Samenvatting van Education at a Glance 2007

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting van Education at a Glance 2007"

Transcriptie

1 Samenvatting van Education at a Glance 27

2

3 Samenvatting van Education at a Glance 27

4 Dit document is opgesteld door de directie FEZ en de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij: Hella Borking ( ; h.borking@minocw.nl) of Daphne de Wit ( ; d.p.s.dewit@minocw.nl) Samenvatting Education at a Glance 27 2

5 Inhoudsopgave 1. Inleiding Een internationale vergelijking van het Nederlands onderwijs Opbouw van de samenvatting Onderwijsuitgaven Onderwijsuitgaven als percentage van het BBP Onderwijsuitgaven per leerling/ student Publieke en private uitgaven aan hoger onderwijs Kwaliteit van het onderwijsproces Curriculum in het primair en secundair onderwijs Aantal lesuren Aantal leerlingen per docent Onderwijspersoneel Deelname aan het onderwijs Aantal jaren onderwijs Deelname hoger onderwijs Resultaten van het onderwijs Prestaties van leerlingen Het opleidingsniveau van de bevolking Opleidingsniveau naar studierichting Onderwijs en arbeidsmarkt...33 Annex I Onderwijsstructuur van Nederland en referentielanden...35 Annex II Internationale classificatie van onderwijsprogramma s...37 Samenvatting Education at a Glance 27 3

6 1. Inleiding 1.1 Een internationale vergelijking van het Nederlands onderwijs De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) brengt jaarlijks een publicatie uit met indicatoren op het gebied van het onderwijs onder de titel Education at a Glance. Het rapport voor 27 is gebaseerd op cijfers uit 25 en daar waar geen recentere gegevens beschikbaar zijn op cijfers uit 24 of 23. Op basis van het rapport is het mogelijk het Nederlandse onderwijs op verschillende aspecten te vergelijken met dat van andere landen. Ook kan met de gegevens in Education at a Glance inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre Nederlanders qua opleidingsniveau kunnen concurreren op een steeds meer internationaal wordende arbeidsmarkt. Tot slot kunnen we de gegevens in Education at a Glance gebruiken om van te leren. Indien landen op aspecten beter scoren dan Nederland, rijst de vraag waarom zij beter scoren en wat wij anders kunnen doen om beter te gaan presteren. Hoewel Education at a Glance veel boeiende gegevens bevat over het onderwijs in dertig landen en het de best beschikbare manier is om het Nederlandse onderwijs internationaal te ijken, is voorzichtigheid geboden. Ten eerste zijn de onderwijssystemen tussen landen dusdanig verschillend dat een exacte vergelijking binnen het onderwijs lastig is. Daarnaast valt veel van wat zich binnen het onderwijs afspeelt niet uit te drukken in cijfers. Onderwijsprestaties worden in belangrijke mate bepaald door factoren zoals de inzet en toewijding van leraren, betrokkenheid van ouders, een goed gekozen combinatie van pedagogische technieken en inspirerend schoolleiderschap. Dit soort zaken laten zich moeilijk in cijfers vatten. 1.2 Opbouw van de samenvatting Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap publiceert jaarlijks op dezelfde dag als dat Education at a Glance uitkomt, een samenvatting met als doel de positie van het Nederlands onderwijsstelsel in internationaal perspectief zichtbaar te maken voor een breed publiek. Bij de vergelijking met andere landen worden vooral landen gekozen waarvoor het relevant is om een vergelijking te maken. Het gaat dan om landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau en vergelijkbare cultuur. Om te beginnen zijn dat de ons omringende landen België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Denemarken. Daarnaast is Finland opgenomen omdat dit land wordt gezien als een goed voorbeeld van een kennissamenleving. Om een representatief beeld van de verschillende regio s in de EU te kunnen krijgen, zijn Zweden, Spanje, Italië, Tsjechië en Polen als referentielanden opgenomen. Daarnaast zijn gezien de concurrentie tussen VS en Europa om de sterkste kenniseconomie de VS in de vergelijking opgenomen. Tot slot worden het OESO gemiddelde en het EU gemiddelde in de figuren weergegeven. Voor het EU gemiddelde geldt dat dit is gebaseerd op 19 van de 27 landen omdat acht EU-landen geen lid van de OESO zijn en dus niet in Education at a Glance staan. In enkele figuren zijn andere landen opgenomen dan de hier genoemde landen. Dit heeft te maken met de beschikbaarheid van gegevens van sommige indicatoren. Samenvatting Education at a Glance 27 4

7 In de samenvatting worden vooral de indicatoren uitgelicht die voor Nederland relevant zijn. Het gaat hierbij enerzijds om algemene indicatoren die een beeld geven van het onderwijsstelsel. Daarnaast worden indicatoren beschreven die gezien de huidige politieke prioriteiten (beleidsprogramma en begroting 28) relevant zijn. De opbouw van deze samenvatting is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de input; wat stoppen we in het onderwijs en hoe verhoudt dit zich tot wat andere landen in hun onderwijs investeren? Hoofdstuk 3 focust op de throughput; wat gebeurt er zoal in het onderwijs en wat is de kwaliteit van het onderwijs? Hoofdstuk 4 kijkt naar de output van het onderwijs. Hierbij komen verschillende cijfers over de deelname aan het onderwijs aan bod. Hoofdstuk 5 behandelt de effecten van het onderwijs. Welke kwalificaties en vaardigheden doen Nederlanders op in het onderwijs en hoe presteren ze op de arbeidsmarkt? Tot slot zijn twee bijlagen opgenomen. In de eerste bijlage wordt een overzicht gegeven van de Nederlandse onderwijsstructuur en de onderwijsstructuur in de referentielanden. In de tweede bijlage is de internationale classificatie van onderwijsprogramma s die de OESO hanteert (ISCED), weergegeven. Samenvatting Education at a Glance 27 5

8 2. Onderwijsuitgaven De uitgaven aan onderwijs zijn de afgelopen jaren gestegen. Echter, ook in andere landen stegen de uitgaven. Hierdoor geeft Nederland in 24 een kleiner deel van het BBP aan onderwijs uit dan gemiddeld in de EU. De stijging van de uitgaven heeft zich vooral geconcentreerd in het funderend onderwijs. 2.1 Onderwijsuitgaven als percentage van het BBP Wanneer de uitgaven aan onderwijs internationaal worden vergeleken, wordt vaak gekeken naar de onderwijsuitgaven als percentage van het bruto binnenlands product. Als op deze manier de uitgaven van Nederland worden vergeleken met die in andere landen dan blijkt Nederland met 5,1% qua uitgaven onder het OESO (6,2%) en onder het EU (5,4%) gemiddelde te liggen. Dit geldt voor zowel het funderend onderwijs als het hoger onderwijs. Het gaat hierbij om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. Figuur 2.1 Uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage van het Bruto Binnenlands Product (24) VS DEN ZWE FRA FIN BEL VK DUI NED ITA TSJ SPA OESO EU-19 Pre- primair Primair & secundair Tertiair Bron: EaG 27, tabel B2.2, p. 26 Het gaat om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. Uit figuur 2.2 blijkt dat de uitgaven aan het onderwijs in Nederland tussen 1995 en 24 zijn gestegen van 4,8% van het BBP naar 5,1%. Overigens geldt ook voor andere landen dat de uitgaven zijn gestegen, waardoor het uitgavenniveau in Nederland onder het OESO- en EU-gemiddelde ligt. Samenvatting Education at a Glance 27 6

9 Figuur 2.2 Verandering in onderwijsuitgaven en in BBP, , naar onderwijsniveau = POL FIN SPA VS AUS VK NOO ZWE NED TSJ DEN ITA DUI OESO EU-19 Primair en secundair onderwijs Tertiair onderwijs Stijging BBP Bron: EaG 27, tabel B1.5, X.2.1, X2.2 en X2.3, p. 192, Het gaat om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. De uitgaven aan het funderend onderwijs zijn de afgelopen jaren sterker gestegen dan de economische groei. Echter, zoals uit figuur 2.3 blijkt zijn de uitgaven aan het hoger onderwijs achtergebleven bij de economische groei. Er zijn meer landen in Europa (Finland, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen) waar de uitgaven als percentage van het BBP voor het funderend onderwijs wel stegen terwijl ze in het hoger onderwijs achterbleven. Landen waar wel extra in het hoger onderwijs is geïnvesteerd zijn Polen, Spanje, Zweden, Tsjechië, Denemarken, Italië en Duitsland. Wil Europa de beste kenniseconomie ter wereld zijn, dan is een vergelijking met de Verenigde Staten interessant. Zoals valt te zien, zijn de uitgaven aan het hoger onderwijs in de Verenigde Staten veel sterker gestegen dan de economische groei en ook sterker dan in vrijwel alle Europese landen. 2.2 Onderwijsuitgaven per leerling/ student De indicator uitgaven als percentage van het BBP houdt geen rekening met demografische verschillen. Een jonge populatie kent relatief veel jongeren die onderwijs genieten. Het maakt uit of het aantal onderwijsdeelnemers in een land circa 2% van de bevolking bedraagt of 3%. Hier komt bij dat de economische groei van jaar tot jaar kan verschillen, waardoor de uitgaven aan onderwijs bij een absolute stijging toch als percentage van het BBP dalen, indien de economie sterker groeit dan de uitgaven aan onderwijs. We zagen dit in 2 gebeuren toen Nederland een zeer sterke economische groei doormaakte. We kunnen de onderwijsuitgaven ook relateren aan het aantal leerlingen. In figuur 2.3 zijn de uitgaven per leerling weergegeven. Aan een leerling in het funderend onderwijs geeft Nederland ongeveer evenveel uit als gemiddeld in de OESO of EU. Echter, in vergelijking met landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau zijn de uitgaven per leerling in Nederland lager. In Denemarken en de Verenigde Staten wordt bijvoorbeeld meer uitgegeven per leerling dan in Nederland. Ook in België zijn de uitgaven aan het funderend onderwijs iets hoger dan in Nederland. In het tertiair onderwijs geeft Nederland wel meer per student uit dan in omringende landen. Echter, ook hier zien we dat in Denemarken en de Verenigde Staten aanzienlijk meer wordt uitgegeven per student dan in Nederland. In het Verenigd Koninkrijk zijn de uitgaven per student ongeveer gelijk aan die in Nederland. Wat onderzoeksuitgaven betreft steken we ruim boven het gemiddelde uit. De Verenigde Staten en Samenvatting Education at a Glance 27 7

10 Denemarken hebben hogere uitgaven per student voor onderzoek dan Nederland. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het hier gaat om uitgaven aan onderzoek aan onderwijsinstellingen. In Nederland wordt een groot deel van het wetenschapsbudget uitgezet bij universiteiten terwijl in een aantal andere landen een aanzienlijk deel van het budget ook buiten het onderwijs wordt uitgegeven. Voor vrijwel alle landen geldt dat de uitgaven per student/ leerling aan hoger onderwijs en onderzoek hoger liggen dan voor het funderend onderwijs. Figuur 2.3 Uitgaven per leerling/student, naar onderwijsniveau, in euro s (24) VS DEN ITA BEL NED VK FIN FRA DUI TSJ OESO Primair Secundair Tertiair excl. R&D Tertiair incl R&D EU- primair EU- secundair EU-Tertiair incl. R&D Bron: EaG 27, tabel B1.1a, p. 186 N.B. EU tertiair excl. R&D is vrijwel gelijk aan EU-secundair. Hiervoor is dus geen aparte lijn opgenomen. Het gaat om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. Wanneer we vervolgens de ontwikkeling sinds 1995 in het aantal leerlingen ten opzichte van de ontwikkeling in de uitgaven aan onderwijs bekijken, dan zien we in figuur 2.4 dat Nederland de afgelopen tien jaar relatief gezien per leerling steeds meer aan het funderend onderwijs is gaan uitgeven. Deze groei is ongeveer gelijk aan de groei in de OESO en de EU. Figuur 2.4 Primair en secundair onderwijs: verandering in onderwijsuitgaven en leerlingaantallen, = POL AUS NED SPA VS TSJ FIN DEN VK ZWE NOO DUI ITA OESO EU-19 Verandering in uitgaven verandering in uitgaven per leerling Verandering in leerling aantallen Bron: EaG 27, tabel B1.5, p. 192 Het gaat om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. Samenvatting Education at a Glance 27 8

11 In het hoger onderwijs ligt dit anders (figuur 2.5). Hier zijn de Nederlandse uitgaven per student sinds 1995 gelijk gebleven. In een aantal relevante andere landen, zoals Duitsland, Finland, Denemarken, Spanje, Italië en de Verenigde Staten, zijn de uitgaven per student in deze periode echter wel flink gestegen. Ook in de EU en OESO als geheel namen de uitgaven per student toe. Figuur 2.5 Tertiair onderwijs: verandering in onderwijsuitgaven en student aantallen, = SPA VS ITA DEN FIN DUI NOO NED AUS ZWE VK POL TSJ OESO EU-19 Verandering in uitgaven verandering in uitgaven per student Verandering in student aantallen Bron: EaG 27, tabel B1.5, p. 192 Het gaat om publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen. 2.3 Publieke en private uitgaven aan hoger onderwijs Het private aandeel in de uitgaven aan hoger onderwijsinstellingen ligt in Nederland op het OESOgemiddelde en boven het EU- gemiddelde. In Nederland vormen de collegegelden een belangrijk deel van de private uitgaven. In Europa wordt gemiddeld 84 procent van de uitgaven aan hoger onderwijsinstellingen door de overheid betaald. In de Verenigde Staten daarentegen wordt meer dan de helft van de uitgaven aan onderwijsinstellingen betaald door studenten, ouders, alumni en het bedrijfsleven. Figuur 2.6 Procentuele verdeling publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen in het tertiair onderwijs, FIN BEL DUI FRA NED VK VS OESO EU-19 Publieke uitgaven Private uitgaven Bron: EaG 27, tabel B3.2 b, p. 221 Samenvatting Education at a Glance 27 9

12 3. Kwaliteit van het onderwijsproces Nederlandse leerlingen krijgen een stevige basis van taal en rekenen in het primair onderwijs. In het secundair onderwijs wordt relatief gezien minder tijd aan deze basisvaardigheden besteed. Formeel krijgen Nederlandse leerlingen meer uren les dan hun buitenlandse leeftijdsgenoten. Docenten in Nederland worden meer belast met onderwijstaken dan buitenlandse collega s. Zij hebben gemiddeld genomen ook de verantwoordelijkheid over meer leerlingen dan hun buitenlandse collega s. Hier staat tegenover dat ze ook een hoger salaris hebben dan veel buitenlandse collega s. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat in Education at a Glance de officiële salarisschalen worden getoond. In het beleidsprogramma van het Kabinet Balkenende IV krijgt de kwaliteit van het onderwijs veel aandacht. Van het pre-primair (= groep 1 en 2 van de basisschool) tot en met het tertiair onderwijs zijn er ambities geformuleerd om de kwaliteit te vergroten. Maar wat is kwaliteit van het onderwijs precies en hoe meet je het? De kwaliteit van het onderwijs wordt bepaald in een samenloop van vele aspecten die betrekking hebben op het onderwijsproces zoals de inhoud van het onderwijsprogramma, de kwaliteiten van docenten, het aantal uren dat leerlingen onderwijs genieten en de mate waarin leerlingen persoonlijke aandacht krijgen en het onderwijs op hun persoonlijke behoeften aansluit. Hoewel kwaliteit zich niet zo gemakkelijk uit laat drukken in kwantitatieve gegevens beschrijven we in dit hoofdstuk op basis van gegevens uit Education at a Glance enkele aspecten van het onderwijsproces in internationaal perspectief. 3.1 Curriculum in het primair en secundair onderwijs De inhoud van het onderwijsprogramma is het meest direct van invloed op wat een leerling uiteindelijk leert in het onderwijs. In het primair onderwijs wordt de basis gelegd voor de verdere onderwijsloopbaan. Als leerlingen daar al een taal- of rekenachterstand oplopen, heeft dat vaak grote gevolgen voor de prestaties in het vervolgonderwijs. In figuur 3.1 is weergegeven hoeveel tijd er besteed wordt aan de verschillende vakken in het primair onderwijs. In deze figuur valt een aantal zaken op. Allereerst valt te zien dat in Nederland veel tijd wordt besteed aan de eigen taal. Hier staat tegenover dat in Nederland weinig tijd wordt besteed aan vreemde talen. Alleen in het Verenigd Koninkrijk wordt minder aandacht aan een moderne vreemde taal besteed dan in Nederland. De aandacht voor het rekenonderwijs ligt in Nederland ook iets hoger dan in de rest van de EU. In het Verenigd Koninkrijk wordt in vergelijking met andere landen erg veel aandacht besteed aan het rekenonderwijs. In de Scandinavische landen (Denemarken, Finland en Zweden) wordt minder tijd aan rekenen besteed. Samenvatting Education at a Glance 27 1

13 Figuur 3.1 Verdeling lestijd in verschillende vakken volgens verplicht curriculum 9-11 jarigen (25) NED ENG FRA BEL DUI DEN ZWE FIN EU- 19 Lezen, schrijven en literatuur M oderne vreemde talen Kunst Natuur en sociale wetensch. Rekenen en techniek Gymnastiek Overig Bron: EaG 27, tabel D1.2.a en D1.1, p. 369 en 37 Terwijl Nederland in het primair onderwijs veel aandacht besteedt aan de eigen taal, ligt de tijd die daaraan wordt besteed in het secundair onderwijs beneden het EU gemiddelde. In figuur 3.2 is de verdeling van de lestijd weergegeven voor het secundair onderwijs. De lestijd voor exacte vakken (wiskunde, natuurwetenschappen en techniek) ligt in Nederland beneden het EU gemiddelde terwijl dit in het primair onderwijs boven gemiddeld is. Wij maken in Nederland andere keuzes over de basis die in het primair onderwijs wordt gelegd en de mate waarin in het voortgezet onderwijs ruimte is voor andere vakken. Overigens wordt de winst die in het secundair onderwijs wordt geboekt op minder uren Nederlandse taal en exacte vakken vooral gebruikt voor vrije keuzeruimte. Het Nederlands onderwijs biedt veel ruimte aan scholen om zelf additionele vakken aan te bieden. Figuur 3.2 Verdeling lestijd in verschillende vakken volgens verplicht curriculum jarigen (25) NED FRA BEL (Vl) ENG DEN DUI FIN ZWE EU- 19 Eigen taal en literatuur M oderne vreemde talen Sociale wet. en kunst Wiskunde, techniek en natuurwet. Gymnastiek Overig Bron: EaG 27, tabel D1.2.b en D1.1, p. 369 en 371 Samenvatting Education at a Glance 27 11

14 3.2 Aantal lesuren In de voorgaande paragraaf keken we naar de aandacht die wordt besteed aan verschillende vakken. We concludeerden dat in Nederland relatief veel tijd aan taal en rekenen wordt besteed in het primair onderwijs. In de figuren 3.1 en 3.2 is te zien dat Nederlandse leerlingen formeel meer uren les krijgen dan hun buitenlandse leeftijdgenoten. In figuur 3.3 is weergegeven hoeveel uur leerlingen in totaal in een geheel schooljaar les krijgen. Figuur 3.3 Aantal lesuren per schooljaar van leerlingen in primair en secundair onderwijs (25) NED AUS ENG FRA BEL(VL) SPA DUI TSJ DEN ZWE FIN OESO EU-19 primair secundair Bron: EaG 27, tabel D1.1, p. 369 Hierin valt op dat Nederlandse leerlingen in het primair onderwijs meer lesuren maken in een jaar dan leerlingen in de referentielanden. Ook in het voortgezet onderwijs geldt dat Nederlandse leerlingen meer uren les krijgen dan in omringende landen en gemiddeld in de OESO of de EU. Hierbij dient wel een kanttekening te worden gemaakt. Er is een verschil tussen het aantal formeel vastgelegde uren dat leerlingen behoren te maken en het feitelijk aantal uren dat ze onderwijs genieten. Uit een onderzoek van Regioplan blijkt dat vooral in de onderbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland het een probleem is om leerlingen ook werkelijk het aantal uren onderwijs te geven dat ze roostertechnisch zouden moeten ontvangen Aantal leerlingen per docent Een indicator die kan worden gebruikt om te kijken hoeveel persoonlijke aandacht leerlingen en studenten krijgen is de leerling-docent ratio. Natuurlijk is persoonlijke aandacht niet alleen uit te drukken in het aantal leerlingen ten opzichte van het aantal docenten. De ene docent is de andere niet en het is goed mogelijk dat op een school waar relatief minder docenten zijn ten opzichte van het aantal leerlingen er meer persoonlijke aandacht is voor de leerlingen dan op een school met meer docenten. Echter, de kans op persoonlijke aandacht is groter als docenten wat meer ruimte hebben. In figuur 3.4 zijn de leerling-docent verhoudingen weergegeven voor het primair, secundair en tertiair onderwijs. Het gaat hier om de verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en studenten en onderwijsgevenden (per fte). Dit is dus niet hetzelfde als de groepsgrootte, in het primair onderwijs zijn bijvoorbeeld remedial teachers meegenomen in de berekening. 1 Het onderzoek van Regioplan wordt besproken in Education at a Glance 27, Box D1.1, pagina 363 Samenvatting Education at a Glance 27 12

15 In het secundair onderwijs kan de grootte van de klas verschillen per vak en zit een leerling bij het ene vak wellicht met 29 leeftijdsgenoten terwijl het bij een ander vak er maar 9 heeft. In het tertiair onderwijs is de student/ docent ratio een schatting, omdat docenten vaak ook zijn aangesteld om onderzoek te doen, vooral in het wetenschappelijk onderwijs. Overigens geldt ook in het hoger onderwijs dat de student-docentverhouding sterk kan verschillen per studierichting. Figuur 3.4 Leerling-leraar ratio, naar onderwijssector (25) Primair Secundair Tertiair ITA ZWE BEL VS FIN NED DUI FRA VK EU-19 Bron: EaG 27, tabel D2.2, p. 382 Zoals in figuur 3.4 valt te zien zitten we qua aantal leerlingen ten opzichte van het aantal docenten in het primair en voortgezet onderwijs boven het gemiddelde voor de EU. Nederland heeft een leerlingleraar ratio van 15,9, dit ligt boven het EU-gemiddelde van 14,9. Zweden (12,2), België (12,8) en de Verenigde Staten (14,9) hebben een lagere leerling-leraar ratio dan Nederland. Vooral in het secundair onderwijs is er een fors verschil met het gemiddelde. In het secundair onderwijs in Nederland is de leerling- leraar ratio 16,2, gemiddeld in de EU zijn er in het secundair onderwijs 12,2 leerlingen per onderwijsgevende. In het tertiair onderwijs zien we dat we juist beneden het EU-gemiddelde zitten (14,3 in Nederland versus 17,2 gemiddeld in de EU). 3.4 Onderwijspersoneel De kwaliteit van het onderwijs wordt in grote mate bepaald door de kwaliteit en het enthousiasme van het onderwijzend personeel. Het beroep staat enigszins onder druk. Er dreigen tekorten als gevolg van de vergrijzing. Het kabinet schenkt dan ook in haar beleidsprogramma aandacht aan het onderwijspersoneel Leeftijdsopbouw lerarencorps De vergrijzing van het docentencorps kan worden beoordeeld door te kijken naar de verhouding van het aantal docenten tussen de 3 en 39 jaar met het aantal docenten tussen de 5 en 59 jaar. Als de jongere groep kleiner is dan de oudere groep, dan kunnen er op termijn onvoldoende docenten zijn om de over een aantal jaar met pensioen gaande docenten te vervangen. Samenvatting Education at a Glance 27 13

16 Figuur 3.5 Procentuele verdeling aantal docenten primair onderwijs, naar leeftijd (25) BEL VK VS NED SPA ZWE DUI ITA EU < 3 jaar 3-39 jaar 4-49 jaar 5-59 jaar >= 6 jaar Bron: EaG 27, D6.1, webtabel ( In het primair onderwijs in Nederland is de groep jongere docenten kleiner dan de groep oudere docenten: 2% tussen 3 en 39 jaar, ongeveer 3% is ouder dan 5 jaar. In de EU is ongeveer 25% van de docenten tussen 3-39 jaar, ongeveer 28% is ouder dan 5 jaar. Verder valt op dat vooral Duitsland en Italië een fors vergrijzingsprobleem lijken te hebben. Figuur 3.6 Procentuele verdeling aantal docenten secundair onderwijs, naar leeftijd (25) VS FRA BEL VK NED ZWE DUI ITA EU < 3 jaar 3-39 jaar 4-49 jaar 5-59 jaar >= 6 jaar Bron: EaG 27, D6.1, webtabel ( In het Nederlandse secundair onderwijs is de vergrijzingproblematiek groter dan in het primair onderwijs. Hier is de groep jongere docenten (ongeveer 15% in leeftijd 3-39 jaar) een stuk kleiner dan de groep oudere docenten (meer dan 4% ouder dan 5 jaar). Ook hier zijn er landen met een groter probleem, zo is in Italië meer dan de helft van de docenten ouder dan 5 jaar. Samenvatting Education at a Glance 27 14

17 3.4.2 Lestijd In figuur 3.7 is het aantal uren dat docenten lesgeven per jaar weergegeven. Nederlandse leerkrachten geven meer uren les dan gemiddeld in de OESO- en EU- landen. Docenten in de Verenigde Staten geven in alle sectoren meer uren les dan Nederlandse docenten. In vergelijking met de omringende landen geven de docenten in het lager secundair onderwijs in Duitsland meer uren les dan Nederlandse docenten. Figuur 3.7 Aantal lesuren per jaar van docenten, naar onderwijssector VS NED FRA SPA TSJ DUI BEL (vl.) ITA FIN DEN EU OESO Primair Lager secundair Hoger algemeen secundair Bron: EaG 27, tabel D4.1, p Lerarensalarissen Het salaris voor Nederlandse leerkrachten ligt zowel in het primair als het secundair onderwijs boven het gemiddelde salaris dat leerkrachten in de EU en de OESO verdienen. Ook ligt voor Nederlandse leerkrachten het salaris in het hoger secundair onderwijs, boven het gemiddelde. 2 Hierbij moeten twee kanttekeningen worden gemaakt. In de eerste plaats kunnen de salarisgegevens in Education at a Glance gemakkelijk verkeerd worden geïnterpreteerd. Het betreft hier de salarissen volgens de officiële schalen. In tegenstelling tot de meeste OESO-landen kent Nederland meerdere salarisschalen in het secundair onderwijs. Voor Nederland wordt in Education at a Glance voor het hoger secundair onderwijs het salaris getoond volgens de hoogste schaal LD. Slechts 15 procent van de docenten in het secundair onderwijs wordt volgens deze schaal ingeschaald. In de tweede plaats blijft het salaris van leraren in Nederland achter bij de salarissen van hoger opgeleiden in andere sectoren. 3 In de nota Werken in het Onderwijs 28, die dit najaar verschijnt, zal nader ingegaan worden op de beloningspositie van het onderwijspersoneel. 2 De cijfers in Education at a Glance zijn gebaseerd op de volgende salarisschalen: De salarissen voor leraren in het primair onderwijs zijn gebaseerd op schaal LA. De salarissen voor leraren in het lager secundair onderwijs zijn gebaseerd op schaal LB en de salarissen voor leraren in het hoger secundair onderwijs zijn gebaseerd op schaal LD. Voor deze laatste categorie is het hoogste bedrag van schaal LD formeel het maximumsalaris dat in Education at a Glance wordt gepresenteerd. 3 SEO, Exploratie van beloningsverschillen in het onderwijs (dec. 26) Samenvatting Education at a Glance 27 15

18 Figuur 3.8 Salarissen docenten in het primair onderwijs, in euro s (25) DUI ENG NED BEL (Vl.) VS DEN BEL (Fr.) SP A FIN FRA ZWE ITA TSJ OESO Start salaris Salaris na 15 jaar Maximum salaris EU startsalaris EU salaris na 15 jaar EU maximum salaris Bron: EaG 27, tabel X2.6c, p. 438 Zowel het startsalaris, als het mogelijk te bereiken salaris na 15 jaar en het mogelijke eindsalaris liggen in Nederland in het primair onderwijs boven het gemiddelde van de EU. De Vlaamse docenten beginnen voor een lager salaris dan hun Nederlandse collega s maar eindigen uiteindelijk hoger. In Denemarken daarentegen hebben docenten een vrij hoog startsalaris, maar zitten ze ook al heel snel aan hun maximum dat vervolgens ruim onder het EU gemiddelde ligt. Figuur 3.9 Salarissen docenten in het lager secundair onderwijs, in euro s (25) DUI NED ENG SPA VS BEL (Vl.) BEL (Fr.) DEN FIN FRA ITA ZWE TSJ OESO Start salaris Salaris na 15 jaar Maximum salaris EU startsalaris EU salaris na 15 jaar EU maximum salaris Bron: EaG 27, tabel X2.6c, p. 438 De salarisschaal, volgens de cao, van de docenten in het lager secundair onderwijs ligt in Nederland hoger dan gemiddeld in de EU. Terwijl het startsalaris ongeveer net zo veel boven het gemiddelde ligt als in het primair onderwijs, ligt het mogelijke salaris na 15 jaar verder boven het gemiddelde. Samenvatting Education at a Glance 27 16

19 Figuur 3.1 Salarissen docenten in het hoger secundair onderwijs, in euro s (25) NED DUI BEL (Vl.) BEL (Fr.) DEN ENG FIN SPA VS ZWE FRA ITA TSJ OESO Start salaris Salaris na 15 jaar Maximum salaris EU startsalaris EU salaris na 15 jaar EU maximum salaris Bron: EaG 27, tabel X2.6c, p. 438 Het salaris dat leraren in Nederland in het hoger secundair onderwijs kunnen bereiken is één van de hoogste binnen de OESO. Echter, de ervaring wijst uit dat in Nederland veel nieuwe leraren niet of nauwelijks meer ingeschaald worden in de hoogste schaal (LD). Uit onderzoek blijkt dat het aantal LDfuncties in het voortgezet onderwijs daalt, van 17,9% in 23 naar 15,2% in 25. Wat betreft de bezetting van de laagste lerarenfunctie (LB-functie) is er eveneens sprake van een daling: van 79,9% in 23 naar 75,6% in 25. Tegenover de daling van de bezetting van LB- en LD-functies staat een stijging van functies in de tussenschaal LC: van 2,1% in 23 naar 9,1% in 25. De verwachting is dat het aandeel leraren dat ingeschaald wordt volgens schaal LD nog meer terug zal lopen. In deze schaal zitten vooral veel oudere leraren die de komende jaren met pensioen gaan. 4 In de nota Werken in het Onderwijs 28, die dit najaar verschijnt, zal nader ingegaan worden op de beloningspositie van het onderwijspersoneel. 4 Ministerie van OCW, Nota Werken in het Onderwijs 27, p. 47 Samenvatting Education at a Glance 27 17

20 3.4.4 Mannelijke en vrouwelijke onderwijsgevenden Wanneer naar het beroep van docent in zijn totaliteit wordt gekeken, lijkt het leraarschap een vrouwenberoep te zijn. In vrijwel alle landen zijn er meer vrouwen dan mannen docent. Hoewel ook in Nederland meer vrouwen dan mannen docent zijn, heeft Nederland met 6,8 procent vrouwelijke onderwijsgevenden van alle referentielanden het kleinste aandeel vrouwelijke onderwijsgevenden. Een uitsplitsing naar onderwijsniveau maakt duidelijk dat het aantal vrouwelijke docenten vooral wordt bepaald door het grote aantal vrouwen in het primair onderwijs. In het secundair en tertiair onderwijs is het aandeel van vrouwen veel lager. Overigens is Nederland één van de weinige landen waar het aantal mannen in het secundair onderwijs het aantal vrouwen (nog) overtreft. In het tertiair onderwijs zijn in alle referentielanden mannelijke onderwijsgevenden in de meerderheid. Figuur 3.12 Percentage vrouwelijk onderwijzend personeel ITA VS ZWE FIN BEL VK FRA DUI SPA NED OESO EU-19 Primair Hoger secundair Tertiair totaal Alle niveaus Bron: EaG 27, D6.2, webtabel ( Samenvatting Education at a Glance 27 18

21 4. Deelname aan het onderwijs In de meeste landen volgen vrouwen langer onderwijs dan mannen en ook op een hoger niveau. In Nederland is de deelname van mannen en vrouwen vrijwel in balans. De deelname aan het hoger onderwijs ligt in Nederland op een internationaal gemiddeld niveau. Het studierendement van Nederlandse studenten is internationaal gezien hoger dan gemiddeld. 4.1 Aantal jaren onderwijs In de onderwijsdeelname is een interessant fenomeen te zien. Vrouwen volgen vaker een opleiding op hoger niveau en brengen daardoor meer tijd in het onderwijs door. In Nederland is het verschil tussen mannen en vrouwen in het aantal jaren onderwijs nagenoeg nihil, maar in andere landen is duidelijk een verschil tussen mannen en vrouwen te zien. Wanneer we het onderwijs als een middel zien voor emancipatie lijkt het daarin voor vrouwen duidelijk geslaagd. Figuur 4.1 Verwacht aantal jaren dat onderwijs wordt genoten VK FIN ZWE BEL DEN NED DUI SPA TSJ ITA VS FRA OESO EU-19 Totaal Mannen Vrouwen Bron: EaG 27, C2.7, webtabel ( Wanneer het verwacht aantal jaren dat een persoon in Nederland in het onderwijs zal doorbrengen wordt vergeleken met de cijfers uit andere landen dan lijkt dat Nederlanders sneller zijn uitgeleerd dan gemiddeld genomen in de EU of OESO. Dit hangt samen met de structuur van het onderwijsstelsel in de verschillende landen: bijvoorbeeld tot welke leeftijd het secundair onderwijs loopt, hoelang het hoger onderwijs duurt, of hoeveel mensen op latere leeftijd een opleiding in het formeel onderwijs volgen. Samenvatting Education at a Glance 27 19

22 4.2 Deelname hoger onderwijs De Europese regeringsleiders stelden zich tijdens de Europese Raad in Lissabon (2) een concurrerende en sociaal hechte Europese samenleving ten doel. Om dit te bereiken is een goed opgeleide bevolking een vereiste Lange en korte opleidingen in het hoger onderwijs De OESO onderscheidt twee typen hoger onderwijs A en B. Type A betreft opleidingen die tenminste 3 jaar duren (bachelor en master degree). Type B betreft opleidingen die 1 of 2 jaar duren (associate degree). In Nederland hadden wij in 24/25 vrijwel geen korte opleidingen in het hoger onderwijs, vandaar dat wij vooral kijken naar de cijfers die betrekking hebben op de cijfers van de lange opleidingen. Desalniettemin is het voor Nederland ook interessant om te kijken naar de cijfers van de korte opleidingen. In het studiejaar 26/27 zijn de eerste pilots gestart met 2-jarige opleidingen in het hoger onderwijs die worden afgesloten met een associate degree. De komende jaren lopen er 57 pilot programma s. Figuur 4.4 Instroom in tertiair onderwijs, lange opleidingen (25) POL ZWE FIN VS NED DEN ITA VK SPA TSJ DUI BEL EU-19 OESO Totaal Vrouwen Mannen Bron: EaG 27, tabel C2.4, p. 294 In Nederland ligt de instroom in het hoger onderwijs (lange opleidingen) boven het gemiddelde in de EU en de OESO. Sommige landen lijken, wanneer we alleen naar lange opleidingen kijken, een lage instroom in het hoger onderwijs te hebben, maar die lage instroom wordt dan gecompenseerd door een relatief hoge instroom in de korte opleidingen. Bij onze zuiderburen volgt bijvoorbeeld een aanzienlijk deel van de studenten een korte opleiding. Samenvatting Education at a Glance 27 2

23 Figuur 4.5 Instroom in tertiair onderwijs, korte opleidingen (25) BEL VK DEN SPA DUI GRIE HON TSJ ZWE POL NED OESO EU-19 Totaal Vrouwen Mannen Bron: EaG 27, tabel C2.4, p. 294 In figuur 4.6 is de trend in de instroom in het hoger onderwijs (alleen lange opleidingen) te zien. In Nederland en de meeste landen is de instroom in de afgelopen vijf jaar gestegen. Nederland zit qua instroom boven het gemiddelde voor de EU maar de afstand tot het gemiddelde lijkt iets af te nemen. Figuur 4.6 Ontwikkeling instroom hoger onderwijs (lange opleidingen) FIN ZWE NED DEN DUI BEL EU-19 Bron: EaG 27, tabel C2.5, p. 295 Samenvatting Education at a Glance 27 21

24 4.2.2 Verwachting leerlingen over behalen diploma hoger onderwijs In Education at a Glance is een nieuwe indicator opgenomen over de verwachtingen van leerlingen om een diploma in het hoger onderwijs te halen. Wanneer wordt gekeken naar de verwachtingen van 15- jarigen over het opleidingsniveau dat ze denken te kunnen afronden, dan blijkt uit figuur 4.7 dat de verwachtingen van Nederlandse leerlingen niet het hoogste zijn. Nederlandse 15-jarigen verwachten in mindere mate dan hun leeftijdsgenoten in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Zweden, Denemarken en Finland om een opleiding in het hoger onderwijs te kunnen afronden. Figuur 4.7 Percentage 15-jarigen dat verwacht een opleiding in het tertiair onderwijs te kunnen afronden VS BEL ZWE OESO ITA FRA FIN TSJ DEN NED VK DUI tertiair lang tertiair kort Bron: EaG 27, tabel A4.1a, p. 84 Bij het verwachtingspatroon van 15-jarigen over het afronden van een opleiding in het hoger onderwijs moet een kanttekening worden gemaakt. Doordat in Nederland ten tijde van dit onderzoek nog geen korte opleidingen in het hoger onderwijs werden aangeboden (type B), hebben 15-jarigen geen verwachting over het afronden van dit type hoger onderwijs. In andere landen, waar wel korte opleidingen zijn, is het aantal leerlingen dat verwacht het hoger onderwijs te kunnen afronden, hoger. De OESO heeft een exercitie gedaan om de relatie te duiden tussen het verwachtingspatroon van 15- jarigen en het werkelijk aantal hoger opgeleiden in de jongste afgestudeerde generatie (25- tot 34- jarigen). Dit is in figuur 4.8 weergegeven. Zoals in de figuur valt te zien is het percentage leerlingen dat verwacht een opleiding in het hoger onderwijs te kunnen afronden iets hoger dan het percentage hoger opgeleiden.. Het verwachtingspatroon van 15-jarigen is niet in alle landen even realistisch als je het vergelijkt met het werkelijk aantal afgestudeerden. In landen zoals Finland, Australië, Canada en de Verenigde Staten zien we dat de leerlingen zichzelf overschatten. Ongeveer twee keer zoveel leerlingen van 15 jaar schatten dat ze het hoger onderwijs gaan afronden als dat het gebaseerd op het huidige aantal hoger opgeleiden daadwerkelijk zal halen. In Nederland lijken de leerlingen behoorlijk realistische verwachtingen te hebben over hun verdere onderwijsloopbaan. Samenvatting Education at a Glance 27 22

25 Figuur 4.8 Verwachting 15-jarigen over afronden opleiding hoger onderwijs gerelateerd aan het opleidingsniveau van de bevolking DUI BEL FRA FIN VK AUS SPA CAN ZWE VS DEN NED NOO % studenten dat verwacht een lange opleiding in het hoger onderwijs af te ronden % jarigen met afgeronde lange opleiding in het hoger onderwijs Bron: EaG 27, tabel A1.3a, p. 38 en tabel A4.1a, p Rendement hoger onderwijs De OESO meet de zogenaamde survival rates in het tertiair onderwijs als het percentage behaalde diploma s ten opzichte van de instroom enkele jaren daarvoor. Deze survival rates kunnen als grove benadering beschouwd worden van het rendement. In figuur 4.8 is het aantal afgestudeerden ten opzichte van de instroom in het hoger onderwijs te zien. Het aantal afgestudeerden in Nederland bedraagt 76% van de instroom. Met een OESO- en EU- gemiddelde van 69% voor het totale hoger onderwijs en 71% voor de langere opleidingen in het hoger onderwijs, is het rendement van het Nederlands hoger onderwijs hoger dan gemiddeld. Figuur 4.9 Rendement tertiair onderwijs (percentage van instroom dat diploma behaalt) (25) BEL (Vl) IER NED SPA DUI VK POL POR TSJ HON ZWE GRIE OESO Tertiair totaal Tertiair lange opleidingen EU- Tertiair lange opleidingen Bron: EaG 27, tabel A3.6, p. 72 Samenvatting Education at a Glance 27 23

26 4.2.4 Internationale mobiliteit Uit figuur 4.11 blijkt dat Nederland relatief weinig internationale studenten heeft (4,7% tegen 5,5% gemiddeld voor de EU). Ook in vergelijking met de omringende landen heeft Nederland een lager percentage internationale studenten. Dit zal voor een deel samenhangen met de Nederlandse taal, Engels en Franssprekende landen zullen aantrekkelijker zijn voor buitenlandse studenten. Het Verenigd Koninkrijk trekt aanzienlijk meer internationale studenten (14%), dit verklaart het hoge gemiddelde voor de EU. Nu steeds meer onderwijs in Nederland vooral in de masterfase in het Engels wordt gegeven zou dit percentage kunnen gaan stijgen. Figuur 4.1 Mobiliteit studenten: percentage internationale studenten in het hoger onderwijs (25) VK FRA BEL NED ZWE DEN FIN VS SPA Internationale studenten EU-gemiddelde Bron: EaG 27, tabel C3.1, p. 317 N.B.: Betreft internationale studenten die hun secundair onderwijs in een ander land volgden Samenvatting Education at a Glance 27 24

27 5. Resultaten van het onderwijs Het Nederlandse onderwijs is effectief als wordt gekeken naar de gemiddelde prestaties van 15- jarigen. Het onderwijs lijkt ook goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt, want de arbeidsdeelname in Nederland is hoog. Waar het onderwijs minder effectief in is, is het voorzien in een behoefte aan hoger opgeleiden in de technische en bèta richting. Het aandeel mensen dat tenminste een startkwalificatieniveau haalt en het aandeel mensen dat het hoger onderwijs afrondt stijgt. In die zin weet het onderwijs ook goed in te spelen op de vraag die een kenniseconomie stelt aan de beroepsbevolking. We hebben inmiddels gezien wat we in het onderwijs investeren en wat er vervolgens in het onderwijs gebeurt. Uiteindelijk draait het allemaal om wat het oplevert voor individuen en voor de maatschappij als geheel. In dit hoofdstuk worden de opbrengsten van het onderwijs langs vier criteria weergegeven: de onderwijsprestaties van leerlingen, het totale opleidingsniveau van de bevolking, de gespecialiseerde competenties (afstudeerrichtingen) waarmee de beroepsbevolking wordt verrijkt en de direct meetbare opbrengsten van onderwijs op de arbeidsmarkt. 5.1 Prestaties van leerlingen Er is al vele keren eerder gesproken over de gunstige PISA-scores van Nederland in 23. Dit jaar in december publiceert de OESO de resultaten van het PISA 26 onderzoek. In deze editie van Education at a Glance worden de resultaten uit het PISA onderzoek uit 23 gepresenteerd, met name de prestaties van specifieke groepen in het onderwijs. Eerder al rapporteerden we dat het onderwijs voor vrouwen een belangrijk emanciperend middel is. Hetzelfde zou kunnen gelden voor allochtonen. Helaas wordt vaak geconstateerd dat allochtonen door een taalachterstand juist onderpresteren in het onderwijs. Wanneer de PISA scores worden vergeleken tussen autochtonen, eerste en tweede generatie allochtonen dan valt ten eerste op dat de Nederlandse allochtonen het beter doen dan hun allochtone leeftijdsgenoten in andere landen. Overigens zien we in deze score een fenomeen dat vaker opduikt wanneer de Nederlandse cijfers worden vergeleken met buitenlandse cijfers: Nederlanders zijn vooral goed in staat om het falen aan de onderkant te beperken, maar aan de bovenkant blinken we minder uit. Met andere woorden, Nederland heeft relatief weinig allochtonen die echt slecht presteren (lager dan niveau 1), maar het percentage allochtonen dat echt goed presteert (niveau 5 of 6) wijkt minder af van andere landen. In figuur 5.1 valt te zien dat het percentage eerste generatie en tweede generatie allochtonen dat het laagste niveau scoort in Nederland lager is dan in andere landen. Ook het percentage autochtone leerlingen in Nederland dat het laagste niveau scoort is lager dan in de omringende landen en de Verenigde Staten. Het percentage allochtone leerlingen dat het hoogste niveau haalt is in internationaal perspectief niet zo hoog. Het percentage autochtone leerlingen dat het hoogste niveau haalt is een van de hoogste in vergelijking met andere landen. Samenvatting Education at a Glance 27 25

28 Figuur 5.1 Wiskundeprestaties allochtone en autochtone 15-jarige leerlingen, Percentage leerlingen in hoogste en in laagste schaal van het PISA onderzoek (23) N 1 2 N 1 2 N 1 2 N 1 2 N 1 2 N BEL DUI NED ZWE FRA VS niveau en 1 niveau 5 en 6 Bron: EaG 27, tabel A6.2a-c, p (N= autochtone leerling, 1= 1e generatie allochtone leerling, 2= 2 e generatie allochtone leerling) Figuur 5.2 geeft de leesprestaties weer van 15- jarige leerlingen. Hierin is hetzelfde waarneembaar als in figuur 5.1. Het percentage leerlingen dat het laagste niveau scoort is erg laag in vergelijking met de omringende landen en de Verenigde Staten. Het percentage eerste en tweede generatie allochtone leerlingen dat het hoogste niveau haalt is vergelijkbaar met België en Duitsland, ten opzichte van Zweden en de Verenigde Staten is het percentage in Nederland lager. In de figuren 5.1 en 5.2 is ook te zien dat de achterstand van tweede generatie allochtonen kleiner is ten opzichte van autochtonen dan die van eerste generatie allochtonen. Echter, dit verschil treedt vooral op bij de rekenvaardigheid en minder bij de leesvaardigheid. In Nederland is de vooruitgang in leesvaardigheid tussen eerste en tweede generatie allochtonen lager dan in de meeste andere landen. Figuur 5.2 Leesprestaties van allochtone en autochtone 15-jarige leerlingen, Percentage leerlingen in hoogste en in laagste schaal van het PISA onderzoek (23) N 1 2 N 1 2 N 1 2 N 1 2 N BEL DUI NED ZWE VS niveau en 1 niveau 4 en 5 Bron: EaG 27, tabel A6.2d-f, (webtabel) (N= autochtone leerling, 1= 1e generatie allochtone leerling, 2= 2 e generatie allochtone leerling) Samenvatting Education at a Glance 27 26

29 5.2 Het opleidingsniveau van de bevolking Bezit van een startkwalificatie Het onderwijsbeleid is er op gericht zoveel mogelijk mensen goed toe te rusten voor de moderne kennissamenleving. Het behalen van een startkwalificatie (mbo-2 of havo/vwo diploma) staat daarbij voorop. In figuur 5.3 is te zien hoe de verschillende opleidingniveaus verdeeld zijn over de bevolking. Het opleidingsniveau in Nederland is hoger dan gemiddeld voor de EU of OESO. Figuur 5.3 Verdeling jarigen naar hoogst behaalde opleidingsniveau (25) VS FIN DEN BEL ZWE NED VK SPA FRA DUI POL TSJ ITA OESO EU-19 Primair / Lager secundair Hoger secundair Tertiair (5B) Tertiair (5A+6) Bron: EaG 27, Tabel A1.1a, p. 36 Wanneer specifiek wordt ingezoomd op de startkwalificatie (figuur 5.4), blijkt dat van het jongste cohort (25-34 jaar), ruim 8% over een startkwalificatie beschikt. Dit ligt hoger dan het gemiddelde van de EU en OESO, maar landen als Zweden, Finland, Duitsland en de Verenigde Staten scoren beter dan Nederland. Figuur 5.4 Opleidingsniveau van de bevolking: percentage jarigen met tenminste hoger secundair onderwijs (25) TSJ ZWE FIN DEN VS DUI NED FRA BEL VK ITA SPA POL EU-19 OESO Totaal Vrouw en Mannen Bron: EaG 27, Tabel A1.2a, b, c, p. 37 (b en c webtabel, Samenvatting Education at a Glance 27 27

30 Wat in figuur 5.4 opvalt is dat vooral landen met een niet gedifferentieerd secundair onderwijs (Zweden, Finland, Denemarken en Verenigde Staten) een hoger percentage schoolverlaters met een startkwalificatie hebben. Figuur 5.4 laat ook zien dat in landen waar het aantal schoolverlaters met een startkwalificatie laag is (Italië, Spanje en Polen) vrouwen het relatief gezien veel beter doen dan mannen. In de landen waar het percentage met een startkwalificatie boven de 8% ligt, is het verschil tussen mannen en vrouwen veel kleiner. Door verschillende leeftijdsgroepen met elkaar te vergelijken kan een beeld verkregen worden van de ontwikkeling van het opleidingsniveau van de bevolking gedurende de laatste tientallen jaren. In figuur 5.5 is het percentage van de verschillende leeftijdsgroepen weergegeven dat over een startkwalificatie beschikt. Zoals valt te zien is het percentage mensen met een startkwalificatie in de meeste landen door de tijd heen gestegen. Alleen landen waar het percentage in het verleden al hoog lag (Verenigde Staten en Duitsland) zijn iets teruggezakt. Het opleidingsniveau van de Belgen is het sterkst gestegen in de afgelopen 4 jaar. In het oudste cohort (55-64 jaar) zit er ruim tien procentpunten verschil tussen Nederland en België. In het jongste cohort (25-34 jaar) is er een minimaal verschil tussen beide landen. Figuur 5.5 Opleidingsniveau van de volwassen bevolking: percentage van de leeftijdscategorie met tenminste hoger secundair onderwijs (25) 95 VS 9 DUI ZWE FIN NED OESO FRA VK VS ZWE DUI FIN NED VK FRA BEL OESO Bron: EaG 27, Tabel A1.2a, p. 37 Samenvatting Education at a Glance 27 28

31 5.2.2 Opleidingsniveau: hoger opgeleiden Niet alleen het aantal mensen met een diploma op minimaal hoger secundair niveau is gestegen, ook het aantal mensen met een diploma uit het hoger onderwijs is gestegen. De figuren 5.6, 5.7 en 5.8 zijn vergelijkbaar met de figuren 5.4 en 5.5 maar zijn nu toegespitst op het deel van de beroepsbevolking dat het hoger onderwijs heeft afgerond. In figuur 5.6 valt op dat er in de meeste landen een aanzienlijk verschil is tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke hoger opgeleiden. In Nederland ligt het percentage mannen en vrouwen vrijwel gelijk, maar in vrijwel alle andere landen zijn er onder de 25 tot 34 jarigen meer hoog opgeleide vrouwen dan mannen. Vrouwen hebben een grote emancipatieslag gemaakt, want in de oudere cohorten waren de mannen in de meerderheid. Wanneer we de gegevens van Nederland vergelijken met de landen die een hoger percentage hoogopgeleiden hebben onder de 25 tot 34 jarigen, dan zien we dat het percentage mannelijke hoger opgeleiden vrijwel gelijk is aan dat van de hoger scorende landen, maar dat het percentage vrouwelijke studenten daar ruim onder ligt. Met andere woorden, hoewel Nederlandse vrouwen tussen de 25 en 34 jaar het absoluut gezien iets beter dan hun mannelijke leeftijdsgenoten doen, doen ze het relatief gezien in internationaal opzicht minder goed dan de mannen. Figuur 5.6 Opleidingsniveau van de bevolking: Percentage van de jarigen dat een tertiaire opleiding (ISCED 5A, 5B of 6) heeft voltooid (25) BEL DEN SPA FRA VS FIN ZWE NED VK POL DUI ITA TSJ EU-19 OESO Totaal Vrouw en Mannen Bron: EaG 27, Tabel A1.3a,b,c, p. 38 (b en c webtabel, Samenvatting Education at a Glance 27 29

32 Figuur 5.7 Opleidingsniveau van de volwassen bevolking: percentage van de leeftijdscategorie met tenminste hoger onderwijs (25) (inclusief kort hoger onderwijs( 5B)) 45 VS 4 FIN 35 ZWE NED VK 3 OESO DUI VS ZWE DUI FIN NED VK FRA BEL OESO Bron: EaG 27, Tabel A1.3a, p. 38 In de figuren 5.7 en 5.8 zijn de trends in het percentage hoger opgeleiden te zien. In figuur 5.7 is dat inclusief de korte opleidingen en in figuur 5.8 is dat exclusief de korte opleidingen. Figuur 5.7 laat zien dat Nederland over de gehele linie boven het OESO- gemiddelde zit. In het jongste cohort, de jarigen, zien we dat een aantal landen ons voorbij gestreefd is. Landen als België, de Verenigde Staten, Frankrijk en Zweden hebben in het jongste cohort een hoger opleidingsniveau dan Nederland. Echter, kijken we naar de tweede figuur dan zien we dat Nederland qua afgestudeerde van de reguliere (lange) opleidingen in het hoger onderwijs het zeer goed doet. Hier bekleden we een koppositie. De sterkere groei dan in Nederland uit de eerste figuur kan dus vooral verklaard worden door een sterke stijging van het aantal afgestudeerden in de korte opleidingen. Samenvatting Education at a Glance 27 3

33 Figuur 5.8 Opleidingsniveau van de volwassen bevolking: percentage van de leeftijdscategorie met tenminste hoger onderwijs (25) (exclusief kort hoger onderwijs (5B)) 35 VS 3 NED 25 ZWE OESO VK FIN 2 DUI BEL FRA VS ZWE DUI FIN NED VK FRA BEL OESO Bron: EaG 27, Tabel A1.3a, p Opleidingsniveau naar studierichting In alle referentielanden zijn de alpha s en gamma s in de meerderheid ten opzichte van de bèta s. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn als de arbeidsmarkt en economie ook vragen om veel sociale wetenschappers, juristen en economen. Echter, in een wereld die sterk afhankelijk is van technologische ontwikkelingen, is een bepaald deel van de beroepsbevolking nodig dat technologische innovaties ontwikkelt. Een land als Finland waar veel afgestudeerde technici zijn, is ook sterk op innovatief gebied. Internationaal gezien heeft Nederland weinig afgestudeerde technici. Samenvatting Education at a Glance 27 31

34 Figuur 5.9 Verdeling afgestudeerden in het hoger onderwijs (lange opleidingen) naar studierichting (25) DUI FIN FRA SPA ZWE BEL VK DEN NED VS EU-19 OESO Techniek Natuurwetenschappen en Landbouw Wiskunde en computerwetenschappen Medische wetenschappen Onderwijs, geesteswetenschappen en cultuur Soc. wetenschappen, economie en rechten Onbekend Bron: EaG 27, Tabel A3.3, p. 69 We zagen al eerder dat het aandeel van de vrouwen in het hoger onderwijs stijgt. In de meeste landen studeren inmiddels meer vrouwen in het hoger onderwijs dan mannen. Tussen studierichtingen is wel een groot verschil tussen mannen en vrouwen. In de bètastudies zijn de mannen vaak in de meerderheid terwijl in de gamma en alpha studies de vrouwen de meerderheid vormen. Je ziet dit ook terug in figuur 5.1 waar het percentage vrouwelijke afgestudeerden is weergegeven in de bèta studies. In deze figuur valt op dat in alle landen vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de exacte studies,. In geen enkel land zijn zo weinig vrouwen afgestudeerd in een bèta-richting als in Nederland. Figuur 5.1 Aantal afgestudeerden bèta/techniek per 1 werkenden in leeftijd jaar (25) NED TSJ DUI BEL VS DEN ZWE ITA POL VK FIN FRA OESO EU-19 man vro uw Bron: EaG 27, tabel A3.4, p. 7 Samenvatting Education at a Glance 27 32

35 5.4 Onderwijs en arbeidsmarkt Het Nederlandse beleid is erop gericht om jongeren tussen de 16 en 24 zo veel mogelijk kennis en kunde te laten opdoen zodat ze daarna goed voorbereid de arbeidsmarkt op kunnen. De insteek is dat leerlingen na het voortgezet onderwijs een vervolgopleiding doen in het mbo, hbo of wo. De jongeren zijn in drie categorieën in te delen. Zij die onderwijs volgen, zij die betaalde arbeid verrichten en zij die én geen onderwijs volgen én geen betaalde baan hebben. Figuur 5.11 Percentage 2-24 jarigen naar onderwijs-arbeidsmarktstatus (25) DEN FIN NED FRA DUI ZWE BEL VS VK OESO EU- 19 In o nderwijs Niet in onderwijs Werkzaam Niet in onderwijs Niet-werkzaam Bron: EaG 27, Tabel C4.4a, p. 343 Internationaal gezien volgen relatief veel jongeren in Nederland tussen hun 2 ste en 24 ste onderwijs. In Nederland volgt 49 procent van de 2-24 jarigen onderwijs. Dit percentage ligt hoger dan het OESO- en EU-gemiddelde. Alleen in Denemarken en Finland is het aandeel hoger. Van diegene die geen onderwijs volgen, blijkt Nederland het grootste percentage werkende jongeren te hebben ten opzichte van het OESO- en EU- gemiddelde en de omringende landen. In internationaal perspectief doen wij het weliswaar goed, het blijft echter een punt van zorg dat 1% van alle 2-24 jarigen geen onderwijs volgt en geen werk heeft. Ook wanneer wordt gekeken naar de beroepsbevolking vanaf 25 jaar, valt op dat Nederland weinig werklozen heeft. In figuur 5.12 zijn de werkloosheidspercentages weergegeven voor de jarigen die hoger onderwijs hebben gevolgd (dus meer dan een startkwalificatie hebben) en degenen die lager secundair onderwijs hebben gevolgd (dus geen startkwalificatie hebben). Daarnaast is ter vergelijking het percentage werklozen van de gehele groep jarigen weergegeven. Verder is in de figuur een onderscheid tussen mannen en vrouwen gemaakt. Boven de streep staan de cijfers voor de mannen en onder de streep die van de vrouwen. Samenvatting Education at a Glance 27 33

36 Figuur 5.12 Werkloosheidspercentages jarigen naar opleidingsniveau en geslacht (25) alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle niveaus tertiair lager sec. alle_niveaus tertiair lager_sec. VK NED DEN VS ZWE BEL FIN FRA DUI EU-19 Vrouwen Mannen Bron: EaG 27, Tabel A8.2a, p. 134 In de figuur valt naast het relatief lage aandeel werklozen in Nederland een aantal zaken op. Ten eerste is de werkloosheid onder hoger opgeleiden in alle landen lager dan onder lager opgeleiden. Dit onderscheid is in sommige landen veel groter dan in andere landen. In Nederland is het verschil relatief het kleinst terwijl bij onze oosterburen de werkloosheid onder lager opgeleiden bijna vier keer zo hoog is als onder hoger opgeleiden. In de figuur valt ook op dat vrouwen gemiddeld over alle landen genomen een hoger werkloosheidspercentage hebben dan mannen. Wat vervolgens interessant is, is dat het verschil in werkloosheid tussen mannen en vrouwen veel kleiner is voor de hoger opgeleiden. Dus hoe hoger het opleidingniveau, hoe lager de werkloosheid en voor vrouwen geldt dit nog sterker dan voor mannen. Samenvatting Education at a Glance 27 34

37 Annex I Onderwijsstructuur van Nederland en referentielanden Van links naar rechts is telkens een leeftijdsas getekend en daarop is aangegeven welke onderwijsprogramma s men op die leeftijd kan volgen. De rode lijn markeert de periode van de leerplicht en de lichtroze lijn die van de partiële leerplicht. Samenvatting Education at a Glance 27 35

38 Bron: Toelichting: Key Data on Education in Europe 25 (Eurydice, Eurostat) In dit overzicht ontbreekt referentieland VS. Het Amerikaanse onderwijs kent pas na de highschool, in de tertiaire fase, een vorm van differentiatie, en dan nog in beperkte mate. Samenvatting Education at a Glance 27 36

Samenvatting van Education at a Glance 2009

Samenvatting van Education at a Glance 2009 Samenvatting van Education at a Glance 29 Dit document is opgesteld door de directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij: Daisy

Nadere informatie

Samenvatting van Education at a Glance 2008

Samenvatting van Education at a Glance 2008 28 Samenvatting van Education at a Glance 28 Dit document is opgesteld door de directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2012 Nr. 229 BRIEF

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks ANNEX Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 21 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks 1. Deelname voor- en vroegschoolse educatie (VVE) De Nederlandse waarde voor

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden Education at a Glance 23: Belangrijkste beelden Output van onderwijs [1] Het percentage 2-34 jarigen met een opleiding op tenminste hoger secundair niveau (21) Het opleidingsniveau van de Nederlandse (jonge)

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029 >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag.. Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 Nr. 120 BRIEF

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2017 Nr. 148 BRIEF

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Education at a Glance 2001: Belangrijkste beelden. Opleidingsniveau bevolking

Education at a Glance 2001: Belangrijkste beelden. Opleidingsniveau bevolking Education at a Glance 1: Belangrijkste beelden Opleidingsniveau bevolking [1] Percentage 5- jarigen met tenminste opleiding hoger secundair onderwijs (1999) In Nederland beschikte in 1999 5 van de volwassenen

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA. HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek Onderwijs in Rusland Een van de terreinen waar de Sovjet-Unie in uitblonk was onderwijs. Het onderwijs was toegankelijk, goed en gratis. Vergeleken met de Sovjet-Unie is de algemene indruk dat de situatie

Nadere informatie

Education at a Glance 2010: OECD Indicators. Education at a Glance 2010: OESO indicatoren. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands

Education at a Glance 2010: OECD Indicators. Education at a Glance 2010: OESO indicatoren. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands Education at a Glance 2010: OECD Indicators Summary in Dutch Education at a Glance 2010: OESO indicatoren Samenvatting in het Nederlands Binnen de OESO landen zijn overheden op zoek naar beleid om onderwijs

Nadere informatie

EDUCATION AT A GLANCE 2001: BELANGRIJKSTE BEELDEN VOOR NEDERLAND

EDUCATION AT A GLANCE 2001: BELANGRIJKSTE BEELDEN VOOR NEDERLAND EDUCATION AT A GLANCE 2001: BELANGRIJKSTE BEELDEN VOOR NEDERLAND I. INLEIDING Sinds de OESO aan het begin van de jaren 90 het INES project 1 startte, zijn de onderwijsindicatoren in Education at a Glance

Nadere informatie

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied In Nederland werd in 2014 in totaal 13,3 miljard uitgegeven aan R&D: wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (de voorlopige cijfers 2015 laten een groei

Nadere informatie

Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006

Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006 Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition Summary in Dutch Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006 Samenvatting in het Nederlands Education at a Glance biedt leerkrachten, beleidsmakers,

Nadere informatie

Onderwijsprofiel van Nederland

Onderwijsprofiel van Nederland Onderwijsprofiel van Nederland Inhoudsopgave Hfst 1 Inleiding 2 Korte samenvatting, de belangrijkste beelden in vogelvlucht 4 Hfst 2 Opbrengst onderwijsstelsel 6 Hfst 3 Onderwijsdeelname en internationale

Nadere informatie

PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop

PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey 2012 Willem Houtkoop Opzet Achtergrond bij PIAAC Prestaties van NL internationaal vergeleken Laaggeletterdheid in Nederland

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005

Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005 Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition Summary in Dutch Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005 Samenvatting in het Nederlands (vertaling) Onderwijs en levenslang leren spelen

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Onderwijsprofiel van Nederland. Education at a Glance 2003,

Onderwijsprofiel van Nederland. Education at a Glance 2003, Onderwijsprofiel van Nederland Samenvatting van de belangrijkste beelden voor Nederland uit: Education at a Glance 2003, het onderwijs-indicatoren rapport van de OESO met informatie over: prestaties van

Nadere informatie

Verbeteren van de slechte schoolresultaten voor wiskunde en wetenschap blijft uitdaging voor Europa

Verbeteren van de slechte schoolresultaten voor wiskunde en wetenschap blijft uitdaging voor Europa EUROPESE COMMISSIE - PERSBERICHT Verbeteren van de slechte schoolresultaten voor wiskunde en wetenschap blijft uitdaging voor Europa Brussel, 16 november 2011 Beleidsmakers moeten scholen beter ondersteunen

Nadere informatie

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007)

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007) Algemene Rekenkamer Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-3424344 BEZORGEN F 070-3424130 De Voorzitter van de Tweede Kamer E voorljchting@rekenkamer.ni der Staten-Generaal w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012. Onderwijsoverzicht 2012. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands

OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012. Onderwijsoverzicht 2012. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012 Summary in Dutch Read the full book on: 10.1787/eag-2012-en Onderwijsoverzicht 2012 Samenvatting in het Nederlands Onderwijsoverzicht: OESO indicatoren

Nadere informatie

Excellence for productivity?

Excellence for productivity? Seminar, directie Kennis, Aanleiding Belang human capital voor productiviteit is onomstreden Maar hoe werkt het: via brede basis van goed opgeleide werknemers of juist door toppers? Recente economische

Nadere informatie

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Onderzoek en Wetenschapsbeleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour In deze bijlage zijn feiten en cijfers opgenomen over het hoger onderwijs die illustratief kunnen zijn voor de discussies in de

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene regio niet per definitie hetzelfde zijn als in een andere regio.

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? Samenvatting Volwassenen met een lage sociaal-economische status behalen gemiddeld een lager geletterdheidsniveau

Nadere informatie

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar 2004-2008 (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo)

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar 2004-2008 (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo) Aantal gediplomeerden aan de lerarenopleidingen in Nederland Ondanks huidige en verwachte lerarentekorten is er geen sprake van een substantiële groei van aantal gediplomeerden aan de verschillende lerarenopleidingen.

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aantal vooraanmeldingen voor 2 e graads opleiding stijgt, 1 e graads daalt en pabo blijft gelijk juni 2010 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN STEM monitor 2015 SITUERING In het STEM-actieplan 2012-2020 van de Vlaamse regering werd voorzien in een algemene monitoring van het actieplan op basis van een aantal indicatoren. De STEM monitor geeft

Nadere informatie

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting - Feiten en trends 2010-1- Studenten Aantal ingeschreven voltijd studenten in bekostigde HBO- en WO-instellingen in Nederland 2009-2010 2008-2009

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene regio niet per definitie hetzelfde zijn als in een andere regio.

Nadere informatie

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut.

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. ONDERZOEKSRAPPORT Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. Introductie In het Human Capital 2015 report dat het World

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene regio niet per definitie hetzelfde zijn als in een andere regio.

Nadere informatie

Wat kennen en kunnen achtstegroepers in Nederland?

Wat kennen en kunnen achtstegroepers in Nederland? Wat kennen en kunnen achtstegroepers in Nederland? 13 2. Wat kennen en kunnen achtstegroepers in Nederland? HOODSTUK 2 Hoe leerlingen presteren op de Centrale Eindtoets, geeft informatie over het niveau

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 218 Regio Utrecht De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Organisation for Economic Coöperation and Development (2002), Education at a Glance. OECD Indicators 2002, OECD Publications, Paris, 382 p. Onderwijs speelt een

Nadere informatie

Bijlage Onderwijsmonitor

Bijlage Onderwijsmonitor Bijlage Onderwijsmonitor Pop-ups deel 1: Resultaten van het onderwijs Prestaties kernvakken & studiesucces De prestaties van leerlingen en het studiesucces van studenten illustreren de opbrengsten van

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 Rotterdam De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene regio niet per definitie hetzelfde zijn als in een andere

Nadere informatie

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs, Samenvatting... 2 Minst aantal opleidingen... 2 Minst aantal studenten... 3 Instroom neemt af... 3 Laagste uitval... 3 Lager diplomarendement... 3 Daling in switch... 3 Twee nieuwe opleidingen... 4 Weinig

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren Versie 2 Datum 15 oktober 2018 Status Definitief Onze referentie 1427719 Colofon Directie Projectnaam Contactpersoon Kennis/DUO Mobiliteit leraren Ministerie

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s. Na vijf jaar 38 procent met hbo-diploma Onderwijs... 2 Hbo-rendement tot voor kort dalend... 3 Wo-rendement stijgt... 4 Mbo ers in Onderwijs hoger rendement dan havisten... 6 Vrouwen halen hoger rendement

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013 FACTSHEET Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht Platform Beleidsinformatie Mei 2013 Samenstelling: Pauline Thoolen (OCW/Kennis) Rozemarijn Missler (OCW/Kennis) Erik Fleur (DUO/IP) Arrian Rutten

Nadere informatie

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie BIJLAGE 3 Achtergrondinformatie Diplomarendement Daling diplomarendement voltijd hbo-bacheloropleidingen De trend die de Inspectie van het Onderwijs de afgelopen jaren signaleerde in het hbo zet door:

Nadere informatie

Inhoudsopgave Samenvatting belangrijkste beelden voor Nederland

Inhoudsopgave Samenvatting belangrijkste beelden voor Nederland Inhoudsopgave Samenvatting belangrijkste beelden voor Nederland Hfst 1 Inleiding en korte samenvatting pag 2 1.1 Voorwoord pag 2 1.2 Inleiding pag 2 1.3 Korte samenvatting pag 3 Hfst 2 Output van onderwijs

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 15/16 in RMC regio Eem en Vallei vs

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 15/16 in RMC regio Eem en Vallei vs Nadere analyse voorlopige cijfers 15/16 in RMC regio Eem en Vallei vs 30-3-17 Bronnen: gegevens factsheets OCW voorlopige cijfers regio en MBO en 15/16, plus extra gegevens in www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/sectorover/na-het-onderwijs/nieuwe-voortijdig-schoolverlaters

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Samenvatting van de belangrijkste beelden in Education at a Glance 2002 door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Samenvatting van de belangrijkste beelden in Education at a Glance 2002 door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 1. Inleiding en belangrijkste conclusies Belangstelling voor internationale vergelijking neemt toe Education at a Glance is een bestseller voor de OESO. Dit jaarlijkse overzicht van onderwijsindicatoren

Nadere informatie

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs?

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Artikel pag. 5-8 Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Opzet en verantwoording van het onderzoek In de afgelopen maanden heeft een projectgroep vanuit de redactie van DRS Magazine

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO Uitgevoerd door ABF Research in opdracht van SOM Aanleiding De arbeidsmarkt voor mbo-personeel is dynamisch. Nieuw personeel stroomt in en ander personeel

Nadere informatie

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag: Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei 2004 6,1 123 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdvraag: Wat is de relatie tussen jongeren, arbeid en geld? Deelvragen: 1. Hoeveel jongeren werken?

Nadere informatie

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting Jaarlijks brengt het A+O fonds Gemeenten de Personeelsmonitor uit. Dit rapport geeft de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van HRM en arbeidsmarktontwikkelingen bij gemeenten weer. In deze samenvatting

Nadere informatie

Wat beweegt kennismigranten?

Wat beweegt kennismigranten? Wat beweegt kennismigranten? seminar arbeidsmigratie NIDI-NVD 30 maart 2011 Ernest Berkhout www.seo.nl e.berkhout@seo.nl - +31 20 525 1630 Wat beweegt kennismigranten EZ: Hoe concurrerend is NL bij het

Nadere informatie

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 17/18 in RMC regio Eem en Vallei vs

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 17/18 in RMC regio Eem en Vallei vs Nadere analyse voorlopige cijfers 17/18 in RMC regio Eem en Vallei vs 12-3-19 Bronnen: factsheets OCW (vs. 22-2-19) voorlopige cijfers regio en MBO en 17/18, zie https://duo.nl/open_onderwijsdata/publicaties/vsv/index.jsp

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene regio niet per definitie hetzelfde zijn als in een andere regio.

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1 Het aantal studenten dat start met een opleiding tot leraar basisonderwijs, leraar speciaal onderwijs of leraar voortgezet onderwijs is tussen en afgenomen. Bij de tweedegraads en eerstegraads hbo-lerarenopleidingen

Nadere informatie

Wie staan er in Amsterdam voor de klas?

Wie staan er in Amsterdam voor de klas? Factsheet januari 2019 Om meer inzicht te krijgen in het lerarentekort brengt (OIS) in opdracht van directie Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) de situatie wat betreft Amsterdamse docenten in beeld. In deze

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2015

De arbeidsmarkt in april 2015 De arbeidsmarkt in april 2015 Datum: 12 mei 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

Uitgaven voor onderwijs 2012

Uitgaven voor onderwijs 2012 Webartikel 2013 Uitgaven voor onderwijs 2012 Trends en ontwikkelingen Daniëlle Andarabi-van Klaveren 6-12-2013 gepubliceerd op cbs.nl CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Uitgaven voor onderwijs 2012

Nadere informatie

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs Nadere analyse voorlopige cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs 3-4-18. Bronnen: gegevens factsheets OCW (vs. 28-3-18!) voorlopige cijfers regio en MBO en 16/17, plus extra gegevens in www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/sectorover/na-het-onderwijs/nieuwe-voortijdig-schoolverlaters

Nadere informatie

Nieuwe lijnen in het hoger onderwijs

Nieuwe lijnen in het hoger onderwijs Nieuwe lijnen in het hoger onderwijs Statistische trends in negen West-Europese landen Periode 1990-1998 CHEPS higher education monitor Trend rapport Petra Boezerooy en Frans Kaiser Januari 2001 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs Nadere analyse voorlopige cijfers 16/17 in RMC regio Eem en Vallei vs 11-4-18 Bronnen: gegevens factsheets OCW (vs. 28-3-18!) voorlopige cijfers regio en MBO en 16/17, plus extra gegevens in www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/sectorover/na-het-onderwijs/nieuwe-voortijdig-schoolverlaters

Nadere informatie

Onderwijsprofiel van Nederland. Analyse en samenvatting van. Education at a Glance 2005

Onderwijsprofiel van Nederland. Analyse en samenvatting van. Education at a Glance 2005 Onderwijsprofiel van Nederland Analyse en samenvatting van Education at a Glance 25 Ministerie van OCW 13 september 25 Dit document is opgesteld door het Ministerie van OCW, Directie FEZ, afdeling SIR/P&I.

Nadere informatie

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Inleiding Hoeveel en welke studenten (autochtoon/allochtoon) schrijven zich in voor de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) en blijven na

Nadere informatie

3. Onderwijs. 3.1 Het basisonderwijs

3. Onderwijs. 3.1 Het basisonderwijs 3. Onderwijs Ruim 2 procent van de Nederlandse bevolking neemt deel aan het voltijdonderwijs. Bijna de helft hiervan gaat naar de basisschool en eenderde volgt voortgezet onderwijs. Niet-westerse allochtone

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in mei 2017 De arbeidsmarkt in mei 2017 Datum: 6 juni 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

Uitgaven aan onderwijs 2015

Uitgaven aan onderwijs 2015 Webartikel Uitgaven aan onderwijs 2015 Trends en ontwikkelingen Daniëlle Andarabi-van Klaveren December 2016 CBS Uitgaven aan onderwijs 2015, december 2016 1 Inhoud 1. Onderwijsuitgaven in Nederland 3

Nadere informatie

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo Deeltijdwerken in het po, vo en mbo 1. Inleiding In Nederland wordt relatief veel in deeltijd gewerkt, vooral in de publieke sector. Deeltijdwerk komt met name voor onder vrouwen, maar ook steeds meer

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 218 Friesland De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de ene

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 Zuid- en Oost-Gelderland Ontwikkeling aantal leerlingen, 212-216 Bron: Scenariomodel-VO +6,7% Prognose aantal leerlingen, 217-221 Bron: Scenariomodel-VO -9,1% Tussen 212 en 216 is het aantal leerlingen

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 2018 Regionale arbeidsmarktanalyse voortgezet onderwijs 218 Noordoost- en De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs is in belangrijke mate een regionale arbeidsmarkt. Dit betekent dat ontwikkelingen in de

Nadere informatie