Bedieningsorganen DASHBOARD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bedieningsorganen DASHBOARD"

Transcriptie

1 Bedieningsorganen Bedieningsorganen& instrumenten Bedieningsorganen DASHBOARD H Klok/radio - weergave 2. Audiosysteem 3. Verlichting en richtingaanwijzers - bediening 4. Instrumentenpaneel 5. Claxonschakelaars 6. Ruitenwissers/sproeiers - bediening 7. Deurspiegel - bediening 8. Motorkapontgrendeling 9. Contactschakelaar 10. Stuurkolomafstelling - hefboom 11. Op afstand geplaatste audio-installatie - bedieningsknoppen 12. Koplampafstelling - bediening N.B.: De exacte specificatie en positie van de bedieningsorganen kan variëren met de landelijke vereisten en ook van model tot model binnen de voertuigserie. 9

2 Bedieningsorganen INSTRUMENTENPANEEL EN SCHAKELAARS IN INSTRUMENTENHUIS X1000RPM H Mistachterlichten - schakelaar 2. Brandstofmeter Als het contactslot in stand II wordt gedraaid zal door de wijzer het brandstofpeil worden aangegeven. 3. Toerenteller Hierdoor wordt het motortoerental weergegeven in toeren per minuut (x 1000). N.B.: Op modellen met dieselmotor is de toerenteller uitsluitend gekalibreerd tot 6,000 rpm. 4. Snelheidsmeter Hierdoor wordt de wegsnelheid van het voertuig in kilometers per uur aangegeven. 5. Digitale weergave Hierdoor worden de totaal afgelegde afstand (kilometerteller), de lengte van een individuele rit en de schakelstand (uitsluitend modellen met automatische transmissie), weergegeven. 6. Dagteller - terugstel/functietoets Indrukken om om beurten de totaal door het voertuig afgelegde afstand en de gedurende die dag afgelegde afstand, weer te geven. Nadat de dagteller is ingesteld, ingedrukt houden om de weergave terug te laten springen op nul. 7. Koelvloeistoftemperatuurmeter Onder normale omstandigheden gaat de wijzer omhoog tot het midden van de meter. 8. Achterruitsproeier/wisser - schakelaar 9. Achterruitwisser - schakelaar N.B.: Dit is een kort overzicht van het instrumentenpaneel. Voor een gedetailleerdere beschrijving van ieder instrument, wordt verwezen naar de sectie "Instrumenten". 10

3 MIDDENCONSOLE - SCHAKELAARS Bedieningsorganen H Model met automatische transmissie geïllustreerd 1. Achterruit - ontwaseming 2. Gevarenknipperlichten 3. Gerecirculeerde lucht - toevoer* 4. Airconditioning* 5. Elektrische ramen 6. Achterraam - isolatie* 7. Centrale deurvergrendeling 8. Afdalingsremregeling (HDC) 9. 3e/5e deur - elektrisch bediend raam 11

4 Sloten en alarm Sloten en alarm SLEUTELS EN ZENDERS H3519 U zult twee zenders en een paar identieke sleutels hebben ontvangen. De reservesleutel en de zender moeten op een veilige plaats worden bewaard - NOOIT IN HET VOERTUIG! De sleutels die bij uw voertuig horen, zijn geprogrammeerd op het veiligheidssysteem van het voertuig - deze kunnen NIET opnieuw worden geprogrammeerd. Ook kan de motor niet worden gestart zonder een geldige geprogrammeerde sleutel. Als een sleutel wordt verloren of als die afbreekt, kan uitsluitend een nieuw exemplaar worden besteld bij een Land Rover dealer. N.B.: Land Rover dealers hebben geen reservesleutels in voorraad. Er is dus enige tijd mee gemoeid om nieuwe sleutels te programmeren op het veiligheidssysteem waarna die sleutels uw dealer worden toegestuurd. Als u een sleutel verliest, neem dan onmiddellijk contact op met uw Land Rover dealer; een gerapporteerde verloren sleutel zal buiten werking worden gesteld. Als de sleutel later wordt gevonden, kan uw Land Rover dealer die opnieuw activeren. ALARMSYSTEEM Uw voertuig is voorzien van een technisch uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en minimaal ongemak te garanderen wordt het ten sterkste aanbevolen om goed inzicht te krijgen in het alarmsysteem. Derhalve dient dit gedeelte van het instructieboekje goed te worden gelezen. OP SLOT DOEN VAN HET VOERTUIG EN ACTIVEREN VAN HET ALARM Voordat het voertuig op slot wordt gedaan en het alarm wordt geactiveerd, eerst controleren of alle deuren (inclusief de 3e/5e deur), de ramen, het zonnedak en de motorkap goed zijn gesloten. Er zijn drie methoden voor het beveiligen van uw voertuig: "Supervergrendeling" met de zender - (aanbevolen maximale beveiligingsmethode). "Supervergrendeling" met de sleutel. Op slot doen met de sleutel. BELANGRIJK Als in het voertuig passagiers of huisdieren worden achtergelaten, mag vergrendeling van het voertuig met de zender NIET worden uitgevoerd - door bewegingen in het voertuig is het mogelijk dat de ruimte-bescherming wordt geactiveerd*, waardoor het alarm zal gaan klinken. TENEINDE HET VOERTUIG ZO GOED MOGELIJK TE BEVEILIGEN, MOET MET DE ZENDER, ALTIJD DE SUPERVERGRENDELING VAN HET VOERTUIG WORDEN TOEGEPAST 12

5 Sloten en alarm Met de zender H3297 Hoewel het onnodig is om de zender in de richting van het voertuig te richten, dient de zender wel binnen het bereik van het voertuig te zijn wanneer een knop wordt ingedrukt. Vergeet niet dat het effectieve bereik van de zender afhankelijk kan zijn van de conditie van de cel en dat het bereik soms ook kan worden beperkt door fysieke en geografische factoren waarover u geen controle heeft. Uit veiligheidsoogpunt is het verstandig om het voertuig uitsluitend van slot te doen als u vrij dicht bij het voertuig staat. Op slot doen Met de zender: Druk de knop met het hangslotsymbool (afsluiten) éénmaal in. Iedere keer dat het voertuig met de zender op slot wordt gedaan, ontvangt een ontvanger in het voertuig een gecodeerd signaal, waardoor de volgende onderdelen van de voertuigbeveiliging worden geactiveerd: de centrale deurvergrendeling (alle deursloten worden geactiveerd). "Supervergrendeling" - de deursloten kunnen vanaf de binnenkant van het voertuig niet worden bediend. het perimetrische alarm (hierdoor worden de deuren, de 3e/5e deur en het kofferdeksel beschermd). ruimtebescherming*. Als de deuren op de juiste manier worden vergrendeld, zullen de richtingaanwijzers tegelijkertijd drie keer knipperen. Hierdoor wordt bevestigd dat het voertuig is beveiligd. Ook zal het diefstalalarm-waarschuwingslampje (in het instrumentenpaneel) snel gaan knipperen. Na activering zal door het alarm een signaal worden gegeven als een deur wordt geopend, als de soft-back omhoog wordt bewogen, of als de hard-back wordt verwijderd of als (na een controleperiode van 15 seconden) in de passagiersruimte beweging wordt geregistreerd (zie Ruimtebescherming*, pagina 16 ). Met de sleutel: Steek de sleutel in het slot. Draai de sleutel vervolgens in de richting van de achterkant van het voertuig. Als de sleutel ÉÉN keer wordt omgedraaid, gebeurt het volgende: alle deuren zijn nu op slot (niet supervergrendeld) het perimetrische alarm is geactiveerd (hierdoor worden de deuren, de motorkap en de 3e/5e deur beveiligd) N.B.: Ruimtebescherming* is niet geactiveerd! Als de sleutel binnen 1 seconden TWEE keer wordt omgedraaid, gebeurt - in aanvulling op het bovenstaande - tevens het volgende: Supervergrendeling Als de deuren op de juiste manier worden vergrendeld, zullen de richtingaanwijzers tegelijkertijd drie keer knipperen. Hierdoor wordt bevestigd dat het voertuig is beveiligd. Ook zal het diefstalalarm-waarschuwingslampje (in het instrumentenpaneel) snel gaan knipperen. N.B.: De motor zal 3 seconden nadat het contact af is gezet, automatisch worden geïmmobiliseerd. De motor wordt ook onmiddellijk geïmmobiliseerd nadat de contactsleutel uit het contactslot is verwijderd. 13

6 Sloten en alarm Supervergrendeling Mits alle deuren geheel zijn gesloten wordt de supervergrendeling automatisch geactiveerd wanneer het voertuig met de zender op slot wordt gedaan. Gedurende supervergrendeling worden ook de krukken aan de binnenkant van de deuren geïmmobiliseerd. Een indringer kan dus onmogelijk toegang tot het voertuig verkrijgen door een raam in te slaan en de deuren met de binnenkrukken te openen. Uit veiligheidsoogpunt mag supervergrendeling NOOIT plaatsvinden als in het voertuig passagiers achterblijven - daar die in noodgevallen dan niet kunnen ontsnappen. Verkeerd afsluiten Als één van de deuren, de 3e/5e deur of de motorkap niet goed is gesloten nadat het alarm is geactiveerd, wil dat zeggen dat het voertuig verkeerd op slot is gedaan (door de claxon wordt een waarschuwingssignaal gegeven). Het alarm zal nog steeds zijn geactiveerd. Ook is de motor nog gemobiliseerd, maar de niet gesloten deur, 3e/5e deur of motorkap zal niet zijn beschermd en - tenzij de motorkap niet goed is gesloten - zal ook de ruimtebescherming * niet zijn geactiveerd. Als de betreffende deur, de 3e/5e deur of de motorkap wordt gesloten, dan zal het alarm geheel worden geactiveerd. Het is dan dus niet nodig om de vergrendelknop nogmaals in te drukken tenzij de bestuurdersdeur niet is gesloten. In dat geval zal het alarm geheel worden geactiveerd door de vergrendelknop nogmaals in te drukken. Als toen het alarm werd geactiveerd, het raam van de 3e/5e deur niet was gesloten, zal de claxon een signaal geven. Hierdoor wordt u daaraan herinnerd. Het voertuig staat echter wel op slot en ook is het alarm, zoals normaal, geactiveerd. Het is mogelijk om het raam van de 3e/5e deur vanaf de buitenkant van het voertuig te sluiten door de contactsleutel in het slot van de 3e/5e deur te steken (zie Sluiten en openen, pagina 49 ). Diefstalalarm - waarschuwingslampje H3298 Nadat het voertuig is afgesloten zal het RODE waarschuwingslampje op het dashboard snel gaan knipperen terwijl het alarm zichzelf automatisch activeert. Na circa 10 seconden zal het waarschuwingslampje trager gaan knipperen. Als een afschrikking voor een potentiële dief blijft het waarschuwingslampje knipperen tot het alarm buiten werking wordt gesteld. Van slot doen Met de zender: Als uw voertuig is voorzien van SPE en met de zender op slot werd gedaan, zal het voertuig met de zender in twee fasen van slot worden gedaan: Druk de ontgrendelknop (Land Rover) éénmaal in om het alarm buiten werking te stellen. Ook wordt nu uitsluitend de bestuurdersdeur van slot gedaan (zie Toegang via één deur (SPE - Single Point Entry), pagina 15 ). Druk de ontgrendelknop twee keer in om het alarm buiten werking te stellen. Nu worden ook ALLE deuren van slot gedaan. 14

7 Sloten en alarm Als uw voertuig niet is voorzien van SPE zullen alle deuren van slot worden gedaan zodra de knop wordt ingedrukt. Aan binnenkant geplaatste vergrendelschakelaar In beide gevallen zullen de richtingaanwijzers één keer gaan knipperen. Ook zal de binnenverlichting gaan branden. Met de sleutel: Draai de sleutel in de richting van de voorkant van het voertuig. Als het alarm is geactiveerd dan zal de beveiliging van de bestuurdersdeur worden opgeheven. Ook zal de bescherming van het interieur*worden gedeactiveerd. Het alarm kan echter uitsluitend met de zender buiten werking worden gesteld. De motor wordt opnieuw gemobiliseerd door de contactsleutel in het contactslot te steken. Als het alarm afgaat Als het alarm afgaat, zal circa 30 seconden lang een signaal worden gegeven. Daarna wordt het signaal vanzelf afgezet. Het alarm kan maximaal tien keer voordat dit moet worden teruggesteld, worden geactiveerd. U kunt het alarmsignaal afzetten door één van de knoppen op de zender in te drukken, of door de deursloten te bedienen door de sleutel in het slot van de bestuurdersdeur te steken. Toegang via één deur (SPE - Single Point Entry) Dit is een privé-veiligheidssysteem waardoor het mogelijk is om uitsluitend de bestuurdersdeur van slot te doen. De andere deuren blijven op slot. U kunt het systeem met de zender als volgt bedienen: Druk de ontgrendelknop éénmaal in om de bestuurdersdeur van slot te doen. Druk nogmaals op de knop om de resterende deuren en de 3e/5e deur van slot te doen. De SPE (toegang via één deur) kan door een Land Rover dealer buiten werking worden gesteld. H3334 Dit is een privé-veiligheidssysteem waarmee de bestuurder alle deuren via de binnenkant van het voertuig op slot (of van slot) kan doen (gedurende het rijden of als het voertuig stilstaat). Van slot doen door het onderste gedeelte van de schakelaar in te drukken (het alarm zal niet worden geactiveerd). Van slot doen door het bovenste gedeelte in te drukken. N.B.: Als de interieurvergrendeling is geactiveerd, moet één keer aan de binnendeurkruk worden getrokken om de deur van slot te doen. Open de deur door twee keer aan de kruk te trekken. Deurkrukken en slotpallen Vanaf de binnenkant van het voertuig kunnen de deuren afzonderlijk worden afgesloten door de betreffende slotpal in te drukken. De deuren kunnen echter niet van slot worden gedaan door de slotpalschakelaar omhoog te bewegen. De deuren van slot doen door de krukken als volgt te gebruiken: Als de deurkruk de eerste keer wordt gebruikt, vindt ontgrendeling van de deur plaats. Als de deurkruk nogmaals wordt gebruikt, vindt ontgrendeling van de deur plaats. N.B.: Na supervergrendeling kunnen de deuren niet met de deurkrukken worden geopend (zie Supervergrendeling, pagina 14) 15

8 Sloten en alarm Ruimtebescherming* De ruimtebescherming werd zodanig ontworpen dat hierdoor het interieur van het voertuig wordt beschermd tegen inbraak (bijvoorbeeld doordat een dief via een ingeslagen ruit toegang tracht te verkrijgen). Door een sensor in het voertuig wordt de binnenruimte gecontroleerd. Het alarm wordt geactiveerd als luchtbeweging wordt geconstateerd in de passagiersruimte. KINDERSLOTJES De zender gebruiken: De ruimtebescherming wordt automatisch geactiveerd wanneer de zender wordt gebruikt om het alarm in te stellen. De sleutel gebruiken: Als het voertuig met de sleutel op slot wordt gedaan, zal de ruimtebescherming NIET worden geactiveerd. De ruimtebescherming mag nooit worden geactiveerd als de ramen of het zonnedak nog open staan of als in het voertuig passagiers of dieren worden achtergelaten - door eventuele bewegingen zal het alarm worden geactiveerd. H3299 Op 5-deurs modellen worden de kinderslotjes geactiveerd door de knop op de achterdeuren omlaag te duwen (zie pijl in illustratie). Als de kinderslotjes geactiveerd zijn, zal het onmogelijk zijn om de achterdeuren vanaf de binnenkant van het voertuig te openen. Daardoor wordt het risico opgeheven van een deur die per ongeluk wordt geopend terwijl het voertuig in beweging is. Laat kinderen NOOIT zonder toezicht in het voertuig achter. 16

9 Sloten en alarm MOTORIMMOBILISATIE De immobilisatie van de motor is een belangrijk aspect van het veiligheidssysteem. De immobilisatie is zodanig ontworpen dat het voertuig wordt beschermd tegen diefstal als de bestuurder vergeet om de deuren op slot te doen. Door toepassing van motorimmobilisatie is het onmogelijk om de motor te starten als niet een voor het voertuig geldige sleutel in het contactslot wordt gestoken. Immobilisatie vindt onder de volgende omstandigheden, automatisch, plaats. Drie seconden nadat het contact af is gezet. Zodra de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd. De motor opnieuw wordt gemobiliseerd door een signaal dat vanaf een zender in de kop van de sleutel naar de contactschakelaar wordt gezonden. Dit geschiedt automatisch iedere keer dat een geldige sleutel in het contact wordt gestoken en in stand I wordt gedraaid. Bewaar NOOIT meer dan één contactsleutel aan dezelfde sleutelring. Als sleutels zich te dicht bij elkaar bevinden, dan zal de motor niet automatisch opnieuw worden gemobiliseerd. DEURVERGRENDELING; AFSLUITSCHAKELAAR H3300 Een veiligheidsschakelaar die uitsluitend kan worden gebruikt met het contactslot in stand II zorgt ervoor dat de deuren centraal op slot worden gedaan (of als de deuren op slot zijn dan zullen die van slot worden gedaan) bij ongevallen of een plotselinge botsing. Wanneer de schakelaar gaat werken zal de centrale deurvergrendeling worden geblokkeerd tot het systeem wordt teruggesteld door de rubber bovenkant in te drukken (zie de pijl in de illustratie). Op modellen met benzinemotor zal dan tevens het brandstofsysteem worden teruggesteld (zie BRANDSTOFTOEVOER-ONDERBREKINGSSCH AKELAAR, pagina 80 ). Altijd eerst controleren op brandstoflekkages en dan pas de schakelaar terugstellen! 17

10 Sloten en alarm MET DE ZENDER De zender bevat delicate elektronische circuits die tegen de invloeden van water, hoge temperaturen, vocht, direct zonlicht en de gevolgen van oplosmiddelen, was en schurende reinigingsmiddelen, moeten worden beschermd. De cel dient - afhankelijk van het gebruik - circa drie jaar lang mee te gaan. Wanneer de cel moet worden vervangen dan blijkt dat uit de volgende symptomen: Een geleidelijke verslechtering van de prestaties van de zender terwijl de zender ook steeds dichter in de buurt van het voertuig moet worden gebruikt. De waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje voor het diefstalalarm zullen tien seconden lang, éénmaal per seconde, een dubbele pieptoon/knipperlichtsignaal geven nadat het alarm buiten werking is gesteld en de bestuurdersdeur is geopend. Het wordt aanbevolen dat een Land Rover STC 4080 of een Panasonic CR2032 cel wordt geplaatst (verkrijgbaar bij een Land Rover dealer). Cel vervangen H3518 afdichting tussen de twee helften van de zender NIET wordt beschadigd. Zorg er ook voor dat vocht of vuil de zender niet kan binnendringen. 2. Schuif de cel uit de klem. Zorg ervoor dat de printplaat of de contactoppervlakken van de klem niet worden aangeraakt. 3. Eén van de knoppen van de zender minstens vijf seconden lang indrukken en ingedrukt houden (hierdoor wordt de zender geheel ontladen). 4. Plaats de nieuwe cel en controleer of de polariteit correct is gehandhaafd (de cel plaatsen met de ["+"] kant naar boven). Door vingerafdrukken zal de technische levensduur van de cel nadelig worden beïnvloed; indien mogelijk moet altijd worden voorkomen dat de platte oppervlakken van de cel worden aangeraakt. Deze voordat de cel wordt geplaatst ook altijd goed schoonvegen. 5. Druk de twee helften van de twee zenders stevig op elkaar. Druk die vervolgens goed vast zodat vuil of vocht de zender niet kunnen binnendringen. 6. De zender opnieuw synchroniseren. De zender is nu gereed voor gebruik. Zender opnieuw synchroniseren Als het voertuig niet met de zender op of van slot kan worden gedaan, kan dit komen doordat het gecodeerde signaal dat door de zender wordt verzonden, en het signaal dat wordt verwacht door de alarmregeleenheid, niet langer zijn gesynchroniseerd. De zender wordt opnieuw gesynchroniseerd door één van de knoppen minstens vijfmaal snel in te drukken (dicht in de buurt van het voertuig). 1. De zender voorzichtig uit elkaar halen. Begin aan de kant van de sleutelring en gebruik een kleine schroevendraaier of een muntstuk. Zorg ervoor dat de 18

11 3e/5e deur 3e/5e deur OPENEN EN SLUITEN Sluiten Wanneer de 3e/5e deur wordt gesloten moet eerst de handgreep worden ingedrukt - NOOIT op het raam van de 3e/5e deur. Lading vervoeren Lange ladingen moeten op het imperiaal worden meegevoerd. Als het onvermijdelijk is om een lading mee te voeren die door het achterraam naar buiten steekt, dan mag de lading NOOIT op het raam rusten. Het raam of het mechanisme kan dan worden beschadigd (zie tevens Lange ladingen, pagina 120). H2317 Openen van de 3e/5e deur Wanneer de ontgrendeling wordt uitgetrokken (zoals aangegeven in de illustratie), zal het slot van de 3e/5e deur in twee fasen van slot worden gedaan: 1. het raam van de 3e/5e deur gaat omlaag uit de geleidegoot. 2. de elektronische deurvergrendeling komt los. De deur kan nu worden geopend. Aanvankelijk wordt de deur slechts halverwege geopend tot weerstand wordt ondervonden; hierdoor wordt voorkomen dat de deur geheel open zwaait en in contact komt met een obstakel terwijl het toch mogelijk blijft om toegang te verkrijgen in situaties waarbij niet voldoende ruimte is om de deur geheel te openen. Druk tegen de weerstand in en zet de deur geheel open. N.B.: De vergrendeling van de 3e/5e deur kan niet worden gebruikt als het raam of de afdichting is vastgevroren, daar het raam eerst iets omlaag moet bewegen voordat de 3e/5e deur kan worden geopend. Het raam dient dus altijd eerst met warm water te worden ontdooid. 19

12 Stoelen Stoelen VOORSTOEL - AFSTELLING Teneinde te voorkomen dat u eventueel de beheersing over het voertuig verliest waardoor vrijwel altijd ernstige verwondingen worden veroorzaakt, mag de bestuurdersstoel NOOIT worden afgesteld als met het voertuig wordt gereden. Sta inzittenden NOOIT toe om mee te rijden als rugleuningen zoveel mogelijk naar achteren zijn geklapt. De autogordels zijn uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van 25 graden ten opzichte van de verticale stand Lendensteun (lumbale steun) - afstellen (uitsluitend bestuurdersstoel) Verdraai het handwieltje (3) om de mate van steun die door de lendensteun wordt gegeven, te verhogen of te verlagen. Hoofdsteunen - afstelling Beweeg de hoofdsteun (4) omhoog of omlaag tot het kussen gelijk staat met de achterkant van het hoofd. Hoofdsteunen zijn zodanig ontworpen dat daardoor de achterkant van het hoofd (en NIET DE NEK) wordt ondersteund zodat het hoofd bij een botsing, niet met een ruk naar achteren kan bewegen. De hoofdsteun is uitsluitend effectief als die, qua hoogte, gelijk staat met het hoofd. Hoofdsteunen verwijderen Draai de rechter bevestiging (5) een kwartslag linksom. Trek de hoofdsteun omhoog. Nadat een hoofdsteun weer is geplaatst, moet de rechter bevestiging rechtsom worden gedraaid. NOOIT met het voertuig rijden als de hoofdsteunen uit de stoelen die worden gebruikt, zijn verwijderd. H Afstellen naar voren/achteren Til de hefboom (1) omhoog en schuif de stoel in de juiste positie. Controleer of de stoel in positie is vergrendeld voordat met het voertuig wordt weggereden. Rugleuning - afstelling Afstellen door het handwieltje (2) rond te draaien. 20

13 Stoelen Achterstoel - toegangshefboom (3-deurs modellen) H3361 Beweeg de hefboom omhoog om de rugleuning naar voren te klappen. De toegangshefboom voor de achterstoel fungeert tevens als een aanreikarm voor de autogordel waardoor die makkelijker kan worden bereikt (zie Autogordel - aanreikarm (3-deurs modellen), pagina 24). Pas wegrijden als de rugleuning goed is vastgezet. Achterstoelen Voor informatie over achterstoelen die kunnen worden weggeklapt wordt verwezen naar OMLAAG KLAPPEN VAN DE ACHTERSTOELEN, pagina 120. Verwarmde voorstoelen* Voor informatie over de werking van de voorstoelverwarming, wordt verwezen naar VERWARMDE VOORSTOELEN*, pagina

14 Autogordels Autogordels AUTOGORDELS - VEILIGHEID De autogordels in uw voertuig zijn uitsluitend bestemd voor volwassenen. Het is nooit toegestaan dat meer dan één inzittende gebruik maakt van een autogordel. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Eis ALTIJD dat ALLE passagiers, te allen tijde, de autogordels op de juiste manier gebruiken - dit geldt ook voor zelfs de kortste ritten. Stel de autogordels ALTIJD zodanig af dat eventuele speling in de band wordt opgeheven. Zet de banden NOOIT losser door die van het lichaam af te houden - de autogordel is uitsluitend totaal effectief als die altijd volledig contact maakt met het lichaam. Plaats de schootgordel ALTIJD zo laag mogelijk op de heupen (en nooit over de buik). Zorg ervoor dat de schoudergordel over de schouder wordt gelegd zonder dat die van de schouder af kan glijden of tegen de nek kan drukken. Plaats autogordels NOOIT over harde, scherpe of tere artikelen in de kleding, zoals pennen, sleutels, een bril, etc. Altijd een autogordel vervangen die de spanningen en krachten van een ernstige botsing heeft doorstaan, of als blijkt dat de band is gerafeld. Indien het mogelijk is moeten de autogordels ook worden gebruikt voor het veilig vastzetten van grote artikelen of bagage die op de stoelen worden meegevoerd - bij een botsing zullen niet-bevestigde artikelen kunnen veranderen in projectielen die ernstige verwondingen kunnen veroorzaken. Een verdraaide autogordel of een autogordel waarvan de correcte werking op welke wijze dan ook wordt belemmerd, mag NOOIT worden gebruikt. Passagiers voorin NOOIT toestaan om de rugleuning van een stoel geheel omlaag te klappen. De autogordels zijn uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van circa 25 graden ten opzichte van de verticale stand. Zorg ervoor dat vreemd materiaal (speciaal suikerhoudende voedingsmiddelen en dranken) de autogordelsloten NIET binnen kan dringen - door dergelijke stoffen kunnen sloten totaal buiten werking worden gesteld. In de meeste landen zijn alle inzittenden bij de wet verplicht om autogordels te gebruiken, tenzij die bepaalde persoon op basis van een medisch certificaat gerechtigd is om een autogordel niet te gebruiken. Een zwangere vrouw dient de autogordel onder de baby over de heupen te plaatsen. De schoudergordel moet over de schouder, tussen de borsten en links of rechts van de baby worden geplaatst - in twijfelgevallen altijd het advies inwinnen van een arts. Het airbag aanvullende veiligheidssysteem (SRS) is zodanig ontworpen dat hierdoor de algehele effectiviteit van de autogordels wordt vergroot. De autogordels worden daardoor niet vervangen. DERHALVE DIENEN ALTIJD AUTOGORDELS TE WORDEN GEBRUIKT! Controleer altijd of de autogordels correct worden gebruikt - wordt een autogordel niet op de juiste manier gebruikt, dan wordt het risico van ernstige verwondingen, of zelfs de dood bij een botsing, aanzienlijk vergroot. 22

15 Autogordels AUTOGORDELS Teneinde bij ongevallen, verwonding tot een minimum te beperken, is het essentieel dat autogordels correct worden gebruikt. Lees de onderstaande instructies, inclusief het advies onder de titel AUTOGORDELS - VEILIGHEID, pagina 22. Bevestigen van de autogordels N.B.: Indien mogelijk moeten passagiers achterin het voertuig altijd zodanig in hun stoel plaatsnemen dat de autogordel over de schouder kan worden aangebracht zonder dat druk wordt uitgeoefend op de nek. De autogordel losmaken Druk de RODE knop op de gesp van de autogordel in. Voorste autogordel - bovenste bevestigingspunt (5-deurs modellen) H3303 Automatische gordelrollen zijn op alle voor- en achterstoelen geplaatst. Trek de riem over de schouder en diagonaal over de borst. Controleer of de band is verdraaid en steek de metalen tong in de gesp die zich het dichtst bij de gebruiker bevindt - door een "KLIK" wordt aangegeven of de gordel goed is bevestigd. N.B.: Het lipje van de middelste achterste autogordel*past niet in één van de aan de buitenkant geplaatste gordelgespen. Autogordels zijn zodanig ontworpen dat die op de skeletstructuur van het lichaam rusten (de heupen, de borstkas en de schouders). Autogordels kunnen uitsluitend veilig worden gebruikt als de rugleuningen van de stoelen vrijwel rechtop zijn gezet - passagiers voorin NOOIT toestaan om de rugleuning van een stoel geheel omlaag te klappen. H2344A De hoogte van het bovenste bevestigingspunt van de autogordel kan voor comfort EN veiligheid worden gewijzigd. Stel de hoogte van het bevestigingspunt van de autogordel af door de knop (zie de pijl in de illustratie) in te drukken en de bevestiging omhoog of omlaag te schuiven. Uit veiligheidsoogpunt moet de autogordel altijd zodanig worden gebruikt dat de band over de schouder is geplaatst. Deze moet zich HALVERWEGE TUSSEN DE HALS EN DE SCHOUDER BEVINDEN. Controleer of de bevestiging in één van de standen is "vastgeklikt" voordat u gaat rijden. 23

16 Autogordels Autogordel - aanreikarm (3-deurs modellen) N.B.: De gordelspanners worden NIET geactiveerd door botsingen aan de achter- en zijkant van het voertuig en ook niet door minder zware frontale botsingen. H3304 De toegangshefboom voor de achterstoel kan worden gebruikt als autogordelaanreikarm waardoor de voorste autogordels makkelijker kunnen worden bereikt. GORDELSPANNERS De gordelspanners worden geactiveerd in combinatie met de airbag-srs. Hierdoor worden passagiers extra beschermd gedurende een ernstige frontale botsing (zie HOE DE AIRBAG-SRS WERKT, pagina 28). Door de gordelspanners zullen de autogordels van de voorstoelen automatisch worden teruggetrokken. Hierdoor wordt de speling in de schoot- en schoudergordels opgeheven, waardoor de voorwaartse beweging van de drager van de autogordel bij een ernstige frontale botsing, zoveel mogelijk wordt beperkt. Het SRS-waarschuwingslampje (airbag) op het instrumentenpaneel zal u op de hoogte brengen van eventuele storingen van de gordelspanners. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, dan zullen inzittenden nog steeds door de autogordels worden beschermd. Deze moeten dus worden gebruikt als het onmogelijk is om met het voertuig door te rijden. BELANGRIJK De gordel-spanners zullen slechts één keer kunnen werken. Daarna MOETEN die door een Land Rover dealer WORDEN VERVANGEN. Als dit niet gebeurt dan zal dit ten koste gaan van de effectiviteit van de veiligheidssystemen voorin het voertuig. Na iedere frontale botsing moeten de autogordels en de spanners worden gecontroleerd. Zonodig moeten die door een Land Rover dealer worden vervangen. Uit veiligheidsoogpunt moeten de voorstoelen en autogordels uitsluitend worden vervangen door een Land Rover dealer. 24

17 Autogordels VERZORGING VAN AUTOGORDELS De gordels moeten regelmatig worden gecontroleerd op tekenen van slijtage, rafelen en sneden; tevens dient speciale aandacht te worden besteed aan de conditie van de bevestigingspunten en de afstellingen. De banden mogen NOOIT worden gebleekt of gekleurd. Tevens dient te worden voorkomen dat de banden door boenwas, olie of chemicaliën worden vervuild (zie Autogordels, pagina 169). Testen van automatische gordelrollen Eerst de autogordel vastmaken, vervolgens de banden, in de buurt van de gesp, snel en scherp omhoog trekken. De gesp moet goed vergrendeld blijven. De autogordel losmaken. De banden zo ver mogelijk uittrekken. Controleer of uitrollen mogelijk is zonder dat de gordel vastloopt of stopt. Laat de gordel vervolgens GEHEEL terugtrekken. Rol de band gedeeltelijk uit. Houd de tongplaat vast en trek de band vervolgens snel en scherp naar voren. Het mechanisme moet dan automatisch vergrendelen, zodat de gordel niet verder kan worden uitgerold. Als een autogordel niet aan één van deze testen voldoet, onmiddellijk contact opnemen met uw dealer. anden of waardoor de spanningen en krachten van een ernstige botsing zijn doorstaan, dienen altijd te worden vervangen. 25

18 Kinderstoeltjes Kinderstoeltjes KINDERSTOELTJES De autogordels in uw voertuig zijn ontworpen voor volwassenen en grotere kinderen. Uit veiligheidsoogpunt is het uiterst belangrijk dat alle baby s en kleuters plaatsnemen in een kinderstoeltje dat geschikt is voor hun leeftijd en grootte. Veiligheidsstoeltjes die zijn goedgekeurd voor uw voertuig kunnen door uw Land Rover dealer worden geleverd. Plaats uitsluitend een kinderstoeltje dat is goedgekeurd voor uw voertuig. Zorg er ook altijd voor dat de instructies van de producent voor het plaatsen van het stoeltje altijd exact worden uitgevoerd. Tracht nooit om op 3-deurs voertuigen met slechts vier stoelen, een kinderstoeltje middenachter te plaatsen. Voertuigen met airbag voor de passagier* Uit veiligheidsoogpunt dienen kinderen altijd achterin het voertuig te worden meegevoerd. Als een airbag is geplaatst voor de passagier voorin het voertuig, en het onvermijdelijk is om een kind voorin het voertuig mee te voeren, dan moet de stoel geheel naar achteren worden geplaatst. Gebruik dan ook uitsluitend een voor dat doel goedgekeurd NAAR VOREN WIJZEND kinderstoeltje. Gebruik NOOIT een naar achteren wijzend kinderstoeltje - een airbag die wordt opgeblazen kan zwaar in contact komen met het stoeltje, waardoor het kind ernstig kan worden verwond! Door het bovenstaande symbool dat op het dashboardpaneel aan de passagierskant van uw voertuig is vastgemaakt, wordt gewaarschuwd tegen het gebruik van een NAAR ACHTEREN WIJZEND kinderstoeltje. Plaats NOOIT een naar achteren wijzend kinderstoeltje in een passagiersstoel als het voertuig ook is voorzien van een airbagsysteem voor de passagier. Als van dit advies wordt afgeweken, kan het activeren van de airbag leiden tot ernstige verwondingen, of zelfs de dood van het kind. 26

19 Airbag-SRS Airbag-SRS H3362 AIRBAG-SRS Het airbag aanvullende veiligheidssysteem (SRS) levert bij een ernstige frontale botsing met het voertuig, extra bescherming voor de bestuurder of de bestuurder en een passagier voorin het voertuig. De airbag is een aanvullend veiligheidssysteem waardoor gedurende een frontale botsing uitsluitend EXTRA bescherming wordt gegeven - hierdoor wordt de noodzakelijkheid voor het gebruiken van een autogordel NIET opgeheven. Voor maximum beveiliging bij alle botsingen, moeten altijd autogordels worden gebruikt. Mits de passagiers voorin het voertuig op de juiste manier hebben plaatsgenomen en de autogordels gebruiken, zullen de airbags extra bescherming voor de borststreek en het gelaat leveren als het voertuig betrokken raakt bij een ernstige frontale botsing. N.B.: De airbags worden zeer snel opgeblazen en lopen ook zeer snel leeg. Deze beschermen echter niet tegen de gevolgen van secundaire botsingen die eventueel kunnen optreden. De airbag(s) bevindt (en) in het middelste gedeelte van het stuurwiel en in het dashboardpaneel boven het handschoenenkastje (zie illustratie). De werking van de airbag mag nooit door een passagier voorin het voertuig worden belemmerd door de voeten, de knieën of andere lichaamsdelen of voorwerpen in contact te brengen met de airbagmodule of in de buurt te plaatsen van een airbagmodule. 27

20 Airbag-SRS Teneinde er zeker van te kunnen zijn dat de airbags op de juiste manier worden geactiveerd is het essentieel dat nooit obstakels worden geplaatst tussen een airbag en de inzittende die daardoor dient te worden beschermd. Hieronder volgen voorbeelden van het soort obstakels waardoor de juiste werking van de airbag negatief kan worden beïnvloed of waardoor de persoonlijke veiligheid in gevaar kan worden gebracht als de airbag wordt opgeblazen: Accessoires die zijn bevestigd aan het deksel van een airbag of dit deksel verbergen. Losse handbagage of andere voorwerpen die op het deksel van de airbag zijn geplaatst. Voeten, knieën of andere lichaamsdelen als deze contact maken met of zich dicht in de buurt bevinden van een airbagdeksel. Plaats NOOIT voorwerpen op het deksel van de airbag. Maak hieraan ook nooit voorwerpen vast (hierbij gaat het om het middelste gedeelte van het stuurwiel of het dashboardpaneel). Hierdoor kan het opblazen van de airbag worden belemmerd. Wordt de airbag toch opgeblazen dan kunnen deze voorwerpen veranderen in projectielen, waardoor inzittenden ernstig kunnen worden gewond. Zithoudingen Teneinde optimale bescherming te geven bij een ernstige botsing, is het essentieel dat de airbags met grote snelheid worden geactiveerd. Een airbag die wordt opgeblazen kan schuurplekken in het gelaat en andere verwondingen veroorzaken als de inzittende zich op het moment van activering van de airbag, te dicht in de buurt bevindt. Teneinde het risico van dergelijke verwondingen veroorzaakt door een geactiveerde airbag zo laag mogelijk te houden, dienen autogordels altijd op de juiste manier te worden gebruikt. Tevens dienen zowel de bestuurder als de passagier voorin het voertuig hun stoelen zodanig in te stellen dat een zo groot mogelijke afstand als praktisch mogelijk is wordt gehouden van de airbags. HOE DE AIRBAG-SRS WERKT Bij een botsing zal door de airbagregeleenheid de mate van vertraging of acceleratie veroorzaakt door de botsing worden geregistreerd teneinde vast te stellen of de airbags al dan niet dienen te worden geactiveerd. De werking van de airbag-srs is geheel afhankelijk van de snelheid waarmee de passagiersruimte in het voertuig verandert als gevolg van een botsing. De omstandigheden die bij verschillende soorten botsingen een rol spelen (de snelheid van het voertuig, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt en bijvoorbeeld het type en de massa van het voorwerp waarmee het voertuig in contact komt), kunnen aanzienlijk van elkaar afwijken en hierdoor zal de mate van acceleratie of deceleratie worden beïnvloed. 28

21 Airbag-SRS N.B.: De airbag-srs is niet zodanig ontworpen dat die gaat werken als resultaat van botsingen achterop het voertuig, minder zware frontale botsingen of aanrijdingen op de zijkant van het voertuig of als het voertuig omrolt; het systeem zal tevens niet gaan werken als zwaar wordt afgeremd of bij rijden over gaten in de weg en verkeersdrempels. Hieruit volgt dus dat belangrijke oppervlakteschade kan ontstaan zonder dat de airbags worden opgeblazen. Het is dus ook mogelijk dat bij relatief weinig structurele schade de airbags toch gaan werken. Airbags zullen uitsluitend worden geactiveerd als dit essentieel is om de beveiliging die wordt geleverd door de autogordels aan te vullen. Bij een zware frontale botsing zullen zowel beide voorste airbags als de gordelspanners worden geactiveerd. Door een opgeblazen airbag kunnen ontvelde plekken op het gelaat en andere verwondingen worden veroorzaakt. Het risico van verwondingen kan zo laag mogelijk worden gehouden door ervoor te zorgen dat de personen die plaatsnemen in de voorstoel, hun autogordels gebruiken. Ook moeten dergelijke inzittenden de juiste houding aannemen terwijl de stoel zo ver mogelijk naar achteren wordt geplaatst. Als een airbag wordt opgeblazen komt ook een fijn poeder vrij. Dit wijst niet op een storing. Door dit poeder kan de huid echter worden geïrriteerd. Dit dient dus zorgvuldig uit de ogen en eventuele sneden of schuurplekken te worden gespoeld. Nadat de airbags zijn opgeblazen, lopen die onmiddellijk leeg. Hierdoor ontstaat een geleidelijk dempend effect waardoor de inzittende(n) wordt (en) beschermd terwijl tevens het zicht van de bestuurder in voorwaartse richting niet wordt beperkt. N.B.: Na het opblazen zijn sommige componenten van de airbag heet - NOOIT aanraken voordat deze zijn afgekoeld. H3307 Airbags worden binnen milliseconden opgeblazen en dit geschiedt met een zeer grote kracht en gaat vergezeld van een luid lawaai. De bewegingsmogelijkheid van de voorstoelen wordt door de opgeblazen airbag en het autogordelsysteem beperkt, waardoor het risico van letsel aan het hoofd en het bovenste gedeelte van de romp, wordt gereduceerd. 29

22 Airbag-SRS Airbag-SRS - waarschuwingslampje Door het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel zult u op de hoogte worden gebracht van eventuele storingen in de airbag-srs. Wanneer de contactschakelaar in stand II wordt gedraaid, gaat het waarschuwingslampje branden. Dit is een gloeilampcontrole. Het lampje gaat na ca. 5 seconden uit. De airbag-srs dient, als de volgende symptomen worden geconstateerd, altijd te worden gecontroleerd door een dealer: Als het waarschuwingslampje niet brandt wanneer de contactschakelaar in stand II wordt gedraaid. Het waarschuwingslampje gaat binnen vijf seconden niet uit nadat het contact in stand II is gedraaid. Het waarschuwingslampje gaat branden nadat de motor is gestart of terwijl met het voertuig wordt gereden. ONDERHOUDSINFORMATIE Tracht NOOIT om de airbag-srs te repareren, te vervangen, te modificeren of op andere wijze ondeskundig te behandelen. Ook mogen nooit onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de bedrading in de buurt van SRS-componenten; hierdoor kan het systeem worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan worden veroorzaakt. Tien jaar na de oorspronkelijk registratiedatum (of na de montagedatum van een nieuwe airbag-srs), moeten bepaalde componenten door een Land Rover dealer worden vervangen (zie "Airbagmodule - vervangingsdatum" op pagina 2 van het onderhoudsboekje). Door die Land Rover dealer moet de juiste pagina na afloop van de werkzaamheden, worden afgestempeld. Tevens dient u ALTIJD contact op te nemen met uw dealer indien: een airbag wordt opgeblazen. de voorkant van het voertuig is beschadigd, zelfs als de airbag niet is opgeblazen. een gedeelte van het deksel van de airbagmodule (het middelste gedeelte van het stuurwiel of het dashboardpaneel) tekenen vertoont die wijzen op scheuren of beschadiging. 30

23 Airbag-SRS BELANGRIJK De componenten van de airbag-srs zijn gevoelig voor elektrische of fysieke storing waardoor het systeem makkelijk kan worden beschadigd. Ook is het mogelijk dat de airbag onverwacht wordt geactiveerd. Voor uw eigen veiligheid wordt derhalve aanbevolen dat u de hulp inroept van een Land Rover dealer voor het uitvoeren van de volgende werkzaamheden: Het verwijderen of repareren van bedrading of componenten in de buurt van SRS-componenten (gele kabelboom) inclusief het stuurwiel, de stuurkolom, de instrumenten en de dashboard-panelen. Het plaatsen van elektronische uitrusting zoals een mobiele telefoon, een radiozender/ontvanger, of een geluidssysteem. Modificaties aan de voorkant van het voertuig, inclusief de bumper en het chassis. Het plaatsen van accessoires op de voorkant van het voertuig. Afdanken van voertuigen Als u uw voertuig verkoopt, zorg er dan voor dat de nieuwe eigenaar op de hoogte wordt gebracht van het feit dat een airbag-srs systeem is geplaatst. Tevens dient u ervoor te zorgen dat de nieuwe eigenaar zich bewust is van de vervangingsdatum voor de airbagmodule. Deze staat vermeld op pagina 2 van het onderhoudsboekje. Als uw voertuig wordt afgedankt en tot schroot wordt verwerkt: niet-opgeblazen airbags zijn potentieel zeer gevaarlijk. Deze moeten door deskundig personeel op veilige wijze en onder zorgvuldige gecontroleerde omstandigheden, worden opgeblazen voordat het voertuig tot schroot wordt verwerkt. 31

24 Stuurkolom Stuurkolom STUURKOLOM - AFSTELLING H2300 De hoek van de stuurkolom kan worden aangepast aan de positie die u gedurende het rijden heeft ingenomen: 1. Het voertuig moet stilstaan. Druk de hefboom geheel omlaag teneinde de stuurkolom los te zetten. 2. Beweeg het stuurwiel (omhoog of omlaag) in de gewenste positie. Zorg ervoor dat het instrumentenpaneel altijd duidelijk zichtbaar blijft. 3. Nadat de stuurkolom is afgesteld moet de hefboom weer geheel omhoog worden getrokken om de stuurkolom in die positie vast te zetten. De stand van de stuurkolom mag NOOIT worden gewijzigd terwijl het voertuig in beweging is. Dit is bijzonder gevaarlijk! Rij NOOIT met het voertuig als de vergrendelhefboom niet geheel naar boven is geduwd (vergrendeld). 32

25 Instrumenten Instrumenten INSTRUMENTENPANEEL X1000RPM H3511 Model met benzinemotor geïllustreerd 1. Brandstofmeter Als het contactslot in stand II wordt gedraaid zal door de wijzer het brandstofpeil worden aangegeven. Na bijtanken gaat de wijzer langzaam omhoog tot het nieuwe peil nadat de contactschakelaar is aan gezet. Als contact uit wordt gezet, loopt de wijzer snel omlaag naar de stand voor "leeg". Nooit de brandstoftank geheel leegrijden - door het overslaan van de motor dat hiervan het gevolg is, kan de katalytische omvormer onherstelbaar worden beschadigd. N.B.: Als op kronkelende of heuvelachtige wegen wordt gereden, is het mogelijk dat de nauwkeurigheid van de brandstofmeter wordt beïnvloed. Het verdient aanbeveling om het brandstofpeil te controleren zodra met het voertuig weer op een horizontale rechte weg wordt gereden. 2. Toerenteller Hierdoor wordt het motortoerental weergegeven in toeren per minuut (x 1000). Teneinde de motor tegen beschadiging te beschermen mag de wijzer van de toerenteller NOOIT de RODE sector bereiken. N.B.: Op modellen met dieselmotor is de toerenteller uitsluitend gekalibreerd tot 6,000 rpm. 3. Snelheidsmeter Hierdoor wordt de wegsnelheid van het voertuig in kilometers per uur aangegeven. 4. Dagteller - terugsteltoets Als het contact wordt aangezet wordt de stand van de kilometerteller weergegeven. Als de terugsteltoets van de dagteller kort wordt ingedrukt, wordt dus de stand weergegeven op de dagteller (wordt de toets nogmaals ingedrukt dan gaat de weergave weer terug naar de kilometerteller). Als de stand van de dagteller wordt weergegeven kan die dagteller op nul worden gezet door de terugsteltoets 2 seconden lang ingedrukt te houden. 33

26 Instrumenten 5. Temperatuurmeter Door deze meter wordt de temperatuur van de motorkoelvloeistof aangegeven. Gedurende het warmdraaien van de motor gaat de wijzer omhoog naar het midden van de meter. Daar dient de wijzer te blijven staan zolang de motor op de normale bedrijfstemperatuur werkt. Als de wijzer het RODE merkteken bereikt, dan is de koelvloeistof te heet en kan de motor ernstig worden beschadigd; breng het voertuig zo snel dat op veilige wijze kan geschieden, tot stilstand en roep deskundige hulp in. 6. Digitale weergave H3370 Op het paneel wordt de volgende informatie weergegeven: De stand van de kilometerteller (de totale afstand die door het voertuig is afgelegd). Het woord "ODO" wordt tevens weergegeven. De weergave van de boordcomputer (meet de afstand van de afzonderlijke reizen). Het woord "TRIP" wordt tevens weergegeven. De schakelstand van de automatische transmissie ("1", "2", "4", "P", "R", "N", "D") - uitsluitend automatische transmissie. Door het woord "SPORT" wordt bevestigd dat de sportstand is gekozen - uitsluitend automatische transmissie. Informatie over niet-automatisch gekozen overbrengingsverhouding ("1", "2", "3", "4" of "5") - uitsluitend automatische transmissie. Voor aanvullende informatie over de automatische transmissie, zie STEPTRONIC AUTOMATISCHE TRANSMISSIE, pagina

27 Waarschuwingslampjes Waarschuwingslampjes INSTRUMENTENPANEEL X1000RPM H3512 Het is mogelijk dat de positie in de specificaties van de waarschuwingslampjes per model en exportgebied variëren. Richtingaanwijzers - GROEN Het linker of rechter waarschuwingslampje gaat in hetzelfde ritme knipperen als de richtingaanwijzer aan dezelfde kant van het voertuig wanneer die wordt gebruikt. Als één van de waarschuwingslampjes niet knippert, of snel gaat knipperen, is één van de gekozen richtingaanwijzers defect. N.B.: Als de gevarenknipperlichten worden gebruikt, zullen beide waarschuwingslampjes voor de richtingaanwijzers tegelijkertijd gaan knipperen. Koplamp - ongedimd groot licht - BLAUW Dit lampje gaat branden als ongedimd groot licht wordt gebruikt. Cruise control - AMBER* Dit lampje gaat branden als de hoofdschakelaar voor de cruise control aan wordt gezet en de cruise control is geactiveerd. Het lampje gaat uit als de hoofdschakelaar en dus ook de cruise control, uit worden gezet. Motorstoringslampje - GEEL (modellen met benzinemotor) Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand 'II' wordt gezet. Dit is een gloeilampcontrole. Het lampje dooft zodra de motor loopt. Als het lampje gaat branden terwijl de motor loopt, wijst op de detectie van een emissiestoring door het motormanagementsysteem. Als het lampje gaat branden terwijl normaal met het voertuig wordt gereden: Neem contact op met een dealer teneinde zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt te boeken - u kunt met het voertuig blijven rijden. Als het lampje knippert en/of het voertuig zich niet normaal gedraagt: Vermijd hoge snelheden en roep onmiddellijk de hulp in van uw dealer. 35

28 Waarschuwingslampjes Handrem en remsysteem - ROOD Dit lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken. Het gaat uit zodra de handrem geheel wordt losgezet. Als het lampje gaat branden terwijl de handrem niet wordt gebruikt, dan wijst dit op een storing in het remsysteem. Controleer het peil van de remvloeistof (zie REMVLOEISTOF, pagina 153). Als het lampje ononderbroken blijft branden, dan moet urgent deskundige hulp worden ingeroepen. Deur open - ROOD Dit lampje gaat branden als één van de deuren (inclusief de 3e/5e deur en de motorkap) niet geheel is gesloten. NOOIT met het voertuig rijden als het lampje brandt. Gevarenknipperlichten - ROOD Deze gaan knipperen in combinatie met de waarschuwingslampjes voor de richtingaanwijzers, zodra de gevarenknipperlichten worden gebruikt. Gripregeling - AMBER Dit waarschuwingslampje gaat branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactschakelaar in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat na circa 4 seconden uit. Het lampje blijft minimaal 2 seconden branden wanneer de gripregeling werkt. Als het lampje ononderbroken blijft branden terwijl de gripregeling niet werkt, wijst dit op een storing in het systeem; roep deskundige hulp in. ABS - AMBER Dit lampje gaat circa 1 seconde lang branden als een gloeilamp- en systeemcontrole wanneer de contactschakelaar in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat kort uit en gaat vervolgens weer branden. Als het lampje niet wordt gedoofd en dan weer gaat branden, wijst dit op een storing in het ABS-systeem. U dient in dat geval zo snel mogelijk contact op te nemen met uw Land Rover dealer. Het waarschuwingslampje zal blijven branden tot met het voertuig sneller wordt gereden dan circa 7 km/u. Als het lampje blijft branden of gedurende het rijden gaat branden, wordt door het automatische diagnosesysteem een storing gedetecteerd. Dit wil zeggen dat volledige ABS-regeling eventueel niet beschikbaar kan zijn. Ook nu dient u weer zo snel mogelijk contact op te nemen met uw dealer. Afdalingsremregeling (HDC) "storing" - AMBER Het lampje gaat kort branden als een gloeilampcontrole wanneer de contactsleutel in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje zal gaan knipperen als het risico bestaat dat de remmen oververhit raken. Het lampje blijft knipperen tot de remmen voldoende zijn afgekoeld zodat de afdalingsremregeling (HDC) weer kan werken (zie tevens Afdalingsremregeling (HDC) - geleidelijke deactivering, pagina 92). Als het lampje op andere tijdstippen gaat branden, wijst dit op een storing in het systeem. In dat geval moet de afdalingsremregeling (HDC) buiten werking worden gesteld en dient u het advies in te winnen van uw Land Rover dealer. 36

29 Waarschuwingslampjes Afdalingsremregeling (HDC) "informatie" - GROEN Dit gaat kort branden als een gloeilampcontrole wanneer het contactslot in stand II wordt gedraaid. Het lampje blijft branden zolang de afdalingsremregeling (HDC) staat ingeschakeld. Als de afdalingsremregeling (HDC) is gekozen terwijl één van de versnellingen is ingeschakeld (1e versnelling of achteruit), dan zal het lampje ononderbroken blijven branden. Als de afdalingsremregeling (HDC) wordt gekozen in een versnelling waarin het systeem niet kan werken, zal het lampje gaan branden. Nu weet de bestuurder dat de afdalingsremregeling (HDC) wel is gekozen maar dat het systeem niet kan functioneren (zie tevens Afdalingsremregeling (HDC) - geleidelijke deactivering, pagina 92). Lage oliedruk - ROOD Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand II wordt gezet. Dit is een gloeilampcontrole. Het lampje dooft zodra de motor loopt. Als het lampje blijft branden, gaat knipperen of gedurende het rijden ononderbroken blijft branden, kan de motor ernstig worden beschadigd; breng het voertuig zodra dit veilig kan geschieden, tot stilstand en ZET DE MOTOR ONMIDDELLIJK AF. Roep deskundige hulp in alvorens weg te rijden. Autogordel - ROOD* Het lampje gaat circa 5 seconden lang branden nadat het contact in stand II is gedraaid. De bestuurder wordt er dus op geattendeerd dat de inzittenden de autogordels moeten gebruiken. Airbag-SRS - ROOD Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand II wordt gedraaid. Het lampje gaat na circa vijf seconden uit. Als het lampje op andere momenten gaat branden, dient urgent hulp te worden ingeroepen. Overtoerental - ROOD* Dit lampje zal gaan branden als de contactschakelaar in stand II wordt gezet. Dit is een gloeilampcontrole. Het lampje dooft na circa 2 seconden. Het lampje gaat ook branden als harder wordt gereden dan 120 km/u. Het lampje gaat weer uit zodra de wegsnelheid daalt tot onder 120 km/u. Motorstoring - GEEL (modellen met dieselmotor) Dit lampje gaat kort branden als de contactsleutel in stand II wordt gedraaid. Als dit blijft branden, of op een ander willekeurig moment gaat branden, moet aandacht worden besteed aan het motormanagementsysteem. Breng het voertuig tot stilstand en zet de motor minstens 30 seconden lang af zodra dit veilig kan geschieden; als het lampje weer gaat branden zodra de motor opnieuw wordt gestart, is het toegestaan om door te blijven rijden (met gereduceerd motorvermogen). Deskundige hulp moet echter zo snel mogelijk worden ingeroepen teneinde potentiële beschadiging van de motor te voorkomen. Accu opladen - ROOD Het lampje gaat - als een gloeilampcontrole - branden wanneer het contactslot in stand 'II' wordt gedraaid. Het lampje gaat uit zodra de motor loopt. Als het lampje blijft branden of gedurende het rijden gaat branden, dan wijst dit op een storing in het oplaadsysteem van de accu. Roep onmiddellijk deskundige hulp in. 37

30 Gloeistiften - GEEL (modellen met dieselmotor) Dit lampje gaat branden als de contactsleutel in stand II wordt gedraaid. Als de motor koud is wacht dan tot het lampje uit gaat. Start dan pas de motor Aanhanger - richtingaanwijzers - GROEN Dit gaat branden in combinatie met de richtingaanwijzers van het voertuig teneinde aan te geven dat alle richtingaanwijzers van de aanhanger op de juiste wijze functioneren. Als een gloeilampje van de aanhanger defect is, zal het waarschuwingslampje éénmaal gaan knipperen. Daarna zal het lampje niet meer knipperen. Als geen aanhanger is geplaatst, zal het waarschuwingslampje iedere keer dat de richtingaanwijzerschakelaar wordt gebruikt, éénmaal knipperen. N.B.: het waarschuwingslampje voor de richtingaanwijzers van de aanhanger zal ook gaan knipperen wanneer de gevarenknipperlichten worden geactiveerd - ongeacht het feit of al dan niet een aanhanger is aangehaakt. Mistachterlicht - AMBER Dit waarschuwingslampje gaat branden als de mistachterlichten worden aan gezet. Waarschuwingslampjes 38

31 Lampen & richtingaanwijzers Lampen & richtingaanwijzers RICHTINGAANWIJZERS LAMPEN 2 1 H3340 Beweeg de staafschakelaar OMLAAG om een bocht naar LINKS aan te geven en OMHOOG om een bocht naar RECHTS aan te geven (het relevante GROENE waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel zal gaan knipperen met hetzelfde ritme en tempo als de richtingaanwijzers). Houd de hendel gedeeltelijk omhoog of omlaag tegen de veerdruk in om een wijziging van rijbaan aan te geven. H3341 De stadslichten, de achterlichten en de koplampen werken met de contactschakelaar in iedere willekeurige stand. Als de buitenlampen niet worden gedoofd nadat het contact is afgezet en de deur is geopend, zal een waarschuwingszoemer een signaal geven zodra de bestuurdersdeur wordt geopend. De zoemer zal worden afgezet zodra de verlichting wordt afgezet of de deur wordt gesloten. Stadslichten, achterlichten en dashboardverlichting Zet de verlichtingsschakelaar in stand 1. Koplampen Zet de verlichtingsschakelaar in stand 2. 39

32 Lampen & richtingaanwijzers Groot licht en dimlicht Koplamphoogte-instelling H3342 Trek de hefboom geheel in de richting van het stuurwiel om over te schakelen op groot licht (of dimlicht) (het BLAUWE waarschuwingslampje gaat branden als de koplampen op groot licht staan). Knipperlichtsignalering - trek de staafschakelaar halverwege naar u toe. Vervolgens loslaten. H3373 De hoek van de lichtstralen van de koplampen wordt beïnvloed door de gewichtsdistributie in het voertuig. De koplampen moeten zodanig worden afgesteld dat het punt waarop de stralen het wegdek voor het voertuig raken, voldoende wordt verlicht zonder dat andere weggebruikers worden verblind. De stand van de koplampen kan met de schakelaar met vier standen worden aangepast aan de belading van het voertuig. Deze verschillende ladingconfiguraties staan hieronder aangegeven. Ladingconditie 0 Uitsluitend bestuurder, of bestuurder en passagier voorin het voertuig. 1 Alle zitplaatsen bezet 2 Uitsluitend bestuurder plus gelijkmatig verdeelde lading in de laadruimte zonder dat het maximum toegestane asgewicht en het maximum toegestane voertuiggewicht worden overschreden. 3 Uitsluitend terrein rijden. 40

33 Lampen & richtingaanwijzers MISTLAMPEN GEVARENKNIPPERLICHTEN H3344 H3509 Mistachterlichten Schakelaar indrukken om de mistlampen aan te zetten en nogmaals indrukken om de mistlampen weer uit te zetten (het waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel gaat branden zolang de mistlampen aan staan). De mistachterlichten kunnen UITSLUITEND worden gebruikt als de contactschakelaar in stand II staat en de koplampen zijn aan gezet. Als de koplampen worden afgezet of als het contact in stand "0" wordt gedraaid zullen automatisch ook de mistachterlichten worden uit gezet. Aan zetten door de knop in te drukken; alle richtingaanwijzers (inclusief de richtingaanwijzers van de aanhanger) zullen tegelijkertijd gaan knipperen. UITSLUITEND gebruiken in noodgevallen teneinde andere weggebruikers te waarschuwen als uw stilstaande voertuig een obstakel vormt, of zich in een gevaarlijke situatie bevindt. Nooit vergeten om de gevarenknipperlichten weer af te zetten voordat u wegrijdt. De mistlampen mogen UITSLUITEND worden aan gezet bij zeer slecht zicht - onder helder omstandigheden zouden andere weggebruikers kunnen worden verblind. 41

34 Wissers en sproeiers Wissers en sproeiers GEDURENDE BEDRIJF De wissers en sproeiers kunnen uitsluitend worden gebruikt als de contactschakelaar in stand I of II is gedraaid. RUITENWISSERS 2 3 BELANGRIJK De wissers NOOIT gebruiken als de voorruit droog is. Bij zeer lage of hoge temperaturen is het essentieel dat wordt gecontroleerd of de bladen niet op de ruit zijn vastgevroren of daar op andere manier tegenaan kleven. In de winter sneeuw of ijs verwijderen rond de wisser-armen en bladen, inclusief het door de wissers bestreken gedeelte van de voorruit plus de inlaten van de kachel. N.B.: Als de wisserbladen aan de ruit blijven kleven zal de thermische uitschakeling tijdelijk gaan werken zodat ook de wissermotor tijdelijk niet kan functioneren. In dat geval, de wissers afzetten, losmaken van de ruit of het obstakel verwijderen en weer aan zetten. 1 H3345 Interval Zet de schakelaar in stand "1". Wissen op normale snelheid Zet de schakelaar in stand "2". Snel wissen Zet de schakelaar in stand "3". N.B.: Als de voorruitwissers worden gebruikt (interval of ononderbroken) zal ook de achterruitwisser gaan werken als de achteruitversnelling wordt gekozen. 42

35 Wissers en sproeiers Enkelslag VOORRUITSPROEIERS H3520 De staafschakelaar omlaag trekken en onmiddellijk loslaten. N.B.: Als de staafschakelaar in de laagste stand wordt vastgehouden, dan zal snel worden gewist tot de staafschakelaar weer wordt losgelaten. H3347 Trek de staafschakelaar naar het stuurwiel toe. De ruitenwissers werken in combinatie met de sproeiers zolang de hefboom in deze stand wordt gehouden. Nadat de hefboom wordt losgelaten zullen de wissers nog 3 of 4 keer over de ruit gaan. Variabele vertraging (intervalwissen) H3346 De schakelaar ronddraaien om de vertraging tussen wisserslagen te variëren. 43

36 Wissers en sproeiers ACHTERRUIT - WISSER EN SPROEIER Achterruit - wisser/sproeier Achterruitwisser H3508 H3510 De schakelaar ingedrukt houden zolang u wilt dat de sproeiers blijven werken. De wisser gaat gedurende het sproeien automatisch werken. Nadat de schakelaar is losgelaten gaat de wisser nog 4 keer over de achterruit (circa). Aan zetten door de knop in te drukken: na 3 of 4 ononderbroken slagen, zal de wisser met tussenpozen (ongeveer om de 6 seconden) gaan werken tot die wordt afgezet. N.B.: Als de achteruitversnelling wordt gekozen zal de achterruitwisser tegelijkertijd met de voorruitwissers, continu of in interval gaan werken. N.B.: De achterruitwisser zal automatisch worden afgezet zodra de 3e/5e deur of het raam van de 3e/5e deur wordt geopend. 44

37 Claxon Claxon CLAXON H3349 Bediening door één van de claxonschakelaars in het midden van het stuurwiel in te drukken. 45

38 Spiegels Spiegels DEURSPIEGELS N.B.: Het is mogelijk dat voorwerpen die via de deurspiegel worden waargenomen, zich op een grotere afstand lijken te bevinden dan in feite het geval is. Afstellingen Spiegelhuis wegklappen Het huis van iedere deurspiegel is zodanig ontworpen dat dit door een slag of stoot naar voren of naar achteren kan klappen. Deze spiegels kunnen ook handmatig naar de zijramen worden geklapt en staan dan in een "ruststand"-positie zodat het voertuig ook door smalle openingen kan rijden. H3517 H3363 Zet de knop in stand "L" of "R" teneinde de linker of rechter deurspiegel te kiezen. Zet het contact in stand II en druk de knop in de juiste richting zodat het spiegelglas omhoog/omlaag naar links of naar rechts wordt gekanteld. Nadat de spiegel in de juiste stand is gezet, moet de knop weer op uit (off) worden gezet (halverwege "L" en "R"). Verwarmingselementen De deurspiegels zijn voorzien van integrale verwarmingselementen waardoor ijs en wasem worden verwijderd. Als het contact in stand II wordt gezet, gaan deze verwarmingselementen automatisch werken. Elektrisch systeem - werking:* Op sommige modellen kunnen de spiegels, als volgt, elektrisch worden weggeklapt: 1. Zorg ervoor dat de spiegelbedieningsknop in de middenstand staat. 2. Draai het contactslot in stand II. Druk de knop eenmaal omlaag. Nu worden de spiegels in de richting van de zijramen geklapt. 3. Druk de knop, voordat u wegrijdt, nogmaals omlaag. De spiegels gaan nu in de normale stand voor het rijden staan. Als één van de spiegels uit positie wordt getikt, zullen beide spiegels door de schakelaar weer te gebruiken, opnieuw worden gesynchroniseerd. 46

39 Spiegels ACHTERUITKIJKSPIEGEL MAKE-UP SPIEGEL H2319 De achteruitkijkspiegel kan worden gedimd om verblinden door achteropkomend verkeer, te reduceren. Als u door de achteruitkijkspiegel wordt verblind, beweeg dan de hefboom aan de onderkant van de spiegel naar voren zodat de spiegel wordt "gedimd". Normaal zicht wordt weer hersteld door de hefboom weer in de oorspronkelijk stand te zetten. N.B.: Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat de bestuurder door het beeld in "gedimde" spiegels wordt verward over de exacte positie van achteropkomende voertuigen. Vergeet niet om extra voorzichtig te rijden! H3507 De make-up spiegel kan worden gebruikt door de zonneklep aan de passagierskant, omlaag te klappen. Op sommige modellen is de make-up spiegel voorzien van verlichting; de verlichting gaat branden zodra het dekseltje van de spiegel omhoog wordt geklapt. N.B.: Klap het dekseltje altijd dicht. Op make-up spiegels zonder deksel moet de zonneklep weer in de normale stand worden gezet als die niet wordt gebruikt. Daardoor wordt voorkomen dat op de stoelen door gereflecteerd zonlicht, schroeiplekken ontstaan. 47

40 Ramen Ramen ELEKTRISCHE RAMEN - BEDIENINGSORGANEN Ernstig letsel van de vingers, de handen of andere kwetsbare lichaamsdelen is mogelijk als dergelijke lichaamsdelen door elektrische ramen worden vastgeklemd! 1 4 H3310 De ramen worden als volgt bediend met de schakelaars op de middenconsole: 1. Rechter voorraam. 2. Linker voorraam. 3. Linker achterraam.* 4. Rechter achterraam.* 5. Blokkeerschakelaar voor achterraamschakelaars.* N.B.: De elektrische achterramen kunnen ook worden bediend met de afzonderlijke schakelaars die op iedere achterdeur zijn aangebracht. Dit kan echter alleen als de blokkeerschakelaar niet is geactiveerd. Als kinderen worden meegevoerd, moeten de achterraamschakelaars ALTIJD worden geblokkeerd Ramen - werking De elektrische ramen kunnen worden gebruikt als het contactslot in stand II staat en maximaal 45 seconden nadat het contact is afgezet (mits in de tussentijd de bestuurdersdeur niet wordt geopend). Houd de onderste helft van de schakelaar ingedrukt om het raam te openen. Houd de bovenste helft van de schakelaar ingedrukt om het raam te sluiten. Het raam zal tot stilstand komen als de schakelaar wordt losgelaten. Zorg er ALTIJD voor dat gedurende het openen of sluiten van de ramen kinderen uit de buurt worden gehouden. N.B.: Zorg ervoor dat ALLE volwassen passagiers bekend zijn met de schakelaars en de potentiële gevaren van elektrische ramen. Achterraam - blokkeerschakelaar* Eénmaal indrukken om de achterraamschakelaars buiten werking te stellen (het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden); nogmaals indrukken om onafhankelijke bediening weer te herstellen. "Tiptoets" - omlaag (uitsluitend bestuurdersdeur) Door de onderste helft van de schakelaar kort in te drukken (en vervolgens los te laten) zal het raam door de schakelaar één keer aan te raken, geheel worden geopend. De beweging van het raam kan op ieder willekeurig moment worden onderbroken door de bovenste helft van de schakelaar kort in te drukken. 48

41 Ramen 3E/5e DEUR - ELEKTRISCH BEDIEND RAAM Lange ladingen moeten op het imperiaal worden meegevoerd. Als het noodzakelijk is om een lading mee te voeren die door het raam van de 3e/5e deur naar buiten steekt, mag het gewicht van de lading NOOIT tegen het glas van een gedeeltelijk geopend raam rusten. Het raam of het raammechanisme kan dan worden beschadigd (zie tevens Lange ladingen, pagina 120). N.B.: Het raam van de 3e/5e deur kan vanaf de buitenkant van het voertuig worden geopend teneinde de laadruimte zonder moeilijkheden te bereiken als het onmogelijk of moeilijk is om de 3e/5e deur te openen. N.B.: Op modellen met 3 deuren kan het raam van de 3e/5e deur niet worden gesloten als de soft-back is geopend/verwijderd of als de hard-back is verwijderd. Tiptoets - omlaag: Door de onderste helft van de schakelaar kort in te drukken (en vervolgens los te laten) zal het raam van de 3e/5e deur door de schakelaar één keer aan te raken, geheel worden geopend. Sluiten en openen H3521 Vanaf de buitenkant van het voertuig: Houd de ONTGRENDEL-knop van de zender ingedrukt (circa 2 seconden) - het raam van de 3e/5e deur gaat dan geheel omlaag. H3374 Vanuit de binnenkant van het voertuig: Draai de contactschakelaar in stand II. Druk de onderste helft van de schakelaar in om het raam te openen. De beweging zal worden onderbroken zodra de schakelaar wordt losgelaten. Druk de bovenste helft van de schakelaar in om het raam te sluiten. Als het raam wordt losgelaten voordat dit geheel is gesloten, gaat dit automatisch weer omlaag. Het raam weer sluiten door de contactsleutel in de schakelaar te steken die is aangebracht in de kruk van de 3e/5e deur. Draai de sleutel vervolgens rechtsom. Als het raam wordt losgelaten voordat dit geheel is gesloten, gaat dit automatisch weer omlaag. N.B.: Als het voertuig met de zender wordt vergrendeld terwijl het raam open staat, zal de deur van de bestuurder van slot worden gedaan. Ook zullen alle beveiligingsfaciliteiten buiten werking worden gesteld. Vergeet niet om het voertuig opnieuw op slot te doen (indien noodzakelijk). 49

42 Ramen Accukabels losmaken Nadat de accukabels zijn losgemaakt zal het noodzakelijk zijn om het raam van de 3e/5e deur opnieuw te kalibreren. Als het alarm was geactiveerd toen de accukabels werden losgemaakt (of ontladen) dan moet het alarm nadat de accukabels weer zijn aangesloten, buiten werking worden gesteld - het raam gaat geheel omlaag. Dit geschiedt automatisch als het alarm niet was geactiveerd toen de accukabels werden losgemaakt. Nadat de accukabels weer zijn aangesloten, moet het raam geheel worden gesloten - het raam van de 3e/5e deur is nu opnieuw gekalibreerd (als het raam niet geheel is gesloten, zal een waarschuwingspiepsignaal worden gegeven). ACHTERSTE VENTILATIERAAMPJES (3-deurs modellen) H2354A Openen door de vergrendeling naar voren te trekken en naar buiten te duwen tot het raam in positie "klikt". Sluiten door het midden van de vergrendeling naar binnen te trekken en vervolgens naar achteren te duwen tot de vergrendeling "vastklikt". N.B.: Als de ramen worden bediend, moeten kinderen altijd uit de buurt worden gehouden. 50

43 Zonnedak Zonnedak ELEKTRISCH ZONNEDAK* H3312 Het zonnedak kan uitsluitend worden bediend als de contactschakelaar in stand II staat. Het dak wordt als volgt in twee afzonderlijke fasen geopend: Kantelen van het dak: Druk de onderste helft van de schakelaar in - de achterrand van het zonnedak wordt opengekanteld. Openen van het dak: Als het zonnedak geheel open is gekanteld, moet de onderste helft van de schakelaar worden ingedrukt - het dak blijft opengekanteld en schuift naar achteren tot dit geheel open staat of tot de schakelaar wordt losgelaten. N.B.: Bedien het zonnedak niet als belemmeringen worden geconstateerd of als zich hierop sneeuw of ijs bevinden - hierdoor kan beschadiging worden veroorzaakt. Sluiten van het dak: Druk de bovenste helft van de schakelaar in - het zonnedak gaat eerst dicht tot dit nog is gekanteld. Vervolgens wordt het gekantelde dak gesloten. De beweging van het zonnedak kan (in iedere positie) worden onderbroken door de schakelaar los te laten. Als een zonnedak abusievelijk op de vingers, de handen of andere kwetsbare lichaamsdelen wordt gesloten, kan ernstig letsel worden veroorzaakt. Altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen: Controleer ALTIJD of de werking van het zonnedak gedurende het openen of sluiten, door obstakels niet wordt verhinderd. Passagiers NOOIT toelaten om lichaamsdelen uit het zonnedak te steken terwijl met het voertuig wordt gereden - verwonding zou dan op kunnen treden door rondvliegende voorwerpen, boomtakken of andere obstakels. Het zonnedak mag ook nooit worden geopend als door de lading of het imperiaal, de werking wordt belemmerd. Het zonnedak ALTIJD sluiten als het voertuig onbewaakt is. N.B.: Controleer of ALLE volwassen passagiers op de hoogte zijn van de bedieningsorganen en de potentiële gevaren die zijn verbonden aan het bedienen van een elektrisch bediend zonnedak. Zonnedak - zonneklep De zonneklep van het zonnedak moet met de hand worden geopend of gesloten. 51

44 Targadak Targadak TARGADAK N.B.: Glas moet altijd voorzichtig worden behandeld teneinde beschadiging van de oppervlakken - vooral langs de randen - te voorkomen. Passagiers NOOIT toelaten om lichaamsdelen uit het dak te steken terwijl met het voertuig wordt gereden - verwonding zou dan op kunnen treden door rondvliegende voorwerpen, boomtakken of andere obstakels. Opslaan van de panelen H3313 Het targadak bestaat uit twee identieke uit glas of composietmateriaal vervaardigde panelen die in het dak zijn geplaatst. Eén of beide kunnen open worden gekanteld of verwijderd. Een paneel kantelen (zie linker inzet) 1. Ontgrendelen door de handgreep naar voren te trekken. 2. De handgreep omhoog duwen. 3. De handgreep naar achteren duwen tot die in de vergrendelpositie "klikt". Het paneel sluiten door de bovenstaande procedure uit te voeren in omgekeerde volgorde. Een paneel verwijderen is! Tracht NOOIT om targadakpanelen te verwijderen als het voertuig in beweging Kantel het paneel (zoals in punt 1 en 2 hierboven) half omhoog. Druk vervolgens de rode vergrendeling in om het stangenstelsel van de handgreep los te maken. Beweeg de achterkant van het paneel vanaf de buitenkant van het voertuig, omhoog tot de twee voorste scharnieren loskomen. Til het paneel weg. H3314 Na het verwijderen moeten de panelen altijd worden beschermd door die op de zijkant in de opbergtas te plaatsen die is vastgemaakt aan de achterstoelen in de kofferruimte (zie illustratie). NOOIT rijden terwijl de dakpanelen los in het voertuig liggen. Die zouden bij een ongeval of noodmanoeuvre, gevaarlijke projectielen kunnen worden. 52

45 Targadak Een paneel opnieuw plaatsen Verwijderen van de T -stang H3315 Voordat een paneel opnieuw wordt geplaatst, niet vergeten dat de panelen onderling niet kunnen worden verwisseld omdat de kromming aan de zijkanten van het dak scherper verloopt dan in het midden. Teneinde een nauwkeurige montage te garanderen, moet één afgeronde hoek van het paneel op de voorste BUITENHOEK worden geplaatst. 1. Plaats de scharnieren op de bovenkant en door de gleuven in het windscherm in de juiste gleuven aan de voorkant van het dak. 2. Laat het dak zakken en controleer of het stangenstelsel van de handgreep op de juiste manier rechtop is geplaatst. Druk de handgreep, alsof u die wilt vergrendelen, naar achteren. 3. De handgreep moet nu ingrijpen - controleer of de rode knop geheel is teruggetrokken. Vervolgens controleren door te trachten om het dak te openen (kantelen). H3316 Nadat beide panelen zijn verwijderd, kan ook de 'T'-stang worden uitgebouwd: Druk de RODE vergrendelingen naar achteren (zie pijl). De stang kan dan worden verwijderd door die omhoog en naar voren te trekken. N.B.: De T -stang kan worden bewaard in de afzonderlijke ruimte in de opbergtas in de kofferruimte (zie Opslaan van de panelen, pagina 52) Als de T -stang weer wordt geplaatst, altijd controleren of die aan de achterkant is vastgemaakt voordat die omlaag wordt geduwd zodat de voorste (RODE) vergrendelingen ingrijpen. N.B.: Het dak ALTIJD sluiten en bevestigen als het voertuig onbewaakt wordt achtergelaten. 53

46 Kachel en ventilatie Kachel en ventilatie VENTILATIE H2422 Het ventilatiesysteem levert frisse of verwarmde lucht naar het interieur van het voertuig via de luchtinlaatgrille voor de voorruit. N.B.: De luchtinlaatgrille moet altijd vrij worden gehouden van verstoppingen zoals bladeren, sneeuw of ijs. In het interieur zijn luchtroosters aangebracht voor de voorruit, het gelaat en de voeten - de positie van de roosters staat aangegeven in de bovenstaande illustratie. De temperatuur van de lucht wordt bepaald door de kachel. Informatie over de werking en bediening van de kachel, de ventilatie en de airconditioning, verschijnt op de volgende pagina s. Stof/pollenfilters* Door speciale filters wordt het interieur van het voertuig vrijgehouden van stof en pollen. Teneinde zo effectief mogelijk te blijven werken moet dit filter minstens om de 12 maanden of 20,000 km gedurende een hoofdonderhoudsbeurt worden vervangen. 54

47 Kachel en ventilatie KACHEL - BEDIENINGSORGANEN Als luchtrecirculatie wordt gebruikt is het mogelijk dat de voorruit gaat beslaan. In dat geval de luchtrecirculatie onmiddellijk afzetten. 3. Airconditioning - knop* Als de motor loopt, aan zetten door de knop in te drukken. Het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden als de airconditioning wordt aan gezet. H Achterruit - ontwaseming Aan zetten door de knop in te drukken; het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden wanneer de ontwaseming wordt aan gezet. Het waarschuwingslampje gaat uit wanneer de ontwaseming wordt afgezet. N.B.: De ontwaseming voor de achterruit zal uitsluitend kunnen worden gebruikt als de 3e/5e deur geheel is gesloten en de motor loopt. Na circa 8 minuten wordt die ontwaseming automatisch afgezet. Etiketten of stickers mogen NOOIT op de verwarmingselementen worden geplakt. De binnenkant van de ruit mag ook NOOIT worden gereinigd met een schraper of schurende materialen. 2. Luchtrecirculatie -knop* Indrukken voor de recirculatie van de lucht in het voertuig (het waarschuwingslampje gaat branden). Als luchtrecirculatie wordt gekozen wordt voorkomen dat door de kachel buitenlucht wordt aangezogen. In plaats daarvan wordt de lucht in het voertuig gerecirculeerd zodat geen verkeersdampen worden aangezogen. Bij koud weer kan met luchtrecirculatie tevens warmere lucht worden gebruikt om de voorruit te ontdooien als de motor nog koud is. 4. Luchttemperatuur - bedieningsknop Draai de knop rechtsom (in de richting van de RODE segmenten) om de luchttemperatuur te verhogen. Draai de knoppen linksom (in de richting van de BLAUWE segmenten) om de temperatuur te reduceren. 5. Ventilator - regeling Draai de knop rechtsom om het toerental van de ventilator geleidelijk te verhogen. N.B.: Als de knop op "0" staat, wordt de hoeveelheid lucht die het voertuig binnenstroomt, uitsluitend bepaald door de rijsnelheid. 6. Luchtdistributie; regeling Ronddraaien om luchtdistributie te kiezen: Lucht naar dashboardroosters (voor de beste prestaties, moeten de dashboardroosters geheel zijn geopend) Lucht naar dashboardroosters en roosters in voetenruimten (voor de beste prestaties, moeten de dashboardroosters geheel zijn geopend) Lucht naar roosters in voetenruimten Lucht naar roosters in voetenruimten en voorruit (aanbevolen voor verwijderen van lichte condensatie van de voorruit) Alle lucht naar voorruit (aanbevolen voor verwijderen van zware condensatie naar voorruit) 55

48 Kachel en ventilatie GEBRUIKEN VAN DE KACHEL Frisse lucht stroomt de kachel binnen door de grille voor de voorruit en de oude lucht wordt afgezogen via roosters achterin het voertuig. Via de buizen onder de voorstoelen gaat verwarmde lucht naar de passagiers achterin het voertuig - deze mogen nooit zijn verstopt. De onderstaande voorbeelden van de fundamentele instellingen van de bedieningsorganen van de kachel zijn uitsluitend bedoeld als richtlijn; vanzelfsprekend is het mogelijk om met de knoppen voor de luchtdistributie, de temperatuur en de ventilator, het comfort in het interieur geheel aan te passen aan uw vereisten. Vergeet nooit dat de kachel pas op volle kracht kan werken nadat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. Maximale verwarming Ontwasemen H3319 Zet de bedieningsknoppen in de standen die zijn aangegeven in de illustratie zodat de maximum hoeveelheid verwarmde lucht uit de roosters voor de voorruit en de zijramen stroomt. De ventilatie kan worden verbeterd door een raam te openen. Ontdooien H3320 H3318 Zet de bedieningsknoppen in de aangegeven standen. Zorg ervoor dat de ventilator op het laagste toerental draait (stand 1) tot door de temperatuurmeter wordt aangegeven dat de motor warm is gedraaid - het toerental van de ventilator kan dan worden verhoogd. Zet de bedieningsknoppen in de standen die zijn aangegeven en zet de luchtrecirculatie aan teneinde te voorkomen dat koude lucht in het voertuig wordt gezogen. Zet de luchtrecirculatie af zodra de voorruit schoon is zodat de voorruit niet kan beslaan. 56

49 Kachel en ventilatie Maximum ventilatie DASHBOARDROOSTERS H3321 Zet de bedieningsknoppen in de standen die zijn aangegeven. De dashboardroosters moeten open staan. Zonodig moet het toerental van de ventilator worden gewijzigd. H2329A Openen door het wieltje omlaag te draaien. De roosters sluiten door het wieltje omhoog te draaien. Zet de luchtstroom in de gewenste richting door de knop in het midden van de roosters omhoog of omlaag, of van links naar rechts (of vice versa) te bewegen. De hoeveelheid lucht uit de middelste dashboardroosters kan worden verhoogd door de aan de zijkant geplaatste roosters te sluiten. Wanneer passagiers op de achterstoelen worden meegevoerd, dan moeten de buitenste roosters worden gebruikt voor inzittenden in de voorstoel. Gebruik de sterkere middenroosters voor passagiers op de achterstoelen. Als 3-deurs modellen worden gebruikt zonder de hard-back of soft-back (of als de soft-back is opgevouwen) moeten alle roosters worden geopend. Zet ook de ventilator aan - hierdoor zal worden voorkomen dat giftige uitlaatgassen het voertuig binnendringen. N.B.: Op zowel 3- als 5-deurs modellen wordt rijden met het voertuig als de 3e/5e deur of de achterruit open staat niet aanbevolen omdat giftige uitlaatgassen dan in het voertuig zullen worden gezogen (zie Lange ladingen, pagina 120voor advies). 57

50 Kachel en ventilatie AIRCONDITIONING* De airconditioning levert extra koeling en tevens wordt hierdoor de vochtigheidsgraad gereduceerd. Het systeem kan worden gebruikt voor het snel ontwasemen van de ramen bij vochtig weer en in combinatie met de kachel wordt tevens een warm en droog interieur gehandhaafd. N.B.: Bij een hoge vochtigheidsgraad is het mogelijk dat de voorruit iets beslaat wanneer de airconditioning wordt aan gezet. Dit is normaal voor de meeste airconditioningsystemen voor voertuigen; dit wil dus niet zeggen dat het systeem defect is en zodra de airconditioning werkt, zal dit verschijnsel snel verdwijnen. Gebruiken van de airconditioning De airconditioning kan uitsluitend worden gebruikt als de motor loopt. De airconditioning kan uitsluitend zo efficiënt mogelijk functioneren als alle ramen (en het zonnedak/ targadak) zijn gesloten. Ook moeten de luchtinlaatroosters vrij zijn van ijs, sneeuw, bladeren en ander materiaal. De airconditioning mag NOOIT worden gebruikt als de soft-back omlaag is geklapt, of de hard-back is verwijderd. Druk op de 'A/C'-knop terwijl de motor loopt. Draai de schakelaar voor de luchtdistributie in de stand voor de roosters naar de voorruit en de voeten. Vervolgens moeten de knoppen voor de luchttemperatuur en de ventilatorbediening in de juiste standen worden gezet. N.B.: De airconditioning werkt uitsluitend als ook de ventilator aan staat. Door de airconditioning zal de motor extra worden belast. Bij zeer warm weer of als de motor ongewoon zwaar wordt belast (bijv. gedurende het oprijden van lange hellingen of in druk verkeer) is het mogelijk dat de motortemperatuur hoger oploopt. Wanneer de wijzer de RODE sector van de temperatuurmeter bereikt, moet de airconditioning tijdelijk worden afgezet tot de motortemperatuur weer normaal is. N.B.: Onder extreme omstandigheden is het mogelijk dat de airconditioning automatisch afslaat teneinde beschadiging van de motor te voorkomen. Snel koelen: druk de 'A/C'-knop in terwijl de motor loopt. Draai de luchttemperatuurregeling naar het BLAUWE segment. Kies luchtrecirculatie en draai de ventilatorschakelaar naar 4. Zet de luchtrecirculatie af. Stel de ventilator af op het door u gewenste toerental wanneer het interieur van het voertuig koel is. N.B.: Bij zeer warm weer kan het verstandig zijn om het voertuig geheel te ventileren door de ramen en het zonnedak even open te zetten. Vervolgens moeten die worden gesloten waarna de airconditioning kan worden gebruikt. 58

51 Kachel en ventilatie Onderhoud van de airconditioning De airconditioning is een afgesloten systeem en belangrijke onderhoudswerkzaamheden dienen uitsluitend te worden toevertrouwd aan een deskundig monteur. Het systeem wordt in piekconditie gehouden als eigenaars ervoor zorgen dat het systeem iedere week een korte tijd wordt gebruikt (zelfs gedurende de koude wintermaanden); wacht tot de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. Laat de airconditioning vervolgens minstens tien minuten lang draaien terwijl met een gelijkmatige snelheid met het voertuig wordt gereden. Overtollig water dat het resultaat is van het ontvochtingsproces verlaat het systeem via aftapbuizen onder het voertuig. Dit kan tot gevolg hebben dat als het voertuig stilstaat, op de weg onder het voertuig een klein plasje water wordt gevormd. Hierover moet u zich echter niet bezorgd te maken. VERWARMDE VOORSTOELEN* H3494 Nadat het contact is aan gezet en de motor is gestart, kunnen deze schakelaars worden ingedrukt zodat de verwarmingselementen in de bestuurdersstoel of de voorste passagiersstoel gaan werken (het waarschuwingslampje in de schakelaar gaat branden). Nogmaals indrukken om het systeem af te zetten. De temperatuur van de verwarmingselementen in de stoelen wordt geregeld door middel van een thermostaat die met tussenpozen gaat werken zodat een vooraf bepaalde temperatuur van 26 C - 36 C wordt gehandhaafd. N.B.: Deze stoelverwarmingselementen verbruiken vrij veel accuvermogen. Om deze reden kan de stoelverwarming uitsluitend worden gebruikt als de motor loopt. 59

52 Uitrusting in interieur van voertuig Uitrusting in interieur van voertuig INSTAPVERLICHTING en KAARTLEESLAMPJES (5-deurs modellen) INSTAPVERLICHTING (3-deurs modellen) H2352A Voorste binnenverlichting en kaartleeslampjes H3322 Schakelaarstanden: "UIT" - Verlichting permanent uit. "AAN" - De verlichting blijft branden. H2593 Achterste binnenverlichting Druk op de juiste schakelaar om de verlichting met de hand aan (of uit) te zetten. De voorste en achterste verlichting gaan automatisch branden als het voertuig van slot wordt gedaan of als een deur of de 3e/5e deur wordt geopend. Deze verlichting gaat uit circa 15 seconden nadat ALLE deuren zijn gesloten of zodra de contactschakelaar wordt aan gezet. Als een deur of de 3e/5e deur minimaal 10 minuten open blijft staan dan zal de binnenverlichting door een "time-out" functie buiten werking worden gesteld teneinde te voorkomen dat de accu wordt ontladen. N.B.: Als de kaartleeslampjes of de achterste binnenverlichting blijven branden nadat die met de hand zijn geselecteerd, dan zullen die NIET automatisch buiten werking worden gesteld. De binnenverlichting wordt uit gezet zodra het voertuig op slot wordt gedaan. Met de schakelaar in de middenstand zal de binnenverlichting automatisch gaan branden wanneer het voertuig van slot wordt gedaan of als een deur of de 3e/5e deur wordt geopend. De verlichting blijft 15 seconden nadat de deuren en de 3e/5e deur zijn gesloten, branden of tot de contactschakelaar wordt aan gezet. Als een deur of de 3e/5e deur minimaal 10 minuten open blijft staan dan zal de binnenverlichting door een "time-out" functie buiten werking worden gesteld teneinde te voorkomen dat de accu wordt ontladen. N.B.: Als nadat de instapverlichting met de hand is gekozen, die NIET wordt uitgezet, zal die ook niet automatisch worden gedoofd. De binnenverlichting wordt uit gezet zodra het voertuig op slot wordt gedaan. BAGAGERUIMTEVERLICHTING Deze verlichting gaat automatisch branden wanneer de 3e/5e deur wordt geopend. 60

53 Uitrusting in interieur van voertuig KLOK HANDSCHOENENKASTJE NOOIT met het voertuig rijden als het handschoenenkastje open staat. Door het openstaande deksel van een handschoenenkastje kan de passagier voorin het voertuig bij een botsing ernstig gewond raken. H3323 De digitale weergave van de klok wordt verlicht als de contactschakelaar wordt aan gezet. s Nachts wordt de weergave gedimd als de stadslichten worden aan gezet. Zet de klok gelijk door de knoppen voor de uren ("H") en de minuten ("M") in te drukken. Als beide knoppen tegelijkertijd worden ingedrukt dan wordt overgeschakeld van een 24-uurs op een 12-uurs weergave. N.B.: Als de accukabels zijn losgemaakt zal het noodzakelijk zijn om de klok gelijk te zetten. Op sommige modellen wordt door de klok tevens informatie weergegeven over de werking van de audio-eenheid in uw voertuig (raadpleeg het afzonderlijke boekje "Geluidsinstallatie"). H3534 Open het handschoenenkastje door de handgreep omhoog te bewegen - de twee uitsparingen in het deksel van het handschoenenkastje kunnen zolang het voertuig stilstaat, worden gebruikt als bekerhouders. Het linker compartiment in het handschoenenkastje kan worden gebruikt voor het opbergen van CD s. Handschoenenkastje - verlichting Deze verlichting gaat automatisch werken als de buitenlampen zijn aan gezet en het handschoenenkastje aan de passagierskant, wordt geopend. 61

54 Uitrusting in interieur van voertuig OPBERGRUIMTE VOOR BESTUURDER NOOIT met het voertuig rijden als de opbergruimte niet is gesloten. Bij een botsing kan het deksel van de opbergruimte ernstig letsel veroorzaken. BEWAREN VAN DRANKEN (BEKERHOUDERS) H3325 De uitzettende band die op de opbergruimte in de voordeur van 5-deurs modellen is aangebracht kan worden gebruikt voor het plaatsen van blikjes/bekers gedurende het rijden. N.B.: Blikjes/bekers met een inhoud van meer dan 0,5 liter kunnen niet goed in de band worden vastgezet. H3365 Beweeg de handgreep omhoog om de opbergruimte voor de bestuurder te openen - als het voertuig stilstaat, kunnen de twee uitsparingen in het deksel worden gebruikt als bekerhouders. Het rechter compartiment in de opbergruimte kan worden gebruikt voor het opbergen van cassettes en CD s. De band nooit gebruiken voor warme dranken. 62

55 Uitrusting in interieur van voertuig ZONNEKLEP Losse artikelen (cassettes, munten, etc.) mogen nooit in het zonnebriletui worden meegevoerd. Als het voertuig plotseling tot stilstand wordt gebracht of gedurende een botsing, kunnen dit gevaarlijke projectielen worden. ASBAK Papier of ander brandbaar materiaal mag NOOIT in de asbak worden geplaatst. H2424 Teneinde uw ogen te beschermen tegen de zon, kan de zonneklep van het dak omlaag worden getrokken; de zonneklep kan worden gebruikt om het bovenste gedeelte van de voorruit of eventueel een zijraam, af te schermen. N.B.: Op sommige modellen zijn de zonnekleppen aan de onderkant voorzien van een make-up spiegel. ZONNEBRILETUI (3-deurs modellen) H3326 H3336 Asbak voorin geïllustreerd Indrukken om de voorste of achterste asbak te kunnen bereiken. Verwijderen en ledigen: nadat de asbak is geopend, moet die voorzichtig omhoog worden gedraaid. Trek de asbak vervolgens uit de opening. De asbak plaatsen door die weer gedeeltelijk in de opening te schuiven. Draai de asbak vervolgens omlaag en druk die dicht. In 3-deurs modellen is een etui aangebracht voor het opbergen van een zonnebril. N.B.: Bewaar zonnebrillen in een zacht etui teneinde krassen van de glazen te voorkomen. 63

56 Uitrusting in interieur van voertuig SIGARETTENAANSTEKER AANSLUITING VOOR EXTRA ELEKTRISCHE ACCESSOIRES H3327 H3337 Als het contact aan staat kan de sigarettenaansteker worden gebruikt door die in te drukken. Het element wordt dan verhit. Wanneer het element de juiste temperatuur heeft bereikt zal de sigarettenaansteker, gereed voor gebruik, gedeeltelijk naar buiten springen. De sigarettenaansteker mag UITSLUITEND bij de knoop worden vastgepakt. Sluit NOOIT accessoires aan op de sigarettenaansteker, tenzij de accessoires voor dat doel zijn goedgekeurd door Land Rover. In de middenconsole, boven de achterste asbak, is een aansluiting voor extra elektrische accessoires aangebracht. Deze aansluiting kan worden gebruikt voor door Land Rover goedgekeurde accessoires met een maximum verbruik van 180 Watt. Als elektrische accessoires langere tijd worden gebruikt, altijd de motor laten draaien daar anders de accu eventueel kan worden ontladen. Sluit NOOIT niet-goedgekeurde accessoires aan op de aansluiting - het is dan mogelijk dat de elektrische systemen van het voertuig worden beschadigd. 64

57 Laadruimte - rolgordijn Laadruimte - rolgordijn LAADRUIMTE - ROLGORDIJN Zorg ervoor dat NOOIT losse bagage-artikelen worden meegevoerd die op het rolgordijn zijn geplaatst - hierdoor kan het zicht worden belemmerd. Ook kunnen deze artikelen bij een noodstop of botsing gevaarlijke projectielen worden. Alle uitrusting, bagage of gereedschappen die in de laadruimte worden meegevoerd dienen te worden vastgezet teneinde het risico van het letsel voor de bestuurder en de passagiers bij een ongeval of noodmanoeuvre te elimineren. Het rolgordijn voor het afdekken van de laadruimte mag NOOIT los in het voertuig worden meegevoerd. H3328 Op 5-deurs modellen kan de laadruimte achterin het voertuig worden afgedekt door een onder veerspanning staand rolgordijn. Als dit niet wordt gebruikt, kan dit gordijn worden teruggerold door dit los te maken van de haken in de achterkant van het voertuig (zie onderste inzet). Verwijderen van het laadruimte-rolgordijn: 1. Schuif het teruggetrokken rolgordijn stevig naar rechts. 2. Til de linkerkant van het rolgordijn omhoog. 3. Manoeuvreer het rolgordijn voorzichtig van de achterkant van het voertuig. Het rolgordijn kan weer worden geplaatst door de procedure voor het verwijderen uit te voeren in omgekeerde volgorde. N.B.: Het verwijderen van het laadruimte-rolgordijn kan worden vergemakkelijkt door de rugleuning van de achterstoel naar voren te klappen. 65

58 Auto-telefoons Auto-telefoons AUTO-TELEFOONS Een telefoon met eigen antenne mag nooit in het voertuig worden gebruikt. Uw voertuig is voorzien van een aantal elektronische systemen waardoor u het voertuig zo comfortabel, veilig en zuinig mogelijk kunt gebruiken. Deze systemen kunnen worden beïnvloed door het gebruik van mobiele communicatie-uitrusting in het voertuig. Door de toepassing van een externe antenne zal het risico hiervan echter aanzienlijk worden verminderd. Uit veiligheidsoogpunt dient u altijd rekening te houden met de onderstaande voorzorgsmaatregelen voordat een autotelefoon of andere mobiele communicatie-uitrusting wordt geplaatst. Gebruik uitsluitend een montagepakket dat is voorzien van een antenne die buiten op het voertuig moet worden geplaatst. Zorg ervoor dat de installatie wordt uitgevoerd door een deskundig persoon. Een mobiele telefoon met eigen antenne mag nooit in het voertuig worden gebruikt - het elektromagnetische veld dat door de telefoon wordt opgewekt kan tot gevolg hebben dat de elektrische systemen van het voertuig worden gestoord. Voor uw veiligheid Het kan zeer gevaarlijk zijn om gedurende het rijden handapparatuur te gebruiken. Breng het voertuig altijd tot stilstand voordat u een gesprek voert. Zorg ervoor dat de telefoon gedurende het rijden, is afgezet. 66

59 Geluidsinstallatie in voertuig Geluidsinstallatie in voertuig RADIO/CASSETTESPELER N.B.: De volledige instructies voor de bediening van de audio-installatie die behoort tot de standaard uitvoering van uw voertuig, staan in het boekje "Audio-installatie in de auto" dat bij de literatuur van het voertuig hoort. Radioweergave De digitale weergave is in een afzonderlijke eenheid ondergebracht. Deze bevindt zich op enige afstand van de geluidsinstallatie. Hierop wordt ook de digitale klok weergegeven. Automatische CD-wisselaar* De automatische CD-wisselaar bevindt zich onder de voorste passagiersstoel. De volledige gebruiksaanwijzingen staan beschreven in het boekje"geluidsinstallatie in auto" dat deel uitmaakt van de literatuur die bij het voertuig behoort. RADIO-ANTENNE H2330 Uw voertuig is uitgerust met een antennemast die kan worden verwijderd en die op het dak is geplaatst. N.B.: De antenne ALTIJD losschroeven en verwijderen voordat een automatische autowasinstallatie wordt gebruikt. Antenne - hoogte Altijd de beschikbare ruimte boven het voertuig controleren en de hoek waaronder de antenne is geplaatst zonodig wijzigen (zie illustratie) voordat een garage of parkeergarage met onvoldoende ruimte boven het dak, in of uit wordt gereden. OP AFSTAND GEPLAATSTE AUDIO-INSTALLATIE - BEDIENINGSKNOPPEN H3329 Volumeregeling Omhoog bewegen of indrukken om het volume te vergroten of te verminderen. Functieselectieregeling Indrukken om over te schakelen op cassette of CD of om terug te gaan naar de radiotuner. Het is uitsluitend mogelijk om de cassettespeler of CD-speler te kiezen als een cassette of CD is geladen. Zoekprocedure Optillen of indrukken om over te schakelen op het volgende of vorige radiostation op de geselecteerde golfband. Als een cassette of CD wordt afgespeeld, kan snel worden doorgegaan naar de volgende track door de knop omhoog te bewegen. Ga terug naar het begin van de huidige track door de knop in te drukken. Als de knop herhaaldelijk omhoog of omlaag wordt bewogen, dan gaat u dus automatisch een aantal tracks terug of vooruit. 67

60 68

61 Rijden en werking Starten & rijden STUURSLOT CONTACTSCHAKELAAR STARTEN - modellen met benzinemotor STARTEN - modellen met dieselmotor RIJDEN BRANDSTOFZUINIGHEID EMISSIEREGELSYSTEEM Brandstofsysteem TYPE BRANDSTOF VEILIGHEID OP HET VOORTERREIN BRANDSTOFVULHALS VULLEN MET BRANDSTOF LEGE BRANDSTOFTANK BRANDSTOFTOEVOER- ONDERBREKINGSSCHAKELAAR Katalytische omvormer KATALYTISCHE OMVORMER Handgeschakelde versnellingsbak VERSNELLINGSHEFBOOM Automatische versnellingsbak STEPTRONIC AUTOMATISCHE TRANSMISSIE.. 84 VERSNELLINGSHEFBOOM EEN AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK GEBRUIKEN AUTOMATISCH GEKOZEN FUNCTIES

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS Sleutels en zenders Bedieningsorganen en instrumenten SLEUTELS EN ZENDERS H6718G Met het voertuig heeft u twee zenders met integrale sleutels ontvangen waarmee alle sloten van het voertuig kunnen worden

Nadere informatie

Bedieningsorganen DASHBOARD

Bedieningsorganen DASHBOARD DSC DSC Bedieningsorganen Bedieningsorganen en instrumenten Bedieningsorganen DASHBOARD 1 6 5 4 3 2 7 8 9 10 11 12 20 17 19 18 15 16 13 14 H3989 1. Instaphoogte/elektrische ramen/spiegels - schakelaars

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE ALGEMENE INFORMATIE oefenen hun werking uit via het beendergestel van het lichaam en horen laag over de voorkant van het bekken, de borstkas en de schouders gedragen te worden. Draag het heupgedeelte van

Nadere informatie

Instructieboekje. Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000

Instructieboekje. Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000 Instructieboekje Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000 Alle rechten voorbehouden. Geen deel van deze literatuur mag worden gereproduceerd, opgeslagen in een zogenaamd retrieval- systeem

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

HET WEGRIJDEN VOOR HET WEGRIJDEN

HET WEGRIJDEN VOOR HET WEGRIJDEN HET WEGRIJDEN VOOR HET WEGRIJDEN BELANGRIJKE Uw voertuig heeft een hogere bodem-vrijheid en dus ook een zwaartepunt dat hoger ligt dan bij een conventionele personenauto. Dit resulteert onvermijdelijk

Nadere informatie

Lampen en waarschuwingslampjes

Lampen en waarschuwingslampjes Lampen en waarschuwingslampjes VERLICHTING OP BUITENKANT VAN AUTO Hoofdverlichtingsschakelaar H5740 1 1. Uit. 2. Stadslichten. 3. Koplampen aan. 4. Automatische controlelampjes. Stadslichten De voorste

Nadere informatie

Zekeringen ZEKERINGEN

Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen ZEKERINGEN Zekeringen zijn eenvoudige circuit-onderbrekers waardoor elektrische uitrusting wordt beschermd tegen de gevolgen van stroom-stoten. Een doorgebrande zekering blijkt uit het feit

Nadere informatie

Automatische transmissie

Automatische transmissie Automatische transmissie TRANSMISSIEHENDEL H3916 De CommandShift transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op 'automatisch'. Nadat

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER

Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER H676G Uw zender is voorzien van vier knoppen waarmee u het voertuig kunt vergrendelen en ontgrendelen en waarmee alle veiligheidssystemen kunnen worden geactiveerd..

Nadere informatie

Algemene informatie Algemene informatie

Algemene informatie Algemene informatie Algemene informatie VOOR HET WEGRIJDEN...............21 OP EN IN HET VOERTUIG AANGEBRACHTE WAARSCHUWINGSETIKETTEN........21 TOEGEPASTE SYMBOLEN..............21 TREKHAAK - ETIKET..................22 NOODGEVALLEN.....................22

Nadere informatie

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS Sleutels en zenders Bedieningsorganen en instrumenten SLEUTELS EN ZENDERS Voorzichtig: De reservezender moet op een veilige plaats worden bewaard - NOOIT IN HET VOERTUIG. LAN0112G Met het voertuig heeft

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT H3584 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in het contactslot en draai die naar stand 'I'. Het is mogelijk dat het stuurwiel iets moet worden

Nadere informatie

Bedieningsorganen en instrumenten

Bedieningsorganen en instrumenten Bedieningsorganen en instrumenten Sleutels - zenders SLEUTELS EN ZENDERS...............29 Sloten - alarm ALARMSYSTEEM....................30 MOTORIMMOBILISATIE...............38 ZENDER - BATTERIJ..................39

Nadere informatie

Uitrusting in interieur van auto

Uitrusting in interieur van auto Uitrusting in interieur van auto BINNENVERLICHTING KLOK OFF 12 ON 9 3 H2592 Schakelaarstanden: "UIT" - Verlichting permanent uit. "AAN" - De verlichting blijft branden. Met de schakelaar in de middenstand

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen Veiligheid van kinderen KINDERZITJES Voor maximale veiligheid moeten kinderen altijd achterin zitten. Wij raden u aan om kinderen nooit voorin te laten zitten. Als het echter onvermijdelijk is om een kind

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort O-Pair² Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 14.10 Zadelhoogte U stelt de zadelhoogte correct in, door op de

Nadere informatie

Richtlijnen bij het tanken

Richtlijnen bij het tanken Richtlijnen bij het tanken Richtlijnen bij het tanken Richtlijnen bij het tanken BRANDSTOF-VULHALS De brandstof-vuldop bevindt zich in het rechter achterspatbord. Zet het contact in stand '0' of 'I' en

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding MamaLoes Ding Twist 360 0-36kg Autostoel YB104A 1 Hoofdsteun Rugsteun Kussen Bovenstel Schouderkussen Gesp Onderstel Gordelhouder 0+) FIX-connector (voor Handgreep voor rotatie FIX-ontgrendelingsknop

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 2-3 15-36 kg 4-12 j 1 Bedankt dat U voor de BeSafe izi Up hebt gekozen BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw

Nadere informatie

Technische gegevens. Bougies GSP Bougies - elektrodenopening 1,0 mm ± 0,05

Technische gegevens. Bougies GSP Bougies - elektrodenopening 1,0 mm ± 0,05 Technische gegevens Technische gegevens MOTOREN 1,8 liter benzinemotor Brandstof LOODVRIJ 95 RON conform specificatie EN 228 wordt aanbevolen Inhoud 1796 cm 3 Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2 Stationair toerental

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas 1-2-3 Autostoel 9-36 kg Opmerkingen: 1. Dit is een Universele Autostoel. Deze autostoel is goedgekeurd volgens de Richtlijn 40.04 en is bedoeld voor gebruik in een voertuig.

Nadere informatie

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , , Installation instructions, accessories Instructienr. 30756608 Versie 1.2 Ond. nr. 30756607, 30756606, 31316446 Stuurwiel, leer IMG-339612 Volvo Car Corporation Stuurwiel, leer- 30756608 - V1.2 Pagina 1

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding. Tilly Light fietsendrager Handleiding Tilly Light fietsendrager mei 2015 Tilly Light BV Inhoudsopgave Algemeen 4 Onderdelen 5 Stekker aansluiting 10 Eerste gebruik 11 Op de auto plaatsen 15 Fietsen plaatsen 18 Rijden 23 Fietsen

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m Tegen de rijrichting in Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 0+ 0-13 kg 0-12 m 1 Bedankt voor uw keuze voor BeSafe izi Go BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 groep gewicht leeftijd 1 9-18 kg 9m-4j 1 Dank u voor uw keuze voor de Besafe izi Comfort. BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

Gebruikershandleiding kort

Gebruikershandleiding kort kort Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Positie zitting Om de positie van de stoel correct in te stellen zet de berijder een voet op het pedaal in de uiterste stand vanaf de berijder. Stel de

Nadere informatie

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleidingding Effectief en gebruiksvriendelijk Het in uw voertuig gemonteerde Cobra alarmsysteem biedt een simpele, maar uiterst effectieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Alarmsysteem met afstandsbediening leidraad bij het instellen - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen die nodig

Nadere informatie

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m.

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m. 1 3 a b c d e f g h click! Gebruiksaanwijzing 4 i j k l m > 25 cm 2 5 Lichaamslengte 40-75 cm. Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. UN regulation no. R129 i-size 8 9 Dank u voor uw keuze voor de BeSafe

Nadere informatie

Powerpack. gebruikshandleiding

Powerpack. gebruikshandleiding Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT

Starten en rijden CONTACTSCHAKELAAR STUURSLOT Rijden en bedienen STUURSLOT CONTACTSCHAKELAAR De gecombineerde schakelaar wordt gebruikt voor het bedienen van het stuurslot, de elektrische circuits en de startmotor: Stand 0 Stuurslot vergrendeld (contactsleutel

Nadere informatie

installatiehandleiding Bewegingsmelder

installatiehandleiding Bewegingsmelder installatiehandleiding Bewegingsmelder INSTALLATIEHANDLEIDING Gefeliciteerd met de aankoop van de Egardia bewegingsmelder. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice Meer informatie over de installatie

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding. Tilly Light fietsendrager Handleiding Tilly Light fietsendrager Versie 1, 2015 Tilly Light BV 2 inhoudsopgave Inhoudsopgave Onderdelen 5 Eerste gebruik 8 Op de auto plaatsen 12 Fietsen plaatsen 15 Rijden 20 Fietsen afnemen 21 Van

Nadere informatie

click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing i j > 25 cm k l Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04

click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing i j > 25 cm k l Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04 1 3 click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing 4 h i j k l > 25 cm 2 5 Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04 8 9 Dank u voor uw keuze voor de BeSafe izi Go. Het is belangrijk dat u deze

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing OPair Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06 Let

Nadere informatie

SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm

SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm SCM certificeringnummer AA030037 INSTALLATIE HANDLEIDING OMSCHRIJVING van de componenten Basisunit FM7.11 Sirene AL6.51 met ingebouwde noodstroomaccu

Nadere informatie

Starten & rijden STUURSLOT

Starten & rijden STUURSLOT Starten & rijden Rijden en werking Starten & rijden STUURSLOT H3522 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in de contactschakelaar en draai die naar stand I. Het is mogelijk dat het stuurwiel

Nadere informatie

installatiehandleiding Bewegingsmelder

installatiehandleiding Bewegingsmelder installatiehandleiding Bewegingsmelder INSTALLATIEHANDLEIDING Gefeliciteerd met de aankoop van de WoonVeilig bewegingsmelder. Telefoonnummer WoonVeilig 0900-388 88 88 E-mail WoonVeilig klantenservice@woonveilig.nl

Nadere informatie

Mauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer 82131 - standaard

Mauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer 82131 - standaard Informatie over de bediening: Mauer GmbH Technologie voor beveiliging Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer 82131 - standaard Bedieningsinstructies Lees deze instructies aandachtig door voordat u het slot

Nadere informatie

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404 INBOUW HANDLEIDING GT403, 404 Hartelijk dank voor het kiezen van een GT produkt. Onze materialen zijn met uiterste zorg gefabriceerd en getest. Mocht U vragen over onze produkten hebben, dan staan onze

Nadere informatie

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN Trekken/slepen H6518G TREKKEN/SLEPEN Door hun hoge koppel zijn de Land Rover voertuigen in staat om zelfs met zwaar beladen aanhangers soepel weg te rijden. Ook hoeft op hellingen of zwaar terrein minder

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Veiligheidsvoorzieningen De bestuurdersplaats bevindt zich aan de achterkant van de machine. De operator moet op de treeplank staan en zich stevig vasthouden aan

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037 GEBRUIKSAANWIJZING SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm SCM goedkeuringsnr. AA030037 Beste klant, Wij danken u voor de aanschaf van het hightech SELCA modulair alarm systeem. Deze gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Op een stoel waarvoor een werkende airbag is aangebracht, mag u geen kinderzitje plaatsen. Wanneer de airbag wordt opgeblazen, bestaat er een risico op ernstig letsel of zelfs

Nadere informatie

Paneel bestuurderszijde Middenpaneel bestuurderszijde Paneel passagierszijde

Paneel bestuurderszijde Middenpaneel bestuurderszijde Paneel passagierszijde INSTALLATIE- INSTRUCTIES Onderdelenlijst BINNENPANEEL ACCORD FEB. 2008 Paneel bestuurderszijde Middenpaneel bestuurderszijde Paneel passagierszijde Middenpaneel passagierszijde Schakelpaneel bestuurderszijde

Nadere informatie

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer aan de lader zet (binnen enkele uren). 2. Laat de accu nooit

Nadere informatie

Renault TRAFIC. Instructieboekje

Renault TRAFIC. Instructieboekje Renault TRAFIC Instructieboekje eenpassievoor presteren ELF partner van de RENAULT adviseert ELF ELF en Renault, partners op het vlak van hightech in de automobielsector, bundelen hun krachten zowel op

Nadere informatie

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding Cobra Alarm 4627 Gebruikers Handleiding Clifford Electronics Benelux BV Tel.+31 20 40 40 919 info@clifford.nl ISO 9001:2008 Cobra Alarmsysteem: Diefstal is de laatste tijd explosief gestegen. CAN Bus manipulatie

Nadere informatie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding. Tilly Light fietsendrager Handleiding Tilly Light fietsendrager Versie 2, 2015 Tilly Light BV 2 Inhoudsopgave Algemeen 4 Onderdelen 5 Stekker aansluiting 9 Eerste gebruik 10 Op de auto plaatsen 14 Fietsen plaatsen 17 Rijden 22

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo Importeur Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo Titaniumbaby International B.V. Monierweg 30 7741 KT Coevorden info@titaniumbaby.nl Lees de gebruiksaanwijzing alvorens de autokinderstoel in gebruik te nemen

Nadere informatie

lief! autostoeltjes gebruiksaanwijzing Cato (meisjesversie) Casper (jongensversie) geschikt voor kinderen van 9-36 KG

lief! autostoeltjes gebruiksaanwijzing Cato (meisjesversie) Casper (jongensversie) geschikt voor kinderen van 9-36 KG lief! autostoeltjes gebruiksaanwijzing Cato (meisjesversie) Casper (jongensversie) geschikt voor kinderen van 9-36 KG lief! autostoeltjes (Cato/Casper) GESCHIKT VOOR KINDEREN VAN 9-36 KG; Groep I, II en

Nadere informatie

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding.

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. AluTech 3400 serie (opbouw) AluTech 3500 serie (inbouw) AluTech 540 AluTech 540/O Inhoud Pagina Overzicht bedieningselementen 2 Rugleuning instellen 3 Hoogte voetensteun instellen

Nadere informatie

Montage-instructies: Speed Triple (vanaf VIN ) - Speed Triple R - Street Triple - Street Triple R (vanaf VIN ) A en A

Montage-instructies: Speed Triple (vanaf VIN ) - Speed Triple R - Street Triple - Street Triple R (vanaf VIN ) A en A Nederlands Montage-instructies: Speed Triple (vanaf VIN 461332) - Speed Triple R - Street Triple - Street Triple R (vanaf VIN 471042) A9638059 en A9638060 Hartelijk dank dat u voor deze originele Triumph-accessoireset

Nadere informatie

Renault CLIO. Instructieboekje

Renault CLIO. Instructieboekje Renault CLIO Instructieboekje een passie voor presteren ELF partner van de RENAULT adviseert ELF ELF en Renault, partners op het vlak van hightech in de automobielsector, bundelen hun krachten zowel op

Nadere informatie

WAARSCHUWING. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing

WAARSCHUWING. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Form No. 3378-99 Rev A CE verlichtingsset Groundsmaster 4000-serie tractie-eenheid met Yanmar motor Modelnr.: 30660 Installatie-instructies WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Dit product

Nadere informatie

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions Awning Instructions Wind, Sun & Rain Sensor Instructions B C D Nederlands Wind, Zon & Regen Sensor Instructies Inhoud Garantie Voordat u de sensor aansluit raden wij u aan de instructies zorgvuldig door

Nadere informatie

CAL. Y182, 7T32 ALARM CHRONOGRAAF

CAL. Y182, 7T32 ALARM CHRONOGRAAF NEDERLANDS CAL. Y182, 7T32 ALARM CHRONOGRAAF TIJD/KALENDER Uur- en minuutwijzer met kleine secondewijzer. Datum wordt in getallen weergegeven. ALARM Kan worden ingesteld op basis van 12uurs-instelling

Nadere informatie

Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN AFSLUITBARE WIELMOEREN

Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN AFSLUITBARE WIELMOEREN Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET De krik en het gereedschap bevinden zich onder de stoel links voorin. HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN Wees voorzichtig bij het optillen van een wiel. De wielen zijn zwaar en

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

Inhoud. Algemeen. Normaal gebruik van de rolstoelvergrendeling.

Inhoud. Algemeen. Normaal gebruik van de rolstoelvergrendeling. Gebruik en onderhoud van de ROLTEC auto-rolstoelvergrendeling model A22 voor model ROLTEC Vision el-rolstoel. Inhoud. Algemeen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - blz. 1 Normaal

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort Fun2Go Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 17.04 Positie zitting Om de positie van de stoel correct

Nadere informatie

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

Climate control VENTILATIEOPENINGEN VENTILATIEOPENINGEN 1 1 2 2 3 3 E90911 1. Ventilatieopeningen voor het gezicht 2. Ventilatieopening voor de bestuurdersschoot 3. Bedieningselementen van ventilatieopeningen, middenconsole achterin Opmerking:

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm.

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm. a f d e b c i Gebruiksaanwijzing g h 4 > 5 cm izi Modular: voor- & achterwaarts gericht izi Modular RF: achterwaarts gericht 5 Lichaamslengte 6-05 cm. Lichaamslengte 88-05 cm. Max. gewicht 8 kg. Leeftijd

Nadere informatie

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras)

Rijtechnieken. RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND (ijs, sneeuw, modder, nat gras) Rijtechnieken RIJDEN OP ZACHTE OPPERVLAKKEN EN DROOG ZAND Ideaal gezien dient het voertuig op zachte oppervlakken (bijv. droog zand) altijd in beweging te worden gehouden. Door zacht zand worden de wielen

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Zekeringen LOCATIES VAN DE ZEKERINGKASTEN. Zekeringkast in de motorruimte

Zekeringen LOCATIES VAN DE ZEKERINGKASTEN. Zekeringkast in de motorruimte LOCATIES VAN DE ZEKERINGKASTEN kast in de motorruimte 1 2 E90971 3 U kunt het plastic deksel verwijderen door de lipjes in te drukken. Op het plastic deksel staan de circuits die worden beveiligd, de stroomsterkte

Nadere informatie

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

INTELLISTART 4 INSTALLATIE Standaard mogelijkheden van de IntelliStart 4. INTELLISTART 4 INSTALLATIE Op afstand starten voor automaten en handgeschakelde auto's tevens ook geschikt voor diesels Automatisch starten bij lage accu

Nadere informatie

Handleiding Nederlandssprekend radiogestuurd solarhorloge, model Unisex

Handleiding Nederlandssprekend radiogestuurd solarhorloge, model Unisex Handleiding Nederlandssprekend radiogestuurd solarhorloge, model Unisex (77.5 Khz band voor landen waar het DCF signaal beschikbaar is) S1 Kroonwiel S2 Het uurwerk is een Nederlandssprekend horloge, radiogestuurd.

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr. 073-5997042 Accu en oplader instructies: 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer

Nadere informatie

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2 E-Bike Gebruikers handleiding versie 160609-B2 Gebruikers handleiding 1. Ingebruikname Een Target fiets met elektrische ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het elektrisch systeem zorgt voor

Nadere informatie

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding Komplet DS 1020 gebruikershandleiding Transport U kan de trommelzeef vervoeren met een geschikt voertuig dat gekeurd is om een geremde aanhangwagen met een gewicht van 3500 kg te slepen. Controleer volgende

Nadere informatie

AYGO. Instructieboekje

AYGO. Instructieboekje AYGO Instructieboekje Voorwoord Welkom in de steeds groeiende groep van waardebewuste automobilisten die voor Toyota hebben gekozen. Wij zijn trots op de vooruitstrevende techniek en hoge kwaliteit van

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote Originele afstandsbediening van het voertuig leidraad bij het instellen - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen

Nadere informatie

Handleiding Rolgordijn/Eclips met radiografische accumotor

Handleiding Rolgordijn/Eclips met radiografische accumotor Handleiding Rolgordijn/Eclips met radiografische accumotor Installeer het Rolgordijn/Eclips volgens onderstaande tekeningen Type 416B (steunen) alleen voor Rolgordijnen Type 426B (montageprofiel) Rolgordijn/Eclips

Nadere informatie