer, het zoveel mogelijk vermijden van een confrontatie tussen slachtoffer en dader, alsook de bijstand van slachtoffers door tolken. Ingevolge artikel 57 moeten Verdragspartijen voorzien in het recht op rechtshulp en gratis juridische bijstand voor slachtoffers onder de voorwaarden voorzien in hun nationale recht. Artikel 58 tot slot, vraagt aan de Verdragspartijen te voorzien dat de duur van de termijn voor het instellen van een gerechtelijke procedure toereikend is en in verhouding staat tot de ernst van het strafbare feit, opdat het slachtoffer na het bereiken van de meerderjarigheid een procedure kan instellen. Er moet m.a.w. worden voorzien in een ruime verjaringsregeling voor het instellen van gerechtelijke procedures ten aanzien van de (overeenkomstig artikelen 36 t.e.m. 39) strafbaar gestelde feiten. Die verjaringstermijnen moeten in verhouding staan tot de ernst van het strafbare feit, zodat het slachtoffer indien minderjarig ten tijde van het plegen van het strafbare feit na het bereiken van de meerderjarigheid in de gelegenheid is een procedure in te stellen. 4.4 De vierde P Integrated Policies De verplichting om een integraal beleid te voeren, die zoals eerder aangehaald aan de gangbare '3-P'-opbouw van de Verdragen van de Raad 2. Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 8 Afl. 6 december 206

19 van Europa wordt toegevoegd, is uitgewerkt in hoofdstuk II van het Verdrag. De Verdragspartijen moeten maatregelen nemen om een nationaal beleid, dat alle vormen van geweld op een afdoende manier voorkomt en bestrijdt, aan te nemen en uit te voeren. De maatregelen van dat beleid moeten volgens artikel 7 betrekking hebben op alle actoren en ze moeten de rechten van het slachtoffer centraal stellen. Niet onbelangrijk wordt in artikel 8 aan de Verdragspartijen gevraagd om voldoende financiële en personele middelen te voorzien voor het volbrengen van de opdrachten ter uitvoering van het Verdrag, zowel voor de overheidsorganen als de niet-gouvernementele organisaties en het maatschappelijk middenveld. Het Verdrag gaat niet voorbij aan de belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld in de uitwerking van het beleid heeft. De Verdragspartijen worden in artikel 9 dan ook aangemoedigd om het maatschappelijk middenveld en niet-gouvernementele organisaties te beschouwen als geprivilegieerde partners in de strijd tegen geweld op vrouwen en huiselijk geweld. Om te komen tot uniformiteit in de getroffen maatregelen en de inspanningen van alle betrokken overheidsdiensten en anderen te concerteren, legt artikel 0 de Verdragspartijen op om één of meerdere officiële organen op te richten of aan te wijzen die belast zijn met de coördinatie, implementatie, monitoring en toetsing van het beleid en de genomen maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. Het Verdrag bepleit daarbij een evidence based' beleid op basis van informatie over doelmatig- en doeltreffendheid van genomen maatregelen. Hiertoe verplicht het de Verdragspartijen in artikel statistische gegevens te verzamelen en communiceren, en onderzoek te ondersteunen. Tegelijkertijd vraagt het Verdrag als tegengewicht voor de droge cijfers ook om population based surveys uit te voeren om niet alleen doorzicht te verwerven over de invloed, aard en gevolgen van geweld, maar ook inzicht te krijgen in de ervaringen van slachtoffers, de redenen waarom zij gewelddaden niet aangeven, de kwaliteit van de diensten die zij ontvingen en hun houding ten aanzien van geweld. Al die informatie moet ook ter beschikking worden gesteld van het publiek. 4.5 GREVIO als sterk monitorend mechanisme Een Verdrag kan nog zo belangrijk zijn, alles staat of valt met de effectieve implementatie van de bepalingen ervan door de Verdragspartijen. De onderhandelaars van het Verdrag waren zich hier terdege van bewust. Naar het voorbeeld van het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel werd de nodige aandacht besteed aan een Afl. 6 december Partnergeweld Beleid en regelgeving 2 / 9

Het verdrag van Istanbul

Het verdrag van Istanbul Het verdrag van Istanbul De gevolgen van het verdrag voor de aanpak van geweld tegen vrouwen 3 november 2014 Inhoud workshop uitleg verdrag het genderperspectief van het verdrag internationaal verdrag

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN OVERZICHT

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN OVERZICHT DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN OVERZICHT Niet-lidstaat van de Raad van Europa (Wit-Rusland) LIDSTATEN HOOFDZETEL EN VESTIGINGEN BEGROTING Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan, België,

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING LIDSTATEN Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING Non-member state of the Council of Europe (Belarus) LIDSTATEN HOOFDZETEL EN OVERIGE VESTIGINGEN BEGROTING Albanië, Andorra, Armenië, Azerbeidzjan,

Nadere informatie

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Inleidende opmerkingen: - Een fenomeen dat valt onder het begrip eergerelateerd geweld

Nadere informatie

PARTNERGEWELD VROUWELIJKE GENITALE VERMINKINGEN GEDWONGEN HUWELIJKEN EERGERELATEERD GEWELD SEKSUEEL GEWELD EN PROSTITUTIE

PARTNERGEWELD VROUWELIJKE GENITALE VERMINKINGEN GEDWONGEN HUWELIJKEN EERGERELATEERD GEWELD SEKSUEEL GEWELD EN PROSTITUTIE NATIONAAL ACTIEPLAN TER BESTRIJDING VAN ALLE VORMEN VAN GENDERGERELATEERD GEWELD 2015-2019 PARTNERGEWELD VROUWELIJKE GENITALE VERMINKINGEN GEDWONGEN HUWELIJKEN EERGERELATEERD GEWELD SEKSUEEL GEWELD EN

Nadere informatie

14869/16 ADD 1 hh 1 DGD 2C

14869/16 ADD 1 hh 1 DGD 2C Raad van de Europese Unie Brussel, 25 januari 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0063 (NLE) 14869/16 ADD 1 NOTA nr. vorig doc.: 14757/1/16 REV 1 Nr. Comdoc.: 6695/16 ADD 1 Betreft: JAI 1003

Nadere informatie

Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld

Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld Council of Europe Treaty Series - No. 210 Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld Istanbul, 11.V.2011 www.coe.int/conventionviolence

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 7 maart 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0063 (NLE) 6695/16 ADD 1 VOORSTEL van: ingekomen: 4 maart 2016 aan: JAI 175 FREMP 46 DROIPEN 47 COCON 2 COHOM

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2006R1412 NL 01.07.2013 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 1412/2006 VAN DE RAAD van 25

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2005 Nr. 46

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2005 Nr. 46 12 (2003) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2005 Nr. 46 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

In Nederland veroordeeld, in eigen land de straf of maatregel ondergaan Informatie voor buitenlandse gedetineerden in Nederland over de mogelijkheid

In Nederland veroordeeld, in eigen land de straf of maatregel ondergaan Informatie voor buitenlandse gedetineerden in Nederland over de mogelijkheid In Nederland veroordeeld, in eigen land de straf of maatregel ondergaan Informatie voor buitenlandse gedetineerden in Nederland over de mogelijkheid om de in Nederland opgelegde sanctie (verder) in eigen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 13.09.2005 COM(2005) 426 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van Verdrag nr.

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 13/44 (Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) KADERBESLUIT 2004/68/JBZ VAN DE RAAD van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen

Nadere informatie

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel

Rechten van slachtoffers. Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Rechten van slachtoffers Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel Mensenhandel is een schending van de rechten van talloze mensen in Europa en daarbuiten en beïnvloedt hun leven.

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Faculteit der Rechtsgeleerdheid First results of a study into social policies for divorced families in the United States Mandatory parenting plans, mediation and parental divorce education Het ouderschapsplan

Nadere informatie

14279/10 mak/ngs/rb 1 DG H 2B

14279/10 mak/ngs/rb 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 oktober 2010 (05.10) (OR. en) 14279/10 DROIPEN 106 JAI 787 CODEC 932 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Raad Voorstel voor een richtlijn van het Europees

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING

Nadere informatie

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.9.2018 COM(2018) 651 final ANNEX BIJLAGE bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 23 (2011) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2013 Nr. 238 A. TITEL Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld;

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak Bijlage 4 621 Tabellen bij hoofdstuk 9 Tabel 9.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten) Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999) Protocol van 3 juni 1999 Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999) Met toepassing van de artikelen 6 en 19, 2 van het Verdrag

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 72 (2009) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 96 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Europees Handvest inzake lokale autonomie betreffende het recht op participatie

Nadere informatie

N O O T ten behoeve van personen die een verzoekschrift willen indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

N O O T ten behoeve van personen die een verzoekschrift willen indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (NL) 02/01/2002 N O O T ten behoeve van personen die een verzoekschrift willen indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens I. WELKE ZAKEN KAN HET HOF BEHANDELEN? 1. Het Europees Hof voor

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.6.2014 COM(2014) 227 final 2014/0129 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

Tabellen bij hoofdstuk 10. Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Tabellen bij hoofdstuk 10. Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens 508 Criminaliteit en rechtshandhaving 2009 Tabellen bij hoofdstuk 10 Tabel 10.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens 1999 2004 1999

Nadere informatie

Geweld tegen vrouwen vanuit internationaal perspectief. Ineke Boerefijn College voor de Rechten van de Mens

Geweld tegen vrouwen vanuit internationaal perspectief. Ineke Boerefijn College voor de Rechten van de Mens Geweld tegen vrouwen vanuit internationaal perspectief Ineke Boerefijn College voor de Rechten van de Mens Belangrijkste ontwikkelingen sinds1993: Mensenrechten breed VN Comités Algemene aanbevelingen

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.6.2014 COM(2014) 226 final 2014/0128 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens Bijlage 4 587 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van

Nadere informatie

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 39 van 11/02/2000 (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) RAAD Initiatief van het Koninkrijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

GECONSOLIDEERDE VERSIE

GECONSOLIDEERDE VERSIE 30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/1 GECONSOLIDEERDE VERSIE VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE (2010/C 83/01) 30.3.2010

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.6.2011 COM(2011) 352 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Tweede

Nadere informatie

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen stuk ingediend op 1680 (2011-2012) Nr. 1 19 juni 2012 (2011-2012) Voorstel van resolutie van de dames Marijke Dillen, Gerda Van Steenberge en Linda Vissers en de heren Frank Creyelman, Filip Dewinter,

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 juli 999 (07.09) (OR. en) 0456/99 LIMITE DROIPEN 5 RESULTAAT BESPREKINGEN van : de Groep Materieel Strafrecht d.d. : 9 juli 999 nr. vorig doc. : 9966/99 DROIPEN 4

Nadere informatie

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 476 Criminaliteit en rechtshandhaving 2013 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land Voertuiggerelateerde criminaliteit c

Nadere informatie

5.3.4 Het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik

5.3.4 Het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik Hst 2-5Hb_Int Jeugdrecht opknippen 20-09-12 12:33 Pagina 979 5.3 seksueel geweld tegen kinderen 5.3.4 Het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 20 juni 2017 (OR. en) 2016/0186 (COD) PE-CONS 25/17 CULT 69 AELE 49 EEE 27 CODEC 867 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

Culturele Hoofdstad van Europa voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I P5_TA(2004)0361 "Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 348/130 Publicatieblad van de Europese Unie 24.12.2008 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG BESLUIT 2008/976/JBZ VAN DE RAAD van 16 december

Nadere informatie

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004 Bijlage 4 543 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004 Autodiefstal Diefstal uit auto

Nadere informatie

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.12.2017 COM(2017) 830 final ANNEX 1 BIJLAGE bij Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot aanvulling van het Besluit van de Raad van 22 mei 2017 waarbij machtiging wordt

Nadere informatie

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT Aanbeveling... 2 Advies... 2 Algemeen commentaar... 2 Beleidsdocument... 3 Besluit... 3 Decreet... 3 Europees besluit... 3 Grondwet... 3 Koninklijk besluit... 3 Mededeling...

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Roeselare Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 maart 2005 (OR. en) AA 23/2/05 REV 2 TOETREDINGSVERDRAG: SLOTAKTE ONTWERP VAN WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK Arrondissement Diksmuide HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

Gelet op artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Gelet op artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000; Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van * oktober 2016, nummer 750970, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdvierenveertigste wijziging) Gelet op artikel

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Kortrijk Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Ieper Opsplitsing in

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 23 (2008) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2013 Nr. 147 A. TITEL Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en

Nadere informatie

Dienst Voogdij. Hoe zal deze dienst je helpen?

Dienst Voogdij. Hoe zal deze dienst je helpen? Dienst Voogdij Hoe zal deze dienst je helpen? Aankomst in België Je bent nog geen 18 en in België aangekomen zonder je vader of moeder. Je zoekt hulp of opvang, of je werd door de politie onderschept.

Nadere informatie

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO) Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van (art. 26 OESO) 9/06/2009 I. Nieuwe overeenkomsten die een bepaling bevatten die voorziet in de uitwisseling van bankinlichtingen Brunei 30/04/09 Nieuwe Overeenkomst.

Nadere informatie

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning) Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning) Velden met een zijn verplicht. Naam E-mail Inleiding 1 Als een bedrijf een product

Nadere informatie

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO) Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van (art. 26 OESO) 10/11/2009 I. Nieuwe overeenkomsten die een bepaling bevatten die voorziet in de uitwisseling van bankinlichtingen Land Botswana 03/07/09 Herziene

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST AF/EEE/BG/RO/DC/nl 1 BETREFFENDE DE TIJDIGE BEKRACHTIGING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. ONTWERPVERSLAG - Klamt (PE 302.228) over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel

EUROPEES PARLEMENT. ONTWERPVERSLAG - Klamt (PE 302.228) over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken 8 mei 2001 PE 302.228/14-21 AMENDEMENTEN 14-21 ONTWERPVERSLAG - Klamt (PE 302.228) over het voorstel

Nadere informatie

Het Sociaal Handvest. in vogelvlucht

Het Sociaal Handvest. in vogelvlucht Het Sociaal Handvest in vogelvlucht Het Europees Sociaal Handvest Een Verdrag van de Raad van Europa ter waarborging van Mensenrechten 5 In het Europees Sociaal Handvest (hierna te noemen: het Handvest

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 32 (2013) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2014 Nr. 74 A. TITEL Protocol nr. 16 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Straatsburg,

Nadere informatie

2159 (2012-2013) Nr. 1 23 juli 2013 (2012-2013) stuk ingediend op. Ontwerp van decreet

2159 (2012-2013) Nr. 1 23 juli 2013 (2012-2013) stuk ingediend op. Ontwerp van decreet stuk ingediend op 2159 (2012-2013) Nr. 1 23 juli 2013 (2012-2013) Ontwerp van decreet houdende instemming met het verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 18 november 2003

Nadere informatie

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2 Raad van de Europese Unie Brussel, 21 mei 2019 (OR. en) 9116/19 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JAI 490 COPEN 200 CYBER 153 DROIPEN 79 JAIEX 75 ENFOPOL 229 DAPIX 177 EJUSTICE 63 MI

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 februari 2002 (18.02) (OR. fr) 6249/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 februari 2002 (18.02) (OR. fr) 6249/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 februari 2002 (18.02) (OR. fr) 6249/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 9 CORDROGUE 19 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van

Nadere informatie

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE Brussel, 31 maart 2005 (OR. en) AA 2/2/05 REV 2 TOETREDINGSVERDRAG: VERDRAG ONTWERP VAN WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE

Nadere informatie

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal RECHT OP BIJSTAND VAN EEN ADVOCAAT VOORSTEL VAN RICHTLIJN EU Vicky De Souter, Attaché, Directie Strafwetgeving FOD Justitie De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957 13 (1957) Nr. 18 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 40 A. TITEL 1) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957 B. TEKST De Franse

Nadere informatie

Wat is het gevolg van het vervallen van de geldigheid van de bijschrijving?

Wat is het gevolg van het vervallen van de geldigheid van de bijschrijving? I Geldigheid kinderbijschrijving Wat is het gevolg van het vervallen van de geldigheid van de bijschrijving? Om naar het buitenland te reizen hebben kinderen vanaf 26 juni 2012 een eigen paspoort of Nederlandse

Nadere informatie

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING Publicatieblad van de Europese Unie L 112 I Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 62e jaargang 26 april 2019 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Nadere informatie

Bij die gelegenheid hebben zij akte genomen van de volgende eenzijdige verklaringen:

Bij die gelegenheid hebben zij akte genomen van de volgende eenzijdige verklaringen: PROCES-VERBAAL VAN ONDERTEKENING VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, DE REPUBLIEK

Nadere informatie

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland Kinderen moeten

Nadere informatie

Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York,

Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York, Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York, 17-12-1979 Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, Indachtig de doelstellingen

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 192 Drugssmokkel Schiphol Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 november

Nadere informatie

VERDRAG VAN DE RAAD VAN EUROPA TER VOORKOMING VAN TERRORISME

VERDRAG VAN DE RAAD VAN EUROPA TER VOORKOMING VAN TERRORISME 22.6.2018 L 159/3 VERDRAG VAN DE RAAD VAN EUROPA TER VOORKOMING VAN TERRORISME Warschau, 16 mei 2005 DE LIDSTATEN VAN DE RAAD VAN EUROPA EN DE ANDERE STATEN DIE DIT VERDRAG HEBBEN ONDERTEKEND, OVERWEGEND

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 34 (2007) Nr. 7 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2015 Nr. 4 A. TITEL Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.6.2012 COM(2012) 255 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot verlening van een machtiging om onderhandelingen te openen over aanpassing van de volgende overeenkomsten

Nadere informatie

(COM(2001) 259 C5-0359/2001 2001/0114(CNS))

(COM(2001) 259 C5-0359/2001 2001/0114(CNS)) P5_TA(2002)0195 Illegale drugshandel * (procedure zonder debat) Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare

Nadere informatie

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO)

Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van onderhandelingen (art. 26 OESO) Uitwisseling van bankinlichtingen Kalender van (art. 26 OESO) 2/02/2010 I. Nieuwe overeenkomsten die een bepaling bevatten die voorziet in de uitwisseling van bankinlichtingen Botswana 12/05/09 03/07/09

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 285

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 285 10 (2004) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 285 A. TITEL Protocol nr. 14 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/13/146 ADVIES NR. 13/65 VAN 2 JULI 2013, GEWIJZIGD OP 5 NOVEMBER 2013 EN OP 7 OKTOBER 2014, INZAKE DE MEDEDELING

Nadere informatie

Samenwerkingsprotocol

Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code 1 Samenwerkingsprotocol tussen de Consumentenautoriteit en de Stichting Reclame Code Partijen: 1. De Staatssecretaris van Economische

Nadere informatie

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf I. IEIDING i) De Verenigde Naties hebben de aanwending van de doodstraf aan strenge voorwaarden onderworpen, onder

Nadere informatie

Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport

Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Info toezichtonderzoek Na de vrouwenopvang door Samenwerkend Toezicht Jeugd / Toezicht

Nadere informatie

Tarieven Internationale registratie (Benelux basis) 2016

Tarieven Internationale registratie (Benelux basis) 2016 Tarieven Internationale registratie (Benelux basis) 2016 Nieuwe aanvrage tot registratie officiële taksen in totale kosten in * basisbedrag t/m 3 klassen 755 1055 toeslag merk in kleur 250 275 Vernieuwing

Nadere informatie

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 670 Criminaliteit en rechtshandhaving 2012 Tabellen bij hoofdstuk 11 Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 (index

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.7.2017 COM(2017) 357 final 2017/0148 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij Luxemburg en Roemenië worden gemachtigd om, in het belang van de Europese Unie, de

Nadere informatie

5. Protocol tot vaststelling van het statuut van de. Europese Investeringsbank

5. Protocol tot vaststelling van het statuut van de. Europese Investeringsbank De Slotakte vermeldt de verbindende protocollen en de niet-verbindende verklaringen Slotakte De CONFERENTIE VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, bijeen te Brussel op 30 september

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.3.2016 COM(2016) 111 final 2016/0063 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785 NOTA van: aan: Betreft: het Voorzitterschap het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel initiatief

Nadere informatie

Revisie van de Eurocodes

Revisie van de Eurocodes 1 Revisie van de Eurocodes Jan Gijsbers, TNO Voorzitter normcommissie TGB Betonconstructies Lid CEN/TC250/SC2 Eurocode Concrete structures 2 Inhoud presentatie Eurocodes en Europa Eurocodes in Nederland

Nadere informatie