ARBEIDSMIGRATIE TEN GEVOLGE VAN DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ARBEIDSMIGRATIE TEN GEVOLGE VAN DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE"

Transcriptie

1 UNIVERSTITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR ARBEIDSMIGRATIE TEN GEVOLGE VAN DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: licentiaat in de economische wetenschappen Steffi Devriese onder leiding van Prof. dr. Koen Schoors

2 Permission UNIVERSTITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR ARBEIDSMIGRATIE TEN GEVOLGE VAN DE UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: licentiaat in de economische wetenschappen Steffi Devriese onder leiding van Prof. dr. Koen Schoors

3 WOORD VOORAF Ik zou graag een oprecht woord van dank uiten tot enkele mensen die elk op hun manier bijgedragen hebben bij het tot stand komen van deze thesis. Ten eerste dank ik Prof. dr. Koen Schoors voor het op zich nemen van het promotorschap, voor het geven van advies, suggesties en opmerkingen in de loop van het jaar en voor de tijd die hij besteedde om me meermaals te ontvangen en om op al mijn vragen te antwoorden. Zijn inbreng heeft bijgedragen tot het verhogen van de kwaliteit van mijn thesis. Verder wil ik Delphine Colle, Valerie Deseyn en Tine Van Hauwaert bedanken omdat ze de tijd hebben genomen voor het rustig en grondig nalezen van mijn thesis. Tenslotte dank ik mijn ouders en mijn vrienden voor hun steun, interesse en vertrouwen. II

4 INHOUDSOPGAVE Inleiding...1 Hoofdstuk 1. Micro-economische analyse van de motieven voor migratie Inleiding Persoonlijke incentives tot arbeidsmigratie Verschillen in opbrengsten van menselijk kapitaal Sociaal beleid in welvaartsstaten Armoede-effecten Niet-economische factoren Migratiebeleid van het gastland Profiel van de migrant Soorten migratie Hooggeschoolde versus laaggeschoolde migratie Permanente versus tijdelijke migratie Inleiding Categorieën tijdelijke migratie Redenen om terug te keren naar het thuisland Legale versus illegale migratie...12 Hoofdstuk 2. Macro-economische analyse van de voor- en nadelen van arbeidsmigratie Inleiding Inkomenstransfers Eigenschappen van inkomenstransfers: het oorsprongsland Eigenschappen van inkomenstransfers: het ontvangstland Effect op de kredietwaardigheid Monetair effect Effect op de economische groei...22 III

5 Effect op armoede en ongelijkheid Effect op het arbeidsaanbod Fiscale elementen die spelen bij arbeidsmigratie Directe en indirecte fiscale impact van migratie Netto fiscale impact van migratie Fiscale impact van migratie op de pensioensproblematiek in de ontwikkelde landen Demografie in de ontwikkelde landen Gevolgen van migratie Lonen en werkgelegenheid Effect van arbeidsmigratie op de lonen van het gastland Effect van arbeidsmigratie op de werkgelegenheid van het gastland Brain drain Definitie en evolutie Oorzaken en gevolgen Kritiek op de brain gain theorie Kritiek op de brain gain theorie: grafisch...41 Hoofdstuk 3. Arbeidsmigratieverwachtingen gebaseerd op de Duitse Eenmaking en de uitbreiding naar Zuid-Europa Inleiding De Duitse Eenmaking Overeenkomsten tussen de Duitse Eenmaking en de uitbreiding naar het Oosten Oorzaken van migratie Loonsverschillen Oost-West Transfers Oost-West Werkloosheidsverschil Oost-West Gerealiseerde migratie naar West-Duitsland Gevolgen van migratie Gevolgen voor Oost-Duitsland Gevolgen voor West-Duitsland De uitbreiding naar Zuid-Europa IV

6 Overeenkomsten tussen de uitbreiding naar het Zuiden en de uitbreiding naar het Oosten Gerealiseerde migratie naar de EU Spanje Portugal Rol van de EU De geschatte migratiestromen naar de EU Economische factoren Niet-economische factoren Sociale factoren Politieke factor Verwachtingen Studie gebaseerd op enquêtes Studies gebaseerd op econometrische voorspellingen Migratie naar Duitsland Migratie naar het Verenigd Koninkrijk Migratie naar de EU Conclusie Verdeling van de stromen Onzekerheden bij schattingen Conclusie inzake arbeidsmigratieverwachtingen Hoofdstuk 4. Pretoetredingssteun en migratiebeleid van de EU Inleiding Pretoetredingssteun Het Phare-programma De Europa Akkoorden Het Ispa- en Sapard- programma Het Ipa-programma Beleid betreffende vrij verkeer van werknemers Europees migratiebeleid Beleid betreffende de uitbreiding van Beleid betreffende de uitbreiding van V

7 Het migratiebeleid in de lidstaten van de EU Eerste fase van het systeem Tweede fase van het systeem Beleid in Duitsland Beleid in het Verenigd Koninkrijk Beleid betreffende de uitbreiding van Indicatie van het effect van de verschillende beleidsvormen Hoofdstuk 5. Evaluatie van de effectieve grootte van arbeidsmigratie Inleiding Effectieve migratie naar Duitsland Waargenomen migratie Waargenomen arbeidsmigratie Vergelijking met de eerdere schattingsresultaten Effectieve migratie naar het Verenigd Koninkrijk Worker Registration Scheme: alle registraties Worker Registration Scheme: focus op lange-termijn migratie Vergelijking met de eerdere schattingsresultaten Effectieve migratie naar de EU Waargenomen migratie Waargenomen migratie in de lidstaten afzonderlijk Waargenomen migratie in de EU Vergelijking met de eerdere schattingsresultaten Conclusie Algemeen besluit...96 Lijst van de geraadpleegde werken... XI VI

8 Bijlagen...XX Bijlage 1.1: EU-9: BNP per capita in huidige prijzen en US dollar, XX Bijlage 1.2: EU-10: BNP per capita in huidige prijzen en US dollar, XX Bijlage 1.3: EU-15: BNP per capita in huidige prijzen en US dollar, XXI Bijlage 1.4: Toetreders: BNP per capita ten opzichte van de EU...XXI Bijlage 1.5: Werkloosheidsgraad in Spanje en Portugal, XXII Bijlage 1.6: Inflatie in Spanje en Portugal, XXII Bijlage 2: Aandeel migranten in de totale bevolking, in procent... XXII Bijlage 3.1: Procentuele toename van de migratiestromen ten opzichte van XXIII Bijlage 3.2: Migratie vanuit de EU-8 naar Zweden, XXIII Bijlage 3.3: Migratie vanuit de EU-8 naar Finland, XXIV Bijlage 3.4: Migratie vanuit de EU-8 naar Denemarken, XXIV Bijlage 3.5: Migratie vanuit de EU-8 naar Luxemburg, XXIV Bijlage 3.6: Migratie vanuit de EU-8 naar Nederland, XXV Bijlage 3.7: Migratie vanuit de EU-8 naar Spanje, XXV Bijlage 3.8: Migratie vanuit de EU-8 naar Oostenrijk, XXV VII

9 GEBRUIKTE AFKORTINGEN EU EU-8 EU-9 EU-12 EU-15 Europese Unie Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Polen en Hongarije België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Spanje, Portugal en Griekenland België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Spanje, Portugal, Griekenland, Zweden, Finland en Oostenrijk VIII

10 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN Tabel 1: Groei van waargenomen inkomenstransfers en andere financiële indicatoren...20 Tabel 2: Migratie tussen Oost- en West-Duitsland, Tabel 3: Vergelijking tussen de Zuiderse en Oosterse uitbreiding op vlak van bevolking, BNP en BNP per capita in koopkrachtpariteit...50 Tabel 4: Statistische indicatoren van de kandidaatlanden voor toetreding, Tabel 5: Bestemmingslanden voor arbeidsmigratie en emigratie (in procent)...62 Tabel 6: Schatting van migranten van de nieuwe lidstaten naar het Verenigd Koninkrijk..64 Tabel 7: EU-15: Potentiële migratie van acht kandidaatleden uit Oost-Europa, Tabel 8: Nationaal migratiebeleid ten opzichte van de nieuwe lidstaten van Tabel 9: Migratie vanuit acht toetredende landen naar Duitsland, Tabel 10: Totale internationale migratie naar Duitsland, Tabel 11: Voorraad migranten uit acht toetredende landen in Duitsland, Tabel 12: Goedgekeurde aanvragen door het Worker Registration Scheme, volgens nationaliteit, kwartaal en jaar van aanvraag, mei 2004-maart Tabel 13: Totale internationale migratie naar het Verenigd Koninkrijk (in duizenden)...90 Tabel 14: Migratie vanuit acht toetredende landen naar het Verenigd Koninkrijk, Tabel 15: Migratie vanuit acht toetredende landen naar de EU-15, Figuur 1: Het vooruitzicht op migratie verhoogt het verwachte rendement van onderwijs...9 Figuur 2: Perfecte screening...10 Figuur 3: De welvaartsimpact van internationale migratie...16 Figuur 4: Inkomenstransfers als aandeel van export in 2003 (in procent)...21 Figuur 5: Verdeling van bruto wekelijkse inkomsten uit hoofdberoep, Figuur 6: Aandeel van migranten in bevolking, inkomen en inkomensbelastingopbrengsten...28 Figuur 7: Verdeling naar leeftijd en geslacht van de overzees geboren bevolking wonende in Engeland en Wales, IX

11 Figuur 8: Verdeling naar leeftijd en geslacht van de in het Verenigd Koninkrijk geboren bevolking wonende in Engeland en Wales...31 Figuur 9: Actuele waarde van netto fiscale bijdrage van immigrantencohorten (in duizenden dollar, groeivoet 1,5%, discontovoet 5%)...32 Figuur 10: Brain gain...41 Figuur 11: Het transformatiepad van Duitsland...47 Figuur 12: BNP per capita van de toegetreden landen ten opzichte van de EU...51 Figuur 13: Emigratie van Spanje naar de rest van Europa...53 Figuur 14: Aantal immigranten vanuit Spanje in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, relatief BNP per capita en relatieve werkgelegenheidsgraad...54 Figuur 15: Aantal immigranten vanuit Portugal in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, relatief BNP per capita en relatieve werkgelegenheidsgraad...55 Figuur 16: Demografische structuur in het Verenigd Koninkrijk en de geselecteerde Centraal- en Oost-Europese landen...59 Figuur 17: Migratiebedoelingen volgens lengte van voorziene migratie (in procent)...61 Figuur 18: Tijdslijn voor transitionele restricties...75 Figuur 19: Instroom van top 10 nationaliteiten (als procent van de totale instroom)...84 Figuur 20: Migratie van geselecteerde nieuwe EU-lidstaten naar Duitsland, (in duizenden)...84 X

12 Inleiding Op 1 mei 2004 traden tien nieuwe landen toe tot de Europese Unie. Dit waren Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië (Europa, Scadplus). Naar aanleiding van deze toetreding ontstond er bezorgdheid over een ongecontroleerde toestroom van migranten in het algemeen, en van arbeidsmigranten in het bijzonder, afkomstig uit de Centraal- en Oost-Europese landen naar de EU-15. De actualiteit en veelzijdigheid van dit thema maken het tot een interessant onderzoeksonderwerp. Opdat het onderzoek niet te uitgebreid zou worden bekijken we het echter alleen vanuit West-Europees oogpunt en concentreren we ons hoofdzakelijk op de acht Centraal- en Oost-Europese landen van de uitbreiding van Cyprus en Malta worden dus niet behandeld. De uitbreiding van 2007, met Bulgarije en Roemenië, wordt slechts terloops aangehaald. We peilen naar wat de migratiebeslissing determineert en welke gevolgen deze beslissing heeft op macro-economisch vlak. We stellen ons verder de vraag of een dergelijke situatie zich al eerder heeft voorgedaan in de geschiedenis van de EU en welke gevolgen er toen waren op vlak van arbeidsmigratie. Er wordt onderzocht welke voorspellingen er gedaan werden omtrent de verwachte migratiestroom afkomstig uit de EU-8. Tenslotte belichten we het beleid van de EU en de gevolgen ervan voor de migratie die reeds plaatsvond. Het eerste hoofdstuk behandelt de persoonlijke incentives tot arbeidsmigratie. Hier bespreken we tevens het profiel van de gemiddelde migrant en gaan we dieper in op enkele soorten migratie. In het volgende hoofdstuk stellen we de voor- en nadelen van arbeidsmigratie voor. Inkomenstransfers en de gevolgen ervan maken hier een essentieel onderdeel van uit. Een ander belangrijk punt zijn de fiscale elementen die spelen bij arbeidsmigratie. We stippen verder de effecten op lonen en werkgelegenheid aan. Er wordt afgesloten met de discussie omtrent de brain drain. Het derde hoofdstuk richt zich op de Duitse Eenmaking en de uitbreiding naar Zuid-Europa. In het bijzonder worden de effecten op arbeidsmigratie behandeld. Hieraan worden de voorspellingen omtrent de migratieverwachtingen veroorzaakt door de huidige uitbreiding gekoppeld. In het vierde hoofdstuk bespreken we de pretoetredingssteun en het migratiebeleid van de EU. Er wordt onder meer een overzicht van 1

13 de verschillende reguleringen van de lidstaten van de EU-15 op vlak van arbeidsmigratie gegeven. Het laatste hoofdstuk spitst zich toe op het onderzoeken van de effectief plaatsgevonden arbeidsmigratie. We vergelijken deze stromen met de gemaakte voorspellingen van hoofdstuk drie. In het algemeen besluit tenslotte gaat de nodige belangstelling naar de voornaamste bevindingen en conclusies uit het onderzoek. 2

14 Hoofdstuk 1: Micro-economische analyse van de motieven voor migratie 1.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van micro-economische aspecten van migratie. Migratie gaat immers in de eerste plaats over mensen. Welke factoren liggen er aan de basis van hun beslissing om te gaan wonen en/of werken in een ander land? Natuurlijk migreert ook niet iedereen, naast de exogene elementen die de migratiekeuze verklaren is ook het profiel van de migrant van tel. Tenslotte worden de belangrijkste soorten migratie besproken. Er is veel te doen rond hooggeschoolde of laaggeschoolde migratie of de brain drain. Dit wordt kort behandeld. Verder is de tijdsduur van de migratie belangrijk, blijft men slechts tijdelijk of voor altijd in het gastland? En waarom? Er wordt afgesloten met een korte beschrijving van de problematiek rond illegale migratie Persoonlijke incentives tot arbeidsmigratie Verschillen in opbrengsten van menselijk kapitaal Er bestaan verschillende redenen waarom men ervoor kiest om te migreren. In vroege economische literatuur worden verschillen in opbrengsten van menselijk kapitaal echter als enige verklaring gezien. Men komt tot een beslissing door de verwachte, verdisconteerde toekomstige inkomensstroom in het gastland te vergelijken met de toekomstige stroom van inkomsten in het thuisland, verminderd met de migratiekosten 1. Bij een positief resultaat zal men migreren en vice versa (Sjaastad, 1962). Dit wil dus zeggen dat grotere economische 1 toekomstige inkomsten gastland - toekomstige inkomsten thuisland > migratiekosten 3

15 verschillen (en dus loonsverschillen), leiden tot een grotere migrantenpopulatie (Dustmann, 2000). De migratiekosten bestaan volgens Drinkwater (2003) uit pecuniary costs en non-pecuniary costs. De pecuniary costs zijn de directe kosten van migratie. Een voorbeeld van dergelijke kosten is het verhuizen van bezittingen. De non-pecuniary costs bestaan uit de indirecte of psychische kosten. Dit zijn de kosten die men verbindt aan het verlaten van vrienden, familie en de vertrouwde omgeving. De eerste soort kosten laten zich vooral initieel voelen, terwijl de tweede kunnen blijven duren over de tijd. Hij voegt hieraan ook nog een derde categorie kosten toe, namelijk zoekkosten. Deze kosten hebben te maken met het identificeren en evalueren van jobmogelijkheden. Alle kosten zouden moeten toenemen als de afstand vergroot. Voor de directe kosten is dit meteen duidelijk. De zoekkosten stijgen echter ook, want informatie verzamelen wordt duurder als de jobmogelijkheden verder verwijderd zijn. Natuurlijk stijgen ook de indirecte kosten, aangezien de migranten verder weg zijn van hun vrienden en familie (Drinkwater, 2003) Sociaal beleid in welvaartsstaten Recente verklaringen voor migratie halen de effecten van het beleid in welvaartsstaten aan. Potentiële migranten moeten rekening houden met de mogelijkheid dat ze niet onmiddellijk of geen werk vinden in hun uitverkoren gastland. Dit risico vermindert als het gastland beschikt over sociale zekerheidsvoordelen. Deze vormen in feite een vervangingsinkomen gedurende de periode waarin men werk zoekt (Borjas, 1999b). Veel OECD-landen (waaronder dus ook de West-Europese landen) worden gekenmerkt door genereuze sociale zekerheidssystemen en een hoge belastingsdruk. De gulheid van een welvaartsstaat kan dus een belangrijke rol spelen in de keuze van het gastland. Dit noemt men de welvaartsmagneet (Pedersen et al., 2004) Armoede-effecten Pedersen et al. (2004) bespreken onder andere armoede-effecten. Drie belangrijke determinanten hiervan zijn het BNP per capita, het werkloosheidsniveau en de ongeletterdheid. Emigratie uit lage inkomensklassen is groter bij landen in de lage en middelhoge inkomensgroep dan bij de hoge inkomens-oorsprongslanden. Ze vinden dat een 4

16 hoger inkomen in de oorsprongslanden een temperend effect heeft op migratie. Voor de tweede determinant, werkloosheid, geldt: hoe hoger de werkloosheid in het oorsprongsland, hoe lager de migratiestroom. Dit lijkt contra-intuïtief, maar deze relatie is te wijten aan de hoge kosten die migratie met zich meebrengt. Werklozen kunnen hun vertrek waarschijnlijk minder gemakkelijk financieren. Deze redenering gaat ook op voor ongeletterdheid. Er kan dus gesteld worden dat de migratie toeneemt als de geletterdheid toeneemt en de werkloosheid afneemt. Bijgevolg is er in feite sprake van een tegengesteld effect als de economische groei verhoogt: omdat de migratie enerzijds toeneemt door een stijgende geletterdheid en een dalende werkloosheid, maar anderzijds afneemt door een stijgend inkomen Niet-economische factoren Ook een aantal niet-economische factoren hebben een grote impact op de migratiebeslissing. Liefde, oorlog, geluk, klimaat, taal, aspecten van culturele afstand, zijn daar enkele voorbeelden van (Pedersen et al., 2004). Culturele en taalverschillen kunnen deels tenietgedaan worden door migratienetwerken (Drinkwater, 2003). Massey et al. (1993) definieren migratienetwerken als sets van interpersoonlijke banden die migranten, voormalig migranten en niet-migranten verbinden in oorsprongs- en bestemmingsgebieden door middel van een bloedband, vriendschap of gemeenschappelijke afkomst. Migratienetwerken kunnen op drie manieren de migratiebeslissing beïnvloeden. Ten eerste leveren ze informatie over de arbeidsmarkt in de gastregio. Daarnaast stijgt het nut van een migrant als er meer etnische producten beschikbaar zijn. Tenslotte verwachten migranten hulp van eerdere migranten in het vestigingsproces (Bauer et al., 2000). Het standaardresultaat is echter dat hoe meer buitenlands of verder verwijderd de nieuwe cultuur is, hoe minder kans er is dat een individu zal migreren. Men kan wel stellen dat door de verbeteringen in communicatie, de globalisatie en de dalende transportkosten het afschrikeffect van afstand verminderd is gedurende de laatste decennia (Pedersen et al., 2004) Migratiebeleid van het gastland Een laatste belangrijke factor in de migratiekeuze is het migratiebeleid van het gastland. De ex-post migratiestromen in de laatste decennia zijn een mix van ex-ante migratiekrachten en migratiebeleid. Er dient echter opgemerkt te worden dat het migratiebeleid ook een stimulans kan zijn tot illegale migratie. Deze soort migratie is moeilijk op te nemen bij het meten van 5

17 migratiestromen of migratiestocks (Pedersen et al., 2004). In het laatste deel van dit hoofdstuk wordt hier aandacht aan besteed Profiel van de migrant Schwartz (1973) stelt dat migranten eerder jong zullen zijn omdat zij de grootste potentiële opbrengsten hebben van hun investering in menselijk kapitaal. Ze hebben namelijk een langere periode om de baten te accumuleren en de directe kosten af te betalen. Ook de indirecte kosten worden verwacht lager te zijn, aangezien jonge mensen waarschijnlijk lossere banden hebben met hun gemeenschap. Het is pas naarmate men ouder wordt, dat men meer investeert in vrienden en familie. Uit onderzoek van Drinkwater (2003) blijkt dat vooral jonge, mannelijke vrijgezellen bereid zijn te verhuizen. Dit blijkt ook voor hooggeschoolden en personen die een andere taal spreken. Verder haalt hij aan dat individuen uit landen met een hoge werkloosheid ook meer geneigd zijn tot migratie. Daarnaast vindt hij dat de bereidheid tot verhuizen sterk varieert tussen de verschillende Centraal- en Oost-Europese landen. Globaal bekeken hebben de bewoners van de Centraal- en Oost-Europese landen geen sterk verlangen tot verhuizen. Ze lijken zelfs minder bereid tot migratie dan individuen uit de EU-15. Migranten die net aankomen in het gastland zullen hoogstwaarschijnlijk niet even productief zijn als oorspronkelijke inwoners met een gelijkaardig opleidingsniveau en leeftijd. Dit komt doordat vaardigheden niet zo makkelijk overdraagbaar zijn van de ene economie naar de andere. Het gevolg hiervan is dat de initiële inkomsten van migranten lager zullen liggen dan die van oorspronkelijke bewoners met dezelfde karakteristieken. Na aankomst zullen de migranten investeren in vaardigheden die specifiek gericht zijn op het gastland. Deze investering is duur en men zal slechts investeren tot het punt waarop de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale baten. Enkele voorbeelden van kosten zijn opportuniteitskosten en kosten door het bijwonen van cursussen. Baten zijn de toegenomen productiviteit en menselijk kapitaal. Dit vertaalt zich in hogere lonen voor het toekomstige werk van de migrant (Dustmann, 2000). Er speelt hier ook een tijdsaspect. De baten zijn namelijk lager als de migrant niet lang in het gastland verblijft. Dit is echter niet onoverkomelijk, als de investering in menselijk kapitaal 6

18 (deels) overdraagbaar is naar het thuisland. De migrant zal dan eerder geneigd zijn tot investeren, zelfs bij een kort arbeidscontract. Een voorbeeld van een niet overdraagbare investering is de plaatselijke taal leren, waardoor enkel migranten die van plan zijn om een lange periode of permanent te blijven, hierin zullen investeren (Dustmann, 2003a) Soorten migratie Hooggeschoolde versus laaggeschoolde migratie Onderwijs en vaardigheidsniveau zijn belangrijke determinanten van migratie. Hoger geschoolden zullen vermoedelijk geconfronteerd worden met een grotere waaier aan jobmogelijkheden en de opbrengsten van hun opleiding worden hoger verwacht als ze uit een laag inkomensland komen. Hun studies situeerden zich waarschijnlijk in een school of universiteit buiten hun gemeenschap. Hierdoor kunnen de banden met vrienden en familie al doorgeknipt zijn. Waardoor het gemis aan contact na migratie minder als een kost ervaren wordt. Voor de zoekkosten geldt dat deze lager zullen zijn, aangezien verondersteld wordt dat hoger geschoolden beter in staat zijn om mogelijkheden te zien en van elkaar te onderscheiden (Drinkwater, 2003). Verder is het waarschijnlijk dat vaardigheden verwerven gemakkelijker gaat voor hooggeschoolde migranten door hun grotere leercapaciteit. Bovendien kunnen ze ook een hoger loon verwachten zonder bijkomende investeringen te doen. Extra training veroorzaakt dus hogere opportuniteitskosten, onder de vorm van verloren inkomsten, dan voor lager geschoolde migranten. Het totaaleffect van het initiële vaardigheidsniveau op de investeringsintensiteit is dus ambigu (Dustmann, 2000). Borjas (1999a) stelt dat er slechts kleine verschillen zijn in de opbrengst van vaardigheden tussen de EU en de Centraal- en Oost-Europese landen, waardoor het vaardigheidsniveau voornamelijk zal bepaald worden door de kosten van migratie. Waarschijnlijk beschikken vooral hoger opgeleiden over de financiële middelen om zo n verhuis te bekostigen, waardoor migranten voornamelijk uit het hoger geschoolde type zullen bestaan. 7

19 Voor een buitenlandse firma is het zeer moeilijk om een onderscheid te maken tussen de bekwamen en de niet-bekwamen. Hierdoor is het mogelijk dat een brain drain 2 voordelig is voor het thuisland. Dit wordt uitgelegd aan de hand van figuur 1. Er wordt verondersteld dat vaardigheid uniform verdeeld is tussen Amin en Amax en dat onderwijs private baten heeft die toenemen met de vaardigheid. Dit laatste wordt aangegeven door de rechte with educ. Er is een gegeven, constante kost voor onderwijs, geïllustreerd door de horizontale lijn. Hieruit kan afgeleid worden dat mensen met een vaardigheid tussen A* en Amax het voordelig zullen vinden om te investeren in een opleiding. Vanaf A* overtreffen de verwachte baten immers de private kosten. Stel nu dat migratie mogelijk is voor opgeleiden. De private opbrengst stijgt dan tot de rechte with educ and migrn. Met een kans tot migratie (P) van 0 tot 1, zal het verwachte rendement van onderwijs tussen het binnenlandse rendement en het rendement van emigratie liggen, bijvoorbeeld E(with educ and migrn). In dit geval zullen individuen die zich tussen A** en Amax bevinden investeren in onderwijs. Aangezien een proportie, P, zal emigreren, blijven in de binnenlandse economie (1 - P)(Amax - A**) opgeleide mensen over. Dit aantal kan mogelijkerwijs (Amax - A*) overschrijden, dit is het aantal opgeleiden zonder migratie (Commander et al., 2003). 2 Migratie van hoog opgeleiden uit minder ontwikkelde landen naar de ontwikkelde landen (Commander et al., 2003, blz. 1). 8

20 Figuur 1: Het vooruitzicht op migratie verhoogt het verwachte rendement van onderwijs (Commander et al., 2003, blz. 14) De mogelijkheid tot migratie verhoogt dus de verwachte welvaart van ieder die een opleiding volgt. Het geaggregeerde private inkomen stijgt, alhoewel individuen die er niet in slagen om te emigreren misschien spijt zullen krijgen van hun investering. De mensen die geen onderwijs volgen zullen geen verandering zien in hun private inkomens en welvaart. Globaal gezien zal het bruto private inkomen toenemen als migratie toegelaten is (Commander et al., 2003). Voor het geval dat een land of immigratieorganisatie immigranten perfect kan screenen op vlak van hun vaardigheid, gaat figuur 2 op. Ze zullen enkel immigranten toelaten die tot de top behoren. Stel dat dit gekend is en dat ze M mensen nodig hebben, dan zullen de top M mensen toegelaten worden. Deze bevinden zich tussen A M en Amax. De incentives voor individuen onder A M zijn dezelfde als in de situatie zonder migratie. Het private rendement van onderwijs volgt de dikke zwarte lijn. (Amax - A*) mensen zullen een opleiding volgen, waarvan (A M - A*) mensen blijven. De toename van de totale private inkomsten is groter bij willekeurige selectie van de migranten. Op deze manier geniet hetzelfde aantal migranten van de baten van migratie, terwijl niemand ex-post spijt heeft van zijn beslissing. Het is duidelijk dat perfecte screening onwaarschijnlijk is. Het enige gevolg hiervan is dat het verticale stuk van de dikke private rendementlijn (licht) hellend wordt. Zolang deze lijn de rechte with 9

21 educ snijdt boven A*, zal de mogelijkheid tot migratie geen effect hebben op individuele opleidingsbeslissingen (Commander et al., 2003). Figuur 2: Perfecte screening (Commander et al., 2003, blz. 14) Permanente versus tijdelijke migratie Inleiding Tegenwoordig is ook de duur van de migratieperiode een belangrijke factor geworden. Bij een te korte toegelaten migratieduur (bv. onder contract) kunnen de kosten namelijk hoger liggen dan de baten, waardoor men niet zal migreren (Dustmann, 2000). Migratie kan namelijk tijdelijk of permanent zijn. Tijdelijke migratie kan het gevolg zijn van een persoonlijke, optimaliserende beslissing of van een tijdelijk arbeidscontract. Meestal bekijkt men deze soort van migratie vanuit het standpunt van het gastland: een migrant wordt als tijdelijk beschouwd als hij slechts een bepaalde periode in het gastland verblijft, zelfs al verlaat hij zijn thuisland permanent. Permanente migratie komt voor als de baten van migratie blijvend hoger zijn dan de kosten, dan heeft de migrant geen incentive tot terugkeren (Dustmann, 2000). 10

22 Historisch gezien wordt vooral arbeidsmigratie als tijdelijk beschouwd, door zowel het gastland als de migranten zelf. In de periode werd deze vorm van migratie sterk aangemoedigd. Zwitserland bijvoorbeeld hanteerde een streng beleid dat het immigratieproces en de rechten van de migrant reguleerde. Nieuw uitgegeven werk- en verblijfsvergunningen waren alle tijdelijk en er werd een maximum opgelegd aan het aantal uitgegeven vergunningen per jaar. De meeste andere Europese landen (zoals Frankrijk en Duitsland) namen echter geen actieve maatregelen om te verzekeren dat de migranten effectief zouden terugkeren. Alhoewel steeds meer migranten zich permanent vestigden in deze landen, keerden er toch grote aantallen arbeidsmigranten terug (De Melo et al., 2002) Categorieën tijdelijke migratie Tijdelijke migratie kan onderverdeeld worden in enkele categorieën. Als eerste wordt circulatory migratie aangehaald. Dit betekent dat de migranten zich met regelmaat tussen gast- en thuisland bewegen, zoals het geval is bij seizoensarbeid. Vervolgens is er transient migratie, waarbij de migrant van gastland naar gastland trekt, eventueel zonder naar huis terug te keren. Bij contract migratie verblijft de migrant gedurende een bepaalde periode, bepaald door het contract, in het gastland. Vaak is circulatory migratie is in feite contract migratie. Tenslotte is er return migratie, waar migranten naar hun land van oorsprong terugkeren, uit vrije wil en dit vaak na een lange periode in het buitenland (Dustmann, 2000). Hunt (2004) bespreekt repeat migratie tussen federale staten in West-Duitsland, waarbij meer dan twee derde van de migranten, die al eens verhuisd zijn, bestaan uit migranten die terugkeren naar een plaats waar ze al gewoond hebben. Dit is dus eigenlijk return migratie. Dit is volgens haar een indicatie van het belang van een potentiële bestemming te hebben waar voorheen al investeringen gedaan zijn Redenen om terug te keren naar het thuisland Een migrant kan verschillende redenen hebben om terug te keren naar zijn thuisland. Zo kan bijvoorbeeld de economische situatie in het thuisland zodanig verbeterd zijn dat de loonsverschillen omkeren. Dit is echter zeker geen voldoende verklaring. Return migratie komt ook voor terwijl de lonen in het gastland hoger blijven. De migrant zal ervoor kiezen om terug te keren als de baten van één extra tijdseenheid blijven kleiner zijn dan de kosten ervan. Aangezien het marginale nut van extra welvaart en consumptie dalend is, zullen de marginale 11

23 baten van blijven lager zijn naarmate de migrant al langer in het gastland werkt. Met andere woorden, de baten van migratie nemen langzaam af. Dit veroorzaakt echter ook niet altijd return migratie, want het is altijd voordelig om een hoger loon te verdienen, wat het individueel welvaartsniveau ook is. Er kan verondersteld worden dat consumeren in het thuisland geprefereerd wordt boven consumeren in het gastland. Op deze manier wordt tijd in het buitenland duur, omdat de migrant niet kan consumeren in het thuisland. De kosten van verblijf in het buitenland nemen dus stelselmatig toe, want het leven duurt niet eeuwig. Hieruit blijkt dat de baten van migratie dalen, terwijl de kosten ervan stijgen. Wanneer deze gelijk worden aan elkaar kan er return migratie optreden (Dustmann, 2000). Vanderkamp (1971) suggereert dat een van de belangrijkste redenen voor terugkeer het onderschatten van de psychische kosten is. Deze zijn vaak hoger dan verwacht. Een andere reden voor terugkeer is de hogere koopkracht van het gastland. Men migreert dan slechts tijdelijk om te kunnen profiteren van de hoge lonen in het buitenland en de lagere prijzen thuis. Vervolgens wordt de opbrengst van verzameld menselijk kapitaal aangehaald. Deze opbrengst kan hoger zijn in het thuisland dan in het gastland en zo een terugkeer aanmoedigen. Dit is een belangrijk motief bij studentenmigratie (Dustmann, 2000). McKenzie (2006) haalt dit eveneens aan, immigranten die op jonge leeftijd terugkeren kunnen een groot deel van hun werkend leven in hun thuisland doorbrengen, waarbij ze mogelijks gebruik maken van vaardigheden geleerd in het gastland. Dustmann (2003a) vindt tenslotte dat het hebben van kinderen en bezorgdheid om hun toekomst ook een invloed kan uitoefenen op het terugkeren naar het thuisland. De Coulon en Wolff (2005), onderzoeken waar immigranten zich vestigen na hun pensionering. Ze bespreken de klassieke keuze: blijven of terugkeren. Daarnaast vinden ze een derde optie, die zij de va-et-vient gedoopt hebben. Deze komt erop neer dat de migrant een deel van zijn tijd doorbrengt in het gastland en het resterende deel in zijn thuisland. De belangrijkste redenen hiervoor zijn beide familiegerelateerd, namelijk: het terugkeren om de kinderen te zien en het feit dat ze familie in beide landen hebben. Uit hun studie blijkt echter wel dat Oost-Europeanen verkiezen om in het gastland te blijven Legale versus illegale migratie In dit deel wordt kort ingepikt op het fenomeen van illegale migratie. Illegale migratie levert bijna de helft van alle nieuwkomers in ontwikkelde economieën (IOM, 2003). Een groot deel 12

24 van de illegale migranten maakt bovendien gebruik van de dure diensten van mensensmokkelaars en mensenhandelaars 34. Het is noodzakelijk om een lijn te trekken tussen deze twee groepen mensen. In 2000 stelden de Verenigde Naties een internationale definitie vast voor beide begrippen. Tamura (2005) verwoordt het op volgende manier: een mensensmokkelaar is iemand die een illegale grensoversteek mogelijk maakt, zonder zijn klanten uit te buiten in de periode na de smokkel; een mensenhandelaar voorziet in dezelfde dienst maar exploiteert zijn klanten wel na hen succesvol over de grens gehaald te hebben. In UN 2000, artikel 3(a) wordt verder ook nog exploitatie gedefinieerd: Exploitation shall include, at a minimum, the exploitation of the prostitution of others or other forms of sexual exploitation, forced labour or services, slavery or practices similar to slavery, servitude or the removal of organs. Studies wijzen uit dat illegale migratie steeds belangrijker wordt (Salt en Stein, 1997). Dit is toe te schrijven aan de hoge kosten van migratie. De kosten van migratie moeten op voorhand worden betaald, maar vele potentiële migranten hebben daar niet genoeg cash geld voor. Dus wenden ze zich tot welgestelde tussenpersonen die hun de benodigde gelden bezorgen. Tegen een prijs weliswaar. Over het algemeen beschikt een migrant niet over voldoende onderpand om deze lening aan te kunnen gaan. Het enige bezit dat ze hebben is hun werkkracht. Ze verbinden zich er dan ook toe om, na aankomst in het land van hun keuze, enkel en alleen voor de tussenpersoon te werken, tot hun schuld is terugbetaald. Deze migranten genieten geen bescherming door een arbeidswetgeving. Hun schuldeisers kunnen er dus dwangmatig voor zorgen dat ze zich aan hun contract houden. In de legale sector is dit moeilijker, omdat de migranten enige bescherming krijgen van het rechtssysteem in het land. Migranten kunnen hun schuld dus proberen te ontlopen door naar het legale systeem over te gaan. Daar zijn echter wel kosten aan verbonden: door de verhoogde zichtbaarheid ten opzichte van wetshandhavingdiensten verhoogt het risico op deportatie naar hun land van oorsprong (Friebel en Guriev, 2004). 3 Smokkelaars = smugglers; handelaars : traffickers 4 Er moet worden opgemerkt dat mensensmokkel/handel niet noodzakelijk gepaard gaat met illegale migratie. Een voorbeeldje: uit Nederlandse gegevens blijkt dat de migratie van sommige asielzoekers geregeld wordt door mensenhandelaars (Koser, 1996) 13

25 Belangrijke exogene factoren zijn demografische karakteristieken, nationaliteit en land van oorsprong, geografische locatie en persoonlijke omstandigheden (Salt en Stein, 1997). Verder kunnen economische redenen een aanleiding zijn omdat Westerse landen immers een droombeeld weerspiegelen van landen waar snel en gemakkelijk veel geld te verdienen valt (IOM, 1996). Daarnaast kan een belangrijk motief voor vrouwen ook zijn dat ze uitgesloten worden van de formele en gereguleerde arbeidsmarkt, wat gepaard kan gaan met slechte economische omstandigheden in het thuisland. Vervolgens worden nog gewapende conflicten en oorlog aangegeven, alsook politieke redenen. Een aanvullende incentive is het hebben van verwanten in het buitenland. Als laatste wordt de honger naar avontuur en het nastreven van irrationele doelen vermeld (Klinchenko et al., 1999; Juhász, 1999). Volgens Salt (2000) zijn de meeste gevoerde onderzoeken over de karakteristieken van gesmokkelde en verhandelde migranten uitgevoerd met kleine, niet-representatieve steekproeven. De nadruk ligt vaak op leeftijd en geslacht en er is weinig te vinden over hun socio-economische status en andere aspecten van het thuisland. In verband met de nationaliteit is er niet veel concrete informatie beschikbaar, alhoewel er naast Centraal- en Oost-Europeanen, ook steeds meer Aziaten, Afrikanen en migranten uit het Midden-Oosten Europa binnenkomen (IOM, 2000). Er is met andere woorden een brede waaier aan oorsprongsnationaliteiten. Voor verhandelde vrouwen geldt dat, sinds eind de jaren tachtig, de trend zich heeft verlegd van Zuid-Amerika, Afrika en het Verre Oosten naar Centraal- en Oost-Europese landen (Europol, 1999). Qua leeftijd en geslacht wordt aangetoond door Meese et al. (1998) dat er meer vrouwen dan mannen naar België, Nederland en Duitsland, uit Polen en Hongarije, worden gebracht. Algemeen gezien zijn deze vrouwen jonge twintigers. Voor scholing geldt dat migranten die kiezen om zich te laten helpen bij hun migratie zeker niet alle laaggeschoold zijn, zelfs mensen van universitair niveau wagen zich eraan (Salt en Stein, 1997). Tenslotte nog een laatste opmerking. Er moet vermeld worden dat het eigenlijk niet zo eenvoudig is om een onderscheid te maken tussen wat legaal en niet legaal is. Bijvoorbeeld, een legaal bedrijf, zoals een vliegtuigmaatschappij, kan onwetend iemand vervoeren met valse papieren. De diensten van legale ondernemingen en adviesbureaus voor migratie kunnen door zowel legale als illegale migranten gebruikt worden (Salt en Stein, 1997). 14

26 Hoofdstuk 2: Macro-economische analyse van de voor- en nadelen van arbeidsmigratie 2.1. Inleiding Een benadering van de wereldwijde macro-economische voordelen van arbeidsmigratie kan simpelweg gegeven worden door de inkomenswinsten van nieuwe migranten te berekenen. Dit reflecteert de meerwaarde voor de globale economie. Het benadert namelijk de stijging in de globale productiviteit, gerelateerd aan het beschikbaar stellen van meer en verbeterd kapitaal en technologie aan migranten (World Bank, 2006a). Uit een ruwe berekening van de World Bank blijkt dat de stijging in het brutolooninkomen 772 miljard dollar zal bedragen in Rekening houdend met corrigerende factoren, zoals bijvoorbeeld prijsverschillen tussen hoge-inkomenslanden en lage-inkomenslanden en andere gevolgen van migratie, bijvoorbeeld op prijzen, vallen de globale winsten terug tot 356 miljard dollar. Dit is een toename van 0.6 procent van het wereldwijde inkomen. De voordelen hiervan komen vooral ten goede van ontwikkelingslanden. Het geaggregeerde groeipercentage bedraagt 1,8% voor deze landen, terwijl de winst voor de ontwikkelde landen slechts 0,4% is (World Bank, 2006a, blz. 31). Het effect van migratie kan evenwel ook grafisch voorgesteld worden. Dit gebeurt in figuur 3. Veronderstel een economie met twee landen, A en I, waarbij land A het oorsprongsland is en land I het gastland. Werkgelegenheid in land A (L A ), meet men van rechts naar links; in land I (L I ), van links naar rechts. De twee rechtes, MPL A en MPL I, meten de marginale productiviteit van arbeid in beide landen, beide als een dalende functie van hun werkgelegenheidsniveau. Zonder migratie ligt het evenwicht in punt B. Als er wel migratie voorkomt ligt het in punt D, met BD werknemers die van land A naar land I gemigreerd zijn. Het is makkelijk te zien dat diegene die achterblijven in het thuisland een welvaartsverlies lijden. De baten qua arbeidsinkomen (NEPQ) worden tenietgedaan door de verliezen in inkomsten van kapitaal (FEPQ). Het netto verlies is gelijk aan FEN. Daarentegen geniet het gastland een netto welvaartswinst (HGE). De winst in kapitaalinkomsten (ILEH) is namelijk 15

27 groter dan de daling in het arbeidsinkomen (ILGH). De migranten zelf zijn beter af, anders waren ze natuurlijk niet verhuisd. Het is belangrijk dat de voordelen voor migranten (FGEN) de verliezen van de achterblijvers meer dan compenseren. Migranten kunnen dus de verliezers vergoeden en zelf nog steeds beter af zijn. Deze vergoeding is niet slechts een theoretische mogelijkheid. Bij migratie vinden zulke transfers wel degelijk plaats, in de vorm van inkomenstransfers (Faini, 2002). Figuur 3: De welvaartsimpact van internationale migratie (Faini, 2002, blz. 21) Dolado et al. (1993) halen echter aan dat migratietrends een negatief groei-effect hebben in de ontvangende landen, tenzij de migranten een gelijkaardig of een hoger kapitaal per capita hebben dan de inwoners van het gastland. Het omgekeerde geldt voor de zendende regio s. Op basis hiervan stellen ze dat migratie een krachtige factor is naar inkomensconvergentie tussen kapitaalrijke en kapitaalarme landen. In termen van een Solow-Swan-model, kan stabiele immigratie inderdaad aanleiding geven tot snellere bevolkingsgroei. Dit resulteert op 16

28 zijn beurt in een daling van het steady state niveau van per capita inkomen in het bestemmingsland en in een minder snelle groei gedurende de transitie naar de nieuwe steady state. Het Solow-model lijkt dus een heel andere voorspelling te maken dan wat figuur 3 suggereert, namelijk tragere inkomensgroei in het gastland en snellere inkomensgroei in het thuisland. Als men echter veronderstelt dat migranten weinig of geen kapitaal bezitten dan is de tegenstelling van de baan. Migranten zijn dus relatief armer, waardoor het gemiddelde inkomen zakt in het gastland en stijgt in het thuisland. Desondanks zijn de oorspronkelijke bewoners in het gastland beter af, terwijl diegene die achterblijven in het thuisland slechter af zijn (Faini, 2002). Als men de gigantische inkomenskloof tussen rijke en arme landen bekijkt, zien de meeste economisten en beleidsvoerders in ontwikkelingslanden grote voordelen in meer internationale arbeidsmobiliteit. Winters (2003) schat dat de wereldwelvaart met meer dan 150 miljard dollar per jaar zou toenemen als ontwikkelde landen hun quota s voor internationale tijdelijke werknemers tot 3 procent van de beroepsbevolking zouden verhogen. In dit hoofdstuk wordt dus de nadruk gelegd op enkele macro-economische effecten en gevolgen van arbeidsmigratie. Als eerste worden de inkomenstransfers besproken, vervolgens de fiscale elementen die spelen bij arbeidsmigratie. Ten derde worden de effecten op lonen en werk aangehaald. Er wordt afgesloten met een discussie over de brain drain Inkomenstransfers Een gekend gevolg van migratie zijn inkomenstransfers 5 naar het land van oorsprong (inkomensoverdracht). Deze zijn significant ten opzichte van het BNP in veel Europese en Centraal Aziatische landen. In 2004 bedroegen de officieel waargenomen inkomenstransfers naar deze landen meer dan 19 miljard dollar, 8 procent van het wereldtotaal (World Bank, 2006b, blz.6). 5 Definitie: monetaire fondsen gestuurd door individuen die in het buitenland werken naar ontvangers in het land waar ze vandaan komen (Banaian en Roberts, 2004, blz. 3). 17

29 Inkomenstransfers gebeuren zowel langs formele als langs informele wegen. Uit enquêtes afgenomen van huishoudens blijkt het wijdverspreide gebruik van informele inkomenstransferkanalen. Deze kanalen bestaan omwille van de hoge inkomenstransferkosten en de aanwezigheid van een dubbel wisselmarktsysteem. Als er geen kostenvoordeel zou zijn, zou er namelijk geen incentive zijn voor het gebruik van informele kanalen. Deze stromen zijn vanzelfsprekend moeilijk te vatten in officiële statistieken. Dat wil zeker niet zeggen dat deze stromen onbelangrijk zijn. Integendeel, ze voegen waarschijnlijk een substantieel aandeel toe aan de transfers verzonden via de officiële kanalen (World Bank, 2006a). De informele kanalen nemen verschillende vormen aan. Inkomenstransfers kunnen naar families gebracht worden door de arbeidsmigrant zelf, tijdens bezoeken of bij terugkeer van tijdelijk werk in het buitenland. Of ze worden teruggebracht door andere familieleden of vrienden. Er kunnen zelfs schaaleconomieën tot stand komen als één persoon inkomenstransfers voor verschillende families tegelijk meebrengt. Dit is waarschijnlijk als migranten gegroepeerd zijn in netwerken in het gastland (Banaian en Roberts, 2004). De grootte van de stromen via de informele sector is zeer moeilijk te kwantificeren, maar lijkt toch omvangrijk te zijn (Banaian en Roberts, 2004 en World Bank, 2006a). Dit is af te leiden uit het feit dat voor bepaalde landen de waargenomen stromen verdubbeld, verdrievoudigd of zelfs verviervoudigd zijn tussen 2001 en Dit reflecteert waarschijnlijk een verschuiving van de informele naar de formele sector, volgend op de verstrakte regulatieve maatregelen sinds 11 september 2001 (World Bank, 2006a). De verschillende effecten en eigenschappen die (formele) inkomenstransfers hebben worden in dit onderdeel behandeld Eigenschappen van inkomenstransfers: het oorsprongsland Inkomenstransfers worden beïnvloed door de economische cyclus van het oorsprongsland. Een opgaande conjunctuurfase in het oorsprongsland doet het verdiende inkomen door migranten toenemen. Deze voorspoed trekt ook nieuwe migranten aan, op zoek naar hogere inkomens. Zelfs in een economische neergang is het mogelijk dat inkomenstransfers stabiel blijven, aangezien de ontwikkelde oorsprongslanden vaak fiscale systemen met automatische 18

30 stabilisatoren hebben die enige inkomensbescherming kunnen leveren voor migrantenwerknemers gedurende een conjunctuurneergang (Ratha, 2003) Eigenschappen van inkomenstransfers: het ontvangstland Inkomenstransfers zijn stabiel en mogelijk contracyclisch ten opzichte van de economische cyclus in het ontvangstland. Terwijl kapitaalstromen de neiging hebben te stijgen tijdens goede economische tijden en te dalen tijdens slechte, lijken inkomenstransfers minder sterk te reageren. Ze vertonen een opmerkelijke stabiliteit over de tijd, zelfs ten opzichte van de stabielere componenten van kapitaalstromen (BDI en officiële stromen) (Ratha, 2003). In moeilijke tijden, wanneer de economie van het ontvangstland lijdt door een neergang in activiteit of door macro-economische schokken veroorzaakt door een financiële crisis, kunnen de inkomenstransfers zelfs toenemen. Migranten sturen immers meer geld op om vrienden en familie uit de nood te helpen. Zo helpen de transfers om de consumptie op een constant peil te houden en dragen ze bij tot de stabiliteit van de ontvangstlanden (Buch et al., 2002). Er moet opgemerkt worden dat de visie op stabiliteit van inkomenstransfers niet vrij is van kritiek. Neyapti (2004) heeft aangetoond dat de inkomensstroom uit ontwikkelde landen wel degelijk stabieler is dan buitenlandse directe investeringen. Dit geldt echter niet voor minder ontwikkelde landen. Dit zou komen door de frequente verschuivingen in economische omstandigheden in het ontvangstland. Hierdoor komt een van de voordelen van inkomenstransfers op de helling te staan, namelijk dat ze een meer betrouwbare bron van vreemde valuta vormen Effect op de kredietwaardigheid Door een constante stroom te genereren van deviezeninkomsten, kunnen inkomenstransfers de kredietwaardigheid van een land verbeteren voor buitenlandse leningen. Bovendien kunnen ze hun toegang tot kapitaal vergroten en de ontleningkosten verlagen door middel van innovatieve financieringssystemen, zoals securitisatie 6. Het grote voordeel van inkomenstransfers ten opzichte van kapitaalstromen is dat ze geen rente en schuldaflossingen of andere verplichtingen veroorzaken. Het belang van inkomenstransfers als bron van vreemde valuta neemt toe. Dit kan afgeleid worden uit het feit dat de groei ervan de groei de 6 Door de relatieve stabiliteit gebruiken onluikende markteconomieën inkomenstransfers als onderpand, tegen welke ze ontlenen op de internationale kapitaalmarkten, maar tegen substantieel betere voorwaarden dan ze anders zouden kunnen (Ratha, 2003). 19

31 van private kapitaalstromen en deze van de officiële ontwikkelingshulp overtreft, zoals blijkt uit tabel 1 (World Bank, 2006a en World Bank, 2006b). Voor ontwikkelingslanden vinden Buch et al. (2002, blz. 13) dat de inkomenstransfers, de private en de officiële kapitaalstromen met respectievelijk 470 procent, 238 procent en 102 procent groeiden Inkomenstransfers Buitenlandse directe investeringen Private schuld en portfolio equity Officiële ontwikkelingshulp Tabel 1: Groei van waargenomen inkomenstransfers en andere financiële indicatoren, in miljard dollar (World Bank, 2006a, blz. 88) In veel gevallen is export de voornaamste bron van vreemde valuta. De ratio van totale inkomenstransfers op de export van goederen en diensten kan dus een goede benadering vormen van het belang van de getransfereerde stromen voor de deviezeninkomsten van een land. Zoals te zien op figuur 4 is het van de EU-8 vooral Hongarije dat een behoorlijk deel vreemde deviezen verkrijgt via inkomensoverdracht (World Bank, 2006b). 20

32 Figuur 4: Inkomenstransfers als aandeel van export in 2003 (in procent) (World Bank, 2006b, blz. 63) Monetair effect Grote en langdurige inkomenstransfers kunnen een appreciatie van de munt veroorzaken en op die manier de productie van kostengevoelige internationaal verhandelbare goederen aantasten (World Bank, 2006a). Op deze wijze zijn inkomenstransfers analoog aan toenames in private of publieke kapitaalstromen. Echter, een deel van de getransfereerde inkomensstroom zal terugvloeien via import, vooral als de binnenlandse productie niet in staat is om voldoende uit te breiden (Banaian en Roberts, 2004). Empirisch bewijs van de negatieve effecten van grote instromen van vreemde valuta op vlak van handel en groei is beperkt. Het is echter wel plausibel dat er zulke effecten bestaan en dat ze significant zijn voor kleine economieën met zeer hoge inkomenstransfers. Door de stabiliteit en de persistentie van de transfers is het goed mogelijk dat de gevolgen ervan minder ernstig zijn dan in het geval van inkomsten van natuurlijke rijkdommen (IMF, 2005). De Dutch 21

33 disease 7 -effecten van inkomenstransfers zijn van minimaal belang, op voorwaarde dat de inkomenstransfers gradueel groeien over een lange periode (World Bank, 2006a). Hierdoor is het reële wisselkoersniveau, bereikt door verstandig beleid, houdbaar (IMF, 2005) Effect op de economische groei Het bewijs van een effect van inkomenstransfers op de langetermijngroei blijft niet overtuigend. Inkomenstransfers zouden een positieve invloed op groei kunnen hebben, in de mate dat ze onderwijs en gezondheid financieren en investeringen verhogen. Het is mogelijk dat ze kredietbeperkingen verlichten en ondernemersactiviteit aansporen (Woodruff en Zenteno, 2001). Chami et al. (2005) vinden echter dat er een negatieve correlatie bestaat tussen inkomenstransfers en de groei in het thuisland. Migranten sturen geld op uit altruïsme, wat dus betekent dat ze meer zullen sturen in slechte tijden. In hun model dienen inkomenstransfers dus als compensatie en zijn ze contracyclisch. Ze gedragen zich anders dan andere kapitaalstromen, zoals buitenlandse directe investeringen die winstgedreven zijn en wel een positieve correlatie vertonen met groei. Uit de resultaten van Buch et al. (2002) blijkt dan weer dat inkomenstransfers positief gerelateerd zijn aan economische groei. Ze beschermen de achtergebleven familie en kunnen gezien worden als additionele geldmiddelen die de kapitaalvoorraad kunnen vergroten. Banaian en Roberts (2004) stellen dat, in de mate dat inkomenstransfers de druk op centrale banken om hun munt te verdedigen verlichten, men ervan kan uitgaan dat de impact op groei positief zal zijn. Er zijn namelijk lagere interestniveaus mogelijk en hogere kapitaalvorming. Faini (2002) vindt ook dat de impact van inkomenstransfers op groei positief is. Hij argumenteert dat inkomenstransfers kapitaalmarktimperfecties teniet doen en migrantenhuishoudens toelaten om productieve activa te accumuleren. In de mate dat ze consumptie verhogen, kunnen ze de per capita inkomensniveaus verhogen en de armoede en inkomensongelijkheid reduceren, zelfs als ze niet onmiddellijk een impact hebben op de groei. 7 Dutch disease = Hollandse ziekte: Door het ontdekken van een natuurlijke rijkdom stijgt de waarde van de munt van dat land, waardoor de geproduceerde goederen minder competitief worden in vergelijking met andere landen. De import neemt toe en export daalt. De term ontstond in Nederland na het ontdekken van het Noordzeegas (Investorwords, Glossary). 22

34 Aan de andere kant kan een grote uitstroom van werknemers, en in het bijzonder goed opgeleide werknemers, de groei in arbeidszendende landen ondermijnen. Chami et al. (2005) stellen dat inkomenstransfers de groei zouden kunnen vertragen door de werkinspanningen van transferontvangers te verminderen. Dit gaat echter niet op als er zich een grote pool van werklozen in het bewuste land bevindt. Een recente studie over de impact van inkomenstransfers op groei over een lange periode ( ) voor 101 ontwikkelingslanden vond geen significante link tussen de transfers en de per capita outputgroei. Er werd tevens geen verband gevonden met andere variabelen zoals onderwijs of de investeringsquote (IMF, 2005). De onbeslistheid van deze studie is wellicht te wijten aan metingmoeilijkheden, omdat er een wederzijds causaliteitsprobleem is. Inkomenstransfers beïnvloeden namelijk de groei, net zoals groei de inkomenstransfers beïnvloedt. Daarnaast is het moeilijk om de effecten van inkomenstransfers na te gaan op menselijke kapitaalvorming, omdat dit meestal een proces van zeer lange duur is. Verder is het mogelijk dat inkomenstransfers meer effect hebben in een omgeving met een goed beleid. Op financieel vlak wordt dit weerspiegeld in een studie van Giuliano en Ruiz-Arranz (2005). Zij tonen aan dat in economieën met een onderontwikkeld financieel systeem, inkomenstransfers kredietbeperkingen verlichten en als substituut dienen voor financiële ontwikkeling. Hierdoor verbetert de allocatie van kapitaal en versnelt economische groei Effect op armoede en ongelijkheid De inkomenstransfers dragen direct bij tot het verminderen van de armoede door het inkomen van de ontvanger te verhogen. Ze hebben echter ook een indirecte invloed op de armoede door hun effect op de groei, de inflatie, de wisselkoers en de toegang tot kapitaal (World Bank, 2006a). Een studie van Adams en Page (2005) verbindt de nationale armoedeniveaus met het gemiddelde inkomen en de Ginicoëfficiënt voor ongelijkheid voor 71 ontwikkelingslanden. Hierin vindt men dat een stijging van 10 procent in de per capita officiële inkomenstransferstromen leidt tot een daling van 3,5 procent van de mensen die in armoede leven. Er is ook groeiend bewijs dat internationale inkomenstransfers het voorkomen en de ernst van armoede in verschillende lage-inkomenslanden verminderd hebben (World Bank, 2006a). Voor Guatemala bijvoorbeeld hadden inkomenstransfers slechts een beperkte rol in het verminderen van het aantal armen, maar ze verminderden wel significant de diepte en de ernst van armoede (Adams, 2004a). 23

35 Het bewijs van hun impact op ongelijkheid echter is niet zo duidelijk (Ratha 2003). In sommige gevallen gaan de transfers disproportioneel naar de rijkere huishoudens en vergroten zo de inkomensverschillen. In andere daarentegen worden vooral de armere mensen er beter van, waardoor de verschillen inkrimpen. Sommige studies tonen aan dat inkomenstransfers van nieuwe migranten de ongelijkheid kunnen verhogen op korte termijn, maar dat het effect op lange termijn klein is. Dit wordt verklaard door de liquiditeit geleverd voor kapitaalaccumulatie of door trickle-down effecten op de arbeidsmarkt (Taylor en Wyatt, 1996). Deze verschillen in bevindingen zijn waarschijnlijk afkomstig van de variëteit in geografische en historische omstandigheden, zoals de afstand van hoge-inkomenslanden en het bestaan van migratienetwerken (World Bank, 2006a). Jones (1998) argumenteert verder dat de impact van migratie op ongelijkheid zal veranderen over de tijd, omdat migratie volgens hem door verschillende fasen gaat. De eerste hiervan is de innovator -fase, waar alleen de meest ambitieuze en avontuurlijke leden van rijkere families migreren. Vervolgens is er de early adopter -fase, waarbij migratie de verschillen in inkomensverdeling al afgezwakt heeft en een grote groep families bereikt. Tot slot volgt de late adopter -fase, waarbij de gemeenschap zich opsplitst in een welgesteldere migrantenklasse en een nietmigrantenklasse Effect op het arbeidsaanbod Een sleutelvraag in verband met de inkomenstransfers is of ze het arbeidsaanbod van gezinsleden die niet migreren aantasten. Inkomenstransfers kunnen namelijk een negatief effect hebben op het arbeidsaanbod van de thuisblijvende gezinsleden, als ze een deel van het geld gebruiken voor vrije tijd (Chami et al., 2005). Dit inkomenseffect is niet zorgwekkend, het weerspiegelt enkel een deel van de welvaartswinst door inkomenstransfers. Er is echter ook een substitutie-effect waarbij de inkomensoverdracht de rendement van het aanbieden van arbeid verandert. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de migrant zijn geldstroom afstemt op een laag inkomen, en zo dus relatief veel geld opstuurt. De globale welvaartswinst zal hierdoor afnemen doordat de huishoudelijke arbeidsbeslissingen verstoord worden. Beide effecten zijn evenwel moeilijk van elkaar te onderscheiden (World Bank, 2006a). Inkomenstransfers kunnen echter ook het arbeidsaanbod reduceren door familieleden toe te staan onderwijs te volgen. Het spreekt voor zich dat deze gevolgen zeer verschillende implicaties hebben voor groei en ontwikkeling. Het empirische bewijs voorhanden suggereert dat het ontvangen van inkomenstransfers de werkinspanning van volwassen gezinsleden 24

36 verlaagt. Verder wordt er aangehaald dat inkomenstransfers een belangrijke rol spelen bij het blijven naar school gaan van kinderen. Ze helpen bij het financieren van de accumulatie van menselijk kapitaal. Er is dus sprake van een negatief effect op het arbeidsaanbod van oudere familieleden buiten de schoolleeftijd, maar ook van een positieve invloed op het schoolgaan van kinderen. Voor de meeste Centraal en Oost-Europese landen, waar kinderarbeid geen belangrijk onderwerp lijkt, zullen inkomenstransfers eerder de kwaliteit van het onderwijs verbeteren dan de kwantiteit (Banaian en Roberts, 2004) Fiscale elementen die spelen bij arbeidsmigratie De standaardaanpak in de internationale literatuur om de fiscale impact van immigratie na te gaan bestaat uit het combineren van een demografisch profiel van de bevolking voor en na een immigratiestroom met de kost per capita voor het voorzien in overheidsconsumptie en inkomensoverdrachten. Belastingsinkomsten worden op gelijkaardige wijze geschat, gebaseerd op de inkomens- en de consumptiepatronen van de verschillende demografische groepen. Door de vergelijking van de kosten en inkomsten op overheidsvlak bekomt men dan de fiscale impact (Poot en Cochrane, 2004). Hieronder worden de verschillende fiscale elementen die spelen bij arbeidsmigratie behandeld. Als eerste de directe en indirecte fiscale impact van migratie, vervolgens de netto impact. Er wordt afgesloten met een evaluatie van het effect van migratie op de pensioensproblematiek Directe en indirecte fiscale impact van migratie Economische activiteit, voornamelijk tewerkstelling en inkomen, is een sleutelfactor achter de directe fiscale impact van individuen. Die bepaalt namelijk de hoeveelheid belastingen die zij betalen en de publieke voordelen en diensten die zij ontvangen. Een logisch gevolg hiervan is dat diegenen die economisch actief zijn, en vooral personen met een hoger inkomen, waarschijnlijk een netto fiscale contributie zullen leveren. Uiteraard door meer belastingen en sociale lasten te betalen dan dat zij consumeren op vlak van publieke voorzieningen en voordelen. Dit betekent een transfer van rijkdom van migranten naar de oorspronkelijke bewoners van het gastland. Een omgekeerde transfer is dus ook mogelijk in de omgekeerde 25

37 situatie. Immigranten met een laag inkomen ontvangen dan publieke steun die groter is dan hun bijdrage eraan (Gott en Johnston, 2002). De directe impact is natuurlijk slechts een enkel aspect van de bijdrage die migranten leveren. Een indirecte fiscale impact bestaat ook. Migranten brengen omvangrijke economische voordelen met zich mee. Onder andere door hun vaardigheden en ervaring, door nieuwe bedrijven te stichten en nieuwe jobs te creëren. Dit heeft effect op het productieniveau, de productiviteit en de economische groei, zodat zelfs als er geen directe netto fiscaal voordeel is van migranten, ze toch fiscale winsten kunnen genereren. Vandaar dat migratie ook verdere fiscale effecten teweeg brengt, door gelijk welke toename in BNP en het inkomen van de bestaande bevolking (Gott en Johnston, 2002) Netto fiscale impact van migratie Het bewijs dat immigranten een fiscale last zouden vormen voor de bestemmingslanden is gemengd. De literatuur suggereert zelfs dat de fiscale impact van immigratie eerder positief is. Gott en Johnston (2002) en Sriskandarajah et al. (2005) schatten dat immigranten een positieve bijdrage leverden aan de overheidsfinanciën in het Verenigd Koninkrijk. Gott en Johnston (2002) merken echter op dat migranten een heterogene groep vormen, sommigen doen het economisch beter dan anderen. Er bestaan dus wel degelijk migranten die een negatief fiscaal effect genereren op individueel vlak. Gustafsson en Österberg (2001) vinden dat nieuwe immigranten in Zweden eerst een netto fiscale kost genereren, maar dat dit na een paar jaar verandert in een positieve bijdrage. Voor het bepalen van de fiscale impact is ook het vaardigheidsniveau, de mate van onderwijs en het leeftijdsprofiel van de immigranten van belang. Voor Duitsland vinden Bonin et al. (2000) dat de netto fiscale bijdrage significant kan zijn als de overheid zou selecteren op vaardigheidsniveau. Rowthorn (2004) berekent dat hoger opgeleide migranten meer opbrengen dan lager geschoolden, in de Verenigde Staten. Deze laatste kosten gemiddeld meer dan de belastingen die ze betalen. Smith en Edmonston (1997) trokken al eerder een dergelijke conclusie. Zij vonden dat immigranten met een lagere opleiding dan secundair onderwijs een fiscale last bleven, ook gedurende de volgende generaties. Geschoolde migranten daarentegen betalen meer belasting dan wat ze ontvangen onder de vorm van sociale zekerheid van de staat. Borjas (1994) beweert dat, zelfs in het geval van ongeschoolde immigrante, de fiscale kosten 26

38 (als die er zijn), beperkt blijven tot de eerste generatie. Hij gelooft dat de volgende generatie migranten meer verdient en bijdraagt tot belastingen dan de overeenkomstige generatie van de oorspronkelijke bevolking. Poot en Cochrane (2004) stellen dat de voornaamste oorzaak van een positieve netto impact van migranten op fiscaal vlak het leeftijdsprofiel van de migranten is. Deze zijn meestal relatief jong, en vaak ook vrijgezel. Ze beschouwen verder de sterke link tussen leeftijd en de voornaamste takken qua overheidsuitgaven, dit zijn gezondheid en onderwijs. Hierdoor stellen ze vast dat immigratie de neiging heeft om de uitgaven op onderwijsvlak te verhogen en die op gezondheidsvlak te verlagen. Netto resulteert dit in een daling in de totale uitgaven. Lilley (2005) haalt eveneens aan dat migranten meestal op actieve leeftijd zijn en dus meer waarschijnlijk dan de gemeenschap als geheel een netto bijdrage zullen leveren. Door veroudering en pensionering worden ze uiteindelijk netto ontvangers stelt hij. Sriskandarajah et al. (2005) weerleggen dit laatste. Zij beweren dat veel immigranten, en voornamelijk deze van nieuwe EU-lidstaten, waarschijnlijk maar tijdelijk migreren en werken in het gastland (hier het Verenigd Koninkrijk). Ze werken om hun studies thuis te financieren of om geld te verdienen om hun families te onderhouden en keren later terug. Uit figuur 5 en 6 voor het Verenigd Koninkrijk kunnen we afleiden dat, in termen van belastingopbrengst, de bevolking geboren in het buitenland een relatief hogere contributiegraad heeft vergeleken met diegenen geboren in het Verenigd Koninkrijk. Omdat ze een hoger gemiddeld inkomen hebben dan de oorspronkelijke bevolking en disproportioneel gesitueerd zijn aan de bovenste sport van de inkomensladder (figuur 4), betalen immigranten proportioneel hogere belastingsbedragen. Dit is het gevolg van het progressieve karakter van het belastingssysteem. Op figuur 6 ziet men dat het aandeel van immigranten in de inkomensbelasting hoger is dan hun aandeel in de bevolking (inclusief en exclusief hun afhankelijke kinderen die in het Verenigd Koninkrijk geboren zijn) en hun aandeel in inkomen. Maar nog belangrijker is dat, alhoewel er nu meer immigranten zijn dan vroeger, ze nog steeds een groter aandeel inkomensbelasting blijven betalen dan hun aandeel in de bevolking (Sriskandarajah et al., 2005). 27

39 Figuur 5: Verdeling van bruto wekelijkse inkomsten uit hoofdberoep, (Sriskandarajah et al., 2005, blz. 8) Figuur 6: Aandeel van migranten in bevolking, inkomen en inkomensbelastingopbrengsten (Sriskandarajah et al., 2005, blz. 8) Hierbij moeten enkele opmerkingen gemaakt worden over de moeilijkheden waarmee onderzoekers geconfronteerd worden bij het berekenen van de netto fiscale kost van immigratie. Ten eerste hangen de berekeningen sterk af van de gebruikte methodologie (welke uitgaven en inkomsten zijn opgenomen, welke publieke diensten als pure publieke goederen aanzien worden en of ofwel huishoudens ofwel individuen beschouwd worden). Ten tweede houden statistische berekeningen geen rekening met de leeftijdsstructuur. Het is 28

40 logisch dat een migrant ouder dan 60 jaar eerder geld zal kosten aan de maatschappij dan zijn 25-jarige kleinzoon (World Bank, 2006a). Uit studies die migranten over de tijd volgen blijkt dat zij en hun nakomelingen meer neigen bij te dragen op vlak van belastingsinkomsten, dan dat zij krijgen qua uitgaven. De grootteordes zijn nagenoeg wel klein (OECD, 1997). Fiscale kosten verminderen uiteraard als migrantenwerknemers niet lang genoeg in het land blijven om recht te hebben op sociale zekerheid. Sommige beleidsmakers stellen daarom voor om meer gebruik te maken van tijdelijke ongeschoolde werknemers. De handhaving van zo n draaideur -beleid kan echter zeer moeilijk zijn (Mattoo en Carzaniga, 2003) Fiscale impact van migratie op de pensioensproblematiek in de ontwikkelde landen Een fiscaal aspect van migratie waar tegenwoordig veel aandacht aan wordt besteed zijn de gevolgen voor de pensioenen gefinancierd door de overheid. Voor hier verder op ingegaan wordt, wordt eerst een stukje demografie behandeld, dat de oorzaak aantoont van de verhoogde aandacht voor pensioenen Demografie in de ontwikkelde landen De veroudering van de bevolking heeft een negatieve impact op het nationale budget, omdat ouderen netto ontvangers zijn van het belastingtransfersysteem. Dit bedreigt de levensvatbaarheid van het pay-as-you-go 8 gefinancierde sociale zekerheidssysteem. Daarenboven daalt de vruchtbaarheidsgraad, waardoor de proportie van netto belastingbetalers afneemt over de populatie. Hierdoor wordt een afname in de groei en op termijn zelfs een negatieve groei van de actieve bevolking voorzien in de ontwikkelde landen. Op zijn beurt heeft dit tot gevolg dat de vraag naar internationale migranten zal toenemen (Collado et al., 2004). In Europa wordt de grootste hoeveelheid arbeidskrachten verwacht rond (ongeveer 195 miljoen). De verwachte daling die daarna volgt gaat gepaard met een stijging in de afhankelijkheidsratio 9. Als we vooral focussen op het aantal ouderen per werknemer, blijkt dat tegenwoordig elke 100 Europese werknemers 36 ouderen onderhouden. Tegen 2025 zal dat aantal opgelopen zijn tot 52 ouderen. In de 8 Pay-as-you-go = direct gefinancierd door de participanten. In dit geval is dit de werkende bevolking (OECD, Glossary). 9 De ratio niet-werkenden op werkenden. 29

41 ontwikkelingslanden daarentegen wordt verwacht dat het werknemersaantal sterk zal toenemen. Tegen 2025 wordt de hoeveelheid geschat op bijna 1 miljard. Bijgevolg zal de afhankelijkheidsratio daar afnemen (World Bank, 2006a, blz ) Gevolgen van migratie Er zijn drie belangrijke redenen waarom immigratie de negatieve effecten van een verouderende bevolking zou kunnen afzwakken. Ten eerste verhoogt een netto instroom van migranten de totale populatie in het gastland. Ten tweede heeft immigratie een onmiddellijke impact op de beroepsbevolking omdat gemiddeld gezien immigranten jonger zijn dan de oorspronkelijke bevolking (Collado et al., 2004). Ball en Rendall (2004) geven een goed voorbeeld in figuur 7 en 8 voor het Verenigd Koninkrijk. Vergeleken met de bevolking geboren in het Verenigd Koninkrijk toont de piramide van de overzees geborenen een groot aandeel van twintigers, dertigers en veertigers. Daartegenover staan kleine aandelen van personen jonger dan 16 en ouder dan 70. Immigranten zijn dus sterk geconcentreerd in de werkende bevolking. Tenslotte kunnen immigranten een hogere vruchtbaarheidsgraad hebben dan autochtonen (Collado et al., 2004). Immigratie kan dus een antwoord bieden op de stijgende afhankelijkheidsratio s van de ontwikkelde landen. Het verzachtende effect dat migratie kan hebben op de fiscale last, veroorzaakt door een verouderende bevolking, hangt af van de netto betalingen aan de publieke sector die een migrant realiseert na vestiging (Bonin et al., 2000 en Collado et al., 2004). Er zijn echter ook enkele tegenargumenten. Ten eerste, de toename van migratie die noodzakelijk is om een merkbaar effect te hebben op de afhankelijkheidsratio zou zeer groot moeten zijn. Stel dat de actieve bevolking toeneemt met 3 procent door migratie. Hiervoor is een toename van arbeidsmigranten met 50 procent noodzakelijk en dan nog valt de dependentieratio met maar 3 procent terug. Een tweede tegenargument bestaat uit het feit dat immigranten zelf ook ouder worden (World Bank, 2006a, blz ). Er kan dus besloten worden dat over een langere periode de immigratie enerzijds resulteert in een verjonging, maar anderzijds ook in een veroudering van de bevolking in het bestemmingsland 30

42 Figuur 7: Verdeling naar leeftijd en geslacht van de overzees geboren bevolking wonende in Engeland en Wales, 2001, in procent Figuur 8: Verdeling naar leeftijd en geslacht van de in het Verenigd Koninkrijk geboren bevolking wonende in Engeland en Wales, 2001, in procent (Ball en Rendall, 2004, blz. 20) 31

43 Bonin et al. (2000) en Collado et al. (2004) tonen aan dat een toename in migratie een significante bijdrage kan leveren tot de pensioensfinanciering in respectievelijk Duitsland en Spanje en dus zo de fiscale last op toekomstige autochtonen verlicht. Bonin et al. (2000, blz. 16) berekenen dat zonder immigratie de intergenerationele herverdeling sterk versterkt. Zo zullen toekomstige pasgeborenen een netto belasting van $ moeten betalen. Het basisniveau van migratie in hun studie blijkt aantrekkelijk te zijn voor toekomstige autochtonen, want daaruit volgt een belastingsreductie van $ per capita. Het positieve effect van dit niveau van migratie is robuust, alhoewel het absolute belastingsvoordeel gevoelig is ten opzichte van variaties in onderliggende groei- en interestniveaus. Figuur 9: Actuele waarde van netto fiscale bijdrage van immigrantencohorten (in duizenden dollar, groeivoet 1,5%, discontovoet 5%) (Bonin et al., 2000, blz. 15) Figuur 9 geeft de netto bijdragen tot de publieke sector in Duitsland weer. Jonge immigranten blijken een negatieve bijdrage te leveren. De uitgaven van de overheid die aan hen gespendeerd worden overschrijden hun eerder lage netto belastingsbijdragen na hun vestiging in Duitsland. Vanaf de leeftijd van twaalf jaar echter beginnen de netto belastingsbijdragen de additionele overheidsuitgaven te overstijgen. Netto bijdragen tot de publieke sector bereiken een maximum van $ voor 30-jarige immigranten en blijven positief voor alle immigranten die zich vestigen voor de leeftijd van 46. Oudere immigranten betekenen een 32

44 fiscale last voor de publieke sector, niet omwille van additionele uitgaven 10, maar wel omwille van de hoge transfers die ze ontvangen. In het beschouwde basisjaar van de studie, 1996, bevinden immigranten zich voornamelijk in de leeftijdsgroepen met een positieve nettobijdrage. Als hetzelfde leeftijdspatroon zich handhaaft in de toekomst, kan men verwachten dat de impact van immigratie voordelig zal zijn voor het overheidsbudget van Duitsland (Bonin et al., 2000, blz ). Het is verleidelijk om te suggereren dat immigratie een alternatieve beleidsvorm is ten opzichte van hogere besparingen of belastingen in verouderende samenlevingen. Immigratie kan, zoals hierboven blijkt, de bevolkingsveroudering vertragen. Het effect is echter klein, zelfs bij een grote instroom. Als de vruchtbaarheid van immigranten gelijk is aan of over de tijd convergeert naar die van de oorspronkelijke bevolking, kan de veroudering van de bevolking niet tegengehouden worden. Immigratie kan zelfs verslavend zijn. Hiermee wordt bedoeld dat, tenzij er een stabiele instroom van arbeidsmigranten gehandhaafd wordt, de fiscale impact van veroudering alleen maar erger zal worden als de cohorten van de laatste migratiegolf zelf de pensioenleeftijd bereiken (Poot en Cochrane, 2004). Bovendien moet gesteld worden dat de positieve fiscale bijdrage van immigratie significant vermindert als de assimilatie van mogelijke migranten traag is (Bonin et al., 2000) Lonen en werkgelegenheid Effect van arbeidsmigratie op de lonen van het gastland Er wordt verwacht dat het effect van immigratie op de lonen negatief zal zijn, omdat een toename in het arbeidsaanbod normaalgezien het gevolg heeft dat er een negatieve druk ontstaat op de lonen of op de werkgelegenheid in een competitieve arbeidsmarkt. Borjas et al. (1997) vonden dat de stijging van 21 procent in het aantal ongeschoolde migrantenarbeiders in de Verenigde Staten van 1975 tot 1995, het loon van ongeschoolde lokale werknemers tot 5 procent verminderde. Dit is een niet te verwaarlozen getal rekening houdend met het feit dat de lonen zouden moeten gestegen zijn over deze periode. In een recentere studie van dezelfde onderzoeker echter, wordt aangehaald dat de gemeten impact van immigratie op het loon van autochtone werknemers sterk fluctueert van studie tot studie (en soms zelfs binnen eenzelfde 10 Deze zijn zelfs lager. 33

45 studie), maar dat die zich lijkt te concentreren rond nul (Borjas, 2003). Dit resultaat roept nogal wat vraagtekens op vanuit het perspectief van de standaard neoklassieke economische analyse. Daar zou immers bij een positieve aanbodsschok in een gesloten arbeidsmarkt de prijs van arbeid moeten afnemen. Zijn resultaten werden echter wel bevestigd in een metaanalyse uitgevoerd door Longhi et al. (2005), die 18 studies omvatte. Zij berekenden dat, als immigranten als proportie van de beroepsbevolking met één procent zouden toenemen, de lonen gemiddeld met iets meer dan 0.1 procent zouden afnemen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat zo n toename voor de meeste landen een belangrijke verandering zou betekenen. De meeste cross-sectionele studies vinden eveneens dat immigranten een eerder kleine, vaak verwaarloosbare, maar soms zelfs een positieve impact hebben op de lonen of werkgelegenheid van de oorspronkelijke inwoners van een land. Dit soort studies relateert de loonsverschillen over lokale arbeidsmarkten aan het aandeel immigranten in elke markt. Dit kan echter problemen geven als immigranten zich aangetrokken voelen tot hoge loongebieden, wat zeer waarschijnlijk is. Het wordt dan namelijk moeilijk om de exogene impact van migranten op lonen te isoleren (World Bank, 2006a). Studies van plotse, politiek gedreven stromen van migranten slagen er ook niet in om een significant effect te vinden op lonen van de oorspronkelijke inwoners of de tewerkstelling. Dit kan verklaard worden door het feit dat de inwoners ervoor kiezen om te verhuizen bij zo n plotse instroom van migranten (World Bank, 2006a). Ratha (2003) haalt aan dat lokale werknemers vrijwillig kunnen kiezen om te verhuizen. Dit kan dan gezien worden als lagere tewerkstelling in hun originele regio. Het is echter moeilijk om deze daling in tewerkstellingsniveau aan immigratie toe te schrijven. Door dit probleem werd het gebruik van paneldata gestimuleerd. Deze kunnen het gecombineerde effect van tijd en crosssectionele effecten waarnemen (Poot en Cochrane, 2004 en World Bank, 2006a). Als er een effect is op de lonen, zal dit effect groter zijn voor vroegere immigranten dan voor de oorspronkelijke bewoners. Dit stemt overeen met de theoretische verwachtingen, want recente en vroegere immigranten zijn uiteraard betere substituten op de arbeidsmarkt dan recente immigranten en oorspronkelijke bewoners. Over het algemeen stuurt de graad van substitueerbaarheid of complementariteit, tussen groepen migranten en oorspronkelijke 34

46 bewoners met bepaalde vaardigheden, de grootte van het effect op de lonen (Poot en Cochrane, 2004). Er kan dus afgeleid worden dat hooggeschoolde migranten voor een grotere neerwaartse druk op de lonen van de inheemse bewoners zorgen omdat ze betere substituten zijn ten opzichte van de gemiddelde oorspronkelijke bewoner dan ten opzichte van de gemiddelde migrant, die laag geschoold is. In de meeste studies voor Europa en de Verenigde Staten blijkt echter dat de typische migrant veel lager geschoold is dan de typische oorspronkelijke bewoner. Als men bovenstaande redenering omdraait komt men tot de volgende conclusie: de gemiddelde migrant heeft een positieve invloed op de lonen van de hooggeschoolde autochtone werknemers omdat ze complementair zijn in productie, in plaats van een substituut (Poot en Cochrane, 2004). Empirisch onderzoek door Hartog en Zorlu (2002) wijst echter uit dat, voor Nederland, bovenstaande redeneringen niet altijd opgaan. Immigranten uit Westerse landen, waarbij ook Oost-Europa gerekend wordt, blijken vooral hooggeschoolde werknemers te zijn die werken in internationaal georiënteerde bedrijven 11. Deze hebben een klein negatief effect op de lonen van de laaggeschoolden. Dit is opmerkelijk aangezien van deze immigranten verwacht kan worden dat ze voornamelijk concurreren met hooggeschoolde Nederlandse werknemers. Ze concluderen ook dat het effect van etnische minderheden op de lonen van autochtone Nederlandse werknemers zeer klein is. Daartegenover staat dat het effect op de lonen van etnische minderheden relatief groot is, wat suggereert dat zowel substitutie als complementariteit tussen de verschillende etnische minderheden sterker is dan tussen Nederlanders en etnische minderheden. Globaal gezien is de meest opvallende bevinding het zeer kleine loonseffect van migranten, getest voor zowel Nederland, Noorwegen als het Verenigd Koninkrijk 12. Gross (2002) concludeert voor Frankrijk eveneens dat vooral laaggeschoolde niet-eu-werknemers complementair zijn met de lokale arbeid. Hij stelt dat, om de arbeidscreatie die voortkomt uit complementariteit te exploiteren, het raadzaam is om bij migranten een gebalanceerde verdeling qua vaardigheid en afkomst te behouden 11 Deze vormen wel een minderheid, in Nederland domineren laaggeschoolde gastarbeiders (Hartog en Zorlu 2002). 12 Voor het Verenigd Koninkrijk waren de coëfficiënten niet significant, dat blijkt het gevolg te zijn van de gebruikte data. 35

47 Er kan gesteld worden dat ongeschoolde immigranten relatief goede substituten zijn voor laaggeschoolde werkende inwoners. Vele van deze immigranten hebben echter zeer beperkte taalvaardigheden en een zodanig beperkte opleiding gekregen dat ze in feite geen concurrentie vormen voor de laaggeschoolde werkende inwoners, maar eerder werk verrichten dat de inwoners niet willen doen. In de bestemmingslanden zijn de inwoners namelijk stelselmatig meer opgeleid sinds de jaren 80, waardoor bepaalde jobs niet meer ingevuld geraken. Er wordt dus wel degelijk een vraag gecreëerd naar arbeidsmigranten (World Bank, 2006a) Effect van arbeidsmigratie op de werkgelegenheid van het gastland Waar lonen relatief inflexibel zijn, zoals in Europa, zal een instroom van migranten waarschijnlijk eerder een effect hebben op de werkgelegenheidsniveaus dan op de lonen. Angrist en Kugler (2002) vinden dat de toegenomen migratie in Europa samengaat met een significante daling in de werkgelegenheid van de inwoners, specifiek voor laaggeschoolden. Hiertegenover staan Chapman en Cobb-Clark (1999) die stellen dat een toename in immigratie op korte termijn de kansen van werkloze autochtonen op werk net verhoogt. Deze bevinding is precies het tegenovergestelde van wat gepromoot wordt in populistische discussies. Het blijkt dat migratie met als enige doel de arbeidskansen van een werkloze autochtoon te verhogen, zijn doel sneller zal bereiken als het slecht gaat op de arbeidsmarkt.. In dit opzicht kan immigratie dienen als een automatische stabilisator voor autochtone werkloosheid. Dit schept twijfel over het populistische gevoel dat immigratie moet tegengehouden worden in recessies omdat immigranten jobs stelen van autochtonen. Bovenstaande redenering moet echter met een korreltje zout genomen worden omdat het hier slechts over een korte-termijn analyse gaat (Chapman en Cobb-Clark, 1999). Hunt (1992, blz. 569) vindt dat een stijging van een procent in het aandeel van immigranten op de Franse arbeidsmarkt het werkloosheidsniveau met 0,2 procent heeft doen stijgen. Dustmann et al. (2003c) menen dat immigratie weinig invloed heeft op de werkgelegenheid in het Verenigd Koninkrijk, zelfs als men rekening houdt met de laaggeschoolden. Poot en Cochrane (2004) tonen aan dat immigratie de werkloosheid van de inwoners vermindert op lange termijn. Dit effect wordt vermoedelijk veroorzaakt door de verhoogde consumptievraag van de immigranten. Het resultaat hiervan is een verhoogde vraag naar arbeid. Gross (2002) maakt eveneens een onderscheid tussen een lange-termijn- en een korte-termijneffect van immigratie. Hij maakt gebruik van Franse data van midden de jaren 70 tot midden de jaren 90 en vindt dat migrantenwerknemers en hun families de werkloosheidsgraad permanent 36

48 verlagen op lange termijn. Het effect blijkt evenwel zeer klein te zijn. Op korte termijn echter, veroorzaakt de aankomst van immigranten een lichte stijging in de werkloosheid. Het impacteffect is gelijkaardig aan de invloed van een toename van de binnenlandse participatiegraad. Men mag echter niet vergeten dat immigratie ook positieve effecten kan hebben. Ten eerste kunnen migrantenwerknemers de arbeidstekorten oplossen in veel sectoren waar oorspronkelijke inwoners niet willen werken en waar er geen alternatieven zijn voor menselijke arbeid, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg. Ten tweede hebben migrantenwerknemers, meer dan lokale werknemers, de neiging om in te spelen op arbeidsmarktomstandigheden. Hierdoor kan migratie helpen om rigiditeiten op de arbeidsmarkt te verzachten en productiviteit te verbeteren. Vervolgens mogen multiplicatoreffecten die gegenereerd worden door de uitgaven van migranten in het gastland niet onderschat worden (Ratha, 2003). Deze uitgaven, uit vroegere besparingen, veroorzaken immers een stijging in de vraag naar arbeid en creëren werkaanbiedingen (Chapman en Cobb- Clark, 1999). Ten laatste is de concurrentie die minder geschoolde werknemers ondervinden van migrantenarbeiders gelijkaardig aan de uitdaging die de import van arbeidsintensieve goederen van ontwikkelingslanden biedt (Ratha, 2003) Brain drain Definitie en evolutie Een belangrijke kwestie voor ontwikkelingslanden die reeds vele decennia behoorlijk wat aandacht krijgt is de brain drain of de emigratie van beter opgeleide, vaardige werknemers naar rijkere landen en de gevolgen ervan (Docquier en Rapoport, 2004). De emigratie van hooggeschoolden is toegenomen sinds de jaren 70. Docquier and Marfouk (2004) vinden dat het aantal migranten dat verblijft in OECD-landen gestegen is met 50 procent tussen 1990 en 2000, waarbij de toename in geschoolde migranten 2,5 groter was dan die van ongeschoolde migranten. 37

49 Beine et al. (2001) splitsen het effect op. Ze beschouwen een braineffect, daarmee bedoelen ze het feit dat migratie investeringen in onderwijs stimuleert. Het heeft tevens een groter verwacht rendement als de economie open staat voor migratie. Daarnaast beschouwen ze een draineffect, dat ongetwijfeld een schadelijke werking heeft, te wijten aan het vertrek van sommige, zo niet alle, geschoolde agenten. De totale impact hangt uiteraard af van welk effect domineert. Landen die de internationale mobiliteit van hun hoogopgeleide onderdanen beperken, met het argument dat hun opleiding grotendeels publiek gefinancierd is, kunnen dus geconfronteerd worden met omgekeerde effecten en het lange-termijn niveau van hun voorraad aan menselijk kapitaal zien dalen. Dit suggereert dat rijke landen zichzelf niet noodzakelijk moeten zien als free riders ten opzichte van de onderwijsinspanningen van arme landen. Docquier en Rapoport (2004) halen in dit kader aan dat wanneer onderwijs deels publiek gefinancierd is door middel van onderwijssubsidies, de waarschijnlijkheid van een voordelige brain drain hoger is dan in een puur privaat gefinancierd onderwijssysteem. De voornaamste conclusie van hun uitgebreide studie blijkt te zijn dat voor gelijk welk ontwikkelingsland, het optimale migratieniveau van zijn hoger opgeleide bevolking met grote waarschijnlijkheid positief zal zijn. Oost-Europese landen lijken echter relatief lage brain drain niveaus te hebben Oorzaken en gevolgen Sinds 1990 zijn de voornaamste oorzaken van de brain drain sterker geworden door een combinatie van veranderingen aan de aanbodzijde 13 die bijdragen tot zelfselectie bij migranten en door een selectief immigratiebeleid aan de vraagzijde. Dit resulteert in een substantiële uitstroom van menselijk kapitaal voor vele ontwikkelingslanden (Docquier en Rapoport, 2004). De effecten van dit soort migratie hangen af van de grootte en economische omstandigheden in het oorsprongsland. In sommige gevallen is er een negatieve impact op de levensstandaard van de achtergeblevenen en op de groei. Dit is te wijten aan verschillende factoren. Ten eerste kan het totale rendement van onderwijs groter zijn dan het private rendement. Hooggeschoolde werknemers kunnen productiever zijn bij het samenwerken met gelijkaardige werknemers en ze kunnen helpen bij de opleiding van andere werknemers. Ten tweede kan de productiviteit van bedrijven toenemen met hun grootte. Als grote bedrijven netwerken van professionelen met gespecialiseerde vaardigheden nodig hebben, dan zal de 13 Zoals bijvoorbeeld technologische vooruitgang, die gericht is op hoge vaardigheden (Docquier en Rapoport, 2004). 38

50 globale productiviteit groter zijn bij veel professionelen. Vervolgens kan de emigratie van hooggeschoolden een fiscale kost veroorzaken. In veel ontwikkelingslanden is onderwijs zwaar gesubsidieerd. Als de opgeleiden dus permanent vertrekken komt dat neer op een verlies van fiscale inkomsten. Tenslotte zal deze emigratie de prijs van diensten die technische vaardigheden vereisen verhogen. Het is moeilijk om hetzelfde niveau van dienstverlening te voorzien met lager opgeleide mensen (World Bank, 2006a). Er moet gesteld worden dat er ook positieve gevolgen zijn van emigratie van hooggeschoolden. Hieronder vallen de hogere inkomenstransfers en de hogere lonen. Bovendien is het mogelijk dat die emigratie slechts een kleine impact heeft, als het moeilijk is voor hooggeschoolden om productieve tewerkstelling te vinden in hun eigen land. Maar zelfs als ze productief tewerkgesteld zijn en emigreren kan dit ten goede komen van de ontwikkeling van hun land. De mogelijkheid tot emigratie verhoogt immers het rendement van een opleiding, waardoor meer mensen onderwijs zullen volgen met zicht op migratie. Niet alle opgeleide mensen zullen echter migreren (World Bank, 2006a). Als de toename in menselijk kapitaal van diegenen die blijven groter is dan het verlies van diegenen die vertrekken, dan stijgt het menselijk kapitaal van de maatschappij (cfr. supra blz. 8-10). De mogelijkheid tot migreren leidt tot het fenomeen brain gain. Een netto brain gain leidt tot een verhoging in de welvaart en groei (Beine et al., 2001 en Docquier en Rapoport, 2004) Kritiek op de brain gain theorie De brain gain theorie is echter niet vrij van kritiek. Een recente overzichtspaper stelt dat, volgens de meeste bestaande studies, het onwaarschijnlijk is dat inkomenstransfers, return migratie of andere manieren waardoor hooggeschoolde migranten effect blijven hebben op de economie van hun thuisland significant genoeg zijn om de zendende landen te compenseren voor de verliezen die ze lijden door de brain drain (Docquier en Rapoport, 2004). Ze erkennen dat migratie dus niet altijd permanent is en sommige emigranten terugkeren en investeren in de economie, in het buitenland geleerde vaardigheden terugbrengen en mogelijkerwijs handelsnetwerken creëren tussen gast- en thuisland. De resultaten van hun onderzoek bevestigen echter dat de verliezen aan arbeidsaanbod niet gecompenseerd worden door een stijging in de inkomenstransfers of andere bovenstaande positieve externaliteiten. Faini (2002) haalt aan dat de empirische bewijzen van de positieve effecten op het oorsprongsland op zijn best beperkt zijn. Zelfs de theoretische voorspellingen zijn volgens hem niet ondubbelzinnig. Als eerste stelt hij dat hoogopgeleide migranten mogelijk lossere banden 39

51 hebben met hun thuisland en zo meer geneigd kunnen zijn om hun familie over te brengen naar het gastland. Op die manier zal er eerder minder inkomen getransfereerd worden dan meer. Ten tweede zullen eventuele migranten misschien proberen om hun kansen tot toelating in het gastland te verhogen door daar hun hogere studies te vervolmaken. De meest getalenteerden hebben zo een incentive om reeds zeer vroeg in hun schoolcarrière te migreren, waardoor het gemiddelde inschrijvingsniveau in het onderwijssysteem van het thuisland afneemt. Dit staat haaks op de brain gain theorie, omdat een hogere waarschijnlijkheid voor hooggeschoolden om te migreren gepaard kan gaan met een afname in de onderwijsprestaties in het thuisland. Deze stellingen worden bevestigd door empirische testen. Schiff (2005) is ook verre van overtuigd dat er een brain gain bestaat. Hij vindt dat de impact van de brain drain op welvaart en groei waarschijnlijk significant kleiner zal zijn en de waarschijnlijkheid van een negatieve impact op welvaart en groei significant groter zal zijn dan wat gesteld wordt in de pro-brain gain literatuur. Dit is te wijten aan het feit dat de brain gain kleiner is dan wat in de literatuur gesteld wordt en omdat verschillende negatieve neveneffecten van de brain gain op menselijk kapitaal, welvaart en groei niet in rekening gebracht werden. 14 Zijn analyse van de dynamische aspecten van de brain drain en brain gain toont dat het steady state-niveau gekarakteriseerd wordt door een brain gain die kleiner is dan de brain drain, met andere woorden, door een netto brain loss. Het opmerkelijke aan dit resultaat is het feit dat de analyse gebaseerd is op dezelfde veronderstellingen over de brain gain als deze die gelden in de pro-brain gain literatuur. 14 Een stijging in de uitgaven voor onderwijs en een verlaging qua inkomensbelasting door de brain drain/gain kan bijvoorbeeld resulteren in een vermindering in publieke uitgaven voor bijvoorbeeld gezondheid. Deze daling kan desastreuze effecten hebben op de gezondheid van de bevolking en kan de voorraad aan menselijk kapitaal doen afnemen. Een hoogopgeleide bevolking die niet kan werken door ziekte zal waarschijnlijk niet echt productief zijn (Schiff, 2005). 40

52 Kritiek op de brain gain theorie: grafisch Figuur 10: Brain gain (Schiff, 2005, blz. 35) Figuur 10 toont een algemene statische partiele evenwichtssituatie met de brain drain (BD), de brain gain (BG) en de netto brain gain (NBG = BG - BD), als functies van de waarschijnlijkheid van geschoolde migratie p 15. De brain drain is getekend als een 45 -lijn vanuit nul bij p = 0 tot p = 1 (dit is de gehele geschoolde actieve bevolking). De brain gain BG = 0 voor p = 0 en p = 1, en positief voor 0 < p < 1. Op de figuur zijn 2 alternatieve brain gain curves te zien, namelijk BG 1 en BG 2. BG 1 is het type brain drain dat verondersteld wordt in de pro-brain gain literatuur, waarbij de netto brain gain NBG 1 positief is voor p < p1 en 15 p = het aandeel van de brain drain in de geschoolde actieve bevolking. 41

53 negatief voor p > p1. Dus een brain drain resulteert in een netto toename in onderwijs bij een lage migratiewaarschijnlijkheid 16. Schiff (2005) argumenteert echter dat de eigenlijke brain drain dichter bij BG 2 ligt dan bij BG 1 (of gelijk is aan BG2) met een negatieve netto brain gain (NBG 2 < 0) of een netto brain loss voor gelijk welke p > 0. Opmerkelijk is dat NBG negatief is voor grote waarden van p, onafhankelijk van het feit of BG gelijk is aan BG 1 of BG 2. Dat schijnt het enige resultaat te zijn waarbij de pro-brain gain literatuur en zijn onderzoek het eens zijn. 16 Dit is een kleine brain drain relatief ten opzichte van de geschoolde actieve bevolking. 42

54 Hoofdstuk 3: Arbeidsmigratieverwachtingen gebaseerd op de Duitse Eenmaking en de uitbreiding naar Zuid-Europa 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt getracht inzicht te brengen in de geschatte migratiestromen ten gevolge van de uitbreiding naar het Oosten van Eerst wordt de Duitse Eenmaking en zijn gevolgen voor migratie behandeld, omdat deze gebeurtenis vele gelijkenissen vertoont met de recente uitbreiding. Vervolgens wordt hetzelfde gedaan voor de uitbreiding naar het Zuiden. Deze uitbreiding bespreken is belangrijk omdat vele studies hun migratieschattingen voor de uitbreiding van 2004 gebaseerd hebben op de uitbreiding naar het Zuiden. Er wordt afgesloten met een overzicht van de geschatte stromen De Duitse Eenmaking Een korte analyse van de arbeidsmigratie-effecten na de Duitse Eenmaking van oktober 1990 kan duidelijkheid verschaffen omtrent de gevolgen van de uitbreiding naar het Oosten van Overeenkomsten tussen de Duitse eenmaking en de uitbreiding naar het Oosten Deze vergelijking is gerechtvaardigd aangezien de economische gelijkenissen tussen de Duitse eenmaking en de uitbreiding naar het Oosten zeer treffend zijn. In beide gevallen geldt dat een grote en goed functionerende economie vergroot wordt door de toevoeging van een arme en onderontwikkelde economie. Zelfs de relatieve grootte van de uitbreidingen is gelijkaardig. De Duitse Eenmaking vergrootte de markteconomie met 26 procent, terwijl de Oost-Europese uitbreiding de EU-bevolking met 28 procent heeft doen toenemen, van 375 tot 480 miljoen inwoners (Sinn, 2000, blz. 300). 43

55 Oorzaken van migratie Loonsverschillen Oost-West Op 1 juli 1990 werd de West-Duitse mark (DM) reeds geïntroduceerd in Oost-Duitsland volgens een één op één verhouding (Schulz, 2000). Met de argumenten dat lonen sowieso gelijk zouden worden in de toekomst en dat maatregelen genomen moesten worden om massa-emigratie te vermijden ondersteunden Duitse politici een beleid van kunstmatige aanpassing van de Oost-Duitse lonen. Hoewel deze lonen in 1989 slechts 7 procent van de Westerse lonen bedroegen, waren ze volledig gelijkgesteld tegen In 2000 lijken de Oost-Duitse lonen gestabiliseerd op 74 procent van de West-Duitse (Sinn, 2000, blz ). De onderliggende reden voor dit hoge-lonen beleid ligt in het feit dat de onderhandelaars alle voordeel hadden bij hoge lonen. De onderhandelingen over de Oost- Duitse lonen werden gevoerd tussen West-Duitse ondernemers en Oost-Duitse werknemers met hun West-Duitse vakbondadviseurs. Omdat de privatisering nog maar net op gang kwam in Oost-Duitsland, waren er geen Oost-Duitse ondernemers die hun voorkeur voor lage lonen konden uitdrukken (Sinn, 2000). Het introduceren van het Oosten in de DM-zone verhinderde de creatie van een pool van goedkope hoogopgeleide werknemers in het Oosten, wat naar de wens was van de West-Duitse vakbonden (Schulz, 2000). Dit beleid had echter een ongewenst effect op vlak van migratie. Massale ontslagen 17 veroorzaakten een incentive voor migratie naar het Westen, waar jobs voor geschoolde Oost-Duitse werknemers gemakkelijk beschikbaar waren (Sinn, 2000) Transfers Oost-West Omdat de West-Duitse regering deze migratie vreesde, besloot ze gigantische sommen publiek geld in Oost-Duitsland te pompen. Dit geld werd voornamelijk gebruikt voor sociale doeleinden, wat tot resultaat had dat er een zeer genereuze welvaartsstaat ontstond in Oost- Duitsland. Deze sociale steun kan bekeken worden als een thuisblijfpremie, een subsidie om niet naar het Westen te migreren (Sinn, 2000). Verder verkreeg Oost-Duitsland door de 17 De Oost-Duitse export naar voormalige Comeconlanden viel met meer dan 75 procent terug, terwijl de West-Duitse ondernemingen hun export naar die landen met 23 procent zagen toenemen. Deze bevoordeling van West-Duitse bedrijven leidde naar een ongeëvenaard niveau van deïndustrialisering van Oost-Duitsland. Dit resulteerde in zeer hoge werkloosheidsniveaus voor de Oost-Duitse werkende bevolking (Schulz, 2000, blz. 43). 44

56 Eenmaking onder andere een goed functionerend juridisch systeem, een ordelijk privatiseringsproces en infrastructuurinvesteringen. Deze werden allemaal gefinancierd door transfers uit West-Duitsland. Het foute beleid van Duitsland heeft zeer hoge kosten met zich meegebracht. Deze blijven daarenboven nog steeds bestaan, aangezien de jaarlijkse kapitaalstroom naar het Oosten een blijvend karakter vertoont (Merkl en Snower, 2006) Werkloosheidsverschil Oost-West Uit Akerlof et al. (1991) blijkt dat de echte oorzaak van migratie eerder het gebrek aan werk in Oost-Duitsland was dan het loonsverschil tussen de twee landsdelen. Hogere lonen zouden meer migratie veroorzaken door de werkloosheid te verhogen, in plaats van migratie te verminderen doordat de loonkloof verkleinde Gerealiseerde migratie naar West-Duitsland De hoge Oost-Duitse werkloosheid gecombineerd met een groot loonsverschil tussen Oost en West veroorzaakte sterke incentives voor migratie. Bijna alle arbeidsmigratie vond plaats kort voor en in de twee jaar na de Eenmaking (Sinn, 2000). Tabel 2 illustreert dit. Hier worden de maandelijkse migratiestromen tussen Oost- en West-Duitsland getoond sinds oktober 1989 tot midden Een groot deel van de instroom naar het Westen vond plaats eind 1989 en begin 1990, vooraleer Oost-Duitsers wisten dat er een Eenmaking zou zijn. Vele migranten profiteerden van wat zij zagen als een buitenkans, waarvan ze niet wisten hoelang die zou blijven bestaan. Toen het duidelijk werd dat de migratieoptie permanent was, vielen de stromen terug tot lagere niveaus. De jaarlijkse migratiestromen gedurende 1989 en 1990 bedroegen tot twee procent van de Oost-Duitse bevolking (Akerlof et al., 1991). 45

57 Oosterse schattingen (a) Westerse schattingen (b) Maand Uitstroom in 1989 Instroom in 1989 Uitstroom in 1990 Instroom in 1990 Instroom in 1989 Instroom in 1990 januari,,,,,, februari,,,,,, maart,,,,,, april,,,,,, mei,,,,,, juni,,,,,, juli,,,,,, ,,, augustus,,,,,, ,,, september,,,,,, ,,, oktober ,,,,,, ,,, november ,,,,,, ,,, december ,,,,,, 4.221,,, (a) Oosterse uitstroomcijfers geven het aantal individuen uit Oost-Duitsland die kennis gaven van hun vertrek naar het Westen. Oosterse instroomcijfers zijn het aantal individuen die kennis gaven van hun aankomst in West-Duitsland. (b) Westerse stromen zijn het aantal individuen van Oost-Duitsland die zich registreerden bij aankomst in West-Duitsland. Sinds de muntunie in juli 1990 werd de migratie door West- Duitsland behandeld als interne migratie. Tabel 2: Migratie tussen Oost- en West-Duitsland, (Akerlof et al., 1991, blz. 45) Gevolgen van migratie Gevolgen voor Oost-Duitsland Figuur 11 (Sinn, 2000) toont hoe het migratie- en werkgelegenheidspad (B en A respectievelijk) van Oost-Duitsland eruitziet sinds de Eenmaking. De horizontale as geeft het loonniveau in West-Duitsland weer, de verticale de lange-termijn tewerkstelling in Oost- Duitsland. De linkercurve toont dan de ontwikkeling van effectieve werkgelegenheid als percentage van de potentiële werkgelegenheid, gecorrigeerd voor demografische veranderingen. Elk punt op de curve verbindt de effectieve voltijdse tewerkstelling in Oost- Duitsland met het Oost-Duitse loonniveau, dat gemeten wordt als percentage van het West- Duitse loon. De rechtercurve meet, bekeken van de rechteras tot de linker, dat deel van de 46

58 werkende bevolking dat verhuisd is naar West-Duitsland. Elk punt op de curve verbindt het aantal geëmigreerde werknemers met de thuisblijfpremie die men als werkloze in Oost- Duitsland ontvangt. Men stelt de thuisblijfpremie gelijk aan een werkloosheidsvoordeel, dat equivalent is aan 63 procent van het Oost-Duitse loonniveau. De horizontale afstand tussen twee punten meet het effectieve werkloosheidsniveau in Oost-Duitsland in een bepaald jaar. Dit niveau is veel hoger dan het officiële werkloosheidsniveau, omdat het rekening houdt met verborgen werkloosheid, zoals bijvoorbeeld voortijdige pensionering en vrijwillige terugtrekking uit de arbeidsbevolking. Figuur 11: Het transformatiepad van Duitsland (Sinn, 2000, blz. 312) Aanvankelijk, in 1990, was er een snelle sprong in de loonsverhouding 18 door de een op een conversie van de valuta. De daarop volgende loonsonderhandelingen verhoogden de verhouding tot zijn niveau in 2000 van iets meer dan 70 procent. De gevolgen van deze gestegen loonsverhouding waren massale en onmiddellijke ontslagen. Deze stopten in 1993 door productiviteitstoenames die de nog altijd stijgende lonen neutraliseerden. Sociale voordelen volgen de lonen en hielden de emigratie tegen van diegenen die hun werk hadden 18 De lonen in het Oost-Duitse deel ten opzichte van lonen in het West-Duitse deel. 47

59 verloren. In 1998 lijkt het aantal pendelaars en permanente arbeidsmigranten zijn maximum bereikt te hebben met ongeveer mensen, terwijl 3.7 miljoen voltijdse jobs verloren waren gegaan. Uiteraard leidt dit tot een substantieel welvaartsverlies. Sinn (2000) argumenteert dan ook dat het optimaal was geweest om, na de Eenmaking, de lonen te laten stijgen tot op het punt waarop de laatste vernietigde werkplaats dezelfde productiviteit had als het verschil tussen het West-Duitse marginale product van arbeid en de marginale migratiekost (Sinn, 2000, blz ). Oost-Duitsland kent nog steeds geen zelfvoorzienende groei. Het landsdeel wordt ondersteund door grote geldtransfers vanuit West-Duitsland. Experts beweren dat deze transfers nog jaren zullen moeten volgehouden worden (Schulz, 2000, blz. 44). Ter illustratie vermelden Merkl en Snower (2006, blz. 375) dat de jaarlijkse steun ongeveer 80 miljard euro bedraagt 19 en dat er geen teken lijkt te zijn dat deze zouden afnemen. Dit bedrag komt overeen met ongeveer vier procent van het Duitse BNP. De helft van de transfers gaat naar de sociale zekerheid, voor werkloosheidsuitkeringen en pensioenen onder andere. Ook op vlak van R&D bijvoorbeeld blijft Oost-Duitsland zware subsidies krijgen. Deze hebben de neiging de werking van de kapitaalmarkt te ondermijnen. De bescherming tegen concurrentie op de kredietmarkt vermindert het allocatieve mechanisme van de markt, waardoor de innovatieprocessen inefficiënt kunnen zijn. Nieuwe programma s hebben op dit probleem ingespeeld door in een competitiesysteem te voorzien, waarbij het beste onderzoeksvoorstel het haalt (Czarnitzki, 2006) Gevolgen voor West-Duitsland Het Duitse experiment is een waarschuwing voor diegenen die willen tussenkomen in het transformatieproces dat door marktkrachten tot stand komt. Het ging gepaard met massale ontslagen en is West-Duitsland en zelfs het gehele Westen uiteindelijk zeer duur komen te staan. De geaggregeerde werkgelegenheid daalde met een derde, in de verwerkende industrie zelfs met twee derde. In 2000 absorbeert het Oosten van Duitsland 690 miljard DM, maar zijn BNP is slechts 440 miljard 20. Een derde van het kapitaal van de netto absorptie komt uit het Westen. Daarnaast bestaat ongeveer 100 miljard DM uit private kapitaaltransfers. De rest, 150 miljard DM of ongeveer vijf procent van het West-Duitse BNP, heeft de vorm van publieke miljard euro is ongeveer 155 miljard DM miljard DM is ongeveer 350 miljard euro, 440 miljard DM = ongeveer 225 miljard euro 48

60 transfers afkomstig van de West-Duitse overheidssector. Sinds de Eenmaking heeft de West- Duitse regering al meer dan 1.2 triljoen DM getransfereerd naar Oost-Duitsland, een bedrag dat grotendeels gefinancierd werd door publieke leningen. Zo werd Duitsland verhinderd om het Verdrag van Maastricht na te leven (Sinn, 2000, blz. 309) De uitbreiding naar Zuid-Europa De toetreding van Griekenland (1981), Portugal (1986) en Spanje (1986) tot de Europese Gemeenschap (EG) werd, evenals de uitbreiding van 2004, vergezeld door voorspellingen van massale golven van economische migratie van deze Zuid-Europese landen naar West- en Noord-Europa, door de geleidelijk afnemende barrières tegen vrij verkeer van arbeid (World Bank, 2006b) 21. Factoren zoals de hoge inkomensverschillen en de hoge werkloosheid, gecombineerd met de reeds bestaande neiging tot migratie naar West-Europa en de geografische nabijheid deden verwachtingen ontstaan van goedkope arbeid die de oude lidstaten zou overspoelen vanaf het moment dat de kandidaatlanden zich lid mochten noemen. Er werd daarom aan de nieuwe lidstaten een transitieperiode opgelegd van zes jaar voor Griekenland en zeven jaar voor Spanje en Portugal 22 (Dustmann et al., 2003b). Dit is opnieuw ook het geval bij de huidige uitbreiding. Vanwege de gelijkenissen is de migratiegeschiedenis van Zuid-Europa dan ook zeer nuttig om emigratiepatronen voor de Centraal en Oost- Europese landen te interpreteren en voorspellen Overeenkomsten tussen de uitbreiding naar het Zuiden en de uitbreiding naar het Oosten Bij beide uitbreidingen bevindt het oorsprongsland zich dicht bij het bestemmingsland, op fysiek en ook op cultureel vlak, waarmee men bedoelt dat de taal en de sociale tradities vergelijkbaar zijn. Daarenboven waren Zuid-Europese landen armer dan hun bestemmingslanden, net zoals geldt voor de huidige situatie. Dit verschil was niet extreem groot, vooral als het gemeten werd in kwaliteit van menselijk kapitaal in plaats van per capita BNP. De kloof tussen de Centraal en Oost-Europese landen en de EU is echter groter op vlak 21 In deze studie bekijken we voornamelijk Spanje en Portugal. 22 De transitieperiode voor Spanje en Portugal werd ingekort tot zes jaar toen bleek dat de grote migratiestromen uitbleven. 49

61 van het BNP. Er bestaat namelijk een inkomenskloof van ongeveer 60 procent tussen de Centraal- en Oost-Europese toegetreden landen en de bestaande lidstaten (Dustmann et al., 2003b). Figuur 12 die het BNP per capita van de toetreders ten opzichte van het BNP per capita van de EU vergelijkt, bevestigt dit. Voor de Zuiderse uitbreiding wordt het BNP per capita, in huidige prijzen en in dollar, van het jaar van toetreding gebruikt. Dit wordt vergeleken met het BNP per capita van de EU tijdens datzelfde jaartal. Voor de huidige uitbreiding werd dezelfde methodiek gebruikt (zie bijlage 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4). Het is duidelijk dat de meeste landen relatief stukken armer zijn dan de Zuid-Europese toetreders. De kwaliteit van menselijk kapitaal is echter wel hoger in de Centraal en Oost-Europese landen dan deze in de Zuid-Europese toen. Vervolgens geldt, op vlak van bevolking, dat voor beide uitbreidingen het aandeel nieuwe inwoners ongeveer 20 procent bedroeg van de EUbevolking op dat moment. De werkloosheidsgraad in Spanje in 1986 was 21 procent, in Portugal was die slechts 8,6 procent. Het inflatiepercentage was respectievelijk 8,8 procent en 11,7 procent (zie bijlage 1.5 en 1.6). Ook voor de Centraal- en Oost-Europese landen zijn er voor beide indicatoren grote verschillen merkbaar over de landen. De voornaamste bovenstaande bevindingen worden nog eens bevestigd in tabel 3 (Dustmann et al., 2003b en Straubhaar, 2001). Zuiderse toetredingslanden Oosterse toetredingslanden Bevolking als percentage Bevolking als percentage 20,57 20,87 19,90 van EU-9 van EU-15 Totaal BNP als percentage Totaal BNP als percentage 10,19 9,69 4,17 van EU-9 van EU-15 BNP in koopkrachtpariteit als percentage van EU-9- gemiddelde 64,89 61,45 45,43 BNP in koopkrachtpariteit als percentage van EU-15- gemiddelde Tabel 3: Vergelijking tussen de Zuiderse en Oosterse uitbreiding op vlak van bevolking, BNP en BNP per capita in koopkrachtpariteit (Dustmann et al., 2003b, blz. 41) Men concludeert dat de gelijkenissen voldoende zijn om in de geschiedenis van de Zuid- Europese landen aanwijzingen te vinden voor huidige en toekomstige migratietrends uit Centraal en Oost-Europese landen. 50

62 Figuur 12: BNP per capita van toegetreden landen ten opzichte van de EU (International Monetary Fund, World Economic Outlook Database, April 2007) (Eigen berekening) 51

63 Gerealiseerde migratie naar de EU-9 Hieronder wordt de effectieve emigratie vanuit de Zuiderse toetreders naar de EU-9 besproken. Er blijkt dat de grootte van de emigratie verwaarloosbaar was, zelfs na het einde van hun transitieperiodes. Deze laatste werden zelfs ingekort toen bleek dat de verwachte migratiestroom uitbleef. Dit resultaat suggereert dat men voorzichtig moet zijn wanneer men voorspellingen maakt over toekomstige migratiestromen gebaseerd op relatieve verschillen in economische variabelen. Op basis van de werkloosheidscijfers, bijvoorbeeld, was voorspeld dat tussen de 1,5 en 1,6 miljoen migranten vanuit Spanje en Portugal zouden emigreren naar de rest van de Europese Unie (Dustmann et al., 2003b) Spanje Uit Kraus en Schwager (2003, blz. 170) en Dustmann et al. (2003b, blz ) blijkt dat enkele jaren na het oprichten van de Spaanse vrijhandelszone met de EU, het aantal emigranten per jaar daalde van meer dan personen in 1970 tot minder dan eind de jaren 70. Sindsdien is het aantal blijven afnemen. Ten tijde van de toetreding in 1986 bedroeg het aantal Spaanse onderdanen wonend in de rest van de EU In 1991, het laatste jaar van de Spaanse transitieperiode, bedroeg dat aantal ongeveer , dus het aantal Spaanse immigranten nam af gedurende de transitieperiode. In 1997 werd opnieuw een daling vastgesteld tot rond Er wordt gesteld dat, sinds het begin van de jaren negentig, het aantal Spaanse emigranten naar andere EU-landen verminderd is tot à personen per jaar. Het emigratieverloop kan grafisch geïllustreerd worden aan de hand van onderstaande figuren. Figuur 13 (Kraus en Schwager, 2003) toont de emigratie van Spanje naar de rest van Europa van 1970 tot Het is duidelijk te zien dat het aantal emigranten sterk afneemt, zelfs na de toetreding tot de EU. Net na het einde van de transitieperiode is de daling zelfs het sterkst. 52

64 Figuur 13: Emigratie van Spanje naar de rest van Europa (Kraus en Schwager, 2003, blz. 170) Figuur 14 geeft de evolutie van het aantal Spaanse inwoners in het Verenigd koninkrijk en Duitsland weer gedurende Ze toont dat het aantal Spaanse inwoners in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk daalde gedurende de transitieperiode ( personen in 1986 en in 1992) en ook gedurende de periode daarna ( personen in 1997). Hier is ook te zien dat de jaarlijkse bewegingen in het aantal immigranten zeer klein is, en bovendien niet gecorreleerd lijken te zijn met veranderingen in het relatief inkomen of het werkgelegenheidsniveau. In de jaren na de introductie van vrij verkeer van werknemers lijkt het erop dat het aantal immigranten invers beweegt met het relatieve werkgelegenheidsniveau. Dit komt overeen met de verwachtingen, maar was niet statistisch significant. Globaal gezien heeft de toetreding niet veel effect gehad op de emigratie vanuit Spanje naar andere landen van de EU Opm: de cijfers in de grafiek hebben niet de bedoeling om de gehele EU-12 te vertegenwoordigen. 24 De andere twee reeksen stellen het relatieve BNP per capita van Spanje voor, als een percentage van het Duits/Britse gemiddelde en het werkgelegenheidsniveau van Spanje ten opzichte van het Duits/Britse gemiddelde. 53

65 Figuur 14: Aantal immigranten vanuit Spanje in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, relatief BNP per capita en relatieve werkgelegenheidsgraad (Dustmann et al., 2003b, blz. 45) Portugal Het aantal Portugese onderdanen in de rest van de EU-12, ten tijde van de toetreding, bedroeg In 1991 bedroeg hun aantal en in Dit is equivalent met een jaarlijks gemiddelde van ongeveer migranten naar de EU-12 gespreid over 11 jaar. We bekijken dit grafisch door middel van Figuur 15 (equivalent aan Figuur 14). Het aantal Portugese migranten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk nam toe zowel gedurende de transitieperiode ( mensen in 1986, in 1992) als in de jaren dat vrij verkeer van arbeid toegelaten was ( mensen in 1997). De evolutie van het aantal immigranten lijkt ook hier niet gerelateerd aan het relatief inkomen of het werkgelegenheidsniveau. Het vrije verkeer van arbeid schijnt evenzeer geen invloed te hebben (Dustmann et al., 2003b, blz en Kraus en Schwager, 2003, blz. 170). 54

66 Figuur 15: Aantal immigranten vanuit Portugal in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, relatief BNP per capita en relatieve werkgelegenheidsgraad (Dustmann et al., 2003b, blz. 46) Rol van de EU Toetreding tot de EU heeft een grote rol gespeeld in de Europese migratie. Ten eerste werd in de periode voor de toetreding tot de EU van nieuwe lidstaten geëist dat ze een serie van hervormingen implementeerden die de expansie van productiegoederen verhoogden en bevoordeelden. Ten tweede vormden de transfers van het Structuurfonds die deze landen ontvingen na hun toetreding een additionele bron van groei die de binnenlandse vraag naar arbeid stimuleerde. Deze extra groei van de binnenlandse vraag naar arbeid kwam ook op een indirecte manier tot stand. De bekwaamheid van de toetredende landen om buitenlandse investeringen aan te trekken was immers groter geworden. Ten laatste kunnen niet enkel economische componenten helpen om toekomstige migratietrends te voorspellen. Verwachtingen van toekomstige groei zijn mogelijk even belangrijk als huidige werkgelegenheidsmogelijkheden in de migratiebeslissing. Lidmaatschap van de EU heeft zeker een belangrijk effect gehad op potentiële migrantenverwachtingen (World Bank, 2006b). Voorafgaande aspecten hebben alle een dempend effect op de migratiestroom uit de toetredende landen. Het is evenwel belangrijk om de rol van de EU niet te overschatten. De emigratieniveaus in Zuid-Europese landen waren hoog in de jaren zestig maar begonnen al te 55

67 dalen begin de jaren zeventig. Bovendien hebben ze nooit hun vroegere dynamiek hervonden, zelfs niet na EU-lidmaatschap. Tenslotte kan nog opgemerkt worden dat de aanvraag voor EU-lidmaatschap van de drie Zuiderse landen voorafgegaan werd door de val van een dictatuur. In de nasleep van deze gebeurtenissen, eind de jaren zeventig, kon men al een daling waarnemen in migratie. Dit ondersteunt de hypothese dat het ontstaan van een democratisch bestuur emigratie doet afnemen. Politieke integratie in de EU zal waarschijnlijk geholpen hebben om de democratieën te stabiliseren en heeft zo bijgedragen tot het laag houden van de emigratiecijfers (Kraus en Schwager, 2003 en World Bank 2006b) Geschatte migratiestromen naar de EU-15 De aanvragen tot EU-lidmaatschap van de verschillende Oost-Europese landen hebben aanleiding gegeven tot bezorgdheid over een ongecontroleerde toename in Oost-West migratiestromen. Deze zouden leiden tot stijgende werkloosheid en een erosie van de Westerse welvaartsstaat. Die vrees komt voort uit de theorie waarin migratiebeslissingen voornamelijk bepaald worden door de inkomenswinst, rekening houdend met de migratiekosten, die men verwacht wanneer men naar het bestemmingsland verhuist (Sjaastad, 1962). Rekening houdend met de verschillen die er in het begin van de 21 ste eeuw waren qua lonen en sociale zekerheidsvoordelen tussen Oost-Europese en West-Europese landen, stelt men dat de uitbreiding naar het Oosten arbeidsmigratie zou vergemakkelijken. Oost-West migratie zou tevens aangemoedigd worden door de daling in de migratiekosten (Kraus en Schwager, 2003). In dit onderdeel wordt dieper ingegaan op de geschatte migratiestromen naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en EU-15 ten gevolge van de uitbreiding in Duitsland wordt besproken omwille van zijn populariteit als bestemmingsland. Het Verenigd Koninkrijk wegens haar verschillend migratiebeleid ten opzichte van de andere leden van de EU-15 na de uitbreiding (cfr. infra, blz. 76). Het behandelen van migratie naar de EU-15 spreekt voor zich. De toegang tot de lidstaten van de Europese Unie is immers versoepeld. Er wordt afgesloten met het aanstippen van de beperkingen van schattingen. 56

68 Economische factoren De inkomensverschillen tussen de tien toetreders en de EU-15 waren hoog in de jaren kort voor toetreding. Hoger dan het geval was bij de Zuiderse uitbreiding, zoals hierboven al vermeld werd. Volgens Boeri en Brücker (2001) variëren de inkomensniveaus (BNP per capita in koopkrachtpariteit) van de Centraal- en Oost-Europese landen in 1998 tussen de 33 en 40 procent van die van de EU-15. Bruder (2003) 25 stelt dat het gemiddelde BNP per capita in koopkrachtpariteit van de Centraal- en Oost-Europese landen in procent was van het EU-15 gemiddelde. Binnenin de groep toetreders zijn er eveneens significante inkomensverschillen. Het land met het laagste inkomen was volgens Boeri en Brücker (2001) Litouwen met 24 procent van het EU-15 gemiddelde en volgens Bruder (2003) Letland met 33 procent. Beide studies zijn het erover eens dat Slovenië het rijkste land was, met een per capita BNP van respectievelijk 69 procent en 64 procent van het EU-15 gemiddelde 26. In Tabel 4 is een overzicht te vinden van voornoemde indicatoren. De inflatieniveaus varieerden van 1,3 procent (Litouwen) tot 10,8 procent (Slowakije). Er is wel een trend merkbaar naar lagere inflatie. Dit is toe te schrijven aan de oprichting van onafhankelijke centrale banken die prijsstabiliteit nastreven. Het transitieproces resulteerde in hoge werkloosheidsniveaus in de Centraal en Oost-Europese landen. Het gemiddelde werkloosheidsniveau is 12,4 procent. Slowakije is de uitschieter, met een niveau van 19,4 procent (Bruder, 2003). 25 Bruder (2003) bespreekt in haar studie enkel de 8 Centraal- en Oost-Europese landen, ze laat Malta en Cyprus erbuiten. Dit omwille van hun betere economische situatie en het niet aanwezig zijn van een transitieproces in de recente jaren. Ze vallen dus in een andere categorie. Bovendien worden er geen grote migratiestromen verwacht van deze landen. 26 De cijfers uit de eigen berekening op blz. 50 zijn gebaseerd op gegevens van Ze geven een BNP per capita van 16 procent van het EU-15 gemiddelde voor Letland en van 45 procent voor Slovenië (zie bijlage 1.4). Dit zijn het respectievelijke minimum en maximum. 57

69 BNP per Bevolking BNP per capita in capita in % BNPgroegraad Werkloosheids- in miljoen koopkrachtpariteit van EUgemiddelde inwoners (euro) Land Inflatiegraad Tsjechië 10, ,00 3,30 8,00 4,50 Estland 1, ,00 5,00 12,10 5,60 Hongarije 10, ,00 3,80 5,70 9,10 Letland 2, ,00 7,70 13,10 2,50 Litouwen 3, ,00 5,90 16,50 1,30 Polen 38, ,00 1,10 18,40 5,30 Slowakije 5, ,00 3,30 19,40 10,80 Slovenië 2, ,00 3,00 5,70 8,60 Totaal 73, ,00 4,10 12,40 6,00 Tabel 4: Statistische indicatoren van de kandidaatlanden voor toetreding, 2001 (Bruder, 2003, blz. 4) Door de grote inkomensverschillen tussen de toegetreden landen en de EU-15 (cfr. figuur 12), zal er hoogstwaarschijnlijk migratie plaatsvinden. Natuurlijk mag men hierbij het belang van de sociale en andere indicatoren niet uit het oog verliezen, aangezien deze ook een aanzienlijke invloed uitoefenen op de migratiebeslissing Niet-economische factoren Men mag niet vergeten dat er meer is om rekening mee te houden dan enkel economische factoren. Studies op basis van econometrische modellen zouden dit over het hoofd durven zien. De studies op basis van enquêtes maken deze fout niet. Recentere interdisciplinaire migratiemodellen argumenteren immers dat, los van de directe migratiebaten en -kosten ook sociale en politieke factoren en wat mensen verwachten, belangrijke determinanten zijn van migratiegedrag (zie hoofdstuk 1) Sociale factoren Op sociaal vlak bespreken Dustmann et al. (2003b) kort de demografische structuur en de talenkennis van de toetredende Oost-Europese landen. 58

70 Figuur 16 vergelijkt vier toetreders 27 en het Verenigd Koninkrijk. De belangrijkste leeftijdscategorieën voor migratie zijn de cohorten van 0 tot 19 jaar en van 20 tot 29 jaar. Zij zijn de beste kandidaten om te migreren naar de EU-15 na de uitbreiding. De daling in geboortes, die een daling veroorzaakt in het percentage mensen in de jongste cohorten, zal de toekomstige migratiedruk naar beneden halen (Dustmann, 2003b). De migratiestromen die op korte termijn op gang komen, kunnen dan misschien binnen een decennium al niet meer volgehouden worden (World Bank, 2006b). Verder is ook de talenkennis van groot belang. De mate waarin individuen de taal spreken van hun doelgastland is van groot belang voor latere integratie en vergemakkelijkt de toegang tot en het succes op de plaatselijke arbeidsmarkt. In Slovenië en Hongarije is Engels de meest gesproken vreemde taal. Kennis van het Russisch is sterk verspreid in de Baltische Staten en in Tsjechië, Polen en Slowakije. Duits wordt door minstens 10 procent van de bevolking in alle Centraal- en Oost-Europese landen gesproken. Het grote aandeel van de bevolking dat kennis heeft van het Duits of het Engels draagt bij aan de populariteit van de Duits- en Engelstalige bestemmingslanden in de EU-15 en van de VS (Dustmann et al., 2003b). Figuur 16: Demografische structuur in het Verenigd Koninkrijk en de geselecteerde Centraal- en Oost-Europese landen (Dustmann et al., 2003b, blz. 24) 27 Tsjechië, Estland, Hongarije en Polen 59

71 Politieke factor Als gevolg van een positieve beslissing in verband met het lid worden van de EU is het waarschijnlijk dat er een inhaalproces tot stand zal komen voor de Oost-Europese per capita inkomens, waardoor één van de incentives voor migratie zal afnemen (zie hoofdstuk 1) Verwachtingen Kraus en Schwager (2003), halen het belang van verwachtingen aan voor de timing van de migratiebeslissing. Politieke gebeurtenissen, zoals het toetreden tot de EU, beïnvloeden de verwachtingen in verband met toekomstige migratiemogelijkheden. Inwoners van een land zonder vooruitzicht op EU-toetreding zouden kunnen opteren voor onmiddellijke emigratie, uit angst voor een restrictievere immigratiepolitiek in de toekomst. Een dergelijke angst is ongegrond als het oorsprongsland lid wordt van de EU. Lidmaatschap zal de verwachtingen in die mate veranderen dat individuen hun migratieplannen tijdelijk opbergen, en misschien zelfs wel voorgoed aan de kant schuiven. Dit resulteert uiteraard in minder migratie. Het is zelfs mogelijk dat dit proces op lange termijn even zwaar doorweegt als de extra stromen die tot stand komen door de gemakkelijkere toegang tot de EU Studie gebaseerd op enquêtes Een van de meest toonaangevende studies gebaseerd op enquêtes is deze van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Elf Centraal- en Oost-Europese landen werden meegenomen in het onderzoek en dezelfde vragen werden gesteld aan representatieve steekproeven van elk minstens mensen. Een vergelijkende analyse van migratiepotentieel in de betrokken landen is dus mogelijk. Slechts de resultaten voor de vijf toegetreden leden van worden besproken. Figuur 17 illustreert de migratiebedoelingen van individuen, opgedeeld volgens het bedoelde type migratie voor Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije en Slovenië. De cijfers geven het percentage individuen weer die aangegeven hebben dat ze waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk zouden migreren voor de aangegeven tijdsduur. Het is duidelijk dat in de meeste landen werken in het buitenland gedurende een korte periode (d.w.z. verschillende weken of maanden) de meest geprefereerde optie is. De percentages dalen aanzienlijk als het over lange-termijn migratie gaat. Het aandeel dat permanent zou willen migreren is zelfs 28 Dit zijn Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije en Slovenië. 60

72 behoorlijk laag, aangezien het nooit boven de 15 procent van de bevolking komt. Hieruit kan afgeleid worden dat de inwoners van de toetreders hun thuisland niet permanent willen verlaten, maar enkel tijdelijk migreren om extra te verdienen (Dustmann et al., 2003b). Figuur 17: Migratiebedoelingen volgens lengte van voorziene migratie (in procent) Dustmann et al., 2003b, blz. 35 Tabel 5 toont de landen naar welke de geïnterviewde individuen zouden willen migreren. Cijfers in de eerste kolom per land duiden het percentage mensen aan dat zou willen werken in het corresponderende land voor een korte periode, of zou willen pendelen. De schuine cijfers in de tweede kolom per land geven het percentage mensen weer die permanent zouden willen migreren naar het land in kwestie 29. Beide tonen aan welke landen het populairst zijn voor potentiële migranten. Voor arbeidsmigratie steekt Duitsland er met kop en schouders bovenuit. Het wordt gevolgd door Oostenrijk, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het plaatje wijzigt als het gaat over permanente migratie. Daar zijn de Verenigde Staten het populairst. Duitsland blijft enkel op kop bij de Hongaren. Men moet opmerken dat de bereidheid tot migratie laag is in alle gevallen (Dustmann et al., 2003b). 29 Het is niet mogelijk deze cijfers op te tellen omdat ze verkregen zijn via een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk waren. 61

73 Oorsprongslanden Doellanden Tsjechië Hongarije Polen Slowakije Slovenië Duitsland Oostenrijk VK Frankrijk Scandinavië Overige EU VS Tsjechië Hongarije Polen Slowakije Slovenië Tabel 5: Bestemmingslanden voor arbeidsmigratie en emigratie (in procent) (Dustmann et al., 2003b, blz. 36) Er wordt verondersteld dat 15 procent van de individuen die waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk zouden emigreren, effectief zullen migreren. Er is echter geen direct bewijs voorhanden over het percentage mensen dat zijn bedoelingen realiseert. Volgens de IOM studie heeft grofweg tien procent van de bevolking van de toetredende landen de bedoeling om permanent te migreren. Op basis van bovenstaande veronderstelling is het verwachte totale aantal permanente migranten ongeveer 1,11 miljoen (gebaseerd op de totale bevolking van de toetredende landen). Dit komt grofweg overeen met de resultaten van de econometrische studies die hieronder besproken worden (Dustmann et al., 2003b) Studies gebaseerd op econometrische voorspellingen Migratie naar Duitsland Brücker (2001, blz. 45) schat de hoeveelheid migranten op basis van historische migratieervaringen van 18 landen naar Duitsland van 1967 tot Hij beschouwt 10 Centraal en Oost-Europese landen inclusief Bulgarije en Roemenië. Hij stelt dat, 15 jaar na de introductie van vrij verkeer van werknemers, er 2,0 tot 2,4 miljoen migranten aanwezig zullen zijn in Duitsland. De samenstelling qua nationaliteit wordt niet nagegaan. Hij voorspelt ook een 62

74 lange-termijn permanente migratie van twee tot drie procent van de bevolking van de zendende landen. Flaig (2001) voorspelt ook het aantal migranten die in Duitsland zullen leven 15 jaar na de uitbreiding. Deze studie is gebaseerd op een analyse van migratiestromen vanuit Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Turkije naar Duitsland gedurende 1974 tot Hij beschouwt migratie vanuit Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en Hongarije naar Duitsland. Zijn stelling is dat hoe sneller de toetredingslanden convergeren, hoe minder mensen er zullen migreren. In het snelle convergentie scenario zal het aantal migranten in Duitsland 2,7 miljoen bedragen, in het trage convergentie scenario klimt het aantal echter tot 3,1 miljoen. Een gemiddelde van drie tot vier procent van de bevolking van de gekozen oorsprongslanden zal permanent in Duitsland blijven. Hij vestigt ook de aandacht op het feit dat de resultaten sterk afhangen van de keuze van de schattingsmethode. Vogler-Ludwig (2001) analyseert de totale migratie in beide richtingen tussen de Europese landen 30 en Duitsland van 1974 tot 1997 en gebruikt deze gegevens voor voorspellingen voor toekomstige migratiestromen. Door de migratie in beide richtingen te beschouwen is het mogelijk om de endogene ontwikkeling van de migrantenstock na te gaan in de ontvangende landen. De hoeveelheid permanente migratie kan aangetoond worden, evenals de tijdelijke migratie. Vogler-Ludwig verwacht een netto migratie naar Duitsland van 1,1 miljoen mensen vanuit Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije gedurende de periode Dit is 1,7 procent van de bevolking in deze landen. Zijn resultaten duiden ook aan dat de migratiepiek twee jaar na de uitbreiding zal zijn. De aantallen verminderen sterk naarmate 2010 nadert omwille van de toenemende terugkeer van migranten. Fertig (2001) bestudeert de migratiestromen vanuit 17 Europese landen naar Duitsland van 1960 tot Hij ontwikkelt twee scenario s van convergentie. In het optimistische scenario, groeien de Centraal- en Oost-Europese landen volgens een ritme dat twee procent hoger is dan het Duitse. In het pessimistische scenario zijn de groeiniveaus gelijk. Voor Polen, Hongarije, Tsjechië en Estland geldt dat de netto migratie naar Duitsland, onder de assumptie van vrij verkeer, tot mensen zou bedragen. Dit zou een jaarlijks gemiddelde van à mensen zijn. Boeri en Brücker (2005) voorspellen een netto migratie van personen naar Duitsland afkomstig uit acht toetreders 31 in De migratie piekt in 2005 rond personen. Het 30 Exclusief Luxemburg, inclusief Turkije 31 Verwachte migratie uit Cyprus en Malta wordt niet meegerekend. 63

75 lange-termijn migratietotaal bekomen ze in 2030, 25 jaar na de introductie van vrij verkeer. Dit aantal bedraagt 1,7 miljoen personen Migratie naar het Verenigd Koninkrijk Dustmann et al. (2003b, blz. 59) voorspellen dat de netto immigratie vanuit de toetredende landen van 2004 naar het Verenigd Koninkrijk relatief klein zal zijn, tussen de en immigranten per jaar tot Deze cijfers moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden wegens methodologische problemen waarmee de studie geconfronteerd werd. De bevindingen van Boeri en Brücker (2000) komen hier grotendeels mee overeen. Ze tonen aan dat de jaarlijkse migratie naar het Verenigd Koninkrijk ongeveer personen zal omvatten. Er wordt gesteld dat er een dalende trend is waardoor tegen 2020 slechts personen per jaar zouden migreren. Sriskandarajah (2004) geeft ongeveer dezelfde cijfers weer als bovenstaande voorspellingen 32. Deze zijn te zien in tabel 6. Jaar Migranten stromen Migranten -voorraad Tabel 6: Schatting van migranten van de nieuwe lidstaten naar het Verenigd Koninkrijk (Sriskandarajah, 2004, blz. 13) Migratie naar de EU-15 Een voorspelling van de totale migratieniveaus van 7 Centraal- en Oost-Europese landen naar de EU-lidstaten wordt gedaan door Bauer en Zimmermann (1999). Zij schatten migratie aan de hand van de Zuiderse uitbreiding voor de tijdsperiode van 1985 tot Verschillen in inkomen en werkgelegenheid zijn de enige beschouwde determinanten van migratie. Ze splitsen hun schatting op in twee delen. Het eerste deel vat de tijd wanneer de mobiliteit voor Griekenland ( ), Portugal en Spanje ( ) beperkt was. Het tweede daarentegen beschouwt de tijd waarin vrije mobiliteit toegelaten was. Er is een duidelijk verschil te merken in de voorspelde migratieniveaus, respectievelijk 0,22 tot 4,06 procent en 0,13 tot 27,73 procent. Die laatste niveaus zijn significant hoger, waaruit men kan afleiden dat beperkingen van de mobiliteit wel degelijk belangrijk zijn. Bauer en Zimmermann duiden 32 Hij houdt ook rekening met Bulgarije en Roemenië. 64

76 eveneens op het feit dat de lange-termijn emigratieniveaus waarschijnlijk ongeveer twee à drie procent van de bevolking van de zendende regio zullen zijn. Straubhaar (2001) trekt ook conclusies vanuit de Zuiderse uitbreiding. Op basis van de geschatte coëfficiënten voorspelt hij de algemene migratie uit de acht Centraal- en Oost- Europese toetreders. Hij concludeert dat, in de 15 jaar na de uitbreiding, er een totale migratie naar de West-Europese landen van ongeveer drie tot vier procent en een netto migratie van ongeveer anderhalf tot twee procent van de bevolking van de beschouwde Centraal- en Oost- Europese landen zal plaatsvinden. In jaarlijkse cijfers is dit een totale migratie van tot personen en een netto migratie van tot mensen. Over 15 jaar worden dit respectievelijk 3 miljoen tot 3,75 miljoen en 1,1 miljoen tot 1,5 miljoen mensen. Bruder (2003) voorspelt de migratiestromen afkomstig uit Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Slovenië en Polen 33. Ze besluit dat er een totale migratiestroom van ongeveer 2,5 tot 3,5 miljoen mensen kan verwacht worden gedurende 2004 tot De cijfers hangen af van de ontwikkeling van de inkomensconvergentie. Dit resultaat komt overeen met een aandeel van de bevolking van de beschouwde landen tussen de 2,3 en 3,1 procent. Slechts één procent van de bevolking van deze landen zou permanent in de ontvangende landen blijven wonen. In absolute termen is dit 0,8 tot 1,4 miljoen mensen binnen de beschouwde tijdsperiode. Ze vindt ook dat als de landen op een snel tempo convergeren, de jaarlijkse immigratie veel langzamer toeneemt dan in het geval van trage convergentie. Boeri en Brücker (2001, blz ) onderzoeken de migratiestromen van de tien toetredende landen van 2004 naar de EU-15. Hun basisscenario met convergentie volgens een niveau van twee procent per jaar en constante werkloosheidsniveaus wijst uit dat de buitenlandse populatie afkomstig uit de toetredende landen in de EU-15 kan toenemen van 0,85 miljoen in 2001 tot 3,9 miljoen. Dit is ongeveer vier procent van de bevolking van de EU-15 landen. De piek in het aantal migranten wordt 30 jaar na de liberalisering van het arbeidsverkeer verwacht. Net na de vrijmaking zouden de migratiestromen naar de EU-15 stijgen tot individuen per jaar, waarna ze dalen tot tot mensen per jaar. Onder verschillende assumpties betreffende de convergentiesnelheid en de heersende 33 In deze studie wordt geen rekening gehouden met Estland, Letland en Litouwen wegens hun lage inkomen en hoge werkloosheidsniveau. Deze cijfers zijn respectievelijk lager en hoger dan het geval was bij de Zuiderse uitbreiding. De gebeurtenissen bij de Zuiderse uitbreiding zijn dus slechts beperkt bruikbaar voor een voorspelling van migratiestromen vanuit voorgenoemde landen en deze laatste worden daarom uitgesloten. (Bruder, 2003). 65

77 werkloosheidscijfers in de bestemmings- en oorsprongslanden schatten ze het aantal inwoners uit de toetredende landen in de EU-15 variërend van 2,9 tot 4,5 miljoen op lange termijn. Zaiceva (2004) baseert haar studie ook op de Zuiderse uitbreiding en bespreekt tien Centraalen Oost-Europese landen 34. Ze besluit dat, afhankelijk van het gebruikte model, tot personen zullen migreren na de uitbreiding. Ze stelt dat immigratie zal afnemen in de toekomst dankzij inkomensconvergentie en dat tegen 2014 een gecumuleerd aantal migranten zal bereikt worden van 3.5 tot 5 miljoen. Dit komt overeen met drie à vijf procent van de bevolking van de Centraal en Oost-Europese landen. Boeri en Brücker (2005) voorspellen de migratie vanuit de acht toetreders uit Oost-Europa vanaf 2004 tot Ze bekomen een initiële netto migratie van personen in 2004 en personen één jaar later. Het lange-termijn migratiepotentieel is bereikt rond drie miljoen personen ongeveer 30 jaar later. Tabel 7 toont hun resultaten, die worden weergegeven voor de 15 oude lidstaten afzonderlijk en voor de EU-15 als geheel Conclusie Het is duidelijk dat er een brede waaier aan migratiehoeveelheden voorspeld is. De verschillende studies hebben ook vaak verschillende methodes gebruikt, zijn gebaseerd op data uit andere landen en andere tijdsperiodes en maken voorspellingen voor emigratie afkomstig uit verschillende landen. Hierdoor wordt een vergelijking bijzonder moeilijk. Sommige studies voorspellen hoge migratiecijfers, zoals Brücker (2001), Flaig (2001) en Zaiceva (2004), terwijl de cijfers bij andere onderzoeken relatief laag lijken te zijn, bijvoorbeeld bij Fertig (2001), Straubhaar (2001) en Bruder (2003). 34 De acht toetreders uit Oost-Europa, Roemenië en Bulgarije. 66

78 Tabel 7: EU-15: Potentiële migratie van acht kandidaatleden uit Oost-Europa, (Boeri en Brücker, 2005, blz. 14) Verdeling van de stromen De migratiestromen zullen evenwel niet evenredig verdeeld zijn over de EU-15. Duitsland en Oostenrijk zullen normaalgezien het meeste getroffen worden door de migratie uit de beschouwde Centraal- en Oost-Europese landen. In 2001 trokken ze maar liefst 80 procent 67

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Arbeidsmarkt allochtonen

Arbeidsmarkt allochtonen Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Arbeidsmarkt allochtonen Samenvatting 1.176 werkzoekende allochtone Kempenaren (2012) vaak man meestal

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx Bijlage B4 Werken aan de start Freek Bucx Inhoud Tabel B4.1... 3 Tabel B4.2... 5 Tabel B4.3... 6 Tabel B4.4... 7 Tabel B4.5... 8 Tabel B4.6... 9 Tabel B4.7... 10 Tabel B4.8... 11 Tabel B4.9... 12 Tabel

Nadere informatie

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg Wanneer u op basis van uw daadwerkelijkaantal zendingen boven de 49 zendingen per jaar uitkomt, dan kunt u ons contacteren voor verbeterde tarieven. Wij passen uw prijzen dan direct aan. Volume: 0-49 zendingen

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in november 2015

De arbeidsmarkt in november 2015 De arbeidsmarkt in november 2015 Datum: 7 december 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche november 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers IMMIGRATIE IN DE EU Bron: Eurostat, 2014, tenzij anders aangegeven De gegevens verwijzen naar niet-eu-burgers van wie de vorige gewone verblijfplaats in een land buiten de EU lag en die al minstens twaalf

Nadere informatie

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Tabel 1: Economische indicatoren (1) Tabel 1: Economische indicatoren (1) Grootte van de Openheid van de Netto internationale Saldo op de lopende rekening (% economie (in economie (Export + BBP per hoofd, nominaal (EUR) BBP per hoofd, nominaal,

Nadere informatie

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17 2.2. EUROPESE UNIE 2.2.1. Droogte remt groei melkaanvoer af Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) 2005 2015 2017 2018 % 18/17 België 3 022 3 988 4 025 4 190 4,1 Denemarken 4 451 5 278 5

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015 De arbeidsmarkt in maart 2015 Datum: 9 april 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2015

De arbeidsmarkt in april 2015 De arbeidsmarkt in april 2015 Datum: 12 mei 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in juni 2015 De arbeidsmarkt in juni 2015 Datum: 15 juli 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche juni 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx Bijlage B4 Eerste treden op de arbeidsmarkt Freek Bucx Inhoud Tabel B4.1... 3 Tabel B4.2... 4 Tabel B4.3... 5 Tabel B4.4... 6 Tabel B4.5... 7 Tabel B4.6... 8 Bijlage B4 Eerste treden op de arbeidsmarkt

Nadere informatie

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid INBURGERINGSPROGRAMMA Trajectbegeleider: TB Nederlands als Tweede Taal: NT2 Maatschappelijke Oriëntatie: MO Toekomstplannen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2015

De arbeidsmarkt in oktober 2015 De arbeidsmarkt in oktober 2015 Datum: 9 november 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2013

De arbeidsmarkt in oktober 2013 De arbeidsmarkt in oktober 2013 Datum: 8 november 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2013 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2013

De arbeidsmarkt in augustus 2013 De arbeidsmarkt in augustus 2013 Datum: 5 september 2013 Van: Stad Antwerpen Actieve stad Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2012 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt

Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Door: F. De Smyter en P. Holvoet 1. Geef een correcte omschrijving van de volgende economische begrippen: a) Globalisering:.

Nadere informatie

1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij:

1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij: 9. ENERGIE 1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij: 31973 D 0045: Besluit 73/45/Euratom van de Raad van 8 maart

Nadere informatie

Tarieven Europa: staffel 1

Tarieven Europa: staffel 1 Tarieven Europa: staffel 1 Wanneer u op basis van uw daadwerkelijkaantal zendingen boven de 49 zendingen per jaar uitkomt, dan kunt u ons contacteren voor verbeterde tarieven. Wij passen uw prijzen dan

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in januari 2016

De arbeidsmarkt in januari 2016 De arbeidsmarkt in januari 2016 Datum: 12 februari 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche januari 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juni 2014

De arbeidsmarkt in juni 2014 De arbeidsmarkt in juni 2014 Datum: 17 juli 2014 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche juni 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in augustus 2017 De arbeidsmarkt in augustus 2017 Datum: 7 september 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in maart 2016 De arbeidsmarkt in maart 2016 Datum: 11 april 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in december 2014

De arbeidsmarkt in december 2014 De arbeidsmarkt in december 2014 Datum: 14 januari 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche december 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in juli 2014 De arbeidsmarkt in juli 2014 Datum: 13 augustus 2014 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche juli 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

VOORBEREIDEND KNUTSELWERK

VOORBEREIDEND KNUTSELWERK WERKEN MET DE KAART KAART VAN EUROPA Bemachtig een zo groot mogelijke kaart van Europa VOORBEREIDEND KNUTSELWERK Maak knutselmateriaal om de verschillen tussen de landen te duiden. Hieronder staan de benodigde

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2015

De arbeidsmarkt in mei 2015 De arbeidsmarkt in mei 2015 Datum: 11 juni 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2015 tijdvak 2 economie CSE GL en TL GT-0233-a-15-2-b Zelfstandig of niet informatiebron 1 Cijfers Kamer van Koophandel over 2013 Starters 113.823 Bedrijfsbeëindigingen 136.640 informatiebron

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in februari 2016

De arbeidsmarkt in februari 2016 De arbeidsmarkt in februari 2016 Datum: 16 maart 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche februari 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in mei 2017 De arbeidsmarkt in mei 2017 Datum: 6 juni 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in mei 2016 De arbeidsmarkt in mei 2016 Datum: 17 juni 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2016

De arbeidsmarkt in april 2016 De arbeidsmarkt in april 2016 Datum: 10 mei 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie? MEMO/11/406 Brussel, 16 juni 2011 Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie? Vakantie verwacht het onverwachte. Gaat u binnenkort op reis in de EU of naar IJsland, Liechtenstein,

Nadere informatie

Immigratie uit Midden- en Oost-Europese (MOE-) landen

Immigratie uit Midden- en Oost-Europese (MOE-) landen November 2011 ugu Immigratie uit Midden- en Oost-Europese (MOE-) landen In Leiden wonen ca. 2.550 mensen uit de MOE-landen, waarvan 1.900 van de eerste generatie. Dit is percentueel iets meer dan in Nederland.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2015 De arbeidsmarkt in augustus 2015 Datum: 8 september 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in september 2014 De arbeidsmarkt in september 2014 Datum: 13 oktober 2014 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche september 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2016 De arbeidsmarkt in augustus 2016 Datum: 8 september 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in augustus 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2014 De arbeidsmarkt in augustus 2014 Datum: 17 september 2014 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche augustus 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1.

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Onderzoek gunstige prijsligging.

Onderzoek gunstige prijsligging. Onderzoek gunstige prijsligging. BMW 3 Serie Model 320D. 22 Eu-Lidstaten. Jordy Reijers Marketing/Onderzoek P van. Prijs 1 Inhoud Opgave Onderzoek informatie over Eu landen Welke landen hanteren de euro?

Nadere informatie

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep. Meander Samenvatting groep 7 Thema 2 Om ons heen Samenvatting Landschappen Landschappen in Europa zijn heel verschillend. Nederland is een heel vlak land. Frankrijk is een land met heuvels en bergen. Zweden

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in mei 2014

De arbeidsmarkt in mei 2014 De arbeidsmarkt in mei 2014 Datum: 13 juni 2014 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Werk en Economie Betreft: Arbeidsmarktfiche mei 2014 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen eind

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in april 2017 De arbeidsmarkt in april 2017 Datum: 10 mei 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche april 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

Scorebord van de interne markt

Scorebord van de interne markt Scorebord van de interne markt Prestaties per lidstaat Nederland (Verslagperiode: 2015) Omzetting van wetgeving Omzettingsachterstand: 0,6 % (laatste verslag: 0,6%) stabiel, nog steeds beter dan het EU-gemiddelde

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in februari 2017

De arbeidsmarkt in februari 2017 De arbeidsmarkt in februari 2017 Datum: 8 maart 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche februari 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in januari 2017

De arbeidsmarkt in januari 2017 De arbeidsmarkt in januari 2017 Datum: 7 februari 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche januari 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

Tarieven Europa: staffel 1

Tarieven Europa: staffel 1 Tarieven Europa: staffel 1 Wanneer u op basis van uw daadwerkelijkaantal zendingen boven de 49 zendingen per jaar uitkomt, dan kunt u ons contacteren voor verbeterde tarieven. Wij passen uw prijzen dan

Nadere informatie

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.9.2018 COM(2018) 651 final ANNEX BIJLAGE bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in oktober 2016

De arbeidsmarkt in oktober 2016 De arbeidsmarkt in oktober 2016 Datum: 9 november 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche oktober 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners.

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners. Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Demografie Samenvatting Inwonersaantal: 442.508 (2012) 90% van de inwoners heeft de Belgische nationaliteit.

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H7 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 7 Europese grenzen? Paragraaf 7.1 Wat

Nadere informatie

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop

Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop Gewoonlijk verblijvende bevolking (Usual residence population - Urespop) Kees Prins, projectleider Urespop 1. BRP bron voor demografische statistieken 2. Demografische statistieken volgens Europese verordening

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in februari 2015

De arbeidsmarkt in februari 2015 De arbeidsmarkt in februari 2015 Datum: 24 maart 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche februari 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1.

Nadere informatie

De arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap in Europa. Barbara Vandeweghe IDEA Consult 12 december 2011

De arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap in Europa. Barbara Vandeweghe IDEA Consult 12 december 2011 De arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap in Europa Barbara Vandeweghe IDEA Consult 12 december 2011 IDEA Consult 1. Inleiding Studie naar de arbeidsmarktsituatie van personen met een handicap

Nadere informatie

Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 84.1)

Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 84.1) Directoraat-generaal Communicatie Afdeling Analyse van de publieke opinie Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 84.1) Brussel, 14 oktober 2015 Parlemeter 2015 Deel I De hoofduitdagingen voor

Nadere informatie

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

Kortcyclische arbeid, Op de teller! Kortcyclische arbeid, Op de teller! 1 Doel Doel van dit instrument is inzicht bieden in de prevalentie (mate van voorkomen) en de effecten van kortcylische arbeid. Dit laat toe een duidelijke definiëring

Nadere informatie

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid Dr. Maurice de Greef Prof. dr. Mien Segers 06-2016 Maastricht University, Educational Research & Development (ERD) School

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2017

De arbeidsmarkt in maart 2017 De arbeidsmarkt in maart 2017 Datum: 12 april 2017 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2017 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1.

Nadere informatie

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank GROEP / KLAS.. Naam: Ga www.schooltv.ntr.nl Zoek op trefwoord: EU Bekijk de clip Het ontstaan van de EU en maak de volgende vragen. Gebruik de pauzeknop

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz) Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz) Lees ter voorbereiding de volgende teksten en bekijk de vragen en antwoorden van de quiz. De juiste antwoorden zijn vetgedrukt. Wat wil en doet

Nadere informatie

Migratie en de welvaartsstaat: is er sprake van aanzuigeffecten? Bart Meuleman (bart.meuleman@soc.kuleuven.be)

Migratie en de welvaartsstaat: is er sprake van aanzuigeffecten? Bart Meuleman (bart.meuleman@soc.kuleuven.be) Migratie en de welvaartsstaat: is er sprake van aanzuigeffecten? Bart Meuleman (bart.meuleman@soc.kuleuven.be) Inleiding Onderliggende assumptie gemaakt door aantal beleidsmakers: Sociaal beleid mag niet

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers ja Neemt de inkomensongelijkheid tussen arm en rijk toe? Toelichting: Een vaak gehanteerde maatstaf voor

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) De economie van India is snel gegroeid sinds aan het begin van de jaren 90 verregaande hervormingen werden doorgevoerd in o.a. het handels- en industriebeleid. Groei van

Nadere informatie

Scorebord van de interne markt

Scorebord van de interne markt Scorebord van de interne markt Prestaties per lidstaat België (Verslagperiode: 2015) Omzetting van wetgeving Omzettingsachterstand: 1,1% (laatste verslag: 0,8%) voor het eerst sinds mei 2014 weer in de

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Uitvoering van artikel 260 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Aanpassing van de gegevens die worden

Nadere informatie

Hoofdstuk. Migratie. in België

Hoofdstuk. Migratie. in België 17 Hoofdstuk 2 Migratie in België Dit hoofdstuk duikt in de migratiestatistieken van België. Zo komen niet alleen de stocks van de buitenlandse bevolking aan bod, maar ook cijfers rond de immigratie- en

Nadere informatie

Trends in International Migration: SOPEMI - 2004 Edition. Trends in internationale migratie: SOPEMI editie 2004 ALGEMENE INLEIDING

Trends in International Migration: SOPEMI - 2004 Edition. Trends in internationale migratie: SOPEMI editie 2004 ALGEMENE INLEIDING Trends in International Migration: SOPEMI - 2004 Edition Summary in Dutch Trends in internationale migratie: SOPEMI editie 2004 Samenvatting in Nederlands ALGEMENE INLEIDING Door John P. Martin Directeur

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! I.I De geboorte van de Europese Unie Zoals jullie waarschijnlijk wel weten zijn er de vorige eeuwen veel oorlogen in Europa geweest. Vooral de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Roeselare Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 2012

Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 2012 Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 212 NA KRIMP IN FEBRUARI STOKT EXPORT BLOEMEN EN PLANTEN OP KRAPPE PLUS VAN 1% TOT 915 MILJOEN In februari is de exportwaarde van bloemen en planten vanuit

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK Arrondissement Diksmuide HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Kortrijk Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Ieper Opsplitsing in

Nadere informatie

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014 P7_TA(2013)0082 Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014 Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2013 over de samenstelling van het Europees Parlement

Nadere informatie

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1 Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1 Antwoorden door een scholier 1209 woorden 24 februari 2013 4,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Terra Discovery 1: Noord- Europa IJsland

Nadere informatie

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE ACTIVERINGSMAATREGELEN

Nadere informatie

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 13159/15 FIN 699 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 20 oktober 2015 aan: Nr. Comdoc.: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR Raad van de Europese Unie Brussel, 17 juni 2016 (OR. en) 9586/16 BUDGET 15 TOELICHTING Betreft: Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2 bij de algemene begroting 2016: Boeking van het overschot van het

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.8.2010 COM(2010) 421 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de toepassing van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-031 23 april 2007 10.00 uur Sterke stijging verkeersdoden onder fietsers In 2006 kwamen 811 mensen in het Nederlandse verkeer om. Dit zijn er 6 minder

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in juni 2016

De arbeidsmarkt in juni 2016 De arbeidsmarkt in juni 2016 Datum: 8 juli 2016 Van: Stad Antwerpen Ondernemen en Stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche juni 2016 In deze arbeidsmarktfiche zien we dat 1. Antwerpen

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/13/146 ADVIES NR. 13/65 VAN 2 JULI 2013, GEWIJZIGD OP 5 NOVEMBER 2013 EN OP 7 OKTOBER 2014, INZAKE DE MEDEDELING

Nadere informatie

Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen.

Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen. Verhoging tabaksaccijnzen : meer inkomsten en minder rokers PERSBERICHT Verhoging fiscale inkomsten op tabak kan staatskas 200 à 300 miljoen opbrengen. In België werden er in 2009 11.617 miljoen sigaretten

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Kortrijk Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt!

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt! Vergrijzing, verkleuring en individualisering Trendsamenvatting Naam Definitie Scope Conclusies Invloed Impact Bronnen Vergrijzing, verkleuring en individualisering De wereldbevolking neemt toe, waarbij

Nadere informatie

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE HUIDIGE NATIONALITEIT PG2 NATIONALITEIT BIJ GEBOORTE PG 3 HUISHOUDENS PG 4 WERKZOEKENDEN PG 5 NIEUWKOMERS PG 6 Arrondissement Oostende Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Nadere informatie