Rapportage eerste kwartaal 2017

Transcriptie

1 Rapportage eerste kwartaal 2017 April

2 Inleiding In januari vierde Lokalis haar tweede verjaardag. Zorg voor jeugd werd in deze afgelopen twee jaar daadwerkelijk toegankelijker. Het bereik van de teams jeugd&gezin nam ieder kwartaal toe en is relatief gezien het grootst in de wijken waar gezinnen veelal meervoudige vraagstukken hebben. Onze hulp werd door klanten goed en steeds beter gewaardeerd. Het mooie rapportcijfer is een illustratie van de prestatie van alle professionals die het vak al doende uitvonden en aan het uitvinden zijn. In 2017 bouwen we verder op een stevig fundament. In het eerste kwartaal van 2017 waren de vraag naar basishulp en de beschikbare capaciteit onvoldoende in evenwicht. Waarmee het aantal wachtende gezinnen en ook de wachttijd toenam. Tegelijkertijd is het verder verbeteren van de toegankelijkheid in het belang van gezinnen en de voortgang van de transformatie. In het tweede hoofdstuk leest u hoe we hebben gewerkt aan het gericht verder verbeteren van de toegankelijkheid. En ook hoe, met Kanaleneiland als voorbeeld, door de buurtteams en door partners, zorgvuldig wordt omgegaan met het niet altijd direct kunnen starten van basishulp. In 2015 waren we vooral gericht op het vorm geven van generalistische basishulp aan individuele gezinnen. In 2016 kreeg het buurtgerichte werken toenemend de aandacht. Erg hoog over gesteld valt de stad in tweeën uiteen. Aan de ene kant de buurten waar veel gezinnen en jongeren vragen op verschillende leefgebieden tegelijkertijd hebben. Waar schuldenproblematiek bijvoorbeeld gepaard gaat met schoolverzuim, psychiatrie en veiligheidsproblematiek. Aan de andere kant buurten met meer enkelvoudige vragen. Specifiek gericht op bijvoorbeeld echtscheidingsproblematiek of gedrag van kinderen. In 2017 verdiepen we deze blik met hulp ook van de gemeentelijke big data en de wijktafels waar partijen uit een buurt bijeenkomen om analyses te delen en een gedeelde buurtagenda te bepalen. In hoofdstuk drie laten we zien hoe de buurten in cijfers wel en niet verschillen en schetsen de teams Oost, Noord Oost en het MBO-team hoe buurt- en schoolgericht werken er voor hen inmiddels uitziet. De transformatie brengt diverse ontwikkelopgaven met zich mee. De Gemeente Utrecht voert vanuit haar stelselverantwoordelijkheid regie. Lokalis draagt bij aan inhoudelijke ontwikkeling en voert uit in de praktijk, vaak met andere partners. De ontwikkelopgaven zijn veelal gericht op de beweging naar voren. Deels randvoorwaardelijk, zoals vroegsignalering van schulden, waar vroegtijdige ondersteuning erger kan voorkomen. En deels op kind- en ouderschapsvraagstukken, waarbij gezinnen in het dagelijks leven tijdig passende ondersteuning dienen te kunnen vinden. In hoofdstuk 4 geven we de belangrijkste acties en resultaten weer van het eerste kwartaal. In hoofdstuk 5 en 6 tenslotte berichten we hoe we onze keuze voor integraal organiseren nader inhoud geven, laten we zien hoe we de waarde en ontwikkeling van basishulp in Utrecht en ook landelijk uitdragen en beschrijven we tot slot kort onze financiële ontwikkeling in het eerste kwartaal. 2

3 1. Belangrijkste ontwikkelingen in het eerste kwartaal Klanten geven met het mooie rapportcijfer van een 8 aan tevreden te zijn over de geboden hulp. Er werden dit kwartaal 5240 gezinnen en daarmee kinderen, jongeren en opvoeders begeleid. Vraag en beschikbare capaciteit waren niet goed in evenwicht. Er was dit kwartaal sprake van een toenemend aantal wachtende gezinnen en toenemende wachttijd. Tegelijkertijd is de toegankelijkheid van basishulp van belang voor gezinnen en voor de voortgang van de transformatie. We hebben gericht gewerkt aan het verder vergroten van die toegankelijkheid voor jongeren en voor inwoners met een migrantenachtergrond. En Lokalis en huisartsen maakten afspraken over intensievere samenwerking. Basishulp werd verbreed met hulp bij crisis. Sinds 1 januari wordt (ambulante) crisishulp niet meer uitgevoerd door specialistische zorg, maar in de buurt door alle teams jeugd&gezin. Relatief gezien begeleidden we dit kwartaal de meeste gezinnen in buurten met een lage sociaal economische status. In vergelijking met Q is ons bereik daar het meest toegenomen. Gezien de concentratie van al langer bestaande problematiek is dat een wenselijke ontwikkeling. We veronderstellen dat de kanteling schulddienstverlening en de pilot Vroegsignalering hebben bijgedragen. In absolute zin begeleidden we de meeste gezinnen in kinderrijke buurten als Leidsche Rijn en Vleuten. Tegelijkertijd wordt daar relatief gezien het meest specialistische zorg betrokken. De betreffende teams hebben met scholen en huisartsen gesproken over het passend en vooral ook tijdig inzetten van basishulp. We droegen dit kwartaal bij aan de voorbereiding van de pilot specialistische ambulante jeugdhulp in de buurt. We namen deel aan de selectie van de projectleider en werkten mee aan het opstellen van het profiel voor de te werven professionals. De pilot start later dit jaar in onder meer Leidsche Rijn. 3

4 2. Klant centraal Dit hoofdstuk begint met het verhaal van Joep. Teams zijn dit jaar gestart de pen door te geven. Goede voorbeelden van basishulp worden beschreven om zo ervaringen te delen en ervan te leren. We zullen die verhalen ook opnemen in kwartaalrapportages. Vervolgens geven we op stedelijk niveau de belangrijkste resultaten van basishulp weer. Klanten geven met het mooie rapportcijfer van een 8 aan tevreden te zijn over de geboden hulp. Vraag en beschikbare capaciteit waren dit kwartaal niet goed in evenwicht en resulteerden in een toenemend aantal wachtenden en toenemende wachttijd. Tegelijkertijd is de toegankelijkheid van basishulp van belang voor gezinnen en voor de transformatie. We beschrijven hoe we gericht hebben gewerkt aan verdere vergroting van die toegankelijkheid. In dit hoofdstuk leest u ook wat de 0-meting vanuit het onderzoek naar veerkracht laat zien. En als laatste schetsen we de recente stappen in de verdere verbreding/verdieping van basishulp. Joep Een gezinswerker van Lokalis kwam in contact met Joep en zijn ouders. Joeps ouders waren al een jaar bezig met het vinden van een training die hun zoon zou helpen in de omgang met anderen. Joep heeft een autisme spectrum stoornis. Een psychiater had Joep verwezen naar een training die niet meer bleek te bestaan. De trainingen waarnaar hij vervolgens werd verwezen bestonden ook niet meer. Ondertussen werd Joep passiever en verslechterde het contact met leeftijdsgenoten. De gezinswerker zette met Joep en zijn ouders op een rij wat het doel van de training was. Omdat Joep zelf alleen kon vertellen dat hij niets meer wilde, vertaalde de gezinswerkers dit met de ouders naar meer praten met andere mensen, vragen stellen en af en toe een boodschap doen. Gezamenlijk werd het besluit genomen om zowel op zoek te gaan naar een geschikte training als alvast te beginnen met het leggen van contact in zijn directe omgeving. Joeps ouders ontdekten tijdens de gesprekken met de gezinswerkers dat ze te grote stappen hadden willen zetten. Ze zagen dat Joep graag wilde leren, als ze maar bij het begin begonnen. Ze startten met oefenen in huiselijke kring: hoe kon Joep een gesprek voeren met zijn ouders en zijn zus. Ze bespraken met hem wanneer je een gesprek begint en waarover je zoal kan praten. Hoe verander je van onderwerp en stop je een gesprek? Langzaam maar zeker werd het netwerk betrokken bij de gesprekken. Eerst opa en oma en enkele familieleden en later ook vrienden. Het bleek belangrijk om Joep goed voor te bereiden door uit te leggen wat de bedoeling is van verschillende soorten gesprekken voeren. Joeps omgeving merkte na verloop van tijd dat hij opbloeide en gemakkelijker te benaderen was. Het contact met zijn zus verbeterde, ook nadat de gezinswerker haar had uitgelegd wat autisme is en haar had gevraagd wat het voor haar betekende. En zijn vader zag dat Joep uit het niets een praatje met de schilder was begonnen. Toen Joep aan de beurt was voor de training waar zijn ouders zo lang naar hadden gezocht, was de conclusie dat die training op dat moment niet nodig was. Klanttevredenheid De kwaliteit van de begeleiding is onderwerp van gesprek tussen klanten en gezinswerkers. Bij het afronden van ondersteuning en ook tussentijds wordt met klanten besproken hoe zij de hulp hebben ervaren. En hen wordt gevraagd die waardering uit te drukken in een rapportcijfer. Ongeveer 40% van de klanten doet dit. Het is een manier om samen te sturen en te leren. Ook in het onderzoek naar de effectiviteit van basishulp wordt naar de waardering van de begeleiding van gezinswerkers gevraagd. Alle deelnemers aan het onderzoek vullen een score in. 4

5 Met de ontwikkeling van basishulp steeg de klanttevredenheid de afgelopen 2 jaar gestaag. Gelijk aan het vierde kwartaal van 2016 gaven klanten ons dit kwartaal gemiddeld een 8. Ook de deelnemers aan het onderzoek naar de effectiviteit van basishulp waardeerden de begeleiding van de gezinswerker gemiddeld met een 8. Een heel mooi cijfer gezien het korte bestaan van het nieuwe vak, het tempo van inhoudelijke doorontwikkeling en de druk op de capaciteit. Basishulp wordt in alle buurten goed gewaardeerd en in een aantal buurten uitstekend. Waarbij het aantal scorende klanten erg verschilt en de cijfers daarmee niet overal even representatief zijn. Net als in voorgaande kwartalen zien we geen - positief of negatief - verband tussen klanttevredenheid en factoren als de sociaal economische status van een buurt, de mate van schulden- of veiligheidsproblematiek, de mate van betrekken van specialistische zorg of het hebben van een wachttijd voor basishulp. Overvecht De Gagel is een voorbeeld van een buurt met een concentratie van problematiek en een terugkerende wachttijd voor basishulp, en krijgt van de 20 scorende klanten gemiddeld een 8,9. Team Q Q Q Q Aantal in Q1 Binnenstad 7,8 8 7,7 8 5 De Meern 7,7 8,1 7,7 7,6 39 Hoograven / Tolsteeg 7,3 7,1 7,5 7,4 10 Dichters- en Rivierenwijk 8,2 7,8 9,3 8,7 33 Kanaleneiland Noord 7,9 7,9 8, Kanaleneiland Zuid 8,6 8, Leidsche Rijn 7,9 8,1 7,9 8,2 53 Lunetten 7,7 7, MBO team 8,6 8,5 8,2 8,4 57 Mobiel team 7,5 8,4 7 7,9 14 Noordoost 7,5 7,7 7,7 8,2 13 Ondiep Pijlsweerd 7,5 7,8 7,7 7,8 6 Oost 7,6 9 7,7 7,9 15 5

6 Overvecht Centrum 8,5 7,7 9,5 8,7 3 Overvecht De Gagel 8,7 8,6 8,5 8,9 20 Overvecht Spoorzoom 9,1 8 8,3 7,6 17 Overvecht Vechtzoom 7,9 7,4 8,1 7,6 14 Vleuten 7,9 8,4 8,3 7,6 34 VO team 7,6 7,8 8,3 8,1 49 West 8 8,3 7,9 7,9 26 Zuilen 7,6 8 8,3 8,4 27 Dit kwartaal ontvingen 950 jeugd&gezin klanten de vraag of ze wilden deelnemen aan een onderzoek naar hun ervaringen met de ondersteuning door het buurtteam. Daarnaast zijn vijf jongeren geïnterviewd over hun ervaringen. Het (bredere) onderzoek naar cliëntervaring werd in opdracht van de Gemeente Utrecht uitgevoerd door onderzoeksbureau INO Research. De respons was met 10% laag om representatieve uitspraken te kunnen doen. Omdat dit het tweede achtereenvolgende jaar was met een lage respons wordt er inmiddels gezocht naar een alternatief voor vragenlijsten. Zo wordt gekeken naar aansluiting bij initiatieven van de buurtteams zelf, en wordt onderzocht of de pilot sturen op outcome of een in ontwikkeling zijnde app, beide initiatieven van de VNG, alternatieven bieden. Toegankelijkheid De beweging naar de voorkant is een belangrijk doel van de transformatie. In het belang van gezinnen en buurten en ook ten behoeve van de betaalbaarheid van het stelsel van zorg voor jeugd. Met voordeuren in de 18 buurten en aanwezigheid op vrijwel alle scholen blijkt basishulp goed toegankelijk te zijn geworden. In dit eerste kwartaal van 2017 werden gezinnen en daarmee unieke klanten geholpen, gezinnen waren nieuw of kwamen met een nieuwe vraag, met gezinnen werd de hulp afgerond. Aantal gezinnen en unieke klanten in begeleiding per kwartaal Gestart in periode Lopend in periode Afgesloten in periode Unieke Clienten Bovenstaande tabel suggereert een lichte daling van de vraag naar basishulp. Dat is niet de praktijk. Het in gebruik nemen van een nieuwe analysetool zorgt voor betrouwbaardere data maar daarmee ook voor appels en peren. Het aantal gezinnen in begeleiding is het afgelopen kwartaal met ongeveer 200 gestegen. Daarnaast wachtten op 1 april stadsbreed 358 gezinnen op basishulp. 6

7 We zien dit kwartaal het aantal unieke klanten voor het eerst dalen. Het is niet helemaal duidelijk in hoeverre ook dit (deels) een kwestie van appels en peren is. Het eerste spindiagram in hoofdstuk 3 laat zien dat het bereik van de buurtteams het meest toenam in Overvecht en Kanaleneiland. Dat werd met de kanteling schulddienstverlening ook verwacht. Toename van vooral klanten met de voorliggende schuldenproblematiekproblematiek kan ook hebben bijgedragen aan een toename van het aantal gezinnen, en relatief minder unieke klanten. Vragen die ouderschap en kinderen betreffen volgen, waar aan de orde, vaak pas in tweede instantie. De beoogde goede toegankelijkheid van basishulp vraagt in combinatie met de begrensde capaciteit om een gericht vervolg. We zetten de afgelopen maanden in op het verder versterken van de toegankelijkheid van de buurtteams voor specifieke groepen inwoners: jongeren, inwoners met een migrantenachtergrond en gezinnen die met hun vraag bij de huisarts komen. Voor jongeren en migranten geldt dat uit onderzoek al jaren blijkt dat hulp minder goed wordt bereikt. De samenwerking met huisartsen heeft tot doel de transformatie te helpen versnellen. Werken vanuit het MBO Het MBO-team is in dit eerste kwartaal gaan werken op en vanuit alle locaties van MBO Utrecht. Basishulp is daarmee voor deze 4000 jongeren toegankelijker. Aanwezigheid op VO- en MBO-scholen heeft meerwaarde omdat het leven van jongeren zich veelal minder in de buurt en meer rond school afspeelt, en de weg naar een team in de buurt door jongeren vaak niet aantrekkelijk wordt gevonden. Daarnaast is het MBO een plek waar snel zichtbaar is als een jongere een vraag of probleem heeft. Voor de komst van het MBO-team haakten jongeren sneller af omdat de toegang tot hulp voor hen via te veel schijven verliep. Jongeren bereikten de hulp geregeld niet of deze hield niet lang stand. De generalistische werkwijze waarbij de vraag van de jongere het uitgangspunt is sluit goed aan bij de ontwikkelingstaak van de jongere. Het MBO jeugdteam pakt de vragen op in nauwe samenhang tussen jongere, school en het gezin/netwerk. Het inzetten van belangrijke anderen van de jongere stimuleert eigenaarschap bij de jongere en maakt het voor hen eenvoudiger om regie te houden. De aanwezigheid op MBO Utrecht zien we direct terug in de toename van het aantal klanten van het MBO team. Inwoners met een migrantenachtergrond Inclusief werken is uiteraard een uitgangspunt voor Lokalis. Waarmee we bedoelen dat we aansluiten bij alle inwoners, ongeacht etniciteit, geaardheid en geloof. Ons relatief erg grote bereik in wijken als Overvecht en Kanaleneiland laat zien dat de buurtteams al goed worden gevonden door inwoners met een migrantenachtergrond. Tegelijkertijd geeft het recente rapport opgesteld door Verwey-Jonker in opdracht van Saluti aangrijpingspunten voor verbetering. In het afgelopen kwartaal voerden we daar met verschillende partners de dialoog over en hebben we afspraken gemaakt. Voor de buurtteams komt er een variant op de bestaande folder, meer afgestemd op inwoners die de Nederlandse taal niet (goed) kunnen lezen en een nieuwe poster die in één beeld zichtbaar maakt waar de buurtteams voor zijn. We gaan positieve ervaringen van klanten met een migrantenachtergrond actief delen, om de drempel voor anderen te verlagen. En met migrantenorganisaties en partners uit vooral spoor 1 organiseren we opnieuw informatiebijeenkomsten in de relevante buurten, om samen te vertellen waarvoor inwoners waar aan het juiste adres zijn. De wijktafel in Hoograven krijgt diversiteit als thema. Onder regie van de gemeente gaan inwoners en partners hier dus doelgericht samen aan werken. Daarnaast hebben we ons aangesloten bij de diversiteitscall van de Academische Werkplaats. Dit is een platform waar Utrecht, Amsterdam en Enschede, Verwey-Jonker en Pharos vragen en ervaringen van professionals en kennis bij elkaar brengen. 7

8 Samenwerken met de huisarts Voor een deel van de verwijzingen naar specialistische zorg geldt dat basishulp een passend antwoord zou zijn geweest op de vraag van het gezin. Om de toegankelijkheid van basishulp te versterken, ook voor patiënten van de huisarts, stelden huisartsen, coördinatoren van de geïntegreerde eerstelijns zorg (GEZ), Lokalis en de Gemeente Utrecht een samenwerkingsdocument op waarmee de basis is gelegd om intensievere samenwerking in de buurt op maat vorm te geven. Dit document is in het eerste kwartaal verspreid onder alle huisartsen, GEZ-coördinatoren en buurtteams met het verzoek om met elkaar in gesprek te gaan over de huidige samenwerking en af te spreken hoe te intensiveren. In april worden de eerste resultaten in beeld gebracht. Snelheid We konden ook dit kwartaal onvoldoende snel voorzien in de totale vraag naar basishulp. Voor 42% van klanten die zich in het eerste kwartaal aanmeldde startte de hulp direct. Voor 63% van de aanmeldingen gebeurde dat binnen 7 dagen, 88% van de klanten werd binnen 30 dagen geholpen, 100% van de klanten binnen drie maanden. Wachttijd is voor veel gezinnen vervelend, het is belastend voor teams en stagnerend voor de transformatie. Teams helpen elkaar en vinden in toenemende mate een werkwijze in het hanteren van de wachtlijst. Percentage klanten dat binnen 1 dag, 7 en 30 dagen wordt geholpen 1 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 Reeks1 < 1 dag < 7 dgn <30 dgn Kanaleneiland Noord is één van de buurten waar de vraag naar basishulp aanhoudend groot is. Het team heeft inmiddels twee aanmeldcoördinatoren. Zij categoriseren de aanmeldingen waarbij een onderscheid wordt gemaakt in rood: aanmeldingen die meteen actie vragen zoals zorgmeldingen en ernstige schulden of mensen die langer dan vier weken wachten; oranje: tussen twee en vier weken wachttijd en groen: wachttijd korter dan twee weken. De aanmeldcoördinatoren bellen klanten de dag na aanmelding terug om een uitgebreidere vraagverheldering te doen en om te kijken of basishulp inderdaad passend is. Ze kijken of de vraag door een van de schoolteams of andere teams van Lokalis opgepakt kan worden of dat de inzet van andere hulp nodig is. In een wekelijks overleg met I&A wordt bekeken waar de inzet van I&A passend is en vast kan starten. Tussendoor is er regelmatig contact met klanten om te informeren of hulp nog nodig is c.q. of inmiddels sprake is van spoed. Klanten worden ook op hun verantwoordelijkheid gewezen als ze niet op een afspraak 8

9 verschijnen. De aanmeldcoördinatoren verdelen wekelijks de wachtenden tussen de gezinswerkers in het team. Voorheen was dit een teamaangelegenheid. Met mandaat bij de coördinatoren gaat de verdeling een stuk sneller. Het aanstellen van aanmeldcoördinatoren die kunnen investeren in overleg met klanten en het voorveld, ziet het team als een succesfactor die navolging verdient. Doelrealisatie In het eerste kwartaal liet 86% van de gezinnen met wie de begeleiding werd afgerond, weten zonder hulp verder te gaan. We laten hiernaast de nulmeting van de veerkrachtmeting zien. Om de ontwikkeling van veerkracht te kunnen volgen wordt er twee jaar lang ieder halfjaar een veerkrachtvragenlijst afgenomen bij gezinnen die basishulp krijgen. Ook wanneer hulp is afgerond. Dit levert inzichten op over hoe het gaat met klanten. De veerkrachtmetingen zijn een onderdeel van het onderzoek naar Effectieve basishulp dat mogelijk gemaakt wordt door de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht. Tot nu toe deden 9 teams mee aan het onderzoek. Vanaf april sluiten alle teams aan. Uit de analyse van de eerste meting blijkt dat de resultaten op buurtniveau liggen in een range van 1,9 (laatste) tot 5,0 (hoogste). Met een gemiddelde van 4,0. Mensen die hoog scoren ervaren de meeste steun van vrienden en familie. Opvallend is ook dat de buurten met een lage Sociaal Economische Status geen lager veerkracht cijfer hebben. Zo scoort Overvecht de Gagel met een 3,8 hoger dan West met een 3,3. 9

10 Een deel van de gezinnen heeft inmiddels een tweede keer de lijst ingevuld. In de volgende kwartaalrapportage geven we weer hoe de eerste en de tweede meting zich tot elkaar verhouden. Doorontwikkeling integrale hulp Vanaf de start van de teams jeugd&gezin zijn de breedte en diepte van basishulp een ontwikkelvraag. Volgend uit de vraag van gezinnen en de al dan niet passendheid van een buurtgerichte aanpak daarvoor, breidden we de afgelopen twee jaar uit met hulp bij schulden en woonproblematiek en inzet van hulp bij huishouden. Daarnaast verschoof een deel van de vraag van specialistische zorg naar basishulp. Soms in de vorm van specifiek zorgaanbod, zoals hulp bij geëscaleerde echtscheidingen, deels ook door de beweging van meer normalisatie. Ambulante crisishulp Tot 1 januari 2017 verzorgde de specialistische zorg ambulante crisishulp. Tegelijkertijd was crisishulp feitelijk al een onderdeel van basishulp. Gezinswerkers zijn door hun inbedding in de buurt goed in staat om gezinnen te helpen hun netwerk en omgeving te betrekken. Zo kunnen crises waar mogelijk worden opgevangen in het gewone leven. Met ingang van dit eerste kwartaal wordt (ambulante)crisishulp enkel vanuit de buurtteams verzorgd. De eerste ervaringen zijn goed. Hoewel de meeste gezinswerkers bekend zijn met het bieden van crisishulp was de overgang goed voorbereid. Zo is er nog eens helder gedefinieerd wanneer er sprake is van een crisis en is er op papier gezet wat er van gezinswerkers wordt verwacht bij het bieden van crisishulp. Het programma specialistische hulp organiseerde workshops voor gezinswerkers en er waren simulaties met Samen Veilig Midden Nederland om rollen en taken te verhelderen. De afspraken die hieruit voortkwamen zijn vastgelegd en verspreid. Om kwaliteit van hulp te waarborgen hebben alle teams contactpersonen die goed zijn geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. Zij dienen als vraagbaak voor collega s. Ten slotte wordt de overheveling gemonitord om te volgen welke consequenties deze verandering heeft voor gezinnen en gezinswerkers. 10

11 Vervolgvragen Het afgelopen en het komende kwartaal onderzoeken de Gemeente en Lokalis twee vervolgvragen: hoe zien we de samenhang tussen basishulp en gezinnen en jongeren binnen de maatschappelijke opvang, en wat zou de opdracht voor jeugd&gezin al dan niet moeten zijn op het gebied van participatie. We brengen in beeld wat vanuit inhoud wenselijk lijkt en wat daarvan ook de bedrijfsmatige consequenties zijn. 3. Buurtgericht werken Hoog over bekeken zouden we kunnen zeggen dat de stad in tweeën uiteen valt. De helft van de klanten van de teams jeugd&gezin woont in buurten als Overvecht en Kanaleneiland en heeft vaak problemen op meerdere leefgebieden. De andere helft woont in de buurten met een hoge Sociaal Economische Status (SES) zoals Leidsche Rijn en heeft vaker enkelvoudige vragen. Gezinswerkers bieden in alle buurten generalistische basishulp, de inhoud, intensiteit en duur verschillen naar gelang de vraag en situatie van iedere individuele klant. Na twee jaar ervaring en met behulp ook van de big data, zien teams daarnaast steeds meer hoe de buurten verschillen en welke kansen en opgaven dat op buurtniveau met zich mee brengt. Alle teams werkten dit kwartaal aan het expliciteren van die kansen en opgaven. Ten behoeve van de eigen acties. En ook om partners te kunnen voorzien van informatie. Over in de buurt veel voorkomende vragen en de mate waarin de ondersteuning en zorg vanuit spoor 1 en 3 daarop goed aansluiten. In dit hoofdstuk laten we eerst zien hoe de buurten in cijfers wel en niet verschillen. Vervolgens schetsen de teams Sterrenwijk/Oost, Noord Oost en het MBO-team hoe buurt- en schoolgericht werken er voor hen inmiddels uitziet. Toegankelijkheid Relatief gezien was ons bereik dit kwartaal het grootst in Overvecht en Kanaleneiland. Dat is vergelijkbaar met voorgaande kwartalen. Vanuit de big data weten we inmiddels dat het bereik van de teams jeugd&gezin in grote mate overeenkomt met de mate van schoolverzuim en schulden- en veiligheidsproblematiek in buurten. Betreffende spindiagrammen laten allen een vergelijkbaar beeld zien. Met de kanteling schulddienstverlening werd een groeiend aantal klanten verwacht in die buurten waar schuldenproblematiek veel voorkomt. Die groei is voor Kanaleneiland en Overvecht inderdaad zichtbaar. 11

12 Percentage gezinnen in begeleiding ten opzichte van het aantal huishoudens met kinderen Ondiep Pijlsweerd Vleuten Leidsche Rijn West Overvecht Vechtzoom Zuilen 0,25 Overvecht De Gagel 0,2 0,15 0,1 0,05 0 Overvecht Centrum Overvecht Spoorzoom Noordoost Oost De Meern Binnenstad Kanaleneiland Noord Lunetten Kanaleneiland Zuid Hoograven/Tolsteeg Dichters en rivierenwijk percentage Q1 17 gemiddeld Q1 17 percentage Q1 16 gemiddeld Q1 16 In Leidsche Rijn, Vleuten en vanuit het MBO werden in absolute zin de grootste aantallen klanten geholpen. Ook dat is vergelijkbaar met eerdere kwartalen en past bij de grote aantallen gezinnen die in deze buurten wonen. De sterke toename van het aantal jongeren dat door het MBO-team wordt begeleid is in lijn met de uitbreiding van de aanwezigheid op alle locaties van het MBO Utrecht Absoluut aantal gezinnen in begeleiding per team Q1 17 Q1 16 Gemiddelde hulpduur De gemiddelde hulpduur is veelal wat hoger in de lage SES-buurten. Vraagstukken van gezinnen zijn hier vaak meervoudig en dragen vanuit de aard bij aan een beperktere zelfstandigheid. Onvoldoende taal-, administratieve en digitale vaardigheden en financiële problemen, naast opvoed- en 12

13 veiligheidsvraagstukken, maakt dat een deel van de gezinnen intensief en langdurig hulp vraagt. Teams zoeken en vinden hun weg in het helpen creëren van perspectief en het opbouwen of inzetten van netwerk en het betrekken van partners uit vooral spoor 1. De hogere duur van Binnenstad is gebaseerd op een relatief klein aantal afgeronde begeleidingen en daarmee niet perse veelzeggend. De hogere hulpduur bij het MBO team is conform eerdere kwartalen en gaat gepaard met een relatief erg beperkte inzet van specialistische zorg. 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 Gemiddelde begeleidingsduur in maanden per buurtteam Gemiddelde Gemiddelde Inzet specialistische zorg In het eerste kwartaal 2017 zijn er 438 beschikkingen afgegeven voor specialistische zorg. Onderstaande figuur laat het aantal verwijzingen per team zien ten opzichte van het aantal klanten van de buurtteams. Ten behoeve van goede stuurinformatie is er gecorrigeerd voor dyslexieverwijzingen. De rol van gezinswerkers is daarin enkel administratief. 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% Percentage verwijzingen t.o.v. aantal gezinnen in begeleiding per buurtteam Met de buurtteams als verwijzer wordt in Overvecht Vechtzoom, Vleuten en Leidsche Rijn relatief het meest specialistische zorg betrokken. In de big data kunnen teams daarnaast zien in welke mate er vanuit het totaal aan verwijzers specialistische hulp wordt ingezet en of dit jeugdhulp zonder of met 13

14 verblijf betreft. De teams in de buurten met hoge verwijspercentages en een relatief beperkte inzet van basishulp, investeren gericht in de samenwerking met scholen en huisartsen om te zorgen dat er ook van basishulp passend en vooral ook tijdig gebruik wordt gemaakt. En met specialistische zorgaanbieders en partners als Spelenderwijs wordt gewerkt aan vervangend, meer preventief aanbod in de buurt. Tegelijkertijd belemmert het groeiende aantal wachtende gezinnen voortgang van die beweging. Hulp bij wonen, inkomen en werken Jeugd&gezin begeleidt relatief veel gezinnen in buurten met een lage sociaal economische status. Het bereik in die buurten, met name Kanaleneiland en Overvecht, is gegroeid in het afgelopen kwartaal. De kanteling van de schuldhulpverlening waarbij de buurtteams de toegang tot de schuldhulpverlening werden heeft daaraan bijgedragen. Net als de pilot Vroegsignalering waar gezinswerkers samen met medewerkers van woningcorporaties huurachterstanden proberen te voorkomen. De inzet van hulp bij wonen, inkomen en werk is daarmee groot in de buurten waar gezinnen wonen met schulden, en ook waar de inzet van Samen Veilig Midden Nederland groot is en schoolverzuim hoog is. 3 voorbeelden Op basis van de opgedane ervaring, bovenstaande en de big data zijn teams toenemend in staat hun eigen prioriteiten te stellen en doelgericht de samenwerking te zoeken met partners. Deelname aan het wijkactieprogramma in Sterrenwijk, normaliseren in Noordoost en aanwezigheid op het MBO zijn daar goede voorbeelden van. Sterrenwijk Het team jeugd&gezin van Oost neemt deel aan het gemeentelijke wijkactieprogramma Oost waarin onder andere aandacht is voor Sterrenwijk. Bewoners van Sterrenwijk ervaren problemen op verschillende gebieden zoals wonen, gebruik van de openbare ruimte, sociale veiligheid en opvoeden en opgroeien. De onvrede werd concreet toen burgemeester Van Zanen in de zomer van 2016 na het bekladden van een woning in gesprek ging met bewoners van Sterrenwijk. Bewoners lieten weten zich niet gehoord en gezien te voelen en ook kernpartners in het sociale domein signaleerden dat er te weinig integraal en doelgericht werd samengewerkt. Als vervolg op dit gesprek van de burgemeester met buurtbewoners werden er verschillende gesprekken gevoerd met bewoners en kernpartners uit de buurt en werd er een hernieuwde buurtaanpak opgesteld. Het wijkbureau, de buurtteams sociaal en jeugd&gezin, sociaal makelaarsorganisatie Vooruit, JOU, Sportspeeltuin, scholen, ondernemers, gemeente Utrecht (afdelingen veiligheid, MO, wonen, werk en inkomen, stadsbedrijven, culturele zaken), politie en de woningcorporaties committeerden zich aan deze buurtaanpak. Er zijn twee thema s waaraan jeugd&gezin zich actief heeft verbonden samen met de wijkadviseur en de gebiedsmanager veiligheid en onze partners uit het gewoon opvoeden. We werken doelmatiger samen aan een veilig en gezond opvoed en leefklimaat voor jeugd en jongeren in Sterrenwijk. Dat doen we door actief op scholen aanwezig te zijn en leerkrachten intensief te ondersteunen bij het ontwikkelen van een veilig klimaat op scholen. Dat betekent voor jeugd&gezin dat er naast opvoedproblematiek in brede zin aandacht is voor de aanpak van pesten, grensoverschrijdend gedrag, normen en waarden en acceptatie van elkaar. 14

15 Noordoost bouwen aan vertrouwen Noordoost krijgt van gezinnen, scholen en huisartsen veel vragen voor verwijzingen naar specialistische hulp. Gezinswerkers hebben gemerkt dat het vertrouwen van gezinnen in het buurtteam groeit als er direct na de aanmelding een huisbezoek plaatsvindt. Dit maakt het gemakkelijker om met ouders in gesprek te gaan over hoe het buurtteam kan ondersteunen en om de vraag van het gezin verder te onderzoeken. Geregeld blijkt een verwijzing in eerste instantie niet het meest passende antwoord op de vraag van een gezin, al moet wel duidelijk zijn dat als een verwijzing nodig is die ook snel geregeld kan worden. Gezinswerkers bespreken de vraag om een verwijzing of PGB collegiaal tijdens casuïstiek en/of maatjesoverleg. Ze maken gebruik van elkaars kennis en toetsen de kwaliteit van hun werk. Het team Noordoost besteedde in het eerste kwartaal van 2017 veel tijd aan het beter benutten van elkaars kwaliteiten. Zo dachten gezinswerkers die veel kennis hebben van JGGZ of bepaalde stoornissen mee bij casuïstiek van collega s of gingen indien nodig mee op huisbezoek. Verwijzingen naar de specialistische hulp bleken daarmee minder vaak nodig. Op vergelijkbare wijze is er gewerkt aan de samenwerking met netwerkpartners. Gezinswerkers deden casuïstiek, multidisciplinaire overleggen en leerbijeenkomsten met huisartsen, docenten, JGZ en de specialistische hulp. Dit leidde tot heldere verwachtingen van elkaar en meer driehoek gesprekken over de gevraagde ondersteuning waardoor hulp beter op elkaar werd afgestemd. Resultaat hiervan is dat huisartsen en jeugdartsen eerder verwijzen naar het buurtteam, het buurtteam op scholen eerder wordt gevraagd om aan te sluiten bij gesprekken met ouders en gezinswerkers in een vroeg stadium deelnemen aan intakes bij specialistische hulp. Het lukt hierdoor steeds beter om tijdig basishulp te bieden en te verwijzen als duidelijk is dat de vraag om inzet van specialistische hulp vraagt. MBO oplossen in het gewone leven De aanwezigheid op het MBO brengt meer samenhang aan tussen het onderwijs en jeugdhulp door gebruik te maken van elkaars expertise. Voorop staat het zoveel als mogelijk oplossen van vraagstukken in het gewone leven. Hiertoe vraagt het MBO-team van de school om de jongere niet alleen te zien als student maar ook als zoon/dochter. De blik verschuift daarmee naar de jongere als onderdeel van een gezin en van een breder netwerk. Deze manier van kijken maakt het eenvoudiger om te focussen op de oorzaak van problemen. Het heeft ertoe geleid dat docenten het steeds vaker vanzelfsprekender vinden om zorgen en signalen niet alleen met de student te bespreken, maar ook met ouders. Daarnaast slagen docenten er steeds meer in om in een eerder stadium zorgen en signalen te bespreken met de jongere of het MBO-team te consulteren. Gezinswerkers denken mee en adviseren over het vinden van oplossingen zo dichtbij mogelijk. In het neerzetten van de consult en adviesrol zijn grote stappen gezet, maar deze rol mag en kan beter benut worden. Het MBO-team kan vooral eerder betrokken worden. Dit was lange tijd niet gebruikelijk in het MBO. Door scholen de rol te geven van belangrijke signaleerder en verantwoordelijk te maken voor het bespreken van dit zorgsignaal en het betrekken van het MBO-team kan basishulp tijdig worden ingezet. En door scholen de positie te geven van belangrijk netwerk en steunbron kan er veel vroegtijdig en in het dagelijks leven worden opgelost. Met die steun kan duurzame verandering plaatsvinden. 4. Samen transformeren De transformatie brengt diverse ontwikkelopgaven met zich mee. De Gemeente Utrecht voert vanuit haar stelselverantwoordelijkheid regie. Lokalis draagt bij aan inhoudelijke ontwikkeling en voert uit in 15

16 de praktijk, vaak met andere partners. De ontwikkelopgaven zijn veelal gericht op de beweging naar voren. Deels op randvoorwaardelijke problemen als schulden, waar vroegtijdige signalering en ondersteuning erger voorkomt. En deels op kind- en ouderschapsvraagstukken, waarbij gezinnen in het dagelijks leven tijdig en passende ondersteuning dienen te kunnen vinden. Onderstaand geven we de belangrijkste acties en resultaten weer van het eerste kwartaal. Versterken buurtgerichte samenwerking spoor 1 en 2 Een prioriteit voor 2017 is het versterken van de buurtgerichte samenwerking tussen spoor 1 en 2. Met een heldere afstemming tussen spoor 2 en spoor 1 beogen we dat tijdig passende en zo licht mogelijke hulp wordt ingezet. Uit ervaring weten we dat veel voorkomende enkelvoudige vragen en vragen om informele zorg nu bij de buurtteams terecht komen. Deze vragen kunnen ook, gedeeltelijk, opgepakt worden door partners in spoor 1. Dit kan door bijvoorbeeld per buurt waar nodig aanbod taal, administratie, activering, I&A en financiële maatjes te bundelen. In Kanaleneiland en Overvecht stellen bewoners bijvoorbeeld veel praktische vragen aan het buurtteam. Samen met partners in de buurt wordt gezocht naar passende antwoorden op deze vragen. Zo vindt er in Kanaleneiland Noord wekelijks overleg plaats met U-Centraal over waar zij ingezet kunnen worden. De ervaring leert ook dat er behoefte is aan een zichtbare plek waar bewoners terecht kunnen voor informatie over en begeleiding bij lichte opvoedvragen en ontwikkelvragen, zowel individuele vragen als collectief aanbod. De Meern investeert bijvoorbeeld in de samenwerking JGZ, school en jeugd&gezin. Dit draagt bij aan de zichtbaarheid van de JGZ. Tenslotte spreken teams zich uit voor ondersteuning van mensen met psychosociale klachten in het behouden en verbeteren van hun welzijn en gezondheid. Met sociaal makelaars wordt afgestemd hoe en waar individuele vragen van inwoners en aanbod in de buurt bij elkaar gebracht kunnen worden. Dit kan op verschillende plekken in de buurt, zowel bij de voordeur van de buurtteams als bij gezondheidscentra of wijkinformatiepunten. Ondiep Ontregelt Als verdieping op het Citydealoverleg startte in januari de pilot Ondiep Ontregelt. In deze pilot werken het buurtteam, Werk&Inkomen en beleidsmakers van de Gemeente Utrecht nauw samen met andere organisaties om te onderzoeken of ze maatwerk kunnen leveren door regelgeving die een goede oplossing in de weg staat, niet toe te passen. Sinds maart is er wekelijks een casusoverleg in Ondiep waarbij belangrijke partners samen naar oplossingen zoeken en in een kernteam wordt daarnaast op organisatieniveau naar structurele oplossingen gezocht. Korte lijnen met partners in de buurt helpen bij het vinden van oplossingen dichtbij. Bovendien helpt het wekelijks overleg om elkaars perspectief te begrijpen en vanuit daar te komen tot een gezamenlijke visie. In het eerste kwartaal zijn er voor 12 situaties oplossingen gevonden. Zo werd er voor een gezin een leenbijstand geregeld om de tijd tot de toekenning van de uitkering te overbruggen. Hiermee werd voorkomen dat het gezin met twee kinderen op straat kwam te staan vanwege huurachterstand. Van de leenbijstand werden huur, gas, water en licht meteen betaald zodat er niet opnieuw een betalingsachterstand zou ontstaan. De pilot past goed bij Ondiep omdat hier veel mensen wonen met gecombineerde problemen op het gebied van financiën, werk en wonen. Problemen waarvoor ze veelvuldig contact hebben met instanties die gebonden zijn aan ingewikkelde wet- en regelgeving. Complexiteit van deze wet- en regelgeving maakt dat mensen afhaken waardoor problemen erger worden. Het vereenvoudigen van systemen en het bieden van duurzame oplossingen moet ertoe leiden dat hulp toegankelijker wordt en tijdig ingezet kan worden. De tijdige aanpak ervan zorgt er bovendien voor dat mensen ruimte ervaren om andere problemen op te pakken. 16

17 Samenwerken met huisartsen De proeftuin basiszorg Jeugd GGZ is een fase verder. In Ondiep, Binnenstad en Leidsche Rijn werden dit kwartaal casuïstiekbesprekingen gehouden met huisartsen en gezinswerkers. Ondersteund door het Verwey-Jonkerinstituut en het Trimbosinstituut. En met het in de eerste fase van de proeftuin opgestelde stedelijk toetsingskader als hulpmiddel. Centraal stond de vraag hoe praktijk en ambitie ten aanzien van goede basiszorg voor jongeren met psychische klachten zich tot elkaar verhouden. Door regelmatig met elkaar in gesprek te gaan krijgen beide partijen zicht op elkaars perspectief en groeit het vertrouwen in elkaars werkwijze, zo is gebleken. Het Trimbos doet verslag van de verbeterpunten op stedelijk niveau en zorgt ervoor dat ze bruikbaar worden voor alle huisartsenpraktijken en buurtteams. Deze aanbevelingen verschijnen in de zomer van De uitkomsten van de casuïstiekbijeenkomsten worden al gedeeld in alle teams jeugd&gezin en waar mogelijk worden verbeterpunten meteen doorgevoerd. Een van de verbeterpunten is bijvoorbeeld dat partijen die betrokken moeten worden bij een vraag van een jongere sneller met elkaar om tafel moeten. Waar er nu nog vaak na elkaar met partners wordt gepraat, leert de ervaring dat het effect het grootst is als er meteen gezamenlijke afspraken worden gemaakt. Een ander punt is dat de rol van de schoolarts en jeugdverpleegkundige te vaak ontbreekt of onzichtbaar is, terwijl na afloop van een traject vaak blijkt hoe belangrijk die rol is. Wat goed werkt is als professionals elkaar kennen. Het investeren in onderlinge relaties is fundamenteel voor het laten slagen van goede samenwerking. Samenwerken met de specialistische hulp Vanuit de gemeente wordt gewerkt aan specialistische ambulante jeugdhulp in de buurt. Lokalis is een partner in de ontwikkeling van de pilot. Zo werkten we, samen met huisartsen, mee aan het opstellen van het functieprofiel en de selectie van de kwartiermaker, de trekker van de pilot. Ook leverden we input voor de functieprofielen van specialisten in de buurt. In februari bereidden we een startbijeenkomst mee voor. In deze bijeenkomst werden aanbieders en belangrijke partners geïnformeerd over de pilot. In de bijdrage van Lokalis aan de pilot staan voortdurend twee vragen centraal: wat hebben gezinnen in de buurt aan deze ontwikkeling en zijn alle voor gezinnen belangrijke partijen aangesloten. Bij de voorbereiding van de pilot is veel geleerd van de proeftuin met huisartsen die al meer dan een jaar bezig is. Dat jeugd&gezin vanaf de start wordt meegenomen en input kan leveren op inhoud is van grote meerwaarde gebleken. De focus op de gezamenlijke opdracht en zoveel mogelijk partners op tijd laten aansluiten bleek een tweede succesfactor. 5. Sturen, leren, uitdragen en verantwoorden Adresseren op buurtniveau In dit eerste kwartaal waren alle teams jeugd&gezin in gesprek over de stand van zaken in hun eigen buurt. Het versterken van de samenwerking tussen spoor 2 en 1 is wellicht de belangrijkste prioriteit voor 2017 en Hiermee willen we enerzijds de beweging naar voren realiseren en anderzijds willen we, samen met partners, de vraag naar basishulp op stelselniveau hanteerbaar maken. De goede toegankelijkheid van de buurtteams en de verwijsfunctie, maken dat vragen van licht tot zwaar en van taalproblemen tot psychiatrie bij de voordeuren binnenkomen. Ongewenst bijeffect daarvan is dat spoor 1 minder goed rechtstreeks wordt gevonden. Tegelijkertijd maakt deze ontwikkeling dat de buurtteams steeds beter kunnen aangeven welke preventieve vraag zij op buurtniveau signaleren en die bij partners kunnen adresseren. Ieder team heeft de eigen top 3 opgesteld en is daarmee aan de slag gegaan. Iedere top 3 bleek anders, op maat van de buurt. 17

18 Tegelijkertijd viel er een stedelijke top 3 uit te destilleren die we mee konden geven aan de Gemeente Utrecht ten behoeve van gemeentelijk beleid en inkoop. Faciliteren van eigenaarschap Parallel aan de werkwijze met gezinnen beogen we als organisatie ruimte voor de professional en eigenaarschap bij teams. Afgelopen kwartaal hebben we expliciet gekeken naar de mate waarin onze huidige bedrijfsvoering dat eigenaarschap goed ondersteunt. Op onderdelen zit dat al goed in elkaar. Tegelijkertijd zijn er nog veel stappen mogelijk. Afspraak is dat we oppakken wat zich aandient en we belangrijk vinden. Waarbij er allereerst gewerkt werd aan het opleidingsplan en -budget. De afgelopen twee jaar was het opleidingsbudget evenredig verdeeld op basis van het aantal gezinswerkers per team. Aanbod werd vooral vanuit de interne programmastructuur voorgesteld en de teammanager was verantwoordelijk voor een inhoudelijk en financieel sluitend plan. Die werkwijze is niet ongebruikelijk maar eigenlijk niet erg passend bij de plaats van professionals en teams binnen Lokalis. We hebben de werkwijze dit kwartaal opnieuw bekeken. In het nieuwe ontwerp staan teams centraal. Teams komen vanuit een inhoudelijk gesprek over de buurt en hun eigen ontwikkeling tot hun opleidingsplan. In laatste instantie koppelen we inhoud aan budget. Inhoud in plaats van de verdeling van geld staat voorop. Teams kunnen verschillen. Zowel in de onderwerpen die ze als eerste willen oppakken als in het tempo waarin. Teammanagers faciliteren teams in het (leren) samen sturen. Uitdragen Lokalis trad in het eerste kwartaal op verschillende manieren naar buiten. We ontvingen, samen met sociaal, de Commissie Mens en Samenleving en spraken over de rol van spoor 1 in de transformatie. De Commissie Mens en Samenleving liet zich korte tijd later informeren over de pilot Ondiep Ontregelt. En we waren aanwezig bij een bijeenkomst van de armoedecoalitie waar ook Koningin Maxima verscheen. Binnenlands Bestuur was geïnteresseerd in onze werkwijze en interviewde de bestuurder en programmamanager basishulp over onder andere buurtgericht werken. Ook verscheen er een column over de meerwaarde van het diagnosticeren van veerkracht in De Psychiater en we publiceerden ons jaarverslag waarin het sturen op passende en tijdige hulp de rode draad is. 18

19 Tijdens het congres Jeugd in Onderzoek werden de eerste resultaten van het onderzoek naar effectieve basishulp gepresenteerd en diende de proeftuin basiszorg jeugd ggz als voorbeeld van hoe je kan komen tot goede samenwerking tussen buurtteams en huisartsen. 6. Bekostiging In 2016 besloten we om een groot deel van het resterende saldo uit 2015 in te zetten, om zo goed als mogelijk aan de toenemende vraag naar basishulp te kunnen voldoen. Dit is gedaan door extra inzet van gezinswerkers. Het jaar 2016 is daardoor, zoals beoogd, afgesloten met een negatief exploitatieresultaat van 0,4 miljoen. De jaarrekening 2016 is gereed en wordt in april vastgesteld. Het vierde kwartaal 2016 is financieel wel wat gunstiger verlopen dan verwacht door hogere reguliere uitstroom van personeel en meer zwangerschapsvergoedingen vanuit het UWV. Het eerste kwartaal 2017 komt uit op een positief saldo van 0,3 miljoen. Het positieve resultaat is ontstaan doordat in december 2016 de subsidietoekenning voor 2017 is vastgesteld en een deel van de op basis van de extra ruimte geworven medewerkers, pas in het tweede kwartaal instroomt. De jaarprognose bij ongewijzigd beleid komt uit op 0,3 miljoen positief. Een prognose die alleen op het eerste kwartaal is gebaseerd kent echter nog veel onzekerheden, het uiteindelijke resultaat kan nog significant afwijken. Het aantal in te zetten fte s wordt driewekelijks beoordeeld, waarmee we zorgen altijd maximaal bemenst te zijn. Eind 2016 is een nieuwe subsidieaanvraag ingediend. Op basis van de opgedane ervaring en in lijn met de (verwachte) ontwikkeling van de vraag. In de voorjaarsnota van de gemeente Utrecht zal over deze aanvraag een besluit genomen worden. 19

20 Bijlage Leverancier Aantal s Heeren Loo Zorggroep 4 A. de Nooij (PPP Harmelen) 1 Altrecht 21 Ambulatorium (Universiteit Utrecht) 2 Amerpoort 14 Attifa 2 Authiek 3 BNT Consult (dyslexie) 1 Boogh 2 Carehouse 7 Careyn / AVEANT BV 23 De Geheime Tuin 7 De Rading 35 De Waag 4 Dokter Bosman 2 Eleos 1 E-vizier 24 ICU Instituut voor Consultatie (dyslexie) 6 Inaya Zorg 1 Indigo (Ambulante Zorggroep Midden-Nederland) 5 Intermetzo 8 Jellinek 2 KidzTower 5 Kindertherapeuticum 1 Leger des Heils 2 Lijn 5 39 Lister 2 Marloes Stroop - Het Singelhuis 2 Mentaal Beter 5 Moestuin Maarschalkerweerd 1 OOPP Anja Albrecht 6 Opdidakt (dyslexie) 1 OPPU Orthopedagogen Psychologen Praktijk Utrecht 5 Opvoedpoli 15 Parnassia (IWAL/I-Psy) 1 Plein der mogelijkheden 4 Praktijk voor psychotherapie van Leeuwen-Treffers 1 Privazorg Wmo Beheer B.V. 1 Professionals in NAH BV 1 Psychologiepraktijk Kind & Ko 1 Psymens Zorggroep / Comenius 2 20

21 Leverancier Aantal Regionaal Instituut voor Dyslexie 1 Reinaerde 38 Robertshuis 3 SandPlay Praktijk Utrecht (SPPU) 5 Stichting Baantraject Care & Preventie 1 Stichting Bouwloods Utrecht 1 Stichting Woon- en zorgcentra De Rijnhoven 1 Thuiszorg Mimosa 3 Timon 5 UMC Utrecht (LTA) 1 UPPP Utrechtse Pedagogen en Psychologen Praktijk 4 Virenze 6 Wielewaal 1 WIJ Yes We Can 1 Youké 56 Zien in de klas 37 Eindtotaal