1. Procedure toelating tot indienststelling : zie hoofdstukken II, III,IV en VI. 2. Aanvraag toelating voertuigtype : zie hoofdstuk V en VII

Transcriptie

1 KONINKRIJK BELGIË Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit der Spoorwegen HANDLEIDING VOOR HET BEKOMEN VAN EEN TOELATING OF BESLISSING VAN DE VEILIGHEIDSINSTANTIE BETREFFENDE STRUCTURELE SUBSYSTEMEN In dit document worden de fasen overlopen voor het bekomen van een toelating of een beslissing van de Belgische Veiligheidsinstantie in het kader van de volgende wettelijke procedures Interoperabiliteit : 1. Procedure toelating tot indienststelling : zie hoofdstukken II, III,IV en VI 2. Aanvraag toelating voertuigtype : zie hoofdstuk V en VII 3. Aanvraag beslissingsprocedure voor eventuele nieuwe toelating tot indienststelling voor subsystemen in gebruik na verbetering of vernieuwing : zie hoofdstuk VIII 4. Aanvraag beslissingsprocedure voor een aanvullende toelating voor voertuigen die reeds in dienst zijn in een EU-lidstaat buiten België : zie hoofdstuk VIII

2

3 Inhoudstafel Inleidende bepalingen Hoofdstuk I : procedure voor toelating tot indienststelling Hoofdstuk II : opstarten procedure voor toelating tot indienststelling Hoofdstuk III : indienen van de aanvraag voor een toelating indienststelling Hoofdstuk IV : bijzonderheden indienen van een aanvraag voor een (aanvullende) toelating tot indienststelling voor voertuigen Hoofdstuk V : indienen van de aanvraag voor toelating van een voertuigtype Hoofdstuk VI : de aflevering van de toelating tot indienststelling Hoofdstuk VII : de aflevering van de toelating per voertuigtype Hoofdstuk VIII : aanvraag voor een beslissingsprocedure van de veiligheidsinstantie 8.1. aanvraag voor subsystemen reeds in dienst in de Europese Unie 8.2. aanvraag voor subsystemen reeds in dienst op het Belgische netwerk Hoofdstuk IX : diverse bepalingen

4 Inleidende bepalingen Volgende benamingen en definities worden in deze handleiding gebruikt : 1 «wet» : de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de EuropeseGemeenschap «Verordening CSM» : Verordening Nr. 352/2009 /EG van 24 april 2009 van de commissie betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en beoordeling «KB» Koninklijk besluit van 1/07/2011 tot bepaling van de procedure en de modaliteiten voor indienen van de aanvraag en voor het verkrijgen van de toelating tot indienststelling van de subsystemen en de voertuigen; 4 «veiligheidsinstantie» : de veiligheidsinstantie aangeduid door de Koning in toepassing van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen; DVIS 5 «aanbestedende entiteit» : elke openbare of privaatrechtelijke entiteit die opdracht geeft voor het ontwerp en/of bouw, de vernieuwing of de verbetering van een subsysteem. Deze entiteit kan een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder, een constructeur of een houder zijn, ofwel een concessionaris die belast is met de uitvoering van een project; 6 «aanvrager» : elke aanbestedende entiteit, constructeur of houder die een procedure voor een structureel subsysteem opstart; 7 «verklaring van overeenstemming met voertuigtype» : verklaring uit hoofde van de aanvrager dat een voertuig overeenstemt met een voertuigtype in alle parameters die de TSI s rollend materieel beschrijven ter vervulling van de essentiële eisen; 8 «verklaring van overeenstemming met referentiedossier» : verklaring uit hoofde van een houder van een veiligheidsvergunning of veiligheidscertificaat dat een subsysteem niet-significant afwijkt ten opzichte van het technisch dossier van een toegelaten subsysteem dat reeds in dienst is bij de betrokken houder en dit voor de basisparameters ontwerp van de toepasselijke TSI.

5 Hoofdstuk I : procedure voor toelating tot indienststelling Een procedure voor toelating tot indienststelling wordt opgestart voor nieuwe structurele subsystemen en voor sommige vernieuwde of verbeterde subsystemen waarvoor DVIS tot een nieuwe toelating heeft beslist. Nieuwe structurele subsystemen zijn subsystemen die voor de eerste keer in de EU in dienst worden gesteld, hetzij: als uitbreiding van het netwerk, overeenkomstig de bepalingen «nieuwe lijn» van de TSI infrastructuur als uitbreiding van het voertuigpark of als vervanging van een volledig voertuig of voertuigtype als zelfstandig deel van een bestaand subsysteem waarin het voor de eerste maal zal worden geïntegreerd De procedure voor toelating tot indienststelling omvat volgende fasen: opstartfase met inleidend dossier : hoofdstuk II indienen van de aanvraag : zie hoofdstukken III, IV aflevering van de toelating : zie hoofdstuk VI Structurele subsystemen (inbegrepen voertuigtypes ) die reeds in dienst zijn in de EU en waarvoor een belangrijke wijziging wordt gepland, zijn onderworpen aan de beslissingsprocedure volgens hoofdstuk VIII middels indienen van een conceptdossier. Hoofdstuk II : opstarten procedure voor toelating tot indienststelling De aanvrager dient een inleidend dossier in bij de veiligheidsinstantie (DVIS) bij voorkeur bij aanvang van de ontwerpfase en altijd voorafgaandelijk de aanvang van de constructiefase van het subsysteem. Dit inleidend dossier vermeldt alle referentiedocumenten waarop de evaluatie van het subsysteem zal worden gebaseerd. Volgende elementen dienen te worden opgenomen : 1. technisch voorschriften van toepassing (TSI en/of nationale voorschriften); 2. in voorkomend geval, een rapport met een rechtvaardiging van de aanvraag tot gedeeltelijke niettoepassing van een TSI, met vermelding van de alternatieve nationale voorschriften en /of de technische normen die worden toegepast om aan de essentiële eisen te voldoen; 3. in voorkomend geval,de voorziene afwijkingen van het subsysteem ten opzichte van andere wettelijke voorschriften buiten de interoperabiliteit ; 4. het eventuele conceptdossier volgens hoofdstuk VIII en bijhorende beslissing van DVIS bij een nieuwe toelating na vernieuwing of verbetering; 5. de naam en functie van de persoon die technisch verantwoordelijk is voor het subsysteem en de overeenkomstige keuringsverklaring zal ondertekenen; 6. de gegevens betreffende de gekozen aangemelde en,aangewezen instantie(s) en de beoordelingsinstanties volgens de Verordening CSM. Voor een aanvraag tot toelating tot indienststelling van een voertuig op basis van een EG conformiteitsverklaring met het type voertuig, is er geen startprocedure nodig en kan er rechtstreeks naar hoofdstuk III worden overgegaan.

6 Hoofdstuk III : indienen van de aanvraag voor een toelating indienststelling Wanneer alle fasen van de beoordeling van het subsysteem zijn afgerond (ontwerp, constructie/aanleg, testen), en in voorkomend geval, ná het doorlopen van de procedure van hoofdstuk II, kan de aanvrager zijn aanvraag tot toelating bij de nationale veiligheidsinstantie indienen. Een aanvraag tot toelating behelst volgende documenten : 1. de keuringsverklaring of de EG-keuringsverklaring van het subsysteem ; 2. de nodige certificaten en attesten die de keuringsverklaring van het subsysteem vergezellen, evenals de certificaten en attesten van de constituenten; 3. in voorkomend geval,de beperkingen in gebruik indien niet aan alle technische voorschriften is voldaan; 4. in voorkomend geval,de alternatieve voorschriften die werden gebruikt om aan de essentiële eisen te voldoen; 5. het technisch dossier opgesteld door de aangemelde instantie; 6. in voorkomend geval, het technisch dossier opgesteld door de aangewezen instantie betreffende nationale voorschriften ; 7. veiligheidsverslag van een beoordelingsinstantie (overeenkomstig Verordening CSM ) waarin de veilige integratie van het subsysteem met de andere subsystemen wordt beoordeeld in relatie tot de technische dossiers van nummers 5 en 6; 8. in voorkomend geval, een bijkomend technisch dossier van een aangewezen instantie, die de compatibiliteit met netwerk gerelateerde interfaces, beoordeelt volgens de nationale voorschriften; 9. veiligheidsverslag van een beoordelingsinstantie (overeenkomstig Verordening CSM )waarin de veilige integratie van het subsysteem in het netwerk wordt beoordeeld in relatie tot het technische dossier van nummer 8; 10. eventueel bijlagen aangaande andere pertinente wettelijke voorschriften die werden toegepast; 11. In voorkomend geval, aanvraag voor opname in het nationaal voertuigen register ; 12. In voorkomend geval, het bijhorend infrastructuurregister; 13. In voorkomend geval, het advies van de infrastructuurbeheerder betreffende het gebruik van de infrastructuur (lijnen met bijzondere karakteristieken, enkele of dubbele tractie, ). Voor de veiligheidsbeoordeling volgens het punt 9 van Hoofdstuk III, kan de veiligheidsinstantie optreden als beoordelingsinstantie voor zover alle interfaces worden geverifieerd in het technisch dossier volgens punt 8 van Hoofdstuk III en indien de veiligheidsinstantie haar akkoord voor deze opdracht aan de aanvrager heeft betekend bij de inleidende procedure volgens hoofdstuk II. De veiligheidsbeoordeling en het bijhorende verslag maakt in dit geval deel uit van de procedure ter bekomen van een toelating tot indienststelling door de veiligheidsinstantie.

7 Hoofdstuk IV : bijzonderheden bij het indienen van een aanvraag voor een (aanvullende) toelating tot indienststelling voor voertuigen De bepalingen van hoofdstuk III zijn van toepassing met volgende bijzonderheden : 1. Indien de aanvrager een voertuig in dienst wil nemen waarvoor reeds een toelating per voertuigtype werd afgeleverd door de Belgische Veiligheidsinstantie, dan zijn de documenten onder punten 1 tot 6 van Hoofdstuk III niet te vernieuwen. De conformiteitsverklaring met het voertuigtype wordt bijgevoegd. 2. Indien de aanvrager een voertuig in dienst wil nemen waarvoor reeds een toelating per voertuigtype of een toelating tot indienststelling werd afgeleverd door een Europese Veiligheidsinstantie, dan zijn de punten 1 tot 5 van Hoofdstuk III niet te hernemen de conformiteitsverklaring met het voertuigtype wordt bijgevoegd. 3. Indien de aanvrager een voertuig in dienst wil nemen waarvoor reeds een toelating per voertuigtype werd afgeleverd én als de aanvrager beschikt over een toelating tot indienststelling voor het Belgische netwerk van een voertuig dat beantwoordt aan het voertuigtype,dan volstaan het referentienummer van de laatste toelating tot indienststelling, de conformiteitsverklaring met het voertuigtype en een aanvraag opname in het nationale voertuigregister. In dit geval wordt er geen nieuwe toelating afgeleverd. Hoofdstuk V : indienen van de aanvraag voor toelating van een voertuigtype Indien de aanvraag uitsluitend de aflevering van een toelating per voertuigtype volgens hoofdstuk VII beoogt, dan volstaat een aanvraagdossier met de inhoudelijke punten 1 tot 6 van hoofdstuk III. Hoofdstuk VI : de aflevering van de toelating tot indienststelling De toelating tot indienststelling die de veiligheidsinstantie aflevert, bevat minstens volgende elementen : 1. het nummer van de toelating; 2. de referentie van de aanvraag tot toelating met de bijhorende keuringsverklaring; 3. de referenties van certificaten en/of attesten van de aangemelde en aangewezen instanties; 4. de referentie en de omschrijving van het subsysteem en/of het voertuig; 5. de eventuele gebruiksbeperkingen van het subsysteem; 6. de eventuele bijzondere voorwaarden voor het Belgische netwerk; 7. de referentie van de vorige toelatingen indien het bijkomende toelating betreft. Hoofdstuk VII : de aflevering van de toelating per voertuigtype Een toelating per voertuigtype die de veiligheidsinstantie aflevert, bevat minstens volgende elementen : 1. het nummer van de toelating; 2. de referentie van de aanvraag tot toelating met de bijhorende keuringsverklaring; 3. de referenties van de certificaten en/of attesten van de aangemelde en aangewezen instanties; 4. de referentie van de constructeur en de omschrijving van het voertuig; 5. de eventuele gebruiksbeperkingen.

8 Hoofdstuk VIII : aanvraag voor een beslissingsprocedure van de veiligheidsinstantie 8.1. Aanvraag voor subsystemen reeds in dienst in de Europese Unie beslissingsprocedure via conceptdossier De veiligheidsinstantie beslist over de noodzaak om een nieuwe procedure volgens hoofdstuk II en III op te starten bij technische wijzigingen aan een structureel subsysteem in het kader van vernieuwing of verbetering en voor zover de wijziging invloed kan hebben op een parameter volgens de TSI die gekoppeld is aan de essentiële eis veiligheid én de essentiële eis technische compatibiliteit interface vaste installatie/ rollend materieel. De veiligheidsinstantie beslist over de noodzaak van een aanvullende procedure volgens hoofdstuk III in geval van voertuigen die een toelating tot indienststelling bezitten, afgeleverd in een andere Europese lidstaat, en die deze toelating willen uitbreiden tot het Belgische netwerk. De aanvrager dient een conceptdossier in bij de veiligheidsinstantie. Dit dossier bevat een beschrijving van het subsysteem en de voorgestelde wijzigingen evenals : alle toelatingen en keuringsdocumenten van het subsysteem in gebruik in het geval van technische wijziging een technische verslag over de «nieuwigheid» en de «additionaliteit» van de wijziging dit overeenkomstig de definities van artikel 4 van de verordening CSM additionaliteit : beoordeling van de mate van belangrijkheid van de wijziging, rekening houdende met alle recente veiligheids gerelateerde wijzigingen van het te beoordelen systeem die niet belangrijk werden geacht. nieuwigheid die door de wijziging wordt geïntroduceerd : dit betreft zowel innovaties in de spoorwegsector als innovaties voor de organisatie die de wijziging invoert. De veiligheidsinstantie oordeelt op basis van het conceptdossier van de aanvrager of een nieuwe of een aanvullende toelating tot indienststelling noodzakelijk is. Zij houdt hierbij rekening met de implementatiebepalingen van de toepasbare TSI, de belangrijkheid van de werken en de invloed op het globale veiligheidsniveau van het subsysteem Aanvraag voor subsystemen reeds in dienst op het Belgische netwerk Bijzondere beslissingsprocedure via veiligheidsvergunning of veiligheidscertificaat Een houder van een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat,afgeleverd krachtens de Wet exploitatieveiligheid van de spoorwegen, kan een bijzondere procedure overeenkomen met de veiligheidsinstantie waarbij bepaalde vernieuwingen en verbeteringen een beslissingsprocedure doorlopen op basis van referentiedossiers. Een referentiedossier betreft een toelatingsdossier van een structureel subsysteem dat reeds een toelating tot indienststelling heeft bekomen geldig op het Belgische netwerk, volgens de Wet Interoperabiliteit. Een structureel subsysteem dat een project van vernieuwing of verbetering ondergaat volgens de bijzondere beslissingsprocedure mag in dienst worden gesteld zonder opstarten van de procedures hoofdstuk II en III zonder verdere toelating van de veiligheidsinstantie, op voorwaarde dat de vergunning/certificaat houder aan de veiligheidsinstantie schriftelijk verklaart dat het subsysteem en de doorgevoerde wijziging niet- significant verschilt qua ontwerpparameters met het project van een referentiedossier (=verklaring van overeenstemming met het referentiedossier). De aanvrager zal als aanbestedende entiteit een nieuwe EG-keuringsverklaring overmaken aan de veiligheidsinstantie Deze EG-keuringsverklaring vermeldt de toepasselijke EG-certificaten van het referentiedossier en bevat een verklaring van overeenstemming uit hoofde van de infrastructuurbeheerder /spoorwegonderneming.

9 De houder van de veiligheidsvergunning of het veiligheidscertificaat zal, in overeenstemming met de gemeenschappelijke veiligheidsmethodes van de verordening CSM,de nodige procedures voorzien in zijn veiligheidsmanagementssysteem voor het toepassen van de bijzondere beslissingsprocedure. Indien de veiligheidsinstantie in het kader van haar controle-opdracht op de vergunning/certificaat nonconformiteiten vaststelt in de toepassing van de bijzondere beslissingsprocedure, kan zij, naast toepassing van de maatregelen van de Wet exploitatieveiligheid, te allen tijde de procedure van toelating tot indienststelling opleggen. Hoofdstuk IX : diverse bepalingen Alle aanvragen worden ingediend bij de veiligheidsinstantie op het adres dat deze laatste op zijn website bekend maakt. Het dossier moet bestaan uit een papieren versie en een elektronische versie. De veiligheidsinstantie kan, indien nodig, vragen de nodige software te leveren voor het lezen van de elektronische versie. Alle briefwisseling van de aanbestedende entiteit vermeldt het unieke oprichtingsnummer van de ondernemingsbank, postadres, telefoonnummer, adres en het eventuele Internet adres, alsook alle andere toepasselijke informatie De aanvraag moet ingediend worden in het Frans of Nederlands. De bijhorende certificaten dienen opgesteld te worden in het Frans of Nederlands of het Engels, indien dit niet het geval zou zijn, dient er een officiële vertaling in het Frans of Nederlands toegevoegd. Indien het technisch dossier niet in het Nederlands, Frans, Duits of Engels is opgesteld, dient er een samenvatting gemaakt te worden in één van de toegelaten talen. Indien het technische dossier afkomstig is van een andere Europese lidstaat zal er een conformiteitsverklaring van een bevoegde instantie van die lidstaat of van de Europese Commissie worden bijgevoegd aan de vertaalde kopie.

10 Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen City Atrium Vooruitgangstraat Brussel Document versie 2 Datum 01/05/2012 Opgesteld door J-Cl Lermusieaux Goedgekeurd door A.Latruwe

11