HOLLAND. Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten

Transcriptie

1 Voordracht aan Provinciale Staten HOLLAND van Gedeputeerde Staten Onderwerp Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MP!) 2015 t/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur (MPO) 2015 t/m Ontwerpbesluit Provinciale Staten van Zuid-Holland, Gelet op: Artikel 193 t/m 196, lid van de Provinciewet; Besluiten vast te stellen: 1. Het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) 2015 t/m Het Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur (MPO) 2015 t/m Het meerjarige beeld van de (kapitaal)lasten van infrastructuur 30 jaar vooruit, aansluitend op de 4 jaar opgenomen in de Begroting Den Haag, Provinciale Staten van Zuid-Holland, griffier, voorzitter, Voordracht aan Provinciate Staten - Meerjafenprogramma Provinciale infrastructuur 2015 t/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur 2015 t/m 2044 Pagina 1 van 6

2 2 Toelichting Ad 1 en 2 Vaststellen MPI 2015 t/m 2029 en MPO 2015 t/m 2044 Het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur, afgekort MPI, wordt jaarlijks tegelijk met de begroting van de provincie Zuid-Holland opgesteld en vastgesteld. Het vervult de rot van planningsinstrument voor- en toelichting op de In programma 2 van de begroting opgenomen middelen voor nieuwe en verbeterde infrastructuur (doel 2.2). Het MPI beslaat een periode tot 15 jaar vooruit, in dit geval de jaren 2015 t/m ; i; i^is Dit jaar Is ook het eerste Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur, ofwel MPO, opgesteld. Het MPO heeft een vergelijkbare functie het MPI, maar dan voor beheer, onderhoud en vervanging van de provinciale infrastructuur (doet 2.1 van de begroting). Het programma wordt conform de in juni 2014 vastgestelde uitbreiding van het procedureel kader voor Infrastructuur geïntroduceerd, mede ter vervanging van de Nota Budgetbehoefte. Het MPO geeft zowel inzicht in de beheer- en onderhoudskosten van het bestaande areaal, als In de onvermijdelijke kosten die daar bij zullen komen vanwege de uitbreiding van het areaal ten gevolge van de projecten In het MPI. Om deze effecten te kunnen beschrijven beslaat het MPO een periode tot 30 jaar vooruit, in dit geval de jaren 2015 t/m Het MPO zal zich de komende jaren nog doorontwikkelen. Het is de ambitie om In de toekomst het MPI en MPO te verder te Integreren. Beleidsarme orooramma's. venwerkino van het Kaderbesluit infrastructuur Het MPI en MPO zijn relatief beleidsarm. Er wordt geen nieuw beleid gemaakt, maar Invulling gegeven aan het kaderstellend beleid van het Hoofdlijnenakkoord, de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), Programma Mobiliteit en uitwerkingen daarvan. Ook het verdelen van beschikbare middelen aan projecten en ontwikkelingen gebeurt in principe via aparte besluiten. Dit zijn bijvoorbeeld het Kaderbesluit infrastructuur dat jaarlijks tegelijk met de Kadernota wordt voorgelegd, en Inhoudelijke projectbeslulten, waarop de Regeling Projecten Zuid-Holland van toepassing is. In dit MPI en MPO is het Kaderbesluit Infrastructuur 2014 (PS-besluit 25 juni 2014) verwerkt, inclusief amendement 460 (ongedaan maken reservering 10 miljoen voor versterking waterrecreatie) en het erratum voor het niet verlagen van de risicoresen/ering HOV-net Zuid- Holland Noord. Hiermee is onder meer een incidentele verschuiving van investeringen naar exploltatiemiddelen voor beheer en onderhoud in 2014 en 2015 gedekt en zijn budgetten voor zowel beheer en onderhoud als nieuwbouw herijkt ter verlaging van de langjarige lasten van Infrastructuur op de provinciale begroting. Conform het besluit van PS hierover bij het Kaderbesluit infrastructuur verschijnt in december 2014 een rapportage over aanvullende bijsturingsmogelijkheden In het MPI. Voordracht aan Provinciale Staten Kteeriarenprogramma Provinciale Infrastvctuur 2015 t/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur 2015 t/m 2044 Pagina 2 van 5

3 SpreidinQ van de lasten in de tiid Tot en met 2023 zijn de verwachte lasten lager dan bij Kaderbesluit; vanaf 2024 zijn de lasten juist wat hoger. Dit is deeis het effect het de nieuwe beleidsnota IWA. Deze nota heeft met ingang van Begroting 2015 gevolgen voor de kapitaallasten, omdat de afschrijving op investeringen niet meer plaatsvindt op basis van de jaarlijkse uitgaven. Er wordt pas op de investeringen afgeschreven vanaf het jaar ra afronding van de voorbereidings- of uitvoeringsfase van een project. De geraamde kapitaallasten zullen hierdoor de komende jaren (vanaf 2015) dalen, om later, op het moment dat de voorbereidings- of uitvoeringsfase van een project is afgerond, met pieken te stijgen. Dit betekent een verschuiving in kapitaallasten in jaarschijven, maar heeft geen effect op het benodigde budget op de langere termijn. De verschuiving in iasten Is voor het eerst zichtbaar in de Begroting 2015 en de meerjarenraming De aanvankelijke verlaging van de geraamde kapitaallasten van infraprojecten en huisvesting worden gereserveerd, om in later jaren te kunnen worden ingezet voor de stijgende kapitaallasten. Hierdoor is het effect op het begrotingssaido gering. Daarnaast is bi] het opstellen van het MPI de gebruikelijke actualisatie van de projectpianningen venwerkt. Dit resulteert in het volgende beeld van de (kapitaai)iasten 30 jaar vooruit: I Kapitaallasten MPO Exploitatielasten MPO Kapitaallasten MPI Exploitatielasten MP! I Begrotingsjaren r I S JS 5 saoo 0,00 i/>i0rsco9>othojrt«m«r»«ooiofh(nro^>n«ors<oo>q!h^^9 Met dit besluit wordt dit beeld verankerd voor de jaren 2019 t/m 2044, aansluitend op de jaren 2015 t/m 2016, die zijn opgenomen in de meerjarenplanning van de Begroting Voordracht aan Provinciale Staten - Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur 2015 t/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur 2015 t/m 2044 Pagina 4 van 5

4 Implementatie nieuwe beleidsnota IWA en behoedzaamheid o.b.v. probabilistisch plannen Provinciale Staten hebben op 11 december 2013 de herziene nota Investeringen, waarderingen en afschrijvingen (nota IWA 2014) vastgesteld en op 28 mei 2014 de herziene Financiéle verordening. Hierin is geregeld dat Provinciale Staten van een investeringsproject de omvang van het investeringskrediet, het dekkingsplan en het jaar van gereedkomen van de voorbereldings- en uitvoeringsfase vaststellen, in plaats van jaarlijkse investeringsbudgetten (jaarbudgetten). Als de totale kosten of de doorlooptijd van een project fundamenteel wijzigen, wordt dit in de toekomst in de P&C-producten (kadernota. begroting, voor- en najaarsnota) gerapporteerd, inclusief voorstellen voor bijsturing. Voordeel van deze werkwijze is dat in de P&C-producten wordt gerapporteerd over bestuurlijk relevante zaken en minder over financieel technische bijstellingen, zoals bijstellingen van jaarbudgetten die de uiteindelijke opleverdatum en de totale kosten van een project niet of nauwelijks raken. Er wordt door de provincie gekozen om bij de projecten in het MPI een voorspoedige realisatie na te streven. Op programmaniveau heeft dit echter het effect dat er ten opzichte van de prognoses van de afzonderlijke projecten altijd een hoeveelheid onderbesteding te verwachten Is. Daarom wordt gewerkt met een behoedzaamheidscorrectie voor opname van de prognoses op totaalniveau in de jaarschijven van de begroting. Dit betreft uitsluitend een technische aanpassing; voor de afzonderlijke projecten blijven de volledige investeringskredieten gegarandeerd en er wordt geen rem gezet op de voortgang van projecten. In vorige MPI's werd een procentuele correctie van de begrotingsjaren gehanteerd. Vanaf dit MPI is een start gemaakt met het baseren van de behoedzaamheidscorrectie op een doorvertaling van planningsrisico's in de afzonderlijke projecten. Dit is een eerste aanzet richting probabilistische planningen bij projecten. Ad 3 Vaststellen beeld van de (kapitaal)lasten van infrastructuur 30 jaar vooruit De projecten voor nieuwbouw, verbetering, beheer en onderhoud van provinciale infrastructuur leggen in de vonn van directe exploitatielasten en kapitaallasten van geactiveerde Investeringen een beslag op de begroting. Als onderdeel van het Kaderbesluit infrastructuur 2014 is door Provinciale Staten het venvachte. resulterende beeld van (kapltaal)lasten van infrastructuur 30 jaar vooruit vastgesteld. Dit verwachte beeld is bij Begroting 2015 beperkt bijgesteld. Ontwikkeling van de totale lasten Het totaalvolume aan verwachte lasten over de 30-jaars periode daalt licht met circa 0,5%. Dit is het gevolg van een optelsom van voordelige en nadelige (financieel-technische) effecten. De belangrijkste reden voor het dalen van de lasten is een lagere rekenrente voor de kapitaallasten. In het Kaderbesluit is, aansluitend op de Kadernota, uitgegaan van de rekenrente uit de Begroting 2014 (3,37%), terwijl de rekenrente bij Begroting 2015 lager ligt (2,94%). De grootste, daar tegenover staande stijging van de lasten is het gevolg van indexering.conform besluitvorming bij Kadernota zijn de budgetten voor Infrastructuur geïndexeerd met het IBOIpercentage naar prijspeil 2015 (door het CPB In april 2014 vastgesteld op 1,25%). Overige effecten betreffen het gevolg van de verwerking inzet reserves conform Kaderbesluit Infrastructuur bij Najaarsnota en enkele naar latere jaren geschoven budgetten bij Voorjaars- en Najaarsnota. Tot slot is een verschuiving venverkt binnen de begroting van budgetten voor zakelijke lasten (waterschapsbelasting, OZB, etc.) vanuit bedrijfsvoering naar het MPO (doel 2.1 zorg voor de kwaliteit van provinciale infrastructuur). Voordracht aan Provinciale Staten - Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur 2015 t/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud infrastructuur 2015 t/m 2044 Pagina 3 van S

5 Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag het kosten? Zorg voor de kwaliteit (een bruikbare en veilige toestand) van provinciale infrastructuur en verbeteren van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid in Zuid-Holland, zoals opgenomen in de doelen 2.1 en 2.2 van de provinciale begroting, en een financieel gezonde hulshouding, zoals opgenomen In doel 6.1 van de provinciale begroting. Beheren, onderhouden, functioneel verbeteren en aanleggen van Infrastructuur. De hiervoor bestemde middelen zijn opgenomen onder doelen 2.1 en 2.2 van de Begroting Den Haag, 30 september 2014 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, mw. drs. J.A.M. Hilgersom drs. J. Smit Voordracht aan Provinciale Staten - Meerjarenprogramma Provinciale infrastructuur 2015 l/m 2029 en Meerjarenprogramma Onderhoud Infrastructuur 2015 t/m 2044 Pagina 5 van S