landbouwbeleid markt en InKomensBeleId

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "landbouwbeleid markt en InKomensBeleId"

Transcriptie

1 Landbouwbeleid Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie heeft sinds zijn ontstaan al heel wat veranderingen ondergaan. Momenteel kunnen binnen het GLB twee pijlers onderscheiden worden. De eerste pijler omvat het markt- en inkomensbeleid, de tweede pijler het plattelandsbeleid. Voor meer algemene informatie over de geschiedenis en de huidige stand van zaken van het GLB wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk Landbouw en voedsel in de wereld. Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van de Vlaamse invulling van beide pijlers. Wat het markt- en inkomensbeleid betreft wordt enkel ingegaan op de rechtstreekse steun via de bedrijfstoeslag en een aantal gekoppelde premies en niet op de markt- en prijssteun. 1 Markt en inkomensbeleid De steun aan de landbouwers binnen Pijler I van het GLB omvat zowel markt- en prijssteun als directe steun. Als gevolg van een aantal hervormingen (MacSharry in 1992, Agenda 2000 in 2000 en de Mid Term Review in 2003) is er in toenemende mate een heroriëntatie van markt- en prijssteun naar directe steun. Naast die heroriëntatie zorgde de Mid Term Review (MTR) in 2003 tevens voor een definitieve breuk met de productgerelateerde of gekoppelde directe steun uit het verleden, waarbij landbouwers steun ontvingen per ha of per dier. Dit gebeurt door middel van de introductie van de bedrijfstoeslag. De bedrijfstoeslag bestaat uit en wordt toegekend via een aantal toeslagrechten: gewone toeslagrechten (GTR), braakleggingstoeslagrechten (BTR) en speciale toeslagrechten (STR). Die toeslagrechten kunnen overgedragen of verhandeld worden. Bijkomend introduceerde de MTR, ten gevolge van de herziening van de marktondersteuning in de zuivel, nieuwe directe steun voor zuivelproducenten (melkpremie en aanvullende premie). De steun is geïntroduceerd in 2004 en nam jaarlijks in drie stappen toe tot en met 2006 en dit in lijn met de gefaseerde reductie van de markt- en prijssteun. Ten laatste vanaf 2007 en ten vroegste vanaf 2005 (naargelang van de keuze van de lidstaat) is die steun naderhand eveneens ontkoppeld. 66

2 De heroriëntatie naar directe steun en het proces van ontkoppelen is ook na de MTR via een aantal (kleinere) hervormingen van andere sectoren doorgegaan. In 2004 is een pakket hervormingen goedgekeurd voor een aantal sectoren waaronder tabak. De historische steun voor tabak wordt tijdens een vierjarige transitieperiode van 2006 tot en met 2009 naargelang van de keuze van de lidstaat volledig of geheel ontkoppeld. Na de transitieperiode (vanaf 2010) moet de steun volledig ontkoppeld worden: 50 % van de steun wordt getransfereerd naar de bedrijfstoeslag en 50 % wordt gebruikt ter financiering van herstructureringsprogramma s onder Pijler II van het GLB. In 2005 zorgde een akkoord over de hervorming van de suikersector voor de introductie van nieuwe directe steun voor biet- en cichoreiplanters. Het bedrag van de ontkoppelde steun neemt jaarlijks toe in vier stappen vanaf 2006 tot en met 2009 overeenstemmend met de gefaseerde reductie van de markt- en prijssteun. Die steun wordt van bij de aanvang ontkoppeld en in de bedrijfstoeslag opgenomen. De lidstaten hebben een zekere vrijheid in de mate van ontkoppeling en de manier waarop de bedrijfstoeslag geïmplementeerd wordt. Een deel van de steun per hectare en per dier kan gekoppeld blijven (partiële ontkoppeling). Daarnaast kan de bedrijfstoeslag toegekend worden via een historisch model of via een regionaal model (of een hybride model). In geval van het historisch model wordt de bedrijfstoeslag individueel bepaald op basis van de historische directe steun die een landbouwer ontvangen heeft tijdens een referentieperiode uit het verleden. In geval van een regionaal model (of flat rate model) wordt de bedrijfstoeslag toegekend op regionaal niveau: de totale geaggregeerde historische directe steun in een regio wordt uitgemiddeld over het totale aantal hectaren in die regio waardoor alle landbouwers dezelfde steun per hectare ontvangen. 1.1 Evolutie van Vlaamse rechtstreekse steun in Tabel 3.1 toont de evolutie van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer voor de begrotingsjaren (boekjaren) Deze hebben betrekking op de campagnes De bedragen voor een bepaald begrotingsjaar omvatten alle uitbetalingen, niet alleen van de corresponderende campagne maar ook van vorige campagnes. Wat die vorige campagnes betreft gaat het echter om een beperkt aantal restbetalingen. Vlaanderen heeft geopteerd voor het historisch model wat de implementatie van de bedrijfstoeslag betreft. De bedrijfstoeslag is geïntroduceerd in De hectarepremies in de akkerbouw zijn volledig ontkoppeld. Dit houdt in dat de areaalbetalingen voor maïs, granen, oliehoudende zaden, vlas en braaklegging worden opgenomen in de bedrijfstoeslag. De steun voor zaaizaad (lijnzaad en spelt) blijft gekoppeld, net zoals een aantal andere kleinere steunmaatregelen: premie voor eiwithoudende gewassen, areaalsteun voor noten en steun voor energiegewassen. In de dierlijke sector blijven de zoogkoeienpremie en de slachtpremie kalveren gekoppeld. De andere premies (stieren- en ooienpremie en slachtpremie volwassen runderen) worden opgenomen in de unieke bedrijfstoeslag. De ontkoppeling is verdergegaan in De directe steun aan zuivelproducenten wordt vanaf 2006 volledig in de bedrijfstoeslag geïntegreerd. Daarnaast is de historische directe steun in de tabaksteelt met ingang van 2006 en voor de overgangsperiode tot 2010 in Vlaanderen volledig ontkoppeld. Tevens wordt de nieuwe directe steun voor suikerbiet- en cichoreitelers in 2006 direct in de bedrijfstoeslag opgenomen. Die steun is verhoogd in

3 Tabel 3.1: Evolutie van de rechtstreekse steun uit Pijler I, Vlanderen, periode bedrijfstoeslag melk- en aanvullende premie nvt nvt zoogkoeienpremie slachtpremie kalveren overige gekoppelde premies , tabak nvt nvt zaaizaad eiwithoudende gewassen noten energiegewassen extra betaling totaal Bron: Agentschap voor Landbouw en Visserij Strategisch Plan Biologische landbouw: Partner voor een duurzame toekomst De biologische land- en tuinbouw heeft in het verleden mee zijn stempel gedrukt op de verduurzaming van onze landbouw en een aantal van zijn teelttechnieken zijn inmiddels op grote schaal overgenomen. Biologische landbouw biedt onze Vlaamse landbouwers heel wat kansen die momenteel nog onvoldoende benut worden. Het strategische plan Biologische landbouw: partner voor een duurzame toekomst is het resultaat van een gedragen denkproces waaraan de landbouworganisaties, de verwerking, de overheid en het onderzoek in 2007 en 2008 hebben samengewerkt. Het resultaat van dit hele proces is een coherent strategisch plan waarin gezamenlijke ambities bepaald zijn en waarin wordt aangeven waar Vlaanderen wil staan met de biologische landbouw in De ambities voor de biologische landbouwsector in 2012 zijn: de sector groeit en vindt aansluiting bij de Europese dynamiek; er is wederzijds respect en aanvaarding tussen de sector en de andere actoren; de mogelijkheden die de markt biedt aan de sector worden volwaardig ingevuld; de sector draagt bij tot een verduurzaming van de landbouw en de maatschappij. 68

4 De bedrijfstoeslag en de andere rechtstreekse steun wordt elk jaar met een bepaald percentage verlaagd en getransfereerd naar Pijler II als extra financiering voor het plattelandsbeleid. Dit is beter bekend als modulatie. Het percentage modulatie neemt toe van 3 % in 2005, over 4 % in 2006, tot 5 % vanaf De eerste euro rechtstreekse steun is daarvan vrijgesteld. Het bedrag dat daarmee overeenkomt, wordt als extra betaling aan de producenten terugbetaald. 1.2 Analyse van de rechtstreekse steun in 2007 De data gebruikt in de analyses hierna betreffen de rechtstreekse steun aan de landbouwer, uitbetaald in het begrotingsjaar 2008 dat loopt van 16/10/2007 tot 16/10/2008 en gebaseerd op de verzamelaanvraag van 2007 (campagne 2007) van het Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV). De data zijn geëxtraheerd op 13 augustus Die datum is belangrijk aangezien er (voortdurend) kleine aanpassingen gebeuren aan de databank. Op dat tijdstip waren, op een aantal dossiers na, de premies ingegeven in het systeem en uitbetaald. Toch kunnen er om die reden kleine verschillen zijn met de gegevens uit tabel 3.1 hierboven Totaal rechtstreekse steun In 2007 werd in Vlaanderen iets meer dan 262,5 miljoen euro aan rechtstreekse steun uitgekeerd aan de landbouwers (tabel 3.2). Om deze ambities waar te maken engageren de landbouworganisaties en de overheid zich om volgende hefbomen verder uit te werken: Hefboom 1. Een betere afzet van de Vlaamse biologische producten wordt gerealiseerd door samenwerking, integratie en afspraken binnen de keten- en marktwerking. De stijgende marktvraag wordt momenteel door tekorten in de ketenwerking vaak ingevuld door geïmporteerde biologische producten. Versteviging van de ketenwerking kan door meer transparantie en communicatie en het opzetten van initiatieven tot verregaande samenwerking tussen de verschillende ketenactoren. In deze hefboom zijn vooral de marktspelers zelf aan zet. Indien die spelers het nodig achten, kan een ketenmanager ingezet worden voor de begeleiding van bedrijven in de diverse schakels van de keten of ter bevordering van integratie van de biologische producten in reguliere afzetkanalen. Hefboom 2. De biologische productie stijgt in functie van de vraag; de begeleiding en omschakeling naar duurzame of biologische productie verbetert. Er zal ingezet worden op een correcte beeldvorming, onderbouwd met economische cijfers en uitwisseling tussen de biologische en reguliere landbouwers. Een betere benadering en begeleiding van de potentiële omschakelaars, ondersteuning bij het overbruggen van de omschakelperiode en een betere afstemming van wetgeving en beleid op de biologische landbouwvoering zal resulteren in een toename van de biologische producenten. 69

5 Tabel 3.2: Uitbetaalde rechtstreekse steun, 2007 aantal bedrijven steun (euro) steun per bedrijf (euro) aandeel steun (%) toeslagrechten ,6 zoogkoeienpremie ,3 slachtpremie kalveren ,2 overige gekoppelde premies ,3 extra betaling ,7 totaal Pijler I ,0 De toeslagrechten maken met ruim 222 miljoen euro bijna 85 % van de totale rechtstreekse steun van Pijler I uit. De zoogkoeienpremie (29,5 miljoen euro) is goed voor iets meer dan 11 % van het totaal en de slachtpremie kalveren (5,7 miljoen euro) voor zowat 2 %. De overige gekoppelde premies (premie voor eiwithoudende gewassen, de premie voor noten, de premie voor energiegewassen, en de premie voor zaaizaad) hebben een kleiner aandeel (0,3 % of 0,7 miljoen euro). Ten slotte is er een extra betaling van zowat 4,4 miljoen euro wat overeenstemt met een aandeel van 1,7 %. De extra betaling betreft de vrijstelling op de modulatie. Hefboom 3. De toenemende bedrijfsrentabiliteit van de biologische landbouw ondersteunt de omschakeling en de bedrijfsvoering. Meer transparantie en optimalisatie van de productiekosten en het gelijktijdig inzetten op een verbetering van de teeltopbrengsten dragen ertoe bij dat de rentabiliteit van de biologische landbouw erop vooruitgaat. Hefboom 4. Het kennisbeleid draagt sterk bij tot een innovatieve en duurzame biologische sector. Het opzetten van kennisnetwerken moet leiden tot vraaggestuurd onderzoek. De coördinatie van toegepast en praktijkonderzoek zal op een efficiënte manier gebeuren, respectievelijk binnen het Netwerk Onderzoek Biologische Landbouw & voeding (NOBL) en het Proefcentrum voor de Biologische Teelt (PCBT). Verder zal het belangrijk zijn om de kennisdoorstroming te garanderen, waar mogelijk in samenwerking met de bestaande expertise hierover in Nederland. Onmisbaar op vlak van kennis is een voldoende beschikbaarheid van goede voorlichters. Hefboom 5. Communicatie, sensibilisering en educatie verhogen het maatschappelijke draagvlak en creëren een positief beeld over de biologische sector. 70

6 Verdeling volgens waarde Figuur 3.1 toont het percentage bedrijven en het percentage steun per groottecategorie totale steun uitgedrukt in euro. Figuur 3.1: Verdeling van de bedrijven volgens de totale waarde van de Pijler I rechtstreekse steun, %, 2008 Algemeen hebben de lagere groottecategorieën een relatief kleiner aandeel van de steun. Voor de hogere groottecategorieën geldt het omgekeerde: een kleiner percentage bedrijven vertegenwoordigt een hoger percentage steun. Bijna 7,5 % van de bedrijven krijgt minder dan 500 euro steun. Die ontvangen samen amper 0,20 % van de totale steun. Het grootste aantal bedrijven (36 %) bevindt zich in de categorie euro maar vertegenwoordigt slechts 7,5 % van de totale steun. Daartegenover ontvangen in de categorie euro 21 % van de bedrijven 35 % van de totale steun. Relatief weinig bedrijven ten slotte behoren tot de categorie euro (9,5 %) en meer dan euro (1,5 %), maar die ontvangen met respectievelijk 29 % en 9,5 % wel een hoog percentage van de steun. Communicatie en de verdere uitbouw van communicatiekanalen blijft altijd een aandachtspunt. Specifiek wordt er ingezet op de communicatie naar het brede publiek en het toepassen of ontwikkelen van educatieve en sensibiliserende modellen voor de maatschappelijke organisaties en lokale overheden Hefboom 6. Andere beleidsdomeinen en beleidsniveaus nemen engagementen ten aanzien van de biologische sector. Een verdere integratie van biologische landbouw in het landbouwonderwijs en overleg met leefmilieu, economie, overheidscatering, volksgezondheid en voedselkwaliteit zijn mogelijke denksporen om het draagvlak voor biologische landbouw te verbreden. Een stuurgroep speelt een sleutelrol in de verdere uitwerking van het strategisch kader in concrete jaarplannen voor de volgende vijf jaar. Het strategisch kader is dus geen eindpunt maar een start van een jarenlange samenwerking. Dit kan uiteindelijk het verschil maken en zo van de biologische sector een sterke en weerbare sector maken die voldoende kansen biedt voor de toekomst van onze Vlaamse landbouwers. 71

7 Verdeling volgens leeftijd van de bedrijfsleider Figuur 3.2 geeft het percentage bedrijven en het percentage van de totale steun die ze vertegenwoordigen per leeftijdscategorie. De jongere leeftijdscategorieën en de vennootschappen ontvangen een relatief hoger percentage van de steun, de oudere en vooral die van 65 jaar of ouder een relatief lager percentage. Jonge landbouwers (< 35 jaar) maken slechts 7,5 % van het aantal landbouwers uit, maar ontvangen met 12,5 % een relatief hoger percentage van de steun. De gemiddelde steun is met euro per bedrijf daarmee het hoogst. De vennootschappen vertegenwoordigen met 6,5 % van de bedrijfsleiders 9 % van de totale steun. Het aantal bedrijfsleiders in de leeftijdscategorieën jaar, jaar, jaar en 65 jaar en ouder schommelt rond de 20 %. De bedrijfsleiders tussen 35 en 44 jaar en jaar ontvangen met 29 % een relatief hoger percentage steun. De bedrijfsleiders tussen 55 en 64 jaar echter ontvangen slechts 16 % van de totale steun. Voor degenen van 65 jaar of ouder, toch een aanzienlijke groep van de bedrijven, is dat zelfs maar 6 %. De gemiddelde steun per bedrijf is met euro per bedrijf daarmee het laagst. Het betreft hier waarschijnlijk vaak uitbollende, meestal kleinere boeren. Figuur 3.2: Verdeling van de bedrijven met Pijler I rechtstreekse steun volgens leeftijd bedrijfsleider, %, 2007 Verdeling volgens provincie West-Vlaanderen telt het hoogste percentage van de bedrijven (34 %), gevolgd door Oost- Vlaanderen met 27 % (figuur 3.3). De percentages in de overige provincies bevinden zich tussen 11 % en 14 %. Het verschil tussen het percentage bedrijven per provincie en het percentage van de steun die ze vertegenwoordigen is niet zeer uitgesproken. Wel ontvangt vooral Antwerpen een relatief hoger percentage steun (16,5 % steun voor 14 % van de bedrijven) en Oost-Vlaanderen een relatief lager percentage steun (25 % steun voor 27 % van de bedrijven). Als een gevolg is de gemiddelde steun per bedrijf het hoogst in Antwerpen ( euro) en het laagst in Oost-Vlaanderen (9.697 euro). 72

8 Figuur 3.3: Verdeling van bedrijven met Pijler I rechtstreekse steun volgens provincie, %, 2007 Verdeling volgens gemeente Figuur 3.4 toont de totale rechtstreekse steun per gemeente en de gemiddelde rechtstreekse steun per aanvrager per gemeente. Het betreft hier de uitbetaalde steun aan aanvragers met een productie-eenheid in Vlaanderen en met gronden in Vlaanderen of in Wallonië. De analyse is gebaseerd op de postcode van het correspondentieadres van de aanvrager met het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Het kan dus zijn dat een aantal gronden waarvoor steun uitbetaald is in een andere gemeente liggen. Figuur 3.4: Verdeling van bedrijven met Pijler I rechtstreekse steun volgens gemeente, totaal per gemeente Legende (in euro per landbouwer) geen of te weinig waarnemingen < > N W O Kilometers Z 73

9 2. gemiddelde per landbouwer per gemeente Legende (in euro per landbouwer) geen of te weinig waarnemingen < > N W O Kilometers Z De gemeenten die het grootste bedrag aan rechtstreekse steun ontvangen zijn vooral gelegen in het zuidwesten en het noordoosten van West-Vlaanderen, het noordwesten van Oost- Vlaanderen, het noorden van Antwerpen en het zuiden van Limburg. De gemeenten met de hoogste gemiddelde steun per landbouwer concentreren zich in het noord- en zuidwesten van West-Vlaanderen, het noorden en noordoosten van Antwerpen, en het zuiden van Vlaams- Brabant en Limburg (langs de taalgrens). Bij de gemeenten tussen Brussel en Leuven gaat het om een beperkt aantal waarnemingen wat eveneens blijkt uit het feit dat de totale rechtstreekse steun per gemeente laag is. De regio s met een hoge gemiddelde steun komen min of meer overeen met de traditionele akkerbouwgebieden en de gebieden met een belangrijke activiteit melk- en vleesrundvee. Het valt op dat de gemiddelde steun per landbouwer algemeen lager is in gebieden waar tuinbouw en varkenshouderij belangrijke activiteiten zijn Bedrijfstoeslag: 3 types toeslagrechten Tabel 3.3 geeft een overzicht van de uitbetaalde toeslagrechten in De gewone toeslagrechten (GTR) hebben een zeer groot overwicht. Er zijn bedrijven met GTR. Die hebben samen GTR voor een totale waarde van 220 miljoen euro en een gemiddelde toeslag per bedrijf van euro en een gemiddelde waarde van 477 euro per toeslagrecht (= per ha). Tabel 3.3: Uitbetaalde toeslagrechten, 2007 aantal bedrijven aantal toeslagrechten waarde toeslagrechten (euro) toeslag per bedrijf (euro) gemiddelde waarde per toeslagrecht (euro) GTR BTR STR TTR

10 Het aantal braakleggingstoeslagrechten (BTR) is beperkt: bedrijven hebben samen BTR ter waarde van zowat 1,7 miljoen euro, een gemiddelde toeslag van 913 euro per bedrijf en een gemiddelde waarde van 357 euro per toeslagrecht (= per ha). Het aantal speciale toeslagrechten (STR) is nog beperkter: 185 bedrijven hebben 246 STR ter waarde van euro, een gemiddelde toeslag van euro per bedrijf en een gemiddelde waarde van euro per toeslagrecht. Verdeling volgens waarde Figuur 3.5, figuur 3.6 en figuur 3.7 tonen het percentage van het aantal en de waarde van de toeslagrechten en het percentage van de bedrijven volgens waarde van GTR, BTR en STR. 8 % van de bedrijven bevindt zich in de categorie van maximaal 500 euro GTR. Die bedrijven hebben een miniem aandeel van 0,3 % van de waarde van de GTR en een gemiddelde toeslag per bedrijf van 289 euro. Het grootste deel van de bedrijven (41 %) zit in de categorie euro maar vertegenwoordigt daarmee slechts 10 % van de waarde. 19 % van de bedrijven in de categorie euro daarentegen heeft een relatief en absoluut hoog aandeel in de waarde van de GTR (37 %). Ten slotte vertegenwoordigen 7 % en 0,7 % van de bedrijven in de categorie euro en meer dan euro 24 % en 5,5 % van de waarde van de GTR. Die bedrijven hebben een gemiddelde toeslag van meer dan en bijna euro per bedrijf. Figuur 3.5: Verdeling van de bedrijven volgens de waarde van de gewone toeslagrechten, %, 2007 Wat de BTR betreft (figuur 3.6), ontvangt 29 % van de bedrijven maximaal 500 euro (gemiddelde toeslag per bedrijf van 295 euro). Dit komt overeen met 9 % van de waarde van de BTR. De meeste bedrijven (36 %) bevinden zich in de categorie euro en hebben een aandeel van zowat 30 % van de waarde van de BTR net zoals in de categorie euro waar het percentage van de bedrijven wel lager is dan het percentage steun. Ook in de daaropvolgende hogere categorieën vertegenwoordigt een kleiner percentage van de bedrijven een groter percentage van de waarde. Dit is het meest uitgesproken in de categorie meer dan euro waar 0,5 % van de bedrijven verantwoordelijk is voor bijna 4 % van de BTR en de gemiddelde toeslag per bedrijf zowat euro bedraagt. 75

11 Figuur 3.6: Verdeling van de bedrijven volgens de waarde van de braakleggingstoeslagrechten, %, 2007 Figuur 3.7 toont de situatie voor de STR: 16 % van de bedrijven ontvangt maximaal 250 euro (gemiddelde bedrag per bedrijf is 131 euro). Samen vertegenwoordigen die amper 0,7 % van de totale waarde aan STR. De meeste bedrijven zitten in de categorie euro (43 %), maar ontvangen slechts 9 % van de waarde aan STR. Opmerkelijk is dat 9 % van de bedrijven meer dan euro ontvangt en zo een aandeel van 57 % van de waarde van de STR vertegenwoordigt (gemiddelde bedrag per bedrijf is ongeveer euro). Figuur 3.7: Verdeling van de bedrijven volgens de waarde van de speciale toeslagrechten, %, 2007 Verdeling volgens leeftijd van de bedrijfsleider Naar analogie met de totale Pijler I rechtstreekse steun ontvangen de jongere leeftijdscategorieën en de vennootschappen een relatief hoger percentage van de GTR-steun, en de oudere en vooral die van 65 jaar of ouder een relatief lager percentage (figuur 3.8). De jonge landbouwers (bedrijfsleiders < 35 jaar) omvatten 7,5 % van het aantal bedrijven en hebben 12,5 % van de waarde van de totale rechten. De steun per bedrijf is voor die categorie het hoogst en bedraagt gemiddeld euro. De categorie jaar heeft 21,5 % van de 76

12 bedrijven en ongeveer 29 % van de waarde van de GTR. De vennootschappen vertegenwoordigen 6,5 % van de bedrijven en 8,5 % van de waarde. Daartegenover ontvangen de oudere bedrijfsleiders en dan specifiek degene ouder of gelijk aan 65 jaar relatief het minst steun: 19 % van de bedrijfsleiders ontvangt slechts 6 % van de waarde van de GTR en heeft daarmee een gemiddelde steun van ongeveer euro per bedrijf. Figuur 3.8: Verdeling bedrijven met gewone toeslagrechten volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %, 2007 Bij de BTR (figuur 3.9) bevindt zich het hoogste percentage bedrijven in de leeftijdscategorie jaar en jaar (ongeveer 30 %). Dit is iets hoger dan bij de GTR hiervoor. Het kleinste aantal bedrijven bevindt zich in de oudste ( 65 jaar) leeftijdscategorie (5 %). Dit laatste is een stuk minder dan het geval was voor de GTR. In tegenstelling tot de GTR is het verschil tussen het percentage bedrijven en het percentage van de waarde van de BTR niet zo groot. Enkel voor de vennootschappen is het aandeel van de waarde van de BTR (15 %) een stuk hoger dan het aandeel van de bedrijven (11 %) in die categorie. De gemiddelde toeslag per bedrijf is met euro daarmee het hoogst. Figuur 3.9: Verdeling bedrijven met braakleggingstoeslagrechten volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %,

13 Wat de STR betreft is de situatie nog anders (figuur 3.10). Het grootste aantal bedrijven zit in de categorie jaar (28 %) en de oudste leeftijdscategorie ( 65 jaar) wat opmerkelijk is. Van die laatste is het relatieve aandeel in de waarde van de STR echter het laagst: 25 % van de bedrijven vertegenwoordigt slechts 8 % van de waarde van de STR en ontvangt een gemiddelde toeslag van 862 euro per bedrijf. In mindere mate is dit het geval in de leeftijdscategorie jaar. Dit staat in fel contrast met de vennootschappen waar 10 % van de bedrijven liefst 40 % van de waarde van de STR ontvangt. De gemiddelde steun per bedrijf is met euro dan ook het hoogst. Het minste aantal bedrijven zit in de jongste leeftijdscategorie: 5 % van de bedrijven vertegenwoordigt ongeveer 7 % van de waarde van de STR. Figuur 3.10: Verdeling bedrijven met speciale toeslagrechten volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %, 2007 Verdeling volgens provincie Het verschil tussen het percentage bedrijven en het percentage van de waarde van de GTR per provincie is niet uitgesproken (figuur 3.11). Antwerpen heeft een relatief iets hoger aandeel van de toeslagrechten (16 %) dan het percentage bedrijven (14 %) en ontvangt een gemiddelde toeslag per bedrijf van euro (het hoogste van alle categorieën). Voor Oost- Vlaanderen geldt het omgekeerde. Die provincie vertegenwoordigt 28 % van de bedrijven en 25 % van de waarde van de GTR en ontvangt een gemiddelde toeslag per bedrijf van euro. West-Vlaanderen heeft het grootste percentage bedrijven en het grootste aandeel in de waarde van de GTR (ongeveer 35 %). Oost-Vlaanderen volgt op de tweede plaats. Limburg en Vlaams-Brabant sluiten de rij (zowat 12 %). Wat de BTR betreft is de situatie anders (figuur 3.12). Vlaams-Brabant telt het grootste aantal bedrijven met BTR (32 %) die bovendien een relatief hoger percentage van de waarde van de BTR ontvangen (36 %). Het gemiddelde per bedrijf bedraagt euro. West-Vlaanderen volgt op de tweede plaats (30 %) en Limburg op de derde (16 %). Oost- Vlaanderen heeft net zoals bij de GTR een relatief lager percentage van de waarde van de BTR dan het percentage van de bedrijven (12 % versus 15 %). Antwerpen heeft met 8 % het kleinste aandeel bedrijven. 78

14 Figuur 3.13 toont de situatie voor de STR. West-Vlaanderen telt het grootste aantal bedrijven (37 %) maar die vertegenwoordigen slechts 31 % van de waarde van de STR. Dit terwijl Antwerpen met 20 % van de bedrijven 25 % van de waarde van de STR ontvangt. Vlaams-Brabant en Limburg hebben het kleinste aantal bedrijven. Vlaams-Brabant vertegenwoordigt bovendien met 9 % van de bedrijven slechts 4 % van de waarde van de STR. Limburg daarentegen heeft 6 % van het aantal bedrijven en 8 % van de waarde van de STR. De gemiddelde STR per bedrijf is het hoogst in Limburg (3.874 euro) en het laagst in Vlaams-Brabant (1.191 euro). Figuur 3.11: Verdeling van de bedrijven met gewone toeslagrechten volgens provincie, %, 2007 Figuur 3.12: Verdeling van de bedrijven met braakleggingstoeslagrechten volgens provincie, %,

15 Figuur 3.13: Verdeling van de bedrijven met speciale toeslagrechten volgens provincie, %, Dierlijke gekoppelde premies Tabel 3.4 geeft een overzicht van de uitbetaalde slachtpremies kalveren (SK) en zoogkoeienpremies (ZK) in Wat de SK betreft hebben 274 bedrijven samen dieren waarvoor een SK premie is uitbetaald ter waarde van in totaal 5,7 miljoen euro, een gemiddelde premie per bedrijf van euro en gemiddeld 715 dieren per bedrijf waarvoor een premie is uitbetaald. Voor de ZK is de situatie als volgt: bedrijven hebben samen zoogkoeien waarvoor een premie is uitbetaald ter waarde van in totaal 29,6 miljoen euro en een gemiddelde premie per bedrijf van euro. Tabel 3.4: Uitbetaalde zoogkoeienpremies en slachtpremies kalveren, 2007 aantal bedrijven aantal dieren totale waarde premie (euro) premie per bedrijf (euro) dieren per bedrijf SK ZK Verdeling volgens waarde De meeste bedrijven ontvangen een SK van euro: 32 % van de bedrijven krijgt 28 % van de waarde van de SK (figuur 3.14). 17 % van de bedrijven ontvangt maximaal euro en krijgt slechts 2 % van de totale waarde van de premies. Daartegenover vertegenwoordigt 4 % van de bedrijven in de categorie meer dan euro 18 % van de totale premies. Deze ontvangen gemiddeld een premie van euro per bedrijf. Een kalvermester werkt meestal in dienst van een integrator maar vraagt wel zelf de premie aan. Een aantal integratoren beschikt eveneens over stallen en ontvangt de slachtpremie zelf. Dit kunnen zeer grote bedrijven zijn, wat de hoge steun per bedrijf verklaart. 80

16 Slechts 1 % van de bedrijven ontvangt een ZK van minder dan 250 euro (figuur 3.15). De meeste bedrijven (45 %) krijgen een ZK van euro. Die maken een aandeel van 14 % van de totale waarde van de ZK uit. In de categorieën euro en meer dan euro hebben 6 % en 1 % van de bedrijven een aandeel van respectievelijk 20 % en 7 % van de totale waarde. De gemiddelde premie per bedrijf bedraagt daar en euro. Figuur 3.14: Verdeling bedrijven volgens de waarde van de slachtpremies kalveren, %, 2007 Figuur 3.15: Verdeling van de bedrijven volgens de waarde van de zoogkoeienpremies, %, 2007 Verdeling volgens leeftijd van de bedrijfsleider De meeste bedrijven die een slachtpremie kalveren ontvangen behoren tot de middelste leeftijdscategorieën jaar (24 %) en jaar (31 %) (figuur 3.16). Die ontvangen respectievelijk 23 % en 29 % van de totale SK. De vennootschappen maken een belangrijk aandeel uit: 22 % van de bedrijven krijgt 30 % van de totale waarde van de premie en ontvangt met een gemiddelde 81

17 premie van euro per bedrijf de hoogste premie. Slechts 0,7 % van de bedrijfsleiders is 65 jaar of ouder. Die ontvangen 0,4 % van de SK, een gemiddelde van euro per bedrijf. Voor de ZK (figuur 3.17) bevinden de meeste bedrijven (29 %) zich in de leeftijdscategorie jaar. Hun aandeel in de totale waarde is gelijk aan 31 %. De categorieën jaar en jaar vertegenwoordigen elk ongeveer 21 % van de bedrijven. Hoe jonger de bedrijfsleiders hoe hoger het relatieve aandeel van die bedrijven in de totale ZK. De jonge landbouwers (< 35 jaar) halen met 8 % van de bedrijven een aandeel van 13 % van de ZK. Dit houdt een gemiddelde van euro per bedrijf in. Wat de vennootschappen betreft vertegenwoordigt 3 % van de bedrijven 5 % van de totale waarde. In contrast daarmee hebben 16 % van de oudste bedrijfsleiders ( 65 jaar) slechts 7 % van de ZK. De gemiddelde premie bedraagt hier slechts euro per bedrijf. Figuur 3.16: Verdeling bedrijven met slachtpremies kalveren volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %, 2007 Figuur 3.17: Verdeling van de bedrijven met zoogkoeienpremies volgens de leeftijd van de bedrijfsleider, %,

18 Verdeling volgens provincie Figuur 3.18 toont dat 68 % van de bedrijven met SK tot de provincie Antwerpen behoren en dat die 72 % van de totale waarde van de premies vertegenwoordigen. Dit houdt een gemiddelde premie van euro per bedrijf in. De kalverhouders zijn vooral geconcentreerd in de provincie Antwerpen. Dit verklaart het hoge steunvolume. Het aandeel van de overige provincies is eerder beperkt. Limburg komt op de tweede plaats met 13 % van de bedrijven en een aandeel van 11 % in de waarde van de SK. Wat de ZK betreft (figuur 3.19) is de situatie compleet anders. De meeste bedrijven komen voor in West-Vlaanderen (40 %) gevolgd door Oost-Vlaanderen met 31 %. De overige provincies volgen op afstand met percentages van 8 % (Antwerpen) tot 12 % (Vlaams-Brabant). Het verschil tussen het percentage van de bedrijven en het aandeel van de premie is klein. In Oost-Vlaanderen is het relatieve aandeel van de premies het laagst: 31 % van de bedrijven vertegenwoordigt daar 28 % van de ZK. Figuur 3.18: Verdeling van de bedrijven met slachtpremies kalveren volgens provincie, %, 2007 Figuur 3.19: Verdeling van de bedrijven met zoogkoeienpremies volgens provincie, %,

19 1.3 Overdracht van toeslagrechten Overdracht tussen landbouwers In 2007 hebben bedrijven toeslagrechten (TR) ter waarde van 14,8 miljoen euro overgelaten aan andere landbouwers (tabel 3.5). De overgrote meerderheid van de overgedragen TR (98,8 % van het aantal en de waarde) zijn gewone toeslagrechten (GTR). Tabel 3.5: Overgedragen toeslagrechten in 2007 (standpunt overlater) aantal bedrijven aantal rechten waarde rechten (euro) GTR BTR STR totaal Toeslagrechten kunnen met of zonder grond verkocht worden. Toeslagrechten kunnen echter enkel verhuurd worden met grond. De meeste toeslagrechten worden definitief overgedragen zonder grond: bedrijven laten toeslagrechten over ter waarde van 14,7 miljoen euro (98 % van de totale waarde) (tabel 3.6). Tabel 3.6: Type overdracht toeslagrechten in 2007 (standpunt overlater) aantal bedrijven aantal rechten waarde rechten (euro) definitieve overdracht zonder grond definitieve overdracht met grond tijdelijke overdracht met grond totaal Figuur 3.20 en figuur 3.21 tonen de verdeling van de bedrijven volgens leeftijd van de bedrijfsleider en dit respectievelijk vanuit het standpunt van de overlater en het standpunt van de overnemer. Er is een duidelijk verschil in het leeftijdsprofiel. Bedrijven die toeslagrechten overlaten, hebben vooral een oudere bedrijfsleider in tegenstelling tot bedrijven die toeslagrechten overnemen waar de bedrijfsleiders jonger zijn. Het merendeel van de bedrijfsleiders die toeslagrechten overlaten is 65 jaar of ouder (37 %). De waarde van de toeslagrechten die deze categorie vertegenwoordigt bedraagt echter slechts 20 %. Daarnaast bevindt 23 % van de bedrijven zich in de categorie jaar. Slechts 5 % van de bedrijven die TR overlaten is jonger dan 35 jaar en 9 % is een vennootschap. In de jongere leeftijdscategorieën is het aandeel van het aantal bedrijven kleiner dan het aandeel van de waarde van de overgedragen TR. De meeste bedrijven die TR overnemen hebben een jongere bedrijfsleider: 32 % van de bedrijfsleiders is tussen 35 en 44 jaar, 22 % is tussen 45 en 54 jaar en 20 % is jonger dan 35 jaar. 84

20 Die laatste categorie vertegenwoordigt echter 33 % van de waarde van de overgenomen TR. In de oudere leeftijdscategorieën is het aandeel van de waarde van de TR kleiner dan het aandeel van het aantal bedrijven: 10 % van de bedrijfsleiders is tussen 55 en 64 jaar en slechts 4 % van de bedrijfsleiders is 65 jaar of ouder. Die vertegenwoordigen 7 % en 2 % van de waarde van de overgenomen TR. Figuur 3.20: Verdeling bedrijven die toeslagrechten overlaten volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %, 2007 Figuur 3.21: Verdeling bedrijven die toeslagrechten overnemen volgens leeftijd van de bedrijfsleider, %,

21 1.3.2 Overdracht naar de nationale reserve Toeslagrechten kunnen eveneens overgedragen worden naar de nationale reserve. Indien toeslagrechten drie opeenvolgende jaren niet geactiveerd zijn vervallen die automatisch aan de nationale reserve (2007 is het eerste jaar dat dit kon gebeuren). Tabel 3.7 geeft weer dat 681 bedrijven toeslagrechten ter waarde van in totaal euro afgestaan hebben aan de nationale reserve. Het merendeel daarvan bestaat uit GTR (96,6 % van de totale waarde). In de meeste gevallen (66 % van de bedrijven) gaat het om minder dan 500 euro per bedrijf en voor slechts enkele gaat het om meer dan euro per bedrijf. Tabel 3.7: Overdracht toeslagrechten naar nationale reserve in 2007 aantal bedrijven aantal toeslagrechten waarde toeslagrechten (euro) GTR BTR STR totaal Figuur 3.22 toont de verdeling van bedrijven die toeslagrechten afgestaan hebben aan de nationale reserve volgens de leeftijd van de bedrijfsleider. Vooral oudere bedrijfsleiders verloren toeslagrechten aan de nationale reserve. De meeste bedrijven (40 %) zijn 65 jaar of ouder. Hun aandeel in de waarde van de TR is met 32 % relatief laag. Slechts 2 % van de bedrijfsleiders is jonger dan 35 jaar. Bij de vennootschappen is het aandeel bedrijven eveneens laag (6 %). Daar is echter het aandeel van de waarde van de TR (14 %) relatief hoger dan het aandeel in het aantal bedrijven. Figuur 3.22: Verdeling bedrijven met overdracht toeslagrechten naar de nationale reserve volgens leeftijd bedrijfsleider, %,

22 2 Plattelandsontwikkeling 2.1 Doelstellingen van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling Het programma voor plattelandsontwikkeling is gegroeid uit het oriëntatiefonds van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Het oriëntatiefonds had als doel de verbetering van de productie- en afzetstructuur van de landbouwsector met maatregelen als investeringssteun voor landbouwbedrijven, de verbetering van verwerking en afzet van landbouwproducten en opleiding voor de landbouwers. Met de hervormingen van Agenda 2000 werd oriëntatie opgenomen in een ruimer kader van Plattelandsontwikkeling waarin naast de structurele problemen van de landbouwsector ook aandacht is voor de verschillende rollen van de landbouw en platteland in de maatschappij. Met Agenda 2000 werd Plattelandsontwikkeling opgestart als volwaardige tweede pijler van het GLB. Het eerste programma voor plattelandsontwikkeling liep van 2000 tot Het Europese Plattelandsontwikkelingsbeleid voor de periode blijft inspelen op landbouw en platteland in een bredere context. Nieuw is dat er gewerkt wordt met gemeenschappelijk overeengekomen beleidsdoelstellingen: verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouw (As 1); steunverlening voor landbeheer en verbetering van het milieu (As 2); verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de economische bedrijvigheid (As 3). Deze drie assen worden aangevuld met een methodologische as die gewijd is aan de Leaderbenadering (As 4). Voor iedere as heeft de EU een minimumpercentage opgelegd. Het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode (PDPO II) werd goedgekeurd op 13 november 2007 en is in grote mate een voortzetting van het PDPO I. Het was een bewuste keuze van het beleid om continuïteit te bewerkstelligen. 2.2 Onderdelen van het programma Er volgt een korte beschrijving van de belangrijkste maatregelen binnen PDPO II inclusief cijfermateriaal aangaande de uitvoering ervan. Voor de volledige lijst maatregelen in PDPO II verwijzen we naar tabel Opleiding Met deze actie wil de Vlaamse overheid personen die een landbouwactiviteit uitoefenen, de kans bieden om zich permanent bij te scholen door cursussen en korte vormingsactiviteiten te volgen. Daarnaast worden ook sensibiliseringsprojecten (demonstratieprojecten) georganiseerd waarin innovatieve duurzame praktijken en technieken die klaar zijn om de onderzoeksfase te verlaten, worden uiteengezet. Starters- en vervolmakingcursussen werden in 2007 vooral georganiseerd rond ICT, management/marketing en landbouwtechnieken (figuur 3.23). In totaal hebben landbouwers en loonwerkers in 2007 één of meerdere cursussen gevolgd. 43 % van de deelnemers was een 87

23 vrouw. Er werden in dit verband diploma s en getuigschriften uitgereikt. De korte vorming of infomomenten werden vooral georganiseerd aangaande landbouwtechnieken, maar voor een belangrijk deel ook rond landschapsbehoud en -verbetering / milieubescherming en management / marketing. In totaal hebben personen deelgenomen aan een infomoment. De demonstratieprojecten duurzame landbouw werden in 2007 hoofdzakelijk georganiseerd rond nieuwe technologische processen en innovatieve technieken inzake duurzaamheid en in mindere mate rond landschapbehoud en -verbetering / milieubescherming. Het aantal deelnemers wordt geschat op Figuur 3.23: Indeling van de starters- en vervolmakingcursussen en stages per thema, 2007 Bron: Departement Landbouw en Visserij Vestiging van jonge landbouwers Door specifieke kenmerken van de landbouwsector is de vestiging, het overnemen of opstarten van een landbouwbedrijf, een risicovolle onderneming. Hoewel overheidssteun alleen geen oplossing kan bieden voor alle problemen, is de steun toch belangrijk voor een geslaagde start van een jonge ondernemer. Er zijn verschillende voorwaarden gekoppeld aan het verkrijgen van vestigingssteun zoals landbouwer jonger dan 40 jaar, scholingsgraad, het opmaken van een bedrijfsplan, het bijhouden van een boekhouding, enz. Een beleid gericht op jonge landbouwers In 2005 werd gestart met het project Jonge landbouwers in dialoog met het beleid. In dit project werden maandelijkse dialoogdagen gehouden tussen jonge actieve landbouwers en de minister. Deze dialogen handelden over onderwerpen waarmee jonge landbouwers in hun opstartende carrière geconfronteerd worden. Vertegenwoordigers van de jongeren uit de verschillende landbouworganisaties, experts van het desbetreffende onderwerp, de overheid en de minister zaten samen rond de tafel. Na zeven interactieve dialoogdagen werd in oktober 2006 het Jongeren Actie Plan voorgesteld met een aantal concrete acties die voor de grootste knelpunten een oplossing moeten bieden. 88

24 Voor de maatregel vestiging van jonge landbouwers werd in euro uitgegeven. Het betreft effectieve betalingen aan de landbouwers, ofwel in de vorm van een kapitaalsubsidie ofwel in de vorm van rentesubsidies. Er werden in nieuwe PDPOII dossiers en 316 dossiers daterende van PDPO I goedgekeurd. 15 % van deze dossiers werd ingediend door een vrouw. Figuur 3.24 geeft een overzicht van de toegekende overheidssteun per bedrijfstype voor de periode 2000 tot Onder toegekende overheidssteun wordt het bedrag verstaan dat voorzien is om uitbetaald te worden. Voor het gedeelte van de rentesubsidies zijn de effectieve uitbetalingen verspreid over een tiental jaren. Gemiddeld werden jaarlijks een 200- tal dossiers goedgekeurd. De belangrijkste bedrijfstypen waarvoor vestigingssteun gegeven werd, zijn gemengde en melkveebedrijven. De gemiddelde overheidssteun bedroeg euro per bedrijf. Figuur 3.24: Procentuele verdeling per bedrijfstype van de toegekende overheidssteun voor vestiging, Bron: beleidsdomein Landbouw en Visserij Op 2 mei 2007 heeft het Vlaamse Parlement een resolutie betreffende het actieplan voor jonge landbouwers aangenomen, waarin bij de regering wordt aangedrongen om de acties uit het plan uit te voeren. Het plan is opgebouwd aan de hand van vier hefbomen die verjonging stimuleren: 1) onderwijs en vorming, maximale ontplooiing van kansen; 2) bedrijfsovername, starten op een professionele manier; 3) innovatie, jongeren als innovatieve motor; 4) toekomstgericht beleid, een blik op Vlaanderen binnen Europa. In 2007 werd gestart met de uitvoering van de opgestelde acties. Met de jonge landbouwers wordt op periodieke basis over dit uitvoeringsproces teruggekoppeld. 89

25 2.2.3 Bedrijfsadviessystemen voor land- en tuinbouwers Landbouwers die een bedrijfstoeslag ontvangen, worden gecontroleerd of ze voldoen aan de randvoorwaarden. Het bedrijfsadviessysteem geeft de land- en tuinbouwers de mogelijkheid om advies in te winnen dat hen kan helpen om aan deze randvoorwaarden te voldoen. Daarnaast kan het bedrijfsadviessysteem land- en tuinbouwers bijstaan om de risico s inzake arbeidsveiligheid, die op hun bedrijf aanwezig zijn, in te schatten en te verminderen. Breder advies over de economische en milieukundige bedrijfsperformantie hoort ook thuis in deze maatregel. Dit is een nieuwe maatregel die met het PDPO II ingevoerd werd. In 2007 werden 20 bedrijfsadviezen toegekend. In 2008 werden meer dan 940 aanvraagformulieren ingediend. Landbouwers die een vijfjarig contract van bedrijfsleidingsadvies of milieuadvies (milieumodule) hebben aangegaan onder de vorige programmaperiode, kunnen dit tijdens PDPO II behouden Investeringen in landbouwbedrijven Land- en tuinbouwers worden bijna permanent geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen die invloed hebben op de exploitatie en de rentabiliteit van hun bedrijf. Om bij te blijven en de rentabiliteit in stand te houden of te verbeteren zijn veelal investeringen noodzakelijk. Een gamma van investeringen komt in aanmerking voor subsidie, waarbij de steunintensiteit afhankelijk is van de investering. De hoogste steunintensiteit wordt gereserveerd voor innovatieve en/of duurzame investeringen of voor investeringen die de milieubelasting verminderen. De steunintensiteit bedraagt naargelang aan bovenstaande criteria voldaan is: 10, 20, 30 of 40 %. De algemene voorwaarden om van investeringssteun te kunnen genieten zijn: de exploitanten moeten over voldoende beroepsbekwaamheid beschikken. de bedrijven moeten levensvatbaar zijn. de bedrijven moeten voldoen aan de minimumnormen inzake leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn en de productie wordt zo georganiseerd dat een positief resultaat gerealiseerd wordt t.o.v. deze minimumnormen. de afzet van de productie moet tot op zeker niveau gegarandeerd kunnen worden. De investeringssteun heeft de vorm van een kapitaalpremie en/of een rentesubsidie en wordt verleend door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) Voor de maatregel werd in euro effectief uitgegeven voor dossiers daterende van de vorige programmaperioden. In 2007 werden dossiers daterende van PDPO I en 57 nieuwe dossiers goedgekeurd. Figuur 3.25 geeft een aantal goedgekeurde investeringsdossiers en de toegekende overheidssteun weer voor de periode In de periode is er een duidelijke stijging van de toegekende overheidssteun waarneembaar. Figuur 3.26 en figuur 3.27 geven een overzicht van de toegekende overheidssteun voor de verschillende bedrijfstypen globaal over de periode en per jaar. De tuinbouwbedrijven en de gemengde bedrijven zijn veruit de belangrijkste bedrijfstypen voor VLIF-investeringsdossiers. Dit blijkt zowel uit het aantal goedgekeurde dossiers als de toegekende overheidssteun. Op de derde plaats komen de melkveebedrijven. De gemiddelde toegekende investeringssteun per dossier is het hoogst voor de varkens-, pluimvee- en tuin- 90

26 bouwbedrijven. De toegekende overheidssteun voor de tuinbouwsector is na de daling in 2003 in 2007 opnieuw toegenomen. Terwijl de toegekende steun voor de rundveesector (melk- en vleesvee) en akkerbouwsector over de jaren stabiel blijft, is er een duidelijke stijging in de varkenssector, de fruitteelt en bij de gemengde bedrijven (inclusief gemengde veeteelt). Figuur 3.25: Aantal goedgekeurde dossiers en toegekende overheidssteun voor de maatregel investeringen in landbouwbedrijven, Bron: beleidsdomein Landbouw en Visserij Figuur 3.26: Procentuele verdeling per bedrijfstype van de toegekende overheidssteun voor de maatregel investeringen in landbouwbedrijven, Bron: beleidsdomein Landbouw en Visserij 91

27 Figuur 3.27: Toegekende overheidssteun per bedrijfstype voor de maatregel investeringen in landbouwbedrijven, euro, Bron: beleidsdomein Landbouw en Visserij Figuur 3.28 geeft de subsidiabele investeringskost weer voor de in 2007 goedgekeurde dossiers per investeringscategorie. Figuur 3.29 geeft de subsidiabele investeringskost weer per thema (milieu, dierenwelzijn, biologische landbouw). De bouw en verbetering van bedrijfsgebouwen is goed voor 61 % van de totale subsidiabele investeringskosten. 32 % van de subsidiabele investeringskosten is milieugerelateerd. Slechts respectievelijk 2,3 % en 0,1 % van de totale subsidiabele kosten is gerelateerd aan dierenwelzijn en de biologische landbouw. 92

28 Figuur 3.28: Procentuele verdeling van de subsidiabele investeringskost per investeringscategorie voor de maatregel investeringen in landbouwbedrijven, 2007 Bron: Agentschap voor Landbouw en Visserij Figuur 3.29: Procentuele verdeling van de subsidiabele investeringskost per thema, 2007 Bron: Agentschap voor Landbouw en Visserij Binnen de landbouwsector stonden in 2007 de ammoniakemissiearme varkensstallen op de eerste plaats wat de subsidiabele investeringskost betreft (48 miljoen euro). Binnen de tuinbouwsector stonden de milieugerichte investeringen met een subsidiabele investeringskost van 12 miljoen euro op de derde plaats (VLIF-activiteitenverslag 2007) Verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten In het PDPO wordt op projectmatige basis steun verleend aan de primaire agrovoedingssector. Het doel is de verbetering en de rationalisatie van de verwerking en de afzet van land- en tuinbouwproducten inclusief biologische producten en hoeve- en streekproducten. De verbeteringen leiden tot een verhoging van de toegevoegde waarde van de land- en tuinbouw- 93

29 producten en een verbetering van de concurrentiepositie van de sector. Tijdens programmaperiode werden 195 projecten van agrovoedingsbedrijven goedgekeurd. De eerste oproep binnen de nieuwe regelgeving van PDPO II werd georganiseerd begin Er werden onder de nieuwe regelgeving reeds 53 projecten van agrovoedingsbedrijven goedgekeurd. Daarnaast werden op het einde van de vorige programmaperiode vier projecten goedgekeurd, die tijdens PDPO II verder uitgevoerd worden, ter ondersteuning van de hoeveen streekproducten. Er leven immers heel wat vragen bij de producenten van hoeveproducten op het vlak van regelgeving, optimale productiewijze, kwaliteitsverbetering, bedrijfseconomie, enz. Om hier aan tegemoet te komen werd een steunpunt opgericht om potentiële en gevestigde producenten van hoeve- en streekproducten te begeleiden en individueel bij te staan. In dezelfde lijn focust een ander project op een aanpak om de afzet van de zelfvermarkter te verbeteren. Twee andere projecten leggen de nadruk op de mogelijke synergie tussen het recreatieve en toeristische potentieel van een bepaalde streek en de afzet van hoeve- en streekproducten. In totaal zijn een duizendtal (landbouw)bedrijven betrokken bij deze projecten Compenserende betalingen binnen en buiten Natura 2000 In gebieden met beperkingen op milieuvlak, de kwetsbare zones natuur, legt het Vlaams Gewest strengere normen op, zoals een bemestingsverbod. Mits de landbouwer aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij hiervoor 150 euro per ha per jaar verkrijgen. In 2007 werden voor bedrijven met nulbemestingspercelen gelegen in Kwetsbaar Gebied Natuur compenserende betalingen uitbetaald voor een totale oppervlakte van ha. 568 van deze bedrijven zijn eveneens gelegen in Natura 2000-gebied voor een totaal van ha Agromilieumaatregelen De Vlaamse overheid biedt een aantal agromilieumaatregelen aan met als doel de landbouwproductie te verzoenen met bepaalde milieu- en natuurdoelstellingen. Sommige van deze maatregelen spelen in op de vermindering van het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, andere zorgen voor de bescherming van de flora en de fauna op percelen in landbouwgebruik. Ook verbintenissen om de erosie op perceelsniveau aan te pakken komen aan bod. De verbintenissen worden aangegaan voor een periode van 5 jaar. In totaal zijn er 15 agromilieumaatregelen waarvan 4 een uitdovend karakter hebben (groenbedekking, geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, beheerovereenkomst botanisch beheer, reconversie van de varkenshouderij naar de biologische productiemethode). Uitdovend karakter betekent dat in de nieuwe programmaperiode geen nieuwe contracten meer afgesloten kunnen worden. De agromilieumaatregelen zijn opgesomd in figuur Voor de inhoud van de verschillende agromilieumaatregelen wordt verwezen naar het programmadocument. In 2007 werd euro agromilieusteun uitbetaald. 46 % van deze uitgaven was bestemd voor beheerovereenkomst (BO) water en 19 % voor de uitdovende maatregel groenbedekking. Qua oppervlakte maakt de uitdovende maatregel groenbedekking 45 % uit van het areaal en 57 % van het totale aantal contracten. 94

30 Figuur 3.30 geeft de evolutie van het areaal agromilieumaatregelen in de periode Het areaal agromilieumaatregelen is met ha achteruitgegaan in 2007 t.o.v Dit is te wijten aan de uitdovende maatregelen groenbedekking en pitfruit waarvoor geen nieuwe contracten meer afgesloten kunnen worden en ook aan het gegeven dat tijdelijk geen nieuwe contracten afgesloten konden worden voor de beheerovereenkomsten van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Er is een duidelijke stijging met 985 ha in het areaal vlinderbloemigen en 355 ha in het areaal van BO erosie in 2007 t.o.v Een lichte toename van het areaal is er voor hectaresteun biolandbouw en hoogstamboomgaarden. De oppervlakten van agromilieumaatregelen mechanische onkruidbestrijding, BO perceelsranden, BO botanisch beheer, BO natuur en BO water blijven status-quo. Het areaal BO kleine landschapselementen, BO soortenbescherming en sierteelt gingen achteruit. Figuur 3.31 geeft de effectieve uitgaven weer voor de verschillende agromilieumaatregelen voor 2003 tot Opvallend is de sterke stijging van de uitgaven voor BO water in Op ha landbouwareaal of 17,9 % van de totale landbouwoppervlakte in Vlaanderen werd in 2007 een of meerdere agromilieumaategelen uitgevoerd. 11,5 % van deze gronden is gelegen in Natura-2000 gebied en 4,5 % in Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) gebied. Figuur 3.30: Areaal van de verschillende agromilieumaatregelen, hectare, Bron: Departement Landbouw en Visserij en Vlaamse Landmaatschappij 95

31 Figuur 3.31: Effectieve uitgaven per boekjaar voor de verschillende agromilieumaatregelen in de periode, euro, Bron: Agentschap voor Landbouw en Visserij Bosbouwmaatregelen: bebossing van landbouwgronden en niet-productieve investeringen in bossen Het huidige bosareaal in Vlaanderen is met ha beperkt. Een uitbreiding van het bosareaal levert op vele vlakken een belangrijke bijdrage, bv. tot de Vlaamse milieudoelstellingen. Aan de landbouwers wordt een alternatief aangeboden voor zijn reguliere landbouwactiviteiten door steun te verlenen voor de bebossing van landbouwgronden De steun wordt opgesplitst in drie onderdelen: aanplantingssubsidie, onderhoudssubsidie en inkomenscompensatie. In 2007 vonden voor 523 ha landbouwgrond betalingen plaats in het kader van deze maatregel. Er bestaan ook twee soorten subsidies voor bestaande bossen: de omvorming van bestaande bosbestanden naar inheemse, gemengde bestanden en een subsidie voor de bevordering van de ecologische bosfunctie zoals het natuurbeheer van bosvrije oppervlakten. In 2007 werden voor beide subsidies samen 60 boseigenaars uitbetaald Diversificatie van de landbouwactiviteiten Een toenemend aantal land- en tuinbouwers ontwikkelt activiteiten op het bedrijf die gericht zijn op diversificatie. Voor de investeringen gericht op het uitvoeren van niet-agrarische activiteiten op het bedrijf wordt financiële steun verleend in de vorm van rentesubsidies en kapitaalpremies. De subsidie wordt verdeeld door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. De steunintensiteit bedroeg tot eind juni of 40 %. Op 27/06/2008 gaf de Vlaamse regering de principiële goedkeuring om naast de verhoging van het VLIF-budget het hoogste steunpercentage met onmiddellijke ingang terug te brengen tot 30 %. 96

32 In 2007 werd voor deze maatregel 1,5 miljoen euro subsidie gegeven en werden 185 dossiers goedgekeurd. 93 % van dit bedrag werd uitgekeerd in de vorm van kapitaalsubsidie, de rest in de vorm van rentesubsidies. 58 % van de uitgaven voor kapitaalsubsidie had betrekking op dossiers aangaande ambachtelijke activiteiten, 27 % aangaande hoevetoerisme, 10 % aangaande detailhandel en 4 % aangaande productie van hernieuwbare energie Gebiedsgerichte werking Om in te spelen op specifieke lokale kansen en noden is het belangrijk om op maat te werken van een gebied. Daarom is er een partnerschap opgericht tussen de Vlaamse minister voor Plattelandsbeleid, de provinciebesturen en de afdeling Platteland van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en de lokale besturen en andere plattelandsactoren om dit gebiedsgericht plattelandsbeleid uit te voeren. Om dit gebiedsgericht beleid te realiseren, wordt een tweesporenbeleid gehanteerd: via projectoproepen voor het buitengebied én via de Leadermethodiek. De projectoproepen voor het buitengebied worden gelanceerd door de provinciale managementcomités (één per provincie), die ook projecten toewijzen. De dagelijkse opvolging van de projectwerking gebeurt door de bestaande provinciale plattelandsloketten. Tenzij een project ten dienste staat van het gehele buitengebied van de provincie, worden in Leadergebieden de financiële middelen verdeeld via de Leadermethodiek. Per provincie werden er twee Leadergebieden aangeduid. Leader heeft als doelstelling plattelandsactoren te helpen het potentieel van hun plaatselijke regio op langere termijn te ontwikkelen. Dit gebeurt via Plaatselijke Groepen (PG s). De PG s moeten hun lokale ontwikkelingsstrategie opstellen en uitvoeren. De projecten van zowel de projectoproepen van het buitengebied als Leader passen binnen een van de vijf volgende categorieën: bevordering van toeristische activiteiten; basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking; dorpskernvernieuwing en ontwikkeling; instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed; opleiding en vorming van ruraal ondernemerschap. In 2007 werden 176 projecten voor het buitengebied door de provinciale managementcomités goedgekeurd en werden de Leadergebieden afgebakend. De PG s startten in de loop van 2008 met het goedkeuren en opvolgen van projecten. 2.3 Financiële uitvoering van het programma De totale overheidssteun voor het PDPO II bedraagt euro. Hiervan wordt euro of 66,37 % bijgedragen door Vlaanderen en het overige deel ( euro) door de Europese Unie. De verdeling van het totale budget over de verschillende assen is als volgt: As 1: 67 %, As 2: 17 %, As 3: 9 %, As 4: 6 %. 1 % van het budget gaat naar technische bijstand waaronder ook het Vlaams Ruraal Netwerk valt. Deze verdeling dient niet jaarlijks op deze wijze te gebeuren maar wordt pas op het einde van de programmaperiode in rekening gebracht. In tabel 3.8 volgt een overzicht van de verschillende maatregelen met het budget dat voorzien is voor de volledige programmaperiode. Voor As 1, 3 en 4 is 30 % cofinanciering voorzien van Europa, voor As 2 50 %. Het overige deel wordt betaald met Vlaamse middelen. 97

33 Tabel 3.8: Overzicht van de verschillende maatregelen in PDPO II met de vastgelegde budgetten, euro, As maatregel budget (Vlaams + Europees) As opleiding in de landbouw en sensibiliseringsprojecten duurzame landbouw vestiging jonge landbouwers bedrijfsadviessystemen voor land- en tuinbouwers investeringen in landbouwbedrijven verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten infrastructuurontwikkeling deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsregelingen voorlichting en afzetbevordering van Vlaamse producten erkend als BOB/BGA/GTS As compenserende betalingen buiten Natura compenserende betalingen binnen Natura agromilieumaatregelen inrichtingsmaatregelen door landbouwers in kader van Kaderrichtlijn Water bebossing van landbouwgronden niet-productieve investeringen in bossen As investeringen met betrekking tot diversificatie van landbouwactiviteiten bevordering van toeristische activiteiten basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking dorpskernvernieuwing en -ontwikkeling instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed intermediaire dienstverlening As 4 leader technische bijstand totale overheidssteun Bron: Departement Landbouw en Visserij

34 In totaal werd in 2007, het eerste jaar van uitvoering van het nieuwe programma, euro uitgegeven voor de verschillende maatregelen. Dit is 13 % van het budget dat voorzien is voor de gehele programmaperiode. De uitgaven in 2007 zijn als volgt verdeeld over de verschillende assen: As 1: 73,6 %, As 2: 24,5 %, As 3: 1,9 % en As 4: 0 %. De gebiedgerichte werking, waar een merendeel van de maatregelen van As 3 op geënt is, wordt uitgevoerd door projecten die via een call systeem worden geselecteerd. Projecten die een opstart hebben gekend in 2007 kunnen nog geen uitgaven genereren in 2007, wat de lage bestedingsgraad van As 3 verklaart. In 2008 werden de Plaatselijke Groepen die de Leadermethodiek zullen toepassen geselecteerd. Binnen As 1 werd 90 % van de uitgaven verdeeld via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor de maatregelen vestiging van jonge landbouwers en modernisering van landbouwbedrijven. Het overige deel was vooral bestemd voor opleiding: cursussen, stages, korte vorming en sensibiliseringsprojecten. Binnen As 2 ging 94 % van de uitgaven naar de agromilieumaatregelen. De uitgaven binnen As 3 werden bijna volledig benut voor diversificatie van landbouwbedrijven naar niet-landbouwactiviteiten (VLIF). Figuur 3.32 geeft een overzicht van de uitgaven voor het programma voor plattelandsontwikkeling per boekjaar van 2000 tot Om dit overzicht mogelijk te maken werden de uitgaven voor PDPO I onderverdeeld onder de benamingen voor de maatregelen die gelden voor het nieuwe programma. Dat de uitgaven voor miljoen euro lager zijn dan die van 2006 is op de eerste plaats te verklaren door de in de tijd verschoven betalingen voor de eerste oproep agrovoedingsprojecten (maatregel verhoging van de toegevoegde waarde van landbouwproducten ) en op de tweede plaats door het ontbreken van uitbetalingen voor de gebiedsgerichte werking van As 3 om dezelfde reden. Figuur 3.32: Uitgaven per boekjaar voor het PDPO, miljoen euro, Opmerking: de uitgaven van PDPO I werden opgenomen in de benamingen voor de maatregelen van PDPO II 99 Bron: Departement Landbouw en Visserij

Handel in toeslagrechten en premierechten voor zoogkoeien: campagne 2007

Handel in toeslagrechten en premierechten voor zoogkoeien: campagne 2007 Handel in toeslagrechten en premierechten voor zoogkoeien: campagne 27 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Handel in toeslagrechten en premierechten voor zoogkoeien:

Nadere informatie

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2008

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2008 Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 28 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler

Nadere informatie

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2007

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2007 Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2007 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler

Nadere informatie

Analyse van de steun aan de landbouwer: 2009

Analyse van de steun aan de landbouwer: 2009 Analyse van de steun aan de landbouwer: 2009 Juli 2011 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Eline de Regt Joeri Deuninck Analyse van de steun aan de landbouwer: 2009 Eline de

Nadere informatie

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

Onderbenutting toeslagrechten: campagne Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 2012 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 Joeri Deuninck Februari

Nadere informatie

HET VLAAMSE HET VLAAMSE LANDBOUWBELEID EURO TOTALE BEDRIJFSINKOMEN PIJLER LANDBOUWBELEID TGAVEN PDPO DOSSIERS SLACHTPREMIE RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

HET VLAAMSE HET VLAAMSE LANDBOUWBELEID EURO TOTALE BEDRIJFSINKOMEN PIJLER LANDBOUWBELEID TGAVEN PDPO DOSSIERS SLACHTPREMIE RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN Joeri Deuninck, Tom Van Bogaert, Michael Van Zeebroeck HOOFDLIJNEN TGAVEN AATREGELEN KT GST TOTALE BEDRIJFSINKOMEN GOEDGEKEURD BEDRIJVEN INVESTERINGEN PDPO DOSSIERS HET VLAAMSE LANDBOUWBELEID HET VLAAMSE

Nadere informatie

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2006

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2006 Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer: campagne 2006 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Deuninck Joeri Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler

Nadere informatie

nr. 919 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 3 augustus 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Landbouwbedrijven - Opstart, stopzetting, overname

nr. 919 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 3 augustus 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Landbouwbedrijven - Opstart, stopzetting, overname SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 919 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 3 augustus 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Landbouwbedrijven - Opstart, stopzetting, overname In

Nadere informatie

PDPO II: TERUGBLIK EN STAND VAN ZAKEN. Jules Van Liefferinge 07/11/2013

PDPO II: TERUGBLIK EN STAND VAN ZAKEN. Jules Van Liefferinge 07/11/2013 PDPO II: TERUGBLIK EN STAND VAN ZAKEN Jules Van Liefferinge 07/11/2013 Agenda PDPO II - het origineel Opmaak en goedkeuring Originele maatregelen Originele budgettoewijzing PDPO II doorheen de tijd Allerlei

Nadere informatie

Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling

Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013 P. De Clercq Landbouw en Visserij 1 Europese context Gemeenschappelijk Landbouw Beleid 1 ste Pijler : Markt- en inkomensbeleid 2 de Pijler : Plattelandsontwikkeling

Nadere informatie

ONDERNEMERSCHAP IN DE LANDBOUW. Agentschap voor Landbouw en Visserij

ONDERNEMERSCHAP IN DE LANDBOUW. Agentschap voor Landbouw en Visserij ONDERNEMERSCHAP IN DE LANDBOUW Agentschap voor Landbouw en Visserij ALV Agentschap voor Landbouw en Visserij Missie Tijdig correct en efficiënt steunmaatregelen uitvoeren om duurzame landbouw te stimuleren

Nadere informatie

nr. 905 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 15 september 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE Hoeveproducten - Ondersteuning

nr. 905 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 15 september 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE Hoeveproducten - Ondersteuning SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 905 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 15 september 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Hoeveproducten - Ondersteuning Bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds

Nadere informatie

Regionale & sectorale verdeling van Europese landbouwsubsidies in Nederland

Regionale & sectorale verdeling van Europese landbouwsubsidies in Nederland Regionale & sectorale verdeling van Europese landbouwsubsidies in Nederland Inleiding De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) begint steeds meer vorm te krijgen. Op 12 oktober 2011

Nadere informatie

GLB richting december 2011 Studiedag Verbond Vlaamse Suikerbietplanters

GLB richting december 2011 Studiedag Verbond Vlaamse Suikerbietplanters GLB richting 2020 15 december 2011 Studiedag Verbond Vlaamse Suikerbietplanters 1 Wetgevende voorstellen Overzicht Meerjarig financieel kader 2014-2020, 29 juni 2011 GLB tot 2020: wetgevende voorstellen,

Nadere informatie

INTERREGIONALE LANDBOUWERS

INTERREGIONALE LANDBOUWERS DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ INTERREGIONALE LANDBOUWERS Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ v.u. Jules Van Liefferinge depotnr. D/2015/3241/316 www.vlaanderen.be/landbouw DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ PRODUCTIEWAARDE, MILJOEN EURO, 2014 overige 167 223 325 512 602 1.460 844 712 355 179 102

Nadere informatie

1 De verschillende actoren van de keten komen tot een betere samenwerking

1 De verschillende actoren van de keten komen tot een betere samenwerking Via dialoogmomenten, georganiseerd met relevante stakeholders, werden operationele doelstellingen vooropgesteld die in de loop van de vijf jaren zullen bijdragen tot het effectief verwezenlijken van de

Nadere informatie

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie 2012 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri

Nadere informatie

DIRECTE STEUN ALGEMEEN

DIRECTE STEUN ALGEMEEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ DIRECTE STEUN ALGEMEEN Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN 2019 DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Rapport JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN www.vlaanderen.be Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Auteur Veerle Vermeyen

Nadere informatie

VERBREDING IN LAND- EN TUINBOUW

VERBREDING IN LAND- EN TUINBOUW AMS FOCUS 2012 VERBREDING IN LAND- EN TUINBOUW STAND VAN ZAKEN IN 2011 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1.Blik op verbreding in de landbouw 2.Sociale en toeristische activiteiten 3. Milieu,

Nadere informatie

HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS. Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen

HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS. Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen Overzicht 1. Nieuwe structuur vanaf 2015 2. Basisbetalingsregeling 3. Aanvraag tot de reserve

Nadere informatie

Impact vernieuwde GLB voor de sierteelt

Impact vernieuwde GLB voor de sierteelt Impact vernieuwde GLB voor de sierteelt Pascal Braekman Departement Landbouw & Visserij Johan & Kris Aelterman Doelstelling Gemeenschappelijk LandbouwBELEID (GLB) Sturen WAT er geproduceerd wordt! GEkoppeld

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de premiesubsidie voor een brede weersverzekering in de landbouwsector

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de premiesubsidie voor een brede weersverzekering in de landbouwsector Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de premiesubsidie voor een brede weersverzekering in de landbouwsector DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en

Nadere informatie

KORTE KETEN. Maayke Keymeulen. Vlaamse Overheid - Departement Landbouw en Visserij

KORTE KETEN. Maayke Keymeulen. Vlaamse Overheid - Departement Landbouw en Visserij KORTE KETEN Maayke Keymeulen Vlaamse Overheid - Departement Landbouw en Visserij Inhoud 1. Wat is korte keten? 2. Ondersteuning door Vlaamse Overheid 3. Ondersteuning door lokale besturen 2 1. Wat is korte

Nadere informatie

8 Verhoging van de teeltopbrengsten in de biologische landbouw

8 Verhoging van de teeltopbrengsten in de biologische landbouw 8 Verhoging van de teeltopbrengsten in de biologische landbouw 8.1 Onderzoek naar en inzicht in de productieopbrengsten van de biologische teelten Verantwoordelijke: NOBL, PCBT, BioForum Vlaanderen, Landbouworganisaties,..

Nadere informatie

over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen

over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen stuk ingediend op 1880 (2012-2013) Nr. 1 21 januari 2013 (2012-2013) Gedachtewisseling over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen Verslag

Nadere informatie

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Waarborgregeling - Stand van zaken De Waarborgregeling

Nadere informatie

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS 214 DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 214 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer

Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer Analyse van de rechtstreekse steun uit Pijler I aan de landbouwer 2005: van premie naar toeslagrecht December 2006 V. Campens, L. Bas, S. Lenders, V. Samborski, K. Carels Vlaamse Overheid Beleidsdomein

Nadere informatie

BETALINGSRECHTEN UIT DE VLAAMSE RESERVE

BETALINGSRECHTEN UIT DE VLAAMSE RESERVE DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ BETALINGSRECHTEN UIT DE VLAAMSE RESERVE Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW Resultaten 2017 van het LMN INHOUD 1. Blik op innovatie 2. Innovatie bij Vlaamse landen tuinbouwbedrijven 3. Kenmerken van innoverende bedrijven 4. Besluit

Nadere informatie

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR

Nadere informatie

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij advies over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli

Nadere informatie

Samenvatting. Landbouw en voedsel in de wereld

Samenvatting. Landbouw en voedsel in de wereld Samenvatting Landbouw en voedsel in de wereld In de afgelopen jaren is de mondiale landbouwmarkt grondig gewijzigd, zodat de landbouw hernieuwde aandacht geniet. Enkele factoren die hierbij een belangrijke

Nadere informatie

VR DOC.1027/2

VR DOC.1027/2 VR 2015 0910 DOC.1027/2 Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het subsidiëren van operationele groepen inzake het Europees Partnerschap voor Innovatie - netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid

Nadere informatie

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw,

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw, SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 525 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 3 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Aanvragen eerste kwartaal 2017 Sinds de hervorming

Nadere informatie

nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017

nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017 SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017 De Ecologiepremie+

Nadere informatie

Nieuwe GLB in relatie tot de Toeslagrechten. Jan Moggré ZLTO advies

Nieuwe GLB in relatie tot de Toeslagrechten. Jan Moggré ZLTO advies Nieuwe GLB in relatie tot de Toeslagrechten Jan Moggré ZLTO advies Ontwikkeling GLB 1960 1980 Markt- en prijsbeleid 1980-1990 2000; Produktiebeperking, afbouw markt- en prijsbeleid, gekoppelde inkomenssteun

Nadere informatie

Steunmaatregelen van de staten / Nederland Steunmaatregel N 246/2005 houdende wijziging van N 222/2004 Unieke Kansen Regeling en demonstratieprojecten

Steunmaatregelen van de staten / Nederland Steunmaatregel N 246/2005 houdende wijziging van N 222/2004 Unieke Kansen Regeling en demonstratieprojecten EUROPESE COMMISSIE Brussel, 01-07-2005 C (2005) 2457 Betreft: Steunmaatregelen van de staten / Nederland Steunmaatregel N 246/2005 houdende wijziging van N 222/2004 Unieke Kansen Regeling en demonstratieprojecten

Nadere informatie

Verslag aan de Provincieraad

Verslag aan de Provincieraad 10 e Directie Dienst 102 Land- en Tuinbouw Verslag aan de Provincieraad registratienr. 0704919 betreft verslaggever PROVINCIAAL PLATTELANDSBELEID Samenstelling Provinciaal ManagementComité (PMC) de heer

Nadere informatie

NAAM: MARC HANSEN LEEFTIJD: 49 PLAATS: ZICHEN-ZUSSEN- BOLDER TEELT: CHAMPIGNONS

NAAM: MARC HANSEN LEEFTIJD: 49 PLAATS: ZICHEN-ZUSSEN- BOLDER TEELT: CHAMPIGNONS NAAM: MARC HANSEN LEEFTIJD: 49 PLAATS: ZICHEN-ZUSSEN- BOLDER TEELT: CHAMPIGNONS De vader van Willy, Ronny en Marc Hansen begon veertig jaar geleden met een champignonkwekerij. De drie namen het bedrijf

Nadere informatie

Politiek akkoord over de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Politiek akkoord over de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Politiek akkoord over de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van november 2008, de bijeenkomst van alle ministers van Landbouw van de Europese Unie,

Nadere informatie

In deze rubriek vindt u per aanvraagde premie een prognose van het bedrag waarop u recht heeft.

In deze rubriek vindt u per aanvraagde premie een prognose van het bedrag waarop u recht heeft. TOELICHTING BIJ DE PREMIESIMULATIE RECHTSTREEKSE INKOMENSSTEUN (bedrijfstoeslag, specifieke steun voor de inzaai van groenbedekkers en specifieke steun voor de instandhouding van het Piétrainras) campagne

Nadere informatie

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw,

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw, SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 212 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 4 januari 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Aanvragen vierde kwartaal 2017 Sinds de hervorming

Nadere informatie

De Bedrijfstoeslag. Resultaten peiling 5 Internetpanel Dienst Regelingen. Inleiding. 23 april 2009

De Bedrijfstoeslag. Resultaten peiling 5 Internetpanel Dienst Regelingen. Inleiding. 23 april 2009 De Bedrijfstoeslag Resultaten peiling 5 Internetpanel Dienst Regelingen 23 april 2009 Inleiding In samenwerking met Dienst Regelingen heeft I&O Research een internetpanel opgezet voor relaties van Dienst

Nadere informatie

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012 AMS FOCUS 212 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 212 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

Producentenorganisaties Brancheorganisaties

Producentenorganisaties Brancheorganisaties Producentenorganisaties Brancheorganisaties 9/10/2015 Lea Elst Producentenorganisaties Brancheorganisaties Inleiding Producentenorganisaties (PO/UPO) (startsteun) Brancheorganisaties (BO) Uitbreiding van

Nadere informatie

HET NIEUWE GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB)

HET NIEUWE GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB) HET NIEUWE GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB) Herent 8 december 2014 Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV) Afdeling Markt- en Inkomensbeheer

Nadere informatie

Effectrapportage hervorming GLB vanaf 2015

Effectrapportage hervorming GLB vanaf 2015 Effectrapportage hervorming GLB vanaf 2015 A.K. Kerbouwer 1e Kruisweg 1a 3262 LK Oud-Beijerland 29 oktober 2014 Versie: 2014.13 Versie: 2014.13 pag 1 van 12 INHOUDSOPGAVE pag. Inhoudsopgave 2 A. Algemene

Nadere informatie

Het GLB Gezamenlijke Staten Noord-Nederland 15 februari Monique Remmers Directie Europees Landbouwbeleid en voedselzekerheid

Het GLB Gezamenlijke Staten Noord-Nederland 15 februari Monique Remmers Directie Europees Landbouwbeleid en voedselzekerheid Het GLB 2014-2020 Gezamenlijke Staten Noord-Nederland 15 februari 2012 Monique Remmers Directie Europees Landbouwbeleid en voedselzekerheid GLB-uitgaven in constante prijzen 2007 70 miljard euro % van

Nadere informatie

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS Update : Februari 2014 Opmerking Om redenen van administratieve vereenvoudiging berust de enquête van 2011 niet meer op de landbouwers die hebben deelgenomen aan de landbouwtelling

Nadere informatie

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016 SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016 1 INLEIDING Vlaanderen kent een lange traditie van het opnemen van zorgvragers op een landbouwbedrijf. Door de intensivering van de landbouw waren de

Nadere informatie

nr. 688 van HERMES SANCTORUM-VANDEVOORDE datum: 24 mei 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Landbouwsubsidies - Verdeling over sectoren

nr. 688 van HERMES SANCTORUM-VANDEVOORDE datum: 24 mei 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Landbouwsubsidies - Verdeling over sectoren SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 688 van HERMES SANCTORUM-VANDEVOORDE datum: 24 mei 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Landbouwsubsidies - Verdeling over sectoren De subsidies

Nadere informatie

Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 (publicatie

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 maart 2011;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 maart 2011; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van subsidies voor boslandbouwsystemen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de programmeringsperiode 2007-2013

Nadere informatie

Hoofdlijnen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid

Hoofdlijnen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid Hoofdlijnen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020 Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid 2 Omvorming + nieuwe opzet directe betalingen Overgangsjaar Toegang tot nglb Basispremie Vergroening en

Nadere informatie

Toekomst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Herman Snijders Programmadirectie GLB, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)

Toekomst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Herman Snijders Programmadirectie GLB, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) Toekomst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Herman Snijders Programmadirectie GLB, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) Ontstaan Jaren vijftig: Voedselzekerheid Deviezen sparen

Nadere informatie

GLB-onderhandelingen; stand van zaken april 2013

GLB-onderhandelingen; stand van zaken april 2013 GLB-onderhandelingen; stand van zaken april 2013 Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid, Herman Snijders Ontwikkelingen en structuur GLB 2 Ontwikkeling van het GLB van start tot nu 1960 ca 1980: Markt-

Nadere informatie

TOELICHTING OP DE BETALINGEN IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID IN 2008

TOELICHTING OP DE BETALINGEN IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID IN 2008 TOELICHTING OP DE BETALINGEN IN HET KADER VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID IN 2008 1. Het Europees landbouwbeleid Succesverhaal met schaduwzijden Toen in 1957 de doelstellingen van het Gemeenschappelijk

Nadere informatie

Documentatie. Varkenshouderij Actueel 2011

Documentatie. Varkenshouderij Actueel 2011 Documentatie De Vlaamse overheid - Dep. Landbouw en Visserij - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling en het Praktijkcentrum Varkens organiseren de studienamiddagen: Varkenshouderij Actueel 2011 dinsdag

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2017 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Basisbetalingsregeling 2015 t/m 2019

Basisbetalingsregeling 2015 t/m 2019 Basisbetalingsregeling 2015 t/m 2019 Rijnsburg, 13 oktober 2014 Inhoud in vogelvlucht Omvorming + nieuwe opzet directe betalingen Toegang tot nglb Basispremie + vergroening op hoofdlijnen Voorbereiding

Nadere informatie

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw,

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw, SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 608 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 19 juli 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Aanvragen tweede kwartaal 2018 Sinds de hervorming

Nadere informatie

producentenorganisaties (PO's) wettelijk kader Lea Elst

producentenorganisaties (PO's) wettelijk kader Lea Elst producentenorganisaties (PO's) wettelijk kader Lea Elst Producentenorganisaties (wettelijk kader) Inleiding Doelstellingen en voorwaarden Uniek lidmaatschap / contractuele onderhandelingen Praktisch Andere

Nadere informatie

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij ADVIES naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector SALV, 18 januari 2013(nr.2013-01) Contactpersoon SALV: Dirk Van Guyze SALV-advies naschoolse

Nadere informatie

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS 2014 INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW RESULTATEN 2014 VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op innovatie 2. Innovatie bij Vlaamse land-

Nadere informatie

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013 FOCUS 214 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 213 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

Bio zoe zo k e t k Boer

Bio zoe zo k e t k Boer Bio zoekt Boer 19 oktober 2011 PCG Sofie Hoste 1 2 3 4 5 Aanpak neutraal discreet zoeken naar kansen toegankelijk 6 Resultaten t Biozoekt Boer 28 21 22 0 0 2007 2008 2009 2010 2011 7 Steunmaatregelen bio

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2015 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's)

Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's) ,.~~ re ~ ~ Vlaanderen is landbouw & visserij Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's) Lea Elst DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Producentenorganisaties Doel? Versterking van de marktpositie

Nadere informatie

Crelan Vertrouwensindex Land- en tuinbouwsector 2015

Crelan Vertrouwensindex Land- en tuinbouwsector 2015 Crelan Vertrouwensindex Land- en tuinbouwsector 2015 Belangrijkste resultaten Het vertrouwen van de landbouwers daalt in België, vooral in de melkveesector. De evaluatie van het financieel resultaat loopt

Nadere informatie

Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen

Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen Rapport Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen Ex ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie 2012 Ellen Maertens, Goedele Vrints Afdeling

Nadere informatie

(Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE

(Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE 21.11.2018 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 421/1 II (Mededelingen) MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE EUROPESE COMMISSIE Mededeling van de Commissie Goedkeuring

Nadere informatie

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw,

c) volgens soort investering (dierenwelzijn, biologische landbouw, SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 878 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 6 juli 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Aanvragen tweede kwartaal 2017 Sinds de hervorming

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2015 INHOUD 1. Blik op de productierekening 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto toegevoegde waarde 5. Meer informatie 6. Overzicht

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2016 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2015 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 2015 INHOUD 1. Vlaamse conjunctuurindex 2. Landbouw 3. Tuinbouw 4. Belemmeringen 5. Administratieve taken 6. Meer informatie 1.

Nadere informatie

Voorlopige resultaten van de perceelsaangiftes

Voorlopige resultaten van de perceelsaangiftes PERSMEDEDELING Dinsdag 26 mei 2015 DEPARTEMENT LANDBOUW EN VISSERIJ Voorlopige resultaten van de perceelsaangiftes De resultaten van een eerste verwerking van de perceelsaangifte zijn bekend. Landbouwers

Nadere informatie

Schuivende panelen. Petra Berkhout

Schuivende panelen. Petra Berkhout Schuivende panelen Petra Berkhout Kerncijfers agrocomplex Nederland, 2012 2 Aandeel (%) van deelcomplexen in TW en werkgelegenheid, 2012 Deelcomplex Toegevoegde waarde Werkgelegenh eid 2012 2012 Akkerbouw

Nadere informatie

Productierekening 2005

Productierekening 2005 Productierekening 2005 December 2006 Els Demuynck Els Bernaerts Jonathan Platteau Beleidsdomein Landbouw en Visserij Afdeling Monitoring en Studie (AMS) Leuvenseplein 4 1000 Brussel De productierekening

Nadere informatie

Actualiteiten en Ervaringen met. Ninove 10/01/2017

Actualiteiten en Ervaringen met. Ninove 10/01/2017 Actualiteiten en Ervaringen met het nieuwe GLB Ninove 10/01/2017 Betalingen Reeds uitgevoerd en nog te verwachten Bedrijfstoeslag en crisissteun Bedrijfstoeslag Alle landbouwers met betalingsrechten: Basisbetaling

Nadere informatie

Thema 1:Landbouw- en natuureducatie

Thema 1:Landbouw- en natuureducatie Thema 1:Landbouw- en natuureducatie Situering De LEADER-groep is zich bewust van de afnemende kennis over het platteland in de gehele samenleving. De evolutie in de Europese samenleving maakt dat mensen

Nadere informatie

ADVIES OVER HET VOORONTWERP VAN DECREET TOT BEVORDERING VAN EEN DUURZAME LANDBOUW IN VLAANDEREN

ADVIES OVER HET VOORONTWERP VAN DECREET TOT BEVORDERING VAN EEN DUURZAME LANDBOUW IN VLAANDEREN ADVIES OVER HET VOORONTWERP VAN DECREET TOT BEVORDERING VAN EEN DUURZAME LANDBOUW IN VLAANDEREN Brussel, 12 februari 2003 Advies_duurzame_landbouw_120203 1. INLEIDING De Raad werd op 2 januari 2003 door

Nadere informatie

Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Beleidsdomein Landbouw en Visserij Beleidsdomein Landbouw en Visserij COLOFON Redactie Landbouwrapport 2005: Jonathan Platteau (red), Leen Bas, Els Bernaerts, Veerle Campens, Koen Carels, Els Demuynck, Maarten Hens, Stijn Overloop, Vincent

Nadere informatie

Landbouwdiensten en beleid. Hoe zijn deze diensten op vandaag georganiseerd in Vlaanderen?

Landbouwdiensten en beleid. Hoe zijn deze diensten op vandaag georganiseerd in Vlaanderen? Landbouwdiensten en beleid. Hoe zijn deze diensten op vandaag georganiseerd in Vlaanderen? Evy Mettepenningen Guido Van Huylenbroeck 1 Overzicht 1.Instrumenten voor de vergoeding van groene en blauwe diensten

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 314/7

Publicatieblad van de Europese Unie L 314/7 15.11.2006 Publicatieblad van de Europese Unie L 314/7 VERORDENING (EG) Nr. 1679/2006 VAN DE COMMISSIE van 14 november 2006 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen

Nadere informatie

VERVENNOOTSCHAPPELIJKING IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

VERVENNOOTSCHAPPELIJKING IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUSRAPPORT VERVENNOOTSCHAPPELIJKING IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2015 INHOUD 1. Inleiding 2. Evolutie 3. Parameters 4. Oprichting en overname 5. Vennootschapstypes 6. Beweegredenen en belemmeringen

Nadere informatie

Inzetten op duurzame groei. Sonja De Becker Voorzitter Boerenbond

Inzetten op duurzame groei. Sonja De Becker Voorzitter Boerenbond Inzetten op duurzame groei Sonja De Becker Voorzitter Boerenbond 1 Visie In Vlaanderen is er blijvend plaats voor een sterke land- en tuinbouw, die ondernemers en hun gezinnen een volwaardig inkomen en

Nadere informatie

2. Hoeveel bedroegen de subsidiabele investeringskosten na toepassing van de normbedragen voor het eerste kwartaal?

2. Hoeveel bedroegen de subsidiabele investeringskosten na toepassing van de normbedragen voor het eerste kwartaal? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 411 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 28 maart 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Eerste kwartaal 2018 Sinds de hervorming van

Nadere informatie

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur?

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur? Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur? NATUUR EN LANDBOUW// VORSELAAR// 14 maart 2012 Draagvlakverbredingsproject Melk van Hier 1/1/2013 31/12/2013 Dit initiatief kadert binnen een overkoepelend

Nadere informatie

Staatssteun / België - Steunnummer N 621/ Steun aan investeringen in de omkaderingssector van land- en tuinbouw

Staatssteun / België - Steunnummer N 621/ Steun aan investeringen in de omkaderingssector van land- en tuinbouw EUROPESE COMMISSIE Brussel, 13-XII-2006 C(2006) 6784 Betreft : Staatssteun / België - Steunnummer N 621/2006 - Steun aan investeringen in de omkaderingssector van land- en tuinbouw Excellentie, Ik heb

Nadere informatie

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU De Europese Unie mikt hoog Europese Commissie Landbouw en plattelandsontwikkeling Bijdrage van het landbouwbeleid Het GLB biedt landbouwers een aantal stimuli

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 4;

Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, artikel 4; 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2015 betreffende het combineren van agromilieumaatregelen, beheerovereenkomsten, biohectaresteun en ecologisch aandachtsgebied met toepassing van het Vlaams

Nadere informatie

De aanvrager van de renovatiepremie moet voldoen aan een aantal voorwaarden m.b.t.: - inkomen; - woning; - eigendom; - facturen; - aantal aanvragen.

De aanvrager van de renovatiepremie moet voldoen aan een aantal voorwaarden m.b.t.: - inkomen; - woning; - eigendom; - facturen; - aantal aanvragen. VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING Vraag

Nadere informatie

Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB

Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB Het CVBB werkzaam in het kader van MAP 4 ten dienste van land- en tuinbouw Dirk Coomans, Algemeen coördinator Provinciale coördinatoren

Nadere informatie

Sinds de hervorming van de VLIF-steun worden de dossiers in blokken per kwartaal goedgekeurd. Inmiddels is het derde kwartaal van 2017 afgelopen.

Sinds de hervorming van de VLIF-steun worden de dossiers in blokken per kwartaal goedgekeurd. Inmiddels is het derde kwartaal van 2017 afgelopen. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 29 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 4 oktober 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VLIF-steun - Aanvragen derde kwartaal 2017 Sinds de hervorming

Nadere informatie