ECLI:NL:PHR:2017:410 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/04866

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2017:410 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/04866"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2017:410 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1064, Gevolgd Insolventierecht Insolventierecht. Schorst ook een tweede verzoek tot toelating tot de WSNP de behandeling van het faillissementsverzoek (art. 3a Fw)? Vindplaatsen Rechtspraak.nl Conclusie 16/04866 mr. G.R.B. van Peursem 12 mei 2017 Conclusie inzake: [eiser] eiser tot cassatie, advocaat: mr. R.W. Keus tegen [verweerder], verweerder in cassatie, niet verschenen De vraag in deze zaak is of een herhaald verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen hangende een faillissementsaanvraag in eerste aanleg voor deze persoon ook schorsende werking heeft, behoudens misbruiksituaties. Hangende de geschorste faillissementsprocedure had een eerste verzoek tot WSNP-toelating in drie instanties geen succes, waarop [eiser] bij voortzetting van de faillissementsprocedure opnieuw een WSNP-toelatingsverzoek deed en zich op de schorsende werking daarvan beriep. Het hof meent in onze zaak net als de hoofdlijn van de overige lagere rechtspraak dat in beginsel geen schorsende werking aan het herhaalde toelatingsverzoek toekomt ( nee, tenzij reden voor uitzondering ), waartegen [eiser] volgens mij terecht opkomt in cassatie ( ja, tenzij misbruik ). De reden voor het hof om geen schorsende werking aan te nemen is dat moet worden gewaakt voor misbruik. Dat is juist, maar dat

2 kan volgens mij op een andere wijze worden ondervangen. Gelet op de verdeelde lagere rechtspraak zou een richtinggevend arrest van Uw Raad hier behulpzaam kunnen zijn. 1. Feiten 1 en procesverloop 1.1 Op 18 augustus 2015 heeft [verweerder] een verzoekschrift tot faillietverklaring van [eiser] bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, ingediend. Op 11 september 2015 heeft [eiser] een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna ook: WSNP- (toelatings)verzoek) bij diezelfde rechtbank ingediend. De rechtbank heeft daarna overeenkomstig het bepaalde in art. 3a lid 2 Faillissementswet (hierna: Fw) de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst. Op 22 december 2015 heeft de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn WSNP-verzoek, nu geen sprake is geweest van een minnelijk traject. [eiser] heeft tegen dit vonnis geappelleerd en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 3 maart 2016 het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen wegens het ontbreken van goede trouw. Bij arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2016 is [eiser] op grond van art. 80a lid 1 RO niet ontvankelijk verklaard in het cassatieverzoek tegen de voor hem afwijzende beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft vervolgens op 2 augustus 2016 het verzoek tot faillietverklaring behandeld. 1.2 [eiser] heeft op 21 juni 2016 (voordat Uw Raad in hoogste instantie op het eerste WSNP-verzoek had beslist) opnieuw een WSNP-verzoek bij de rechtbank ingediend. [eiser] heeft bij de rechtbank bepleit dat dat verzoek de behandeling van het faillissementsverzoek opnieuw schorst. 1.3 De rechtbank is hem daarin niet gevolgd 2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat gezien de strekking van art. 3 e.v. Fw en gelet op de eisen van een behoorlijke rechtspleging [eiser] de behandeling van het faillissementsverzoek, dat bijna een jaar geleden aanhangig werd gemaakt, op dat moment niet meer kon tegenhouden door te elfder ure nogmaals een (volgens de rechtbank volstrekt ongedocumenteerd) beroep op de WSNP te doen. De rechtbank heeft [eiser] vervolgens failliet verklaard en daartoe onder meer het volgende overwogen. Het vorderingsrecht van [verweerder] staat, gelet op het op 26 april 2016 tussen [verweerder] en [eiser] gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3, waartegen geen beroep in cassatie is ingesteld, genoegzaam vast. [eiser] heeft aldus de rechtbank bevestigd dat er meerdere schuldeisers zijn en dat hij in de door de Faillissementswet bedoelde toestand van opgehouden te betalen verkeert. 1.4 [eiser] is hiervan in hoger beroep gekomen en heeft daarin aangevoerd dat de rechtbank het faillissementsverzoek nogmaals had moeten schorsen en eerst zijn tweede WSNP-toelatingsverzoek had moeten behandelen, omdat dat in lijn is met de bedoeling van de wetgever en de strekking van art. 3a Fw. Na mondelinge behandeling 4 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd 5, daartoe aldus overwegende: 3.7 Artikel 3 lid 1 Faillissementswet (Fw) bepaalt - kort gezegd - dat indien een faillissement van een natuurlijke persoon door een schuldeiser wordt verzocht, de griffier deze persoon terstond bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een wsnpverzoek kan indienen. Op grond van artikel 3a lid 2 van de Fw wordt de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het wsnp-verzoek. 3.8 [eiser] heeft het tweede wsnp-verzoek ingediend op 21 juni 2016 en daarmee voordat de Hoge Raad in hoogste instantie op het eerste wsnp-verzoek had beslist. Dat brengt mee dat de behandeling van het faillissementsverzoek ten tijde van het indienen van het tweede wsnp-verzoek nog was geschorst. Het tweede wsnp-verzoek is daarom binnen de daarvoor geldende termijn ingediend, nu volgens vaste rechtspraak de in artikel 3 lid 1 Fw genoemde termijn van veertien dagen

3 geen fatale termijn is en een natuurlijk persoon ten aanzien van wie de faillietverklaring is verzocht, een wsnp-verzoek kan indienen zolang de behandeling van het faillissementsverzoek nog niet is gesloten (vgl. Hoge Raad 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4947). 3.9 Het hof is desondanks van oordeel dat het tweede bij de rechtbank ingediende wsnp-verzoek er niet toe behoort te leiden dat de behandeling van het faillissementsverzoek in eerste aanleg geschorst blijft of wederom wordt geschorst totdat ook op het tweede verzoek is beslist. Artikel 3 lid 1 Fw biedt slechts een termijn van veertien dagen om een wsnp-verzoek in te dienen. Met name uit die in tijd beperkte mogelijkheid om een wsnp-verzoek in te dienen, leidt het hof af dat de wetgever kennelijk heeft beoogd te voorkomen dat, nadat onherroepelijk afwijzend is beslist op een wsnpverzoek, eenzelfde verzoek wederom tot schorsing van de behandeling van het faillissementsverzoek zou kunnen leiden, met als gevolg dat op het faillissementsverzoek niet kan worden beslist. Deze uitleg sluit ook aan bij het bepaalde in artikel 15b Fw, waarin is bepaald dat wanneer een natuurlijk persoon die geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 3 lid 1 Fw geboden mogelijkheid om een wsnp-verzoek in te dienen, na in staat van faillissement te zijn verklaard alsnog een dergelijk verzoek indient, hij daarin slechts wordt ontvangen wanneer hem niet kan worden toegerekend dat hij niet binnen de termijn van veertien dagen van artikel 3 lid 1 Fw een wsnp-verzoek heeft gedaan. Dat ingevolge vaste rechtspraak de in artikel 3 lid 1 Fw genoemde termijn van veertien dagen is verruimd voor wsnp-verzoeken die zijn ingediend voordat de behandeling van het faillissementsverzoek is gesloten, doet geen afbreuk aan dit systeem omdat daarmee slechts de mogelijkheid om een (eerste) verzoek in te dienen wordt vergroot en op die wijze wordt aangesloten bij de wens van de wetgever om zoveel mogelijk tegen te gaan dat een natuurlijk persoon failleert. Een andere uitleg zou ertoe leiden dat een natuurlijk persoon de behandeling van een tegen hem ingediend faillissementsverzoek, en daarmee het uitspreken van het faillissement, zou kunnen voorkomen door steeds weer een nieuw verzoek tot toepassing van de wsnp in te dienen, tegen de beslissing op dat verzoek rechtsmiddelen aan te wenden en gedurende de behandeling van die rechtsmiddelen een volgend verzoek in te dienen. Uit de parlementaire geschiedenis van de wsnp spreekt - zoals AG Wesseling-van Gent (ECLI:NL:PHR:2005:AT8785, onder nr. 18) samenvat - de algemene notitie dat moet worden gewaakt voor onzuivere motieven bij de toepassing van de schuldsaneringsregeling en voor een situatie waarbij een verzoek om toepassing van een schuldsaneringsregeling slechts erop is gericht de behandeling van een faillissementsaanvrage te vertragen of te schorsen. Tegen die achtergrond ligt het niet voor de hand dat een natuurlijk persoon na afwijzing van een door hem ter afwering van een faillissementsaanvraag ingediend wsnp-verzoek een nieuw verzoek kan indienen dat opnieuw schorsende werking heeft Er zijn geen redenen gesteld of gebleken die rechtvaardigen om op het systeem van de wet een uitzondering te maken, te meer nu het eerste wsnp-verzoek door het hof na een inhoudelijke beoordeling is afgewezen en deze beslissing door de uitspraak van de Hoge Raad in stand is gebleven. Het hof overweegt in dit verband dat geen sprake is van nieuwe feiten, die niet bij de behandeling van het eerste verzoek konden worden meegenomen en die een ander oordeel zouden rechtvaardigen. Dat [eiser] meent dat het hof ten onrechte heeft beslist dat hij ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden niet te goeder trouw is, vormt onvoldoende grondslag voor een dergelijke uitzondering. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank, nadat de beslissing van de Hoge Raad in kracht van gewijsde was gegaan, de behandeling van het faillissementsverzoek heeft kunnen voortzetten zonder dat op het tweede wsnp-verzoek was beslist. 1.5 [eiser] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld en daarbij een voorbehoud tot aanvulling van het middel gemaakt voor zover het opgevraagde proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep daar aanleiding toe zou geven. Na het beschikbaar komen van dat proces-verbaal is zijdens [eiser] tijdig aangevuld, waarna schriftelijk is toegelicht. [verweerder] heeft afgezien van het voeren van verweer. Tegen hem is verstek verleend.

4 2 Bespreking van het cassatiemiddel 2.1 Het cassatiemiddel bestaat uit drie onderdelen a) b) en c). Onderdeel a) behelst de rechtsklacht dat onjuist is dat een tweede of herhaald verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling hangende een faillissementsaanvraag geen schorsende werking heeft, tenzij een uitzondering te rechtvaardigen is. Onderdeel b) klaagt dat indien het hof heeft geoordeeld dat zo n tweede of herhaald verzoek wel schorsende werking heeft, maar daar in dit geval een uitzondering op moet worden gemaakt wegens misbruik, dat oordeel dan onjuist of onbegrijpelijk is. Onderdeel c) beklaagt als onbegrijpelijk dat geen sprake is van nieuwe feiten die bij het eerste toelatingsverzoek niet konden worden meegewogen. 2.2 Onderdeel a) komt op tegen rov. 3.9 en 3.10 waarin het hof tot uitgangspunt heeft genomen dat een tweede of herhaald WSNP-verzoek geen schorsende werking heeft voor het verzoek tot faillietverklaring van deze natuurlijke persoon, tenzij het in het specifieke geval gerechtvaardigd is om hier een uitzondering op te maken. Het hof heeft daarmee volgens onderdeel a) miskend dat juist wel als uitgangspunt heeft te gelden dat een dergelijk WSNP-verzoek in dat geval schorsende werking heeft gelet op art. 3a lid 2 Fw. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt als met het indienen van het verzoek misbruik (van bevoegdheid) wordt gemaakt. [eiser] wijst ter onderbouwing op een conclusie van A-G Huydecoper in de bepleite zin 6, de bedoeling van het wettelijke stelsel om een faillissement van natuurlijke personen zoveel mogelijk tegen te gaan en dat het risico van misbruik maken van de schorsende werking van een toelatingsverzoek hangende een faillissementsaanvrage zich ook kan voordoen bij een eerste toelatingsverzoek. 2.3 Deze rechtsklacht lijkt mij terecht voorgesteld. Ik vat eerst de kern van de motivering van het hof in rov om hier schorsende werking af te wijzen nog even samen: - ondanks dat onze situatie naar de letter onder art. 3a lid 2 Fw valt, omdat de termijn van 14 dagen uit art. 3 lid 1 Fw geen fatale termijn is volgens Uw Raad, is hier niettemin geen schorsende werking van het tweede WSNP-verzoek aan te nemen, want: - art. 3 lid 1 Fw biedt een in tijd beperkte WSNP-verzoekmogelijkheid, waarmee de wetgever kennelijk heeft bedoeld te voorkomen dat nadat onherroepelijk afwijzend op een WSNP-verzoek is beslist, eenzelfde verzoek opnieuw schorsende werking heeft, zodat niet op het faillissementsverzoek kan worden beslist; - die uitleg sluit aan bij art. 15b Fw: indien geen WSNP-verzoek is gedaan hangende het faillissementsverzoek, maar dat pas daarna komt, dan is dat verzoek alleen ontvankelijk als de schuldenaar niet kan worden toegerekend dat dat niet binnen 14 dagen is gedaan; - oprekking van die 14 dagentermijn geldt alleen voor de mogelijkheid een eerste WSNP-verzoek in te dienen, zodat wordt aangesloten bij de wens van de wetgever om persoonlijke faillissementen zo veel mogelijk te voorkomen; - een andere uitleg leidt tot eindeloos rekken van een beslissing op een faillissementsverzoek en uit de wetsgeschiedenis volgt dat moet worden gewaakt voor misbruik; - van gronden hier een uitzondering aan te nemen blijkt niet nu het eerste WSNP-verzoek inhoudelijk is beoordeeld en afgewezen en er is geen sprake van daarbij nog niet meegenomen nieuwe feiten die tot een ander oordeel kunnen leiden. 2.4 Wat in deze dragende motivering opvalt, is dat langs een omweg als het ware een zeker fataliteits-karakter aan de termijn van 14 dagen uit art. 3 lid 1 Fw wordt verschaft, terwijl Uw Raad heeft uitgemaakt dat dit geen fatale termijn is 7. Overigens is voor de door het hof gemaakte keuze best wat te zeggen. Er is een kans geweest een persoonlijk faillissement af te wenden, conform de wens van de wetgever, daarop is inhoudelijk beslist en dat moet niet eindeloos kunnen worden herhaald. Is die gelegenheid benut, dan behoort het faillissementsverzoek voorrang te krijgen

5 (vgl. in de context van art. 15b Fw hierna in 2.12 de daar gememoreerde opvatting van A-G Wuisman). Het hof komt tot de regel: geen schorsende werking bij een herhaald WSNP-verzoek, tenzij gronden aanwezig zijn voor een uitzondering daarop (en bakt bij een herhaald WSNPverzoek als het ware een presumptie van misbruik in). [eiser] bepleit in cassatie precies het omgekeerde: wel schorsende werking, tenzij blijkt van misbruik. Daar is naar ik zal betogen in mijn optiek mogelijk meer voor te zeggen maar daar kan geredelijk anders over worden gedacht. Het is een evenzeer in de praktijk naar mij voorkomt goed hanteerbare regel die voldoende waarborgen schept voor afwijzing van schorsende werking bij misbruik. Omdat de door het cassatiemiddel bepleite regel volgens mij geschikter is om maatwerk te leveren en minder categorisch voorkomt dan de door het hof verschafte omgekeerde regel, heeft eerstgenoemde uiteindelijk mijn voorkeur. 2.5 Bezien wij eerst de samenloopregeling tussen een WSNP-toelatingsverzoek en een faillissementsaanvraag uit de art. 3, 3a en 3b Fw met een sluitstuk in art. 15b Fw. Deze lijkt op het eerste gezicht overzichtelijk, maar zorgt nog steeds voor praktische problemen Art. 3 lid 1 Fw bepaalt dat een schuldenaar/natuurlijk persoon bij een faillissementsverzoek (dus niet bij eigen aangifte van de schuldenaar zelf) terstond bij brief van de griffier te horen krijgt dat binnen 14 dagen toelating tot de schuldsaneringsregeling kan worden verzocht (bij eigen aangifte gebeurt hetzelfde, vgl. art. 4 lid 1 Fw). Dit is geen fatale termijn: zo n verzoek kan worden ingediend zolang de behandeling van het faillissementsverzoek nog niet is gesloten 9 en bij afwijzing van het faillissementsverzoek in eerste aanleg ook zolang dat verzoek in hoger beroep wordt behandeld 10. Art. 3 lid 2 Fw leert dat zolang die termijn nog niet is verstreken, geen uitspraak mag worden gedaan op het faillissementsverzoek; de behandeling daarvan is dan geschorst Bij samenloop van een faillissementsverzoek en een WSNP-verzoek (al dan niet na toepassing van art. 3 Fw 12 ), bepaalt art. 3a lid 1 Fw dat eerst op het WSNP-toelatingsverzoek moet worden beslist. De behandeling van het faillissementsverzoek wordt dan geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het WSNP-toelatingsverzoek (art. 3a lid 2 Fw). Wanneer een dergelijke uitspraak leidt tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan vervalt het verzoek tot faillietverklaring van rechtswege wegens gebrek aan belang (art. 3a lid 3 Fw) 13. Art. 3b Fw geeft een regeling voor het geval van samenloop van een schuldsaneringsregeling en een faillissementsverzoek met betrekking tot schulden waarvoor de saneringsregeling niet werkt en speelt in onze zaak verder geen rol. 2.8 Volgens art. 15b Fw lid 1 kan een eenmaal failliet verklaarde natuurlijk persoon die geen gebruik heeft gemaakt van de in art. 3 lid 1 Fw geboden mogelijkheid om een WSNP-toelatingsverzoek te doen, dat na faillietverklaring alleen alsnog doen als hem niet kan worden toegerekend dat hij dat niet binnen de termijn van art. 3 lid 1 Fw heeft gedaan 14. Daartoe heeft de behandeling van een schuldsaneringstoelatingsverzoek voorrang boven die van een faillissementsrekest De ratio achter deze regeling is het zoveel mogelijk voorkomen dat natuurlijke personen failliet worden verklaard 16. Uw Raad heeft uit deze ratio afgeleid dat de 14 dagen termijn uit art. 3 lid 1 Fw geen fatale termijn is 17. In de literatuur (TvI-annotator Van Emden 18 onder het arrest S/[...]) is daar weer uit afgeleid dat elk verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dat voor de faillietverklaring is ingediend leidt tot schorsing van een aanhangig faillissementsverzoek. Van Sint Truiden 19 leidt uit dit arrest af dat in een situatie waarin gelijktijdig een faillissementsaanvraag en een schuldsaneringsverzoek aanhangig zijn en de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard wordt in zijn WSNP-toelatingsverzoek en vervolgens failliet wordt verklaard, niets er dan aan in de weg staat dat de schuldenaar een tweede WSNP-verzoek doet en appel instelt tegen de faillietverklaring. De appelrechter heeft in deze situatie weliswaar de mogelijkheid op de faillissementsaanvraag te beslissen (Van Sint Truiden verwijst naar het hierna in 2.10 te bespreken arrest X/Benfried), maar niets staat eraan in de weg dat hij, mits de vereiste spoed dat toelaat, zijn beslissing afstemt op die van de rechter in eerste aanleg betreffende het (tweede) WSNP-

6 verzoek In zowel het arrest S/[...] als het in 2.9 (voetnoot 17) genoemde arrest uit 2010 wordt verwezen naar het X/Benfried-arrest 20. De casus uit X/Benfried verschilt op een springend punt met de onze. Daar werd in eerste aanleg een faillissementsverzoek (twee maanden) aangehouden om de schuldenaar gelegenheid te geven een WSNP-verzoek te doen, maar deze liet die mogelijkheid in eerste aanleg onbenut en werd failliet verklaard. In appel tegen de faillietverklaring deed de schuldenaar vervolgens wel een WSNP-toelatingsverzoek en betoogde dat dat schorsende werking had en er eerst moest worden beslist op het voor het eerst in appel gedane WSNPverzoek. Tevergeefs: art. 3a lid 2 Fw is volgens Uw Raad niet van toepassing als voor het eerst in appel op een faillietverklaring een WSNP-verzoek wordt gedaan. De redenen daarvoor zijn dat het dan nog aannemen van schorsende werking in strijd komt met de in faillissementsprocedures geboden spoed en duidelijkheid en ook niet strookt met de strikte voorwaarden uit art. 15b Fw (rov. 3.3). Deze tweede reden is in onze zaak ook door het hof gegeven als grond voor afwijzing van schorsende werking Om een geslaagd beroep op art. 15b Fw te kunnen doen, moet aan strikte voorwaarden zijn voldaan. Zo wordt aangenomen dat een verzoek tot omzetting niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan het verzoek dient te worden ingediend bij de rechtbank waarbij het verzoek tot faillietverklaring is gedaan 21. Daarnaast wordt ook de voorwaarde strikt uitgelegd dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in art. 3, lid 1, Fw geen toelatingsverzoek heeft gedaan. Uitgemaakt is dat deze omstandigheden zich moeten hebben voorgedaan binnen de bedoelde termijn van 14 dagen 22, maar ik vraag mij af of dat nog geldend recht is, omdat nadien is beslist dat dit geen fatale termijn is, zoals we hebben gezien. Door A-G Timmerman is daarnaast betoogd dat van de in art. 15b lid 1 Fw geregelde mogelijkheid om een omzettingsverzoek in te dienen slechts éénmaal gebruik kan worden gemaakt, indien aan de schuldenaar geen notificatie zoals bedoeld in art. 3 lid 1 Fw is gedaan. Immers nadat de schuldenaar een eerste verzoek tot omzetting heeft ingediend, kan niet langer worden verdedigd dat hij van het bestaan van de mogelijkheid om voor toepassing van de schuldsaneringsregeling in aanmerking te komen niet op de hoogte was. Op verschuldigde termijnoverschrijding kan in dat geval geen beroep (meer) worden gedaan Waar art. 3 en 3a Fw zodoende ruim worden opgevat, wordt art. 15b Fw juist beperkt uitgelegd. Volgens A-G Wuisman 24 is dit goed verdedigbaar, evenzo Wessels 25 : er is dan al een kans gegeven om een schuldsaneringstoelatingsverzoek te doen, die niet is benut door de schuldenaar. Dan valt te billijken dat het faillissementsverzoek voorrang krijgt. Een vergelijkbare ratio zou kunnen worden aangevoerd ter adhesie van de beslissing van het hof in onze zaak In onze zaak is het tweede WSNP-toelatingsverzoek tijdig door [eiser] ingediend (zo oordeelt ook het hof in rov. 3.8), wat ertoe leidt dat dit verzoek en het verzoek tot faillietverklaring gelijktijdig in eerste aanleg aanhangig zijn. [eiser] bevindt zich dus nog in de periode waarin hij de kans krijgt tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten, zodat hem een persoonlijk faillissement bespaard kan blijven. Volgens art. 3a lid 1 Fw zou het WSNPtoelatingsverzoek dan eerst behandeld moeten worden Van Emden 26 leidt uit de woorden al dan niet uit de volgende passage uit de Toelichting af dat schorsende werking toekomt aan ieder WSNP-toelatingsverzoek dat gelijktijdig met een faillissementsaanvraag aanhangig is: Artikel 3a geeft een regeling voor het geval dat, al dan niet na toepassing van art. 3, sprake is van samenloop van een verzoek van een schuldeiser of een vordering van het openbaar ministerie tot faillietverklaring en van een verzoek van de schuldenaar tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. In dat geval moet eerst op laatstgenoemd verzoekschrift worden beslist. (onderstreping A-G)

7 Ook A-G Huydecoper bepleit in zijn in voetnoot 6 genoemde conclusie dat een tijdig ingediend herhaald WSNP-verzoek in beginsel schorsende werking heeft. Hij leidt dat af uit de nadruk die de wetgever heeft gelegd op de wenselijkheid van schuldsanering boven faillissement en hij ziet in wettekst en wetsgeschiedenis niets dat een tegengestelde opvatting ondersteunt. Wel memoreert hij dat uiteraard sprake kan zijn van misbruik en dat daarvoor van belang kan zijn hoe de eerdere WSNP-toelatingsverzoeken zijn geëindigd, maar dat hij afgezien daarvan geen aannemelijke reden ziet waarom een herhaald toelatingsverzoek anders moet worden benaderd dan een eerste verzoek. A-G Timmerman heeft zich daar in 2013 bij aangesloten, als ik het goed zie 27. Het betrof een geval waarin de rechtbank faillissement had uitgesproken, hoewel zij ervan op de hoogte was dat de schuldenaar een WSNP-verzoek wilde doen. Omdat de schuldenaar dat niet had gedaan binnen twee weken na de mondelinge behandeling waar dat beoogde WSNP-verzoek was besproken, zag de rechtbank geen reden tot schorsing van het faillissementsverzoek. In hoger beroep schorste het hof wel, totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak was beslist op het inmiddels wel gedane WSNP-verzoek. Volgens A-G Timmerman, die verwijst naar eerder bedoelde conclusie van A-G Huydecoper, prevaleert het belang hier om zoveel mogelijk te voorkomen dat natuurlijke personen failliet worden verklaard en was in die zaak niet gebleken van zwaarwegende belangen die zich tegen schorsing verzetten. In gelijke zin ook Lock 28, onder verwijzing naar evengenoemde conclusie van Huydecoper. Volgens Lock doen de geboden spoed en duidelijkheid in faillissementsprocedures 29 niet af aan het beginsel van art. 3a Fw dat een schuldsaneringsverzoek voorrang krijgt op een verzoek tot faillietverklaring. Dat geldt ook voor een herhaald verzoek, zij het dat deze mogelijkheid niet mag worden misbruikt door telkens opnieuw een schuldsaneringsverzoek in te dienen en daarmee de behandeling van het faillissementsverzoek eindeloos te traineren 30. In andere zin - m.i. minder overtuigend - Wessels 31 en Lammers 32 in het spoor van een hierna in 2.15 te bespreken uitspraak van het Bossche hof uit De lagere rechtspraak is verdeeld, maar in hoofdzaak in lijn met het nu in cassatie bestreden arrest. In gelijke zin als in onze zaak oordeelde hof Arnhem-Leeuwarden in in een overigens iets andere casus, evenals het Bossche hof in , maar dat arrest is gewezen voordat Uw Raad in 2010 oordeelde dat de 14 dagen termijn uit art. 3 Fw geen fatale termijn is. Rechtbank Utrecht oordeelde in 2011 dat een tweede WSNP-verzoek hangende een faillissementsaanvraag na in kracht van gewijsde gegane afwijzing van het eerste WSNP-verzoek niet-ontvankelijk is 35. Ook rechtbank Den Haag zag in 2009 geen in duur onbeperkte schorsende werking voor een schuldenaar die de belangen van crediteuren bij een voortvarende beslissing over het faillissementsverzoek onvoldoende in acht neemt 36. De Arnhemse hief in 2012 de schorsende werking op hoewel nog geen onherroepelijke WSNPbeslissing was gegeven, omdat het belang van de werkgever om niet failliet te worden verklaard hier botste met het recht van de faillissement aanvragende werknemers op loonbetaling 37. In de door onderdeel a) bepleite zin oordeelde evenwel de Rotterdamse rechtbank 38 in (Pas) bij een vijfde WSNP-toelatingsverzoek was volgens de rechtbank sprake van misbruik van bevoegdheid, zodat in dat geval de faillissementsprocedure niet langer werd geschorst. In de meer specifieke context van samenloop van een faillissementsverzoek van een VOF en WSNP-verzoeken van vennoten-natuurlijke personen van die VOF was tot aan het V/Bepro-arrest 39 geen sprake van rechtseenheid in de lagere rechtspraak, waarover werd gerapporteerd na een praktijkonderzoek gedaan door de teams insolventie van de rechtbank Midden-Nederland 40. Er was sprake van twee scholen; zes rechtbanken schorsten, vier niet (en de Amsterdamse rechtbank had niet gerespondeerd). De eerste school gaf voorrang aan het zoveel mogelijk voorkomen van persoonlijke faillissementen van de vennoten, de tweede school gaf voorrang aan de behandeling van het faillissement van de VOF en ontmoedigde actief het ontstaan van

8 samenloop met WSNP-verzoeken. Er waren twee rechtbanken die vonden dat geen sprake hoefde te zijn van schorsing bij samenloop, terwijl de vennoten ook niet meteen persoonlijk failliet hoefden te gaan. Dat is ingegeven doordat de VOF een afgescheiden vermogen kent. In V/Bepro is Uw Raad teruggekomen van vaste rechtspraak sinds 1927 door te beslissen dat een faillissement van een VOF niet steeds en noodzakelijk leidt tot het faillissement van de vennoten, hetgeen mede is gegrond op de inmiddels ingevoerde schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (rov ), zodat de hier bedoelde samenloopproblemen naar wil voorkomen goeddeels zijn opgelost inmiddels, in die zin dat een faillissementsverzoek met betrekking tot een VOF niet langer wordt vertraagd of geschorst door een WSNP-verzoek van een vennoot van die VOF. De in onze zaak spelende vraag of een herhaald WSNP-verzoek in beginsel wel of niet een aanhangig faillissementsverzoek schorst, lag in V/Bepro niet voor Het hof motiveert in onze zaak zijn regel in beginsel geen schorsende werking bij een tweede WSNP-verzoek, tenzij een uitzondering gerechtvaardigd is met waken voor misbruik en onder verwijzing naar een conclusie van A-G Wesseling-van Gent 41 waarin zij de algemene notie weergeeft dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat moet worden gewaakt voor onzuivere motieven bij de toepassing van de schuldsaneringsregeling en voor een situatie waarbij een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling er alleen op is gericht de behandeling van een faillissementsaanvrage te vertragen of te schorsen. Dat is op zich juist, maar kan in het door onderdeel a) bepleite stelsel volgens mij adequaat worden ondervangen op een manier die ik hierna zal schetsen Uitgangspunt in ons privaatrechtelijke systeem is dat het een rechthebbende vrij staat aan het objectieve recht ontleende bevoegdheden uit te oefenen ter verwezenlijking van burgerlijke rechten, tenzij dit de rechten en belangen van een ander schaadt, zo ook A-G Wesseling-van Gent in de in 2.16 bedoelde conclusie onder 2.5. Art. 3:13 lid 2 BW noemt drie (niet limitatieve) gevallen waarin in ieder geval van misbruik sprake is: (i) uitoefening van een bevoegdheid met geen ander doel dan een ander te schaden, (ii) uitoefening met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend (waarvan sprake is indien het indienen van een WSNP-verzoek slechts wordt gebruikt om een aanhangige faillissementsprocedure te vertragen) en (iii) als de bevoegde persoon de onevenredigheid tussen het gediende en het geschade belang in aanmerking genomen naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen 42. Dit artikel strekt ertoe om het de rechter mogelijk te maken correcties aan te brengen op bijvoorbeeld uit de wet voortvloeiende bevoegdheden die worden gehanteerd op een wijze die niet aanvaardbaar is 43. Deze regeling wijst naar ik meen zodoende in de richting van de door onderdeel a) bepleite regel: wanneer iemand de bevoegdheid heeft een WSNP-verzoek in te dienen, dan mag hij hiervan gebruik maken tenzij dat leidt tot een misbruiksituatie, in welk geval de rechter correcties mag aanbrengen. Of dat een eerste of later WSNP-verzoek betreft, staat daar in beginsel los van: ook bij een eerste verzoek kan sprake zijn van misbruik (pure vertraging van een faillissementsverzoek). Dat er een kans is op misbruik, rechtvaardigt zodoende niet (zonder meer) dat de schuldenaar als hoofdregel een bevoegdheid wordt ontnomen In de rechtspraak zijn voorbeelden te vinden waarbij door de rechter corrigerend is opgetreden om de belangen van een van de betrokken partijen te beschermen, ook in geval van een eerste WSNP-verzoek 44. Bij samenloop van een faillissementsrekest en een WSNP-verzoek staan tegenover elkaar het belang van het zoveel mogelijk voorkomen van persoonlijke faillissementen enerzijds en het belang van schuldeisers om een tijdig oordeel te krijgen over de insolvabiliteit van hun schuldenaar anderzijds, zodat tot vereffening van de boedel kan worden overgegaan 45. Een voorbeeld waarbij laatstgenoemd belang uiteindelijk prevaleerde bij een eerste WSNPverzoek hangende een faillissementsaanvraag, is het geval dat dat eerste WSNP-verzoek na zeven maanden nog niet compleet was. De aanvankelijke schorsende werking daarvan werd door de Haagse rechtbank uiteindelijk niet langer gehandhaafd; de rechtbank liet in die situatie het belang van de faillissementsaanvrager prevaleren boven het belang van de WSNP-verzoeker om nog een termijn te krijgen om diens verzoek te complementeren 46.

9 In gelijke zin rechtbank Roermond bij een in eerste instantie niet voortvarend optredende WSNPverzoeker. Volgens de rechter kan er dan een situatie ontstaan dat ondanks art. 3a Fw een rechterlijke belangenafweging moet worden gemaakt die in dat berechte geval ten gunste van de verzoeker tot faillietverklaring uitviel Ik zie op grond van het voorafgaande uiteindelijk evenals A-G Huydecoper in 2009 en (als ik het goed zie ook) A-G Timmerman in 2013 geen overtuigende grond om niet als regel wel schorsende werking aan te nemen bij een herhaald WSNP-toelatingsverzoek zij het met misbruik-ventiel, gelet op de duidelijk voorzittende gedachte dat een schuldsaneringsregeling de voorkeur geniet boven een persoonlijk faillissement en het systeem van misbruik van recht/bevoegdheid uit ons BW. Daar weegt de geboden spoed en duidelijkheid in faillissementsprocedures voor mij onvoldoende tegen op behoudens misbruik. Daar komt inderdaad bij, zoals onderdeel a) aangeeft, dat ook bij een eerste verzoek tot toelating hangende een faillissementsaanvraag misbruik kan voorzitten, waarbij we zagen dat de (lagere) rechter al niet schroomt waar nodig corrigerend op te treden. Bedacht moet overigens worden dat er bij zo n toelatingsverzoek gelet op de geboden haast en de gedetailleerde formele toelatingsprocedure nogal eens iets mis gaat en er bovendien sprake kan zijn van nieuwe feiten, zodat bij een herhaald toelatingsverzoek bepaald niet altijd misbruik behoeft voor te zitten. Het is dan aan de feitenrechter over te laten, wanneer deze vindt dat het misbruikventiel open moet gaan. Dat zal naar verwachting pregnanter in zicht komen, als geen sprake is van door de schuldenaar aangevoerde nieuwe omstandigheden, gelet op het tegen elkaar afwegen van de belangen van de schuldenaar om niet in een persoonlijk faillissement te geraken enerzijds en de belangen van de schuldeisers dat er een curator wordt aangesteld over de boedel anderzijds In de praktijk kan er in het door onderdeel a) bepleite stelsel van in beginsel schorsende werking bij een herhaald (tijdig) WSNP-verzoek hangende een faillissementsaanvraag ook hanteerbaar worden gewaakt voor misbruik in de hiervoor bedoelde zin. De faillissementsrechter die met zo n herhaald verzoek wordt geconfronteerd, kan meteen toetsen of hier misbruik voorzit (faillissementen en WSNP-verzoeken worden in de praktijk door dezelfde rechters beoordeeld), of dat er valide redenen zijn voor zo n herhaald verzoek. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn als op grond van nieuwe gegevens een toelatingsweigering vanwege niet te goeder trouw ontstane schulden inmiddels overtuigend kan worden ontzenuwd, zoals bij herziene belastingschulden (een argument dat in onze zaak wordt aangedragen door [eiser], vgl. s.t. 3e alinea). Wanneer de faillissementsrechter concludeert dat van een misbruiksituatie geen sprake is, wordt overgegaan tot schorsing van de faillissementsprocedure en wordt de behandeling van het WSNP-verzoek voortgezet. Indien de behandeling van dit herhaalde WSNP-verzoek voor onnodig langdurige vertraging zorgt en de belangen van de schuldeisers hierdoor onevenredig worden geschaad, kan door de rechter op een later moment alsnog worden ingegrepen. Als door de faillissementsrechter wordt geconcludeerd dat wel sprake is van een misbruiksituatie, kan de faillissementsprocedure direct worden voortgezet, hetgeen meestal leidt tot persoonlijke faillietverklaring. In dit laatste scenario heeft de schuldenaar geen ruimte om andermaal een WSNP-verzoek in te dienen, nu de behandeling van het herhaalde WSNP-verzoek en de hervatting van de faillissementsprocedure gelijktijdig geschieden. Het risico van een eindeloos getraineerd faillissementsverzoek is daarmee geëcarteerd Als gezegd kan hierover geredelijk anders worden gedacht: de geboden gelegenheid voor toelating tot de schuldsaneringsregeling is (een eerste keer) benut en inhoudelijk beoordeeld daarna behoort het faillissementsverzoek te prevaleren. Dat is de keuze die voorligt in deze zaak. Ik heb bepleit waarom onderdeel a) volgens mij moet slagen Onderdeel b) is voorgesteld voor zover het hof bedoeld heeft dat wel moet worden uitgegaan van schorsende werking van een tweede of herhaald WSNP-toelatingsverzoek en daar in dit geval een uitzondering op moet worden gemaakt wegens misbruik van bevoegdheid. Dat kennelijk zekerheidshalve voorgestelde onderdeel gaat volgens mij uit van een verkeerde lezing van rov.

10 3.9 en 3.10, omdat het hof, zoals onderdeel a) met juistheid aanvoert, uitgaat van de regel nee, tenzij uitzondering. Het mist dus feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden Onderdeel c) bestrijdt als on(voldoende begrijpelijk)-gemotiveerd het oordeel van het hof in rov dat geen sprake is van nieuwe feiten die bij het eerste WSNP-verzoek niet konden worden meegenomen. Vanwege de stand van de toelatingsprocedure is volgens de klacht onduidelijk van welke feiten nog zou zijn gebleken bij voortzetting van het tweede toelatingsverzoek, omdat de behandeling van dat tweede verzoek stillag bij de rechtbank en nog niet was afgerond (onder verwijzing naar plta h.b. zijdens [eiser] onder 5, 17, 18, 19 en prod. 2 daarbij). Bij s.t. wordt door [eiser] een voorbeeld van een nieuw feit genoemd, namelijk dat [eiser] bij brief van 14 oktober 2016 van de Belastingdienst heeft vernomen dat hij nog een bedrag van 4.225,- tegoed heeft en dat dat bedrag zal worden verrekend waardoor per saldo geen belastingschulden en toeslagschulden meer aanwezig zijn Nu onderdeel a) volgens mij opgaat, faalt deze klacht bij gebrek aan belang. De toets die het hof in rov heeft uitgevoerd is immers een verkeerde, omdat die uitgaat van de onjuiste regel: geen schorsende werking, tenzij grond voor een uitzondering en in rov wordt onderzocht of er grond is voor zo n uitzondering. De volgens mij juiste toets: wel schorsende werking, tenzij misbruik leidt tot een andere beoordeling, die na verwijzing nog zal moeten plaatsvinden Mocht Uw Raad onderdeel a) niet gegrond achten, dan lijkt mij onderdeel c) terecht voorgesteld en zou op die grond dienen te worden gecasseerd. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt inderdaad niet in te zien dat gebleken zou zijn dat geen sprake is van nieuwe feiten die een herhaald WSNP-toelatingsverzoek rechtvaardigen, nu dat tweede verzoek onbehandeld is gebleven. 3 Conclusie Ik concludeer tot vernietiging en verwijzing. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Advocaat-Generaal Ontleend aan rov van het bestreden arrest, hof Arnhem-Leeuwarden (Leeuwarden) 22 september 2016, zaaknummer /01. Rb. Midden-Nederland (Lelystad) 2 augustus 2016, zaaknr: C/16/16/454 F. Als (verder ongenummerde) productie overgelegd bij brief van mr. Mudde van 9 september 2016, in de procesinventaris van mr. Keus genummerd als processtuk 6, als ik het goed zie daarin gevoegd als het tweede deel van bijlage 9 bij de ongedateerde brief van [eiser] aan de rechtbank, aldaar binnengekomen op 1 augustus 2016 (tweede aanvulling op het eerste WSNP-verzoek). Het is het eindarrest na bewijslevering na tussenarrest van 23 juni 2015, wat is overgelegd als prod. F1 bij het faillissementsrekest, processtuk 1 uit de inventaris van mr. Keus. De vordering van [verweerder] op [eiser] is ontstaan door cessie door de curator van het gefailleerde advocatenkantoor Willems

11 Advocaten (waarvan [verweerder] destijds (managing) partner was) aan [verweerder] van een openstaande advocatendeclaratie van dat kantoor op [eiser] uit hoofde van verleende rechtsbijstand waar het nodige over te doen is geweest Hof Arnhem-Leeuwarden (Leeuwarden), p-v mondelinge behandeling van 14 september 2016, zaaknr: /01. Hof Arnhem-Leeuwarden (Leeuwarden) 22 september 2016, zaaknr: /01. ECLI:NL:PHR:2009:BJ6023, onder 20 a) en 21, conclusie voor HR 2 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6023, RvdW 2009/1149 (81 RO). HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4947, NJ 2010/69. Evenzo F.J.P. Lock, Schuldsanering voor faillissement, ook in hoger beroep, TvI 2013/41, onder 1 en A- G Huydecoper in zijn in voetnoot 6 genoemde conclusie onder 9. HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4947, NJ 2010/69. HR 6 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7774, NJ 2005/205, TvI 2007/27 m.nt. E.A.L van Emden (S/[...]), rov Zie ook Hof Den Haag 27 maart 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA1712, NJF 2007/249, waar (indirect) naar wordt verwezen in de conclusie van A-G Wesseling-van Gent voor het in de vorige voetnoot genoemde arrest (ECLI:NL:PHR:2010:BK4947 onder 3.15) en door Lock, a.w. (vindplaats voetnoot 8) onder 2. Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 29. Zie ook Van Sint Truiden, T&C Insolventierecht, art. 3 Fw, aant. 5. Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 29. Kamerstukken II, , , nr. 3, p Van Koppen, GS Faillissementswet, art. 15 b Fw, aant. 1. Zie arrest S/[...], vindplaatsen voetnoot 10, rov Kamerstukken II, , , nr. 3, p Zie ook Van Sint Truiden, T&C Insolventierecht, art. 3 Fw, aant HR 29 januari 2010, vindplaatsen voetnoot 7, rov. 3.4, en het arrest S/[...], vindplaatsen voetnoot TvI 2007/27, annotatie onder 3. Van Sint Truiden, T&C Insolventierecht, art. 3a Fw, aant. 2. HR 18 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4878, NJ 2000, 296 (X/Benfried). Wessels, Insolventierecht nr. I 2016/1315, onder verwijzing naar Hof Den Haag 20 november 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4525. HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS9036, NJ 2005/314, zie ook Wessels, Insolventierecht nr. I 2016/1315a Conclusie A-G Timmerman voor HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1686, RvdW 2011/788, onder Conclusie A-G Wuisman voor HR 22 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4683, RvdW 2011/578, onder Wessels, Insolventierecht nr. I 2016/1321a. E.A.L van Emden, noot onder het S/[...])-arrest, TvI 2007/27, onder 2, onder verwijzing naar R.J. Verschoof, Schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen, 1998, p Conclusie voor HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:96, RvdW 2014/167, conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:992 onder 3.1 en 3.2. Zie over een geval van samenloop tussen een faillissementsrekest tegen een VOF en een door een vennoot van die VOF gedaan WSNP-verzoek ook A-G Timmermans conclusie voor HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251, NJ 2017/8 m.nt. P.M. Veder, JIN 2015/80 m.nt. J. van der Kraan, JBPR 2015/45 m.nt. L. Krieckaert, JOR 2015/81 m.nt. S.C.J.J. Kortmann e.a., Ondernemingsrecht 2015/41 m.nt. A.J.S.M. Tervoort, AA 2015, nr. 10 m.nt. Theo Raaijmakers (V/Bepro), conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2114 onder

12 Lock, a.w. vindplaats voetnoot 8, onder 2. Een van de gronden om schorsende werking af te wijzen in X/Benfried, vindplaats voetnoot 20. Lock verwijst hier naar Rb. Utrecht 1 februari 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5119, Hof Den Bosch 23 december 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BH1242, Rb. Den Haag 23 juli 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3261 en Hof Arnhem-Leeuwarden 5 september 2013:ECLI:NL:GHARL:2013:6552. Deze rechtspraak komt hierna in 2.15 ter sprake. Wessels, Insolventierecht nr. I 2016/1307a, die dat lijkt af te leiden uit het hierna te bespreken arrest Hof Den Bosch 23 december 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BH1242, dat evenwel is gewezen voordat de HR had uitgemaakt dat de 14 dagen termijn uit art. 3 lid 1 Fw geen fatale termijn is. Lammers, GS Faillissementswet, art. 284 Fw, aant 3.1.1, die dit zo te zien ook alleen afleidt uit het in de vorige voetnoot genoemde arrest van het Bossche Hof, maar signaleert dat A-G Huydecoper dit anders ziet in zijn meergenoemde conclusie uit 2009 (vindplaats voetnoot 6). Hof Arnhem-Leeuwarden 5 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6552, rov Hof Den Bosch 23 december 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BH1242, rov Rb Utrecht 1 februari 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5119, rov. 4. Zie ook Wessels, Insolventierecht nr. I 2016/1307a en Lammers, GS Faillissementswet, art. 284 Fw, aant ( Een verzoek tot toelating kan echter niet eindeloos worden gedaan. ) Rb. De Haag 3 november 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4496. Rb. Arnhem 10 juli 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:3817. Rb. Rotterdam 21 maart 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ5164. HR 6 februari 2015, vindplaatsen voetnoot 27, rov Vgl. hierover ook de conclusie van A- G Timmerman voor dit arrest, ECLI:NL:PHR:2014:2114, onder Overigens blijkt uit het hofarrest dat aan die zaak vooraf ging (rov ) dat het hof van mening was dat de rechtbank hier i.b. had moeten schorsen hangende het tweede WSNP-verzoek. M.H.F. van Vugt en R.J. Verschoof, Samenloopproblematiek faillissement en schuldsanering bij de VOF; twee geloven op één kussen..., FIP 2014/3, p. 114 e.v. ECLI:NL:PHR:2005:AT8785, conclusie voor HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8785, JWB 2005/297. Hijma & Olthof, Compendium Nederlands vermogensrecht 2014/2.26. Zie ook Huijgen, T&C BW, art. 3:13 BW, aant. 2. Conclusie A-G Wesseling-van Gent voor HR 9 september 2005, vindplaatsen voetnoot 41, onder 2.8, onder verwijzing naar Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 10. Zie Lammers, GS Faillissementswet, art. 284 FW, aant Lock, a.w. vindplaats voetnoot 8, onder 6. Rb. Den Haag 4 augustus 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4197. Rb. Roermond 20 augustus 2010, ECLI:NL:RBROE:2010:BN5525.

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer C/09/520447 / FT RK 16/2286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806

ECLI:NL:RBDHA:2017:2806 ECLI:NL:RBDHA:2017:2806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 23-03-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer C/09/524266 FT RK 16/2720 en C/09/524268 FT RK 16/2721 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

13 Samenloop faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

13 Samenloop faillissement, surseance van betaling en schuldsanering 13 Samenloop faillissement, surseance van betaling en schuldsanering M.B. de Boer 1 INLEIDENDE OPMERKINGEN De schuldenaar die in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen, kan, hetzij op

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2016:367 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/00380

ECLI:NL:PHR:2016:367 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/00380 ECLI:NL:PHR:2016:367 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 13-05-2016 Datum publicatie 12-07-2016 Zaaknummer 16/00380 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2016:126 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504420/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

faillissement 18 Rechtspraak 28

faillissement 18 Rechtspraak 28 28 - De looptijd van de schuldsaneringsregeling na voorafgaand faillissement Eva Timmermans Rechtbank Den Haag 27 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:7671 1. Inleiding In de wet staat dat de termijn van de schuldsaneringsregeling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5387

ECLI:NL:RBDHA:2017:5387 ECLI:NL:RBDHA:2017:5387 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer C/09/525833 / FT RK 17/160 en 17/161 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 27-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 3964 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

25 - De weg naar de Wsnp na eigen aangifte tot faillietverklaring geblokkeerd?

25 - De weg naar de Wsnp na eigen aangifte tot faillietverklaring geblokkeerd? 25 - De weg naar de Wsnp na eigen aangifte tot faillietverklaring geblokkeerd? Hanneke De Coninck-Smolders* De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ( Wsnp ) is een goed instrument voor natuurlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

ECLI:NL:RBROT:2017:2561 ECLI:NL:RBROT:2017:2561 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer C/10/510679 / FT EA 16/2324 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392

ECLI:NL:GHSHE:2016:4392 ECLI:NL:GHSHE:2016:4392 Instantie Datum uitspraak 29-09-2016 Datum publicatie 15-12-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.194.732/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:11026

ECLI:NL:RBNHO:2016:11026 ECLI:NL:RBNHO:2016:11026 Instantie Datum uitspraak 23-11-2016 Datum publicatie 10-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/249694/ HA RK 16/197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Overheidsaanbesteding. Referentie-eis. Incident in hoger beroep, strekkende tot verbod opdrachtverlening totdat in appel is beslist. Belangenafweging.

Overheidsaanbesteding. Referentie-eis. Incident in hoger beroep, strekkende tot verbod opdrachtverlening totdat in appel is beslist. Belangenafweging. EJEA 16-105 ECLI:NL:GHDHA:2016:1024 Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak19-04-2016 Datum publicatie14-07-2016 Zaaknummer200.186.709/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

Wetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 407, geldigheid:

Wetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 407, geldigheid: ECLI:NL:PHR:2000:AA7202 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 22-09-2000 Datum publicatie 14-08-2001 Zaaknummer C98/380HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA7202 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2191

ECLI:NL:CRVB:2014:2191 ECLI:NL:CRVB:2014:2191 Instantie Datum uitspraak 26-06-2014 Datum publicatie 01-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-1859 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2837. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/02277

ECLI:NL:HR:2016:2837. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/02277 ECLI:NL:HR:2016:2837 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 09-12-2016 Zaaknummer 16/02277 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:561,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365 ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:5117

ECLI:NL:GHSHE:2013:5117 ECLI:NL:GHSHE:2013:5117 Instantie Datum uitspraak 03-10-2013 Datum publicatie 30-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HV200.129.911_01 Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2016:622 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/01494

ECLI:NL:PHR:2016:622 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 16/01494 ECLI:NL:PHR:2016:622 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 26-05-2016 Datum publicatie 12-07-2016 Zaaknummer 16/01494 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Conclusie. 15/02613 Mr. F.F. Langemeijer 5 februari Conclusie inzake: 1. [de man] 2. Mr. J.L. Muller q.q. tegen [de moeder]

Conclusie. 15/02613 Mr. F.F. Langemeijer 5 februari Conclusie inzake: 1. [de man] 2. Mr. J.L. Muller q.q. tegen [de moeder] ECLI:NL:PHR:2016:33 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-02-2016 Datum publicatie 13-05-2016 Zaaknummer 15/02613 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:851, Gevolgd

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 Instantie Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 03-07-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 00/5247 WW, 00/5248 WW

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:2305. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 18/01202

ECLI:NL:HR:2018:2305. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 18/01202 ECLI:NL:HR:2018:2305 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14122018 Datum publicatie 14122018 Zaaknummer 18/01202 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:11208,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 Instantie Datum uitspraak 19-07-2016 Datum publicatie 01-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 15 _ 5497 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 Instantie Datum uitspraak 21-03-2005 Datum publicatie 01-04-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-1503 MAW-VV Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 21-10-2010 Datum publicatie 24-12-2010 Zaaknummer AWB 09/1378 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2005:AT2656 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C04/224HR (1411)

ECLI:NL:PHR:2005:AT2656 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C04/224HR (1411) ECLI:NL:PHR:2005:AT2656 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 24-06-2005 Datum publicatie 24-06-2005 Zaaknummer C04/224HR (1411) Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654 ECLI:NL:RBMNE:2016:5654 Instantie Datum uitspraak 19-10-2016 Datum publicatie 25-10-2016 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/419469 / FT RK 16/1339 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2015 C.13.0615.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0615.N Ch. V., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 04-06-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Zaaknummer AWB 13/675 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1984

ECLI:NL:GHSHE:2015:1984 ECLI:NL:GHSHE:2015:1984 Instantie Datum uitspraak 28-05-2015 Datum publicatie 12-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HR 200.168.093-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:CRVB:2017:2145 ECLI:NL:CRVB:2017:2145 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3245 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2013 C.12.0570.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0570.N Jean de CHAFFOY de COURCELLES, advocaat, met kantoor te 1000 Brussel, Kunstlaan 24, bus 9 A, in zijn hoedanigheid van curator

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT SPREKER MR. DRS. P.J.J. VONK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG, RECHTER-PLAATSVERVANGER RECHTBANK NOORD-HOLLAND 3 JULI 2015 12:00 13:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB-13_10120

Nadere informatie

Rapport. Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klachten gegrond.

Rapport. Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klachten gegrond. Rapport Belastingdienst wijst verzoek om ambtshalve vermindering af. Op basis van het onderzoek vindt de klachten gegrond. Datum: 12 januari 2015 Rapportnummer: 2015/007 2 SAMENVATTING Verzoekster, een

Nadere informatie

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr... pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 4345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 JUNI 2015 C.14.0463.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0463.N M.M., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen F.D., verweerder, vertegenwoordigd

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277 ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-06-2011 Datum publicatie 05-07-2011 Zaaknummer 200.083.967 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:4213

ECLI:NL:GHARL:2015:4213 ECLI:NL:GHARL:2015:4213 Instantie Datum uitspraak 09-06-2015 Datum publicatie 18-06-2015 Zaaknummer 200.160.458 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 Instantie Datum uitspraak 31-01-2012 Datum publicatie 06-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3700 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839 ECLI:NL:GHSHE:2017:2839 Instantie Datum uitspraak 22-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.215.055_01 Insolventierecht

Nadere informatie

Conclusie. Zaaknr: 17/01169 mr. F.F. Langemeijer Zitting: 30 mei Conclusie inzake: [betrokkene] tegen. Officier van Justitie Noord-Nederland

Conclusie. Zaaknr: 17/01169 mr. F.F. Langemeijer Zitting: 30 mei Conclusie inzake: [betrokkene] tegen. Officier van Justitie Noord-Nederland ECLI:NL:PHR:2017:598 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 30-05-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/01169 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1267,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement. Curator. Vorderingsrecht. Vennootschap onder firma. Uittredende vennoten. Gedifferentieerde gehoudenheid Datum 7 november 2013 Copyright and disclaimer

Nadere informatie