De lokpuber De lokpuber in het licht van het spanningsveld tussen de algemene taakstellende bepaling en het verbod op uitlokken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De lokpuber De lokpuber in het licht van het spanningsveld tussen de algemene taakstellende bepaling en het verbod op uitlokken."

Transcriptie

1 De lokpuber De lokpuber in het licht van het spanningsveld tussen de algemene taakstellende bepaling en het verbod op uitlokken. Naam: Ida Verkleij Anr: Begeleider 1: Mr. Dr. Drs. B. van der Vorm Begeleider 2: Mr. E. Filius

2 1

3 Inhoudsopgave Introductie... 4 Hoofdstuk 1: Een algemene beschouwing omtrent online grooming De aanloop naar het delict online grooming Typologie van de groomer Het opsporen van de groomer Samenvatting Hoofdstuk 2: Normering van buitenwettelijke opsporingsmiddelen Wetsgeschiedenis Buitenwettelijke opsporingsmiddelen Samenvatting Hoofdstuk 3: Het verbod op uitlokken Het Tallon-criterium Het verbod op ontoelaatbare uitlokking volgens het EHRM Het verbod op ontoelaatbare uitlokking ten aanzien van lokmiddelen Samenvatting Hoofdstuk 4: De lokpuber in het licht van de algemene taakstellende bepaling en het verbod op uitlokken De grondslag van de lokpuber De lokpuber en het verbod op ontoelaatbare uitlokking Conclusie Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen Literatuurlijst

4 3

5 Introductie Frank R., Benno L. en Robert M., deze mannen hebben de afgelopen jaren veel stof in de samenleving doen opwaaien. Zij zijn veelvuldig in de media geweest omdat zij betrokken zijn geweest bij zaken waar kindermisbruik op grote schaal werd gepleegd. Dit zijn echter niet de enige personen die veroordeeld zijn voor kindermisbruik. De afgelopen jaren zijn steeds meer gevallen van kindermisbruik aan het licht gekomen. 1 Elke keer dat een grote zaak van kindermisbruik naar voren komt, wordt de afkeer naar pedofielen toe een stukje groter. Dit is weleens anders geweest, want in de jaren zestig kon men er openlijk voor uitkomen dat men pedofiel was. In die periode waren er verenigingen waar pedofielen bijeen konden komen om over hun seksuele gevoelens en seksuele voorkeur te praten. Nederland heeft destijds nog op het punt gestaan om seksuele handelingen met kinderen gedeeltelijk uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. Zo ver is het echter niet gekomen omdat de seksuele moraal in de jaren zeventig en tachtig veranderde. 2 Tegenwoordig gaan de meeste debatten op het gebied van seksueel misbruik met kinderen over grooming. Grooming is het creëren van een emotionele en intieme band met een kind onder de 16 jaar, door het voeren van persoonlijke gesprekken via internet. 3 Op deze manier probeert de groomer de drempels en remmingen van het kind te verleggen. 4 Vroeger gingen pedofielen/kinderlokkers nog de straat op om opzoek te gaan naar een potentieel slachtoffer, tegenwoordig gebeurt dat met behulp van het internet. Via social media en andere online communicatiemiddelen, zoals chatboxen, benadert de groomer zijn potentiële slachtoffer en verleidt hij/zij hen tot een ontmoeting met als uiteindelijk doel het plegen van ontuchtige handelingen of het vervaardigen van een afbeelding van een seksuele gedraging waar het kind bij betrokken is. 5 Het delict grooming is in Nederland op 1 juli 2010 in artikel 248e Sr gecodificeerd. Het delict grooming is tot stand gekomen naar aanleiding van het Verdrag inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van de Raad van Europa (hierna: Verdrag van Lanzarote). 6 De Raad van Europa is de eerste organisatie geweest die internet en seksueel misbruik van kinderen met elkaar in verband heeft gebracht. Het Verdrag van Lanzarote beoogt kinderen bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van de digitale wereld. Exacte cijfers over het aantal slachtoffers van grooming zijn er niet, dit komt waarschijnlijk omdat de slachtoffers 1 zedendelinquenten onder toezicht mei 2015 ( 2 Kool 1999, p Grooming kan ook offline voorkomen, maar dit onderzoek is gericht op de online variant van grooming. Telkens wanneer er gesproken wordt over grooming, wordt de online variant bedoeld. 4 Kolkman & Duijst 2010, p Artikel 248e Sr. 6 Counsel of Europe Convention on the protection of children against sexual exploitation and sexual abuse 12 juli 2007 oftewel het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58). 4

6 zich schamen en zwijgen over wat er gebeurd is. 7 Grooming is echter wel een zorgwekkend fenomeen dat op een effectieve wijze opgespoord dient te worden. 8 Misschien wel het bekendste voorbeeld waarbij veel groomers zijn opgespoord is het virtuele meisje Sweetie. Sweetie is gecreëerd door Terres des Hommes en heeft 1000 kindermisbruikers opgespoord. 9 Nederlandse opsporingsambtenaren hebben in 2010 ook een poging gewaagd om groomers op te sporen. Opsporingsambtenaren hebben zich toen in een chatbox begeven en zich voorgedaan als een 13-jarige jongen. In 2013 heeft het Hof Den Haag zich uitgesproken over deze zaak. Het Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het niet mogelijk is om een groomer op deze manier te vervolgen omdat er aan de zijde van de politie immers wetenschap bestond omtrent het feit dat verdachte geen contact had gezocht in de zin van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt nu de lok-agent meerderjarig was. 10 De uitspraak van het Hof leidde tot veel media aandacht en onrust in de maatschappij. Men was van mening dat er een oplossing voor dit probleem moest komen. De voormalige minister van Veiligheid en Justitie, Ivo Opstelten, heeft aangekondigd om de inzet van de zogeheten lokpuber, voor de opsporing en vervolging van grooming, mogelijk te maken. 11 Dit wil hij doen door de tekst van artikel 248e Sr te veranderen, zodat alle personen die het oogmerk hebben om met een kind af te spreken en ontuchtelijke handelingen met dat kind wil plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging willen vervaardigen, strafbaar worden ook al is dat kind een opsporingsambtenaar. 12 Een opsporingsambtenaar die zich voordoet als een minderjarige en via chat- of verkeer groomers probeert op te sporen wordt ook wel een lokpuber genoemd. Een opsporingsmiddel zoals de lokpuber past in onze huidige samenleving, waarbij de aandacht vooral licht op het voorkomen van risico s. 13 De politie maakt de laatste jaren steeds vaker gebruik van soortgelijke innovatieve opsporingsmiddelen. Hierbij kan men denken aan de loktiener (controleren van drankverkoop aan minderjarigen) de lokfiets (tegen fietsendieven) en de lok-oma (tegen tasjesdieven). 14 Lokmiddelen zijn voorwerpen of personen die ingezet worden als een misdrijf zich veelvuldig voordoet om zo de dader te arresteren. Deze opsporingsmiddelen hebben geen specifieke wettelijke basis, maar zijn gebaseerd op de algemene taakstellende bepaling (artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 jo. 142 Sv). Lokmiddelen worden namelijk gezien als opsporingsmiddelen die een minder grote inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen in vergelijking 7 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen 2014, p Kamerstukken II 2008/09, 31808, 3, p Via virtueel Filipijns meisje 1000 kindermisbruikers getraceerd november 2013 ( 10 Hof Den Haag 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013: Opstelten investeert in bestrijding computercriminaliteit februari 2014 ( 12 Aanvullend advies wetsvoorstel computercriminaliteit III, 2014/39, p Kool 2011, p De Haas 2011, p

7 met de bijzondere opsporingsmiddelen uit de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: Wet BOB). Ondanks dat lokmiddelen bij onze huidige samenleving passen en er de laatste tijd steeds meer lokmiddelen bij zijn gekomen, brengt de lokpuber wel enkele risico s met zich mee. Het is de vraag hoever de opsporingsambtenaar kan gaan zonder de groomer uit te lokken. Tevens is het de vraag of de lokpuber gebaseerd kan worden op de algemene taakstellende bepaling en in hoeverre de lokpuber een beperkte of een grote inbreuk op de grondrechten van burgers maakt? Deze scriptie zal zich toespitsen op bovenstaande vragen. De centrale probleemstelling luidt: In hoeverre Is het mogelijk om de lokpuber in te zetten voor het opsporen van een groomer in het licht van het spanningsveld tussen de algemene taakstellende bepaling en het verbod op uitlokken? De probleemstelling zal beantwoord worden door in het eerste hoofdstuk enige achtergrondinformatie te geven omtrent het fenomeen grooming. De totstandkoming van het delict grooming, de typologie van een groomer en de huidige opsporingsmiddelen worden uitgelicht. Aan het eind van het eerste hoofdstuk zal duidelijk worden waarom de wens bestaat om een lokpuber in te zetten. In hoofdstuk twee wordt in eerste instantie enige inzicht verschaft omtrent de totstandkoming van de algemene taakstellende bepaling waar buitenwettelijke opsporingsmiddelen, zoals de lokpuber, op gebaseerd kunnen worden. Vervolgens zal het toetsingskader geschetst worden waarmee vooraf of achteraf bepaald kan worden of een buitenwettelijke opsporingsmiddel ingezet mag worden. In hoofdstuk drie zal het verbod op uitlokken aan bod komen. Er zal een algemeen toetsingskader geschetst worden waarmee antwoord gegeven kan worden op de vraag wanneer het inzetten van de lokpuber tot ontoelaatbare uitlokking leidt. In het vierde hoofdstuk zullen beide toetsingskaders toegepast worden op de lokpuber. Tot slot zal in hoofdstuk vijf een antwoord gegeven worden op de centrale probleemstelling. 6

8 Hoofdstuk 1: Een algemene beschouwing omtrent online grooming. In dit hoofdstuk wordt enige achtergrondinformatie omtrent het delict grooming en de lokpuber gegeven. Deze informatie is van belang om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Vandaar dat in paragraaf 1.1 beschreven wordt welke ontwikkelingen geleid hebben tot de strafbaarstelling van het delict grooming. De paragraaf vangt aan met de jaren zestig en zal eindigen met het Verdrag van Lanzarote waarin het delict grooming voor het eerst strafbaar is gesteld. In paragraaf 1.2 wordt een beschrijving van de dader (de groomer) gegeven. Er wordt aandacht aan de werkwijze van de dader besteedt omdat de lokpuber en de groomer contact met elkaar zullen hebben. Paragraaf 1.3 zal weergeven welke opsporingsmogelijkheden er reeds zijn om de groomer op te sporen. In deze paragraaf komt ook naar voren waarom de wens bestaat om een lokpuber in te zetten. Tot slot volgt er een samenvatting van dit hoofdstuk. 1.1 De aanloop naar het delict online grooming Een vernieuwde kijk op seksuele relaties Alles kan en alles mag, lijkt een van de motto s uit de jaren zestig te zijn. In deze periode kwam men in opstand tegen de meer traditionele zedelijkheidwaarden die golden in de jaren veertig en vijftig. In de jaren veertig kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog en in de jaren vijftig was men bezig met het wederopbouwen van Nederland. In deze periodes stond het gezin centraal, het was de kern van de samenleving en seks was alleen binnen het huwelijk aanvaardbaar met als doel het krijgen van kinderen. 15 In de jaren zestig ging men hier anders over denken. Dit kwam onder meer door de deconfessionalisering van de maatschappij, de ontwikkelingen met betrekking tot de anticonceptie en de toename van het opleidingsniveau. 16 Er wordt wel gezegd dat er in de jaren zestig een seksuele revolutie gaande was. Verschillende seksuele relaties werden mogelijk, de individuele vrijheid werd belangrijk en er heerste een vrijere seksueel moraal. 17 In deze periode, die in het licht stond van de seksuele bevrijding, lieten ook steeds meer soorten groepen, zoals pedofielen, van zich horen. Deze groepen konden zich onder anderen verenigen in de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH). Deze vereniging organiseerde activiteiten voor mensen met een bijzondere seksuele voorkeur. 18 Edward Brongersma, een Nederlandse politicus in de jaren zeventig en tachtig, stond erom bekend een pleitbezorger te zijn voor de acceptatie van pedofilie. Volgens Brongersma hebben kinderen op een vroege leeftijd al seksuele gevoelens en verlangens. 19 Kinderen doen al op zeer jonge leeftijd aan seksuele spelletjes en zouden op die leeftijd al zeer goed weten of zij een vorm van 15 Kool 1999, p Nationaal Rapporteur Mensenhandel 2011, p Kool 1999, p De Hullu & Van der Neut 1985, p

9 seksueel contact willen en met wie ze dat zouden willen. Daarnaast zou er uit wetenschappelijk onderzoek gebleken zijn dat seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen niet schadelijk zou zijn, maar wellicht zelfs positief. 20 Brongersma is dan ook van mening dat contact tussen kinderen en volwassenen, dat geïnspireerd is op liefde en tederheid, buiten de strafwet zou moeten vallen. Men ging met deze gedachtegang aan de slag in het begin van de jaren zeventig De wetgeving moet op de schop Omdat de seksuele moraal in het begin van de jaren zestig was veranderd, werd het tijd om ook de zedelijkheidswetgeving te wijzigen. 21 De zedelijkheidswetgeving werd door de Adviescommissie Herziening Zedelijkheidswetgeving (hierna: commissie Melai), die op 1 mei 1970 werd ingesteld, onder de loop genomen. De commissie Melai had als uitgangspunt dat de overheid zich terughoudend moest opstellen zodat de wetgever niet als zedenmeester zou gaan fungeren. 22 Voorgesteld werd om seks met en door minderjarigen gedeeltelijk te decriminaliseren. 23 De commissie was van mening dat minderjarigen, jonger dan twaalf jaar, altijd beschermd dienden te worden tegen seksuele contacten met meerderjarigen. Seksuele handelingen met kinderen tussen de twaalf en zestien jaar waren slechts strafbaar als zij daartoe waren bewogen. 24 Het kwam er dus op neer dat een volwassenen zich in principe moest onthouden van seksuele handelingen met kinderen tussen de twaalf en zestien jaar, tenzij het kind uitdrukkelijk en vrijwillig instemming had gegeven. Het eindrapport van de commissie Melai werd in 1980 gepubliceerd. Vanaf het instellen van de commissie in 1970 tot het moment waarop het eindrapport gepubliceerd werd, was de visie omtrent seksuele handelingen met kinderen veranderd. In de jaren zeventig begon er in kleine kring twijfel te bestaan over pedofilie en dit zetten zich voort in de jaren tachtig. Deze veranderde maatschappelijke opvatting kwam in eerste instantie van de vrouwenbewegingen. 25 Daarnaast hebben zaken zoals de oude Perkela (1987) en de Bolderkaraffaire (1988), waarin grootschalig kindermisbruik heeft plaatsgevonden, ook voor een gewijzigde moraal gezorgd Het delict grooming Naast het gewijzigde moraal worden er in de jaren tachtig en negentig ook nieuwe communicatieen informatietechnieken ontwikkeld. De komst van het internet heeft een enorme invloed gehad op de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande digitalisering en globalisering. 26 Het internet is vanaf de jaren negentig, door de inbelverbinding, bekend geworden bij het grote publiek wat heeft geleid tot nieuwe mogelijkheden. 27 Strafbare activiteiten hebben zich voor een deel naar 20 De Hullu & Van der Neut 1985, p Kool 1999, p Lünnemann e.a. 2006, p Lünnemann e.a. 2006, p Tubex 2002, p Kool 1999, p Van der Bruggen 2015, p Van der Bruggen 2015, p

10 de digitale omgeving verplaatst. Middels het internet is het gemakkelijker geworden om met elkaar in contact te komen en doordat men anoniem kan blijven, door het gebruiken van nicknames en avatars, durft men meer. 28 Achter een computer, thuis op de bank, kinderporno downloaden of een kind groomen is veel laagdrempeliger dan daadwerkelijk naar een seksshop gaan om kinderporno te kopen. Het is echter lastiger geworden om daders op te sporen omdat het mogelijk is om gegevens te versleutelen en herkomstgegevens af te schermen. 29 Tevens beperken misdaden zich, door de komst van het internet, niet meer tot landsgrenzen, maar gaan de misdaden over de landsgrenzen heen. Ondanks dat het internet ervoor heeft gezorgd dat het makkelijker is geworden om bijvoorbeeld een kind te groomen, heeft het er ook voor gezorgd dat kinderporno en seksueel misbruik veel zichtbaarder zijn geworden dan dat zij tot dan toe zijn geweest. 30 Omdat het internet zichtbaar maakt hoeveel kinderporno er beschikbaar is en vanwege de toename van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, zowel op internationaal als op nationaal gebied, is op 25 oktober 2007 het Verdrag van Lanzarote tot stand gekomen. Het doel van het Verdrag van Lanzarote staat vermeld in artikel 1 en is drieledig: 1. Het voorkomen en bestrijden van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen; 2. Het beschermen van de rechten van kinderen die het slachtoffer zijn geworden van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik; 3. Het bevorderen van nationale en internationale samenwerking in de strijd tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen. 31 De toegevoegde waarde van het Verdrag van Lanzarote zit hem in het feit dat er rekening wordt gehouden met de gevolgen van de digitalisering van de maatschappij en de technologische ontwikkelingen bij de bescherming van kinderen. 32 Het delict grooming, wat in artikel 23 van het Verdrag van Lanzarote geïntroduceerd is, is hier een voorbeeld van. Het Verdrag van Lanzarote voorziet hiermee in de strafbaarstelling van een gedraging die nooit eerder is aangehaald in andere internationale verdragen. 33 Daarnaast richt het delict grooming zich op de voorfase, wat inhoudt dat er nog geen sprake is geweest van daadwerkelijk seksueel misbruik. Grooming is dus een zogenaamd voorbereidingsdelict. De afgelopen jaren zijn er meerdere voorbereidingsdelicten in het Wetboek van Strafrecht verankerd. Dit komt omdat men zich onveiliger is gaan voelen. 34 Het strafrecht dient niet enkel meer om de waarden van de samenleving te beschermen, maar het wordt ook steeds meer een 28 Faber e.a. 2010, p Faber e.a. 2010, p Faber e.a. 2010, p Kamerstukken II 2008/09, 31808, 3, p Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, p. 6 (MvT). 33 Kamerstukken II 2008/09, 31808, 3, p Kool 2011, p

11 voorzorgstrafrecht waarbij er vroegtijdig wordt ingegrepen om de maatschappij te beschermen. 35 Nederland heeft het Verdrag van Lanzarote op 1 juli 2010 geratificeerd waardoor artikel 248e in het Wetboek van Strafrecht is gekomen. Artikel 248e Sr luidt: Hij die door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstelt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen wordt, indien hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. 36 Er is dus sprake van grooming als een volwassene via het internet contact legt met een kind, met de intentie om dat kind te ontmoeten met het doel ontuchtige handelingen te plegen of kinderpornografische afbeeldingen te vervaardigen. De ontmoeting met een kind wordt door middel van geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst voorgesteld. 37 Hierbij kan gedacht worden aan Windows Live Messenger, , Facebook-chat en andere chatprogramma s. Voorafgaand aan de feitelijke ontmoeting hebben de dader en het kind (veelvuldig) contact met elkaar. In ogenschouw moet worden genomen dat enkel het aangaan van een seksueel getint gesprek, of überhaupt het benaderen van een kind met behulp van een communicatiemiddel, niet voldoende is om een vervolging in te stellen. De groomer moet een voorstel tot ontmoeting doen en hij/zij moet concrete handelingen hebben verricht om de ontmoeting te verwezenlijken. 38 Het invoeren van het delict grooming heeft voor redelijk wat kritiek gezorgd. De Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) was van mening dat artikel 248e Sr geen toegevoegde waarde had. Volgens de NOvA kon grooming ook geschaard worden onder het reeds bestaande artikel 248a Sr, te weten het uitlokken dan wel verleiden van een minderjarige tot het plegen van ontucht. 39 De NOvA is van mening dat het onnodig is om voor het hele kleine stukje, waarin het voorstel tot ontmoeting uiteindelijk tot niets leidt, een aparte voorbereidingsbepaling te creëren. Ondanks dat er overlap is met artikel 248a Sr, is er voldoende overtuiging bij de wetgever om grooming in een aparte bepaling strafbaar te stellen. De bepaling is mede van toegevoegde waarde omdat het een noodzakelijk antwoord biedt op het zorgwekkende fenomeen van grooming Kool 2011, p Artikel 248e Wetboek van Strafrecht. 37 Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, p. 6 (MvT). 38 Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, p. 7-8 (MvT). 39 Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, b1. 40 Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p. 7 (MvT). 10

12 Exacte cijfers over het aantal slachtoffers van grooming zijn er niet. In de meeste gevallen worden zedendelicten niet gemeld bij de politie en daarnaast gaat grooming vaak vooraf aan daadwerkelijk seksueel misbruik, waardoor het delict niet apart gemeld wordt. 41 Om toch een beeld te krijgen van het fenomeen grooming kan er gekeken worden naar de cijfers uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Kinderen & Internetrisico s. In 2010 heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoek gedaan naar vervelende ervaringen op het internet onder 1004 kinderen tussen de 9 en 16 jaar. 42 Uit het onderzoek blijkt dat één op de drie minderjarigen wel eens contact heeft gehad met een onbekende op het internet en hiervan heeft 6% met deze onbekende in de fysieke wereld afgesproken. Van deze minderjarigen heeft ongeveer een half procent de ontmoeting als negatief ervaren Typologie van de groomer Nu het duidelijk is welke ontwikkelingen geleid hebben tot de komst van het delict grooming, zal in deze paragraaf de werkwijze van een groomer besproken worden. Om een groomer op te sporen is het immers van belang om, naast effectieve opsporingsmiddelen, ook inzicht te hebben in de werkwijze van een groomer. 44 Groomen is een veelzijdig en complex proces en de daders vormen geen homogene groep mensen. 45 Hierdoor varieert de stijl, duur en intensiteit van het groomingproces aanzienlijk. 46 Er zijn echter wel enkele algemene kenmerken te destilleren. In eerste instantie dient de groomer op zoek te gaan naar een slachtoffer. De groomer gaat verschillende publieke websites af waar veel minderjarigen komen zoals profielsites, gaming rooms en chatrooms om een potentieel slachtoffer te vinden. Profielsites, zoals Facebook en Habbo, zijn sites waarop je foto s en algemene informatie van jezelf met anderen kan delen. Profielsites zijn voor daders letterlijk een database waarin zij een kind kunnen zoeken die aan hun voorkeur voldoet. 47 Door het sturen van berichten, een vriendschapsverzoek of door te Facebook-chatten legt de dader contact met kinderen. Gaming rooms, chatrooms waar spelletjes gespeeld worden, zijn ook een aantrekkelijke plek voor groomers om een slachtoffer uit te zoeken. In gaming rooms gaan kinderen weinig selectief om met wie ze praten aangezien ze opgaan in het spel. Meestal zijn de spelletjes ingedeeld naar leeftijdsgroep waardoor het voor de dader eenvoudig is om een slachtoffer uit te zoeken met de juiste leeftijd. 48 Echter, voor het overgrote gedeelte vinden groomers hun slachtoffer niet op profielsites en op gaming rooms, maar middels openbare chatrooms. 49 Bij openbare chatrooms, zoals en kan de dader 41 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen 2014, p Sonck & De Haan 2011, p Sonck & De Haan 2011, p Van der Hulst & Neve 2008, p Webster e.a. 2012, p Webster e.a. 2012, p Faber e.a. 2010, p Faber e.a. 2010, p Faber e.a. 2010, p

13 zich aanmelden door een nickname in te vullen. Onder deze verzonnen naam en met gebruikmaking van een verzonnen profiel (avatar) benadert de groomer het kind. 50 Er zijn enkele nadelen verbonden aan het leggen van contact met een kind in een openbare chatroom. Sommige chatrooms maken gebruik van een moderator en hierdoor wordt het voor de groomer lastiger om een kind te verleiden tot een ontmoeting of seksuele handelingen. Een moderater is een gebruiker die extra rechten en mogelijkheden heeft binnen een website en een oogje in het zeil houdt om ervoor te zorgen dat de gevoerde gesprekken binnen de richtlijn en voorwaarden van de website blijven. Gebruikers die niet binnen de richtlijnen blijven kunnen gesanctioneerd worden. Een moderator kan berichten verwijderen, onderwerpen voor verdere discussie sluiten en gebruikers van de website verwijderen. 51 Als de website een moderator heeft, dan zal de groomer op zoek moeten gaan naar een mogelijkheid om het gesprek naar een privé ruimte te verplaatsen om zo geen hinder van de moderator te ondervinden. Dit kan de groomer doen door de communicatie te verplaatsen naar , Whatsapp of Windows Live Messenger. Tot slot, om het risico op ontdekking te verkleinen, zal de groomer aan het kind vragen wie er gebruik maakt van de computer. De groomer kan op deze manier een inschatting maken van het risico op ontdekking door de ouders/opvoeders. Aan de hand van de verkregen informatie zal hij/zij het kind adviseren om de gesprekken niet op te slaan en eventuele kopieën te verwijderen. 52 Zodra de groomer een kind heeft gevonden, contact heeft gelegd en eventuele risico s heeft ingecalculeerd, kan er aan de relatie gewerkt worden. Het grooming-proces kan erg kort zijn, maar kan ook lang duren. Het European Online Grooming Project geeft aan, naar aanleiding van drieëndertig interviews met groomers, dat de grooming periode kan variëren van seconden, minuten, dagen, maanden tot soms zelfs jaren. 53 Sommige groomers zijn niet geïnteresseerd in het opbouwen van een relatie met het kind, zij zijn simpelweg opzoek naar een minderjarig slachtoffer en uiten meestal onmiddellijk hun seksuele verlangens ten aanzien van het kind. 54 De groomer die wel een relatie met het kind wil opbouwen doet dit door het kind te manipuleren en het kind te laten geloven dat er een (vriendschaps-)relatie is. De manier van manipulatie hangt van de persoonlijkheid en de stijl van de groomer af, maar uiteraard ook van het kind. Sommige groomers maken bijvoorbeeld gebruik van vleierij om ervoor te zorgen dat het kind zich speciaal en geliefd gaat voelen. 55 De groomer probeert een wederzijds vertrouwen te creëren waarbij ervaringen en gevoelens worden gedeeld. 56 In deze fase worden er ook geheimen uitgewisseld. Deze geheimen kunnen gaan over angsten, onzekerheden, maar ook over seks. 57 Op den duur zal de groomer het 50 Webster e.a. 2012, p Faber e.a. 2010, p Webster e.a. 2012, p Webster e.a. 2012, p Webster e.a. 2012, p Webster e.a. 2012, p Faber e.a. 2010, p Faber e.a. 2010, p

14 gesprek, als er nog niet over gesproken is, gaan seksualiseren. Op welke manier en wanneer de groomer dit doet is afhankelijk van de groomer en het kind. 58 Tot slot, indien de groomer het doel heeft om seksuele handelingen met het kind te verrichten, zal er een voorstel tot ontmoeting in de echte wereld gedaan worden. 1.3 Het opsporen van de groomer. In de vorige paragraaf is besproken welke technieken en methodes een groomer gebruikt. De vraag die nu beantwoord dient te worden is over welke opsporingsmiddelen politieambtenaren beschikken om een groomer op te sporen. Zowel de buitenwettelijke opsporingsmiddelen, gebaseerd op de algemene taakstellende bepaling, als de opsporingsmiddelen uit de Wet BOB (wettelijke opsporingsmiddelen) zullen nader besproken worden Buitenwettelijke opsporingsmiddelen Op grond van de algemene taakstellende bepaling is een opsporingsambtenaar bevoegd om een opsporingsmiddel in te zetten die niet specifiek in de wet geregeld is en een beperkte inbreuk maakt op de grondrechten van burgers. 59 Een opsporingsambtenaar mag in een internetomgeving rondkijken. 60 Deze mogelijkheid wordt in de Wet computercriminaliteit II bevestigd: Vervolgens kunnen politieambtenaren als ieder ander rondkijken in de digitale wereld en kennis nemen van de voor een ieder raadpleegbare informatie. 61 Tevens mag een opsporingsambtenaar surveilleren op het internet: Zoals de politie, al dan niet in burger, op straat mag surveilleren en rondkijken, zo mag een rechercheur vanachter zijn computer hetzelfde doen op Internet. Een uitdrukkelijke wettelijke grondslag is daarvoor niet nodig, mits dat optreden gerekend kan worden tot de uitvoering van de politietaak. 62 Een opsporingsambtenaar mag dus via een zoekmachine, bijvoorbeeld Google, delen van het internet bekijken en controleren op strafbare feiten zoals grooming. Tevens is het mogelijk dat het social media profiel van een bekende van de politie zo nu en dan gecontroleerd en bekeken wordt. 63 Daarnaast is het ook mogelijk om te surveilleren op websites die gedeeltelijk zijn afgeschermd, bijvoorbeeld pagina s waar een registratie voor nodig is. 64 Tijdens het surveilleren kunnen opsporingsambtenaren ook gebruik maken van speciaal ontwikkelde programma s. IRN (Internet Research & Investigation Network) is hier een voorbeeld van. Middels IRN kunnen opsporingsinstanties en overheidsdiensten met een toezichthoudende of controlerende taak onderzoek doen op het internet. 65 icolumbo is een dienst van IRN waarmee automatisch informatie van internet wordt verzameld, geanalyseerd en daarna wordt het gepresenteerd aan de eindgebruiker. 66 Opsporingsambtenaren kunnen hiermee de gegevens die 58 Faber e.a. 2010, p Borgers 2015, p Oerlemans & Koops 2012, p Kamerstukken II 1998/99, 26671, 3, p Kamerstukken II 1998/99, 26671, 3, p Oerlemans & Koops 2012, p Oerlemans & Koops 2012, p Oerlemans & Koops 2012, p Oerlemans & Koops 2012, p

15 ze nodig hebben selecteren zonder zelf handmatig opzoek te gaan naar deze gegevens. Er dient wel terughoudend met programma s zoals icolumbo omgegaan te worden omdat het anders als stelselmatig observatie gekwalificeerd kan worden Wettelijke opsporingsmiddelen In de Wet BOB worden verschillende soorten opsporingsmiddelen beschreven die ingezet kunnen worden om onderzoek te doen in verband met strafbare feiten, zoals grooming. 68 In tegenstelling tot de buitenwettelijke opsporingsmiddelen, maken de opsporingsmiddelen uit de wet BOB een meer dan geringe inbreuk op de grondrechten van burgers. 69 Omdat ze een meer dan geringe inbreuk maken, kunnen ze niet gebaseerd worden op de algemene taakstellende bepaling. Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel vereist immers dat ingrijpendere opsporingsmiddelen geregeld worden in de wet om zo willekeurige inbreuken van de overheid in het privéleven van burgers te voorkomen. 70 Niet alle opsporingsmiddelen uit de Wet BOB kunnen ingezet worden om een groomer op te sporen. Het opsporingsonderzoek valt namelijk uiteen in drie vormen: - de klassieke opsporing, onderzoek als er een redelijk vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is begaan, - de vroegsporing, onderzoek als er een redelijk vermoeden bestaat dat er in georganiseerd verband ernstige misdrijven worden beraamd en gepleegd en - opsporingsonderzoek naar terroristische misdrijven, onderzoek als er aanwijzingen van een terroristisch misdrijf zijn. 71 Aangezien grooming niet aangemerkt kan worden als een vorm van georganiseerde misdaad en ook niet als een terroristische misdrijf, zijn alleen de opsporingsmiddelen van de klassieke opsporing van toepassing. 72 Per opsporingsmiddel gelden specifieke eisen en naarmate het middel ingrijpender wordt, worden er hogere eisen gesteld. Een veel voorkomende eis bij opsporingsmiddelen is dat er sprake moet zijn van een misdrijf die genoemd wordt in artikel 67 lid 1 Sv (misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten). Aangezien grooming een misdrijf is die genoemd wordt in artikel 67 lid 1 SV, levert deze voorwaarde geen problemen op. Voor het opsporen van een groomer zou artikel 126j Sv, wat ziet op het systematisch verzamelen van informatie, toegepast kunnen worden. Een andere mogelijkheid is om op grond van artikel 126j SV deel te nemen aan nieuwsgroepen of om te chatten met bepaalde gebruikersgroepen om zo 67 Oerlemans & Koops 2012, p Kamerstukken II 1996/97, 25403, 3, p Kamerstukken II 1996/97, 25403, 3, p Corstens 2014, p Van der Hulst & Neve 2008, p Van der Hulst & Neve 2008, p

16 een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het leven van de groomer te krijgen. 73 Krachten artikel 126ng Sv kan een opsporingsambtenaar identificerende gegevens opvragen en de officier van justitie kan andere dan identificerende gegevens opvragen bij een aanbieder van een communicatiedienst. De artikelen 125i tot en met 125o SV zouden ook ingezet kunnen worden aangezien deze opsporingsmiddelen betrekking hebben op het doorzoeken van geautomatiseerde werken. Artikel 125i Sv ziet bijvoorbeeld op het vastleggen van gegevens van een gegevensdrager zonder de gegevensdrager daadwerkelijk in beslag te nemen. Opsporingsambtenaren beschikken dus over redelijk wat opsporingsmiddelen. Toch kleven er enkele bezwaren aan deze opsporingsmiddelen. Niet alle opsporingsmiddelen zijn naar hun aard van toepassing op een computernetwerk 74 en het is vaak vereist dat er sprake is van een verdachte voordat het opsporingsmiddel wordt ingezet. De politie en het Openbaar Ministerie willen echter bij het bestrijden van grooming niet alleen repressief optreden (als het strafbare feit al gepleegd is), maar vooral proactief (aan de voorkant van het grooming traject) om zo mogelijk slachtofferschap te voorkomen. 75 Bij het proactief opsporen van grooming is vaak nog geen verdachte in beeld waardoor de opsporingsmiddelen niet meer toegepast kunnen worden. Vandaar dat de wens bestaat om de zogenaamde lokpuber in te zetten De lokpuber Medio 2010 heeft het Landelijk Parket geëxperimenteerd met de lokpuber. Onder leiding van de Landelijk Infiltratieofficier zette de dienst Ipol zedenrechercheurs in die zich op de babbelbox van voordeden als een 13-jarige jongen. 76 Op de website raakte de opsporingsambtenaren in gesprek met een man uit Leiden. De man stuurde al gauw aan op een afspraak. Hij maakte met het slachtoffer de afspraak om op 17 juni 2010 elkaar in Leiden te ontmoeten. Daar aangekomen stond de politie de man op te wachten en hij werd aangehouden wegens grooming en bezit van kinderporno. Op 14 september 2012 oordeelde de rechtbank Den Haag dat een op deze wijze opgespoorde verdachte buiten vervolging gesteld moet worden. 77 Het Openbaar Ministerie ging in appèl en het gerechtshof Den Haag deed op 25 juni 2013 uitspraak. Het Hof oordeelde dat een verdachte niet voor grooming veroordeeld kan worden als het slachtoffer geen minderjarige betreft. Voor strafbaarheid van de verdachte dient men niet uit te gaan van de intentie van de verdachte, maar van het gegeven dat het slachtoffer objectief minderjarig is. 78 Aan de delictsomschrijving van artikel 248e Sv wordt niet voldaan indien het slachtoffer ten tijde van het gepleegde delict zestien jaar of ouder is. Het oordeel van het Hof blokkeert op dit moment materieelrechtelijk gezien de inzet van een lokpuber in het kader van de 73 Koops 2007, p Kamerstukken II 1998/99, 26671, 3, p Kamerstukken II 2013/14, 31015, 95, p Smeets 2013, p Rechtbank Den Haag 14 september 2009, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX Hof Den Haag 25 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:

17 opsporing van grooming. Dit geldt voor een meerderjarige opsporingsambtenaar, maar ook voor een burger die een groomer probeert te lokken. 79 De voormalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft gezegd dat hij artikel 248e Sr wil wijzigen waardoor het mogelijk wordt om lokpubers in te zetten. 80 Op 15 oktober 2014 heeft de Raad voor de Rechtspraak (hierna: Raad) een aanvullend advies gegeven over de voorgestelde wetswijziging. De Raad vraagt in haar advies om duidelijker aan te geven wanneer en op welke manier een lokpuber ingezet mag worden. De gewijzigde memorie van toelichting gaat summier in op de grens met de niet toegestane uitlokking en de Raad vraagt zich dan ook af of de wetgever het belang van deze problematiek wellicht onderschat. 81 Het blijft dan ook de vraag hoe de lokpuber zich verhoudt tot de ter zake doende strafvorderlijke kaders. 1.4 Samenvatting Het delict online grooming is ongeveer vijf jaar geleden toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht. Nog geen vijftig jaar geleden was het ondenkbaar dat een delict als grooming in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht zou worden opgenomen. De jaren zestig en het begin van de jaren zeventig stonden namelijk in het teken van de seksuele bevrijding waarbij de gedachtegang was dat seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen niet schadelijk zijn, maar wellicht zelfs positief. 82 Aan het eind van de jaren zeventig komt daar echter verandering in. Mede dankzij de vrouwenbeweging en enkele grootschalige kindermisbruik zaken is men van mening geworden dat volwassenen zich moeten onthouden van ontuchtige handelingen met kinderen. Door de komst van het internet, in het begin van de jaren negentig, is het voor pedofielen/kinderlokkers gemakkelijker geworden om anoniem in contact te komen met minderjarigen. Daarnaast heeft het internet ook zichtbaar gemaakt hoeveel kinderporno er beschikbaar is. Hierdoor en vanwege de toename in seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, is het Verdrag van Lanzarote tot stand gekomen. Het Verdrag van Lanzarote heeft het delict grooming geïntroduceerd. 83 Er is sprake van grooming als een volwassene via het internet contact legt met een kind, met de intentie om dat kind te ontmoeten met het doel ontuchtige handelingen te plegen of kinderpornografische afbeeldingen te vervaardigen. Om een groomer adequaat op te sporen dient enige inzicht verkregen te worden in de werkwijze van de groomer. 84 Groomen is namelijk een veelzijdig en complex proces en de daders vormen geen homogene groep mensen. 85 Hierdoor varieert de stijl, duur en intensiteit van het grooming- 79 Ölçer 2014, p Aanhangsel Handeling II 2012/13, 393, p Aanvullend advies wetsvoorstel computercriminaliteit III, 2014/39, p De Hullu & Van der Neut, p Kamerstukken II 2008/09, 31810, 3, p. 6 (MvT). 84 Van der Hulst & Neve 2008, p Webster e.a. 2012, p

18 proces aanzienlijk. 86 Toch zijn er enkele algemene kenmerken te destilleren. In eerste instantie gaat de groomer opzoek naar een slachtoffer, daarna zal hij/zij de conversatie naar een privéruimte verplaatsen en vervolgens zal hij/zij proberen om een relatie met het kind op te bouwen. De opsporingsmiddelen die ingezet kunnen worden om een groomer op te sporen vinden hun basis in de Wet BOB en in de algemeen taakstellende bepaling. Hierbij kan gedacht worden aan surveilleren op websites die gedeeltelijk zijn afgeschermd of het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel. Deze opsporingsmiddelen brengen echter enkele nadelen met zich mee en daarom bestaat de wens bij politie en justitie om een lokpuber in te zetten ter opsporing van een groomer. Door het inzetten van een lokpuber kan er proactief (aan de voorkant van het grooming traject) opgetreden worden om zo mogelijk slachtofferschap te voorkomen. 87 De lokpuber is al eens eerder ingezet door opsporingsambtenaren, maar de rechter heeft destijds besloten dat de lokpuber niet als opsporingsmiddel kon worden ingezet bij het opsporen van een groomer. De reden hiervoor was dat voor strafbaarstelling vereist is dat het slachtoffer daadwerkelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. De voormalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft daarom als voornemen om artikel 248e Sr te wijzigen. 88 De vraag die, ondanks de wijziging, onbeantwoord blijft is of het mogelijk is om de lokpuber in te zetten voor het opsporen van een groomer in het licht van het spanningsveld tussen uitlokken en de algemene taakstellende bepaling. 86 Webster e.a. 2012, p Kamerstukken II 2013/14, 31015, 95, p Aanhangsel Handeling II 2012/13, 393, p

19 Hoofdstuk 2: Normering van buitenwettelijke opsporingsmiddelen. In dit hoofdstuk zal getracht worden om een algemeen toetsingskader te schetsen waarmee antwoord gegeven kan worden op de vraag onder welke voorwaarde een buitenwettelijk opsporingsmiddel, zoals de lokpuber, gebaseerd kan worden op de algemene taakstellende bepaling. In paragraaf 2.1 wordt de ontwikkeling van de algemene taakstellende bepaling beschreven om zo een duidelijker beeld te krijgen van de achterliggende gedachte van deze bepaling. Paragraaf 2.2 geeft het toetsingskader weer waarmee vooraf of achteraf bepaald kan worden of een opsporingsmiddel ingezet mag worden. Tot slot volgt er een samenvatting van dit hoofdstuk. 2.1 Wetsgeschiedenis De eerste Politiewet kwam in 1957 tot stand. Deze wet was de uitkomst van een moeizaam compromis, voorbereid door de commissie-langemeijer. 89 Hoe groot de verdeeldheid was, blijkt wel uit het feit dat de commissie-langemeijer een vijftal wetsontwerpen aan de regering heeft voorlegt. 90 Het wettelijk compromis van 1957 heeft in een aantal opzichten goed gewerkt. Zo werd de grondslag voor de verdeling van gezagsbevoegdheden tussen Openbaar Ministerie en burgemeester gelegd en werd er een algemene omschrijving van de taak van de politie gegeven. 91 Artikel 28 Polw geeft de taak van de politie weer en luidt: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregelen te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen, die deze behoeven. 92 Er werd niet al te zwaar getild aan de omschrijving van de algemene taakstellende bepaling bij de totstandkoming van de Politiewet Volgens de wetgever volstond het om in algemene zin de taken van de politie te schetsen en om aan te geven dat de politie geen zelfstandig gezag in de staat was. 94 Een wettelijke grondslag voor de bevoegdheden en een nadere omschrijving van de bevoegdheden werden niet nodig geacht: Uit de bewoordingen van de taakomschrijving volgt reeds, dat de politie bij de keuze van de middelen, waarmede zij haar taak vervult, gebonden is aan het geldende recht, hetwelk krachtens eens algemeen erkende ongeschreven regel, medebrengt, dat zij geen gebruik maakt van onnodig harde middelen of van middelen, die niet in juiste verhouding staan tot de ernst van de onrechtmatige toestand, die moet worden voorkomen of ongedaan gemaakt. De ondergetekenden 89 Kamerstukken II 1991/92, 22562, 3, p Kamerstukken II 1991/92, 22562, 3, p Kamerstukken II 1991/92, 22562, 3, p Kamerstukken II 1956/97, 3525, 14, p Naeyé 2014, p Naeyé 2014, p

20 zijn van oordeel, dat het achterwege laten een nadere regeling van de bevoegdheden van de politie ook niet in strijd is met de beginselen van de rechtstaat, omdat de rechtmatigheid van het optreden der politie in laatste instantie ter beoordeling staat van de onafhankelijke rechter. Volgens de jurisprudentie is de politie slechts bevoegd om te handelen als orgaan van de rechtsorde en komt aan de politie geen zelfstandige onbepaalde bevoegdheid toe, gelijk onder de werking van de Code Pénal voor haar werd gevindiceerd. 95 In het midden van de jaren zestig, kwam het politievraagstuk opnieuw op de politieke agenda. 96 De problemen met betrekking tot het handhaven van de openbare orde waren hier de aanleiding voor. Tijdens de activiteiten van Provo, de studentenprotesten en de bouwvakkersoproer liet de politie een nogal krampachtig optreden zien. 97 Het werd langzamerhand steeds duidelijker dat de politieorganisatie niet meer goed was toegesneden op het uitoefenen van haar taak. Er zijn sindsdien meerdere wetsontwerpen ingediend die allemaal niet levensvatbaar bleken te zijn. 98 Wat opvallend is, is dat de regering met betrekking tot de taak van de politie de nodige terughoudendheid bleef betrachten. Bij de totstandkoming van de Politiewet 1993 is de algemene taakstellende bepaling rechtstreeks overgenomen uit de Politiewet De reden hiervoor was dat artikel 28 Polw zijn dienst had bewezen. 99 Optisch gezien heeft het wel een prominentere plaats in de wet gekregen, het is in artikel 2 Polw gecodificeerd. 100 Op 1 januari 2013 is de politiewet 2012 in werking getreden waarin een nationaal politiekorps is geïntroduceerd. Bij de overgang naar de nationale politie werd artikel 2 Polw zonder parlementaire discussie overgenomen in het huidige artikel 3 Polw De algemene taakstellende bepaling is ook dit keer niet verandert. 101 De kracht van de algemene taakstellende bepaling zit hem in het feit dat er in weinig woorden omschreven wordt wat de beperkingen aan de politietaak zijn, maar dat er tevens rekening wordt gehouden met de soms onvoorzienbare situaties waarin politieoptreden geboden is. 102 Vanuit het oogpunt van effectieve rechtshandhaving kan het als groot voordeel worden beschouwd dat de opsporingshandelingen die een opsporingsambtenaar op grond van de algemene taakstellende bepaling mag verrichten, niet precies in de wet zijn bepaald. 103 Er komen namelijk steeds meer nieuwe opsporingsmiddelen bij die niet altijd gebaseerd kunnen worden op een wettelijke grondslag. Op deze manier wordt voorkomen dat de wetgever, elke keer dat er een nieuw wijze van opsporing wordt ontwikkeld, die geen wettelijke grondslag heeft, in actie dient te komen. 104 Het nadeel is echter dat er onzekerheid 95 Kamerstukken II 1953/54, 3525, 3, p Elzinga, van Rest & de Valk 1995, p Elzinga, van Rest & de Valk 1995, p Elzinga, van Rest & de Valk 1995, p Kamerstukken II 1992/93, 22562, 10, p Elzinga, van Rest & de Valk 1995, p Muijen 2013, p Kamerstukken II 1992/93, 22562, 10, p Borgers 2015, p Borgers 2015, p

21 bestaat of een bepaald buitenwettelijk opsporingsmiddel ingezet mag worden. 105 Dit is vooral het geval als een buitenwettelijk opsporingsmiddel in intensiteit kan verschillen. Hierdoor zal het in het ene geval een beperkte inbreuk maken op de grondrechten van burgers en in het andere geval een meer dan beperkte inbreuk. 106 Een goed voorbeeld hiervan is de observatie. Observatie kan namelijk langdurig ingezet worden zodat er een duidelijk beeld over het leven van de verdachte ontstaan, maar dit hoeft niet per se. 2.2 Buitenwettelijke opsporingsmiddelen Nu duidelijk is geworden wat de achterliggende gedachte en de meerwaarde van de algemene taakstellende bepaling is, kan er een kader geschetst worden waarmee getoetst kan worden of een buitenwettelijk opsporingsmiddel gebaseerd kan worden op de algemeen taakstellende bepaling. De politie heeft het handhaven van de rechtsorde als voornaamste taak. Deze taak valt uiteen in de handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. 107 De handhaving van de openbare orde behelst enerzijds de repressieve ordehandhaving, dat wil zeggen het optreden tegen een verstoring van de openbare orde en anderzijds de preventieve ordehandhaving, het daadwerkelijk voorkomen van ordeverstoringen. 108 De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde wordt uitgeoefend onder gezag van de officier van justitie. 109 Het omvat de daadwerkelijke voorkoming, opsporing, beëindiging, vervolging en de berechting van het begaan van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van beslissingen van de rechter of het Openbaar Ministerie. 110 Ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving heeft de politie de mogelijkheid om opsporingsmiddelen in te zetten. Dit kunnen opsporingsmiddelen zijn die een wettelijke basis hebben of buitenwettelijke opsporingsmiddelen. De buitenwettelijke opsporingsmiddelen hebben geen specifiek wettelijke basis, zoals de wettelijke opsporingsmiddelen, maar kunnen gebaseerd worden op de algemene taakstellende bepaling. 111 In het Zwolsman-arrest wordt artikel 2 Polw (thans artikel 3 Polw. 2012) als toereikende wettelijke basis beschouwd voor buitenwettelijke opsporingsmiddelen die worden ingezet in de fase voorafgaand aan die van de opsporing. 112 Met de fase voorafgaand aan die van de opsporing wordt de proactieve fase bedoeld waarin nog niet of onvoldoende vaststaat dat er een strafbaar feit is of wordt gepleegd en er nog geen verdachte, in de zin van artikel 27 Sv, is aan te wijzen. Tevens heeft de Hoge Raad geoordeeld dat buitenwettelijke opsporingsmiddelen alleen gebaseerd kunnen worden op de algemene taakstellende bepaling indien: 105 Borgers 2015, p Borgers 2015, p Fokkens & Kirkels-Vrijman 2009, p Elzinga, van Rest & de Valk 1995, p Fokkens & Kirkels-Vrijman 2009, p Corstens 2014, p Kamerstukken II, 1996/97, 25403, 3, p HR 19 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0328, r.o en 6.4.5, m.nt. T.M. Schalken. 20

22 1. Ze een beperkte inbreuk maken op de grondrechten van burgers en 2. Niet zeer risicovol voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. Ten aanzien van het eerste gezichtspunt dient vastgesteld te worden of er een inbreuk gemaakt wordt op de grondrechten van burgers. Het grondrecht, van de groomer, dat geschonden wordt bij het inzetten van de lokpuber, is het recht op privacy. 113 Dit komt omdat de lokpuber met de groomer communiceert waardoor er persoonlijke informatie uitgewisseld kan worden. Of er daadwerkelijk een inbreuk is gemaakt op het recht op privacy, is afhankelijk van de reasonable expectation of privacy. 114 Het gaat om de vraag of de groomer in de gegeven omstandigheden mocht verwachten dat hij/zij bescherming van het recht op privacy genoot. 115 Nadat er is vastgesteld dat er een inbreuk is gemaakt op de grondrechten van burgers, dient er bekeken te worden of de inbreuk beperkt was. De Hoge Raad heeft factoren gegeven om te bepalen of een inbreuk beperkt is. 116 De Hoge Raad gaat na of het buitenwettelijke opsporingsmiddel, gelet op de plaats, de duur, de intensiteit en de frequentie alsmede het eventuele gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt is geweest om een min of meer volledig beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkenen. 117 Deze factoren moeten in samenhang bekeken worden. Echter, deze factoren maken niet heel duidelijk waar precies de grenzen liggen. Het zal telkens van het concrete geval afhangen of het opsporingsmiddel rechtmatig is ingezet. Wat onder het tweede gezichtspunt, de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, verstaan moet worden is voor debat vatbaar. Volgens Buruma gaat het bij de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing niet zozeer om de concrete rechten van de verdachte, maar om de betrokken autoriteiten. 118 De betrokken autoriteiten dienen te handelen overeenkomstig hun algemene taak om misdaden op een rechtmatige wijze te bestrijden. 119 Bruma geeft hierbij de volgende voorbeelden: dat betekent bijvoorbeeld dat de opsporing niet opzettelijk gepaard gaat met ongerechtvaardigde persoonlijke verrijking van de betrokken ambtenaren, of met de bevordering van andere ernstige misdrijven van die waarop de opsporing gericht is, of met misleiding van de met toezicht en rechtspraak belastte autoriteiten met het opzet dezelve beoordeling te beïnvloeden. 120 Daarnaast is het belangrijk dat de opsporingshandelingen controleerbaar zijn voor het waarborgen van de integriteit Ölçer 2014, p Blom 2004, p Blom 2004, p Borgers 2015, p Borgers 2015, p. 146; HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1562, r.o Ölçer 2008, p Ölçer 2008, p Ölçer 2008, p Ölçer 2008, p

Datum 19 december 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het strafbaar stellen van wraakporno

Datum 19 december 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het strafbaar stellen van wraakporno 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht

Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht Wet computercriminaliteit III: Begin 2019 van kracht Lange aanloop (eerste conceptwetsvoorstel 2011) Aanvulling op Wet Computercriminaliteit en Wet computercriminaliteit

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Factsheet. Wetgeving kinderporno, opsporing en vervolging Laatste update: april 2019 Expertisebureau Online Kindermisbruik. Auteur: mr. S.R.

Factsheet. Wetgeving kinderporno, opsporing en vervolging Laatste update: april 2019 Expertisebureau Online Kindermisbruik. Auteur: mr. S.R. Factsheet Wetgeving kinderporno, opsporing en vervolging Laatste update: april 2019 Expertisebureau Online Kindermisbruik Auteur: mr. S.R. de Gruijl Internationale verdragen Op 20 november 1989 werd door

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter, 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mevrouw L. Ypma Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 13-05-2015 Datum publicatie 18-05-2015 Zaaknummer 22-005458-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% walificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van 01-01-2013 t/m heden Wet van 29 mei 2006 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten en de instelling van het functioneel

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Privacyverklaring Meldpunt Kinderporno op Internet

Privacyverklaring Meldpunt Kinderporno op Internet Privacyverklaring Meldpunt Kinderporno op Internet Laatste update: 17 mei 2018 1 Introductie 2 Verwerking van persoonsgegevens 3 Doeleinden 4 Verstrekking aan derden 5 Beveiligingsmaatregelen 6 Bewaartermijn

Nadere informatie

Voorkomen is beter dan genezen?

Voorkomen is beter dan genezen? Voorkomen is beter dan genezen? Een onderzoek naar de strafbaarstelling van grooming Masterscriptie Rechtsgeleerdheid Universiteit van Tilburg Birgit Brevé 2012 1 Voorkomen is beter dan genezen? Een onderzoek

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 039 Uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal vermelden. Openbaar Ministerie 0 BD til lllitllttiithhlit College van Procureurs-Generaal Voorzitter Postbus 20305 2500 EH Den Haag Prins Clauslaan 16 2595 AJ pen Haag Telefoon +31 (0)70 339 96 00 Ministerie

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062 Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april 2012 Rapportnummer: 2012/062 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde politieambtenaar van het

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 contactpersoon De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-18609322 uw kenmerk 409818 Advies

Nadere informatie

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU VRIJWILLIG VRAGEN? Schending van grondrechten die een meer dan geringe inbreuk op de rechten van personen vormen,

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

Wetboek van Strafrecht

Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafrecht Titel XIV. Misdrijven tegen de zeden Artikel 239 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft schennis van de eerbaarheid:

Nadere informatie

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Bij de aanpak van huwelijksdwang en gedwongen achterlating dient het belang van het slachtoffer centraal te staan. De in Nederland geldende wet-

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Aan de Koning. A. Heimelijk binnendringen in geautomatiseerd werk. 1. Differentiatie en verhouding tot het EVRM. a. Differentiatie

Aan de Koning. A. Heimelijk binnendringen in geautomatiseerd werk. 1. Differentiatie en verhouding tot het EVRM. a. Differentiatie Aan de Koning Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Onderwerp Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen Dr. Hanneke de Graaf Inhoud Seksueel gedrag van jongeren anno 2012 Trends Risicogroepen Wanneer over de grens? Bron: Seks onder je 25 e (2012) Online vragenlijst

Nadere informatie

Onderzoek naar de aanpak van bedreiging en stalking door Bekir E. Plan van aanpak

Onderzoek naar de aanpak van bedreiging en stalking door Bekir E. Plan van aanpak Onderzoek naar de aanpak van bedreiging en stalking door Bekir E. Plan van aanpak 1 Inleiding 3 2 Doelstelling en onderzoeksvragen 4 2.1 Doelstelling 4 2.2 Centrale vraag en deelvragen 4 2.3 Afbakening

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

54. De uitbreiding van de strafbaarstelling van grooming met de inzet van de lokpuber tot doel

54. De uitbreiding van de strafbaarstelling van grooming met de inzet van de lokpuber tot doel thema: strafrecht voor cybernauten Mr. dr. C. grijsen en mr. B.j. polman zijn advocaat bij Cleerdin & Hamer Advocaten. a. de lange Msc was ten tijde van het schrijven juridisch medewerker bij Cleerdin

Nadere informatie

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met ontoegankelijkmaking van gegevens op het internet, strafbaarstelling van het wederrechtelijk overnemen van gegevens

Nadere informatie

ANPR Rotterdam-Rijnmond

ANPR Rotterdam-Rijnmond ANPR Rotterdam-Rijnmond Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition Regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond Rapportage van Definitieve Bevindingen College

Nadere informatie

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak De minister van Justitie en Veiligheid Prof. mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag datum 20

Nadere informatie

Onderzoek lokpubers. Publicatiedatum: 24 juni 2013

Onderzoek lokpubers. Publicatiedatum: 24 juni 2013 Onderzoek lokpubers Publicatiedatum: 24 juni 2013 Over dit onderzoek Aan dit online onderzoek, gehouden van 5 tot 18 oktober 2012, deden 1714 jongeren mee (onder wie 496 middelbare scholieren). De uitslag

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 63f 25 398 Wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Uitvoering van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233) VOORSTEL

Nadere informatie

Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief

Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief Symposium E-Discovery 2014 Mr. J.J. Oerlemans 12-06-2014 Agenda - Wat is een opsporingsonderzoek? - Onderzoek aan gegevens op een computer - De netwerkzoeking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Datum 8 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de politie foto s neemt van personen en hun identiteitsbewijzen

Datum 8 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de politie foto s neemt van personen en hun identiteitsbewijzen 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/009 2 Klacht Verzoekster

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Algemeen

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Algemeen MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemeen Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb.

Nadere informatie

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht "Politie en justitie tappen te veel af

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Politie en justitie tappen te veel af 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Camera-toezicht op de werkplek

Camera-toezicht op de werkplek Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie

Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie postbus@eerstekamer.nl Leiden, 16 mei 2017 Betreft: wetsvoorstel Computercriminaliteit III Geachte Kamerleden, Op

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni 2012 Rapportnummer: 2012/101 2 Feiten Verzoekster was werkzaam bij het gerechtshof te Den Haag. Op

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag datum 24 februari 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl

Nadere informatie

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Justitie en Veiligheid mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling Strategie bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1185 Vragen van het lid

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/44879 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Oerlemans, Jan-Jaap Title: Investigating cybercrime Issue Date:

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

Bekijk op pagina 5 hoe het proces van melden verloopt.

Bekijk op pagina 5 hoe het proces van melden verloopt. In 2016 bestond het Meldpunt Kinderporno 20 jaar. Al sinds 1996 is het mogelijk om via www.meldpunt-kinderporno.nl anoniem melding te maken van online beeldmateriaal van (vermoedelijk) seksueel kindermisbruik.

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie Dossiernummer: CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 322 Wet van 27 juni 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. WETSVOORSTEL Voorstel van wet van de leden Segers, Rebel-Volp en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van

Nadere informatie

JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID

JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID JONGEREN EN INTERNETVEILIGHEID Joyce Kerstens 5 maart 2015 JONGEREN - INTERNET - MEDIA Meisje uit Pijnacker pleegt zelfmoord 'om bangalijst' De Oude Klapwijkseweg in Pijnacker. FOTO STREETVIEW. UPDATE

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222 Rapport Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Maastricht geen uitvoering heeft gegeven aan de door het gerechtshof te 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Uw kenmerk Betreft Beleidsreactie op advies

Nadere informatie

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Verklaring met betrekking tot de geheimhoudingsplicht Ondergetekende, Werkzaam bij gemeente Stichtse Vecht Verklaart hierbij : a. dat hij/zij op de hoogte

Nadere informatie

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt.

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt. R e g i s t r a t i e k a m e r Minister van Justitie..'s-Gravenhage, 30 april 1999.. Onderwerp Wijziging van het Wetboek van Strafvordering Bij brief met bijlage van 9 maart 1999 (uw kenmerk: 750136/99/6)

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen

Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Vertrouwelijk/Aangetekend Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 F 070 8888 501

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017 walificatiedossier: BOA OV Module 4 Meer strafrecht Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en als onderdeel van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 95 Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv]

Nadere informatie

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie en Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 125 Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Stichting Pensioenfonds voor Dierartsen Incidentenregeling Artikel 1 Pensioenfonds: Incident: Definities Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen een gedraging of een gebeurtenis die een ernstig gevaar

Nadere informatie