Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Drugbeleid Nr. 35 VERSLAG VAN EEN NOTA-OVERLEG Vastgesteld 27 maart 1996 De vaste commissies voor Justitie 1 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2 hebben op donderdag 21 maart 1996 overleg gevoerd met de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken over de nota Drugbeleid (24 077). Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, V. A. M. van der Burg De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Van Nieuwenhoven De griffier van de vaste commissie voor Justitie, De Gier 1 Samenstelling: Leden: V.A.M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M.M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep- Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries (VVD), O.P.G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66). Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (groep-nijpels), Sipkes (Groen- Links), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66). 2 Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M.M.H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens- Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (groep-nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66) en Van Blerck-Woerdman (VVD). Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (groep- Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (Groen- Links), De Jong (CDA), Passtoors (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J.M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66) en Cornielje (VVD). 6K0897 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 1

2

3 Stenografisch verslag van een nota-overleg van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport Donderdag 21 maart 1996 Aanvang uur Voorzitter: Van Nieuwenhoven Aanwezig zijn 15 leden der Kamer, te weten: Oudkerk, Van Oven, Rabbae, De Graaf, Korthals, Schutte, Van de Camp, Van Wingerden, Van der Vlies, Aiking-van Wageningen, Marijnissen, Rouvoet, Dittrich, Swildens- Rozendaal en Van Nieuwenhoven, alsmede mevrouw Sorgdrager, minister van Justitie, mevrouw Borst-Eilers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Kohnstamm, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enige ambtenaren van hun ministeries. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: - de nota Drugbeleid (24077). (Zie nota-overleg van 18 maart 1996.) De voorzitter: Ik open de vergadering van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Wij zijn toe aan het antwoord van de regering inzake het drugsbeleid in Nederland. Ik heb de woordvoerders van de regering vriendelijk verzocht zich te houden aan een derde van de spreektijd van de Kamer. Dat hoort zo. Zij hebben mij toen vriendelijke toegelachen. Ik heb nu gehoord dat de Kamer voor haar eerste termijn nogal veel tijd genomen heeft. De bewindslieden zullen er een eer in stellen niet precies een derde van de spreektijd van de Kamer te vullen. De heer Van Oven (PvdA): Ik heb een opmerking over de orde. Tijdens het debat afgelopen maandag heeft de heer Van de Camp aangekondigd dat hij er de voorkeur aan gaf een gedeelte van zijn verhaal onder couvert aan de regering over te dragen. Vervolgens heeft daarover een debat plaatsgevonden. In de loop van dat debat heeft hij toegezegd, dat stuk aan zijn collega s te doen toekomen. Ik heb niets ontvangen. Het enige wat ik van CDA-zijde gezien heb, is een ingezonden brief in het Algemeen Dagblad vanochtend. De voorzitter: Ik vind dit erg lang duren voor een opmerking over de orde. U weet nu meteen hoe ik de vergadering zal voorzitten. De heer Van Oven (PvdA): Maar ik wil graag duidelijkheid over deze kwestie. Maken die gegevens onderdeel uit van de beraadslaging of niet? De voorzitter: Ik zal mijnheer Van de Camp vragen of hij wil antwoorden op de vraag of hij een stuk dat hij onder couvert wilde aanbieden aan de regering al dan niet wil uitreiken aan zijn collega s. De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter! Het antwoord is ja. Ik bied mijn excuses aan voor het feit dat ik dat vergeten ben. De voorzitter: Ja, maar u had het erg druk de afgelopen dagen, net als iedereen. De heer Van de Camp (CDA): Dat kunt u bevestigen. De voorzitter: Absoluut. Wij keren terug naar de echte orde van deze vergadering. Het woord is aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vervolgens aan de minister van Justitie en daarna aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Eerste termijn van de zijde van de regering Minister Borst-Eilers: Mevrouw de voorzitter! De drugsproblematiek raakt zowel de volksgezondheid als de openbare orde, de veiligheid van burgers, de handhaving van de rechtsstaat en de internationale positie van ons land. Daarbij gaat het niet alleen om feiten, maar ook om opvattingen. Dat kunnen zijn opvattingen op het gebied van de ethiek, de moraal en de gemeenschapszin. Al deze aspecten en verschillende invalshoeken leveren gezamenlijk een problematiek op met caleidoscopische dimensies. Over deze problematiek is dus per definitie heel moeilijk te discussiëren, laat staan dat er ooit volledige overeenstemming te bereiken zou zijn. De aard van het probleem is per definitie veelzijdig en ook nog voortdurend onderhevig aan veranderingen. Wij denken daarom dat een voortgaand debat over het onderwerp nodig is en ook te verkiezen is boven een aanpak in sommige andere landen. Deze aanpak kenmerkt zich juist door het ontbreken van enige vorm van open discussie. Voor zo n discussie is het overigens wel nodig dat wij ons zoveel mogelijk baseren op feiten en zo min mogelijk op mythen. Dat is niet altijd gemakkelijk, want die feiten zijn niet altijd precies aanwezig. De minister van Justitie, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en ik zullen vandaag ieder Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 3

4 vanuit de eigen verantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan dat voortgaande debat. Als coördinerend minister voor het drugsbeleid wil ik echter beginnen met een aantal opmerkingen over de samenhang van de verschillende onderdelen van het beleid. Ook wil ik ingaan op wat wellicht de belangrijkste vraag is die wij in het kader van deze nota aan de orde moeten stellen, namelijk: moeten wij ons drugsbeleid nu ten principale wijzigen of moeten wij het alleen maar aanpassen aan veranderende omstandigheden en veranderende inzichten? Na deze algemene inleiding zal ik de vragen beantwoorden die op mijn terrein door de afgevaardigden zijn gesteld. Het beleid dat wij voeren sinds het begin van de jaren zeventig, gaat uit van het besef dat in een open samenleving drugs nu eenmaal beschikbaar zijn en dat daarmee het gebruik van drugs en dus ook het problematische gebruik eigenlijk een gegeven is. Naast preventie heeft het drugsbeleid dan ook als belangrijke doelstelling het beperken van de risico s die het gebruik met zich brengt, zowel voor de gebruiker als voor diens omgeving. Als beleidsinstrumentarium is van het begin af aan gekozen voor een evenwichtige meersporenbenadering, dat wil zeggen zowel beleid aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde. In de praktijk heeft dat geleid tot een voortdurende en groeiende samenwerking tussen de zorgsector, justitie en diegenen die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde. Wij vinden dat zo langzamerhand een vanzelfsprekende aanpak. Ik wil echter benadrukken dat Nederland in de jaren zeventig als een van de eerste landen deze benadering heeft gekozen en dat er nog steeds veel landen zijn die de drugsproblematiek uitsluitend benaderen vanuit de repressieve hoek. Als wij nu na twintig jaar bekijken in hoeverre wij erin geslaagd zijn om die doelstelling van risicobeperking, harm reduction, te bereiken, dan kunnen wij het volgende constateren. Eind jaren tachtig en begin jaren negentig hebben wij een geleidelijke toename gezien van het aantal hennepgebruikers. Voor de specifieke getallen verwijs ik naar de antwoorden op de kamervragen. Daar blijkt onder andere uit dat recente berichtgeving in de media over een alarmerende toename van het gebruik onjuist blijkt te zijn. Ik zal daar straks nog iets nader op ingaan. Het aantal harddrugsverslaafden lijkt zich te hebben gestabiliseerd op een niveau van 1,5 à 2 promille van de bevolking. De gemiddelde leeftijd van deze harddrugsgebruikers is in vergelijking met andere landen uitzonderlijk hoog; die is thans 35 à 36 jaar. Er zijn tevens voldoende aanwijzingen dat heroïne, de belangrijkste harddrug, onder de jeugd impopulair is geworden. De gezondheidsschade door het gebruik van harddrugs is beperkt gebleven. Het aantal drugsdoden en HIV-geïnfecteerde verslaafden in ons land is uitzonderlijk laag en naar verhouding is een groot deel van de drugsgebruikers in ons land redelijk maatschappelijk geïntegreerd. Wij moeten ons realiseren dat van de circa harddrugsverslaafden slechts ongeveer 6000 problemen opleveren. Dat zijn de problemen die dan vaak zo zichtbaar zijn en waar wij dus ook vandaag met elkaar over spreken. Naast deze relatief positieve resultaten signaleren wij echter ook zorgwekkende ontwikkelingen. Het totale cannabisgebruik mag dan sinds 1992 wellicht niet meer significant zijn gestegen, maar wij zien wel dat jongeren eerder gaan gebruiken en soms in situaties waarin dat bijzonder onverstandig is, zoals op school en in het verkeer. Tevens hebben wij het afgelopen jaar een toename gezien van het gebruik van de zogenaamde synthetische drugs, zoals XTC. Als dit de feiten zijn, wat is dan vervolgens het antwoord op de vraag: in hoeverre zijn deze feiten nu resultaat van ons beleid? Ik denk dat wij heel voorzichtig moeten zijn met het leggen van een verband tussen het beleid en de situatie in de praktijk. Wij kunnen daar enig inzicht in krijgen als wij een vergelijking maken met landen die een heel andere benadering kennen. Voor cannabis blijkt dan dat een repressiever beleid niet leidt tot significant andere gebruikscijfers. Dat geldt zowel voor de omvang van het huidige gebruik als voor de trends in de laatste jaren. Ook in landen als Zweden, Noorwegen en de Verenigde Staten, landen met een repressieve aanpak, zien wij het gebruik de laatste jaren geleidelijk toenemen. Wij mogen dan ook concluderen dat het tolereren van de coffeeshops niet geleid heeft tot hogere gebruikscijfers dan in landen die die kleinhandel niet gedogen. Maar deze redenering is niet omkeerbaar, zoals sommigen weleens willen doen. Zij zeggen: als het gedogen van de kleinhandel niets uitmaakt op het gebruik, dan zou je het gedogen net zo goed achterwege kunnen laten. Met andere woorden, het maakt dan kennelijk niet uit of je een liberaal of een restrictief beleid voert. Het verschil is er echter wel degelijk en dat ligt in het feit, dat een tolerant en meer open beleid marginalisering van de gebruiker voorkomt. Dat is een heel belangrijk punt. De situatie zoals in een aantal andere landen, waar men meestal op jeugdige leeftijd wegens cannabisgebruik al een strafblad krijgt, met alle negatieve gevolgen vandien, vinden wij in ons land uitermate onwenselijk. Zo n repressief cannabisbeleid leidt ook tot een vlucht van de gebruiker in de clandestiene milieus, met een groter risico dat men overstapt op het gebruik van harddrugs. Een belangrijke doelstelling van ons beleid is om diegenen die dan toch met cannabis experimenteren, weg te houden van de harddrugsdealers. Het is dus een gerechtvaardigde conclusie, dat het beleid dat is gericht op de scheiding van de markten waarin met name de coffeeshops een centrale rol spelen, wel degelijk effectief is. De argumenten tegen een repressief beleid gelden des te sterker als het gaat om het beperken van de gezondheidsschade bij de harddrugsgebruikers. Het stoort mij als minister van Volksgezondheid weleens dat de resultaten die wij hiermee bereikt hebben, zo weinig aandacht krijgen in de discussies over het drugsbeleid. Wij zijn geneigd die relatief goede gezondheidstoestand van de harddrugsgebruikers in ons land min of meer als een vanzelfsprekendheid te beschouwen, maar dat is hij niet. Ziekte en sterfte onder harddrugsverslaafden ik zei het al zijn in ons land zeer beperkt van omvang gebleven, juist dankzij een actief beleid gericht op methadonverstrekking, spuitomruil en een ruime toegang tot de gezondheidszorg en de verslavingszorg. In landen die daar minder belang aan hechten, is de situatie beduidend slechter. Zo Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 4

5 is in Zweden en andere landen die vrijwel geen voorzieningen beschikbaar stellen voor die schadebeperking, de sterfte onder drugsverslaafden aanmerkelijk hoger dan bij ons. Men geeft er ook veel minder geld aan uit. In Frankrijk bijvoorbeeld is het beschikbare budget voor verslavingszorg naar verhouding minder dan de helft van het budget in Nederland en zijn er naar schatting anderhalf à twee keer zo veel verslaafden, twee keer zo veel HIV-besmettingen en twee keer zo veel drugsdoden. Voor de Zuideuropese landen is dit beeld nog dramatischer. Het is, denken wij, dus niet overdreven te stellen dat ons beleid, gezien vanuit de optiek van de gezondheidsbescherming, in die zin effectief is dat wij door dit beleid erger hebben voorkomen. De heer Rabbae (GroenLinks): Voorzitter! Er zijn mensen die zeggen dat voorstanders van het Nederlandse drugsbeleid absolute cijfers gebruiken, die niet gerelateerd zijn aan de bevolkingsomvang van Frankrijk en Nederland. Zijn de cijfers die u noemt in procenten uitgedrukt, of zijn het absolute cijfers? Die zijn namelijk makkelijker te weerleggen. Minister Borst-Eilers: Het gaat hier om relatieve cijfers. Als ik zeg dat er in Frankrijk anderhalf à twee maal zo veel harddrugsverslaafden zijn, bedoel ik per miljoen inwoners, bijvoorbeeld. De conclusie is dus dat wij erger hebben voorkomen. Het gaat dan niet alleen om de problemen van de drugsgebruikers zelf maar ook om de volksgezondheid in bredere zin, want het beleid is er natuurlijk ook op gericht de overdracht van besmettelijke ziektes, zoals AIDS, tuberculose en hepatitis zoveel mogelijk te beperken. Ik denk dat enige relativering van de gezondheidsproblemen met betrekking tot drugs dan ook wel op z n plaats is. Een belangrijke maatstaf voor hoe schadelijk bepaalde gedragspatronen zijn, is natuurlijk de sterfte. Een vergelijking wijst uit dat het aantal mensen dat jaarlijks sterft aan het gebruik van tabak in Nederland tegen de per jaar loopt, en het aantal doden door het gebruik van alcohol bijna 2000 per jaar bedraagt op alcoholverslaafden, dus echte probleemdrinkers. Het aantal drugsdoden steekt daar natuurlijk heel gunstig bij af, want dat schommelt rond de 50 per jaar. Dat zijn indrukwekkende cijfers en ik denk dat je daar in het beleid ook rekening mee moet houden, maar wij moeten niet alleen naar sterfte kijken. Wij weten allemaal dat drugsgebruik, ook zonder dat het tot sterfte leidt, ernstige gezondheidsen maatschappelijke problemen kan veroorzaken. Ik wil er dan ook geen misverstand over laten bestaan, mevrouw de voorzitter, dat het ontmoedigen van het gebruik van drugs, met name onder jongeren en andere kwetsbare groepen, voor dit kabinet hoge prioriteit heeft. Er is geen sprake van onderschatting van de problemen die het drugsgebruik, dus ook het gebruik van cannabis en XTC, met zich kan brengen. Ook naar onze mening is en blijft het gewoon het beste om er niet aan te beginnen, want er valt tevoren niet goed te zeggen wie zich kan beperken tot een onschadelijke manier van gebruiken en wie niet. De vraag is natuurlijk wel, welke instrumenten wij kunnen inzetten om dat doel te bereiken. Gezien de resultaten van de inzet van ons instrumentarium in vergelijking met de resultaten van andere landen, die andere instrumenten hanteren, zijn er volgens ons geen redenen om ons beleid, gericht op de volksgezondheidsaspecten, fundamenteel te wijzigen. Ik kom echter op enkele noodzakelijke aanpassingen later terug. Er zijn natuurlijk meer aspecten dan alleen de gezondheidsbescherming. De overlast die door een beperkte categorie harddrugsgebruikers wordt veroorzaakt in de vorm van de kleine criminaliteit, het verstoren van de openbare orde en het veroorzaken van gevoelens van onveiligheid onder de bevolking, wordt terecht ervaren als een maatschappelijk probleem. Er zijn ook problemen gesignaleerd rond een aantal coffeeshops. Een ander zorgwekkend aspect is natuurlijk de groeiende invloed van de georganiseerde criminaliteit op de drugshandel en -produktie. Dat is niet alleen een nationale maar ook een internationale bedreiging. De grensoverschrijdende effecten leiden tot steeds sterker wordende kritiek uit het buitenland en Nederland dreigt hierdoor in een wat geïsoleerde positie te raken. Deze negatieve ontwikkelingen vragen om een krachtig beleid. Ook hier is de eerste vraag die wij ons moeten stellen, in hoeverre die problemen nu werkelijk een gevolg zijn van ons drugsbeleid en of dat betekent dat wij het beleid ook drastisch zouden moeten wijzigen of alleen op een aantal punten moeten aanpassen. Als wij kijken naar overlastproblemen, stellen wij vast dat een heleboel wordt toegeschreven aan drugs en drugsmisbruik, terwijl er in feite vaak veel meer aan de hand is bij die overlastproblematiek. Veel van de veroorzakers van deze problemen hebben een criminele, asociale leefstijl, waarbij drugs vaak een betrekkelijk marginale rol spelen. De oorzaken van de overlastproblemen liggen voor een belangrijk deel in het ontstaan van maatschappelijke en economische achterstandssituaties en in het wegvallen van het mechanisme van sociale controle. Dat verschijnsel zien wij eveneens en soms zelfs in veel sterkere mate in veel andere landen. Wij zien ook een toename van het aantal dak- en thuislozen en van het aantal psychiatrische patiënten dat op straat rondzwerft. De problemen rond de coffeeshops hebben vooral betrekking op overlast in de vorm van verstoring van de openbare orde. Dat heeft vaak te maken met het niet naleven van de AHOJ-G-criteria. Ook is er kritiek op het feit dat er te veel coffeeshops zijn, soms in de nabijheid van scholen, en op het feit dat ze drugstoeristen aantrekken. Dit vereist wel bijstelling en intensivering van het beleid dat zich op deze problemen richt. Het gaat dan vooral om de aanpak van de grotestadsproblematiek, om de noodzaak te voorkomen dat maatschappelijke groeperingen structureel achterop raken en om maatregelen van bestuurlijke en strafrechtelijke aard. Ook vanuit het drugsbeleid leveren wij al een aantal jaren een bijdrage in de vorm van het dwang- en drangbeleid en het treffen van voorzieningen, gericht op de opvang van problematische verslaafden. Wij hebben in de nota een aantal maatregelen aangekondigd om dit beleid verder te intensiveren. De stelling dat de overlastproblemen geheel veroorzaakt zijn door ons drugsbeleid, is naar onze mening veel te ongenuanceerd. Ik denk dat wij eerder zouden kunnen beweren dat de situatie op een aantal punten nog redelijk hanteerbaar is gebleven dankzij dat beleid. Nogmaals, er is Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 5

6 zeker reden tot intensivering. Mijn collega s zullen daar nader op ingaan. Ook ten aanzien van de opkomst van de georganiseerde criminaliteit moeten wij vaststellen dat het geen specifiek Nederlands probleem is. Wij zien het overal in de westerse wereld gebeuren. Het beeld van de internationale drugsbestrijding verslechtert met de jaren. Ik verwijs naar de jaarlijkse rapportage van de International narcotics control board en andere instanties. Dit probleem moet ook primair in internationaal verband worden aangepakt en opgelost. Wij leveren daar een substantiële bijdrage aan. Vorige week nog heeft de CRI een rapport uitgebracht over record drugsvangsten in ons land in Die inspanningen willen wij onverkort voortzetten. Toch blijft de kritiek uit het buitenland aanhouden. In essentie houdt die kritiek in dat de grensoverschrijdende drugshandel en -produktie, met name van nederwiet en XTC, het gevolg zijn van ons liberale beleid. Alle soorten drugs zouden in ons land vrij verkrijgbaar zijn, ook voor buitenlanders. Het gedogen van coffeeshops zou de teelt van nederwiet aanmoedigen. Men zegt zelfs dat die nederwiet dermate sterk is dat je bijna van een harddrug kunt spreken. Het buitenland vraagt om een fundamentele wijziging van ons beleid, dus ook om het sluiten van de coffeeshops. Als ik het over het buitenland heb, dan geldt dat voor een deel van het buitenland. Misschien heb ik het wat Europa betreft meer over de geluiden uit de hoofdsteden dan over de geluiden van de mensen die wat dichter bij de praktijk en de werkvloer staan. Zo wordt de kritiek zeker niet door alle buurlanden gedeeld. Als wij kijken naar de Duitse Bundesländer, die ons in het verleden trouwens ook fel gekritiseerd hebben, dan zien wij dat inmiddels elf van de zestien Länder op dit moment een beleid ontwikkelen dat in veel opzichten lijkt op dat van ons. In de brief die ik onlangs kreeg van mijn collega minister Himsch uit de deelstaat Hessen wordt gevraagd of ik niet de kant uit wil gaan van een war on drugs. Er staat: daarmee zou u de beleidskoers richting harm reduction zeer bemoeilijken, terwijl we van mening zijn dat dit juist een goede koers is. De heer Van de Camp (CDA): Komt de minister nog terug op de verhouding Bundesländer/ Bundesregierung? Minister Borst-Eilers: Ik niet, maar wellicht een der collega s. De heer Van de Camp (CDA): Ook wij ontvangen brieven van de Länder. In Duitsland is een discussie ontstaan over deze brieven aan de Nederlandse regering. In Bonn vraagt men zich af namens wie die brieven geschreven worden. Deze brieven krijgen hier een grote impact. Ik wil graag weten wat de verhouding is tussen de brieven en de bondsregering. Minister Borst-Eilers: Collega Sorgdrager kan straks ingaan op de bevoegdheden van de Bondsrepubliek en de Länder op het punt van het drugsbeleid. Er is een verschil tussen de verantwoordelijkheid voor het praktische beleid en de wetgeving. De heer De Graaf (D66): De heer Van de Camp zal bij zijn vraag ook in beschouwing moeten nemen dat inmiddels de minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek zich in geheel andere termen heeft uitgelaten dan de staatssecretarissen die een repressief beleid voorstaan. De voorzitter: Mijnheer De Graaf, dit probeer ik nu te voorkomen. U gaat in debat met de heer Van de Camp terwijl de minister haar betoog houdt. Zo doen we het dus even niet vandaag! Minister Borst-Eilers: Het is de Kamer bekend dat vijf Bundesländer ons recent gewezen hebben op het feit dat zij steun betuigen aan het beleid gericht op schadebeperking. Ook in andere landen die niet direct aan ons grenzen, is veel in beweging. In Zwitserland experimenteert men al geruime tijd met heroïneverstrekking onder medisch toezicht. Zelfs in Frankrijk is men overgegaan tot methadonverstrekking waar men aanvankelijk mordicus tegen was. Ook het Europees Parlement heeft zich uitgesproken voor een genuanceerde aanpak, mede gericht op schadebeperking. Samengevat: zo massaal en onwrikbaar is die buitenlandse kritiek op ons beleid ook weer niet. Men begint in toenemende mate de positieve kanten ervan te zien. Je moeten een open oog hebben voor elkaars sterke en zwakke kanten. De heer Rabbae (GroenLinks): Hoe komt het dat, terwijl de werkvloer zich anders uitdrukt over het Nederlandse beleid, een aantal hoofdsteden anders reageert? Minister Borst-Eilers: Ik heb niet zo n goed inzicht in de roerselen van buitenlandse regeringen als mijn collega Van Mierlo. Ik constateer wel dat, hoe meer men beschikt over werkelijke feitelijke kennis ook uit eigen waarneming van de hele drugsproblematiek hoe minder absoluut kritisch men tegenover ons is. Hoe meer men uitspraken doet vanachter een bureau en ver van de drugsscene, hoe gemakkelijker men krachtig roept: alle coffeeshops dicht en repressie is het enige antwoord. De heer Rabbae (GroenLinks): Mag ik hieruit afleiden dat mensen als Chirac praten zonder kennis van zaken? Minister Borst-Eilers: Het is moeilijk om dit verder te analyseren. Het is mogelijk dat zo n minister-president gebrek aan kennis op dit punt heeft. Het is ook mogelijk dat hij er kennis van draagt, maar dat het om binnenlandspolitieke redenen gaat. De heer Van Wingerden (AOV): U zei dat er vooral op het hogere niveau te weinig kennis van zaken is. Ik lees dat familie van Chirac ook met drugs in aanraking is gekomen en dat hij daarom op deze wijze reageert. Vindt u dat ook weinig kennis van zaken? Minister Borst-Eilers: Ik vind het moeilijk om in te gaan op familieomstandigheden van een buitenlandse president. Ik zei al, mevrouw de voorzitter, dat de kritiek dat alles aan ons drugsbeleid te wijten is, niet terecht is. Toch zijn wij van mening dat wij op het gebied van opsporing, groothandel en produktiestrafbaarstelling een krachtig beleid moeten blijven voeren. Wij doen dat ook zoveel mogelijk. In de nota is aangekondigd dat wij dit zullen intensiveren. Ook hier moeten wij realistisch zijn en moeten wij er rekening mee houden dat wij er nooit helemaal volledig in zullen slagen om de aanvoer en de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 6

7 produktie van drugs te stoppen. Ik wees al op het feit dat ook andere landen met dezelfde problemen kampen. Voor ons geldt als extra complicerende factor dat Nederland traditioneel een doorvoerland is, de grootste zeehaven van de wereld heeft, een heel sterke transportsector bezit en praktisch open grenzen heeft. Het is begrijpelijk dat de georganiseerde drugshandel van die omstandigheden gebruik maakt. Hoe intensief onze inspanningen ook zullen zijn, wij zullen nooit in staat zijn om de meer dan 3 miljoen containers en alle andere goederen die per jaar ons land binnenkomen, te controleren op de aanwezigheid van drugs. Daarmee wil ik geenszins de ernst van de verwijten met betrekking tot de handel en produktie bagatelliseren, want wij zijn inderdaad verplicht ons in te spannen om een flinke bijdrage daaraan te leveren. Als lid van de internationale gemeenschap moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen. Bovendien hebben wij er zelf ook veel last van. Ook met betrekking tot de buitenlandse kritiek is de kernvraag of dit moet leiden tot een fundamentele beleidswijziging of alleen tot aanpassing op onderdelen. Wij moeten er natuurlijk voor waken dat wij de hele zaak uit balans brengen. Het oplossen van het ene knelpunt kan al snel weer tot een ander probleem leiden. Het is een illusie om te denken dat het cannabisgebruik zal afnemen door sluiting van de coffeeshops. Dat zou misschien een prachtig symbolisch gebaar zijn in de ogen van sommige buitenlandse regeringen, maar ik denk dat wij er spijt van zouden krijgen. De heer Van de Camp (CDA): In het begin van uw betoog maakte de minister al een opmerking over de marktenscheiding. Denkt zij niet dat minder aanbod de vraag vermindert? Minister Borst-Eilers: Minder aanbod zou de vraag kunnen doen afnemen, maar het aanbod zal zich verplaatsen. De burgemeesters van de grote steden en de politiemensen houden ons dat steeds voor. Zij zeggen dat je de handel in cannabis niet vermindert door de coffeeshops te sluiten, want die gaat naar de straat en naar de particuliere woningen. En die handel zal steeds meer gecombineerd worden met de verkoop van harddrugs. De gezondheidsproblemen zullen toenemen, enzovoorts, enzovoorts. Daarnaast is er nog het verschijnsel dat in landen waar helemaal geen open beschikbaarstelling is, zoals de VS en je vraagt je soms af hoe de jongeren het voor elkaar krijgen veel meer jongeren cannabis en marihuana gebruiken dan in Nederland. Je zou het bijna een golfbeweging onder de jeugd kunnen noemen die internationaal epidemische trekjes heeft: het gaat omlaag en het gaat weer omhoog. Als een land een coffeeshop heeft, kunnen ze het daar kopen en in landen waar ze er niet zijn, komen ze er ook aan op de een of andere manier. De heer Van de Camp (CDA): Wij noemen dit jeugdcultuur, maar de minister noemt het epidemisch. Minister Borst-Eilers: Dat heeft met het vak te maken. De heer Van de Camp (CDA): Inderdaad, ieder zijn vak. Ik vind het ook prachtig en het zou in mijn kraam wel te pas komen. Maar ik wil een voorbeeld geven. De gemeente Den Haag gaat van 103 naar 25 coffeeshops. Hoe ziet de minister dat? Volgens haar hebben wij geen fundamentele beleidswijziging nodig, maar ik vind het een aanmerkelijke vermindering van het aanbod. Minister Borst-Eilers: Zonder mij ergens aan te willen onttrekken, wil ik de leden voor de discussie over de beperking van het aantal coffeeshops naar de collega s verwijzen. Ik houd als coördinerend bewindspersoon een algemene inleiding maar de details zijn voor de anderen. Zij zullen u voortreffelijk van antwoord kunnen dienen. Nogmaals, wij menen dat de buitenlandse kritiek niet moet leiden tot een zo fundamentele wijziging als het sluiten van alle coffeeshops. Ik heb de gevolgen daarvan al genoemd. Ook op andere punten moeten wij onze open politiek, waarin drugsverslaafden als patiënt worden gezien en toegang hebben tot het zorgsysteem, handhaven. Wij moeten de verslaafden niet ondergronds laten gaan. Dat geeft veel grotere gezondheidsrisico s. Denk aan de uitbreiding van infectieziekten. Bovendien is er het risico dat men zijn toevlucht neemt tot andere gevaarlijke, goedkope drugs, zoals crack. Dat levert nog meer ellende op. Alles afwegend, denk ik dat de drugsproblematiek in ons land weliswaar een aantal ernstige kanten kent, maar dat het toch moeilijk zal zijn om een ander land te noemen dat over de hele linie met betere resultaten kan schermen. Wij zijn meer geïnteresseerd in feiten dan in mythen en zijn dan ook heel graag bereid om met een of meerdere landen ik denk met name aan Frankrijk in bilateraal verband een onderzoek in te stellen, niet alleen naar wat cijfers van prevalentie, maar ook echt naar de verschillen in beleid om te proberen samen tot conclusies te komen over de relatie tussen beleid en resultaat. Wij hebben niets te verbergen en ik hoop dat voor Frankrijk hetzelfde geldt. Het zou er alleen maar iets van kunnen leren. De heer Marijnissen (SP): De minister is bereid om op basis van feiten in discussie te treden met Frankrijk. Is zij bereid het initiatief tot zo n discussie te nemen? Denkt zij dat Frankrijk bereid is om zo n discussie, op die basis, aan te gaan? Minister Borst-Eilers: Ik sprak van een gezamenlijk onderzoek. Als wij de resultaten daarvan kennen, zal dat ongetwijfeld tot discussie leiden. Ik ben graag bereid, samen met mijn collega s het initiatief daartoe te nemen. Het onderzoek zal meer betreffen dan alleen de volksgezondheid. De heer Korthals (VVD): De minister is coördinerend minister voor het drugsbeleid. Is ook in andere landen de minister van volksgezondheid de coördinerend minister? Als dat niet het geval is, kan dat problemen geven bij de internationale aanpak. Minister Borst-Eilers: Ik zei dat ik de uitnodiging voor het onderzoek samen met mijn collega s alhier aanwezig wil doen. Dan treffen wij tegenover ons steeds bewindslieden die de verschillende beleidsterreinen voor hun rekening nemen. Ik zal nakijken wie de coördinerend bewindsman of -vrouw is in andere landen. In Frankrijk is onlangs een nieuwe minister van volksgezondheid aangetreden. Ik moet dus weer aan een nieuwe collega wennen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 7

8 Mevrouw de voorzitter! Ik ga in op de vragen die gesteld zijn over mijn beleidsterrein. In het beleid en de nota zou het evenwicht tussen enerzijds zorg en anderzijds overlasten criminaliteitsbestrijding zoek zijn, aldus de heer Oudkerk. Ook van de zijde van het AOV is daarover een opmerking gemaakt. Ik deel deze zorg niet. De minister van VWS is en blijft coördinerend minister voor het drugsbeleid. Ook deze nota is opgebouwd vanuit de invalshoek van de volksgezondheid. Waarom dan minder pagina s gewijd aan de zorg dan aan de andere sectoren? De reden daarvan is dat wij van mening zijn dat de resultaten met de behandeling van verslaafden redelijk positief zijn, al moet er nog het een en ander gebeuren. Kwaliteit en rendement kunnen nog beter. Het zorgonderdeel van de nota is daardoor in verhouding wat minder uitgebreid dan dat over justitie- en openbare orde-aspecten. De nota gaat vooral over wat er moet veranderen. Het is een nota over nieuw beleid. Ik noem een paar getallen over de mate waarin wij aandacht schenken aan de zorgaspecten. In Nederland wordt 300 mln. besteed aan verslavingszorg, waarvan zo n 120 mln. aan drugsverslaving. Van onze drugsverslaafden bereiken wij meer dan 80%. Ook in het kader van het overlastbeleid dat sinds 1994 wordt gevoerd, wordt het merendeel van het geld besteed door het ministerie van VWS. Van het bedrag dat oploopt tot 60 mln. in 1997 wordt ruim 48 mln. gebruikt voor zorgvoorzieningen. Het resterende deel wordt gebruikt door het ministerie van Justitie voor de uitbreiding van cellen en het reclasseringswerk. Ook in het kader van het overlastbeleid ligt de nadruk dus op de zorg, met name op de vernieuwing ervan, om een betere aansluiting te vinden op de specifieke behoeften en mogelijkheden van de verslaafden. De heer Van de Camp heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de omvang van het gebruik van drugs en over de gezondheidsschade. Ik geef enkele citaten. Hij zei: het gebruik bij leerlingen is de afgelopen jaren bijna verdrievoudigd ; hasj is verslavend ; het verband tussen softdrugs en psychose is aangetoond ; cannabis beïnvloedt de rijvaardigheid ; kennen de bewindslieden eigenlijk wel de gevolgen van dat onschuldige stickie?. Hij zei ook dat de cijfers in de nota over harddrugs boterzacht zijn. Ik wil hier graag op antwoorden. Er zijn in Nederland sinds het eind van de jaren zestig met regelmaat studies verricht naar de prevalentie: hoe vaak komt drugsgebruik nu voor? Dan werd meestal het gebruik onder jongeren en scholieren gemeten. Het gaat dus om veel studies, maar zij zijn toch niet allemaal goed vergelijkbaar. Soms kent men andere onderzoeksgroepen, dan weer andere onderzoeksmethoden, verschillen in vraagstelling, enzovoorts. Het is dus moeilijk om er heel hard iets van te zeggen. Toch wil ik een paar zaken noemen die naar mijn mening echt wel vaststaan. In de eerste plaats kom ik dan op het gebruik van cannabis. Op dit punt was sprake van een snelle toename rond 1970, terwijl het gebruik in de loop van de jaren zeventig weer daalde. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig was sprake van een soort stabilisatie. In de tweede helft van de jaren tachtig steeg de prevalentie weer. Er zijn ook nog enkele recente onderzoeken op dit punt. Voordat ik enkele cijfers noem, wil ik aangeven dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen enerzijds de zogenaamde lifetime-prevalentie (heeft u ooit in uw leven cannabis gebruikt?) en anderzijds de zogenaamde laatste-maand-prevalentie (heeft u de laatste maand cannabis gebruikt?). De cijfers over de lifetime-prevalentie zijn altijd hoger dan de cijfers over het gebruik in de laatste maand. Die twee dingen worden bij de interpretatie van cijfers regelmatig door elkaar gehaald. Daar krijg je dan ook soms de vreemdste vergelijkingen uit. Het Nederlands instituut voor alcohol- en drugsverslaving (NIAD) heeft regelmatig onderzoek onder scholieren gedaan. Wij zien daarbij dat de lifetime-prevalentie in de categorie 12- tot 18-jarigen is gestegen van bijna 5% in 1984 naar 13,6% in Nu is laatst een TNO-onderzoek gepubliceerd waarin stond dat de lifetime-prevalentie nu 17% is. Dat gaat men dan vergelijken met de 13,6% van het NIAD en dan zegt men: dat is in drie jaar toch een flinke stijging van 13,6% naar 17%. Je mag beide onderzoeken evenwel niet met elkaar vergelijken. De onderzoeken zijn onder andere scholieren gehouden. In het TNO-onderzoek heeft men bijvoorbeeld, naast scholieren in het voortgezet onderwijs, ook leerlingen in de eerste twee jaar van het VBO en het MBO ondervraagd. Juist die leerlingen kennen vaak een hoger gebruik van cannabis. Dat zou bijvoorbeeld het verschil tussen die twee steekproeven kunnen verklaren. Als je kijkt naar hetzelfde soort onderzoek in de laatste jaren, dan denk ik dat de voorzichtige conclusie kan zijn dat sinds 1992 de lifetimeprevalentie niet of nauwelijks is gestegen. Ik baseer mij dan onder andere op de zogenaamde antenneonderzoeken van de Jellinek-kliniek. De lifetime-prevalentie zegt natuurlijk niets over het huidige gebruik. Ook daar heeft het NIAD regelmatig onderzoek naar gedaan. Dan zien wij bij de jongeren een percentage van 2,3 in 1984, oplopend tot 6,5 in TNO heeft geen onderzoek gedaan naar deze last month prevalence. Wij kunnen de 6,5% van het NIAD dus niet met TNO-cijfers vergelijken. Verder zijn er nog de Amsterdamse household surveys, die door de universiteit van Amsterdam worden verricht. Wij moeten daarbij in de gaten houden dat het gebruik in grote steden hoger ligt dan in de rest van het land. Uit die onderzoeken blijkt dat de laatste-maandprevalentie van 5,5% in 1987 steeg naar 6,5% in Dat is een stijging, maar ik zou het geen dramatische stijging willen noemen. Je kunt ook internationaal het cannabisgebruik vergelijken, al wordt dat dan weer een slagje moeilijker. Ik zei al: je ziet in de verschillende Europese landen wonderlijk genoeg ongeveer dezelfde golfbewegingen, zij het dan op een wat ander niveau. Er is in al die internationale vergelijkingen ook door internationale instanties meermalen geconcludeerd dat het beleid vermoedelijk slechts in geringe mate van invloed is op de prevalentie. Deze conclusie legde ik al in mijn inleiding aan u voor. Over het gebruik van harddrugs zijn geen nauwkeurige gegevens uit groot prevalentie- of bevolkingsonderzoek beschikbaar. De heer Van de Camp (CDA): U gaat nu over naar de harddrugs, maar ik wil nog een vraag stellen over de softdrugs. Is het niet vreemd dat u respectievelijk de andere twee bewindslieden niet zelf over Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 8

9 adequate cijfers beschikken? Het is niet alleen voor u, maar met name voor de Kamer onmogelijk om een conclusie te trekken uit de vier onderzoeken die u hebt genoemd en die alle vier verschillende wetenschappelijke uitgangspunten hebben. Laat staan dat het buitenland hier nog enig vertrouwen in heeft. Minister Borst-Eilers: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het met de heer Van de Camp eens dat er alle reden is om te komen tot een systematische monitoring waardoor ieder jaar dezelfde groepen met de dezelfde methodiek gevolgd worden. Wij slaan elkaar vaak met cijfers om de oren en dan hebben wij op een bepaalde manier waarschijnlijk nog allemaal gelijk ook. Ik had later in mijn betoog in het kader van de gelden voor preventie nog willen zeggen dat ik van plan ben om meer geld uit te trekken voor de monitoring. Verschillende kamerleden hebben hierop gewezen, en terecht. Zeker als wij het over een vergelijkend onderzoek met Frankrijk hebben, moeten wij natuurlijk in de eerste plaats over exacte cijfers beschikken. Een van de instituten die steeds op dezelfde manier onderzoek doet, ook onder harddrugsgebruikers, is het NIAD. Met een bevolkingsonderzoek, een totaal prevalentieonderzoek, schiet je niet zoveel op. Het percentage harddrugsgebruikers is namelijk zo laag, dat je dan onbetrouwbare cijfers krijgt. Het NIAD-onderzoek onder scholieren geeft wel goede informatie. Daaruit blijkt dat de lifetime-prevalentie in ,5% was voor cocaïne en 0,7% voor heroïne. Het ging daarbij om de vraag of ze het ooit een keer hadden genomen. Voor XTC en voor amfetamine lag het percentage hoger, namelijk 3,3 voor XTC en 2 voor amfetamine. Het huidige gebruik is overal lager dan 1%, met uitzondering van XTC. Het gebruik daarvan ligt op precies 1%. Ik wil niet uitvoerig ingaan op een internationale vergelijking van de aantallen harddrugsgebruikers, ook al omdat de getallen misschien niet volledig hard zijn. De Kamer heeft in de nota een tabel aangetroffen. De getallen die daarin worden genoemd, worden door de Wereldgezondheidsorganisatie erkend als redelijk betrouwbaar. Wij staan daarin op 1,6 promille. In het hele beeld van Europa is dat een goede positie: drie landen zitten lager; de rest zit hoger. De heer Van de Camp heeft concreet gevraagd wat wij hebben gedaan met het onderzoek Drugs binnen de grenzen, waaruit naar voren zou komen dat wij opiaatverslaafden hebben. Dit onderzoek is in 1995 verricht door Intraval, juist ter voorbereiding van de drugsnota. Het ging om schattingen van zowel de politie als mensen die betrokken waren bij de verslavingszorg, mensen die in een aantal grote steden werkten. Wij denken dat de cijfers van dit onderzoek om drie redenen wat te hoog zijn uitgevallen. In de eerste plaats hebben de onderzoekers het bereik van de Nederlandse verslavingszorg sterk onderschat. Ik zei al dat het bereik ruim 80% is. Zij hebben dit veel lager geschat, waardoor je een groot grijs gebied krijgt. Omdat zij dachten dat er nog een heleboel verslaafden waren waar zij geen weet van hadden, hebben zij het getal hoger gesteld. Naar aanleiding van de bevindingen in dit onderzoek is nog een tweede ronde gehouden door een andere groep deskundigen, onder andere onderzoekers in de verslavingszorg. Die twee onderzoeken vertoonden brede overeenstemming, waaruit mag worden afgeleid dat het totaal aantal harddrugsverslaafden in ons land toch niet veel boven de zal liggen. En dat is dan ook het getal waar wij sindsdien mee werken. Verder was het een probleem dat men in het eerste onderzoek sprak van opiaatverslaafden en daarnaast nog eens 6000 cocaïneverslaafden. In de meerderheid van de gevallen gaat het hier echter om dezelfde mensen die aan beide drugs tegelijk verslaafd zijn. Men heeft het aantal geïsoleerde cocaïnegebruikers overschat. Ik kom op de gezondheidsrisico s van cannabis. Ook daarover zijn vragen gesteld en opmerkingen gemaakt door de heer Van de Camp en anderen. Wij maken in Nederland onderscheid tussen drugs met een onaanvaardbaar gezondheidsrisico, de harddrugs, en hennepprodukten ofte wel cannabis. Het gebruik van alcohol en nicotine levert gezondheidsrisico s op die in dezelfde orde van grootte liggen als die van de harddrugs, terwijl het gebruik van cannabis qua gezondheidsschade aanzienlijk minder gevaarlijk is. Cannabis leidt ook niet tot lichamelijke afhankelijkheid. Afkicken van cannabis geeft geen grote problemen in de zin van ontwenningsverschijnselen. Het leidt wel, maar heel zelden, tot een soort geestelijke afhankelijkheid. Cannabis heeft een aantal effecten dat iets te maken heeft met de gezondheid. Ik wijs op stemmingseffecten, zoals euforie, verminderde agressie en een verhoogde gevoeligheid voor muziek dat zijn, zou je kunnen zeggen, mooie zaken maar ook een gebrek aan concentratie en een vrijer associatievermogen. Daarnaast treden lichamelijke verschijnselen op, zoals een droge mond, rode ogen en ook een versnelling van de hartslag. Cannabis is dus een drug met een aantal lichamelijke en psychische verschijnselen. Als wij echter over gezondheidsrisico s spreken, dan is het eigenlijk een drug zonder directe gezondheidsrisico s. Het intensieve gebruik kan soms leiden tot geestelijke afhankelijkheid en dus tot bepaalde psychische problemen. Cannabis beïnvloedt tijdens het gebruik het geheugen, de concentratie en het reactievermogen. Het gebruik van cannabis in het verkeer moet dus sterk worden afgeraden. Hetzelfde geldt voor het gebruik van cannabis tijdens het volgen van onderwijs. Het roken van hasj en marihuana is naar alle waarschijnlijk schadelijk voor de longen op langere termijn. Dat heeft ook iets te maken met de afbraakprodukten van de cannabis zelf. Die beschadigen de longen waarschijnlijk ook direct. Sommige onderzoekers zeggen dat langdurig cannabisgebruik ernstige effecten heeft op het hart- en vaatstelsel en het immuunsysteem en dat dit hersenbeschadiging veroorzaakt. Wij hebben de literatuur nog eens goed laten analyseren, maar voor die stelling bestaan echt geen overtuigende bewijzen. Ik vat samen. Er is dus sprake van bepaalde gezondheidsrisico s, maar cannabis is geen riskante drug, zeker niet in vergelijking met alcohol, opiaten en tabak. Er zijn echter cannabisgebruikers die toch problemen krijgen en die daar hulp voor zoeken. Het aantal mensen dat hulp zoekt bij de CAD s voor problemen met cannabisgebruik stijgt. In 1994 ging het om 2100 personen, in 1995 om 2400 personen. Er is dus geen enkele aanleiding voor de stelling dat dit een zorgeloos onderwerp is. Dat is absoluut niet het geval. Toch ondervindt minder Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 35 9

10 dan 0,5% van de regelmatige cannabisgebruikers problemen. Daarbij is iedere keer weer het probleem dat je van tevoren niet weet wie een problematisch gebruiker zal worden en wie niet. Daarom stel ik met nadruk dat ook wij van mening zijn dat het verreweg het beste is, zeker op jonge leeftijd, om het gebruik van cannabis gewoon te vermijden. De heer Oudkerk (PvdA): Voorzitter! Dat lijkt mij een goede conclusie. De minister zei dat het aantal mensen dat zich bij de hulpverleners heeft gemeld, is gestegen, namelijk van 2100 naar ruim Ik heb dat de afgelopen dagen laten nagaan. Dat getal klopt, maar er wordt niet bij vermeld dat van die 2400 personen 400 als bijmiddel alcohol gebruikten, 231 als bijmiddel cocaïne, 129 als bijmiddel amfetamine en 112 als bijmiddel XTC. Dat maakt het getal van 2400 iets anders. Graag de mening van de minister daarover. Minister Borst-Eilers: Ik heb soortgelijke cijfers ook gezien, dus ik neem direct aan dat ze kloppen. Dat betekent dat het aantal mensen dat problemen heeft, uitsluitend op grond van cannabisgebruik, aanzienlijk lager is. Ik zal daar in tweede termijn op terugkomen. De heer Rouvoet (RPF): Voorzitter! De minister sprak over het niet direct aanwijsbaar zijn van een rechtstreekse relatie met verschillende aandoeningen. Kan zij aangeven in hoeverre sprake is van verhoogde kansen op verschillende aandoeningen? Als mijn informatie juist is, dan betreft dat ook een verhoogde kans op vormen van kanker, waaronder tong- en keelkanker. Kan de minister dat bevestigen? Wat rekent zij tot de schadelijke gevolgen? Minister Borst-Eilers: Ik heb zojuist gezegd dat het roken op lange termijn schadelijk is voor de longen als men dat jaar in, jaar uit volhoudt. Dat geldt ook voor de andere organen die de cannabistabak op zijn weg tegenkomt. Het is nog niet helemaal duidelijk, omdat cannabis vaak met tabak wordt gerookt, wat is toe te schrijven aan de cannabis en wat aan de tabak. Zeker is dat een deel aan de cannabis is toe te schrijven. De heer Van de Camp heeft nog gesproken over het verband tussen softdrugsgebruik en psychose. Hij noemde een bepaald onderzoek dat betrekking had op verergering van bestaande psychoses en het tot uiting komen van psychotisch gedrag bij mensen met een aanleg voor schizofrenie. De cannabis kan de psychiatrische problematiek uitvergroten en dus ook verergeren, daar waar die al of niet latent aanwezig is, maar het is naar mijn beste weten ook daar hebben wij de literatuur sinds maandag op nageslagen niet zo dat cannabis een psychiatrische ziekte kan veroorzaken. Vervolgens heeft de heer Van de Camp een vraag gesteld over het THC-gehalte van nederwiet. Het gerechtelijk laboratorium neemt regelmatig monsters. In 1994 waren dat er 183 van de in Nederland geteelde hennep, veelal binnenshuis geteelde hennep. Het THC-gehalte was gemiddeld 8% in dat jaar. In 1995 is hetzelfde onderzoek geweest waarbij 200 monsters zijn onderzocht. Toen was het gemiddelde THC-gehalte 8,5%. THC-gehaltes van 13% tot 20% behoren tot de zeer hoge uitzonderingen, maar wij hebben in de drugsnota al gezegd dat wij de ontwikkelingen op dit gebied nauwkeurig zullen volgen. Dat herhaal ik hier graag. Maar gezien de cijfers die wij nu kennen, is plaatsing van nederwiet op de lijst van harddrugs niet aan de orde. Cannabis heeft invloed op de rijvaardigheid. De heer Van de Camp stelde in dit verband een onderzoek voor. Dat onderzoek is al verricht door de universiteit van Maastricht in 1994, Cannabis in het verkeer getiteld. Daaruit blijkt dat gebruik van marihuana de rijvaardigheid kan beïnvloeden in dezelfde mate als het geval is na het drinken van een paar glazen alcohol of het innemen van bepaalde kalmeringsmiddelen en middelen tegen depressie. Dat betekent dus dat men na het gebruik van marihuana en cannabis niet aan het verkeer moet deelnemen. Ik ben wel van mening dat het niet goed is een campagne te voeren alleen ten aanzien van ontmoediging van cannabisgebruik in het verkeer. In denk dat de verkeerscampagnes breder moeten zijn en zich ook moeten richten op alcohol en geneesmiddelen. De heer Schutte (GPV): Ik heb wat betreft het THC-gehalte verwezen naar een recent artikel van mevrouw Hosman in NRC Handelsblad waarin zij de stelling betrok dat het THC-gehalte duidelijk stijgt. Nu geeft de minister enkele gemiddelden aan, te weten 8% in 1994 en 8,5% in Juist omdat het over gemiddelden gaat in een jaar, bevestigt dat toch de teneur van het verhaal dat ik citeerde dat er sprake is van een stijging van het THC-gehalte, ook op lange termijn, want een jaar is natuurlijk heel kort. Minister Borst-Eilers: De stijging van 8% naar 8,5% is zonder meer een betekenisvolle stijging in één jaar. Vandaar dat ik heb gezegd dat wij deze ontwikkeling heel goed in de gaten moeten houden. Er is afgelopen maandag ook gesproken over veel hogere percentages, alsof die een beetje de trend zouden aangeven en aanleiding zouden zijn om te spreken van een soort harddrug. Dat is naar mijn mening een conclusie die echt nog veel te ver gaat. De heer Schutte (GPV): Maar dat er zulke uitschieters van 13% tot 20% zijn, kan natuurlijk een duidelijk signaal zijn dat er sprake is van potentiële gevaren. Je hebt namelijk de kans dat producenten zich juist gaan concentreren op wat steeds beter kan, in negatieve zin, namelijk het bewerkstelligen van een hoger percentage. Minister Borst-Eilers: Ik zei al dat dit heel goed gemonitored moet worden. Dat is ook wat ik heb toegezegd. De heer Rouvoet (RPF): Ik begrijp dat de minister geen voorstander is van het voeren van een aparte campagne tegen cannabisgebruik gekoppeld aan verkeersdeelname, maar dat ze opteert voor een bredere campagne. Mag ik hieruit afleiden dat zij bereid is om te kijken of de bestaande alcoholcampagnes kunnen worden verbreed richting cannabis? Minister Borst-Eilers: Daar ben ik graag toe bereid. Ook via de 06-drugsinfolijn die ik in februari heb geopend, wordt informatie gegeven over alle risico s en wordt ook ingegaan op de invloed van genoemde middelen op concentratie, rijvaardigheid enz. De heer Van de Camp (CDA): Ik heb hier een schrijven bij mij, dat Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

11 eigenlijk thuishoort bij de portefeuille van mevrouw Sorgdrager. De voorzitter: Dat is een heel goede aanleiding voor mij om dan te zeggen dat u uw vraag nog even opzout. De heer Van de Camp (CDA): Het gaat echter over het THC-gehalte. De voorzitter: Stelt u nu maar gewoon uw vraag. De heer Van de Camp (CDA): Als ik daar van u de kans voor krijg. U onderbreekt mij steeds. De voorzitter: Ik had u die kans al gegeven toen u begon te spreken. De heer Van de Camp (CDA): Ik wil mevrouw Borst een passage uit het rapport-blok voorlezen. Dat is een rapport dat door de vorige minister van Justitie is geïnitieerd en dat gaat over onaanvaardbare risico s van softdrugs. Daar staat het volgende in: dit geldt in het bijzonder voor de nederwietprodukten, waarin een THC-gehalte van 40% al lang geen uitzondering meer is. Ik vond dit nogal boud en daarom heb ik het niet in mijn eerste termijn gebruikt. Verder staat er: daarmee valt nederwiet in de termen van lijst-1-produkten. Hasjolie dat is een lijst-1-produkt bevat een THCgehalte van 10 tot 30%. Tot zover het rapport. Minister Borst-Eilers: Ik wil voorstellen dat wij even afwachten of collega Sorgdrager op het rapport- Blok ingaat. Als zij dat niet doet, zal ik in tweede termijn op dit punt reageren. De heer Van de Camp (CDA): Ik heb nog een opmerking en een vraag over de softdrugs. De voorzitter: De opmerking hoeft niet. Stelt u de vraag maar. De heer Van de Camp (CDA): Die opmerking was dat het dus een veel minder onschuldig goedje is dan de PvdA en D66 ons willen doen geloven. Maar dit even terzijde. Ik zal dat inderdaad niet zeggen. De voorzitter: Zullen wij nu afspreken dat wij bij interruptie vragen stellen? De heer Van de Camp (CDA): Komt de minister nog te spreken over het drempelverlagend gebeuren? Een van de grote kritiekpunten is dat softdrugsgebruik wel degelijk drempelverlagend werkt naar harddrugsgebruik. Dat heeft te maken met scene, omgeving, sfeer, beeld enzovoort. In het kader van de volksgezondheid schijnt dat een belangrijk aandachtspunt te zijn. Minister Borst-Eilers: Ik was niet van plan om daar iets over te zeggen. Ik zou kunnen herhalen wat daarover in de drugsnota staat. Naar mijn mening is de stepping-stonetheorie niet juist. Het is niet zo dat iemand die softdrugs gebruikt een grotere neiging zou krijgen om over te gaan op harddrugs. Als er een gemeenschappelijke scene is of een gemeenschappelijke verkoop of een gemengde markt, zal men in het kader van experimenteergedrag wel overgaan tot wat er allemaal beschikbaar wordt gesteld. Dan bestaat het grote gevaar dat de harddrugs onmiddellijk een verslavend effect hebben en een lichamelijke afhankelijkheid tot gevolg hebben. Dan is men dus hooked. Vandaar dat ik vind dat iemand die met cannabis wat wil experimenteren ik zou het niet aanraden, maar als men het bescheiden doet, ben ik daar, qua gezondheid, niet ongerust over het daarbij moet laten. De heer Van de Camp (CDA): U heeft vanochtend al gezegd dat dat een hoogst risicovolle aangelegenheid is, omdat die grensvervaging heel snel kan optreden. Minister Borst-Eilers: Er zijn ontzettend veel cannabisgebruikers in ons land, die helemaal nooit getaald hebben en zullen talen naar andere drugs. Zij gebruiken op een heel gematigde manier af en toe wat cannabis. Er zijn regelmatige gebruikers. Dat is al een bewijs dat het helemaal niet zo is dat als je daaraan begint, je vroeg of laat aan iets anders begint. De heer Van de Camp (CDA): Zijn er wel harddrugsgebruikers die niet met softdrugs zijn begonnen? Minister Borst-Eilers: Die zijn er en er zijn er ook die wel met softdrugs zijn begonnen. De heer Van de Camp (CDA): Het zijn toch zeldzame gevallen die in één keer met heroïne beginnen? Minister Borst-Eilers: Die zijn er wel. Daar wil ik graag in tweede termijn wat cijfermateriaal over verschaffen. De heer Van der Vlies (SGP): Ik heb toch een beetje moeite met de benadering van de minister op dit punt. Ik vind het een verkeerd signaal. Als je iets wilt ontmoedigen, kun je letten op die cannabisgebruiker die nooit blijkt te komen tot harddrugsgebruik, maar het omgekeerde is doorgaans het geval. Wij kunnen hier geen levensverhalen gaan behandelen, maar als je die tot je neemt via de hulpverleningsinstanties, dan is de levensgeschiedenis toch vaak zo dat van het een gegrepen gaat worden naar het ander. Dat kunnen wij toch niet ontkennen? Minister Borst-Eilers: Dat wil ik ook niet ontkennen. Het probleem is denk ik dat ik zeker in dit deel van het betoog sta te praten als minister van Volksgezondheid en dan ook kijk naar de volksgezondheidsrisico s van alle verschillende genotmiddelen die wij in Nederland kennen. Vanuit die invalshoek ligt mijn zorg eerder bij de tabak dan bij de cannabis. Ik heb echter ook al enige malen gezegd dat je van tevoren niet weet hoe het gaat. Van de mensen die met cannabis experimenteren, houdt het overgrote deel er helemaal mee op, een deel gaat er mee door maar op een zeer gematigde, ik zou bijna zeggen sociaal aangepaste en onschuldige manier, en dan zijn er mensen die van cannabis tot het kwaad geraken en van het kwaad tot erger. Ik kom dadelijk nog even terug op de achtergronden van echt verslavingsgedrag. Maar nogmaals, omdat dit van tevoren niet goed in te schatten is, is en blijft de boodschap: begin er maar helemaal niet aan. Je kunt ook een heel mooi leven hebben zonder cannabis. De heer Oudkerk (PvdA): Dat laatste wil ik graag onderschrijven, voorzitter! De minister zei net dat het zo moeilijk is als je aan softdrugs begint om van tevoren te weten of je zult stoppen, doorgaan of een gematigd gebruiker blijven. Ik heb in eerste Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

12 termijn aan de minister gevraagd waarom er in de nota niet een meer gerichte beleidsanalyse is van identificatie van doelgroepen en prioriteitenstelling in de opsporing. Volgens mij is het mogelijk om juist diegenen die om in de woorden van Van de Camp te spreken van kwaad tot erger komen, duidelijk te identificeren. Dit heeft namelijk ook met kansarmoede te maken. De minister heeft daar nog niet op gereageerd, maar misschien doet zij dit dadelijk nog en ben ik wat prematuur met mijn opmerking. Minister Borst-Eilers: Ik kom zo nog te spreken over de achtergronden van verslaving en daarmee ook over deze problematiek, mevrouw de voorzitter. Ik wil echter eerst graag even ingaan op de opmerkingen en vragen over XTC. De heer Oudkerk vroeg zich af of er niet te weinig aandacht is voor de XTC-problemen. Ik denk van niet. In juni 1994 heeft mijn voorgangster mevrouw d Ancona al een uitgebreide notitie aan de Kamer gestuurd. Toen zijn er 42 vragen door de Kamer gesteld en uiteraard beantwoord. Daarover heeft in september 1994 met mij een overleg plaatsgehad en vervolgens nog eens in juni 1995 naar aanleiding van de circulaire Stadhuis en house. Wij hebben toen een groot aantal beleidsvoornemens met elkaar besproken. Die zijn op het ogenblik ook allemaal in uitvoering. Ik wil daar ook graag iets over zeggen. Er zijn verschillende werkgroepen gevormd in het kader van het XTC-beleid. Er is een werkgroep die zich bezighoudt met preventie. Deze heeft een publieksfolder gemaakt. Er staat nog een gerichte voorlichtingsfolder ten behoeve van de consumenten op stapel, bedoeld voor degenen die al tot de XTC-gebruikers moeten worden gerekend. Ik heb verder in februari 1996 mede in dit kader de 06-infolijn geopend van het NIAD, waar iedereen terecht kan voor neutrale en feitelijke informatie. Men kan via die lijn ook schriftelijke informatie krijgen. Die telefoonlijn staat roodgloeiend sinds zij geopend is. Hier wordt zeer veel gebruik van gemaakt. De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter! Dat heb ik gemerkt. Ik dacht namelijk: laat ik in het kader van de voorbereiding van dit debat eens bellen. En weet u wat ik nu zo vreemd vond, toen ik er eindelijk doorheenkwam? Dat de telefoonlijn de tolerantiegrenzen aangeeft. Je krijgt niet alleen om het in CDA-termen te zeggen een aantal paternalistische opmerkingen over wat er aan de hand is. Er wordt ook gezegd: u mag met de cannabis zus en met de heroïne zo. Hebt u niet de indruk, mevrouw Borst, dat de zaken daarmee eerder worden geproclameerd, dat er toch een zekere toon van bevordering in zit, zodat de jongere op een gegeven moment denkt: één bolletje heroïne mag ik wel hebben blijkens de telefoon van mevrouw Borst? Minister Borst-Eilers: Mevrouw de voorzitter! Ik hoop dat er voldoende ruimte is tussen de eerste en tweede termijn om mij persoonlijk hiervan op de hoogte te stellen. Ik heb de lijn wel geopend, maar nooit gebeld. De voorzitter: Misschien is dit een goed moment om, in het bijzonder tegen de heer Van de Camp, te zeggen dat wij, als wij vandaag dit debat op een goede manier willen voeren, echt gestructureerd moeten vergaderen. De Kamer heeft nog een tweede termijn. Er zijn een aantal opmerkingen die rustig in tweede termijn gemaakt kunnen worden. Het is dan misschien mogelijk om de minister nu haar betoog te laten vervolgen. Minister Borst-Eilers: Er is nog een tweede werkgroep in het kader van het XTC-beleid die de nota Stadhuis en house heeft ontwikkeld. Over de inhoud van deze nota hebben wij uitgebreid met elkaar gesproken. Ik zal dat verder niet herhalen. Uit ons bekende reacties blijkt dat veel gemeenten die nota gebruiken. De heer Oudkerk was van mening dat diverse gemeenten er veel te weinig mee deden. Wij zijn bezig met de evaluatie. Deze zal voor de zomer van 1996 zijn afgerond en aan de Kamer worden voorgelegd. Met de heer Oudkerk ben ik heel benieuwd wat er precies uitkomt ten aanzien van het volgen van de aanwijzingen en aanbevelingen door de gemeente. Een derde werkgroep houdt zich bezig met een onderzoeksprogramma. Er is een onderzoek gestart naar de medische gevolgen van het gebruik van XTC en XTC-achtige stoffen. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door een aantal samenwerkende instituten. De resultaten van dat toxicologisch, farmacologisch onderzoek worden in relatie gebracht met een ander onderzoek op sociaalepidemiologisch gebied dat door de rijksuniversiteit Utrecht wordt uitgevoerd. Er zijn daarnaast nog andere delen van het onderzoeksprogramma. Er wordt bijvoorbeeld een goed literatuuroverzicht opgesteld. Er worden landelijke registratiesystemen ontwikkeld voor incidenten. Dat gebeurt door het Nederlandse vergiftigingeninformatiecentrum en het Oranje en Rode Kruis. Verder noem ik de beoordeling van de pillenanalysemethode en de andere monitoringactiviteiten, bekend als DIMS. De coördinatie wordt verzorgd door het NIAD. Het geheel van al deze onderzoeksprojecten zal eind 1996 naar het nu blijkt, zijn afgerond. Ik zal daarover dan graag met de Kamer van gedachten wisselen. De heer Van der Vlies (SGP): Wij nemen daarvan met erkentelijkheid kennis. Gisteren kwam ik weer een nieuw kranteartikel tegen waarin een deskundige vaststelde dat er welhaast wekelijks nieuwe varianten op de markt worden geplaatst. De minister zegt dat eind dit jaar de rapportage komt. Ik vraag mij dan af, gezien de praktijk van het leven, of wij ooit de ontwikkelingen daadkrachtig voor kunnen zijn. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Minister Borst-Eilers: De opsporing van XTC enzovoorts is een heel probleem waar mevrouw Sorgdrager zeker nog iets over zal zeggen. Uit het onderzoek zoals het nu loopt, blijkt dat sinds oktober vorig jaar het aantal combinatiepillen toeneemt: MDMA, dat is de werkzame stof in XTC, gecombineerd met cafeïne, met amfetamine, met nog weer andere verwante stoffen. Het aantal laaggedoseerde tabletten neemt ook toe. De producenten zijn toch wel geschrokken van de effecten. Er zijn zelfs enkele jongeren overleden door overdosering gecombineerd met andere verschijnselen, zoals uitdroging en verhitting. Men is in ieder geval op de toer van de laaggedoseerde tabletten. Om dan toch weer die sterk stimulerende werking te krijgen, mixt men er van alles doorheen. Je hebt dan ook nog de zogenaamde look alikes, pillen die er net zo uitzien, maar toch anders Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

13 werken. Het is een zorgelijke zaak. Het geeft in ieder geval aanleiding om de voorlichting op dit punt heel krachtig door te zetten. De jeugd moet echt doordrongen worden van de risico s die zij nemen. Voorts moeten wij alle andere maatregelen die wij in werking hebben gezet met kracht voortzetten. Deze ontwikkelingen gaan snel. Het is heel moeilijk ze voor te blijven, laat staan om ze de kop in te drukken. De heer Oudkerk vroeg zich af of wij niet met het ministerie van OCW op grotere schaal projecten zouden moeten doen, zoals in Spijkenisse gebeurt: een soort houseparty voor scholieren met voorlichting over XTC en dergelijke. Ik vind dat een goed idee. Ik zal daarover eens praten met mijn collega s van Onderwijs. De heer Oudkerk heeft gevraagd of XTC op lijst 3 geplaatst kan worden. Het gaat daarbij om middelen die onder de Opiumwet vallen. Deze middelen zijn geplaatst op lijst 1 of lijst 2. Er is op dit moment geen lijst 3. Er zijn aan die lijsten verschillende regimes van strafbaarstelling verbonden. Die is bij lijst 1 het strengst. De lijsten vertonen een parallel met de lijsten van de VN-verdragen. XTC staat op lijst 1 van het VN-verdrag inzake psychotrope stoffen en valt derhalve in de Opiumwet ook onder het strengere regime. Dat is het feitelijke antwoord. De heer Oudkerk (PvdA): Het gaat mij erom dat XTC zich ten opzichte van heroïne en cocaïne als volgt onderscheidt: het gebruik van XTC is weliswaar zeer schadelijk in de recente artikelen wordt gewezen op schade aan lever, nieren en allerlei andere schade maar het is niet verslavend. Als je nu een apart beleid wilt zetten op XTC en designerdrugs, dan zou het idee van een aparte categorie nuttig zijn. Het zal mij daarbij een zorg zijn of het nu een lijst 3 of een lijst 1a of 1b is. In ieder geval, als je het apart categoriseert, kun je er ook een apart beleid dat wettelijk gesteund wordt, op zetten. Dat was de suggestie. Minister Borst-Eilers: Misschien wil de minister van Justitie hier nog nader op ingaan. Ik denk dat het beleid zoals dat onder mijn verantwoordelijkheid valt, niet gestoord wordt door het wel of niet instellen van een bepaalde lijst. De heer Oudkerk had het echter ook over wetgeving en dat is een andere vraag. De heer Oudkerk (PvdA): Het gaat mij ook niet zozeer om het storen. De minister van Justitie heeft mij erop gewezen dat zij niet over de Opiumwet gaat. Dat doet de minister van Volksgezondheid, vandaar! Minister Borst-Eilers: Dat is waar. U heeft gelijk. De heer Oudkerk (PvdA): Precies, daar houd ik u graag aan. Het storen is niet zo belangrijk; het gaat om de vraag: kun je daadwerkelijk wettelijk iets doen aan datgene waar ik in ieder geval grote zorgen over heb? Minister Borst-Eilers: XTC staat op lijst 1 van de Opiumwet. Dat is de lijst met het strengste regime. Strenger dan dat kan eigenlijk niet. De heer Oudkerk (PvdA): Dan is er altijd nog het verschil tussen woorden en wetten en praktische bezwaren. De vraag is of de ontwikkeling van de designerdrugs niet zodanig is dat je er met prioriteitenstelling meer aandacht aan zou kunnen geven. Of dat nu gebeurt op lijst 1 of lijst 3, dat is mij om het even. Ik vraag dit juist omdat die ontwikkeling sneller gaat dan wij het eigenlijk met werkgroepen kunnen bijbenen. Minister Borst-Eilers: Ik zal mij daar nog even in verdiepen en er in tweede termijn op terugkomen. De heer Schutte heeft gevraagd hoe het staat met de uitvoering van zijn motie inzake houseparty s en XTC. Dit voorjaar gaan wij evalueren of het beleid inzake houseparty s en XTC, zoals aangegeven in de notitie Stadhuis en house, succes heeft gehad. Dan kunnen wij ook beoordelen of een stringentere aanpak nodig is. De heer Oudkerk en ik beschikken over verschillende informatie ten aanzien van de vraag, hoeveel gemeenten daar nu enthousiast mee aan de gang zijn. Op grond van dat verschil zal ik de task force een dezer dagen vragen om die kwestie echt met voorrang te onderzoeken en ervoor te zorgen dat wij die informatie snel hebben. Het eerste dictum van de motie van de heer Schutte gaat over de opsporing en vervolging van de handel. Daar zal de minister van Justitie op ingaan. De heer De Graaf heeft gevraagd of het geen goed idee zou zijn de pillen op houseparty s door GGD en te laten testen. Ik heb in de notitie Stadhuis en house de adviserende rol van de GGD en op dit punt al genoemd. Ik vind de betrokkenheid van de GGD en bij de uitvoering van het testen inderdaad in principe een goede zaak, maar voordat ik een definitieve beslissing neem, wil ik eerst de uitslag van het onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit van al die verschillende testmethoden afwachten. Ik zou ook wel eens willen weten of het aanbieden van dat testen misschien onverhoopt een aanmoedigend effect op het gebruik heeft. Wij weten er nog iets te weinig van om het nu al heel grootschalig in gang te zetten. Maar als de uitkomsten van dat onderzoek geen belemmering vormen, dan zal ik in het kader van de Wet collectieve preventietaken op het gebied van de secundaire preventie rond XTC, dus onder andere het testen van pillen, zeker aan de GGD en toewijzen. Dan zal ik de desbetreffende GGD en ook een opiumverlof geven ten behoeve van dat testen. Dat is formeel immers noodzakelijk. Voorts is er nog het punt van de deskundigheidsbevordering naar de GGD en toe. Daarbij denk ik aan de stichting Adviesbureau drugs en aan het NIAD. De heer De Graaf (D66): Voorzitter! Ik ben erg blij met de toezegging van de minister dat zij het in welwillende overweging wil nemen. Ik vraag mij echter af of wij kunnen wachten op de uitslagen van het onderzoek dat zij aangeeft, gelet op de ernstige berichten over de schade aan de gezondheid, die ons de laatste tijd steeds meer bereiken. Die houseparty s vinden toch weer elk weekend plaats. Hoe lang gaat het onderzoek duren? Wanneer zijn de resultaten bekend? Minister Borst-Eilers: Het onderzoek of de gemeenten de richtlijnen goed volgen dat is immers ook belangrijk voor de preventie van een hoop ellende komt nog voor de zomer. De resultaten van de andere wetenschappelijke onderzoeken komen allemaal in de loop van dit jaar beschikbaar. Ik weet op dit moment niet precies uit mijn hoofd wanneer wij die beslissing ten aanzien van de GGD kunnen nemen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

14 Ik zal dat in tweede termijn nog aangeven. Ik begrijp u en het is ook mijn gevoel dat het plezierig zou zijn als het zo snel mogelijk zou gebeuren. Wij zitten natuurlijk ook met de financiële kant van de zaak. Voor 1997 wil ik op dit punt nog meer geld uittrekken dan in de drugsnota is vermeld; daar valt misschien wel een mouw aan te passen. De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter! Ik ben helemaal niet zo blij met die toezegging van de minister, omdat zij in een tussenzin opmerkte dat een GGD-onderzoek ook een vorm van toelaatbaarheid of tolerantie met zich kan brengen. Hoe verhoudt zich het DIMS-onderzoek tot eventuele uitbreiding van de GGD-onderzoeken? Minister Borst-Eilers: Ik heb niet gezegd dat het GGD-onderzoek aanmoedigend zou zijn. Ik zeg dat er nu wordt gekeken naar het effect van testen, ook in de praktijk, dus naar de methodiek: is testen goed mogelijk en welk effect heeft het? Met effect doel ik op de vraag of, waar nu al getest wordt, het gebruik erdoor toeneemt. Dat wil ik eerst weten. Als dat zo zou zijn, en als wij de GGD dan zouden opdragen om te testen, zouden wij dus via de GGD het gebruik van die pillen op houseparty s vergroten. Dat is natuurlijk absoluut niet de bedoeling. De heer Van de Camp (CDA): Dan zijn wij het eens. Minister Borst-Eilers: Mevrouw de voorzitter! Over het grote belang van de preventie is al veel gezegd in antwoord op de kamervragen en ook in de nota staat er het nodige over. Ik maak nog een paar opmerkingen, ook naar aanleiding van opmerkingen van de afgevaardigden. De Landelijke steunfunctie preventiebeleid gaat functioneren onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS. Ze krijgt de taak om nu eens een goed, volledig overzicht van alle preventieactiviteiten op te stellen en regelmatig bij te houden, en het effect ervan te meten en te analyseren. Ik denk dat dit nodig is. Er is een hele reeks van preventiemaatregelen in gang gezet. Wij hebben ook nog beleidsvoornemens, die ik nu ter wille van de tijd niet allemaal zal opsommen. Er dreigt onoverzichtelijkheid te ontstaan, die zeer ongewenst is. Vandaar de oprichting van die landelijke steunfunctie. De heer Oudkerk heeft gevraagd of onder leiding van het NIAD misschien ook een landelijk ondersteunend team kan gaan werken, gericht op de jeugd. Dat vind ik een aardig idee, dat ik graag wil bekijken. Over een ander nieuw preventieinstrument, de 06-drugsinfolijn, hebben wij al gesproken. De heer Marijnissen heeft gevraagd naar de drugspreventie onder minderheden. Ik vind dat een heel terecht vraag, omdat de cijfers over het drugsgebruik onder minderheden echt verontrustend zijn. De verslaving aan harddrugs onder allochtone groepen blijkt uit de volgende cijfers: 1 op de 35 Zuid-Molukkers, 1 op de 60 Antillianen, 1 op de 65 Surinamers en 1 op de 70 Marokkanen. Dat zijn verontrustende getallen. De heer Rabbae (GroenLinks): Voorzitter! Is mevrouw Borst bereid om in overleg te treden met de verslavingszorgvoorzieningen om na te gaan of de aanpak aangepast kan worden bij de sociale en culturele achtergronden van deze populaties? Minister Borst-Eilers: Ja, dat is heel erg nodig. Ik noemde een groot aantal onder bijvoorbeeld Zuid- Molukkers. Onder hen functioneert een eigen organisatie, namelijk Tjandu. Uit de ervaring blijkt dat iets dergelijks een goed effect heeft. Daardoor worden duidelijk meer verslaafden bereikt en neemt de mogelijkheid van goede interventies toe. Ik denk dat de intensivering op dit punt echt nodig is dat ben ik met de heer Rabbae eens en ik wil hier meer geld voor uittrekken. Wij houden er in het kabinet een pleidooi voor om deze aanpak van de verslaving onder allochtone groepen te intensiveren. Dat brengt mij vrij natuurlijk op de achtergronden van verslaving. De beste preventie is natuurlijk gericht op de fundamentele redenen en de echte achtergronden. De heren Oudkerk en Marijnissen vinden dat daar in de nota eigenlijk te weinig aandacht aan wordt besteed. Ook de heer Leerkes heeft gevraagd naar de achtergronden van de verslavingsproblematiek. Ik moet toegeven dat het aspect in de nota wat weinig aan de orde komt, maar ik kan de Kamer verzekeren dat het beleid en de interventies op het gebied van zorg en preventie wel degelijk op een analyse van die oorzaken gebaseerd zijn. Tegenwoordig gaan de meeste wetenschappers en met hen de behandelaars uit van een model dat zij het dynamisch bio/psychosociaal ontwikkelingsmodel noemen. Dat komt er eigenlijk op neer dat de visie op het probleem gebaseerd is op een zekere dynamiek. Men zegt dat de verslaving uiteindelijk het resultaat is van een interactie tussen een soort aanleg, een bepaalde kwetsbaarheid van het individu en zijn psychosociale omstandigheden. In dit model zijn allerlei factoren opgenomen, zoals individuele gevoeligheid voor een bepaalde verslavende stof zeg maar de chemie van het lichaam persoonlijkheid, temperament, problemen op school, de opvoedingssituatie, invloed van vrienden, stress en discriminatie. Het beleid wordt meer en meer op dit model gebaseerd. Dat is overigens niet zo heel eenvoudig. Het komt erop neer dat je erkent dat er niet één soort verslavingsproblematiek en niet één type verslaafde zijn, maar dat je zoekt naar de achterliggende oorzaken. Daardoor mag je verwachten dat het beleid wat effectiever zal zijn. Er is bijvoorbeeld weinig heil te verwachten van een benadering die iedereen over één kam scheert, in die zin dat het blijft bij strafrechtelijke maatregelen. Ik denk ook dat de volksgezondheidsaanpak in het kader van deze modelbenadering de beste aansluiting geeft op de essentiële problemen. Nogmaals, ik geef toe dat er in de nota weinig over is geschreven. De heer Oudkerk (PvdA): Voorzitter! De minister zei dat die secundaire en primaire preventie hun basis hebben in een beleidsnotitie. Is die openbaar en, zo ja, kan die de Kamer worden toegestuurd? Dan weten wij namelijk waar wij over praten. Minister Borst-Eilers: Het is niet zozeer gebaseerd op een beleidsnotitie, maar op de literatuur in het algemeen. Ik wil de Kamer graag wat toesturen. Ik denk vooral aan de publikatie van prof. Van den Brink uit Amsterdam. Dat is een van de meest vooraanstaande verslavingsepidemiologen. Hij en zijn medewerkers hebben dit model ontwikkeld. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

15 Ik stap van preventie over naar de zorg. Ook daarover is een aantal vragen te beantwoorden. Ik begin met de vragen van de heren Oudkerk, Van de Camp, De Graaf en Van der Vlies. Zij hebben gevraagd naar de stand van zaken ten aanzien van het rapport Borg voor zorg. Dat rapport gaat in op de gedachte om een deel van de ambulante verslavingszorg te brengen onder de reikwijdte van de AWBZ. Ik sta in beginsel positief tegenover de voorstellen van die commissie. Ik heb natuurlijk nog wel een paar kritische kanttekeningen, maar op hoofdlijnen ben ik er positief over. Die kritische kanttekeningen zullen te zamen met de adhesie worden neergelegd in een kabinetsstandpunt. Er komt dus voor het zomerreces een kabinetsstandpunt over dit rapport Borg voor zorg van de commissie- Van Thijn. De heer Van de Camp (CDA): Kan de minister al iets zeggen over de bezwaren van de VNG met betrekking tot deze aanpak? Minister Borst-Eilers: Er komt in ieder geval nog een overgangsperiode. Bij het overhevelen van de gelden naar het Gemeentefonds, zal er gedurende vier jaar geen sprake zijn van een volledige decentralisatie, maar zal het geld alleen nog naar die 23 centrumgemeenten gaan. Die decentralisatie is naar mijn mening versnippering. Mijn indruk is dat een dergelijke verdeling uit het Gemeentefonds volgens bepaalde verdeelcriteria niet wenselijk is, omdat dan het geld wordt versnipperd. De heer Van de Camp (CDA): Dat bedoelde ik niet. Dat is de kwestie van het aflopen van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing en het concentreren van de middelen in de verslavingsgemeenten. Als ik mij goed herinner, heeft de VNG ook een eigenstandig advies uitgebracht bij het rapport Borg voor zorg en gewaarschuwd voor de ontwikkeling waarbij 50% naar de AWBZ zou gaan, omdat dit de beleidsruimte op lokaal niveau zou inperken. Minister Borst-Eilers: Ik wil niet vooruitlopen op het kabinetsstandpunt. Ik maak wel de kanttekening dat verslavingszorg en psychiatrische hulpverlening gelukkig steeds meer samenvloeien. Vanochtend stond er een aardig voorbeeld in de Volkskrant van een fusie tussen een instelling voor verslavingszorg en een psychiatrische instelling in Den Haag. Er stond: de verslavingszorg heeft zich ooit losgemaakt van de psychiatrie, maar is inmiddels voldoende uitontwikkeld om weer terug te kunnen keren. Je krijgt dan een betere afstemming en integratie tussen psychiatrische hulpverlening en verslavingszorg. Dan zit je bijna in het hart van de AWBZ. Dit kan een argument zijn om het via de weg van afstemming en integratie voor een deel naar de AWBZ te brengen. Ik zal hierover, ter voorbereiding van het kabinetsstandpunt, met de VNG spreken. De heer De Graaf (D66): Ik steun de lijn die de minister uiteenzet. Zij sprak over een termijn van vier jaar, waarna de middelen via het Gemeentefonds aan de verschillende gemeenten toevallen. In de nota wordt deze termijn van vier jaar genoemd en gezocht wordt naar een methode om deze gelden veilig te stellen. Begrijp ik het goed dat u niets afdoet aan wat er in de nota staat en dat we dus het risico lopen dat in 2001 die gelden versnipperd zijn? Of waarborgt u dat de voor de gemeenten overblijvende gelden bij de 23 centrumgemeenten beschikbaar blijven? Minister Borst-Eilers: Ik kies voor een beleid dat niet gericht is op versnippering. Ik zal binnenkort aan enkele gemeenten een werkbezoek brengen. Ik meen dat in de vorm van intergemeentelijke samenwerking het geld bij elkaar kan worden gehouden. Met centrum- en randgemeenten kan worden afgesproken hoe de verslavingszorg verder vorm moet worden gegeven. Het geld mag niet over gemeenten versnipperd worden. Dat betekent afbraak van op zich goede zorgvoorzieningen in die centrumgemeenten. Er is gevraagd om zelf met een plan te komen voor de wijze waarop de versnippering tegen kan worden gegaan, ondanks de overgang naar het Gemeentefonds. Ik ben dus in afwachting van een stuk van de VNG. De heer De Graaf (D66): Kan de minister toezeggen dat het standpunt van het kabinet is dat er ook na die vier jaar geen versnippering plaatsvindt via vrije overheveling naar het Gemeentefonds? Minister Borst-Eilers: Na 2001? De heer De Graaf (D66): Nu is in de nota de overgangsperiode van vier jaar opgenomen. Bezien zal worden op welke manier en in welke mate moet worden samengewerkt. Dit lijkt mij niet voldoende. Minister Borst-Eilers: De heer De Graaf kan zijn ongeduld met betrekking tot het jaar 2001 bijna niet bedwingen. Ik vind het formeel niet juist om over iets waarover een kabinetsstandpunt in voorbereiding is, een harde conclusie op tafel te leggen. Mijn inzet zal zijn: geen versnippering. De heer De Graaf (D66): Dat lijkt me niet juist. Het kabinetsstandpunt gaat over het rapport van de commissie- Van Thijn: Borg voor zorg. Dit voornemen staat al in de drugsnota. Misschien kunt u hierop in tweede termijn terugkomen. De voorzitter: U duidt er zelf al op dat de minister nog een mogelijkheid krijgt om te antwoorden. Minister Borst-Eilers: Dat is een ander kabinetsstandpunt. Als het stuk van de VNG half april komt, ben ik van plan daarover met de collega s te praten. Ik ga niet op m n dooie eentje een maatregel nemen. De heer Rabbae (GroenLinks): Ik heb in eerste termijn gevraagd naar aanleiding van reacties uit het veld of u bereid bent om de verschillende aspecten van de integrale aanpak inzake resocialisatie, waarover we heel enthousiast zijn, onder de AWBZ-verstrekkingen te brengen. Minister Borst-Eilers: Er bestaat terecht brede belangstelling voor de resocialisatieprojecten. Deze projecten maken in toenemende mate onderdeel uit van het zorgaanbod. Ze worden vaak uitgevoerd in het kader van de ambulante zorgverlening. Je zit dan al in de AWBZ. Dit gebeurt ook in de klinische sector. Er zijn inderdaad goede voorbeelden van de effecten, waaronder bijvoorbeeld de stichting De Hoop in Dordrecht die ik zelf onlangs heb bezocht. Maar er zijn ook andere voorbeelden: Arta Zeist en de Emiliehoeve in Den Haag. Ik heb geen concreet overzicht van alle initiatieven die op dit punt plaatsvinden en ik heb ook geen duidelijk Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

16 inzicht in hoe dit allemaal wordt gefinancierd. Sommige worden gefinancierd door de SVO s, stuurgroep vermindering overlast, andere uit gemeentegelden, andere weer uit het zorgbudget van de instelling en dat komt dan weer uit de AWBZ. Er is zelfs een project in Heerlen, het zogenaamde tuinbouwproject, dat financieel selfsupporting is. Men weet in het kader van de resocialisatie inkomsten te genereren die de kosten volledig dekken. Dat is een heel aantrekkelijke optie. Eind 1996 komt er een inventarisatie van alle projecten die door de SVO worden gefinancierd. Ik kan volgend jaar evalueren en daarna kan ik zeggen langs welke kanalen de financieringen moeten lopen. Nu is er in mijn begroting en via de AWBZ, sprake van een beperkte projectmatige aanpak. Wanneer de resultaten op het hele gebied zo goed kunnen worden als ze op sommige punten nu al zijn, zullen wij er een meer structurele financiering voor zoeken. Het gaat te ver om vanuit de AWBZ de hele resocialisatie te financieren, want dan gaat het om opleiding, werkervaring en huisvesting. Ik moet daar met verscheidene collega s naar kijken. De heer Rabbae (GroenLinks): Ik begrijp in ieder geval dat de minister bereid is om een oplossing te zoeken voor dit probleem omdat anders een voorziening waar zij ook volledig achter staat, in de knel kan komen. Minister Borst-Eilers: Ik zeg dat graag toe. Ik wil er wel iets aan toevoegen. Ik zei al dat meer collega s in het kabinet daarmee te maken hebben maar ook lokaal hebben verscheidene instanties ermee te maken. Maar we schieten er natuurlijk niets mee op als blijkt dat iemand daadwerkelijk in zo n instelling weer helemaal geschikt wordt gemaakt voor de arbeidsmarkt en het regionale arbeidsbureau die persoon als onbemiddelbaar definieert. Dat gebeurt namelijk op sommige plaatsen, bijvoorbeeld in Amsterdam. Het is duidelijk dat daar iets moet gebeuren en dat wij een breed draagvlak moeten zoeken. De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter! Ik wil nog een precisering vragen op dit punt. Ik ben overigens content met de opstelling van de minister op dit onderwerp, want ik had dezelfde vraag als collega Rabbae. De minister noemt enkele momenten waarop deze verkenning voortgang heeft. Eind 1996 heeft zij de inventarisatie en in het volgend jaar zal zij evalueren. Kunnen wij ons niet verplichten om die inspanning eerder te doen en wel zodanig dat voor zover er begrotingsgeld bij betrokken is of is geraakt, dit al voor het begrotingsjaar 1997 effectief te laten zijn? Met andere woorden, het zou meegenomen kunnen worden bij de begrotingsbehandeling in het najaar aanstaande. Minister Borst-Eilers: U ziet natuurlijk al weer aankomen dat het, na de evaluatie in 1997 op zijn vroegst pas in de begroting voor 1998 kan worden opgenomen. Natuurlijk is er op dit moment al sprake van een flink aantal projecten op dat gebied. Er gebeurt dus niet niks. Nogmaals, je moet in alle sectoren een goed draagvlak hebben. Pas daarna kun je er een breder programma voor maken. Ik kan dit niet toezeggen, maar ik zal het nader bezien. Voor 1997 staat er wel het een en ander op de rol voor dit beleidsterrein. Ik verwijs ook naar de drugsnota. Ik hoop ook dat er nog enkele intensiveringen komen, maar daar moeten wij nog in het kabinet over spreken. Ik leg ook verantwoordelijkheden neer bij gemeenten. De heer Van der Vlies (SGP): Ik begrijp de positie van de minister, maar de instellingen die hierbij zijn betrokken, hebben ons gemeld dat zij die financiële zekerheid eigenlijk nodig hebben om die projecten verder te ontwikkelen. Vandaar dat ik er bij de minister op aandring om dat iets te versnellen het gaat dan om maanden zodat wij het in de begroting voor 1997 zouden kunnen meenemen. Minister Borst-Eilers: Ik wil die inspanning graag toezeggen. Daar waar de projecten met aantoonbaar goede effecten lopen, moeten wij de continuïteit waarborgen. Ik denk dan aan Dordrecht waar 40% van de mensen het hele programma doorlopen en dat is een heel goede score. De heer Oudkerk heeft een vraag gesteld over de vaccinatie tegen hepatitis B. Een dezer dagen zal de Gezondheidsraad een positief advies uitbrengen over vaccinatie tegen hepatitis B bij drugsgebruikers. In Amsterdam heeft 85% van de drugsgebruikers hepatitis gehad. 10% is drager. Landelijk zal het niet veel anders zijn. Van de drugsgebruikers is dus 15% niet besmet. Het is heel zinvol om deze mensen te vaccineren. Dat geldt natuurlijk ook voor de nieuwkomers, waarvan er hoop ik zo min mogelijk zullen zijn. Dat zal echter wel grotendeels een illusie zijn. Om de groep die verslaafd is en nog geen immuniteit tegen hepatitis heeft, te vaccineren, is een bedrag van ƒ nodig. Het lijkt mij een prima zaak; het moet gewoon gebeuren. Ik zal het gaan regelen. De heren Rabbae en Van de Camp hebben vragen gesteld over de Wet BOPZ. Er lopen op het ogenblik maar liefst zeven evaluatiestudies over deze wet, alle gericht op verschillende aspecten. Een daarvan behelst de verslavingsklinieken en de daarbinnen spelende problemen. De onderzoeken zullen alle in juni afgerond zijn. De evaluatiecommissie zal vervolgens een rapport opstellen, dat ik in november aangeboden zal krijgen. Ik zal de Kamer er tegen die tijd over informeren. Regelmatig zijn er signalen dat psychisch gestoorde verslaafden niet gedwongen kunnen worden opgenomen. Als zo iemand eenmaal opgenomen is, is er nog het moeilijke punt van de gedwongen behandeling. Dat kan op het ogenblik wettelijk ook niet. Er is echter de nodige jurisprudentie waaruit blijkt dat sprake is van een noodtoestand wanneer iemand zichzelf ernstig verwaarloost, ook al is er geen direct levensgevaar voor de betrokkene of de omgeving. De verwaarlozing kan op zichzelf voldoende reden zijn om tot gedwongen opname over te gaan. Wij hebben de inspectie een brochure over de Wet BOPZ laten maken, opdat de kennis wat meer bij iedereen onder de aandacht wordt gebracht. Ik kom op de heroïneverstrekking onder medisch toezicht. In juni 1995 hebben wij een advies van de Gezondheidsraad ontvangen. De commissie van deze raad concludeerde dat er onvoldoende wetenschappelijke evaluatie beschikbaar was over de voor- en nadelen van het verstrekken van heroïne onder medisch toezicht. Er is alle reden om in Nederland een goed onderzoek te gaan doen. Het doel van dat onderzoek zou moeten zijn om te kijken of de gezondheidsdoelen gehaald kunnen worden. De gezondheidstoestand moet verbeterd Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

17 worden. Het gebruik van de verslaafde moet worden gereguleerd. Het bijgebruik moet worden beperkt of opgegeven. Er moet een betere relatie met de hulpverlening komen, waardoor op het gebied van de gezondheid ook op andere terreinen weer van alles mogelijk wordt. De doelgroep moest volgens de Gezondheidsraad zijn de ernstig heroïneverslaafden die onvoldoende blijken te reageren op de thans bestaande hulpprogramma s. Zij moeten bij herhaling zonder succes aan andere programma s hebben deelgenomen. De Gezondheidsraad adviseerde een opzet te kiezen waarbij het onderzoek op meerdere locaties zou plaatsvinden. Per locatie, per gemeente, zou het moeten gaan om zo n 100 verslaafden en 100 mensen in een controlegroep. In die controlegroep zouden de mensen alleen oraal methadon krijgen toegediend. De raad heeft gewezen op logistieke problemen. Het merendeel van de heroïneverslaafden in Nederland is roker. Men gebruikt heroïne door middel van het zogenaamde chinezen. Voor het onderzoek moet dan een soort roken zonder tabak worden gecreëerd. In Zwitserland heeft men daarvoor zogenaamde Zugaretten ontwikkeld, gemaakt uit onze-lievevrouwebedstro in plaats van tabak. Een ander logistiek probleem is dat de verslaafden drie maal per dag een dosis heroïne nodig hebben. De lichamelijke afhankelijkheid vraagt om een dergelijk ritme in de toediening. Dat moet onder medisch toezicht geschieden. Verder moet het onderzoek plaatsvinden onder begeleiding van een landelijke begeleidingscommissie. Van tevoren moet aan de landelijke commissie voor medische ethiek, de CEMO, een oordeel gevraagd worden over de ethische toelaatbaarheid van de onderzoeksopzet. Het is verstandig om er ook een internationale commissie naar te laten kijken. Ten slotte moet het onderzoek puur wetenschappelijk geëvalueerd worden, ook weer door onafhankelijke mensen. De heer Rabbae (GroenLinks): Voorzitter! Ik ben geen deskundige op dit terrein, maar mag ik mevrouw Borst een technische vraag stellen? Ik begrijp dat zij een nieuwe sigaret wil laten maken. Minister Borst-Eilers: Die bestaat al. Deze zogenaamde tabaksvrije sigaret is in Zwitserland ontwikkeld. De heer Rabbae (GroenLinks): Ik heb van deskundigen begrepen dat via die sigaret, in welke vorm dan ook, 94% van de heroïne in de lucht komt en dus geen werking heeft. Dan zijn de verslaafden dus weer terug bij af. Ik neem aan dat de minister daarvan op de hoogte is. Wat doet zij daaraan? Minister Borst-Eilers: Wij delen onze ondeskundigheid hierin. Ook ik ben op dit punt namelijk niet deskundig. Ik heb het aan anderen overgelaten om bij het inventariseren en oplossen van de logistieke problemen in samenwerking met de mensen in Zwitserland te bezien hoe men bij het roken een bepaalde hoeveelheid heroïne toegediend kan krijgen. Het zou jammer van het geld zijn, en zo n onderzoek kost veel geld, als het grootste deel van de heroïne in de lucht verdwijnt. Ik laat mij hierover door deskundigen informeren. De Gezondheidsraad heeft in zijn advies niet gesproken van een pilotstudie. Ik zal zo aangeven waarom wij dat wel wenselijk vinden. Inmiddels is iets meer bekend geworden over het onderzoek in Zwitserland. Het gaat om een project voor 800 verslaafden in zeven steden. Het doel is het leven van de verslaafde tot rust te brengen en zijn gezondheidstoestand te verbeteren. Dat schijnt heel duidelijk te gebeuren. Ook heeft men duidelijke intakecriteria: de verslaafde moet ouder zijn dan 20 jaar, minstens twee jaar verslaafd zijn en minstens twee keer vergeefs een serieuze afkickpoging hebben gedaan. Er is ook een hele ondersteunende structuur omheen gezet, dus niet alleen medisch, maar ook sociaal voor werk en huisvesting. Dat betreft de resocialisatie waar wij het net over hadden. De resultaten van het onderzoek lijken positief te zijn, maar er zijn ook wel zorgen, onder andere dat de verslaafde toch vaak blijft bijgebruiken. Welke conclusies heeft het kabinet nu uit dit alles getrokken? Wij zijn met de Gezondheidsraad van mening dat het wenselijk is om een medisch-wetenschappelijk experiment met heroïneverstrekking te starten voor een bepaalde categorie ernstig verslaafden. Wij zijn, ook na overleg met deskundigen uit het veld, tot de conclusie gekomen dat het wenselijk is om een pilotstudie aan het echte onderzoek vooraf te laten gaan. Wij denken dan aan een studie onder ongeveer 50 verslaafden, zoals in de nota stond, maar het zouden er ook wat minder kunnen zijn. De bedoeling is om te bezien welke logistieke en organisatorische problemen zich dan voordoen en of de gedachte proefopzet misschien op grond van de ervaringen in de pilotstudie wat moet worden aangepast. Ik heb mij door de heer Van de Camp laten inspireren: ik heb ook de dikke Van Dale opgeslagen. Een pilotstudie is volgens Van Dale een voorlopige studie ter verkenning van de problemen. Dat is precies wat wij ermee beogen. Dit betekent dat je aan het eind van de pilotstudie wel weet of je onderzoeksopzet in de praktijk uitvoerbaar is, of verslaafden er op die manier aan kunnen meewerken en of het allemaal praktisch lukt. Na afloop van de pilotstudie kun je echter niet concluderen of heroïneverstrekking onder medisch toezicht aan verslaafden ook een goed effect heeft, want daarvoor duurt zo n studie veel te kort. Je bent er wel in een paar maanden achter of het in de praktijk werkt of niet, maar pas na zo n pilotstudie kan het echte onderzoek gebeuren. Nu heeft de Gezondheidsraad geadviseerd om het onderzoek op een aantal locaties te doen, want de ene gemeente is de andere niet. Ook de categorieën van ernstig verslaafden kunnen van gemeente tot gemeente verschillen. Het kan gaan om mensen van allochtone of autochtone herkomst. Het kan ook zijn dat een gemeente een groot aantal ernstig verslaafde heroïneprostituées heeft. Dat zou naar mijn mening ook een goede groep kunnen zijn om te onderzoeken of zij met deze aanpak niet in een betere situatie kan geraken. Maar goed, wij laten ons daarover adviseren door mensen die er meer verstand van hebben. De heer Korthals (VVD): U verwijst naar de Gezondheidsraad die zegt dat het in meer gemeenten zou moeten plaatsvinden. U zegt echter ook dat de Gezondheidsraad juist niet sprak over een pilotopzet. U kunt het dus niet over dezelfde dingen hebben. Ik begrijp dat u nu uiteinde- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

18 lijk zelf kiest voor een pilotopzet. Vervolgens zegt u dat de Gezondheidsraad vindt dat het in meer gemeenten moet plaatsvinden. Dat gold echter voor de experimenten. Minister Borst-Eilers: Ik was ook nog niet tot mijn definitieve conclusie geraakt. Daar kan ik nu echter wel even op vooruitlopen. Als je meent dat het wenselijk is om het definitieve onderzoek meteen op enkele plaatsen tegelijk te verrichten, bijvoorbeeld op vier plaatsen, is het nog wel de vraag of je kunt volstaan met één pilotstudie op één locatie, waar de andere ook wat van kunnen leren, of dat je op meer plaatsen een pilotstudie moet doen. Dat is weer een beslissing apart. De inspectie voor de gezondheidszorg heeft inmiddels op hoofdlijnen geadviseerd over een gemeenschappelijk onderzoeksvoorstel dat door een aantal steden ingediend is. Zij willen volgens een zelfde protocol een onderzoek doen op hoofdlijnen, dus hoogstens met kleine lokale verschillen gericht op het karakter van de verschillende verslaafden. Daarbij moet sprake zijn van gezamenlijke afstemming. Dit zou kunnen leiden tot een onderzoek op vier plaatsen met bijvoorbeeld 100 verslaafden per onderzoek en 100 in een controlegroep. Dat getal kan ik hier echter niet bepalen. Het kabinet kan dat ook niet zomaar bepalen. Daar moeten statistische berekeningen op worden losgelaten, de zogenaamde powerberekeningen. Je moet weten wat je bij zo n experiment wilt meten. Ik noem de lichamelijke gezondheidstoestand, de psycho-sociale toestand en de maatschappelijke aanpassing. Je moet dus parameters bedenken die zijn er al wel in de onderzoekswereld aan de hand waarvan je zoiets kunt meten. Vervolgens kun je nagaan hoeveel mensen je nodig hebt bij een onderzoek om antwoord op je vragen te krijgen. Dat zal zeker niet een rond getal van 100 zijn; dat kan meer of minder zijn. Ik kom even terug op het punt van de heer Korthals. Als je zegt dat een pilotstudie een voorlopige studie is ter verkenning van de praktische problemen, dan lijkt het het kabinet het verstandigste om het definitieve onderzoek op die vier plaatsen vooraf te laten gaan door een pilotstudie. Ik pleit nu dus voor een zodanige opzet dat er gedurende enkele maanden op vier plaatsen een pilotstudie wordt gedaan en dat daarna op die vier plaatsen een hoofdstudie wordt verricht. Dit voorstel kan echter nog op een aantal punten geamendeerd worden door de wetenschappelijke adviezen. De heer Korthals (VVD): Ik heb hier veel vragen over. De eerste vraag is natuurlijk die naar de financiering. In de drugsnota hebt u het zelf over één pilotstudie. In de beantwoording waren het er drie en inmiddels zijn het er vier geworden. De richting is dus een verkeerde. Bovendien mis ik de financiële vertaling hiervan. Ik denk namelijk dat het ook geld kost. Ik weet niet of ik door mag gaan met mijn vragen. Wellicht kan ik mijn tweede termijn hiervoor gebruiken. Het barst echter van de vragen, want dit is natuurlijk een kernpunt. U zegt dat het een voorstudie is en dat het een vingeroefening wordt. Ik kan mij voorstellen dat experimenten op zichzelf het beste op verschillende plaatsen gehouden kunnen worden. Vingeroefeningen, logistiek om de problemen te onderzoeken of om te bekijken hoe je het onderzoek moet opzetten, kunnen echter best op één plaats gebeuren. Minister Borst-Eilers: De mensen die op het ogenblik bij de voorbereiding betrokken zijn, zijn allemaal van mening dat het verstandig is om dat ook op die vier plaatsen te doen. Het is namelijk niet alleen de vraag of de verslaafden in staat zijn om dit regime te volgen. Het is ook de vraag hoe je het ter plekke praktisch moet aanpakken en organiseren. Zo n pilotstudie op één plaats behoeft ook niet een aantal van 50 verslaafden te omvatten. Het is mijn stellige indruk dat dit aantal veel kleiner kan zijn, zeker als het op twee, drie of vier plaatsen gebeurt. Nogmaals, het hangt er natuurlijk ook vanaf hoe de protocollen van de verschillende gemeenten beoordeeld worden. Het is de vraag of het werkelijk nodig is om het op vier plaatsen te doen of dat het ook beperkter kan. Naar mijn mening kunnen wij met die getallen dus nog alle kanten uit. Wij bespreken dit nu op een moment waarop wij eigenlijk nog in een adviesprocedure verwikkeld zijn. De inspectie voor de gezondheidszorg heeft gezegd dat zij geen bezwaar heeft tegen de manier waarop de gemeenten dit willen doen. De volgende stap is het voorleggen aan de centrale medisch-ethische commissie om te horen of zij het vanuit haar invalshoek verantwoord vindt om zo n onderzoek te doen. Vervolgens gaat de groep onderzoekers precies uitrekenen hoeveel mensen nodig zijn. Dan ligt er pas een definitief onderzoeksvoorstel. De heer Schutte (GPV): Voorzitter! Zegt de minister dat sprake is van een duidelijke samenhang tussen de pilotstudie en de daaropvolgende experimenten? Zegt zij verder dat het geen zin heeft om daar een ontkoppeling in aan te brengen? Wie nu dus ja tegen de pilotstudie zegt, die zegt daarmee impliciet ja tegen de experimenten, zij het dat over de modaliteiten daarvan nog kan worden gediscussieerd. Minister Borst-Eilers: Dat is ongeveer de juiste weergave. Een pilotstudie leidt overigens niet automatisch tot een vervolgonderzoek. De serieuze vraag als het om de pilotstudie gaat, luidt namelijk of die inderdaad praktisch uitvoerbaar is. Het kan zijn dat het antwoord overal ja en overal neen is. Het kan ook zijn dat de pilotstudie in bepaalde plaatsen wel goed vorm kan worden gegeven en dat men daar voldoende mensen voor kan inzetten, terwijl elders blijkt dat die pilotstudie negatief uitvalt. Dan moet daar geen hoofdonderzoek plaatsvinden. De heer Schutte (GPV): Precies. De pilotstudie is bedoeld om helderheid te krijgen over de haalbaarheid in technische zin, over de opzet en dat soort zaken. De principiële keuze vindt echter plaats op het moment dat de pilotstudie begint. Daarna moet je niet meer kunnen zeggen dat het technisch allemaal wel kan, maar dat je het niet meer wilt. Minister Borst-Eilers: Dat ben ik met de heer Schutte eens. Een pilotstudie met een positieve uitkomst leidt automatisch tot een vervolgonderzoek, want anders houd je jezelf voor de gek. Ik ga er even van uit dat het op die manier gebeurt. Aan het eind van de pilotstudie moet wel een moment van go of no go worden ingebouwd. Ik ben graag bereid om de uitkomsten van de pilotstudie aan de Kamer voor te leggen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

19 De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter! Daarmee is een gedeelte van mijn vraag beantwoord. Wellicht kan de minister de tijdslijnen van de pilotstudie nog een keer uiteenzetten. In de nota wordt over minimaal een jaar gesproken, want na een halfjaar wordt geëvalueerd. Dan vindt een halfjaar strikte medische protocollering plaats. Vervolgens wordt weer geëvalueerd. Ik vind de term voorlopige verkenning wat anders dan wat de minister zei over min of meer één doorlopende lijn. Minister Borst-Eilers: Het is een voorlopige studie, ter verkenning van de problemen die men ontmoet bij de studie. Met behulp daarvan kan de studie-opzet zo worden aangepast dat men die problemen niet meer ontmoet. Daarna gaat de teller lopen. Het onderzoek begint, zeg maar, op 1 januari. Dan wordt met een groep en een controlegroep begonnen. Dan mag niet opeens blijken dat bepaalde dingen praktisch niet lopen, want dan wordt het een knoeiboel. Het moet zeker zijn dat het protocol uitvoerbaar is. Dat is het doel van de pilotstudie. De heer Van de Camp (CDA): De minister heeft het over go en no go. Dat is heel modern taalgebruik. Minister Borst-Eilers: Ik dacht: laat ik het ook eens proberen! De heer Van de Camp (CDA): Dat gaat de minister goed af, maar ik neem aan dat wij dat in ieder geval hier terugkrijgen. Het lijkt mij van belang om dat nu al vast te zetten. Minister Borst-Eilers: Dat is uitstekend. Mijn onderzoekservaring en die van mijn medewerkers ligt niet op dit terrein misschien zeg ik nu iets waarvan mijn deskundigen achteraf zeggen dat ik dat verkeerd heb gezien maar ik durf wel te stellen dat wat in de nota over de pilotstudie staat, achteraf te zwaar is aangezet. Er wordt gesproken over twee keer een halfjaar, maar meestal duren pilotstudies helemaal niet zo lang. Het gaat in dit geval vooral om de praktische haalbaarheid van de hele opzet. In hooguit drie, vier maanden zou je klaar moeten zijn met die pilotstudie. Dan kun je concluderen of het al of niet werkt. Het gaat namelijk niet om resultaten, om uitkomsten. Het gaat erom of het proces uitvoerbaar is. De heer Van de Camp (CDA): In de nota Drugbeleid staat heel wat anders. Minister Borst-Eilers: Achteraf vind ik dat dit in de nota Drugbeleid te intensief is opgeschreven, maar op dat moment beschikten wij over onvoldoende deskundigheid. In de nota is van de pilotstudie min of meer een onderzoek gemaakt. De heer Van de Camp (CDA): Dat houdt wel in, bij een pilotstudie van een maand of drie, vier, dat het moment van go of no go wel heel dichtbij komt. Minister Borst-Eilers: Bent u daar bang voor? De heer Van de Camp (CDA): Dat kan ik volmondig met ja beantwoorden. Daar ben ik bang voor. De voorzitter: Dan mag u dat in uw tweede termijn uitleggen aan de rest van de Kamer. De heer Van der Vlies (SGP): De minister heeft diverse keren aangegeven dat zij nog inwacht de advisering en de precisering van deskundigen. Als je zo n pilot wilt beoordelen, moet je helder zicht hebben op de startsituatie, de voorwaarden waaronder enz. Kortom, ik zou willen bepleiten en graag een toezegging van de minister krijgen, dat de Kamer van stap tot stap bij dit proces betrokken zal zijn. Dus niet alleen bij de omslag van go of no go, maar ook al voorafgaand aan de gehele inzet. Minister Borst-Eilers: Ik denk dat dit heel verstandig zou zijn. De gegevens over hoe het heel precies moet en hoelang het precies gaat duren, hebben wij niet. Anders dreigt er wellicht een intensieve gedachtenwisseling te ontstaan die alleen op veronderstellingen is gebaseerd. Ik zeg ook eerlijk dat het van mijn kant op dit moment ook voor een groot deel om veronderstellingen gaat, want het protocol van de gemeenten is een protocol op hoofdlijnen. De inspectie voor de gezondheidszorg heeft ernaar gekeken en zegt dat het er niet slecht uitziet. In ieder geval moet het nog worden uitgewerkt en aan de ethische commissie en aan een internationale commissie worden voorgelegd. Het onderzoeksinstituut dat het gaat coördineren moet vervolgens gaan kijken hoe groot de aantallen echt moeten zijn. Het heeft dus eigenlijk weinig zin om er nu al definitieve standpunten over te betrekken, ook van kabinetszijde. Tegelijkertijd wil ik geen sluiers creëren. Ik wil derhalve wel zeggen dat naar onze mening in meerdere gemeenten in Nederland zo n studie zou moeten gebeuren en dat het ook verstandig lijkt om op al die plaatsen die vingeroefeningen te doen. De heer De Graaf (D66): U spreekt van vingeroefeningen verspreid over vier plaatsen. Betekent dit dat de groep patiënten die betrokken is bij de pilots beperkt kan blijven? In de nota wordt gesproken van 50. Moet ik nu denken aan tussen de 50 en 100 totaal over die vier plaatsen verspreid? Kunt u verder nog iets meer zeggen over de vier plaatsen die u in gedachten heeft? Minister Borst-Eilers: Als je de pilotstudie op meerdere plaatsen doet, moet je toch ook rekening houden met het feit dat die studie niet zo gunstig uitpakt en dat je dan zo min mogelijk heroïneverslaafden al bij zo n studie betrekt. Tegenover die mensen heb je namelijk een heel duidelijke verplichting. Je kunt niet zeggen: het blijkt achteraf toch allemaal niet zo goed te functioneren en wij zien er maar vanaf. Je zult die mensen moeten vasthouden, in de zin dat je onder medische begeleiding moet doorgaan met heroïneverstrekking in de hoop dat er in ieder geval nog een enkeling kan afkicken, hoewel je daar dan niet al te grote illusies over moet hebben. In samenwerking tussen Amsterdam, Rotterdam en de stedendriehoek is gekomen tot een protocol. Ik moet daarbij zeggen dat de gemeente Heerlen zich wil aansluiten bij Rotterdam om in samenwerking met vooral die gemeente tot een zelfde aanpak te komen als in het Rotterdamse. Als je al tot de conclusie zou komen dat het alles bij elkaar om een X-aantal mensen moet gaan, is het nog maar de vraag of je daarvoor voldoende geld hebt. Tegen alle gemeenten hebben wij gezegd dat wij van oordeel zijn dat de rijksoverheid het niet allemaal alleen moet financieren. Van de zijde van de twee grote steden is in ieder geval toegezegd om een grote bijdrage te leveren in het onderzoek onder hun verslaafden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

20 De heer De Graaf (D66): Ik begrijp hieruit dat het aantal patiënten in de pilots toch niet het totale getal van tussen de 50 en de 100 te boven zal gaan? Minister Borst-Eilers: Uitgaande van de huidige informatie zou je als het op drie of op vier plaatsen zou gebeuren, met 20 heroïneverslaafden per plaats heel goed kunnen kijken of je het praktisch vorm kunt geven. Ik zie niet in waarom je er meer mensen voor nodig hebt. De heer Van de Camp (CDA): Wat kost het per patiënt? Wat is het globale basisbedrag waarmee u rekening houdt in het experiment? Minister Borst-Eilers: Wij hebben in de nota een bedrag gefourneerd van 4 mln. De heer Korthals (VVD): Wij vergelijken nu dingen die niet te vergelijken zijn. In de nota wordt gesproken over een experiment. Hier hebben wij het echter over iets anders, een pilot. Minister Borst-Eilers: In de nota wordt gesproken over een wetenschappelijk onderzoek, voorafgegaan door een pilotstudie. De heer Van de Camp (CDA): In totaal kost dat 4 mln.? Minister Borst-Eilers: In de nota is opengelaten met hoeveel plaatsen de hoofdstudie uiteindelijk plaats zal vinden. Bij een pilotstudie met 50 verslaafden werd gedacht aan 1,5 mln. Ik wil dat nog wel even precies nakijken. Voor de voorstudie is dus 1,5 mln. nodig en voor het totaal, dus inclusief het echte onderzoek, 4 mln. Dat bedrag zal hoger worden als het om een groter aantal mensen gaat, want het bedrag wordt, onafhankelijk van het aantal plaatsen, bepaald door het aantal mensen dat in het onderzoek meeloopt. De voorzitter: Dit is de laatste interruptie bij de minister van Volksgezondheid. De heer Korthals (VVD): Dit is een kritische vraag. Is het op zichzelf niet merkwaardig dat met betrekking tot iets waarvan men zegt dat het zeer belangrijk is, zo n slecht beeld bestaat van wat er nu precies moet gebeuren? Op zo n moment vraag ik mij af of het niet verstandiger is om inderdaad af te wachten hoe het in Zürich loopt. Minister Borst-Eilers: Wij willen het onderzoek doen, omdat wij vinden dat het onderzoek in Zürich meer een praktische dan een puur medischwetenschappelijke opzet heeft. Wij willen de vraag beantwoorden, gebaseerd op een degelijk onderzoek, of verstrekking onder medisch toezicht van heroïne aan deze categorie ernstig verslaafden inderdaad leidt tot een betere gezondheidstoestand, een betere regulering van het gebruik, een betere maatschappelijke situatie, een betere kwaliteit van leven. Daarvoor moet je het is misschien goed om dat nog eens te zeggen niet vergeten dat het hier echt om een wetenschappelijk onderzoek gaat. Ik denk dat sommige gemeenten ten onrechte de indruk wekken dat door het verstrekken van heroïne, weliswaar onder medisch toezicht, aan grote aantallen verslaafden, de problemen die die verslaafden veroorzaken, worden opgelost. Dat is niet de invalshoek van het kabinet. Wij willen de problemen voor die verslaafde mensen zelf kleiner maken. Het gaat hier niet om mensen die om de een of andere reden door ons zijn of worden opgegeven. Het gaat om mensen waarop de tot nu gebruikelijke aanpak het methadonprogramma, afkickprogramma s geen effect heeft. Dit is misschien een groep die zodanig aan de heroïne verslaafd is geraakt dat ze daar zeer vermoedelijk nooit meer vanaf zullen komen. Misschien kun je voor hen het leven reguleren en verbeteren door hen drie keer per dag onder dokterstoezicht die dokter mag zich natuurlijk wel laten vertegenwoordigen door een verpleegkundigen of door iemand anders heroïne toe te dienen. Het is absoluut niet de bedoeling om de heroïne mee te geven. Er is gevraagd of kan worden voorkomen dat men die heroïne meeneemt en gaat verhandelen. Het wordt onder toezicht toegediend en er is dus geen sprake van meenemen. Een belangrijk onderdeel van het reguleren van het gebruik is ook dat men geen bijgebruik nodig heeft. Dat deel van het onderzoek is in Zwitserland nog niet zo heel erg bevredigend. Ik denk dat je die heroïnedosering heel zorgvuldig zo moet kiezen dat je op een gegeven moment een toestand bereikt, waarbij een bepaalde verslaafde voldoende heeft aan die heroïneverstrekking en daarnaast geen andere drugs nodig heeft. Het experiment is dus niet primair gericht op afkicken en misschien ook niet secundair. Ik hoop altijd nog wel dat het tertiair toch gebeurt. Het zou kunnen zijn dat een doodenkele patiënt die hieraan deelneemt, uiteindelijk zodanig opknapt dat hij opnieuw gemotiveerd raakt om toch serieus een afkickpoging te doen. Dat zal dan niet gemakkelijk zijn, maar het zou natuurlijk fantastisch zijn als dat zou kunnen. Nogmaals, wij willen door dit voor te stellen bepaalde mensen niet opgeven. Wij willen hen met behoud van hun lichamelijke afhankelijkheid van de heroïne die nu eenmaal een gegeven is, proberen in een betere toestand te brengen en een beter leven te bezorgen. De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter! Ik zou graag... De voorzitter: De heer Korthals heeft net de laatste interruptie gemaakt bij de minister van Volksgezondheid. Minister Borst-Eilers: Mevrouw de voorzitter! Er zijn nog vijf korte punten te beantwoorden. De heer Korthals vroeg waarom er geen cocaïne of alcohol onder medisch toezicht wordt verstrekt. Mijn antwoord daarop is dat die stoffen veel schadelijker zijn voor het lichaam dan heroïne. Ook in vorige eeuwen is herhaaldelijk gebleken dat je lange tijd opiaten kunt gebruiken zonder dat je directe ernstige lichamelijke effecten krijgt. De heer Korthals heeft opgemerkt dat hij er meer voor zou voelen om de heroïne, als dit dan toch bij enkele mensen moet, zeer individueel op medisch voorschrift te verstrekken. Ik denk dat dit medischwetenschappelijke experiment daar heel dichtbij komt. Het gaat om zeer strenge insluitcriteria. Men moet als het ware een medische indicatie hebben om aan het onderzoek te kunnen deelnemen. Als het onderzoek tot goede resultaten leidt en een van de elementen in ons zorgprogramma wordt, zal het ook altijd gaan om mensen die aan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 315 Decentralisatieproces maatschappelijke opvang Nr. 3 HERDRUK 3 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra

Nadere informatie

Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté

Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté Boeken en reportages www.accesinterdit.nl DRUGSCONSUMPTIE LIFE TIME drugsgebruik 15-64 jaar (Nationale Drugmonitor, 2012) 30 25 22,6 25,7 20

Nadere informatie

Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté

Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté Boeken en reportages www.accesinterdit.nl DRUGSCONSUMPTIE LIFE TIME drugsgebruik 15-64 jaar (Nationale Drugmonitor, 2012) 30 25 22,6 25,7 20

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 24 077 Drugsbeleid Nr. 67 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 mei 1998 De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1,

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres: Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl 157617-111785-VGP

Nadere informatie

Nederlandse cannabisbeleid

Nederlandse cannabisbeleid Improving Mental Health by Sharing Knowledge Het Nederlandse cannabisbeleid & de volksgezondheid: oorsprong en ontwikkeling Margriet van Laar Hoofd programma Drug Monitoring CIROC Seminar Woensdag 7 maart,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 203 Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen Nr. 1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 760 Beleid inzake XTC Nr. 6 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 28 juni 1995 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nadere informatie

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 34300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 255 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 077 Drugsbeleid Nr. 45 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 7 maart 1997 De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 33 VERSLAG VAN

Nadere informatie

58ste vergadering Woensdag 15 maart 1995

58ste vergadering Woensdag 15 maart 1995 58ste vergadering Woensdag Aanvang 13.00 uur Voorzitter: Deetman Tegenwoordig zijn 128 leden, te weten: Adelmund, Apostolou, Van Ardennevan der Hoeven, Augusteijn-Esser, Beinema, Van den Berg, Biesheuvel,

Nadere informatie

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 27565 Alcoholbeleid Nr. 133 Herdruk 1 Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 6 mei 2015 Vanuit de Drank-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996±1997 28 augustus 1997 Lijst van commissies, delegaties en fracties Postadres : Postbus 20018, 2500 EA 's-gravenhage Bezoekersadres : Lange Poten 4,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 015 Kindermishandeling Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Persoonsgebondenbudget Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Eigen regie en keuzevrijheid voor de zorg en ondersteuning die je nodig hebt, zijn

Nadere informatie

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Datum 8 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht dat de politie steeds vaker te maken krijgt met verwarde en overspannen mensen

Datum 8 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht dat de politie steeds vaker te maken krijgt met verwarde en overspannen mensen 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 Bijlage A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993 De Voorzitter van de Gezondheidsraad ontving de volgende brief, gedateerd 6 april 1993, nr

Nadere informatie

Pubers en verleidingen

Pubers en verleidingen Pubers en verleidingen Hadewig Bijsterveld Ouderavond 25 september 2018 Puberteit: een turbulente periode Pubers vinden het moeilijk om - belangrijke zaken eerst te doen - doelen te stellen - gevoelens

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23689 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschrïften en van het Wetboek van Strafvordering Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld

Nadere informatie

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is.

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is. Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is. Goedendag! Als ik even de aandacht mag, ja! Dank u. Dan geef ik nu het woord aan mezelf. Als ik mij eerst eens even mag introduceren.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 21 847 Herziening van Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en wijziging van enige andere bepalingen van Boek 1 van dat wetboek, het Wetboek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 077 Drugbeleid Nr. 34 VERSLAG VAN EEN NOTA-OVERLEG Vastgesteld 20 maart 1996 De vaste commissies voor Justitie 1 en voor Volksgezondheid, Welzijn

Nadere informatie

Mexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009)

Mexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009) Mexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009) Meteen nadat de Mexicaanse griep voor het eerst in het nieuws kwam (eind april 2009) is via Peil.nl onderzoek hiernaar gedaan onder de Nederlandse bevolking.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 330 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere

Nadere informatie

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief'

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief' 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE . > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 468 Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 24 077 Drugbeleid Nr. 60 1 Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter,

Nadere informatie

Bestrijding ongezonde leefstijl hard nodig om forse stijging diabetes, hart- en vaatziekten en nierfalen te voorkomen.

Bestrijding ongezonde leefstijl hard nodig om forse stijging diabetes, hart- en vaatziekten en nierfalen te voorkomen. Amersfoort, Bussum, Den Haag, 5 april 2007 Bestrijding ongezonde leefstijl hard nodig om forse stijging diabetes, hart- en vaatziekten en nierfalen te voorkomen. Oproep aan de leden van de vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 712 Wijziging van de wet op de Jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 17 juli 1996 De vaste commissie voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 077 Drugbeleid Nr. 43 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 30 januari 1997 De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

Monitor. alcohol en middelen

Monitor. alcohol en middelen Gemeente Utrecht, Volksgezondheid Monitor www.utrecht.nl/gggd alcohol en middelen www.utrecht.nl/volksgezondheid Thema 3 Gebruik van de verslavingszorg in Utrecht - 2012 1 Colofon Uitgave Gemeente Utrecht,

Nadere informatie

Samenvatting. Adviesaanvraag

Samenvatting. Adviesaanvraag Samenvatting Adviesaanvraag De afgelopen jaren is uit rapportages van het voormalige Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) en de daarna opgerichte Dopingautoriteit gebleken dat in ons land

Nadere informatie

Inleiding. Bron: Nationale Drugsmonitor Jaarbericht 2007. Uitgave van Trimbosinstituut

Inleiding. Bron: Nationale Drugsmonitor Jaarbericht 2007. Uitgave van Trimbosinstituut : Alcohol, roken en drugs Inleiding In onze maatschappij zijn het gebruik van alcohol en andere drugs heel gewoon geworden roken en het drinken van alcoholische dranken gebeurt op recepties, feestjes,

Nadere informatie

Voorzitter: Van Miltenburg. Mededelingen

Voorzitter: Van Miltenburg. Mededelingen Voorzitter: Van Miltenburg Mededelingen Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de

Nadere informatie

Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht drugs

Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht drugs Opdracht Maatschappijleer analyse-opdracht d Opdracht door een scholier 2076 woorden 2 maart 2002 6 267 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer 1. Wat is het probleem? Kort gezegd is de politieke kwestie:

Nadere informatie

Genotmiddelen. Genotmiddelen. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1

Genotmiddelen. Genotmiddelen. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1 zijn er altijd al geweest en zullen er ook altijd blijven. Veel jongeren experimenteren in de puberteit met roken, alcohol en drugs en een deel laat zich verleiden tot risicovol gedrag. Jongeren zijn extra

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 16 december 2009 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 16 december 2009 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 050 500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 008 500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 5 VX DEN HAAG T 070 0 79 F 070 0 78 www.minvws.nl

Nadere informatie

Bert Vinken. Vincent van Gogh Voor geestelijke gezondheidszorg. Presentatie alcohol en opvoeding Trimbos-instituut

Bert Vinken. Vincent van Gogh Voor geestelijke gezondheidszorg. Presentatie alcohol en opvoeding Trimbos-instituut Nee tegen alcohol (en drugs) schade Bert Vinken Vincent van Gogh Voor geestelijke gezondheidszorg Programma 19.30 uur 20.30 uur 20.45 uur 21.30 uur Presentatie Pauze vraag en antwoord Einde Drugs Definities

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 397 Het verschaffen van een wettelijke basis voor uitkeringen en subsidies op de terreinen van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid

Nadere informatie

1. Wat is het probleem? a. Ik heb dit artikel gekozen, omdat ik nieuwsgierig was naar het drugsbeleid in NL en hoe de EU hier over denkt.

1. Wat is het probleem? a. Ik heb dit artikel gekozen, omdat ik nieuwsgierig was naar het drugsbeleid in NL en hoe de EU hier over denkt. Praktische-opdracht door een scholier 2468 woorden 19 februari 2002 6,6 92 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer 1. Wat is het probleem? a. Ik heb dit artikel gekozen, omdat ik nieuwsgierig was naar het

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel SP

Initiatiefvoorstel SP Initiatiefvoorstel SP Open brief Stichting Drugsbeleid Bijlagen/nummer Dienst/afdeling/sector Raad/Raadsgriffie Aan de raad, Aanleiding De Stichting Drugsbeleid heeft een open brief opgesteld inzake het

Nadere informatie

Kennisquiz cannabis. 7. Wat is CBD? A. hetzelfde als THC B. Cannabis Bepalings Dosis C. Cannabidiol

Kennisquiz cannabis. 7. Wat is CBD? A. hetzelfde als THC B. Cannabis Bepalings Dosis C. Cannabidiol Kennisquiz Cannabis Weet u welke klachten het gevolg kunnen zijn van cannabisgebruik? Test uw eigen kennis door de antwoorden te omcirkelen. Aan het einde van de quiz geven we de juiste antwoorden en de

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Volp (PvdA) over het stijgende aantal jonge comazuipers (2016Z05066).

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Volp (PvdA) over het stijgende aantal jonge comazuipers (2016Z05066). > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid.

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid. Wapenexportbeleid Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid. Voorzitter. Voor het kerstreces hebben wij met de staatssecretaris van

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn Besluit houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van hasjiesj en hennep met een gehalte aan tetrahydrocannabinol (THC) van 15 procent of meer. Daartoe

Nadere informatie

Wij zijn het eens met deze analyse en zijn dan ook van plan de lijstensystematiek van de Opiumwet in de huidige opzet te handhaven.

Wij zijn het eens met deze analyse en zijn dan ook van plan de lijstensystematiek van de Opiumwet in de huidige opzet te handhaven. > Retouradres Postbus 20350 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl VGP/

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Sector Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 18 386 Besluit afbreking zwangerschap Nr. 29 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 30 mei 1988 De vaste Commissie voor de Volksgezondheid 1 heeft onderstaande

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 269 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel) Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 4 oktober 1995 De vaste commissie voor Justitie 1, belast

Nadere informatie

Liska Vulperhorst Preventiewerker

Liska Vulperhorst Preventiewerker Liska Vulperhorst Preventiewerker Tactus Verslavingszorg Vijf circuits Behandeling & Begeleiding Sociale Verslavingszorg Forensische Verslavingszorg Verslavingsreclassering Preventie & Consultancy Programma

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 111 Vragen van de leden

Nadere informatie

Datum 8 november 2012 Onderwerp Beantwoording kamervragen over de toegang van de VS tot data in de cloud

Datum 8 november 2012 Onderwerp Beantwoording kamervragen over de toegang van de VS tot data in de cloud 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 21 501-06 Onderwijsraad Nr. 14 1 Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA),

Nadere informatie

Softdruggebruik in Nederland

Softdruggebruik in Nederland Softdruggebruik in Nederland Het Nederlandse beleid inzake softdrugs staat op dit moment op verschillende manieren ter discussie. Aan de Nederlanders is gevraagd wat zij ervan vinden. De antwoorden zijn

Nadere informatie

Datum 2 juli 2009 Onderwerp Kamervragen over de omvang van het probleem kinderontvoering

Datum 2 juli 2009 Onderwerp Kamervragen over de omvang van het probleem kinderontvoering > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl

Nadere informatie

6,1. Werkstuk door een scholier 1948 woorden 6 maart keer beoordeeld. Drugs, wat, hoe en waarom? Wat iedereen over drugs zou moeten weten:

6,1. Werkstuk door een scholier 1948 woorden 6 maart keer beoordeeld. Drugs, wat, hoe en waarom? Wat iedereen over drugs zou moeten weten: Werkstuk door een scholier 1948 woorden 6 maart 2000 6,1 367 keer beoordeeld Vak Biologie Drugs, wat, hoe en waarom? Wat iedereen over drugs zou moeten weten: Veel mensen zijn bang voor drugs. Dat is jammer.

Nadere informatie

Introductie. 1. Uw persoonlijke situatie. Voorbeeldvragenlijst COB-kwartaalenquête 2011

Introductie. 1. Uw persoonlijke situatie. Voorbeeldvragenlijst COB-kwartaalenquête 2011 Introductie Dit onderzoek vindt plaats in opdracht van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Met de resultaten wil het bureau het kabinet en de politiek in het algemeen informeren over zorgen en wensen

Nadere informatie

Handboek Politiek. Derde Kamer der Staten-Generaal

Handboek Politiek. Derde Kamer der Staten-Generaal Handboek Politiek Derde Kamer der Staten-Generaal Hallo Kamerlid van de Derde Kamer der Staten-Generaal, Gefeliciteerd! Deze week ben jij een politicus. Je gaat samen met je klasgenoten discussiëren over

Nadere informatie

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald PERSMEDEDELING VAN JO VANDEURZEN, VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN 4 oktober 2012 Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald De kans dat Vlamingen

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 16 juini 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 16 juini 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 000 XVI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 925 Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 23 901 Minderhedenbeleid 1995 Nr. 23 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 september 1995 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken

Nadere informatie

Alcohol, Roken en opvoeding

Alcohol, Roken en opvoeding Alcohol, Roken en opvoeding Uw kind in klas 1 van het voortgezet onderwijs Als kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan, verandert er veel in hun leven. Ze krijgen andere interesses en hun vriendengroep

Nadere informatie

GENOTMIDDELEN. Jongerenmonitor 2015 10.163. 40% ooit alcohol gedronken. Klas 2. Klas 4. 5% ooit wiet gebruikt. 24% weleens gerookt.

GENOTMIDDELEN. Jongerenmonitor 2015 10.163. 40% ooit alcohol gedronken. Klas 2. Klas 4. 5% ooit wiet gebruikt. 24% weleens gerookt. IJsselland GENOTMIDDELEN Jongerenmonitor 1 4% ooit alcohol gedronken.163 jongeren School Klas 13-14 jaar Klas 4 1-16 jaar 4% weleens gerookt % ooit wiet gebruikt Genotmiddelen Psychosociale gezondheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 800 XVI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor

Nadere informatie

Examen HAVO. Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)

Examen HAVO. Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl) Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl) Examen HAVO Vragenboekje Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 19 juni 9.00 12.00 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 86 punten te behalen;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 368 Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 3 juni

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018. 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018. 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag DG Bestuur en Koninkrijksrelaties Directie Arbeidszaken Publieke Sector

Nadere informatie

Bianca Wagenaar-Swart Preventiewerker

Bianca Wagenaar-Swart Preventiewerker Bianca Wagenaar-Swart Preventiewerker Tactus Verslavingszorg Stedendriehoek, Twente, Zwolle/Noord Veluwe en Flevoland Preventie Behandeling Nazorg Alcohol, roken, drugs, medicijnen, gamen, gokken Programma

Nadere informatie

5,3. Spreekbeurt door een scholier 1885 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands

5,3. Spreekbeurt door een scholier 1885 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands Spreekbeurt door een scholier 1885 woorden 16 maart 2009 5,3 66 keer beoordeeld Vak Nederlands SCHRIJFPLAN BESCHOUWING NEDERLANDS 12 MAART 2009 INHOUD: DRUGSGEBRUIK IN NEDERLAND *Introductie: onderwerp

Nadere informatie

> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

*** ONTWERPAANBEVELING

*** ONTWERPAANBEVELING EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 2010/0011(E) 16.3.2011 *** ONTWERPAANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad over de sluiting van

Nadere informatie

Lijst van vragen - totaal

Lijst van vragen - totaal Lijst van vragen - totaal Kamerstuknummer : 33149-30 Vragen aan Commissie : Regering : Volksgezondheid, Welzijn en Sport 33 149 Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld------------------

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 27 januari 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG. Datum 27 januari 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 255 XP DEN HAAG T 070 340 79 F 070 340 78 34

Nadere informatie

"De overheid is een goede werkgever voor criminele organisaties"

De overheid is een goede werkgever voor criminele organisaties NRC Next 27 september 2011 Hoeveel zin heeft het coffeeshop-beleid? "De overheid is een goede werkgever voor criminele organisaties" De Maastrichtse gemeenteraad besluit vandaag waarschijnlijk tot verplaatsing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 306 Wijziging van de Kieswet inzake de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders buiten Nederland Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 23 mei 1997

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

28 secondant #3/4 juli-augustus 2011. Volksgezondheid staat centraal in het Nederlandse drugsbeleid. Nut en nood

28 secondant #3/4 juli-augustus 2011. Volksgezondheid staat centraal in het Nederlandse drugsbeleid. Nut en nood 28 secondant #3/4 juli-augustus 2011 Volksgezondheid staat centraal in het Nederlandse drugsbeleid Nut en nood van coffeeshops Zes op tien coffeeshops dicht door kabinetsbeleid, Sluit coffeeshops in Maastricht,

Nadere informatie

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon : 0545 250396

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon : 0545 250396 Zaaknummer : 65344 Raadsvergaderin : 2 december 2014 Agendapunt : g Commissie : Bestuur Onderwerp : Informerende nota coffeeshop Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder :

Nadere informatie

Leren parafraseren & synthetiseren

Leren parafraseren & synthetiseren Leren parafraseren & synthetiseren Inhoud 1. Standpunt / conclusie (vs) argumenten / onderzoek 2. Een samenhangend betoog schrijven 3. Verwijzen naar andere auteurs 4. Taal in wetenschappelijke teksten

Nadere informatie

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december 2018 Samenvatting Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren pagina 2 van 5 Alcoholconsumptie brengt risico s met zich mee.

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Beantwoording rondvragen 18R.00833

Beantwoording rondvragen 18R.00833 Beantwoording rondvragen 18R.00833 Van : Wethouder W.J.P. Kok Portefeuille(s) : Volksgezondheid Datum : 11-12-2018 Contactpersoon : E. van den Born Tel.nr. : 8245 E-mailadres : born.e@woerden.nl Onderwerp:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 000 XII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1997

Nadere informatie

Verslaving. Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving. Als iemand niet meer zonder... kan

Verslaving. Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving. Als iemand niet meer zonder... kan ggz voor doven & slechthorenden Verslaving Als iemand niet meer zonder... kan Deze folder is voor doven en slechthorenden die meer willen weten over verslaving Herkent u dit? Veel mensen gebruiken soms

Nadere informatie

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG vra2007vws-16 24 077 Drugbeleid VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2007 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Samenvatting. Per middel beschouwd zien we de volgende ontwikkelingen:

Samenvatting. Per middel beschouwd zien we de volgende ontwikkelingen: Samenvatting Middelengebruik: algemeen In Nederland is het percentage mensen dat ooit of in de afgelopen maand drugs heeft gebruikt tussen 1997 en 2001 toegenomen. De piek ligt bij jongeren tussen 20 en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1996 Nr.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 juli 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 juli 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie