Groeicurve Première en Sinora (2016)

Transcriptie

1 Groeicurve en (2016) V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Al verschillende jaren op rij volgen PCA en Inagro de groei op van meerdere (half)vroege rassen op praktijkpercelen. Tijdens 2016 werden 8 velden en 8 met opgevolgd. Het planten kwam maar traag op gang. Er werd gestart rond 23 maart, maar na enkele dagen werden de werkzaamheden onderbroken door regen. Vooral werd gemiddeld twee weken later geplant. Ondanks de ongunstige weeromstandigheden in het voorjaar werd al van bij de eerste proefrooiing van en een opbrengst behaald die weinig afweek van het meerjarig gemiddelde. Als we van elk perceel de laatst gekende opbrengst in rekening brengen dan haalde bruto 40 ton/ha en 42 ton/ha. Alle percelen bereikten een voldoende hoog onderwatergewicht. De frietkwaliteit van was duidelijk een stuk beter dan van. De smaak na koken bereikte vaak moeizaam een goede score. Vooral bij werden vaker gekloven knollen gevonden en op het einde van het groeiseizoen ook meerdere groene knollen. Proefopzet In 2016 volgden PCA en Inagro 16 praktijkpercelen op in de zand(leem)streek (regio Kortemark en Deinze). Het ging om het vroege ras (8x) en het halfvroege ras (8x). Deze variëteiten nemen elk een belangrijk deel van het areaal (half)vroege rassen in. Op drie of vier tijdstippen werden telkens op twee plaatsen op het perceel vijf struiken gerooid. Tevens werd bij deze proefrooiingen de bak- en kookkwaliteit nagegaan. Gezien de aardappelen een andere voorgeschiedenis hebben (andere percelen, verschillende telers, andere bemesting, uiteenliggende plantdatum ) is het vergelijken van deze twee rassen met deze proefopzet niet mogelijk. Het gaat hier dus zeker niet om een vergelijkende rassenproef. Bij de bepaling van de opbrengst werd telkens 20% afgetrokken van de bruto-opbrengst om de verliezen (door spuitsporen, kopakkers, enz.) in rekening te brengen. Start van het groeiseizoen: planten komt traag op gang De plantdatum van de 8 praktijkpercelen lag dit jaar gemiddeld rond 1 april. De helft werd geplant op 23 en 24 maart. Daarna duurde het twee weken vooraleer de overige percelen konden geplant worden tussen 6 en 12 april. De voorbije acht jaar lag voor de plantdatum rond 28 maart. De 8 praktijkpercelen werden dit jaar geplant rond 25 april. Eén perceel werd op 13 april geplant en vier andere velden tussen 20 en 23 april. Drie percelen werden pas 3 à 5 mei geplant. De voorbije jaren werden halfvroege rassen als en Anosta geplant rond 11 april.

2 Stengels en knollen Het aantal stengels en knollen per struik hangt af van het ras maar ook in grote mate van de potermaat. In Tabel 1 is het aantal stengels en knollen per struik af te lezen voor de twee rassen uitgesplitst per potermaat. Bij werden 3 percelen geplant met de grote potermaten 35/50 of 35/55mm zonder te snijden. De plantafstanden liepen uitéén van 38 tot 43 cm in de rij. Er werden gemiddeld 4,4 stengels en 13,4 knollen per struik gevormd. Dit ligt helemaal in de lijn met voorgaande jaren. Op de overige vijf opgevolgde velden werd het grote pootgoed 35/55 mm gesneden. Aan deze struiken kwamen zo n 4,4 stengels en 15,8 knollen. De plantafstanden varieerden van 32 tot 43 cm. Ook de voorbije jaren werd de gesneden grote potermaat het meest gebruikt en vormde dan iets minder stengels (4,0) en knollen (14,1) per plant. Vijf percelen werden geplant met de potermaat 28/35mm. Aan deze planten kwamen gemiddeld 2,5 stengels en 9,3 knollen per struik. De plantafstand in de rij varieerde sterk tussen de percelen gaande van 29 tot 39 cm. Op twee percelen werden grote potermaten uitgeplant zonder te snijden. Deze gaven zo n 4 stengels en 13,6 knollen per plant en werden op respectievelijk 38 en 41 cm geplant. Slechts één perceel werd geplant met groot, gesneden pootgoed op een afstand van 36 cm. Aan deze planten groeiden 3,9 stengels en 13 knollen. De voorbije jaren was gesneden groot pootgoed wel de meest gebruikte potermaat en vormde gemiddelde 3,5 stengels per plant en 13,5 knollen. Tabel 1 Aantal stengels en knollen per potermaat en PREMIERE SINORA Potermaat Aantal stengels Aantal knollen Potermaat Aantal stengels Aantal knollen (x aantal percelen) per struik per struik (x aantal percelen) per struik per struik 28/ (5) 2,5 9,3 Gemiddelde 2009-'10-'13-'14 (8) 2,4 9,9 35/50 en 35/55 niet gesneden 35/45 en 35/55 niet gesneden 2016 (3) 4,4 13, (2) 4,0 13,6 Gemiddelde 2006-'14 (18) 4,4 13,4 Gemiddelde 2009-'10-'13-'14 (3) 3,9 13,0 35/55 gesneden 35/55 en 40/55 gesneden 2016 (5) 4,4 15, (1) 3,9 13,0 Gemiddelde 2006-'14 (36) 4,0 14,1 Gemiddelde 2009-'10-'13-'14 (21) 3,5 13,5 Opbrengst De 8 percelen haalden op 27 juni, na gemiddeld 87 groeidagen, een bruto-opbrengst (alle sorteringen en afval) tussen 18 en 29 ton/ha. Dit kwam gemiddeld neer op 24 ton/ha. De vroegst geplante percelen (maart) haalden een opbrengst van 25 ton/ha met 11 ton/ha in de sortering +50mm. De laat geplante velden (eerste helft april) haalden een opbrengst rond 23 ton/ha met 8 ton/ha in de grove sortering. Het verschil tussen beide groepen bleef dus beperkt. Op 6 juli (96 groeidagen) was de opbrengst sterk gestegen tot 31 ton/ha. De laatst geplante percelen vertoonden de grootste groeispurt waardoor deze percelen nu zelfs de hoogte opbrengst haalden. Hetzelfde scenario zagen we ook bij de grofte van de partijen. Bij de derde staalname op 18 juli waren ondertussen 2 percelen gerooid. De opbrengst bleef vlot stijgen en kwam op 42 ton/ha, met weinig verschil tussen de vroeg en laat geplante velden.

3 Bij de laatste staalname eind juli konden maar 3 percelen meer bemonsterd worden met een brutoopbrengst tussen 41 en 49 ton/ha. Als we van elk perceel de laatst gekende opbrengst in rekening brengen dan lag deze voor de 8 percelen samen op 40 ton/ha. De voorbije jaren lag de bruto-opbrengst vlak voor de oogst op 38 ton/ha. De groeicurve van de referentiepercelen liep vrij gelijkaardig (of net iets hoger) met het gemiddelde van de voorbije jaren na evenveel groeidagen (38 ton/ha). Grafiek 1 Opbrengst van praktijkpercelen Op 18 juli haalden de 8 percelen gemiddeld 84 groeidagen. De bruto-opbrengst (alle sorteringen en afval) bedroeg 28 ton/ha met een zeer grote spreiding van 21 tot 43 ton/ha, waarbij de laagste opbrengsten niet noodzakelijk bij de laatst geplante percelen terug te vinden waren. Ongeveer 19 ton (of 65%) van de opbrengst bestaat uit grove aardappelen (sortering +50mm). Negen dagen later was de aangroei iets minder dan we verwachtten. De opbrengst lag toen gemiddeld op 34 ton/ha. De drie later geplante percelen (begin mei) haalden dan wel een lagere opbrengst (gemiddeld 30 ton/ha) t.o.v. de vroeger geplante velden (37 ton/ha). Op 8 augustus bleven de later geplante percelen een lagere opbrengst behalen; het verschil was wel opnieuw kleiner geworden. De bruto-opbrengst bedroeg gemiddeld 42 ton/ha waarvan 35 ton/ha in de grove sortering (+50mm). De drie percelen die een tweetal weken terug werden beregend, kenden niet noodzakelijk de grootste groei. De opbrengst schommelde bij elke proefrooiing rond het meerjarig gemiddelde (na evenveel groeidagen).

4 Grafiek 2 Opbrengst van praktijkpercelen Kwaliteit Het onderwatergewicht bleef bij de eerste proefrooiing eind juni steken op 299 g/5kg. Zowel het weinig aantal groeidagen (87) als de natte omstandigheden lagen hieraan aan de basis. De laat geplante velden hadden duidelijk het laagste onderwatergewicht. De daarop volgende weken ging het onderwatergewicht vlot omhoog. De eerste twee staalnames bleef de frietindex hangen op aanvaardbaar of matig. Pas vanaf half juli kwam de frietindex op één perceel op een goed niveau. Bij de eerste staalname bleef ook de smaak na koken ondermaats, hoofdzakelijk bij de laat geplante percelen. Begin juni was er nog weinig verband met het onderwatergewicht of de plantdatum. De kookkwaliteit vertoonde week na week een nogal grillig patroon waarbij er telkens percelen waren met een goede smaak, maar eveneens met een onvoldoende. De hoeveelheid uitval (rot, misvormd, gekloven, groen) bleef meestal beperkt. Op 1 perceel werd wel 9% gekloven knollen aangetroffen bij de laatste staalname. Bij de eerste proefrooiing half juli lag het onderwatergewicht al meteen op een gemiddelde van 342 g/5kg. De daarop volgende weken bleef het onderwatergewicht stijgen waardoor op 8 augustus alle percelen boven de 360 g/5kg uitkwamen. De frietindex was al meteen bij de eerste staalname (zeer) goed en eind juli was de frietkwaliteit nog verbeterd. Bij de laatste staalname haalden alle percelen een zeer goede frietindex. 84 groeidagen was nog te vroeg voor een goede smaak na koken. Ook eind juli scoorden bijna alle percelen nog maar net voldoende. Eerste helft augustus was de smaak na koken duidelijk verbeterd waarbij vijf percelen een (zeer) goede smaak hadden. Op de percelen met werden wel wat meer gekloven knollen teruggevonden op vier percelen. De laatste staalname kwamen er ook meer groene knollen voor.

5 Tabel 2 Opbrengst en kwaliteit van en 2016 Groeidagen Aantal Opbrengst (ton/ha) Sortering OWG Smaak 1 Bakkleur 2 percelen -35 mm mm +50 mm Totaal +50 mm(%) (g/5kg) (1-9) (0-6) ,8 3, ,8 3, ,8 3, ,2 3, ,5 2, ,4 2, ,1 1,7 1 Smaak na koken op een schaal van 1 = zeer slecht tot 9 = zeer goed LCA Bakkleur op een schaal v an 0 tot 2,4 = zeer goed 2,5 tot 2,9 = goed 3 tot 3,4 = aanvaardbaar (met of zonder aftrek) 3,5 tot 3,9 = matig (met of zonder aftrek) > 4 = onvoldoende Besluit De eerste opgevolgde percelen werden geplant op maart. Door de regen werden de veldwerkzaamheden stilgelegd gedurende twee weken. De gemiddelde plantdatum van de 8 percelen lag iets later dan normaal. De praktijkpercelen werden 14 dagen later geplant dan de voorbije jaren. Desondanks werd reeds van bij de eerste proefrooiing (27 juni, 18 juli ) een brutoopbrengst behaald die weinig afweek van het meerjarig gemiddelde. Als we van elk perceel de laatst gekende opbrengst in rekening brengen dan haalde bruto 40 ton/ha en 42 ton/ha. Het meerjarig gemiddelde van ligt rond 38 ton/ha en van rond 41 ton/ha. Alle percelen bereikten een voldoende hoog onderwatergewicht. De frietkwaliteit van was duidelijk een stuk beter dan van. De smaak na koken bereikte vaak moeizaam een goede score. Vooral bij werden vaker gekloven knollen gevonden en op het einde van het groeiseizoen ook meerdere groene knollen.