Op naar de top! Over carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Op naar de top! Over carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen"

Transcriptie

1 Op naar de top! Over carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen Nicolien Kop Ronald van der Wal Politieacademie Onderzoeksgroep Landelijk Expertise Centrum Diversiteit Maart 2008

2 Op naar de top! Over carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen 2

3 Inhoudsopgave Voorwoord 5 Samenvatting 7 Afkortingen 10 1 Inleiding en onderzoeksopzet 1.1 Introductie 1.2 Onderzoeksopzet 1.3 Leeswijzer Vrouwen naar de top: theoretisch kader 2.1 Over het emancipatiebeleid in Nederland 2.2 Het glazen plafond Structurele verklaring Persoongecentreerde verklaring Attitudinale verklaring Socioculturele verklaring 2.3 De gevolgen van het glazen plafond Een korte geschiedenis van vrouwen bij de Nederlandse Politie 3.1 Het verleden Emancipatie bij de politie Vrouwelijke leidinggevenden bij de politie 3.2 Het heden De situatie anno Kerncijfers politie 3.3 De toekomst: recente ontwikkelingen Carrièrekansen hoog opgeleide politiemedewerkers 4.1 Achtergrondgegevens 4.2 Kansen van vrouwen en mannen: vergelijkbaar? 4.3 Ambities 4.4 Politiecultuur 4.5 Loopbaanbeleid 4.6 Uitstroom

4 5 Politie versus andere organisaties 5.1 Vrouwen op top posities Rabogroep Gemeente Den Haag Universiteit Vergelijking 5.2 Doelgroepenbeleid 5.3 Tijd voor verandering Diversiteit bij de politie 6.1 Politie in ontwikkeling en de werkgeversvisie 6.2 Toekomst LMD 6.3 Het glazen plafond doorbroken Conclusies en aanbevelingen 92 Dankwoord Referenties Bijlagen: 1: Vragenlijst 2: Interview protocol 3: Geschiedenis van vrouwen bij de Nederlandse politie 4: Overzicht studenten NPA : GPI resultaten VMHP onderzoek

5 Voorwoord De aandacht van de positie van de vrouw in bedrijven, met name in hogere functies staat weer volledig in de actualiteit. Hoewel er in het algemeen vooruitgang is geboekt als het gaat om de emancipatie, staat het geringe aantal vrouwelijke hogere leidinggevenden in bedrijven en bij de overheid in de schijnwerpers. Dat geldt ook voor de politie. De huidige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevr dr G. ter Horst heeft over dit onderwerp stevige afspraken gemaakt met de korpsbeheerders en korpschefs. Kort samengevat: De top van de Nederlandse politie moet binnen 3 jaar substantieel diverser zijn geworden. Op het moment van het schrijven van dit voorwoord zijn er drie vrouwelijke korpschefs. Opvallend is dat deze drie geen politiecarrière hebben gevolgd in traditionele zin, bijvoorbeeld via de opleiding aan de Nederlandse Politieacademie in Apeldoorn. Waar zijn al die honderden vrouwen, die tussen 1971 en 2001 de toenmalige officiersopleiding hebben gevolgd, gebleven? Zijn ze weg bij de politie? Waarom? En wat kunnen we doen om deze kostbare medewerksters vast te houden of zelfs terug te krijgen? Daarover gaat dit onderzoek, dat ik als portefeuillehouder diversiteit van de Raad van Hoofdcommissarissen mag presenteren. Het is een uitvoerig onderzoek naar aantallen, vertrekredenen en verbetervoorstellen aangaande de hoog opgeleide politievrouwen. Het onderzoek eindigt, zoals gebruikelijk met aanbevelingen. Aanbevelingen die er toe kunnen leiden, dat de uitstroom van hoog opgeleide vrouwen verder wordt teruggedrongen. Veel van deze aanbevelingen kunnen worden geoperationaliseerd in de korpsen en in diverse korpsen zijn ook al veel van deze aanbevelingen opgepakt. Mogelijk helpt dit om deze jaren een definitief keerpunt te creëren in de kansen van hoog opgeleide vrouwen. Vooral door hun kwaliteit, maar ook door hun aantallen, de druk van genoemde Minister en continue aandacht vanuit diverse actoren. Te denken valt aan het programma Politietop Divers o.l.v. mevrouw I. Stam, om meer vrouwen te benoemen in functies waarvoor een kroonbenoeming geldt. (korpsleidingen en zwaardere divisie-districtschefs) Maar ook voor het opzetten van netwerken en dergelijke. Het moet dan mogelijk zijn om in enkele jaren het getal van 100 vrouwelijke commissarissen van politie definitief te passeren. Ook moet het mogelijk zijn diverse korpschefs en plv korpschefs te benoemen uit de grote, klaar staande 5

6 groep van politievrouwen, die in de periode tussen 1971 en 2001 hun opleiding aan de Nederlandse politieacademie hebben gevolgd. Ik spreek de wens uit, dat dit onderzoek de beslissers en beleidsmakers inspireert om echt serieus werk te maken van de doorstroom van vrouwen. De vrouwen zijn het waard, de politie kan niet meer zonder en de samenleving is er klaar voor. Leeuwarden,...april Magda Berndsen, hoofdcommissaris/korpschef regiopolitie Friesland; portefeuillehouder diversiteit van de Raad van Hoofdcommissarissen en opdrachtgever. 6

7 Samenvatting Het onderzoek Op naar de top! Over carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen is in opdracht van het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit (LECD) door onderzoekers van de Politieacademie. De drijfveer voor dit onderzoek is het geringe aantal leidinggevende politievrouwen op managementniveau bij de Nederlandse politie. Al sinds 1971 leidt de Politieacademie vrouwen op voor hoger leidinggevende functies. Maar geen van deze vrouwen heeft weten door te dringen tot de politietop. De doelstelling van het project was het inzichtelijk maken waarom er relatief weinig vrouwelijke leidinggevenden werkzaam zijn in de hogere managementfuncties in de politieorganisatie. De twee centrale vraagstellingen van dit onderzoek luidden: 1) hoe kan het dat vrouwen met een afgeronde NPA-opleiding slechts beperkt doorstromen naar hogere managementfuncties binnen de politieorganisatie en 2) wat zou de politieorganisatie kunnen doen om de doorstroom van deze vrouwen te bevorderen? Hoofdstuk 1 gaat in op de uitvoer van het onderzoek. Dataverzameling heeft plaatsgevonden middels literatuurstudie, vragenlijsten, documentenanalyse en interviews. Voor de interviews zijn hoogopgeleide politievrouwen benaderd, zowel vrouwen die nog werkzaam zijn in de politieorganisatie, als vrouwen die inmiddels elders werkzaam zijn. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch raamwerk van het onderzoek gepresenteerd. Na een korte schets over het emancipatiebeleid in Nederland wordt ingegaan op het zogenaamde glazen plafond. Vanuit vier theoretische invalshoeken worden verklaringen voor het fenomeen glazen plafond gegeven. Het betreffen: structurele, persoonsgerichte, attitudinale en socioculturele verklaringen. Uit deze verklaringen komt naar voren dat vrouwen maar ook organisaties negatieve gevolgen ondervinden van het glazen plafond. Het glazen plafond In hoofdstuk 3 volgt een korte geschiedenis van vrouwen bij de Nederlands politie. Ingegaan wordt op het verleden, heden en toekomst. In 1971 werden de eerste vrouwen toegelaten op de NPA. Geen van hen is doorgestroomd naar korpschef niveau. Anno 2008 zijn er drie vrouwelijke korpschefs. Zij zijn niet vanuit de NPA doorgestroomd, maar als zij-instromer op deze positie terecht gekomen. In de hoofdstukken 4 en 5 komen de resultaten van het onderzoek aan de orde. Allereerst worden in hoofdstuk 4 de carrièremogelijkheden van politiemedewerkers bekeken. Zijn de kansen van vrouwen en mannen op een carrière in de politieorganisatie vergelijkbaar? Hoe zit het met de ambities van de groep hoger opgeleide vrouwen? En is er eigenlijk passend loopbaanbeleid? 7

8 Het blijkt dat mannen en vrouwen anders oordelen over de vergelijkbare kansen van mannen en vrouwen in de politieorganisatie. In het algemeen vinden mannen de kansen meer vergelijkbaar dan dat vrouwen dat vinden. De ambities van vrouwen en mannen zijn overigens vergelijkbaar. In hoofdstuk 5 wordt de politieorganisatie met andere profit en non-profit organisaties vergeleken. Daaruit blijkt dat er gemiddeld genomen minder vrouwen in de politieorganisatie werkzaam zijn dan in de andere besproken sectoren. Het aantal leidinggevende is echter vergelijkbaar met de besproken sectoren, ongeveer 15%. In vergelijking met de andere organisatie doet de politie het qua aantal vrouwen in de top zo slecht nog niet. Dit betekent echter niet dat de aandacht mag verslappen. Want het theoretische streefcijfer van 30% vrouwen in de top is nog (lang) niet gehaald. In hoofdstuk 6 wordt het belang van diversiteit in de politieorganisatie benadrukt. Recente ontwikkelingen op het gebied van diversiteit met betrekking op de politieorganisatie komen aan de orde. Er is aandacht voor de nieuwe werkgeversvisie, het LMD, en het vanuit het Ministerie van BZK geïnitieerde project politietop divers: naar een duurzaam perspectief. Tot slot, hoofdstuk 7 conclusies en aanbevelingen. Hier is het theoretische raamwerk expliciet toegepast op de politieorganisatie. Het blijkt dat (ook) de politie te maken heeft met structurele, organisatie-culturele, attitudinale en socioculturele barrières die de doorstroom van hoger opgeleide politievrouwen belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn: onduidelijke selectiecriteria, de hang naar mannelijke leiders, het selecteren van leidinggevenden op stereotypen, het soms scherpe onderscheid tussen executieve en niet-executieve functies en de neiging om vast te houden aan traditionele arbeidsvormen waardoor deeltijdwerk of duobanen worden bemoeilijkt. Ook kan worden vastgesteld dat er in de periode, die in dit onderzoek wordt beschreven, al veel is gebeurd. Meerdere beleidsmaatregelen, op zowel landelijk als regionaal en eerder nog lokaal niveau, hadden tot doel om de instroom van meer vrouwelijk leidinggevenden te bevorderen. In meerdere gevallen heeft dit tot goede resultaten geleid. In andere gevallen niet, waarbij moet worden opgemerkt dat dergelijke beleidsmaatregelen vaak eindig waren, ofwel na verloop van tijd werden gestaakt met dergelijke initiatieven. Juist op een onderwerp als emancipatie en diversiteit blijkt continuïteit van beleid een vereiste te zijn. Verder toont het onderzoek aan dat er grote verschillen zijn tussen de politieregio s onderling. De factoren die de doorstroom hinderen zijn per regio verschillend. De (ex)politievrouwen die hebben meegewerkt aan dit onderzoek geven aan dat er de laatste jaren wel het één en ander is verbeterd in de politieorganisatie, maar geven ook aan dat de organisatiecultuur een belemmerende factor blijft om carrière te maken. Er bestaat bij deze politievrouwen een sterke behoefte aan begeleiding en coaching. Ook rolmodellen kunnen hen behulpzaam zijn. Met name 8

9 wanneer leidinggevenden zelf een voorbeeldfunctie geven, door bijvoorbeeld in deeltijd te werken, ziet men dat dit gedrag op de rest van het korps afstraalt. Niet alleen de korpsleiding dient in dit opzicht een sturende en stimulerende rol te spelen, ook van het ministerie van BZK wordt een dergelijke rol verwacht in de vorm van beleidsmaatregelen. Het vaststellen van een quota voor vrouwen in de politietop, maar ook een regierol bij de begeleiding van aankomend politiemanagers vanaf schaal 14. Als antwoord op de tweede onderzoeksvraag, wat de politieorganisatie kan doen om vrouwen door te laten stromen naar hogere posities, zijn een achttal aanbevelingen geformuleerd. Deze omvatten: de zorg voor rolmodellen; meer aandacht voor scouting en coaching van potentieel vrouwelijke leidinggevenden; meer creativiteit met betrekking tot arbeidsvormen; flexibel loopbaanbeleid; meer flexibiliteit in het LMD-beleid; het organiseren van een landelijke talentenbank en een pool van vrouwen die de politie hebben verlaten en tenslotte het stellen van streefcijfers. 9

10 Afkortingen ACP ALF BZK CAO CBS GPI HBO HRM LECD LMD LPEC LSOP MD NPA NPB OCW PEP POP SCP SPL VCE Algemeen Christelijke Politiebond Academisch Leidinggevende Vrouwen (ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal Bureau voor de Statistiek Glazen Plafond Index Hogere Beroepsopleiding Human Resource Management Landelijk Expertise Centrum Diversiteit Landelijk Management Developmenttraject Landelijke Politie Emancipatie Commissie landelijk Selectie en Opleidingscentrum Politie Management Development Nederlandse Politieacademie Nederlandse Politiebond (ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Adviesgroep Politie Emancipatie Proces Persoonlijk Ontwikkel Plan Sociaal Cultureel Planbureau School voor PolitieLeiderschap Visitatiecommissie Emancipatie 10

11 Hoofdstuk 1 Inleiding en onderzoeksopzet 1.1 Introductie Diversiteit staat volop in de maatschappelijke belangstelling, ook binnen de politieorganisatie. Niet alleen voor de politieorganisatie zelf, maar ook voor het maatschappelijk draagvlak van de politie is het van wezenlijk belang om te streven naar diversiteit binnen de korpsen. Om het politiewerk goed te kunnen doen in een snel veranderende samenleving, streeft de politie naar goed opgeleide mensen op alle niveau s - uitvoerend (executief) niveau en leidinggevend die zoveel mogelijk een afspiegeling van de maatschappij vormen. De politie ontleent een groot deel van haar legitimiteit aan haar samenstelling. Een diverse organisatie waarin alle groepen in de samenleving zoveel mogelijk zijn vertegenwoordigd, zorgt voor herkenbaarheid en draagvlak. Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) adviseert en ondersteunt de politie op het gebied van diversiteit. Het uitgangspunt is dat politieregio s autonoom zijn en zelf verantwoordelijk blijven voor hun diversiteitbeleid. Met name op de terreinen van man-vrouw verhoudingen, nieuwe Nederlanders, homoseksuelen, andersvaliden en op het gebied van omgangsvormen wordt deskundigheid ontwikkeld en aangeboden. De percentages van de vrouwen die op dit moment werkzaam zijn binnen de hele politieorganisatie bedraagt 32 procent, hiervan is 20,2 procent executief (Kerncijfers Politie, 2007). Op leidinggevend niveau liggen de cijfers aanzienlijk lager. In dit boek wordt aandacht besteed aan de carrièremogelijkheden van vrouwen in het algemeen en specifiek aan die van hoog opgeleide politievrouwen. Hoewel in de tweede helft van de jaren negentig vrijwel evenveel, en soms meer vrouwelijke dan mannelijke studenten in opleiding zijn geweest is dat niet terug te zien in de huidige man-vrouw verdeling bij de hogere managementfuncties binnen de politieorganisatie. Het aantal vrouwen in de politietop is nog steeds beperkt. Reden voor het LECD om onderzoek te laten doen naar de carrièremogelijkheden van hoog opgeleide politievrouwen om meer inzicht te krijgen in de belangrijkste knelpunten in de doorstroom van vrouwen naar de politietop. Met dit boek doen de auteurs een handreiking aan managers bij de politie die serieus werk willen (moeten) maken om te streven naar een meer gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen in de politietop. 11

12 1.2 Onderzoeksopzet In opdracht van het LECD is het onderzoek door de onderzoeksgroep van de Politieacademie uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is het inzichtelijk maken waarom er relatief weinig vrouwelijke leidinggevenden werkzaam zijn in de hogere managementfuncties in de politieorganisatie. De twee centrale vraagstellingen van dit onderzoek luidde: - Hoe kan het dat vrouwen met een afgeronde opleiding Nederlandse Politie Academie slechts beperkt doorstromen naar hogere managementfuncties binnen de politieorganisatie? - Wat zou de politieorganisatie kunnen doen om de doorstroom van deze vrouwen te bevorderen? De centrale vragen werden uitgewerkt in zes subvragen. 1. Hoe ervaren hoog opgeleide politiemensen de carrièrekansen (van mannen en vrouwen) bij de politie? 2. In welke mate zijn de carrièrekansen voor hoog opgeleide politievrouwen vergelijkbaar met die van mannelijke collega s? 3. Is er specifiek beleid (geweest) om de carrièrekansen van hoog opgeleide politrouwen te stimuleren? (Te denken valt hierbij enkele kweekvijvers of an derszins). 4. Welke maatregelen kan de politie de komende vijf jaar nemen om te voorko men dat hoger opgeleide politievrouwen voortijdig uitstromen? 5. Is het uitstroompercentage van hoog opgeleide politievrouwen vergelijkbaar met de uitstroom in andere sectoren? 6. Is er in deze sectoren specifiek loopbaanbeleid voor hoger opgeleide vrouwen? Zo ja, wat houdt dat beleid in? De periode waarop het onderzoek zich heeft gericht is breed, namelijk van 1971, toen de eerste vrouw in opleiding bij de voormalig Nederlandse Politieacademie(NPA) kwam, tot 2002, toen werd gestart met het nieuwe politieonderwijs. 1 Dit betekent in de praktijk dat de vrouwen die werden uitgenodigd deel te nemen aan het onderzoek, tussen de zeven en 36 jaar in de politieorganisatie werkzaam zijn. Door middel van 1) literatuurstudie, 2) vragenlijsten, 3) interviews en 4) documentenanalyse zijn gegevens over de carrièremogelijkheden van hoger opgeleide (politie)vrouwen verzameld. Hieronder een korte beschrijving van de onderzoeksmethoden. 1 Zie voor uitleg veranderingen politieonderwijs: 12

13 Ad 1: Literatuurstudie Omdat het onderzoek zich uitstrekt over een periode van ruim twintig jaar kan men niet voorbij gaan aan de historische ontwikkelingen. Via een literatuurstudie wordt de veranderende positie van vrouwen in het algemeen en politievrouwen specifiek in kaart gebracht en beschreven. Dit wordt aangevuld met de resultaten van en verklaringen uit (recent) onderzoek. De literatuurstudie heeft als doel de algemene achtergrond te schetsen en verschillende verklaringen te geven voor de beperkte doorstroom van vrouwen naar de topfuncties in een bedrijf. Ad 2: Vragenlijsten Ter beantwoording van de onderzoeksvragen 1 tot en met 4 is een vragenlijst uitgezet. Dit, om inzicht te krijgen op meningen en ervaringen van hoger opgeleide politiemensen qua carrièremogelijkheden. Er werden 257 vragenlijsten verstuurd naar mensen die nog wel en die niet meer in de politieorganisatie werkzaam zijn. De mensen die nog in dienst zijn van de politieorganisatie waren relatief gemakkelijk te vinden. Het was echter een stuk lastiger om de mensen die reeds uit dienst zijn te achterhalen. Om deze laatste groep te bereiken zijn velerlei pogingen ondernomen. De onderzoekers hoopte dat er vanuit de jaargroepen zicht zou zijn op de vertrokken collega s. Op een enkel jaar na, bleek dit niet het geval te zijn. Verder is geprobeerd namen te achterhalen door het plaatsen van oproepen op intranet van de politieacademie, in de korpsen op intranet en in het politieblad Blauw. Ook is via netwerken, collega s, kennissen en andere sneeuwbalmethodes geprobeerd om vertrokken mensen uit politieland te achterhalen. De vragenlijsten zijn verstuurd naar zowel mannen als vrouwen, aangezien het interessant is om te bekijken of zij wel of geen verschil ervaren in de carrièremogelijkheden bij de politie. Zo ontvingen 97 mannen en 160 vrouwelijke (ex)werknemers een vragenlijst. Aan de hand van stellingen en open vragen werd ingegaan op de algemene carrièremogelijkheden bij de politie en de specifieke ervaring van de respondent zelf. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 1. De totale respons op de vragenlijst is 53 procent, daarvan hebben tien personen aangegeven niet mee te willen werken aan het onderzoek omdat zij te lang bij de politieorganisatie weg zijn. In totaal zijn er 122 vragenlijsten geanalyseerd, 75 van vrouwen en 47 van mannen, dit is via het analyse programma SPSS gebeurd. Ad 3: Interviews Via interviews werd dieper op de gestelde onderzoeksvragen 1 tot en met 4 ingegaan. In de vragenlijst of middels een aparte antwoordkaart konden alleen vrouwen aangeven of zij wilde deelnemen aan een interview. In totaal gaf 85 procent van de vrouwen aan mee willen werken, 24 werden er uiteindelijk geïnterviewd. Selectie van deze vrouwen gebeurde aan de hand van de volgende criteria: 13

14 - de kerngegevens van de politie: hierbij werd gekeken naar het aantal vrouwelijk leidinggevenden per korps. Gekozen werd onder meer voor de korpsen met het hoogste aantal vrouwelijk leidinggevenden en met het laagste aantal vrouwelijk leidinggevenden; - het studiejaar van instroom in de politieorganisatie: voor zover mogelijk werd uit iedere periode van vijf jaar een evenredig aantal vrouwen geselecteerd; - intern en extern: getracht werd om toch een aantal vrouwen te interviewen die inmiddels zijn uitgestroomd om kennis te nemen van hun uitstroommotieven en van de carrièremogelijkheden die zij in hun nieuwe werkomgeving zijn tegengekomen. Ter voorbereiding van het gesprek werd de vrouwen een semi-gestructureerd interviewprotocol toegestuurd. Ad 4: Documentanalyse Ter beantwoording van de onderzoeksvragen 3, 5 en 6 zijn documenten geanalyseerd. Beleidsstukken betreffende emancipatiebeleid bij de politie, maar ook sociale jaarverslagen vanuit andere sectoren (Universiteiten, de gemeente Den Haag en de Rabogroep) werden geanalyseerd. Doel was vast te stellen of, en in welke mate, er bij de politie en andere sectoren vrouwen zijn vertegenwoordigd in het hogere echelon van de organisatie. Ook is gekeken of er in deze organisaties specifiek beleid aanwezig is om de doorstroom van vrouwen naar de top te promoten. Afbakening van het onderzoek De politiemensen die voor dit onderzoek zijn benaderd hebben in de periode een opleiding aan de voormalige Nederlandse Politieacademie gevolgd is als vertrekpunt genomen, omdat in dit jaar de eerste vrouwelijke studenten tot de opleiding werden toegelaten. Als eindjaar is 2001 genomen, omdat de politieopleiding in dit jaar ingrijpend is veranderd. Voor een korte beschrijving van deze veranderingen, zie het kader. Het belangrijkste verschil met de voormalige NPA-opleiding is dat deze rechtstreeks opleidde tot leidinggevende. De huidige politiekundige bachelor opleiding levert politieambtenaren af op hbo niveau, die na enkele jaren executieve werkervaring kunnen doorstromen naar een leidinggevende of een specialistische master-opleiding. 14

15 De Politieopleiding Organisatorische veranderingen waren al gaande vanaf Tot die tijd was er sprake van gescheiden opleidingen voor rijks- en gemeentepolitie. De NPA en de rechercheschool waren de enige instituten die voor beide politieorganisaties de opleiding verzorgden. Bij de reorganisatie van 1992 is het LSOP, Politie Onderwijs- en Kenniscentrum, ontstaan uit een fusie van de rijks- en gemeenteopleidingsinstituten, waaronder de Nederlandse PolitieAcademie(NPA). In 2004 is het LSOP, Politieonderwijsen Kenniscentrum van naam veranderd in Politieacademie. Het onderwijsstelsel is met ingang van 2002 rigoureus gewijzigd. Er was tot 2002 sprake van bedrijfsopleidingen: - twee korte opleidingen tot surveillant en agent van respectievelijk zes maanden en 1,5 jaar(vmbo,havo en mbo instroom) - een vierjarige opleiding tot inspecteur (VWO-instroom). Begin 2002 heeft het politieonderwijs een gedaanteverwisseling ondergaan. Het is omgevormd van een traditionele, functiegerichte 'bedrijfsopleiding' naar een samenhangend stelsel van volwaardig diploma equivalent initieel en postinitieel beroepsonderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau. Het initieel onderwijs kent: Drie opleidingen op MBO niveau: - assistent politiemedewerker(niveau 2) met een duur van anderhalf jaar - politiemedewerker(niveau 3) met een duur van drie jaar - allround politiemedewerker(niveau 4) met een duur van vier jaar (instroom van tenminste vmbo tot havo en mbo). Drie opleidingen op HBO niveau: - politiekundige bachelor op hbo-niveau (vier jaar); - politiekundige bachelor op wo niveau (drie jaar); - politiekundige master op wo niveau (twee jaar deeltijd) Het postinitieel onderwijs kent: - Diverse post mbo opleidingen (in deeltijd) - hbo masters opleidingen (twee jaar deeltijd), waaronder de tactisch leidinggevende master op hbo niveau en de Recherchekundige master op hbo niveau. Alle opleidingen zijn duaal van opzet: leren en werkend leren wordt afgewisseld. De opleidingen zijn geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Voor de top is er de strategisch Leidinggevende met de NSOB master wo niveau 1.3 Leeswijzer De opbouw van het boek is als volgt. Gestart wordt in hoofdstuk 2 met een algemeen theoretisch verhaal over carrièremogelijkheden voor vrouwen. Er is aandacht voor het emancipatieproces, maar ook voor onderzoek (en verklaringen) naar de beperkte doorstroom van vrouwen naar de top in het algemeen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 verder ingezoomd op de politie, ingegaan wordt op het verleden, het heden en de toekomst van vrouwen in de politieorganisatie. 15

16 In hoofdstuk 4 en 5 worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. In hoofdstuk 4 geven hoog opgeleide politiemedewerkers hun mening over de politieorganisatie en beschrijven zij hun ervaringen. Zijn de kansen van mannen en vrouwen vergelijkbaar? Hebben vrouwen ambitie om hogerop te komen? Is er sprake van loopbaanbeleid? En welke motieven worden genoemd om juist bij de politieorganisatie te blijven werken of juist vertrekken? In het daarop volgende hoofdstuk 5 is een vergelijking tussen de politieorganisatie en andere organisaties gemaakt. Ingegaan wordt op het percentage vrouwen dat zowel in profit als in non-profit organisaties toppuncties bekleedt. Tevens wordt ingegaan op specifiek loopbaanbeleid. In hoofdstuk 6 staat diversiteit bij de politie centraal. De werkgeversvisie, de toekomst van het LMD en de lopende ontwikkelingen binnen de politieorganisatie, komen aan de orde. Tot slot volgen in hoofdstuk 7 de conclusie en de aanbevelingen. 16

17 Hoofdstuk 2 Vrouwen naar de top: theoretisch kader 2.1 Over het emancipatiebeleid in Nederland Het Nederlandse emancipatiebeleid gaat er van uit dat een voortdurende inzet nodig is om daadwerkelijke emancipatie te bevorderen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) dat het emancipatiebeleid onder zijn hoede heeft, omschrijft dit beleid als zijnde gericht op het bevorderen van gelijke rechten, kansen, vrijheden en (sociale) verantwoordelijkheden in de maatschappij voor vrouwen én mannen. Het beleid dient bovendien de positie van vrouwen te verbeteren en de deelname van vrouwen in de samenleving te stimuleren. Het uitgangspunt is dat meer vrouwen meer uren gaan werken en hun talenten en kwaliteiten optimaal benutten. Concrete doelen van het emancipatiebeleid zijn: - economische zelfstandigheid - veiligheid, door geweld tegen vrouwen en meisjes tegen te gaan - maatschappelijke participatie, om sociale uitsluiting van vrouwen in kwetsbare posities te voorkomen - evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in besluitvormende positie - mensen ondersteunen om werk en zorgtaken makkelijker te kunnen combineren (dagindeling) Het ministerie van OCW coördineert het Nederlandse emancipatiebeleid. Zij bevordert het emancipatiebeleid dat verschillende ministeries ontwikkelen en uitvoeren. Daarbij onderhoudt zij contacten met alle ministeries, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. 2 De bemoeienissen van de overheid met het emancipatiebeleid stammen uit de jaren zeventig. In 1967 schreef Joke Smit het artikel Het onbehagen bij de vrouw waarmee zij de tweede feministische golf inluidde. Uit haar artikel sprak verontwaardiging over de positie van de vrouw en dit gevoel sloeg aan. Vrouwen kwamen in beweging. In 1968 werd de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij opgericht en twee jaar later werd Nederland opgeschrikt door de eerste spectaculaire acties van de Dolle Mina s. In 1974 verklaarde de regering emancipatie tot beleidsdoel en werd de Emancipatie Kommissie ingesteld. Deze commissie moest de regering adviseren bij het voeren van een samenhangend beleid ter bevordering van de emancipatie van de vrouw. Onder haar begeleiding verscheen in 1977 de eerste emancipatienota, getiteld Emancipatie, proces van verandering en groei. In datzelfde jaar verscheen ook het eerste rapport bij het Sociaal en Cultureel Planbureau over emancipatie, de Sociale atlas van de vrouw. De auteurs van deze nota s en rapporten hadden optimistische 2 Informatie is afkomstig van de website van het Ministerie van OC&W, (datum 8 oktober 2007). 17

18 toekomstverwachtingen. Zij spraken van snelle en ingrijpende veranderingen in de positie van de vrouw in de maatschappij in het algemeen en in het arbeidsproces in het bijzonder. In de loop der jaren is er veel veranderd. Meerdere commissies en werkgroepen hebben zich ingezet om de positie van vrouwen verder te verbeteren. Vrouwen betraden massaal de arbeidsmarkt. Constructies als deeltijdwerk, kinderopvang en ouderschapsverlof hebben de participatie van vrouwen gefaciliteerd. Nog steeds vormt het emancipatiebeleid van het ministerie van OCW het raamwerk voor de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Het is voorwaardenscheppend en richtinggevend. Emancipatie anno Nederland heeft de achterstand met betrekking tot het totaal aantal werkende vrouwen de laatste decennia ingelopen. Vestigt men echter de blik op het aantal vrouwen in hogere functies, in de macht en de besluitvorming, dan kan niet anders dan worden vastgesteld dat hier nog een wereld te winnen valt. Zelfs in organisaties waar relatief veel vrouwen werken, bereiken zij vaak niet de hogere functies. Het emancipatieproces is juist op dit hogere niveau gestagneerd. Het aantal vrouwen in topposities is, in welke sector dan ook, gering. Dit geldt zowel voor het bedrijfsleven als voor de publieke en non-profit sectoren (zie ook hoofdstuk 5). Nederland loopt op dit punt zelfs ver achter bij veel andere Europese lidstaten. Onzichtbare barrières belemmeren de ontwikkeling en doorstroom van hoog opgeleide vrouwen. Dat verschijnsel wordt het glazen plafond genoemd. Het is dit glazen plafond, en het doorbreken ervan, dat momenteel volop in de schijnwerpers staat (zie ook paragraaf 2.2). De achterstand van het aantal vrouwen op topposities blijkt onder meer uit het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie , Emancipatie, vanzelfsprekend, maar het gaat niet vanzelf! De titel van dit stuk laat weinig aan de verbeelding over. In dit rapport maken het Centraal Plan Bureau (SCP) en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) de balans op van de emancipatie in de voorliggende periode. Het emancipatieproces verloopt stroever dan verwacht. Het traditionele patroon van de vrouw die de zorgtaak in huis en gezin waarneemt blijft op enkele uitzonderingen na hardnekkig overeind. Weliswaar zijn vrouwen massaal gaan werken, maar zoals blijkt uit dit rapport is het juist deze groep die hoofdzakelijk in deeltijd werkt. Ook blijken er nog steeds grote verschillen te zijn in de salariëring en stromen vrouwen te weinig door naar topposities. Het SCP geeft aan dat de slechte economie en de hoge werkloosheid van de laatste jaren de arbeidsparticipatie van vrouwen niet hebben bevorderd. Streefcijfers zijn niet gehaald. In 2002 had 54 procent van de vrouwen van jaar een baan van twaalf uur of meer. Dit aandeel is sindsdien niet toegenomen. 18

19 In dezelfde periode is de participatie van mannen gedaald van 76 procent naar 72 procent in Het verschil tussen de seksen is daarmee wel kleiner geworden. 3 Het aantal vrouwen op hogere en besluitvormende posities neemt toe, maar minder snel dan men eerder had verwacht. De arbeidsdeelname van vrouwen in uren en het aantal vrouwen in topposities behoren tot de laagste in Europa. Uit onderzoek blijkt dat dit vooral een gevolg is van het grote aantal vrouwen dat stopt met werken of minder gaat werken in de leeftijd van gezinsvorming (35 tot 40 jaar). Dit terwijl het opleidingsniveau van vrouwen nog steeds stijgt. Het talent van vrouwen wordt hierdoor onvoldoende benut. 4 Tabel 2.1 laat de streefwaarden en realisatie van vrouwen op besluitvormende posities. Hierin is ook de politie opgenomen. Tabel 2.1: Aantal vrouwen op besluitvormende posities: realisatie en streefwaarden 5 Stand van zaken Streefwaarden Kabinet Tweede Kamer Eerste Kamer Europees Parlement Provinciale Staten Gemeenteraden Commissarissen der Koningin Burgemeesters Besturen Waterschappen Raad van State Algemene Rekenkamer Externe Adviesorganen Magistratuur Top Politiekorps Voorzitters bel. ZBO s Topambtenaren (> schaal 17) Hoge ambtenaren (schaal 15-17) a 25 a Top Bedrijfsleven (RvB, RvC). 5 4, In honderd grootste bedrijven (2001) (2003) (2005) Top zorg en welzijn (RvB/RvC) Top Soc.-econ. sector (RvB/RvC) a. Voor hoge ambtenaren in schaal is het streefcijfer in 2005 bijgesteld. In het Meerjarenbeleidplan 2000 was het streven dat in 2010 in deze schalen 30 procent van de functies door vrouwen zouden worden bezet. In het herziene Meerjarenbeleidplan van 2005 is geen uitsplitsing gemaakt in topambtenaren en hoge ambtenaren en geldt voor de gehele groep het streefcijfer van de topambtenaren. 3 SCP, Emancipatiemonitor 2006, p Ministerie van OCW, meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid , Den Haag 2007, p SCP, Emancipatiemonitor 2006, p

20 Een en ander is vervolgens ook nog eens bevestigd door de Visitatiecommissie Emancipatie (VCE), die in 2004 werd ingesteld om het proces van gender mainstreaming bij de Rijksoverheid te volgen, te beoordelen en te stimuleren. Gender mainstreaming staat voor: het (re)organiseren, verbeteren, ontwikkelen en evalueren van beleidsprocessen op zo'n manier dat een perspectief van gender-gelijkheid wordt ingebouwd in al het beleid op alle niveaus en in alle fasen, door de actoren die normaal dat beleid maken. Dit proces is onlosmakelijk verbonden met de participatie van vrouwen in overheidsfuncties. Begin 2007 presenteerde de VCE haar rapport met de veelzeggende titel Een beetje beter is niet goed genoeg. Emancipatiebeleid en gender mainstreaming bij de rijksoverheid. Eindrapportage visitaties Hierin concludeerde zij dat de doelstellingen vrijwel bij geen enkel departement zijn gehaald en dat de aandacht voor dit vraagstuk in de loop der tijd was weggezakt. 6 Dit alles was reden genoeg om het emancipatiebeleid een nieuwe impuls te geven. Onder het Kabinet Balkenende II is al besloten dat het eerstvolgende kabinet een nieuwe emancipatienota zou samenstellen. Deze nieuwe nota verscheen in september 2007 met de titel Meer kansen voor vrouwen. Het geeft aan dat er een trendbreuk nodig is om het gestagneerde emancipatieproces weer op gang te krijgen. Op alle bestuursniveau s, landelijk, provinciaal en gemeentelijk, dient het beleid te worden geïntensiveerd. De samenstellers van de emancipatienota stellen de vraag waarom het emancipatieproces is vastgelopen. Het antwoord duidt op diepgewortelde sociaalculturele percepties. Gelijke kansen zijn niet vanzelfsprekend. Verschillen tussen jongens en meisjes treden al vroeg in de opvoeding en het onderwijs op, waarbij traditionele rollenpatronen in hoge mate bepalend zijn. De nota zegt hierover: Een sterke segregatie in opleidingen en beroepen, en grote verschillen in arbeidsmarkt- en inkomenspositie tussen vrouwen en mannen zijn hiervan op latere leeftijd het gevolg. Vanuit het oogpunt van emancipatie en de meerwaarde die diversiteit heeft voor de werkvloer is dat ongewenst. Een grotere diversiteit aan rolmodellen is nodig en kan meisjes stimuleren om andere studie- en beroepskeuzes te maken dan ze traditioneel doen en meer te investeren in hun loopbaan. 7 6 Visitatiecommissie Emancipatie, Een beetje beter is niet goed genoeg. Emancipatiebeleid en gender mainstreaming bij de rijksoverheid. Eindrapportage visitaties Den Haag Ministerie van OC&W, Meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid , Den Haag 2007, p UWV (Uitvoering Werknemersverzekeringen) in SEOR, Benchmark Vrouwen in hogere functies,

21 2.2 Het glazen plafond De aldus geconstateerde verticale segregatie, waarbij er een duidelijk onderscheid waarneembaar is tussen het aandeel mannen en vrouwen op hogere arbeidsniveaus, duidt op het bestaan van een zogenaamd glazen plafond. Om een vergelijking tussen sectoren, branches en bedrijfstakken mogelijk te maken is een GlazenPlafondIndex (GPI) beschikbaar. De waarde van de GPI loopt van 0 tot oneindig. Belemmeringen lijken afwezig wanneer de aandelen vrijwel gelijk zijn. De waarde ligt dan rond 1. Hoe hoger de waarde boven 1, hoe dikker het glazen plafond. Als de waarde onder 1 ligt zijn vrouwen in de hogere functiecategorie beter vertegenwoordigd dan in de functiecategorie daaronder. De Glazen Plafond Index geeft geen informatie over feitelijke doorstroom en is niet hetzelfde als de doorstroomkans van vrouwen (zie ook het kader). In hoofdstuk 6 wordt op de GPI score van de politie ingegaan. De waarde van de GPI loopt van 0 tot oneindig. Belemmeringen lijken afwezig wanneer de aandelen vrijwel gelijk zijn, de waarde ligt dan rond 1. Hoe hoger de waarde boven 1, hoe dikker het glazen plafond. Als de waarde onder 1 ligt zijn vrouwen in de hogere functiecategorie beter vertegenwoordigd dan in de functiecategorie daaronder. De Glazen Plafond Index geeft geen informatie over feitelijke doorstroom en is niet hetzelfde als de doorstroomkans van vrouwen. De formule voor de berekening van het GPI is: Bij deze maatstaven wordt het aandeel vrouwen op een bepaald functieniveau (x) vergeleken met het aandeel vrouwen in functies daaronder (x-1). Op beide maatstaven neemt de waarde toe naarmate vrouwen sterker zijn ondervertegenwoordigd in hogere functies. Bijvoorbeeld, in een bedrijf zijn drie functieniveaus: laag, midden en hoog. Op het middelste niveau werken 80 vrouwen, en in de top 70 vrouwen. 80 gedeeld door 70 is 1,14. De GPI voor dit bedrijf is dan 1,14. Hoe lager een bedrijf scoort, des te beter scoort dat bedrijf in de doorstroom van vrouwen. Een hoge GPI score betekent dus een dik glazenplafond. 7 De Belgische organisatiepsycholoog Wellens (2005) heeft onderzoek naar het glazen plafond gedaan. Zij geeft een viertal verklaringen die bijdragen aan de instandhouding van het glazen plafond, te weten: - een structurele verklaring, verdeeld in organisatiestructurele en organisatieculturele verklaringen; - persoon gecentreerde verklaringen; - attitudinale verklaringen; en - socioculturele verklaringen. 21

22 Deze indeling wordt in deze paragraaf gehanteerd, aangevuld met de uitkomsten van ander recent onderzoek naar het glazen plafond Structurele verklaringen Organisatiestructurele verklaringen Tot de organisatiestructurele verklaringen behoren de onvoldoende objectieve selectiecriteria en procedures. Heel wat beslissingsstructuren worden namelijk volledig of grotendeels opgesteld door mannen. Zij dragen bij tot een vorm van geslachtsblindheid en onkunde om de aanwezigheid van gekwalificeerde vrouwen te herkennen. 8 Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de werving, selectie en doorstroom. Een tweede verklaring ligt in de vasthoudendheid van werkgevers aan traditionele arbeidsvormen. Zij hechtten vooral veel waarde aan de voltijdbaan. Er is een aantoonbaar verband tussen de afwezigheid op het werk, ongeacht de reden of het geslacht van de manager, en de minder opeenvolgende promoties en kleinere salarisstijgingen. Aangezien de vrouw nog altijd de enige barende persoon is in het gezin, zal de negatieve connotatie van deze afwezigheid dan ook grotendeels op haar schouders belanden. Een studie van de organisatiepsycholoog Wasburn (2004) 9 toont dat benoemingen en promotiebeslissingen meestal worden genomen tijdens de kinderbaarlijke jaren. Dit kan weer een negatief effect hebben op de bevordering van vrouwen. De afwezigheid fungeert dan dus als uitsluitings- of vertragingsmechanisme voor de loopbaan van de vrouwen. De wens om in een deeltijdfunctie of in een duobaan te werken is tegelijkertijd een hindernis voor de doorgroei naar een hogere managementfunctie. De psychologe Baaijens (2006) 10 heeft onderzoek gedaan naar deeltijdarbeid. Zij stelt vast dat het traditionele werkgeversbeeld in wezen achterhaald is. Het staat haaks op de moderne arbeidstrends. Het traditionele kostwinnersmodel heeft plaatsgemaakt voor het anderhalfverdienersmodel. Op dit moment werkt ruim 68 procent van de werkzame vrouwen en 14 procent van de werkzame mannen in deeltijd. Naar verwachting zal de groei van het aantal deeltijdfuncties voorlopig nog niet stoppen. Veel mensen geven aan eerder minder uren te willen werken dan meer uren. Afgaande op het hiervoor geschetste ideaalbeeld van de voltijder dat veel werkgevers hebben, is de weg naar de top voor deeltijders moeilijk. Vrouwelijke 8 L. Wellens, Vrouwen voor de spiegel: een waardeonderzoek in en door het glazen plafond, Brussel 2005, p Wasburn, M. H. (2004). Appeasing women faculty: A case study in gender politics. Advancing Women in Leadership. Retrieved August 2, 2004 from. [ 10 C. Baaijens, Deeltijdarbeid: Kans of bedreiging? In Tijdschrift voor HRM, nr. 3, 2006, p

23 werknemers met een lagere of middelbare opleiding werken vijfmaal zo vaak als hun mannelijke collega s in een deeltijdbaan. Hoog opgeleide vrouwen werken viermaal zo vaak als hoog opgeleide mannen in een deeltijdbaan. Dit verschil komt doordat vrouwen minder vaak in deeltijd werken naarmate ze hoger zijn opgeleid. Van alle laag opgeleide vrouwen had in 2005 ruim driekwart een deeltijdbaan. Onder hoog opgeleide vrouwen was dat ruim 60 procent. 11 Volgens Baaijens geven werkgevers de voorkeur aan voltijders naarmate het gemiddelde opleidingsniveau binnen een organisatie hoger wordt. Dit heeft onder meer te maken met de personeelskosten. Hoe minder uren iemand werkt, des te langer de inwerkperiode is, en daarmee de duur voor een werkgever om de inverstering terug te verdienen. Baaijens concludeert verder dat veel werkgevers wijzen op de kosten die deeltijders nodig hebben om werkzaamheden onderling te coördineren. In deeltijdfuncties zal vaker overdracht van taken plaats moeten vinden. Over het algemeen is het ook lastiger om de aanwezigheid van verschillende werknemers op elkaar af te stemmen. Deze terughoudendheid ten opzichte van deeltijdwerk treedt nog meer op de voorgrond wanneer het om leidinggevende functies gaat. In die zin is zij ook relevant voor de kansen van vrouwen op hogere en leidinggevende posities. Gezien de hiervoor getoonde cijfers zijn vrouwen eerder geneigd tot deeltijdwerk dan mannen. 12 Ook de carrièremogelijkheden lopen gevaar wanneer de betrokkene in deeltijd werkt. Een meerderheid van de werkgevers vindt dat werknemers die carrière willen maken voltijds beschikbaar moeten zijn. Uit recent onderzoek blijkt dat werkgevers bij voorkeur voltijders door laten stromen naar hogere functies. 13 Werken in deeltijd heeft op de lange termijn negatieve consequenties voor de arbeidscarrière. Hier speelt ook de theorie van het menselijk kapitaal een rol. Menselijk kapitaal wordt opgedaan via formele scholing en via werkervaring. Tezamen bepalen zij de productiviteit van een werknemer en daarmee zijn of haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Vanuit deze gedachte zal een werkgever de werknemer met een voltijdse aanstelling eerder promotie laten maken dan de werknemer met een aanstelling in deeltijd. Sterker nog, vrouwen met leidinggevende talenten worden vaak niet ontdekt omdat zij in deeltijd werken. Ten aanzien van duobanen zijn werkgevers eveneens voorzichtig, de voordelen worden nauwelijks gezien. Onderzoek van onder meer de werknemersorganisatie VNO-CNW toont aan dat de duobaan mogelijkheden biedt om de bedrijfstijd te 11 Sociaal-economische trends, Statistisch kwartaalblad over arbeidsmarkt, sociale zekerheid en inkomen, 2006, aflevering Ibidem. 13 Hansen, J.J.H.H.I. (2005). Shaping careers of men and women in organizational contexts. Academisch proefschrift, Universiteit Utrecht; Erdem, Ö., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2003). De arbeidsmarktpositie van werknemers in Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen mannen en vrouwen, voltijders en deeltijders, autochtonen en allochtonen. Den Haag: Arbeidsinspectie. 23

24 behouden of zelfs te verlengen en tegelijkertijd de werktijd individueel te verkorten. 14 De duobaan lijkt dus bij uitstek geschikt voor uitbreiding van bereikbaarheid en beschikbaarheid. De traditionele acht-uur-baan kan een tienuur-baan worden. Evenals bij deeltijdarbeid lopen ook hier de vrouwelijke werknemers voorop. Duobanen vergen een grote samenwerkingsbereidheid en gedijen vooral in een feminiene cultuur. Grote ego's kunnen een duobaan slecht aan. De kwetsbaarheid van duobanen is wellicht kleiner dan die van monobanen. Als een van de twee duopartners ziek of zwanger is, dan is overdracht relatief gemakkelijk. Ook is het inwerken van een vervanger doorgaans makkelijker bij vertrek van een van de twee. Met name in het onderwijs heeft men hier goede ervaringen mee opgedaan. Maar voor veel leidinggevende functies behoort een duobaan nog niet tot de mogelijkheden. Veel werkgevers zien bezwaren in de overdracht, de bereikbaarheid en de beschikbaarheid. De factor aanwezigheid speelt ook een rol bij overwerk. Arbeids- en organisatiepsychologe Mintjes (2003) wees in dit opzicht op het verschijnsel structureel overwerk als één van de verklaringen voor het glazen plafond. In managementkringen is het niet ongebruikelijk om veel over te werken. De bereidheid om meer uren te maken dan de overeengekomen contracturen wordt als een pré gezien, zo niet als een informele voorwaarde voor promotie. Wie minder wil gaan werken ziet zich vaak gehinderd in zijn of haar mogelijkheden om door te stromen. Mintjes deed onderzoek onder managementtrainees van de INGbank. Zij ziet de overwerkcultuur als een hinderpaal voor de doorgroeimogelijkheden van vrouwen die werk en gezin willen combineren. Om in de toekomst voldoende kwaliteit in het topmanagement te bereiken, moet een organisatie verder kijken dan de kwantiteit ofwel het aantal gewerkte uren. Het gaat vooral om de kwaliteit: wat is de inhoud van het verrichte werk? 15 Ook onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam komen tot eenzelfde conclusie voor de culturele sector. Zij stellen dat door het minder aantal overuren dat vrouwen normaliter werken, hun kans op promotie wordt verkleind. 16 Organisatieculturele verklaringen Wellens (2005) geeft aan dat tot de organisatieculturele verklaring voor het glazen plafond, de waarden en karakteristieken worden gerekend die in veel gevallen geassocieerd worden met mannelijke geslachtsrollen of mannelijke stereotypen. Meer vrouwelijke waarden of eigenschappen worden veelal 14 H. Starren H., Duobanen in de top, in Intermediair, 22 februari E. Mintjes, "Balans tussen werk en privé; Overwerk houdt glazen plafond in stand". Gids voor Personeelsmanagement, 2003, nr F. Fischer, L. Rojahn en I. Struyck, Het glazen plafond in de culturele sector, Feiten en verklaringen, Amsterdam 2002, p

25 onderdrukt of verzwegen. In tabel 2.2 zijn deze eigenschappen tegenover elkaar gezet. Tabel 2.2: Masculiene versus feminiene eigenschappen Masculiene eigenschappen Individualisme Competitie Belang van materiële beloning Hoge prestatiedruk Grote tijdsinzet, aanwezigheid Belang van status, hiërarchie Feminiene eigenschappen Collectivisme Collegialiteit Belang van positieve feedback Belang van persoonlijke ontplooiing Belang van werk-privé balans Participatie in besluitvorming Wellens (2005) toont aan dat er verband is tussen de mannelijkheidscore van vrouwen en hun bevordering naar hogere functies. Vrouwen die binnen een organisatie hogerop willen zullen het gedrag aan moeten nemen dat over het algemeen wordt geassocieerd met mannelijkheid. Dan blijken zij vaak eerder voor promotie in aanmerking te komen Persoongecentreerde verklaring Bij de persoongecentreerde verklaring voor het glazen plafond noemt Wellens (2005) vooral geslachtsgebonden verschillen in opleidingskwalificaties, ervaring, vaardigheden en gedrag. Veel vrouwen weten niet tot managementniveau door te dringen vanwege geslachtsverschillen die zijn terug te voeren op zaken als andere leiderschapskwaliteiten, het verschil in omgang met het politieke en organisatie gedrag, maar ook de bereidheid om lange uren te werken (zie ook tabel 2 over het verschil tussen masculiene en feminiene eigenschappen). Het hebben van ambitie past ook binnen deze verklaring. Feministe, econoom en vaste NRC-columniste Heleen Mees zegt hierover in een interview in de Intermediair (2007): Vrouwen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en eindelijk echt aan het werk [ ] Het geringe aantal vrouwen aan de top kan niet louter worden verklaard doordat vrouwen niet willen of geen ambitie hebben. Ik vind ook dat er een glazen plafond is, maar vrouwen moeten er niet als een geslagen hond bij gaan zitten. Doe iets! Attitudinale verklaring Bij de attitudinale verklaring voor het glazen plafond beschrijft Wellens (2003) de bestaande vooroordelen van de mannelijke werknemers over hun vrouwelijke 17 Wellens, p Heleen Mees: Vrouwen waar zijn jullie nou? In Intermediair, , p

26 collega s. Het betreft hier veronderstellingen over individuen die gebaseerd zijn op overtuigingen omtrent het geslacht van een persoon. De psychologe Lyness (2002) 19 onderzocht de doorstoom van vrouwen en kwam tot de conclusie dat mannen eerder voor een toppositie in aanmerking komen vanuit de gedachte dat vrouwen minder geneigd zijn om de noodzakelijke kenmerken te vertonen die voor dergelijke functies vereist zijn. De vaardigheden en kenmerken, die zijn vereist voor deze functies, komen dus niet overeen met de eigenschappen die aan vrouwen worden toegeschreven. Daarbij komt dat veel mannen verwachten dat vrouwen zullen falen in een topfunctie. Mannen anticiperen op dergelijke stereotype beelden. Zo bewees Kanter (1977) 20 in een onderzoek naar leiderschap, dat managers bij promotiebeslissingen mensen kiezen die gelijk zijn aan zichzelf. Aangezien de meeste managers mannen zijn, neigen deze er naar om andere mannen te steunen. Dit resulteert in een zogeheten homosociale reproductie. Volgens deze theorie van de gelijkheidsaantrekking worden individuen aangetrokken door en verkiezen zij personen die op zichzelf gelijken. De stereotypering heeft ook te maken met de grote van bepaalde groepen binnen een organisatie. Kanters theorie van de critical mass is hier van toepassing. Volgens deze theorie is het altijd nadelig om als enkeling ergens te werken, bijvoorbeeld als vrouw te midden van mannen. De enkeling is erg zichtbaar en wordt vaak buitengesloten van het informele circuit. Hij of zij ervaart ook een sterke stereotypering die een beperkende invloed kan hebben op haar functioneren. Een persoon wordt volgens Kanter als enkeling beschouwd wanneer hij of zij tot een zeer kleine minderheid van rond de 15 procent of minder behoort. De druk neemt af naarmate het percentage toeneemt. Mensen die tot een grotere minderheid van bijvoorbeeld 25 procent behoren zouden al veel minder last van de bovengenoemde verschijnselen hebben. Aangenomen wordt dat er altijd weerstanden zullen ontstaan bij de meerderheid wanneer de minderheid een bepaalde kritische omvang overschrijdt. De grens wordt in het algemeen op 30 procent gesteld. Ott (1985) die in de jaren tachtig van de vorige eeuw onderzoek deed naar vrouwen in mannenberoepen kwam tot de conclusie dat de theoretische uitgangspunten van Kanter niet sekse neutraal zijn. De zogeheten enkelingvrouwen ondervinden nadeel van hun zeldzaamheid, terwijl mannen er juist baat bij hebben. Mannen in specifieke vrouwenberoepen ondervinden dus minder moeilijkheden bij het maken van carrière dan vrouwen in specifieke mannenberoepen Lyness, K.S. (2002). Finding the key to the executive suite. Challenges for women and people of colour. The 21st Century Executive: Innovative Practices for Building Leadership at the Top, 1st edition, R.M. Kanter, Men and women of the corporation, New York, M. Ott, Assepoesters en kroonprinsen. Een onderzoek naar de minderheidspositie van agentes en verplegers, Amsterdam

Bijlage 10: Vraagtekens bij glazen plafond van PolitieTop Divers

Bijlage 10: Vraagtekens bij glazen plafond van PolitieTop Divers Bijlage 10: Vraagtekens bij glazen plafond van PolitieTop Divers Op pagina 80 van het rapport Op naar de top! staat het volgende citaat: De Glazen Plafond Index bedraagt voor de politie 3.9. Hierin zijn

Nadere informatie

Inhoud. Over deze publicatie Doorstroom van vrouwen gaat niet vanzelf

Inhoud. Over deze publicatie Doorstroom van vrouwen gaat niet vanzelf Inhoud 3 4 8 12 16 20 Over deze publicatie Doorstroom van vrouwen gaat niet vanzelf Slecht zicht op de feiten De arbeidsparticipatie van vrouwen is de laatste tien jaar fors toegenomen. Grote kans dat

Nadere informatie

>Retouradres Postbus BJ Den Haag

>Retouradres Postbus BJ Den Haag >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Datum 28 februari 2017 Betreft Brief aan Kamer met beantwoording Kamervragen van de leden Dijkstra en Van Weyenberg (beiden D66) over jonge vrouwen die vaak

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze

Nadere informatie

Impressie Politietop Divers 2008-2011

Impressie Politietop Divers 2008-2011 Impressie Politietop Divers 2008-2011 Afspraken en resultaten Alle korpsbeheerders en korpschefs hebben september 2007 streefcijfers afgesproken met de minister om zo diversiteit in de politietop te realiseren.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 30 420 Emancipatiebeleid Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Jane in de universitaire jungle

Jane in de universitaire jungle Jane in de universitaire jungle INLEIDING Nog los van een basisprincipe van gelijke rechten, wordt het belang van diversiteit binnen een organisatie tegenwoordig breed erkend. Diversiteit draagt bij aan

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo Deeltijdwerken in het po, vo en mbo 1. Inleiding In Nederland wordt relatief veel in deeltijd gewerkt, vooral in de publieke sector. Deeltijdwerk komt met name voor onder vrouwen, maar ook steeds meer

Nadere informatie

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijs 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Resultaten Karin Jettinghoff en Jo Scheeren, SBO Januari 2010 2 1. Inleiding Tot voor kort

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Uitgevoerd door ABF Research in opdracht van SOM Aanleiding De arbeidsmarkt voor mbo-personeel is dynamisch. Nieuw personeel stroomt in en ander personeel

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND Aanbevelingen van de Commissie Gelijke Behandeling van de Centrale Ondernemingsraad Akzo Nederland 31 augustus 1995, Kea Tijdens, Universiteit van Amsterdam 1. Inleiding

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Evenredige verdeling man / vrouw bij het Veenplaspersoneel

Evenredige verdeling man / vrouw bij het Veenplaspersoneel Evenredige verdeling man / vrouw bij het Veenplaspersoneel Opgesteld : maart 2006 Vastgesteld : juni 2006 0 Inhoudsopgave Inleiding 2 2005 vergeleken met 1999 2 Genomen maatregelen vanaf 1999 3 Nieuwe

Nadere informatie

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Versie 2 Datum 15 oktober 2018 Status Definitief Onze referentie 1427719 Colofon Directie Projectnaam Contactpersoon Kennis/DUO Mobiliteit leraren Ministerie

Nadere informatie

Aanbod van Arbeid 2016

Aanbod van Arbeid 2016 Aanbod van Arbeid 2016 Samenvatting Rapport over werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt. In het rapport wordt verslag gedaan van een langlopend onderzoek onder ca. 4500 werkenden en niet-werkenden

Nadere informatie

Biologie, scheikunde en medische opleidingen

Biologie, scheikunde en medische opleidingen Biologie, scheikunde en medische opleidingen... 2 Wiskunde, natuurkunde en informatica... 2 Bouwkunde en civiele techniek... 3 Ontwerpopleidingen... 4 Techniek en maatschappij... 4 Biologie, scheikunde

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Voor eerlijke kansen en keuzes in werk en opleiding

Voor eerlijke kansen en keuzes in werk en opleiding Voor eerlijke kansen en keuzes in werk en opleiding 1 Waarom? Nederland staat voor een uitdaging. De arbeidsmarkt verandert door technologische ontwikkelingen, flexibilisering, decentralisering en bezuinigingen.

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Analyse instroom

Analyse instroom Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006 Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen groepen werknemers

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1 Instroom 1 4 Uitstroom 3 Inclusie 2 Doorstroom Universiteit Utrecht 1 Rapportage 2018 Prof. Dr. Naomi Ellemers Prof. Dr. Jojanneke van der Toorn Dr. Wiebren Jansen Inhoud Voorwoord 4 Algemeen 6 Hoe is

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Werkend leren in de jeugdhulpverlening Werkend leren in de jeugdhulpverlening en welzijnssector Nulmeting Samenvatting Een onderzoek in opdracht van Sectorfonds Welzijn Bernadette Holmes-Wijnker Jaap Bouwmeester B2796 Leiden, 1 oktober 2003

Nadere informatie

Spreektekst minister Ter Horst prijs diversiteit politie uitgesproken door DG Veiligheid de heer Drs. H.W.M. Schoof

Spreektekst minister Ter Horst prijs diversiteit politie uitgesproken door DG Veiligheid de heer Drs. H.W.M. Schoof 1 Spreektekst minister Ter Horst prijs diversiteit politie uitgesproken door DG Veiligheid de heer Drs. H.W.M. Schoof Gesproken tekst geldt 13 maart 2008 Dames en heren, U bent eraan gewend dat de prijsuitreiking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 855 Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Diversiteit binnen de loonverdeling

Diversiteit binnen de loonverdeling Diversiteit binnen de loonverdeling Osman Baydar en Karin Hagoort Doordat meer vrouwen en niet-westerse werken, wordt de arbeidsmarkt diverser. In de loonverdeling is deze diversiteit vooral terug te zien

Nadere informatie

1 Inleiding. 1.1 Discriminatie in arbeidsmarktperspectief

1 Inleiding. 1.1 Discriminatie in arbeidsmarktperspectief 1 Inleiding 1.1 Discriminatie in arbeidsmarktperspectief Breed maatschappelijk en politiek debat In Nederland is een breed maatschappelijk en politiek debat gaande over discriminatie en de vraag hoe dit

Nadere informatie

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim 20.000 vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen Februari 2019 Surrounded by Talent 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Onderzoeksvragen

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Emancipatie Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Emancipatie Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Kamervragen van de leden Karabulut en Jansen

Kamervragen van de leden Karabulut en Jansen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Vertrekredenen jonge docenten in het vo

Vertrekredenen jonge docenten in het vo Vertrekredenen jonge docenten in het vo 1 Inhoudsopgave Inleiding I. Willen jonge personeelsleden het vo verlaten? II. Waarom verlaten jonge docenten het vo? Rob Hoffius, SBO Januari 2010 2 Verlaten jonge

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen

Nadere informatie

Vrouwen in de Wetenschap 12 januari 2009

Vrouwen in de Wetenschap 12 januari 2009 Vrouwen in de Wetenschap 12 januari 2009 Samenvatting Het aantal vrouwen in universitaire wetenschappelijke functies neemt gestaag toe. Het percentage vrouwelijke studenten, promovendi, universitair docenten,

Nadere informatie

Voorwoord. Uitkomsten enquête 19-06-2011

Voorwoord. Uitkomsten enquête 19-06-2011 Voorwoord In mijn scriptie De oorlog om ICT-talent heb ik onderzoek gedaan of Het Nieuwe Werken als (gedeeltelijke) oplossing kon dienen voor de aankomende vergrijzing. Hiervoor werd de volgende onderzoeksvraag

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz

Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland. 2016 GoodHabitz Over het onderzoek Populatie: 960 respondenten in de leeftijd van 25 t/m 55 jaar met een

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Provinciale ambtsdragers Inleiding en werkwijze

Provinciale ambtsdragers Inleiding en werkwijze Provinciale ambtsdragers 2014 1. Inleiding en werkwijze Sinds 2011 inventariseert de Stichting Decentraalbestuur.nl In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties enkele kenmerken

Nadere informatie

1. Wetenschappers in Nederland M/V

1. Wetenschappers in Nederland M/V 1. Wetenschappers in Nederland M/V 14,8 procent vrouwelijke hoogleraren in 2011 In 2011 studeerden meer vrouwen (53,6%) dan mannen af aan de Nederlandse universiteiten. Het aandeel vrouwen in wetenschappelijke

Nadere informatie

Ondanks de in 2014 massaal geuite ambitie en wens tot verandering van werkgever is maar een klein deel in 2015 overgestapt

Ondanks de in 2014 massaal geuite ambitie en wens tot verandering van werkgever is maar een klein deel in 2015 overgestapt Ondanks de in 2014 massaal geuite ambitie en wens tot verandering van werkgever is maar een klein deel in 2015 overgestapt In 2014 bleek 82% van de professionals open te staan voor een carrièrestap in

Nadere informatie

Subsector sociale wetenschappen

Subsector sociale wetenschappen Samenvatting... 2 Weinig opleidingen... 2 Kleinste aantal instromende studenten... 3 Uitval lager... 3 Veel switch... 3 Diplomarendement beter dan sector, slechter dan totaal ho... 3 Accreditaties met

Nadere informatie

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum) Emancipatie en opleidingskeuze A uteur(s): Grip, A. de (auteur) Vlasblom, J.D. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. (auteur) Een

Nadere informatie

Negende voortgangsrapportage gelijke beloning

Negende voortgangsrapportage gelijke beloning De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Werk maken van diversiteitsmanagement

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Werk maken van diversiteitsmanagement Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Werk maken van diversiteitsmanagement Verscheidenheid geeft voorsprong De samenleving verandert. Vergrijzing, ontgroening en een groeiend percentage niet-westerse

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Diversiteit in het po, vo en mbo

Diversiteit in het po, vo en mbo Diversiteit in het, en 1. Inleiding In het onderwijs wordt het belang van een divers samengesteld personeelsbestand onderkend. 1 Omdat de school een maatschappelijke instelling is, is het wenselijk dat

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005

Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005 Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005 Max van Herpen De deelname aan opleidingen na het betreden van de arbeidsmarkt ligt in Nederland op een redelijk niveau. Hoger opgeleiden, jongeren, niet-westerse

Nadere informatie

Conversietabel. Informatief. Geen. Niet van toepassing. Heden. niet van toepassing. Datum 1 februari 2007. Kenmerk 2007-0000036231.

Conversietabel. Informatief. Geen. Niet van toepassing. Heden. niet van toepassing. Datum 1 februari 2007. Kenmerk 2007-0000036231. Onderdeel DGV/POL Inlichtingen Harry Koster T 070-4266517 F 070-4267440 1 van 6 Aan de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen, de korpsbeheerder van het Klpd, de voorzitter van het college van

Nadere informatie

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO Vrouwen in de bètatechniek Traditioneel kiezen veel meer mannen dan vrouwen voor een bètatechnische opleiding. Toch lijkt hier de afgelopen jaren langzaam verandering in te komen. Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen pilot 2014-II

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen pilot 2014-II Aanwijzing voor de kandidaat Als in een vraag staat dat je een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan gebruik je in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept die nodig

Nadere informatie

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Peiling Flexibel werken in de techniek 2015 Inleiding Voor goede bedrijfsresultaten is het voor bedrijven van belang om te kunnen beschikken over voldoende goede,

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Voorwoord p.2. Hoofdstuk 1 p.6. Hoofdstuk 2 p.10. Hoofdstuk 3 p.18. Hoofdstuk 4 p.26. Hoofdstuk 5 p.32. Hoofdstuk 6 p.42

Voorwoord p.2. Hoofdstuk 1 p.6. Hoofdstuk 2 p.10. Hoofdstuk 3 p.18. Hoofdstuk 4 p.26. Hoofdstuk 5 p.32. Hoofdstuk 6 p.42 0 Voorwoord p.2 1 Hoofdstuk 1 p.6 Meer diversiteit aan de top p.4 Interview Magda Berndsen De eerstvolgende korpschef moet een blauwe vrouw zijn 2 Hoofdstuk 2 p.10 Het glazen plafond de theorie p.8 Interview:

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS

Subsidiënt: Ministerie van VWS De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Ruim de helft van de interne oproepkrachten in de verpleging en verzorging vindt voordelen van flexibel

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

Help, ik heb personeel

Help, ik heb personeel Help, ik heb personeel nodig! Inleiding 1 1.1 Een handboek, is dat nodig? Iedere arbeidsorganisatie heeft in mindere of meerdere mate personeel nodig. Dat gaat meestal niet vanzelf; u moet er genoeg moeite

Nadere informatie

Talent draagt in grote mate bij aan loopbaan

Talent draagt in grote mate bij aan loopbaan Talent draagt in grote mate bij aan loopbaan NRC Carrière heeft onderzoek laten uitvoeren naar talent en talentontwikkeling. Dit onderzoek is uitgevoerd door Motivaction International onder hoogopgeleiden

Nadere informatie

Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang. Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008

Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang. Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008 Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008 Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang Huidige uitdagingen voor organisaties Veranderd werknemersperspectief

Nadere informatie

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen Subsector politicologie en bestuurskundige Samenvatting... 2 Weinig deeltijd... 2 Wo-instroom... 3 Weinig uitval iets toegenomen... 3 Veel switch... 3 Vier in herstel... 3 Veel studenten raden opleiding

Nadere informatie

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt M200919 Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt Zoetermeer, december 2009 Nieuwe werkgevers Boodschap Nederland kent over de

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Mobiliteit van vrouwelijk wetenschappelijk personeel

Mobiliteit van vrouwelijk wetenschappelijk personeel Vrouwen in de Wetenschap 4-10-2007 Factsheet ten behoeve van WISER-festival, 4 en 5 oktober 2007, Maastricht Samenvatting Vrouwen halen de achterstand die zij hebben in de wetenschap gestaag in. Het aandeel

Nadere informatie

Arbeidsvoorwaardenonderzoek

Arbeidsvoorwaardenonderzoek Arbeidsvoorwaardenonderzoek voor bid- en tendermanagers Het is toegestaan deze kennis te delen, mits onder duidelijke vermelding van Appeldoorn Tendermanagement als bron. Inhoud Inleiding 4 Conclusie 5

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie