Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar IXB Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2007 Nr. 27 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 22 februari 2007 De vaste commissie voor Financiën 1 heeft op 1 februari 2007 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Zalm van Financiën over: de brief van de minister d.d. 22 november 2006 inzake het faillissement van Van der Hoop Bankiers N.V. ( IXB, nr. 9, inclusief bijlagen); de brief van de minister d.d. 8 januari 2007 inzake de beantwoording van vragen inzake lopende rechtszaken in het faillissement van Van der Hoop bankiers N.V. ( IXB, nr. 15). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Vermeij (PvdA), Gesthuizen (SP) en Ouwehand (PvdD). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Koopmans (CDA), Aptroot (VVD), Van der Veen (PvdA), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Koenders (PvdA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Haverkamp (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Kalma (PvdA), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP) en Thieme (PvdD). De heer Jules Kortenhorst (CDA) heeft met zorg de diverse rapporten bestudeerd. Het is duidelijk dat zaken bij Van der Hoop niet op orde waren. Wat ontbrak, was een duidelijke strategische visie, een goede inschatting van de risico s, verbonden aan diversificaties, en gedetailleerde plannen en managementdiscipline om zorg te dragen voor een goede inbedding van nieuwe activiteiten. Achteraf gezien is het niet verwonderlijk dat de fiscale claim, voortkomend uit de handel in kasgeldbv s enerzijds en een nieuwe activiteit op het gebied van langlopende hypothecaire kredieten, gefinancierd met korte spaargelden anderzijds, tot problemen heeft geleid. Hij betreurt het daaruit voortvloeiende faillissement, maar hij betreurt het vooral dat klanten van Van der Hoop hierdoor financieel gedupeerd zijn. Heeft het toezicht van DNB op Van der Hoop goed gefunctioneerd? De heer Kortenhorst maakt daarbij onderscheid tussen de aanpak van DNB over de periode tot december 2005, en de beslissingen op en rond 9 december Ten slotte stelt hij de vraag of hiervan iets is geleerd. Heeft DNB de solvabiliteit van Van der Hoop scherp genoeg in beeld gehad? Was het verstandig om de doelstelling van een hogere solvabiliteit van 12% los te laten? Zijn er voldoende consequenties verbonden aan het incident van de onjuiste maandstaten, toen bleek dat solvabiliteitsberekeningen niet klopten en Van der Hoop feitelijk onder het minimumcriterium van 8% was gezakt? Had DNB haar informele zorgen omtrent de breedte en de kwaliteit van het management bij Van der Hoop niet eerder aan de orde moeten stellen? Hadden herhaalde incidenten met claims, te KST tkkst30800IXB-27 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2007 Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 1

2 lage voorzieningen, het loskoppelen van de trustactiviteiten en dergelijke geen alarmbellen moeten laten rinkelen over de kwaliteit van de administratieve organisatie, en interne en externe accountantscontrole? Waarom heeft DNB hierover niet intensiever met de externe accountant gesproken? Heeft DNB onvoldoende toezicht gehouden op voortdurende niet succesvolle strategische diversificaties? Het onderscheid dat DNB maakt tussen strategie en de implementatie daarvan vindt de heer Kortenhorst niet juist. Beoordeling van de risico s van diversificatie horen wel degelijk in het proces van besluitvorming en strategievorming thuis. Is bij DNB met genoeg discipline gekeken naar de voorwaarden voor het verlenen van verklaringen van geen bezwaar voor nieuwe activiteiten van Van der Hoop? Op welke gronden heeft DNB de beslissing tot omzetting van de vergunning naar een volledige bankvergunning genomen? Waarom is daaraan geen gedetailleerd onderzoek vooraf gegaan? De heer Kortenhorst heeft grote aarzelingen bij de conclusie van de minister dat het toezicht de politieke toets goed kan doorstaan. Wel heeft DNB terecht in juni 2005 tweemaal liquiditeitssteun aan Van der Hoop verleend. Ook de beslissing van de Raad van Commissarissen, gesteund door DNB, om de directievoorzitter te vervangen door een ervaren interim-manager was juist, zij het te laat. Op 9 december 2005 heeft DNB gekozen voor het instrument van de noodregeling, daarbij geen uitstel over het weekeinde tolererend. Waarom moest die regeling nog voor het weekeinde in gang worden gezet? Een run on the bank was tijdens het weekeinde nagenoeg onmogelijk. Van der Hoop had volgens de wet wel degelijk mogen besluiten om de mededeling over het afketsen van de overname tot na het weekeinde geheim te houden. Deelt de minister de inschatting dat in dat geval alle crediteuren al hun geld terug hadden kunnen krijgen? Is het voor de minister duidelijk, waarom DNB de keuze heeft gemaakt om bij aanvang, en niet aan het eind van het weekeinde de onherroepelijke stap van de noodregeling te zetten? Deelt de minister de mening dat nu is gebleken dat de noodregeling in het huidige financiële bestel veel minder ruimte laat aan een curator om een bank als going concern voort te zetten? Was er sprake van een mogelijk overschot op de liquidatiebalans van 9 december? Voor curatoren zijn de conclusies van de curatoren, KPMG en De Brauw, volgens de heer Kortenhorst ongetwijfeld een zeer hard gelag. Hij vraagt hoe de minister de keuze van DNB beoordeelt om zich scherp te verzetten tegen de eerste uitdeling uit het faillissement. Ziet de minister mogelijkheden voor een vergelijk tussen curatoren, crediteuren en DNB, zoals gesuggereerd door de curatoren en de heer Wellink? Hij vraagt vooral aandacht voor de implicaties voor de toekomst. Het is van groot belang dat het prudentieel toezicht van DNB goed functioneert. Dat wil niet zeggen dat het faillissement van een financiële instelling per definitie altijd is uitgesloten. Wel betekent het dat veranderende omstandigheden in de financiële markten, voortschrijdend inzicht en regelmatige oefening moeten resulteren in verbeteringen in de toezichtpraktijk van de bank. De rapporten bieden daartoe enkele belangrijke aanknopingspunten. De heer Kortenhorst ziet drie mogelijkheden om het toezicht te verbeteren. Om te beginnen is het zinvol, het toezicht voor kleinere banken en kredietinstellingen anders vorm te geven dan voor grotere banken. Daarbij moet ook worden gewogen of de bestaande kapitaalseis van 5 mln. in de huidige financiële marktomgeving nog voldoende zekerheid verschaft. Minimale solvabiliteits- en kapitaalsvereisten voor kleine banken moeten in het licht van de grotere volatiliteit en risico s van de financiële markten worden herzien. Verder moet vooral de effectiviteit van de noodregeling als instrument worden geëvalueerd. De lessons learned moeten leiden tot verbetering in het toezicht. Kan de minister de Kamer op termijn informeren over de conclusies van deze evaluatie? De heer Kortenhorst verwijst ten slotte naar de praktijk in Scandinavische landen, die inhoudt dat toezichthouders scenario s met betrekking tot Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 2

3 financiële crises dooroefenen. Dat zou ook in Nederland moeten gebeuren. Hij verzoekt de minister hierop bij DNB aan te dringen, en de Kamer hierover te informeren. De heer Weekers (VVD) sluit zich aan bij de zorgen en vragen van de heer Kortenhorst. Ook bij hem bestaan aarzelingen over de generale conclusie dat het met het toezicht goed is gegaan, en dat het toezicht de politieke toets goed kan doorstaan. Kunnen de geconstateerde feiten de conclusies voldoende dragen? Misschien kunnen de conclusies nog eens aan gezaghebbende deskundigen worden voorgelegd. Hij constateert dat DNB er behoorlijk intensief op heeft gezeten, en dat het op maat gesneden is. Zijn op de juiste momenten de juiste beslissingen genomen? Als de toezichthouder heeft gefaald, is hij daarvoor dan aansprakelijk te stellen? Hij meent dat niet te snel naar de toezichthouder moet worden gekeken, want het is primair de bankinstelling zelf die verantwoordelijk is. Voor het vertrouwen in de financiële markten is het belangrijk dat iedereen blind kan varen op een toezichthouder. De heer Weekers wil en kan dat niet beoordelen. De curator zal niet overgaan tot aansprakelijkheidsstelling van DNB, zij het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende crediteuren. Niet uitgesloten is dat spaarders met recht DNB aansprakelijk kunnen stellen. Zeker als het om de spaarders gaat, mag een en ander niet leiden tot ellenlange juridische procedures. DNB zou zich moeten openstellen voor een objectieve toets, bijvoorbeeld door middel van arbitrage, op grond waarvan kan worden vastgesteld of er is gefaald. Hij denkt niet direct aan bemiddeling. Nu de curator heeft aangekondigd niet verder te gaan, is de vraag wat er verder zal gebeuren. De heer Weekers sluit zich aan bij de vragen van de heer Kortenhorst over de toekomst. Wat doet de minister met de aanbevelingen uit de rapporten van De Brauw en KPMG? Wat doet DNB daarmee? Welke gevolgen heeft het vermogensverlies van gedupeerden voor de IB, en op welke jaren slaat dat verlies? Hoe staat het met het OM-onderzoek naar winstvennootschappen? Wil de minister een reactie geven op het rapport van de curatoren van 31 januari 2007? De heer Irrgang (SP) heeft al eens eerder gepleit voor een onafhankelijk onderzoek, maar eerst moest het rapport van de curatoren worden afgewacht. De risico s van de werkwijze van Van der Hoop waren al in 2003 bekend, terwijl het beeld van de solvabiliteit, zoals dat bekend was bij de toezichthouder, veel minder gunstig was dan gedacht, dit alles in combinatie met het feit dat geen sanctie is toegepast toen Van der Hoop geen verklaringen van geen bezwaar had aangevraagd. De situatie op en rond 9 december 2005 vindt hij moeilijker te beoordelen. Hij kan onmogelijk tot de conclusie komen dat dit alles de politieke toets der kritiek kan doorstaan. Hij pleit alsnog voor een diepgaand onafhankelijk onderzoek. Verder moet worden geleerd uit het verleden, zoals de uitspraak dat het toezicht op kleinere banken iets anders is dan dat op grote banken. Er ligt nog het dilemma dat soms niet duidelijk is hoe het er met de solvabiliteit voorstaat, waardoor de consument moeilijker een oordeel kan vellen. Waarom is nooit een stille curator aangesteld? In de maanden voordat de noodregeling van kracht werd, bestond bij sommige beter geïnformeerde spaarders het gevoel dat zij beter hun geld van de bank konden halen, waardoor voor de spaarders die dat niet wisten eerder het beeld van een faillissement ontstond. Hoe moet daarmee worden omgegaan? De heer Tony van Dijck (PVV) constateert dat in het rapport veelvuldig melding wordt gemaakt van diverse tekortkomingen. Hoe heeft het ondanks het intensieve toezicht van DNB ooit zover kunnen komen? Had dit niet kunnen worden voorkomen, bijvoorbeeld door het in een eerder stadium aanwijzen van een interim-directeur? Had DNB als toezichthouder niet veel eerder moeten ingrijpen? Was de handel in winstvennootschap- Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 3

4 pen geen trigger geweest voor het aanvragen van de noodregeling? De strategie van in gesprek blijven, gevolgd door DNB, kan ontaarden in onaanvaardbaar gedogen. Waar was de AFM? Welke kosten zijn gemoeid met het toezicht van DNB? Op wie worden deze kosten verhaald? Moet de toezichthouder zich ook bemoeien met beleidsvraagstukken? Als de solvabiliteit van 18% naar 9,5% duikelt in een periode van vijf jaar, had dat de bellen helemaal moeten doen rinkelen. Daar zou een hard criterium voor moeten worden geformuleerd. DNB is niet tekortgeschoten in de mate van toezicht, zij het dat wel de vraag kan worden gesteld of men niet veel eerder had moeten ingrijpen. Moet DNB niet meer instrumenten krijgen, en moeten geen harde criteria worden geformuleerd? In hoeverre heeft DNB een informatieplicht aan het publiek? De heer Depla (PvdA) constateert dat de toezichthouder zijn werk goed doet, gelet op het feit dat slechts eens per 25 jaar een bank failliet gaat. Maar toch moet de vraag worden beantwoord of DNB zijn werk echt goed heeft gedaan. Hij deelt de conclusie van de minister dat het handelen van DNB de politieke toets der kritiek goed kan doorstaan niet. Hij is geen voorstander van een vervolgonderzoek: duidelijk is dat het niet goed is gegaan. Verder moet uit het gebeurde lessen voor de toekomst worden getrokken. DNB blijkt dat al gedaan te hebben. Maar is de conclusie over de wijze van omgang met kleinere banken wel juist? Leidt dit niet tot een concurrentienadeel voor de kleinere banken ten opzichte van de grotere banken? Als er weer eens iets dergelijks gebeurt, moet meteen worden besloten tot de instelling van een onafhankelijk onderzoek. Kan de minister dat toezeggen? Hij sluit zich aan bij de suggestie van heer Kortenhorst voor het houden van financiële rampoefeningen. Hoe is het afgelopen met de gedupeerde rekeninghouders? Kan de minister daar nader op ingaan? Hoever staat het met de uitvoering van de toezegging dat de garantieregeling ook wordt opengesteld voor opties? Antwoord van de minister De minister benadrukt dat de curatoren stellen dat zij 65% uitdeling durven te doen. Vervolgens is er de garantstelling tot Mensen met een deposito tot worden volledig vergoed. Degenen met een hoger tegoed krijgen voorshands van het meerdere 65% uit de boedel vergoed, maar er kan nog een nadere uitdeling komen. De gang naar de rechter staat vrij voor eenieder. Arbitrage vindt hij in deze zaak niet op zijn plaats. Aansprakelijkheidsstelling van DNB lijkt mij kansloos, dus iedereen die daaraan geld uitgeeft, is dat geld kwijt. De minister wil op dat punt geen valse hoop wekken. Hij zal nadenken over de vraag of DNB constructief kan meedenken als er ideeën zijn over arbitrage of bemiddeling. Wat de aansprakelijkheid van toezichthouders betreft, verwijst de minister naar de discussie bij de totstandkoming van de Wet financieel toezicht, een rapport van prof. Van Dam en de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Vie d Or. Daaruit blijkt dat zeer terughoudend wordt omgegaan met het stellen van de aansprakelijkheidskwestie: er moet sprake zijn van wanbeheer en wanbeleid. Verder moet worden bedacht dat achteraf oordelen makkelijker is dan het ter plekke nemen van de beslissingen. De toets die de minister uitvoert op het functioneren van DNB is een marginale, en geen verklaring van heiligheid en perfectie. Dat er lessen uit het gebeurde kunnen worden getrokken, is volgens hem iets anders dan de uitspraak dat het toezicht heeft gefaald. De curatoren zien geen reden om de aansprakelijkheid van DNB in te roepen. Op 9 december 2005 voldeed Van der Hoop nog steeds qua solvabiliteit aan het Europese minimum van 8%. Maar solvabiliteit is een foto, waar een film achter zit. Overname was geen optie, want de curatoren zijn niet op het spoor gekomen van geïnteresseerde kopers. Betrokkenen waren daarom gehouden de noodregeling onmiddellijk in te roepen. Volgens de Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 4

5 curatoren was het zeer de vraag of uitstel tot een oplossing had kunnen leiden. De minister benadrukt dat een noodregeling niet eenzijdig door DNB wordt uitgesproken, maar door de rechter, op verzoek van DNB, waartegen de instelling verweer kan voeren. Niet de kasgeld-bv s waren het probleem, maar de fiscale claim. Dit punt bracht een belangrijke verslechtering in de solvabiliteitspositie van Van der Hoop teweeg. De minister merkt op dat een noodregeling niet hetzelfde is als een faillissement. Een noodregeling is noodzakelijk om de posities van schuldeisers te bevriezen. De bewindvoerders zijn tot de conclusie gekomen dat er weinig heil zat in het voortzetten van de onderneming als going concern, een mening die hij heeft te respecteren. DNB gaat bekijken of aanpassingen in de bestaande noodregeling nodig zijn. Er is steeds van uitgegaan dat de eerste uitdeling zou komen vanuit de garantieregeling, gevolgd door de curatorenuitdeling. Pikant feit is dat de curatoren vrij snel met een eerste uitdeling kwamen. DNB heeft bezwaar gemaakt tegen de eerste uitdeling, omdat de vooronderstelde volgorde in gevaar kwam. Wat dreigde, was dat degenen die al bij DNB geld hadden gehad, werden benadeeld ten opzichte van degenen die eerst naar de curator waren gegaan en dan naar DNB. De wet was op dit punt niet duidelijk, reden waarom de minister toezegt op dit punt helderheid te zullen verschaffen. Er is een bodemprocedure gestart, mede omdat door de banken mag worden verlangd dat DNB ook voor hun belangen opkomt. De minister onderstreept dat er een andersoortig toezicht is op kleinere dan op grotere banken. Basel 2 geeft aanleiding om die differentiatie verder door te zetten. DNB heeft in een en ander aanleiding gevonden om de toezichtstrategie voor kleine banken opnieuw te bekijken. Hij vindt de suggestie om te gaan oefenen een goede, zij het dat dat al gebeurt, niet alleen op nationale, maar ook op internationale schaal, zelfs met de ministeries van financiën erbij. Wat de kapitaalsvereisten voor de oprichting van banken betreft, benadrukt de minister dat Kamerbreed de mening wordt gedeeld dat Nederland geen hogere eisen stelt dan Europees is voorgeschreven. De beste route is om dit in Europees verband verder te bezien; de minister zegt dit toe. Hij vindt het wel wat waard dat er wat kleinere bankinstellingen zijn, die als luizen in de pels de grotere banken scherp houden. De algemene conclusie uit de rapporten is dat er adequaat toezicht is geweest, zij het dat achteraf gezien dingen beter hadden gekund. Het toezicht is regulier uitgevoerd, met zo nodig een verhoging van de intensiteit. DNB neemt de aanbevelingen uit de rapporten over. De minister zegt dat het in de loop van 2004 en begin 2005 steeds beter leek te gaan met Van der Hoop. Begin 2005 was er een serieuze kans dat men zou worden overgenomen door een degelijke partij. De fiscale claim kwam in mei Er had gedacht kunnen worden aan een «stille» curator. Er was echter al een goede interim-directeur, zodat het niet veel zin had een «stille» curator aan te stellen. «Goed doorstaan» wil niet zeggen dat het allemaal geweldig is geweest, het moet worden opgevat als «adequaat doorstaan». Als er had gestaan «niet doorstaan» had de minister moeten ingrijpen, maar daarvan is geen sprake. Het opvolgen van allerlei aanbevelingen is een soort impliciete erkenning dat het beter had gekund. De juridische toets is aan de rechter. De minister verwacht echter niet dat DNB met enig succes aansprakelijk kan worden gesteld. Hij is tegenstander van een onafhankelijk onderzoek, zoals gevraagd door de heer Irrgang. De minister zegt dat de AFM een heel andere taak heeft dan DNB. Uit alle rapporten komt de AFM niet als een prominente speler naar voren. De AFM kan zich vinden in de rapportages. DNB kan bij overtreding van regels een openbare waarschuwing geven, en er kan een dwangsom en/of een boete worden opgelegd en gepubliceerd. DNB kan niet zeggen dat een bepaalde bank «op omvallen staat», want dan is het al gebeurd. DNB keert in feite uit aan betrokkenen, neemt dat deel van hun vorde- Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 5

6 ringen over en deelt tegen het percentage van 65 in de claim op de boedel. Wat vervolgens door DNB niet op de boedel kan worden verhaald, dus 35%, wordt opgebracht door het resterende bankwezen. De minister heeft het artikel in De Telegraaf over lenen op internet gelezen. Hij zal over de inhoud daarvan contact opnemen met de AFM. Bij de implementatie van de MiFid-richtlijn, die 1 november 2007 rond zal zijn, hoopt hij de vermogensscheiding voor opties te hebben geregeld. Nadere gedachtewisseling De heer Jules Kortenhorst (CDA) concludeert dat de goede politieke toets toch nog tot veel verbeteringen zal leiden. Hij is blij met de toezegging van de minister dat het instrumentarium zal worden geëvalueerd, waaronder de noodregeling. Hij vraagt de minister of de Kamer daarvan op de hoogte kan worden gehouden. Hij is blij te horen dat er geoefend wordt. Wat daaruit wordt geleerd, moet leiden tot protocollen en voorschriften. Verder is hij blij dat DNB zal kijken naar de wijze van toezicht op de kleinere banken, en met de toezegging van de minister dat hij in EU-verband een hogere minimale kapitaalseis in het licht van de volatiliteit van financiële markten aan de orde zal stellen. Hij blijft bezorgd over de situatie van de spaarders die in dezen verlies hebben geleden, en hoopt van harte dat de minister er bij DNB op aan wil dringen om in ieder geval de dialoog met hen aan te gaan, daarbij respecterend dat aansprakelijkheid voor DNB een zaak van de rechter is. De heer Weekers (VVD) noemt twee vragen die nog niet zijn beantwoord. De heer Irrgang (SP) is niet overtuigd van de conclusie van de minister dat het toezicht de politieke toets der kritiek goed kan doorstaan. Er is een verschil tussen juridische aansprakelijkheid en politieke verantwoordelijkheid. De heer Tony van Dijck (PVV) vraagt of de minister hardere criteria wil formuleren, op basis waarvan eerder kan worden ingegrepen. Wat heeft het faillissement van Van der Hoop de belastingbetaler gekost? De heer Depla (PvdA) vindt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de politieke en de juridische beoordeling. Hij is het niet eens met de politieke beoordeling. Kan de minister voordat hij vertrekt de Kamer berichten over hoe het nadenken over deze zaak is afgelopen? De minister kan de politieke conclusies van de heer Kortenhorst goed volgen. Hij wil niet dat DNB zich in dit soort zaken autistisch gedraagt, maar DNB is ook niet het probleem. Hij moet erover nadenken, hoe dit op een bestuurlijk verantwoorde manier kan. Het onderzoek van het OM is gaande, maar de minister heeft er nog geen resultaat van gezien. Vermogensverlies uit zich in box 3. Het is niet gemakkelijk om een lijstje van harde criteria op te stellen. DNB is voornemens een nog actievere houding in te nemen dan tot nu toe al het geval was. Dat zou in een ander geval wellicht tot eerder ingrijpen kunnen leiden. De hele operatie heeft niet geleid tot een personeelsuitbreiding bij DNB. De garantieregeling wordt opgebracht door het Nederlandse bankwezen. Hij zal zijn best doen, datgene waar de heer Depla om vraagt na te komen. Toezeggingen de minister zal erop aandringen dat DNB de noodregeling zal evalueren, en dat DNB daarvan verslag doet; de wet wordt aangepast als het gaat om de garantieregeling; Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 6

7 het idee van verhoging van het minimum eigen vermogen zal in Europees verband aan de orde worden gesteld; de minister zal erop aandringen dat DNB zich openstelt voor de dialoog met gedupeerden en zal de Kamer schriftelijk informeren over de rol van DNB bij de afhandeling van dit proces; als dit soort zaken nog eens voorkomt, volgt meteen een onafhankelijk onderzoek. De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Depla De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Vente Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 27 7