Tijdelijke nadere regels stimulering innovatie Begeleiding Rotterdam Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Transcriptie

1 Tijdelijke nadere regels stimulering innovatie Begeleiding Rotterdam 2013 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 18 september 2012; registratienr ; gelet op artikel 4, eerste lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2005; overwegende dat het noodzakelijk is om tijdelijke nadere regels te stellen in het kader van de subsidieverlening ten behoeve van de stimulering innovatie begeleiding met het oog op de verwachte wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en Wet maatschappelijke ondersteuning; besluit vast te stellen: Tijdelijke nadere regels stimulering innovatie Begeleiding Rotterdam 2013 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; b. mensen met een beperking: inwoners van Rotterdam met een beperking, chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 o, van de Wet maatschappelijke ondersteuning; c. extramurale begeleiding: de functie Begeleiding zoals die nu onderdeel uitmaakt van de AWBZ en die verleend wordt in een extramurale setting waarbij er geen sprake is van een koppeling aan de functie Verblijf en de begeleiding niet als onderdeel van een Zorgzwaartepakket of Volledig Pakket Thuis wordt verstrekt; d. cluster MO: cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Rotterdam; e. verordening: Subsidieverordening Rotterdam Artikel 2 Doel en vorm van de subsidie 1. Een subsidie op grond van deze nadere regels heeft ten doel om nieuwe oplossingen te ontwikkelen in het domein van zorg of ondersteuning, die mensen in staat stellen om langer zelfstandig te wonen en zo mogelijk ook de regie over het eigen leven te laten behouden of te versterken. 2. Deze nieuwe oplossingen dienen een bijdrage te leveren aan: a. in algemene zin: het behoud of de bevordering van de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie van ouderen en mensen met een beperking; b. meer specifiek: het behoud of de bevordering van de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie van Rotterdammers die momenteel extramurale begeleiding uit de AWBZ krijgen. pagina 1

2 3. De subsidie heeft de vorm van een incidentele budgetsubsidie. Artikel 3 Aanvragers Instellingen of organisaties kunnen een aanvraag doen op grond van deze nadere regels als zij beschikken over aantoonbare deskundigheid ten aanzien van: a. mensen met een beperking; b. gebruikers van extramurale begeleiding op grond van de AWBZ. Artikel 4 Subsidiabele activiteiten 1. Een instelling kan ten behoeve van de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelstelling een subsidie aanvragen voor één of meerdere van de volgende activiteiten: a. ontwikkelen van nieuwe werkmethoden en standaarden; b. ontwikkelen van nieuwe vervoers- en verplaatsingsmiddelen en methoden; c. nieuwe inzet van infrastructuur en gebouwen; d. ontwikkelen van samenwerkingsvormen en bedrijfsformules; e. ontwikkelen van nieuwe product- en financiële arrangementen. 2. Onder nieuw wordt in dit kader verstaan: nog niet eerder toegepast in Rotterdam ten behoeve van Rotterdamse ouderen of Rotterdammers met een beperking. 3. Activiteiten als bedoeld in het eerste lid richten zich op minimaal vijf mensen met een beperking en worden in de praktijk toegepast. Artikel 5 Doelgerichte criteria 1. De te ontwikkelen projecten moeten na afronding in meerdere gebieden van Rotterdam toepasbaar zijn. 2. Daarnaast moeten de te ontwikkelen activiteiten waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend een bijdrage leveren aan minimaal vier van de volgende criteria: a. het behoud of vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van Rotterdammers in een zelfstandige woonsituatie en zo mogelijk het behouden en versterken van de regie over het eigen leven; b. het versterken van de competenties van ondersteuningsvragers; c. de vorming of versterking van sociale netwerken of potentiële ondersteuningsnetwerken van Rotterdammers; d. aansluiting bij burgerinitiatief; e. handelingsvrijheid van professionals over het professionele domein; f. een gemiddeld kleinere inzet van professionele hulp per cliëntsysteem; g. een optimaal gebruik van schaarse professionele inzet; h. de beheersbaarheid van groei en kosten van het gemeentelijke ondersteuningsaanbod. Artikel 6 Uitsluitinggronden Er bestaat geen recht op subsidie op grond van deze nadere regels voor zover de instelling voor dezelfde activiteiten en periode een financiering ontvangt op grond van de AWBZ, de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, een overeenkomst of een andere subsidieregeling, tenzij het cofinanciering betreft als bedoeld in artikel 8, tweede lid. pagina 2

3 Artikel 7 Beoordeling subsidieaanvragen 1. Een beoordelingsgroep beoordeelt de subsidieaanvragen en brengt hierover advies uit aan degene die met de besluitvorming over de aanvragen is belast. 2. De beoordelingsgroep bestaat uit: a. projectleider decentralisatie AWBZ; b. beleidsmedewerker Wmo stedelijk; c. beleidsmedewerker Wmo deelgemeentelijk. 3. De beoordelingsgroep laat zich adviseren door een vertegenwoordiger van adviesorganisatie SPA De beoordelingsgroep beoordeelt de aanvraag op de volgende criteria en geeft op basis hiervan een rangorde aan: a. mate waarin de subsidieaanvraag en de voorgestelde activiteiten voldoen aan de eisen en criteria, genoemd in de verordening en deze nadere regels; b. aanwezigheid van uitsluitinggronden; c. kwaliteit van de subsidieaanvraag; d. mate waarin de voorgestelde activiteiten kunnen bijdragen aan de doelstelling van deze subsidieregeling in het betreffende gebied; e. de aanwezigheid van een duidelijke kosten-batenanalyse per uur zorg of ondersteuning. 4. De beoordelingsgroep kan daarnaast bij de bepaling van de rangorde rekening houden met een wenselijke verdeling van de projecten over de gemeente. Artikel 8 Subsidieplafond en verdeelsleutel 1. Het subsidieplafond voor de subsidieverlening op grond van deze nadere regels bedraagt voor het kalenderjaar , Aanvrager draagt een cofinanciering bij met een omvang van ten minste het door het college gesubsidieerde bedrag. 3. Aanvrager draagt er zorg voor dat de cofinanciering tot uiting komt in het activiteitenplan, als onderdeel van de bij de gesubsidieerde activiteiten behorende begroting. 4. Bijdragen in natura zijn toegestaan, mits deze tot uiting komen in - naar aard en omvang - gespecificeerde activiteiten door de aanvrager. 5. Het college beslist op basis van het advies van de beoordelingsgroep, bedoeld in artikel 7, over de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag op basis van de in artikel 7, derde en vierde lid, genoemde criteria. 6. Het maximaal te subsidiëren bedrag per aanvraag is , Er worden maximaal zes aanvragen gehonoreerd. Artikel 9 Wijze en tijdstip van indienen aanvraag 1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, onder b, van de verordening, moet de aanvraag op het daarvoor ter beschikking gestelde aanvraagformulier door het college zijn ontvangen vóór 15 november De aanvraag moet worden gezonden naar: Projectleider decentralisatie AWBZ Afdeling Beleid Directie Activering en Welzijn Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling postadres: Postbus 1024; 3000 BA Rotterdam bezoekadres: Librijesteeg 4; 3011 HN Rotterdam pagina 3

4 adres: 3. In aanvulling op de in artikel 6 van de verordening gevraagde bescheiden bevat de aanvraag tevens: a. een ondertekende verklaring van de instellingen waarmee aanvrager het project wenst uit te voeren, waaruit het akkoord met het activiteitenplan en de bereidheid tot medewerking van de betreffende instellingen blijkt; b. een door de instelling ondertekende verklaring dat de in artikel 6 genoemde uitsluitingsgrond niet van toepassing is; c. een voorstel waaruit blijkt op welke wijze de aanvrager de behaalde resultaten bij de subsidievaststelling zichtbaar zal maken, ofwel aantoont in welke mate de activiteiten hebben bijgedragen aan het stimuleren van de innovatie van Begeleiding aan Rotterdamse burgers. Artikel 10 Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking van het Gemeenteblad waarin zij worden gepubliceerd en gelden tot en met 31 december Deze nadere regels worden op 1 januari 2014 ingetrokken. Artikel 11 Citeertitel Deze nadere regels worden aangehaald als: Tijdelijke nadere regels stimulering innovatie Begeleiding Rotterdam Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 september De secretaris, De burgemeester, Ph. F. M. Raets A. Aboutaleb Dit gemeenteblad is uitgegeven op 19 september 2012 en ligt op werkdagen van 8.30 tot uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie) pagina 4

5 (Zie ook: Gemeentebladen) pagina 5

6 Toelichting Algemene toelichting Innovatie door middel van pilots in 2013 De decentralisatie van de AWBZ-functie Begeleiding zal naar verwachting binnen afzienbare termijn vorm krijgen, wellicht als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen. Rotterdam gaat ervan uit dat binnen afzienbare termijn belangrijke delen van de AWBZ onder gemeentelijke verantwoordelijkheid zullen worden uitgevoerd. Rotterdam wil het jaar 2013 zien als een transitie- en transformatieperiode. Dit jaar kan worden gebruikt als voorbereidings- en leerjaar op de komende ontwikkelingen. Hoe dan ook zal het vanuit het perspectief van de gemeente gaan om een ingewikkelde diversiteit aan doelgroepen en ondersteuningsvragen en een deels ook nieuw werkveld. De Tijdelijke nadere regels stimulering innovatie Begeleiding Rotterdam 2013 heeft daarom een focus op de huidige doelgroep extramurale begeleiding, maar plaatst deze in een bredere context van het versterken van zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie van kwetsbare Rotterdammers. Rotterdam wil in overleg met het werkveld en de belangenorganisaties tot innovatieve oplossingen komen en wil hiertoe een beperkt aantal pilotprojecten mogelijk maken. Daarbij worden daarbij de volgende thema s en vragen voorgesteld als uitgangspunt bij de verdere ontwikkeling: Thema toegang tot zorg & welzijn Hoe om te gaan met de leveringsvormen van de begeleiding (meer innovatieve toepassing van het persoonsgebonden budget, mogelijkheden voor flexibilisering en kwaliteitsverbetering zorg in natura). Op welke wijze het versterken van zelfredzaamheid een betere plaats kan krijgen in het bepalen van het ondersteuningsaanbod. Thema vernieuwing van het product begeleiding Hoe lichtere en meer preventieve inzet vanuit de welzijnssector en het vrijwilligerswerk (algemeen vrijwilligerswerk, maar bijvoorbeeld ook vrijwilligersinzet vanuit sportverenigingen of anderszins) maximaal te benutten ter (gedeeltelijke) voorkoming van professionele inzet van begeleiding. Hoe synergie tot stand te brengen tussen de begeleiding aan diverse doelgroepen (welke vormen van begeleiding kunnen met behoud of verbetering van kwaliteit aan een combinatie van doelgroepen worden aangeboden). Hoe een optimale verhouding te bereiken tussen individuele- en groepsbegeleiding (in Rotterdam wordt verhoudingsgewijs veel individuele begeleiding aangeboden).welke mogelijkheden zijn er om de efficiency van de ingezette begeleiding te vergroten, welke technologische innovaties zijn (in samenhang met ingezette pagina 6

7 innovatietrajecten Living Labs) hiervoor het meest kansrijk, welke impact is er op de kwaliteit van de begeleiding. Thema werk is de beste zorg Hoe een zodanige koppeling tot stand te brengen tussen zorg en werk, dat er synergie ontstaat tussen deze twee domeinen, meer specifiek tussen diverse vormen van dagbesteding en werkcentra. Thema werk vervoer Hoe een grotere synergie tot stand te brengen in de diverse vormen van vervoer waar het concern Rotterdam vanuit diverse beleidsvelden voor verantwoordelijk is (openbaar vervoer, wijkbussen, vervoer op maat, leerlingenvervoer, vervoer sociale werkvoorziening en straks dus ook doelgroepenvervoer). Hoe de inzet van vervoersvoorzieningen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen door bijvoorbeeld gecombineerd gebruik, of verkorting van de vervoersafstand door een slimmere keuzes in de dagbestedingslocatie. Thema randvoorwaardelijk Het slim gebruiken van maatschappelijk (en gemeentelijk) vastgoed. Het gaat hierbij om twee gedachtelijnen: beter gebruik van vastgoed voor dagbesteding/dagvoorzieningen, dat nu voor cliënten met beperkingen wordt gebruikt, door bijvoorbeeld deze ruimte ook te gebruiken voor niet-beperkte bewoners. En andersom: het gebruiken van algemene ruimte voor mensen met een beperking. Pilotaanvragen winnen aan kracht als ze de verbinding zoeken bij woonservicegebieden in de stad. In Rotterdam zijn in totaal 21 woonservicegebieden in ontwikkeling. Er is sprake van integrale zorg en dienstverlening, georganiseerd vanuit een servicepunt, zorgpunt of steunpunt. De resultaten en organisatienetwerken die door deze ontwikkeling zijn ontstaan verschillen per deelgemeente of per gebied. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen De definities die al zijn opgenomen in de verordening zijn niet herhaald, maar wel van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels. Bij mensen met een beperking, zoals omschreven onder b., zijn geen leeftijdsgroepen uitgezonderd en moeten ook jeugdigen en ouderen met een beperking (bijvoorbeeld door beginnende dementie) worden begrepen. Bij extramurale begeleiding, zoals omschreven onder c., zijn evenmin leeftijdsgroepen uitgezonderd en zijn alle momenteel voorkomende grondslagen voor zorg in de AWBZ van toepassing, te weten: beperkingen van somatische, psychiatrische of psychogeriatrische, lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke aard. pagina 7

8 Artikel 2 Doel en vorm van de subsidie De Wet maatschappelijke ondersteuning heeft tot doel de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie van burgers te versterken. Deze doelstelling wordt hier ten aanzien van ouderen en mensen met een beperking overgenomen. De budgetsubsidie wordt verder omschreven in artikel 19 van de verordening. Artikel 3 Aanvragers Aanvragers moeten over aantoonbare deskundigheid beschikken met betrekking tot de beoogde doelgroepen voor de innovatie. De doelgroepen zijn hier afgebakend tot de huidige gebruikers van ondersteuning in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, alsmede de huidige en toekomstige gebruikers van de functie Begeleiding, zoals nu omschreven in de AWBZ. Het betreft daarmee innovaties die betrekking hebben op zelfstandig wonende Rotterdammers. Innovaties die betrekking hebben op intramurale zorg zijn daarmee niet relevant voor deze regeling. De deskundigheid moet blijken uit de ingediende aanvraag en is ter beoordeling aan de commissie zoals omschreven in artikel 7. Diverse instellingen die actief zijn op de terreinen zorg, wonen, participatie en welzijn kunnen een subsidieaanvraag indienen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: a. zorgaanbieders, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder i, van de AWBZ; b. zorgaanbieders die zorg verlenen in het kader van de Zorgverzekeringswet; c. aanbieders van technologische innovaties zonder winstoogmerk; d. wijkgerichte bewoners- of belangenorganisaties; e. welzijnsorganisaties; f. woningcorporaties; g. vrijwilligersorganisaties. Verschillende categorieën aanvragers kunnen zich verenigen in een samenwerkingsverband. In dat geval moet deze samenwerking uit de aanvraag blijken, doordat de samenwerkende instellingen een verklaring tekenen dat zij het eens zijn met het activiteitenplan en met de samenwerking. De aanvragende instelling blijft ook in het geval van samenwerking tussen meer partijen het aanspreekpunt in de subsidierelatie. De manier waarop de samenwerking tussen de instellingen wordt vormgegeven moet blijken uit het activiteitenplan en is verder de verantwoordelijkheid van de aanvragende instelling. Artikel 4 Subsidiabele activiteiten In dit artikel worden de soorten activiteiten genoemd die voor subsidie in aanmerking kunnen komen, mits de activiteiten gericht zijn op het doel, zoals genoemd in artikel 2. Uiteraard is ook een combinatie van activiteiten mogelijk. Artikel 5 Doelgerichte criteria De doelgerichte criteria sluiten aan bij de doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en bij de vernieuwing in het domein van zorg en welzijn. pagina 8

9 Als er sprake is van een mogelijkheid tot financiering van de aanvraag vanuit een andere bron, is een beroep op subsidie op grond van deze nadere regels niet mogelijk. Artikel 6 Uitsluitingsgronden Er bestaat geen recht op subsidie als er andere financieringsbronnen aanwezig zijn. Artikel 7 Beoordeling subsidieaanvragen De beoordelingsgroep Stimulering Innovatie Begeleiding beoordeelt de subsidieaanvragen. De commissie bestaat uit drie vaste leden. De commissie laat zich adviseren door een vertegenwoordiger van adviesorganisatie Spa22. Met deze vertegenwoordiger is een geheimhoudingsplicht overeengekomen ten aanzien van de ingediende aanvragen. Deze commissie beoordeelt of de subsidieaanvraag aan alle criteria voldoet. Daarnaast bekijkt de commissie de kwaliteit van het project en de mate waarin het project bijdraagt aan gewenste vernieuwing. Uiteindelijk selecteert de commissie de beste projecten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. In het derde lid wordt een analyse van kosten en baten gevraagd. Het gaat hierbij in het stadium van de aanvraag om een onderbouwde aanname dat de innovatie zal bijdragen aan het beheersen van kosten van het gemeentelijke ondersteuningsaanbod in de nabije toekomst. Bij het in uitvoering nemen en het vorderen van het innovatieproject, zal aanvrager ook om nadere uitwerking en bewijsvoering voor deze verwachte kostenbeheersing worden gevraagd. Het uiteindelijke besluit over de aanvragen wordt namens het college genomen door een daartoe gemandateerd persoon. Zie ook artikel 8. Artikel 8 Subsidieplafond en verdeelsleutel Voor subsidieverlening op grond van deze nadere regels is een subsidieplafond vastgesteld. Dit subsidieplafond geldt gedurende het gehele jaar Indien het gevraagde bedrag op grond van de subsidieaanvragen het subsidieplafond overstijgt, bepaalt de beoordelingsgroep Stimulering Innovatie Begeleiding welke projecten voor subsidie in aanmerking komen. Allereerst wordt hierbij gekeken naar de mate waarin de projecten voldoen aan de in artikel 7, vierde lid, genoemde criteria en de mate waarin de projecten een bijdrage leveren aan de doelstelling van deze subsidieregeling. Ook wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een wenselijke verdeling van de subsidiebedragen over de stad. Zoals gesteld in het zevende lid worden maximaal zes aanvragen gehonoreerd. Daarmee is het mogelijk dat er in een aanvraag een accent ligt op een of meer van de thema s voor verdere ontwikkeling, zoals genoemd in de Algemene Toelichting. Artikel 9 Wijze en tijdstip van indienen aanvraag en besluitvorming Aanvragen moeten zijn ingediend vóór 15 november Aanvragers worden vóór 15 december 2012 geïnformeerd over het advies van de beoordelingsgroep. Het uiteindelijke besluit op de aanvraag wordt uiterlijk 31 december 2012 verzonden. pagina 9

10 Op grond van de verordening en de Uitvoeringsregeling subsidieverordening Rotterdam 2005 wordt reeds een aantal eisen gesteld aan de wijze waarop de aanvraag voor een subsidie moet worden ingediend. In aanvulling daarop wordt gevraagd een extra aantal bescheiden aan te leveren, die te maken hebben met het doel en de criteria voor subsidieverlening. pagina 10