ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9376

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9376"

Transcriptie

1 ECLI:NL:RBUTR:2010:BO9376 Rechtbank Utrecht Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer: 16/ en 16/ (gev. ttz) [P] Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Veroordeling van twee broers uit Zeist ter zake mensenhandel. De oudste broer heeft een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk proeftijd van twee jaren met aftrek opgelegd gekregen voormensenhandel met 5 meisjes en oplichting. vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 december 2010 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1969] te [geboorteplaats] wonende aan de [adres], [woonplaats] raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht 1 Onderzoek van de zaak De zaak is laatstelijk behandeld op de terechtzitting van 29 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging 2.1 De verdenking De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: parketnummer 16/ : feit 1: in de periode van 15 oktober 2006 tot en met 14 oktober 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel; feit 2: in de periode van 1 mei 2009 tot en met 14 oktober 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 4] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel; feit 3: in het jaar 2006 en van 1 mei 2009 tot en met 14 oktober 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 5] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel; parketnummer 16/ : feit 1: in de periode van 15 april 2009 tot en met 13 oktober 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 6] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel dan wel deze [slachtoffer 6] heeft opgelicht;

2 feit 2: in de periode van 1 februari 2009 tot en met mei 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 7] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel dan wel die [slachtoffer 7] heeft opgelicht; feit 3: in de periode van 1 september 2006 tot en met 1 oktober 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, zich ten aanzien van [slachtoffer 8] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel dan wel die [slachtoffer 8] heeft opgelicht; feit 4: in de periode van 1 september 2007 tot en met 26 september 2007 samen met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 9] heeft opgelicht dan wel geld van die [slachtoffer 9] heeft verduisterd; feit 5: in de periode van 1 juli 2008 tot en met 3 september 2009 samen met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft opgelicht dan wel geld van die instelling heeft verduisterd. 2.2 Interpretatie [verdachte] wordt in alle feiten (uitgezonderd feiten 4 en 5 van parketnummer 16/ ) het (mede)plegen van 4 verschillende modaliteiten van mensenhandel, zoals strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, verweten. Kort samengevat: a) het door een (dwang)middel werven (etc.) met het oogmerk van uitbuiting (lid 1 sub 1); b) het door een (dwang)middel bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (lid 1 sub 4); c) opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (lid 1 sub 6); d) dwingen/bewegen hem te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen (lid 1 sub 9). De rechtbank begrijpt de tenlastelegging, voor zover die ziet op sub 1 en 6, als primair en sub 4 en 9 als (impliciet) subsidiair, zodat indien, kort gezegd, sub 1 en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, de rechtbank niet meer toekomt aan de beoordeling van het tenlastegelegde voor zover dat ziet op sub 4 en 9. 3 De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie 3.1 Door de verdediging is bepleit dat het openbaar ministerie (OM) niet kan worden ontvangen in zijn vervolging. Daartoe is aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat er in het voorbereidende onderzoek sprake is geweest van (het nalaten van) handelingen door politieambtenaren waardoor een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces, in elk geval waardoor de rechtbank is misleid. Volgens de verdediging heeft het (nalaten van) handelen bestaan uit de volgende vier aspecten: a. bewust onjuiste en/of onvolledige uitwerking van de auditief opgenomen aangiftes; b. het (bewust) achterwege laten van het opmaken van proces-verbaal van (voor-, intake- en/of informatieve) gesprekken; c. beïnvloeding dan wel manipulatie van (kwetsbare) slachtoffers; d. het onnodig lang in het ongewisse laten van cliënt aangaande de feiten welke op de nieuwe dagvaarding zijn opgenomen Naar de mening van de verdediging is de ernst van het vormverzuim zodanig groot, dat het OM daarom niet-ontvankelijk in zijn vervolging moet worden verklaard. Indien de rechtbank niet daartoe zou besluiten, heeft de verdediging om bewijsuitsluiting verzocht, meer subsidiair om strafvermindering. Met betrekking tot het aangevoerde heeft de rechtbank als volgt overwogen.

3 3.2 Ten aanzien van punten a, b en c in zijn algemeenheid: Voorop staat dat politiefunctionarissen door hen waargenomen en ondervonden feiten en omstandigheden nauwkeurig dienen te relateren, waarbij zorgvuldigheid moet worden betracht. Het strafdossier behoort immers de procesdeelnemers inzicht te geven in hetgeen in de achtereenvolgende stadia van het strafproces aan onderzoek is gedaan en welke resultaten dat heeft gehad. Het bepaalde in artikel 152 Wetboek van Strafvordering (Sv) ziet daarop. Het is aan de feitenrechter te beoordelen in hoeverre aan deze verplichtingen is voldaan en of, en, zo ja, welke consequenties verbonden dienen te worden aan de niet-naleving daarvan. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad hoeft de niet-naleving van artikel 152 Sv niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Daarbij is bepalend of de niet-naleving is ingegeven door de wens om de rechter te misleiden of om hem in enig opzicht in zijn controlerende taak te beletten. Voor eventueel andere gevolgen te verbinden aan de niet-naleving van artikel 152 Sv kan van belang zijn de vraag of er voldoende compensatie is geweest, bijvoorbeeld door het horen getuigen of door het alsnog opmaken van proces-verbaal. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende motivering, verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920/ C, tenzij anders is vermeld. 3.3 Voor de beoordeling is het volgende van belang: Alle verhoren in deze zaak zijn, tenzij anders vermeld, auditief geregistreerd. Het stond en staat de verdediging, zolang het onderzoek niet is afgerond, vrij de opnames van de verhoren te beluisteren en/of een woordelijke weergave daarvan te vragen. De verdediging heeft van de eerstgenoemde mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Uit de door de raadsman genoemde processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8], welke onzorgvuldigheden zouden bevatten, is volstrekt duidelijk dat deze geen woordelijke weergave van het verhoor inhouden: er is immers geen getuige die een monoloog in volzinnen houdt. Deze processen-verbaal vermelden niet dat een auditieve registratie ontbreekt. De mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting van 19 april 2010 dat alle auditief geregistreerde verhoren ook woordelijk zijn weergegeven in de processen-verbaal berust dus op een kennelijke vergissing. De door de raadsman gesignaleerde verschillen tussen de weergave in de processen-verbaal van deze verhoren en de auditieve registratie zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat gezegd kan worden dat sprake is van een bewuste verdraaiing van de feiten. Opmerking verdient daarbij dat de door de raadsman aangehaalde passages niet de enige passages zijn die ontbreken, maar dat er meer woorden en zinnetjes wegvallen, en dat het taalgebruik wat braver wordt, hetgeen niet ongebruikelijk is bij een dergelijke samenvattende wijze van weergeven. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verklaring van [slachtoffer 5] wel andere passages bevat met (ongeveer) dezelfde strekking. Bovendien bevinden zich in het dossier ook veel processenverbaal met letterlijk uitgewerkte verhoren, waarin zinsneden zoals door de raadsman gesignaleerd voorkomen en waaruit blijkt dat de politie er op aanstuurt dat de getuigen verklaringen afleggen, dat de politie invloed uitoefent door getuigen te confronteren met gegevens en dat zij uitleg geeft over het begrip mensenhandel: de gewraakte onvolledige weergave in de door de raadsman genoemde passages heeft een dergelijke handelwijze dus niet verhuld. 3.4 De rechtbank acht het aannemelijk dat informatieve voorgesprekken hebben plaatsgevonden, in die zin dat de politie informatie heeft verstrekt zoals voorgeschreven in de Aanwijzing mensenhandel. Verslagen of processen-verbaal, dan wel een andere vorm van schriftelijke weergave van deze gesprekken, zijn niet in het dossier opgenomen.

4 De verplichting uit de Aanwijzing mensenhandel om een verslag te maken van een informatief gesprek met slachtoffers ziet naar het oordeel van de rechtbank echter kennelijk op het geval dat zo n informatief gesprek lang voor de aangifte is gevoerd. Wanneer dat, zoals in casu, niet het geval is, heeft dat naar het oordeel van de rechtbank dan ook betekenis voor de eventueel aan het ontbreken in het dossier van een schriftelijke weergave van de wel gehouden informatieve gesprekken te verbinden consequenties. Het belang van het bestaan van een dergelijke schriftelijke weergave is immers evident klein(er) als het bedoelde tijdverloop gering is. 3.5 Aannemelijk is voorts dat de politie verklaringen van vrouwen weergeeft als aangifte van mensenhandel, ook al wensen de vrouwen geen strafvervolging en ook al denken zij bij het begripmensenhandel aan iets heel anders. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig tegenover die getuigen, die kennelijk ook de betekenis van het begrip aangifte niet doorgronden. De benaming van een getuigenverklaring als aangifte is in wezen echter irrelevant. Terecht stelt de raadsman dat de Aanwijzing mensenhandel jegens de slachtoffers uiterste zorgvuldigheid eist; blijkens de context ziet dat echter op zorg voor de slachtoffers als zodanig, waarbij kennelijk gedacht is aan zorg voor kwetsbaarheid van de persoon, niet aan de verklaring als getuige. 3.6 Het bovenstaande tezamen en in onderling verband bezien valt naar het oordeel van de rechtbank in de kern bezien niet anders uit te leggen dan dat de getuigen geen of slechts met terughoudendheid aangifte hebben willen doen en hun geld terug willen. Dat er sprake zou kunnen zijn van mensenhandellijkt niet afkomstig van de getuigen zelf, omdat zij niet bekend lijken te zijn met de betekenis van het juridische begrip mensenhandel. In haar bevraging heeft de politie daarover wel geïnformeerd en bevraagd. Hoewel de politie daarin ontegenzeglijk het initiatief heeft genomen blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter nergens uit dat de politie daarbij op de getuigen onoorbaar invloed heeft uitgeoefend of zodanige invloed dat sprake is van een onjuiste weergave van hetgeen over de feiten verklaard is. De verdediging heeft ook niet verzocht om nader onderzoek naar de inhoud van de (voor)gesprekken (bijvoorbeeld door het horen van verbalisanten of het woordelijk uitwerken van alle opnames) en de rechtbank acht dit ambtshalve niet noodzakelijk, nu er geen aanwijzingen zijn dat de inhoud van die voorgesprekken tot een andere verklaring over de feiten heeft geleid. 3.7 Voor zover geklaagd wordt over het ontbreken van een proces-verbaal over een 11-tal contacten met [slachtoffer 4] wordt miskend dat het stuk waarin deze contacten genoemd worden zelf een proces-verbaal is waarin de verbalisant de (korte) inhoud van het besprokene weergeeft. Niet is gesteld of gebleken dat die weergave ontoereikend is. 3.8 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de politie de verhoren van de getuigen heeft ingezet met in het achterhoofd de juridische werkelijkheid of het juridische kader en de getuigen in die zin ook gericht heeft bevraagd. Het ware naar het oordeel van de rechtbank chiquer geweest als de politie zich had beperkt tot de louter feitelijke weergave van hetgeen in die verklaringen aan de orde is gekomen en de juridische duiding daarvan had overgelaten aan degenen die daarvoor uit hoofde van hun functie zijn aangewezen. In die zin is er sprake van onvolkomenheden in het handelen van de politie. Niet is evenwel gebleken van bewust op de verkeerde been zetten of anderszins misleiden, omdat immers ook openheid wordt geboden over bevraging en sturing daarin. Daarom is wel sprake van manco s, maar die doen geen afbreuk aan verdachtes recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet in een en ander dan ook geen aanleiding voor een andere sanctie dan het volstaan met het benoemen ervan. Behalve van beïnvloeding door de politie blijkt overigens van externe beïnvloeding door anderen die bij de feiten betrokken zijn. 3.9 Ten aanzien van punt d.

5 Onder d wordt betoogd dat de verdachte onnodig lang in het ongewisse is gelaten aangaande de feiten welke op de nieuwe dagvaarding zijn opgenomen, omdat de feiten vermeld in de nieuwe dagvaarding onderdeel uitmaakten van het gerechtelijk vooronderzoek maar de vervolging pas na 7 maanden (5 maanden na de eerste dagvaarding die was uitgebracht op de voet van artikel 261 lid 3 Wetboek van Strafvordering) kenbaar was voor de verdachte. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar HR 28 mei 2002, NJ 2002, 601 als volgt: De rechtbank blijft bij haar oordeel dat de feiten op de tweede dagvaarding, waar het het mensenhandelverwijt betreft, begrepen zijn in de vordering gerechtelijk vooronderzoek. Nu het gerechtelijk vooronderzoek is geëindigd door een dagvaarding als bedoeld in art. 261, derde lid, Wetboek van Strafvordering is artikel 244 Wetboek van Strafvordering niet van toepassing. Het voorlopig karakter, van deze (eerste) dagvaarding brengt mee dat een verdachte daaraan niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen dat hij voor enig feit dat daaronder zou kunnen worden gebracht niet afzonderlijk zal worden vervolgd. Hoewel het Openbaar Ministerie verdachte eerder had kunnen dagvaarden, is, mede gelet op het beperkte tijdverloop, niet sprake van een zodanige schending van de belangen van de verdachte en de verdediging, dat dit tot strafvorderlijke consequenties dient te leiden. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich, op nader in het schriftelijke requisitoir omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 16/ feit 2 tenlastegelegde. Wettig en overtuigend bewezen kunnen worden de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 16/ en de feiten 1, 2, 4 primair en 5 primair van 16/ Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van alle tenlastegelegde mensenhandelzaken en heeft daarbij gewezen op het feit dat het bewijs gemankeerd is en objectief steunbewijs niet voorhanden is. Naar het oordeel van de raadsman is er daarnaast evenmin sprake geweest van uitbuiting. Ten aanzien van de tenlastegelegde oplichtingsfeiten heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden verklaard dat verdachte enig oplichtingsmiddel heeft gebezigd; er is slechts sprake van wanprestatie, een zaak die civielrechtelijk zou moeten worden afgedaan, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden van deze tenlastegelegde feiten. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Hetgeen in de navolgende motivering van de bewezenverklaring cursief is weergegeven, is de inhoud van bewijsmiddelen. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920/ C, tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De vermelding van een eigennaam ziet op processen-verbaal van verhoor van die persoon als getuige of verdachte. De aanduiding eigennaam-rc ziet op het proces-verbaal van verhoor door de rechtercommissaris van de betrokkene. De verklaring van verdachte ter terechtzitting verwijst, tenzij anders vermeld, naar de terechtzitting van 14 oktober De hierna te noemen geschriften als bedoeld in artikel º Wetboek van Strafvordering worden alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen Algemeen

6 Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is, dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. De memorie van antwoord bij het wetsontwerp waarbij artikel 250 ter (oud), de voorloper van en geïncorporeerd in het huidige artikel 273f en toen nog (alleen) gericht op seksuele uitbuiting, werd ingevoerd houdt onder meer het volgende in: Het woord uitbuitingssituatie ( ) wordt in de memorie van toelichting gebruikt ter verduidelijking van het begrip misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ( ). In die memorie wordt gesteld dat van een zodanige uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Ten aanzien van meerderjarigen geldt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant. Dit is niet anders indien de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan ( ). (Kamerstukken?, , , nr. 5, blz. 3 en 7) Vrijspraak Wat betreft feit 1 van dagvaarding 16/ voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 3], wat betreft feit 3 van dagvaarding 16/ [slachtoffer 5] en wat betreft feit 3 primair van dagvaarding 16/ [slachtoffer 8] geldt het volgende: Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen ten aanzien van [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] niet of onvoldoende worden afgeleid dat sprake zou zijn van een niet (geheel) vrije keuze om de afspraken en de relatie prostituee/souteneur met [verdachte] en/of [medeverdachte] te starten dan wel in stand te houden. Er is, met andere woorden, onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Ook acht de rechtbank in onvoldoende mate komen vast te staan dat in deze gevallen sprake was van het oogmerk van uitbuiting bij verdachten [verdachte] en/of [medeverdachte]. Tevens is er onvoldoende bewijs dat deze personen gedwongen of bewogen zijn in de zin van 273f lid 1 sub 4 en sub 9 Wetboek van Strafvordering door [verdachte]. [verdachte] zal dan ook wat deze feiten betreft worden vrijgesproken De rechtbank overweegt met betrekking tot het voorgaande in het bijzonder nog: Ten aanzien van [slachtoffer 3]: [slachtoffer 3] maakte de afspraak dat zij (ruim) de helft van de aan de klant berekende bedragen ( 75,- van 125, ,-) zou ontvangen. Weliswaar is daarbij gezegd dat dat wit zou zijn, weliswaar verklaart zij dat [verdachte] geld achter hield, en weliswaar is zij gaan werken vanwege haar schulden, maar zij heeft slechts kort gewerkt voor [verdachte], zij geeft zelf heel duidelijk aan dat zij bewust heeft gekozen en zich niet tot iets verplicht voelde en naar zij zegt was zij, anders dan de andere meiden, niet bang voor [verdachte]. Ten aanzien van [slachtoffer 5]: [slachtoffer 5] maakt aanvankelijk de afspraak dat zij (bijna) de helft van de aan de klant berekende bedragen ( 50,- van 125,- of 75,- van 150,-) zou ontvangen. Toen ze later opnieuw voor [verdachte] werkte was dat een kleiner deel ( 50,- van 150,-), maar toen [verdachte] op vakantie was ook het volle bedrag. Weliswaar had ze de idee dat er geld werd achtergehouden, weliswaar gaf [verdachte] aan dat hij ook belasting betaalde waarvan later bleek dat dat niet zo was en weliswaar geeft [slachtoffer 5] aan dat [verdachte] soms pushte, weliswaar komt uit de verklaringen van [slachtoffer 5] ook naar voren dat [verdachte] de kamer voor haar huurde, hij de klanten voor haar regelde en het geld dat zij verdiende controleerde en dat zij geld aan hem heeft moeten afstaan, maar er is niet of onvoldoende bewijs dat dit is gebeurd in een situatie waarin sprake is geweest van een zodanige kwetsbare en afhankelijke positie dat zij geen andere keuze had of in mindere mate een andere keuze had.

7 Daarbij is mede van belang dat [slachtoffer 5] reeds voordat zij [verdachte] leerde kennen werkzaam was in de prostitutie. Zij heeft verklaard niet door [verdachte] gedwongen te zijn om in de prostitutie te (blijven) werken. Na een periode elders is zij opnieuw voor [verdachte] gaan werken. De enkele omstandigheid dat [verdachte] daarbij (louter) uit was op financieel gewin maakt nog niet dat [verdachte] gedragingen dienen te worden aangemerkt als uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van [slachtoffer 8]: Uit het dossier is niet of onvoldoende gebleken dat [verdachte] enige betrokkenheid had bij [slachtoffer 8], zodat [verdachte] van dit feit zal worden vrijgesproken. Wel is volgens de verklaring van [slachtoffer 8] sprake van één gewelddadige actie door [verdachte], toen [slachtoffer 8] niet bereid was een triootje te doen, maar dat was voor haar juist aanleiding om de gebroeders [verdachte] de rug toe te keren, zodat dit niet kan worden aangemerkt als middel waardoor ze is geworven, vervoerd, overgebracht gehuisvest of opgenomen, maar veeleer als middel waardoor de relatie souteneur/prostituee tot een einde kwam, hetgeen duidt op haar vrije keuze. Bij [slachtoffer 8] is subsidiair oplichting ten laste gelegd. Ook hier moet vrijspraak volgen omdat onvoldoende blijkt van betrokkenheid van [verdachte] [slachtoffer 1] Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer het volgende. [slachtoffer 1] heeft gewerkt als prostituee nadat zij in januari 2007 heeft gereageerd op een advertentie op internet van [verdachte], die zich aanvankelijk [verdachte] noemde.zij had een sollicitatiegesprek in [hotel](en) vlakbij [vestigingsplaats]. Zij heeft daar, in Eemnes, slechts een paar dagen gewerkt. [verdachte] legde daar uit dat hij hotelkamers regelde, dat hij klanten regelde, dat hij op internet overal advertenties zette, onder andere op Kinky.nl. Ook werd besproken dat de [slachtoffer 1] moest pijpen, aftrekken en toelaten wat de klanten wilden, zoals intiem gaan (neuken). De eerste dag ontving zij direct 3 klanten. Afgesproken werd dat er door een klant 150,- werd betaald, waarvan [slachtoffer 1] 50,- zou krijgen en [verdachte] 100,--. Zij vond 50 veel. Voor eerder werk in een massagesalon (vergaande massage) kreeg ze 50%. Voor de 100 die hij ontving nam [verdachte] de telefoon op, ontving hij klanten en zette hij advertenties. Op 16 januari 2007 is de [slachtoffer 1] gestart met werken voor [verdachte] in hotel [hotel] in [vestigingsplaats] (de rechtbank begrijpt [vestigingsplaats], vlakbij de grens met [vestigingsplaats]). ; [slachtoffer 1] heeft ook voor [verdachte] gewerkt in hotels in De Bilt, Leusden en Vianen. [slachtoffer 1] heeft voor [verdachte] gewerkt van januari 2007 tot september 2008, behalve 11 juli tot 13 augustus 2007 en de periode rond eind september-november 2007 Nadat [slachtoffer 1] ongeveer drie weken bij [verdachte] werkte heeft ze [medeverdachte] leren kennen. Hij werkte op dat moment nog voor een werkgever, maar zag hoe snel [verdachte] geld verdiende en dat leek hem wel interessant. Hij is toen hetzelfde gaan doen als zijn broer. [verdachte] en [medeverdachte] deden alles samen. Het geld dat [slachtoffer 1] verdiende werd gedeeld door de broers. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren van [verdachte], [A], [B], [C] en [slachtoffer 5] waren van [medeverdachte]. [medeverdachte] gaf ook aan dat hij recht had op de helft van het geld dat [verdachte] spaarde, want hij had ook advertenties gezet, escort gereden en klanten ontvangen. [medeverdachte] ontving de klanten van [slachtoffer 1] en hielp met

8 advertenties. Als [verdachte] en [slachtoffer 1] ruzie hadden gehad, ging [medeverdachte] bemiddelen, en zei dat [slachtoffer 1] excuses moest maken aan [verdachte]. [slachtoffer 1] is samen met [medeverdachte] op escort gegaan om een man op te lichten. [slachtoffer 1] heeft een traumatische jeugd gehad zij heeft verbleven in een kindertehuis. [slachtoffer 1] heeft een negatief zelfbeeld. Zij heeft faalangst bij een lage begaafdheid. Zij kan niet goed rekenen. Dat laatste was bij [verdachte] bekend. [slachtoffer 1] is gaan werken in de prostitutie vanwege huurschulden. [slachtoffer 1] heeft [verdachte] over die schulden verteld. [slachtoffer 1] heeft dit verteld aan [verdachte] na twee maanden., [slachtoffer 1] heeft tegen [verdachte] gezegd dat zij haar huis uit moest. [verdachte] is een relatie aangegaan met [slachtoffer 1] in januari Volgens [verdachte] was er inderdaad sprake van een relatie, maar begon deze in maart. Op momenten dat zij weg was bij [verdachte] smste hij dat zij zijn meisje was, smste [medeverdachte] dat [verdachte] in tranen was en haar miste en ging zij terug, ook al verdiende zij toen elders veel meer geld. [slachtoffer 1] ging terug omdat zij van hem hield. [verdachte] gebruikte de relatie om [slachtoffer 1] tot bepaalde seksuele handelingen met klanten over te halen: als zij iets niet deed hield zij niet van hem. Dan was [verdachte] wekenlang boos, [slachtoffer 1] wilde laten zien dat zij echt van hem hield. [slachtoffer 1] is er meerdere keren vandoor gegaan en [verdachte] heeft een keer geprobeerd haar terug te krijgen. [slachtoffer 1] deed dingen om maar aan [verdachte] te laten zien dat zij van hem hield. Zij wilde hem niet teleurstellen. Na elke ruzie bleef er steeds minder van [slachtoffer 1] over. Zij werd weliswaar niet fysiek gedwongen, maar emotioneel had ze wel het gevoel dat het moest en als ze niet deed wat hij wilde, had ze een paar weken lang een boze [verdachte]. Met seksuele handelingen ging zij steeds verder omdat [verdachte] zei dat er extra geld mee verdiend werd en dat er dan meer klanten zouden komen. Zij deed het voor het geld en omdat ze wilde dat hij trots op haar was. Het verdiende geld beheerde [verdachte] voor haar. [slachtoffer 1] wilde haar eigen geld beheren, maar dat vond [verdachte] niet goed omdat ze dan niet genoeg van hem hield, hem niet vertrouwde. Daarna is ze de discussie over het geld niet meer aangegaan. Het geld ging allemaal in zijn zak. Als [slachtoffer 1] geld nodig had, moest ze dit aan [verdachte] moest vragen. Als [verdachte] problemen had met een meisje ging hij over zijn toeren, dan ging hij spugen tot bloedens toe, daarover maakte [slachtoffer 1] zich zorgen en dan ging zij harder werken of trachtte zij de problemen op te lossen. Ook dreigde [verdachte] met [D]. [verdachte] zei tijdens een ruzie dat als zij niet zou dimmen, hij [D] zou bellen. Zij is toen inderdaad gekomen. [verdachte] maakte [slachtoffer 1] bang met [E], de ex-vriendin van [verdachte], hij noemde haar [D]. Hij gebruikte [D] om de meiden angst in te boezemen. Hij zou onder meer vertellen dat zij [D], de grote baas was, dat zij van het kamp af zou komen en dat zij wel even langs zou komen als ze niet luisterden. [verdachte] huurde de hotelkamers waar [slachtoffer 1] werkte. Zij is daar na enkele weken ook gaan wonen, omdat zij haar huis in Zeist uit moest. Zij verbleef daarna iedere dag in dat hotel, waar [verdachte] controle uitoefende op haar doen en laten. [F], de (ex)vriend van [slachtoffer 1], verklaart dat [slachtoffer 1] overgehaald werd om steeds verdergaande seksuele handelingen te verrichten, dat [verdachte] en [medeverdachte] het geld dat [slachtoffer 1] verdiend had onder zich hielden en dat [verdachte][slachtoffer 1] met smoesjes

9 steeds weer liet werken. [slachtoffer 1] is goedgelovig, en [verdachte] had veel invloed op haar. Zelf is [verdachte] door [verdachte] en [medeverdachte] gebeld toen [slachtoffer 1] een keer naar hem toegevlucht was met een enveloppe met geld. Dat geld moest terugkomen. [verdachte] en [medeverdachte] hebben ook wel eens bij hem voor de deur gestaan. [slachtoffer 1] ging steeds naar [verdachte] terug met mooie praatjes. Een bewezenverklaring van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien [verdachte] met [slachtoffer 1] handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en door gebruik van de in dat artikel genoemde middelen. Middelen Vast staat dat [verdachte], naast een werkrelatie, een liefdesrelatie met [slachtoffer 1] had. [slachtoffer 1] was psychisch en sociaal kwetsbaar, en door haar liefde voor/verliefdheid op [verdachte] was zij emotioneel van hem afhankelijk. Zij bevond zich ook wat betreft haar financiën in een kwetsbare positie. Zij had (huur) schulden en moest daarom haar woning verlaten. [verdachte] heeft misbruik gemaakt van dit overwicht en van de hiervoor beschreven kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en heeft derhalve de in de wet vermelde middelen gebruikt. Hij heeft bovendien, zoals weergegeven, [slachtoffer 1] bedreigd met geweld. Handelingen Vanaf januari 2007 heeft [verdachte][slachtoffer 1] een (werk)plek geboden in een hotelkamer, waar hij vervolgens met haar ging samenwonen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] dit gedaan door misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1], van zijn overwicht en in mindere mate van bedreiging met geweld. [slachtoffer 1] heeft hier weliswaar mee ingestemd, maar deze vrijwilligheid is vanwege de ingezette middelen niet relevant. De ongelijke verhouding tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] zorgde ervoor dat zij niet of veel minder vrij was om alternatieven te kiezen. Daarnaast heeft [verdachte][slachtoffer 1] door gebruik van deze middelen geworven (door klanten bij haar te brengen) en vervoerd (in het bijzonder de escorts). (Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [verdachte] kreeg het grootste deel van het door [slachtoffer 1] verdiende geld. Op enig moment ontving [slachtoffer 1] geen geld meer voor haar prostitutiewerkzaamheden, maar hield [verdachte] dit geld in onder het mom van (voor haar) sparen. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, dat [verdachte] niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. De reus kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostituee, over haar eigen verdiensten beschikken. Ondersteuning voor dat oordeel vindt de rechtbank bovendien in het feit dat [verdachte][slachtoffer 1] overhaalde dingen te doen die ze aanvankelijk niet wilde, omdat dat meer geld opbracht. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1]. Voordeel trekken [verdachte] heeft van [slachtoffer 1] grote geldbedragen ontvangen tijdens de periode dat zij bij [verdachte] als prostituee werkte. Enerzijds een (groot) deel omdat dat was afgesproken, maar daarnaast het deel dat volgens afspraak aan [slachtoffer 1] zelf toekwam. Dit geld wilde hij niet aan haar afdragen toen zij daarom vroeg. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent de uitbuiting

10 van [slachtoffer 1] is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat [verdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1]. Medeplegen De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen van mensenhandel. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat [medeverdachte] een wezenlijk aandeel heeft gehad in de uitvoering van de werkzaamheden. Zo heeft zij onder andere verklaard dat [medeverdachte] haar weleens heeft weggebracht, weleens advertenties heeft geplaatst voor haar en klanten voor haar aannam. Onder voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en zijn broer [medeverdachte], dat [verdachte] als medepleger van mensenhandel moet worden aangemerkt. De rol van [verdachte] is, blijkens de verklaringen in het dossier, aanzienlijk groter dan de rol van [medeverdachte]. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden [slachtoffer 2] Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer het volgende. [slachtoffer 2] is een heel lief meisje. Ze wilde geld verdienen voor haar kindje.. In het sollicitatiegesprek met [verdachte], [medeverdachte], [G] en [H] vertelde ze over haar dochter en dat ze voor haar dochter wilde sparen. Volgens hen kon ze veel verdienen. Vanaf januari 2007 heeft [slachtoffer 2] voor het eerst gewerkt voor [verdachte]. Ze werkte in hotel [hotel] in [vestigingsplaats], maar heeft ook wel eens in Wageningen gewerkt en een dag in Vianen. Ze heeft daar gewerkt tot oktober 2007, 26 oktober Na twee maanden, vanaf maart 2007, bleef ze in het hotel slapen en ging ze niet meer in het weekend naar huis. Haar moeder kwam erachter dat ze als prostituee werkte. [verdachte] en [medeverdachte] zeiden tegen haar: kom maar hier wonen, dan kun je blijven slapen en kan je moeder geen roet in het eten gooien. [verdachte] (door [slachtoffer 2] aangeduid als [verdachte] ) was volgens [slachtoffer 2] de baas, [medeverdachte] knapte voor hem klusjes op, zoals halen en wegbrengen, hij bracht ook wel geld. [medeverdachte] rekende ook wel af met klanten of haalde bij [slachtoffer 2] het door klanten betaalde geld op. In de eerste periode werkte [slachtoffer 2] 5 dagen per week. Later, toen ze in het hotel woonde, werden dat 6 dagen per week. Toen ze 6 dagen per week werkte, werkte ze van 10 uur tot uur. Ze had dan ongeveer 5 tot 6 klanten per dag. Ze had tenminste 3 of 4 klanten per dag, De afspraak was dat [slachtoffer 2] 25,- per uur kreeg, terwijl de klanten 125,- per uur betaalden of zelfs maar 25,-- van de 175,--. [slachtoffer 2] kreeg slechts kleine bedragen. Haar ouders betaalden haar rekeningen omdat zij zelf geen geld had. De rest zei [verdachte] voor haar te sparen. Ze zeiden dat [slachtoffer 2] het maar uit moest maken met haar vriend, want die zou jaloers worden en het geld opeisen. [verdachte] zei ook dat [slachtoffer 2] 9.000,-- aan de belastingdienst verschuldigd was en dat zij dit van het door [slachtoffer 2] verdiende geld afhaalden. Eerder was haar verteld dat geld was afgedragen aan de belastingdienst. Toen [slachtoffer 2] naar haar geld vroeg, dreigden ze naar de kinderbescherming en naar de politie of de belastingdienst toe te gaan. Ze werden in ieder geval boos. In oktober 2007 voelde zij zich verplicht om te blijven werken omdat [verdachte] steeds over de kosten sprak en zij hem niet wilde benadelen.

11 [slachtoffer 2] werd overgehaald door [verdachte] twee telefoonabonnementen op haar naam af te sluiten, waarna ze rekeningen van duizend euro kreeg. [medeverdachte] is bij dat afsluiten met haar meegegaan. De bedoeling was dat [verdachte] en [medeverdachte] die dan zelf konden gebruiken. [slachtoffer 2] had op een gegeven moment 1.000,-- of 5.000,- schuld hierdoor. Bij de vele rekeningen die [slachtoffer 2] had, zaten ook rekeningen van providers, maar zij had geen geld had om die te betalen. [verdachte] en [medeverdachte] controleerden [slachtoffer 2]: ze mocht, toen ze bleef slapen niet meer alleen naar buiten, er werd een babyfoon op haar kamer geplaatst om haar af te luisteren. Een bewezenverklaring van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien [verdachte] [slachtoffer 2] met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van middelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten: gedragingen). Middelen Allereerst dient vastgesteld te worden of [verdachte] gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f Sr. Bij de vaststelling is het van belang dat zodra één van deze middelen bewezen verklaard wordt, de instemming van het slachtoffer met de uitbuitingsituatie niet relevant is. De middelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie acht de rechtbank bewezen: [verdachte] wist van [slachtoffer 2] kindje, isoleerde haar enigszins van haar ouders en vriend, dreigde met kinderbescherming en andere instanties op het moment dat [slachtoffer 2] aanspraak maakte op het geld dat zij tenminste tegoed had. Handelingen Aanvankelijk verschafte [verdachte][slachtoffer 2] een (werk) plek, Vanaf maart 2007 heeft [verdachte][slachtoffer 2] gehuisvest in de hotelkamer, waar zij 6 dagen per week haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte. [verdachte] deed dit onder meer omdat hij niet wilde dat de moeder van [slachtoffer 2] roet in het eten zou gooien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] door misbruik te maken van [slachtoffer 2] kwetsbare positie en van zijn overwicht [slachtoffer 2] gehuisvest. [slachtoffer 2] heeft hier weliswaar mee ingestemd, maar deze vrijwilligheid is vanwege de ingezette middelen niet relevant. De ongelijke verhouding tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] zorgden ervoor dat zij geen reëel alternatief meer zag. Daarnaast heeft [verdachte][slachtoffer 2] door gebruik van deze middelen geworven (door klanten bij haar te brengen) en vervoerd. (Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [verdachte] kreeg het grootste deel van het door [slachtoffer 2] verdiende geld. Op enig moment hield [verdachte] nog meer geld in onder het mom van (voor haar) sparen of het betalen van een belastingschuld. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, dat [verdachte] niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. [slachtoffer 2] kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostituee, over haar eigen verdiensten beschikken. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 2]. [verdachte] had gedurende de periode dat hij haar huisvestte de volledige controle over [slachtoffer 2]. De combinatie en cumulatie van gebeurtenissen zoals die hiervoor in de beschrijving van de feitelijke gang van zaken is weergegeven brengt mede dat er sprake is van uitbuiting. Voordeel trekken

12 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat [verdachte][slachtoffer 2] geldbedragen heeft ontvangen tijdens de periode dat zij bij [verdachte] als prostituee werkte, alsmede dat hij dit geld niet aan haar wilde afdragen toen zij daarom vroeg. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent (het oogmerk van) de uitbuiting van [slachtoffer 2] is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat [verdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2]. Medeplegen Zoals hiervoor weergegeven had ook [medeverdachte] een rol bij innen of ophalen van geld, het ontvangen van klanten en het afsluiten van telefoonabonnementen, zij het van mindere betekenis dan die van [verdachte]. Er is dus sprake van medeplegen [slachtoffer 4] Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer het volgende: [slachtoffer 4] heeft voor [verdachte] gewerkt vanaf (begin) mei 2009 tot 14 oktober Na korte tijd is [verdachte] met haar een relatie begonnen. [slachtoffer 4] was verliefd op hem. [verdachte] was niet verliefd op haar en maakte avances naar een ander, die deze voor [slachtoffer 4] moest verbergen of naar anderen. [slachtoffer 4] heeft gewoond en gewerkt op de [naam], in een kamer die door [verdachte] werd gehuurd. [slachtoffer 4] werkte aanvankelijk 6 dagen per week, en had dan 7 klanten per dag, vanaf augustus 2009 was dat minder: 6 dagen per week met 3 tot 5 klanten per dag, met een gemiddelde van 30 klanten per week..ze werd helemaal volgestopt met klanten en had soms wel 6 klanten per dag, terwijl [verdachte] zelf in een telefoongesprek op 24 september 2009 met zijn broer [medeverdachte] zelfs 10 klanten per dag noemt. [slachtoffer 4] moest ook werken als ze ziek was. Het geld dat door klanten betaald werd, heeft [verdachte] onder zich genomen, [slachtoffer 4] ontving en behield slechts een zeer klein deel: een euro per maand. [verdachte] zei tegen haar dat hij (een groot deel van) de rest voor haar apart hield en dat hij dit op haar rekening zou zetten, maar dat is niet gebeurd. [slachtoffer 4] kon niet goed rekenen en [verdachte] wist dat. Toen [slachtoffer 4] wilde stoppen met haar prostitutiewerk is [verdachte] doorgegaan, door klanten voor haar aan te nemen als die opbelden. Hoewel [slachtoffer 4] in het verleden problemen had met drugs, en [verdachte] daarmee bekend was, heeft [verdachte] haar die aangeboden. [verdachte], heeft ter terechtzitting van 14 oktober 2010 verklaard: [slachtoffer 4] was tot 14 oktober 2009 op de [naam] als prostituee werkzaam. Het klopt dat ik een relatie heb met [slachtoffer 4]. De [naam] werd gehuurd door mij. Er is wel eens gepraat over drugs. Ik heb haar wel eens gevraagd of ze iets wilde hebben. Een bewezenverklaring van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien [verdachte] met [slachtoffer 4] handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en door gebruik van de in dat artikel genoemde middelen. Middelen Vast staat dat [verdachte] naast een werkrelatie een liefdesrelatie met [slachtoffer 4] had. [slachtoffer 4] was door die verliefdheid emotioneel van [verdachte] afhankelijk, terwijl hij die liefde niet (in die mate) voor haar voelde. [slachtoffer 4] was (in financieel opzicht) zwakker omdat ze niet goed kon rekenen. [verdachte] heeft van een en ander misbruik gemaakt. Handelingen

13 [verdachte] heeft [slachtoffer 4] aanvankelijk een (werk)plek geboden en vervolgens gehuisvest op de door hem gehuurde [naam]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] dit gedaan door misbruik van [slachtoffer 4]s kwetsbare positie en van zijn overwicht. [slachtoffer 4] heeft hier weliswaar mee ingestemd, maar deze vrijwilligheid is vanwege de ingezette middelen niet relevant. De ongelijke verhouding tussen [verdachte] en [slachtoffer 4] zorgden ervoor dat zij niet of veel minder vrij was om alternatieven te kiezen. Daarnaast heeft [verdachte][slachtoffer 4] door gebruik van deze middelen geworven (door klanten bij haar te brengen) (Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [verdachte] kreeg het grootste deel van het door [slachtoffer 4] verdiende geld. Op enig moment ontving [slachtoffer 4] weinig geld meer voor haar prostitutiewerkzaamheden, en hield [verdachte] het grootste deel van het geld in onder het mom van (voor haar) sparen. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, dat [verdachte] niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. [slachtoffer 4] kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostituee, over haar eigen verdiensten beschikken. Ondersteuning daarvoor vindt de rechtbank in de feiten dat [slachtoffer 4] ook moest werken tijdens ziekte, dat [verdachte] haar verdovende middelen aanbood hoewel hij wist dat zij hiermee problemen had gehad en in het feit dat hij klanten bleef aannemen toen zij wilde stoppen. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 4]. Voordeel trekken [verdachte] heeft van [slachtoffer 4] grote geldbedragen ontvangen tijdens de periode dat zij bij [verdachte] als prostituee werkte. Enerzijds een (groot) deel omdat dat was afgesproken, maar daarnaast het deel dat volgens afspraak aan [slachtoffer 4] zelf toekwam. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent (het oogmerk van) de uitbuiting van [slachtoffer 1] is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat [verdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 4]. Medeplegen Wat dit feit betreft is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen, nu niet of onvoldoende blijkt van handelingen van een mededader [slachtoffer 6] Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer het volgende: [slachtoffer 6] heeft van april 2009 gewerkt voor [verdachte] en [medeverdachte], aanvankelijk in Zeist, waar [verdachte] respectievelijk [medeverdachte] een ruimte huurde. Vervolgens werkte zij voor hen vanaf 10 augustus 2009 in [vestigingsplaats] in [bedrijf]. [slachtoffer 6] had schulden en [verdachte] wist dat. [slachtoffer 6] had een verstandelijke beperking ; zij was in ieder geval erg beïnvloedbaar. Volgens [slachtoffer 8] was [slachtoffer 6] depressief en down, mager en aan de drugs. [verdachte] heeft [slachtoffer 6] overgehaald tot prostitutie, onder meer door haar cocaïne aan te bieden, [medeverdachte] heeft getracht haar erin te houden, door haar veelvuldig te sms-en toen zij zich ziek had gemeld. Ook vertelden ze haar dat ze niet eenvoudig ander werk zou kunnen vinden.

14 [verdachte] en [medeverdachte] regelden een kamer en zochten klanten. Hoewel [slachtoffer 6] bepaalde dingen niet wilde adverteerden [verdachte] en/of [medeverdachte] daar toch mee, zodat klanten kwamen die dit wilden en [slachtoffer 6] zich gedwongen voelde dit te doen. [slachtoffer 6] werkte 5 of 6 dagen per week. Per dag ontving ze een wisselend aantal klanten, aanvankelijk 3 of 4 klanten per dag, later minder. De klant betaalde 150,-- (of meer) per uur. Door [medeverdachte] en/of [verdachte] is aan haar verteld dat het geld als volgt werd verdeeld: 1/3 deel, te weten 50, werd aan de belastingdienst betaald, 1/3 deel, te weten 50 was voor [I] en [medeverdachte] en of [verdachte] [I] en [medeverdachte] en 1/3 deel, te weten 50 kreeg zijzelf. Er is voor [slachtoffer 6] geen geld afgedragen aan de belastingdienst. [slachtoffer 6] ontving in Zeist de eerste week 1.080,-- en daarna 100, ,- per week en zij heeft nadien nog eenmalig gekregen. [medeverdachte] heeft verklaard de rest van haar deel voor haar te sparen. Dat geld heeft zij, toen zij daar om vroeg, niet gekregen. [verdachte] heeft verklaard dat hij bemiddelt voor dames van plezier, dat hij contact legt met vrouwen via advertenties op internet (kinky, speurders, marktplaats); dat hij samenwerkt met [I] [bedrijf] [vestigingsplaats] en dat hij de accommodatie betaalt, dat hij kamers huurt in [naam] appartementen te Zeist. Ik heb [slachtoffer 6] wel eens een sms-je gestuurd om te vragen of ze de volgende dag weer zou werken. Een bewezenverklaring van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien [verdachte][slachtoffer 6] met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van middelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten: gedragingen). Middelen Allereerst dient vastgesteld te worden of [verdachte] gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f Sr. Bij de vaststelling is het van belang dat zodra één van deze middelen bewezen verklaard wordt, de instemming van het slachtoffer met de uitbuitingssituatie niet relevant is. De middelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie acht de rechtbank bewezen. [slachtoffer 6] had een verstandelijke beperking. Ook indien die niet aanstonds kenbaar was, spreekt een ander over haar als over een beïnvloedbaar meisje. Dat was dus wél kenbaar. Ook was zij volgens [slachtoffer 8] aan de drugs. [verdachte] heeft haar drugs aangeboden om haar tot prostitutie over te halen. [verdachte] en [medeverdachte] dwongen haar (indirect) dingen te doen die zij niet wilde. Handelingen [verdachte] heeft (samen met een ander) [slachtoffer 6] een (werk)plek en verblijfplaats geboden. [slachtoffer 6] zegt wel dat zij hiermee heeft ingestemd, maar deze vrijwilligheid is vanwege de ingezette middelen niet relevant. De ongelijke verhouding tussen [verdachte] en [slachtoffer 6] zorgden ervoor dat zij geen reëel alternatief meer zag. Daarnaast heeft [verdachte][slachtoffer 6] door gebruik van deze middelen geworven (door klanten bij haar te brengen). (Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [verdachte] en [medeverdachte] kregen het grootste deel van het door [slachtoffer 6] verdiende geld. Een deel van het geld dat zij inhielden zou aan de belasting betaald worden, maar dit is niet gebeurd. Op enig moment hielden zij nog meer geld in onder het mom van (voor haar) sparen.

15 De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, dat [verdachte] niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. [slachtoffer 6] kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostituee, over haar eigen verdiensten beschikken. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 6]. Voordeel trekken Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat [verdachte][slachtoffer 6] geldbedragen heeft ontvangen tijdens de periode dat zij bij [verdachte] als prostituee werkte. Het ging niet alleen om het deel dat hem toekwam en het deel dat naar hij zei aan de belastingdienst zou worden afgedragen, maar ook om geld dat [medeverdachte] voor haar spaarde. [verdachte] en [medeverdachte] wilden dit geld niet aan haar afdragen toen zij daarom vroeg. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent (het oogmerk van) de uitbuiting van [slachtoffer 6] is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat [verdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 6]. Medeplegen Ook [medeverdachte] heeft, samen met [verdachte], [slachtoffer 6] aangespoord te werken als prostituee, advertenties gezet, haar geld gespaard. Er is dus sprake van medeplegen [slachtoffer 7] Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer het volgende: [slachtoffer 7] heeft vanaf februari 2009 ongeveer 2 weken gewerkt in Amersfoort en daarna ongeveer 6 weken tot 2 maanden in Zeist. Ze heeft gewerkt voor [verdachte]. [medeverdachte] heeft ze slechts een keer gezien. De eigenaar van het pand in Amersfoort, [I] en [verdachte] regelden de gang van zaken, de klanten, de administratie; de eigenaar zat veel meer achter de computer (foto s op internet plaatsen etc). De afspraak was aanvankelijk dat zij alleen erotisch zou masseren, [verdachte] zei dat aftrekken moest om de klanten tevreden te stellen. [verdachte] zei dat zij ook intiem moest gaan en zij is overstag gegaan. In Amersfoort werkte zij 2 weken, van maandag tot vrijdag van uur; ze had 4 à 5 klanten per dag, soms 3. [slachtoffer 7] kreeg 30 à 35 euro per dag reisgeld. In Zeist werkte zij ongeveer 6 weken, deed zij ook intiem en kreeg zij slechts 20,- per dag om te reizen. Zij werkte er vijf dagen van uur, ook met 4-5 klanten per dag. Aanvankelijk was er sprake van erotische massage, later ging zij ook intiem [slachtoffer 7] zou de helft van de opbrengst krijgen, 75,- van 150,- krijgen, of zelfs 50,- voor body met seks, maar zij heeft feitelijk slechts reisgeld gehad. De klant betaalde vooraf, of als er iets extra s was, achteraf aan [verdachte]. [verdachte] verzekerde haar dat het wit werk was en [slachtoffer 7] heeft een loonheffingformulier ingevuld, voor Zeist, maar ook voor Amersfoort. [slachtoffer 7] heeft gevraagd of het geld op haar rekening gestort kon worden, maar dat is nooit gebeurd. [verdachte] werd boos toen ze er telefonisch om vroeg. [slachtoffer 7] is begonnen met dit werk vanwege een studieschuld, [verdachte] wist dat zij die had, want dat had ze verteld in het sollicitatiegesprek.

16 Hoewel [slachtoffer 7] intiem gaan walgelijk vond, praatte [verdachte] heel erg op haar in om het toch te doen, hij begon dan dat zij veel geld zou verdienen. Een bewezenverklaring van artikel 273f, lid 1 sub 1 Sr kan volgen indien [verdachte] met [slachtoffer 7] handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en door gebruik van de in dat artikel genoemde middelen. Middelen Allereerst dient vastgesteld te worden of [verdachte] gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f Sr. Bij de vaststelling is het van belang dat zodra één van deze middelen bewezen verklaard wordt, de instemming van het slachtoffer met de uitbuitingssituatie niet relevant is. De rechtbank is op grond van bovengenoemde van oordeel dat er sprake is van een middel als bedoeld in artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr. [slachtoffer 7] is misleid door [verdachte], doordat tegen haar werd gezegd dat een deel van het geld dat zij zou verdienen met de prostitutiewerkzaamheden voor [verdachte] voor haar bestemd was. Zij heeft echter niets betaald gekregen voor de door haar verrichte werkzaamheden, behalve een klein bedrag aan reisgeld. Indien [slachtoffer 7] had geweten dat zij niet betaald zou krijgen voor de prostitutiewerkzaamheden, zou zij deze niet hebben verricht, zo valt af te leiden uit haar verklaring. Handelingen [verdachte] heeft [slachtoffer 7] een (werk)plek geboden. [slachtoffer 7] zegt wel dat zij hiermee heeft ingestemd, maar deze vrijwilligheid is vanwege het ingezette middel niet relevant. Daarnaast heeft [verdachte][slachtoffer 7] door gebruik van dit middel geworven. (Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [verdachte] incasseerde al het door [slachtoffer 7] verdiende geld. [slachtoffer 7] kreeg slechts een klein bedrag aan reisgeld, hoewel zij tenminste recht had op het afgesproken bedrag. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, dat [verdachte] niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. [slachtoffer 7] kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostituee, over haar eigen verdiensten beschikken. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 7]. De combinatie van gebeurtenissen zoals die hiervoor in de beschrijving van de feitelijke gang van zaken is weergegeven brengt mede dat er sprake is van uitbuiting. Voordeel trekken Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat [verdachte] van [slachtoffer 7] geldbedragen heeft ontvangen tijdens de periode dat zij bij [verdachte] als prostituee werkte. En dat hij dit niet aan haar wilde afdragen. Hij heeft dus opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting. Medeplegen Er is, in de periode [vestigingsplaats], sprake van medeplegen met [I]. Betrokkenheid van [medeverdachte] blijkt niet Algemene bewijsoverweging wat betreft de bewezenverklaring (en de vrijspraken) van mensenhandelfeiten De verdachte heeft ter terechtzitting van 14 oktober zakelijk weergegeven verklaard

17 - dat hij aan escortbemiddeling deed; - dat zij (de rechtbank begrijpt: hij en een ander) kamers huurden in appartementen en hotels; - dat het ging om Hotel [hotel] in [vestigingsplaats], mogelijk april 2007 tot in 2009; dat hij daar 1 of 2 kamers huurde voor een dag of voor een week; dat daar onder meer gewerkt hebben: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) - dat escort ook wel in andere hotels werd gedaan; dan gingen zij (de rechtbank begrijpt verdachte en/of een ander) met de dame naar een klant in een hotel toe; - dat hij ook twee kamers heeft gehuurd bij [naam] appartementen, dat wil zeggen één groot appartement, waar je met meerderen in kon zitten en een kleiner appartement op dezelfde verdieping; - dat hij klanten en dames zocht door advertenties te plaatsen; - dat het klopt dat hij een deel van het geld van de meisjes (de rechtbank begrijpt: waar hij voor bemiddelde) onder zich hield. Deze verklaring van de verdachte vormt op onderdelen steunbewijs voor de bewezenverklaarde feiten. Voor de cruciale onderdelen van de bewezenverklaring (de middelen die commerciële bemiddeling voor/van prostituees tot mensenhandel maken) acht de rechtbank de rechtbank met name de verklaringen van de meisjes over en weer van belang. Anders dan in het geval van het door verdachte gewraakte schakelbewijs is het niet zo dat het ontbreken van bewijs voor een deel van het tenlastegelegde geheeld wordt door bewijs ten aanzien van andere feiten In deze zaak is sprake van verklaringen van de slachtoffers zelf, met enig steunbewijs wat betreft concrete feiten, zoals hiervoor weergegeven. Daarnaast vormen de verklaringen in de zaken over en weer ondersteuning van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke verklaringen omdat uit de verschillende verklaringen eenzelfde patroon blijkt: [verdachte] werft prostituees en klanten voor die prostituees. Hij huurt (hotel)ruimte waar de seksuele handelingen kunnen plaatsvinden. Hij int gelden van die klanten en betaalt die prostituees daarvan een (zeer) klein deel uit. Om de inkomsten te maximaliseren haalt hij de meisjes over, of zet hij ze onder druk, om veel te werken en hij gebruikt trucs om ze vergaande handelingen te laten verrichten. Enkele van de door hem bemiddelde meisjes/dames zijn mondig genoeg om eigen keuzes te maken. Zij krijgen veelal een groter deel van het geld, werken slechts een of meer korte periode(s) voor [verdachte], negeren de klanten en [verdachte] s boosheid als hij meer plant dan afgesproken of maken bezwaar als [verdachte] klanten vergeet af te rekenen. Deze zaken leiden tot vrijspraak of zijn zelfs niet ten laste gelegd. De meisjes ten aanzien van wie mensenhandel bewezen is verklaard hebben echter niet die vrije keuze: het waren beïnvloedbare meisjes, ze waren emotioneel afhankelijk, ze hadden schulden of hadden dringend geld nodig, werden misleid. of ze verkeerden anderszins in een kwetsbare positie; Zij krijgen een klein deel van de opbrengst, maken vele dagen en uren en durven [verdachte] niet te trotseren. Bij hen is dus sprake van de situatie zoals de wetsgeschiedenis die noemt, een situatie waarin zij niet of in verminderde mate vrij zijn een bewuste keuze te maken. Dat zij dat soms zelf anders. zien zoals de verdediging betoogt, doet daar niet aan af. Tenslotte draagt de hoeveelheid zaken bij aan het bewijs van het oogmerk gericht op uitbuiting in de afzonderlijke zaken.

18 Naar aanleiding van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd overweegt de rechtbank nog als volgt: De verdediging betoogt dat verdachte vanaf het begin van de samenwerking met [I] in [bedrijf] [vestigingsplaats] aan [I] belasting zou hebben afgedragen, maar dat [I] deze niet aan de belastingdienst heeft betaald, zoals afgesproken. De rechtbank overweegt als volgt: vast staat dat verdachte niet bij de belastingdienst bekend is met een opting-in regeling in verband met een prostitutiebedrijf. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat [verdachte] en [medeverdachte] van plan waren op termijn met [I] samen te werken en/of (zonder [I]) met een vergunning en met een legale fiscale regeling te werken, acht de rechtbank bewezen dat dat in de bewezenverklaarde periodes, behalve in de korte periode dat [J] (en mogelijk ook toen [slachtoffer 7]) in Amersfoort werkten, (nog) niet gebeurde op grond van het volgende: [I] verklaart dat [verdachte] hem geen geld heeft gegeven voor de belasting. Van de kant van de verdediging is onvoldoende onderbouwd dat zodanige bedragen betaald zijn aan [I]. [J], die heeft gewerkt in Soest, Amersfoort en Zeist, verklaart dat [I] haar het opting-in systeem heeft uitgelegd, dat [verdachte] daar niet blij mee was omdat ze dan teveel wist en dat [verdachte] zei dat hij 50,-- betaalde voor opting-in maar dat dat niet klopte, omdat ze nooit iets heeft hoeven tekenen. Ook [slachtoffer 8] (die ook in Zeist heeft gewerkt, voor [medeverdachte]) heeft nooit iets getekend. Overigens: ook als de verdachten geld hebben betaald aan [I] zonder er zorg voor te dragen dat dat bij de Belastingdienst terecht kwam, kan bewezen verklaard worden dat verdachte en/of zijn mededader geld van de meisjes heeft laten afgeven/heeft gehouden onder het mom van afdracht aan de Belastingdienst. De verdediging voert aan dat de meisjes zelf wilden dat verdachte het geld onder zich hield. Dit is voor de bewezenverklaring niet relevant, omdat, zoals hiervoor weergegeven, de meisjes die om hun geld vroegen dit niet of niet helemaal (terug)kregen [slachtoffer 9] Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij [slachtoffer 9] heeft opgelicht door haar voor hem te laten werken, zonder de intentie te hebben haar te zullen gaan betalen. Tevens wordt aan verdachte verweten dat hij het geld dat zij heeft verdiend heeft verduisterd. [slachtoffer 9] heeft gereageerd op een advertentie op seksjobs.nl waarin dames werden gevraagd die mensen konden ontvangen in hotels. De adverteerders zouden eten, drinken, ruimte om mensen te ontvangen, en klanten regelen en een schadevergoeding als je een dag geen mensen ontving. [slachtoffer 9] had via de mail en telefoon contact met [verdachte]. Op een woensdag in september 2007 is zij opgehaald van het station in Amersfoort door twee heren die zich voorstelden als [verdachte] en [medeverdachte] of [medeverdachte]. [verdachte] vertelde dat de ander zijn broer was. [slachtoffer 9] heeft een foto van [medeverdachte] herkend als deze [medeverdachte]/[medeverdachte]. [slachtoffer 9] is vervolgens naar een hotel/restaurant gebracht in de buurt van Amersfoort. [verdachte] vertelde onderweg dat zij altijd wel een paar kamers huurden. [slachtoffer 9] had op kinky.nl gezien dat [verdachte] en [medeverdachte]/[medeverdachte] meerdere dames voor zich hadden werken. [verdachte] en [medeverdachte]/[medeverdachte] vertelden verder dat zij voor het eten zouden zorgen en dat zij binnen moest blijven. De broers hadden een verdeling in de werkzaamheden.

19 [verdachte] nam de telefoontjes aan en [medeverdachte]/[medeverdachte] kwam altijd eten en drinken brengen. [medeverdachte]/[medeverdachte] rekende ook af met de klanten. [verdachte] en [medeverdachte]/[medeverdachte] zouden van tevoren met de klant afrekenen en [slachtoffer 9] zou aan het einde van de dag een envelop krijgen waarin haar geld zou zitten. [slachtoffer 9] had die avond een klant, die haar verteld heeft dat hij 150,- betaald heeft. Toen [slachtoffer 9] de volgende dag vertrok en naar het station gebracht werd door [medeverdachte]/[medeverdachte] vroeg zij deze om haar geld. [medeverdachte]/[medeverdachte] zei dat het geld nog op het kantoor zou liggen. [slachtoffer 9] heeft [verdachte] gebeld en heeft haar rekeningnummer doorgegeven, omdat [medeverdachte]/[medeverdachte] deze toezegde het geld over te maken. Nadien heeft [slachtoffer 9] nogmaals gebeld met [verdachte] en nadien meermalen geprobeerd te bellen, waarbij niet werd opgenomen of direct werd opgehangen. [slachtoffer 9] heeft haar geld nooit ontvangen. [slachtoffer 9] had tenminste 50,- moeten krijgen. Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting gezegd dat het hem wel iets zei en dat het dan zou gaan om een bedrag van 50,-. Het kan zijn dat [slachtoffer 9] nog geld tegoed had, aldus verdachte. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir uiteengezet dat hij alle bestanddelen van het delict oplichting bewezen acht. De raadsman heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde oplichting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte geen enkel oplichtingsmiddel heeft gebezigd. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte enig oplichtingsmiddel zoals in de wet bedoeld heeft gebezigd, zodat verdachte niet zal worden veroordeeld voor de tenlastegelegde oplichting. Ten aanzien van de eveneens ten laste gelegde verduistering overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft het geld, dat hij voor [slachtoffer 9] onder zich had en dat dele toebehoorde aan [slachtoffer 9] niet aan haar uitbetaald en zich dus wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor de tenlastegelegde verduistering. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat op basis van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 9] duidelijk is geworden dat verdachte nauw samenwerkte met zijn broer [medeverdachte]. Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met die, welke zijn aangehaald wat betreft de hiervoor bewezenverklaarde feiten, waarbij van eenzelfde samenwerking tussen de broers is gebleken, leidt de rechtbank af dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt [benadeelde] Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij de Inter-parochiële Caritas Instelling heeft opgelicht door zich voor te doen als een bonafide lener en dat hij hierdoor de Inter-parochiële Caritas Instelling zou hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, zonder de intentie te hebben gehad dit bedrag terug te betalen. Tevens wordt aan verdachte verweten dat hij het geld dat hij heeft geleend van de Inter-parochiële Caritas Instelling heeft verduisterd. [aangever 2], voorzitter van de [benadeelde] is benaderd door [verdachte] en [medeverdachte] in november Dezen vertelden hem dat zij geen huisvesting hadden. Om huisvesting te krijgen, hadden zij geld nodig. Zij konden op de camping [camping] aan de [adres] te [vestigingsplaats] woonruimte krijgen. Deze camping is gelegen naast Hotel [hotel]. [aangever 2] heeft, na overleg met zijn medebestuursleden, dit bedrag toegezegd. [aangever 2] is samen met [verdachte] en [medeverdachte] meegegaan om zelf het geld aan de verhuurder te geven. Ter plekke hebben [verdachte] en [medeverdachte] tegen [aangever 2] gezegd dat ze liever niet hadden dat hij meeging naar de beheerder omdat zij dat gênant vonden.

20 [verdachte] en [medeverdachte] hebben een schuldbekentenis getekend voor het bedrag dat zij leenden van de instelling. Het totale bedrag dat zij hebben gekregen is 2.250,-. [aangever 2] heeft wel een kwitantie gekregen; de schuldbekentenis is ondertekend op 26 november Men zou de renteloze lening met ingang van 1 januari 2009 gaan afbetalen. Er zou een bedrag van 250,- per maand worden terugbetaald. Er is echter geen betaling gedaan. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir uiteengezet dat hij alle bestanddelen van het delict oplichting bewezen acht. De raadsman heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde oplichting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte geen enkel oplichtingsmiddel heeft gebezigd. De rechtbank acht echter de ten laste gelegde oplichting bewezen op grond van het volgende. De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen al bestond vóór de afgifte van het geld. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat aan [aangever 2] doelbewust meerdere leugens verteld zijn om het geld te verkrijgen. [verdachte] en [medeverdachte] verbleven immers in november 2008 in Hotel [hotel] in [vestigingsplaats], zodat zij geen woonruimte nodig hadden op de camping ernaast. Het verhaal over de schaamte voor de beheerder was daarom ook een leugen en had tot doel dat [aangever 2] een dergelijke persoon niet behoefde te ontmoeten, zodat de andere leugens niet ontdekt zouden worden. De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij eerder op aandringen van [verdachte] de kerk te [vestigingsplaats] had opgelicht voor een bedrag van 1.500,--., welk geld zij ontving van [aangever 2], bevestigt nogmaals de indruk van de rechtbank dat het van meet af aan niet de bedoeling is geweest het geld terug te geven. Verdachten hebben zich met al deze leugens ten onrechte voorgedaan als bonafide leners. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat op basis van de verklaring van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] voldoende is komen vast te staan dat bij de oplichting van [benadeelde] beide verdachten betrokken waren. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Parketnummer 16/ : 1. op tijdstippen in de periode van januari 2007 tot en met september 2008 te Soest en De Bilt en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1], door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], bestaande die dreiging met geweld en dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte (en/of zijn mededader) -een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en -die [slachtoffer 1] op enig adres heeft/hebben ondergebracht en -die [slachtoffer 1] met (zwaar) geweld heeft/hebben bedreigd en

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHARL:2014:3064 ECLI:NL:GHARL:2014:3064 Instantie Datum uitspraak 15-04-2014 Datum publicatie 15-04-2014 Zaaknummer 21-000541-12 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer 23-004114-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 09-07-2015 Datum publicatie: 13-07-2015 Zaaknummer: 08.963556-14 (LP) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 19-12-2016 Zaaknummer 18-730123-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 21-10-2011 Datum publicatie 21-10-2011 Zaaknummer 06/940112-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak: 07-10-2010 Datum publicatie: 08-10-2010 Zaaknummer: 14.810141-07 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. ECLI:NL:GHARL:2015:7181 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 25-09-2015 Datum publicatie: 25-09-2015 Zaaknummer: 21-004143-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 14-07-2015 Datum publicatie: 17-08-2015 Zaaknummer: 16-994267-14 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 23-06-2016 Datum publicatie 04-01-2017 Zaaknummer 22-004558-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2015:2577 ECLI:NL:GHARL:2015:2577 Uitspraak Arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Strafrecht Parketnummer: 21-008157-13 Datum uitspraak: 9 april 2015 Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 24-01-2012 Datum publicatie 27-01-2012 Zaaknummer 06/850686-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/963658-14 (LP) (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 20-03-2014 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/865006-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 13-11-2014 Datum publicatie: 28-11-2014 Zaaknummer: 22-000767-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, ECLI:NL:RBLIM:2013:5859 Uitspraak RECHTBANK Limburg Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer : 03/993017-11 Datum uitspraak : 17 september 2013 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 Instantie Datum uitspraak 26-07-2012 Datum publicatie 08-08-2012 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000638-11 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 21-11-2014 Datum publicatie: 06-01-2015 Zaaknummer: 13-730021-13 Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg- meervoudig Uitspraak Vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 Instantie: Rechtbank Limburg Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 03/702586-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2013:14050 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak: 24-12-2013 Datum publicatie: 25-06-2014 Zaaknummer: 15/740698-13 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer 23-004614-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9415

ECLI:NL:GHARL:2014:9415 ECLI:NL:GHARL:2014:9415 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005927-13 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2936

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-05-2006 Datum publicatie 23-05-2006 Zaaknummer 21-000822-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer

Uitspraak Datum uitspraak: 29 maart 2016 Strafkamer ECLI:NL:HR:2016:529 Instantie: Hoge Raad Datum uitspraak: 29-03-2016 Datum publicatie: 30-03-2016 Zaaknummer: 14/06384 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Cassatie Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte ECLI:NL:RBNNE:2014:830 RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling strafrecht Locatie Groningen parketnummer 18/850452-13 vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2014

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2909 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 15/04458 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd Rechtsgebieden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHAMS:2016:709 ECLI:NL:GHAMS:2016:709 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2016 Datum publicatie 23-03-2016 Zaaknummer 23-001797-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 Instantie Datum uitspraak 30-01-2017 Datum publicatie 07-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland 15/871465-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 10-03-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 02/628386-08 [P] Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz... Page 1 of 5 LJN: BZ4987, Rechtbank Alkmaar, 15.740827-12 Datum 20-03-2013 uitspraak: Datum 20-03-2013 publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Niet-ontvankelijkheid

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 Gerechtshof s-hertogenbosch Datum uitspraak: 17-09-2010 Datum publicatie: 17-09-2010 Zaaknummer: 20-003936-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 20-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/760032-15(P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

ECLI:NL:OGEAA:2017:430 ECLI:NL:OGEAA:2017:430 Instantie Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 14-06-2017 Zaaknummer 88 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Strafrecht

Nadere informatie

3 Eis officier van justitie De officieren van justitie mr. I.M. Muller en mr. M. Kappeyne van de Coppello hebben gevorderd:

3 Eis officier van justitie De officieren van justitie mr. I.M. Muller en mr. M. Kappeyne van de Coppello hebben gevorderd: ECLI:NL:RBROT:2016:3977 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 26-05-2016 Zaaknummer 10/963090-11 Rechtsgebieden Materieel strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak: 05-06-2014 Datum publicatie: 05-06-2014 Zaaknummer: 18/670632-11 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3959

ECLI:NL:GHDHA:2014:3959 ECLI:NL:GHDHA:2014:3959 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 2200224312 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 ECLI:NL:RBMNE:2013:5594 Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht Parketnummer: 16/711877-11 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 20-04-2015 Zaaknummer 08/951389-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236

ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 ECLI:NL:GHAMS:2016:5236 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer 23-1709-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:RBROT:2014:2715 ECLI:NL:RBROT:2014:2715 Uitspraak Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 09-04-2014 Datum publicatie: 09-04-2014 Zaaknummer: 10/750175-11 Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 02-666988-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:RBMNE:2017:469 ECLI:NL:RBMNE:2017:469 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-02-2017 Datum publicatie 03-02-2017 Zaaknummer 16.706608-16 (P) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:4187

ECLI:NL:RBNNE:2017:4187 ECLI:NL:RBNNE:2017:4187 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 31-10-2017 Datum publicatie 03-11-2017 Zaaknummer 18/730222-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9416

ECLI:NL:GHARL:2014:9416 ECLI:NL:GHARL:2014:9416 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005710-13 Formele relaties: Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:1485

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 04-01-2011 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaaknummer 07.620273-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769 ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769 Instantie Datum uitspraak 28-01-2013 Datum publicatie 29-01-2013 Rechtbank Oost-Nederland Zaaknummer 05/901294-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2015:4965

ECLI:NL:RBLIM:2015:4965 ECLI:NL:RBLIM:2015:4965 Instantie: Rechtbank Limburg Datum uitspraak: 12-06-2015 Datum publicatie: 12-06-2015 Zaaknummer: 03/720885-15 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie