Voornemen opleggen maatwerkvoorschriften Schaap CV te Tirns

Transcriptie

1 FUMO Gemeente Súdwest-Fryslân T.a.v. de heer Ten Klooster en mevr. M. Brontsema Postbus HA SNEEK Grou, 1 februari Ytti. Z017 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk 2016-FUMO Toetsing en Vergunningverlening G. Holwerda I Betreft Voornemen opleggen maatwerkvoorschriften Schaap CV te Tirns Geachte heer Ten Klooster en mevrouw Brontsema, U heeft ons om advies gevraagd omtrent het opleggen van maatwerkvoorschriften in het kader van artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit milieubeheer aan de inrichting gelegen aan de Kilewierwei 1 te Tirns. Het maatwerk betreft het aspect geurhinder. Wij adviseren de in de bijlage opgenomen brief voornemen opleggen maatwerkbeschikking aan de vergunninghouder te verzenden. Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw G. Holwerda, tel.nr Hoogach J. Broņj Afdelingshoofd Toetsing en Vergunningverlening Bijlagen Brief Voornemen opleggen maatwerkvoorschriften Begeleidingsbrief Besluit vastleggen maatwerkvoorschriften Besluit vastleggen maatwerkvoorschriften (incl. voorschriften) Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden m J.W. de Visserwei 10, 9001 ZE Grou " info@fumo.nl a a NL93 RABO U BTW nr NL B.01 m KvK nr

2 FUMt» Schaap Bio Energie BV T.a.v.de heer Schaap Kilewierwei 8632 WL TIRNS Betreft: Voornemen opleggen maatwerkvoorschriften Geachte heer Schaap, Hierbij informeren wij u over ons voornemen om maatwerkvoorschriften ter bescherming van het milieu op te leggen aan uw inrichting gelegen aan de Kilewierwei 1 te Tirns. Het gaat om voorschriften zoals bedoeld in artikel 8.42 van de Wet milieubeheer (Wm), juncto artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Hieronder lichten wij ons voornemen verder toe. WETELIJKE KADER Uw inrichting is op basis van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit een inrichting type C. Op type C- inrichtingen, die in artikel 2.1 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) als vergunningplichtig zijn aangewezen, zijn bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit houdt in dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling direct werkend naast de omgevingsvergunning(en) zijn. Het bevoegd gezag kan voor bepaalde in het Activiteitenbesluit genoemde activiteiten aanvullende maatwerkvoorschriften vaststellen voor zover die mogelijkheid in het Activiteitenbesluit is aangegeven. Maatwerkvoorschriften kunnen worden opgelegd op initiatief van het bevoegd gezag of naar aanleiding van een verzoek daartoe van een derde belanghebbende of van degene die de activiteit verricht. De Wm omschrijft in artikel 8.42 dat een verzoek om een maatwerkvoorschrift wordt getoetst aan het belang van de bescherming van het milieu. De algemene geurvoorschriften voor uw inrichting en daartoe behorende onderdelen, met uitzondering van de dierenverblijven, staan in artikel 2.7a van afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit. Dit artikel bepaalt dat, indien bij een activiteit emissies naar de lucht plaatsvinden, daarbij geurhinder naar geurgevoelige objecten voorkomen moet worden, dan wel voor zover dat niet mogelijk is, beperkt moet worden tot een aanvaardbaar niveau. Het bevoegd gezag bepaalt de mate van geurhinder die nog aanvaardbaar is. Het derde lid van artikel 2.7a geeft aan welke aspecten het bevoegd gezag hierbij meeweegt. Dit zijn: r De bestaande toetsingskaders, waaronder lokaal geurbeleid > De geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten; > De aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt bij het bedrijf; > De historie van het bedrijf en het klachtenpatroon; > De bestaande en verwachte geurhinder van het bedrijf; > De kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels. -2/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

3 FUMU Indien blijkt dat de geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt, bestaat voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om op grond van artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften ten aanzien van geuremissies, geurimmissies, technische voorzieningen en/of gedragsregels te stellen. MOTIVERING Vigerende vergunning- en meldinqssituatie Voor uw inrichting zijn de volgende vergunningen I meldingen van kracht: Oprichtingsvergunning van 9 december 2003; - Melding 8.19 Wm van 6 januari 2005; Veranderingsvergunning Wm van 18 april 2006; - Melding 8.19 Wm van 11 oktober 2006; - Melding 8.19 Wm van 28 september 2007; - Melding 8.19 Wm van 26 maart 2009; - Melding 8.19 Wm van 23 februari 2010; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 17 maart 2011; Omgevingsvergunning I verandering van 23 augustus 2011; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 15 december 2011; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 13 september 2013; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 30 april 2014; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 15 augustus Uit deze vergunningen dan wel meldingen blijkt dat er binnen uw inrichting onder andere een (co-) vergistingsinstallatie met een capaciteit van ton/jaar dierlijke mest en overige biomassa (coproducten) in werking is. Voorgeschiedenis Over de afgelopen jaren, sinds in 2011 de biogasinstallatie van start is gegaan, zijn structureel geurklachten van omwonenden over geurhinder geregistreerd. Uit verschillende controles door onze toezichthouders naar aanleiding van deze klachten volgt dat een aantal bedrijfsactiviteiten gerelateerd aan het vergistingsproces als geurrelevant aangemerkt wordt. Dat heeft ertoe geleid dat er uitgebreid aandacht is besteed aan het geuraspect en de wijze waarop geurhinder in de toekomst kan worden voorkomen. Om de mate van geurhinder vast te stellen en de eventuele mogelijke maatregelen te treffen hebben wij u verzocht om de geursituatie als gevolg van het vergistingsproces en daartoe behorende installaties in kaart te (laten) brengen. In uw opdracht heeft WNP raadgevende ingenieurs de bestaande, thans vergunde geursituatie in kaart gebracht. Daarnaast is er onderzocht of er maatregelen kunnen worden genomen om de geuremissie te reduceren en de effectberekening daarvan uitgevoerd. Het onderzoek voldoet aan de in de richtlijn NTA 9065 'Luchtkwaliteit Geurmetingen - Meten en rekenen geur' van december 2012 gestelde eisen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een drietal rapporten genoemd 'Aanvullend geuronderzoek bestaande situatie biogasinstallatie Mts. Schaap I Schaap CV. aan de Kilewierwei 1 te Tirns', namelijk rapporten R04a van 26 oktober 2016, R04b van 2 november 2016 en R04b van 9 november Verder heeft u de uitvoeringskosten per maatregel inzichtelijk gemaakt. De geurrapporten en de (aanvullende) gegevens met betrekking tot de kosten voor het uitvoeren van de maatregelen hebben als basis voor dit besluit gediend. Beoordelingskader -3/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO Ũ

4 FUMb De provincie Fryslân en/of de gemeente Súdwest-Fryslân hebben geen provinciaal, respectievelijk lokaal geurbeleid ontwikkeld. In dit geval dient de geuremissie te worden getoetst aan het landelijke beleid. Volgens dat beleid dient in geval zich relevante geuremissie kan voordoen, door het bevoegd gezag een aanvaardbaar hinderniveau te worden vastgesteld waaraan de vergunningaanvraag kan worden getoetst. Voor het vaststellen van een acceptabel hinderniveau hebben wij aansluiting gezocht bij de hindersystematiek Geur. Deze hindersystematiek, die is vastgelegd in hoofdstuk 3 van de "Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen) van 1 januari 2013", benoemt de verschillende aspecten die in het afwegingsproces moeten worden meegenomen om te komen tot een zorgvuldige bepaling van het aanvaardbaar hinderniveau, maar geeft geen daadwerkelijke toetsingswaarden aan. De aard van de geur, in de vorm van de hedonische waarde, is voor mest en overige te vergisten biomassa en het geproduceerd digestaat beoordeeld als een in potentie hinderlijke geur. Bij het type omgeving, waar geurgevoelige objecten als woningen zich bevinden, is een onderscheid gehanteerd tussen woonkernen/bebouwde kom (hoogste bescherming), en het buitengebied (minder bescherming). Dat tezamen heeft geleid tot het voor het aanvaardbaar hinderniveau hanteren van de volgende toetsingswaarden: Toetsingswaarde Streefwaarde 0,5 1 2 Richtwaarde kern Tirns Richtwaarde buitengebied Er is sprake van een aanvaardbaar hinderniveau, als de berekende geurbelasting onder de richtwaarden blijft. Onder de streefwaarde is geen hinder te verwachten. Uw inrichting is gelegen in het buitengebied, ten zuidwesten van de woonkern Tirns. De volgende (beperkt) geurgevoelige objecten bevinden zich in de nabije omgeving:» de verspreid in het buitengebied liggende woningen aan de Ringdyk 5, Ringdyk 3 en Ringdyk 1A;» de aaneengesloten woonbebouwing waarvan de woning aan de Ringdyk 2 het dichtstbij de inrichting is gelegen. Beoordeling qeurrapporten In de eerdergenoemde geurrapporten zijn de volgende situaties beschreven en doorberekend: Situatie 1 - de reeds vergunde situatie. De geurbelasting in de reeds vergunde situatie is berekend op: Woningen kern Tirns 0,7-1,5 1,5-2,7 2,6-4,4 Woningen buitengebied 1,1-1,5 2,4-2,9 4,6-5,5 Na het toetsten van de berekende waarden aan het eerdergenoemde toetsingskader kunnen wij concluderen dat de richtwaarden in de bestaande vergunde situatie ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing worden overschreden. -4/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

5 FUIVLO Situatie 2 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de lucht door actief koolfilters wordt gefilterd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1). Het effect van het plaatsen van een actief kool filter om de verdringingslucht van de hydrolysetank te reinigen is weergegeven als volgt: Woningen kern Tirns 0,5-1,1 1,1-2,3 2,3-4,2 Woningen buitengebied 0,8-1,1 2,1-2,6 4,5-5,4 Hieruit kunnen wij concluderen dat de richtwaarde, na het treffen van de maatregelen aan de hydrolysetank, ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing wordt overschreden. Situatie 3 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1), en de ontluchting van de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (hierna: maatregel 2). In deze situatie is de geurbelasting berekend op: Woningen kern Tirns 0,4-1,0 1,0-2,1 2,2-4,0 Woningen buitengebied 0,8-1,0 1,9-2,5 4,2-5,0 Hieruit blijkt dat er, met doorvoering van de benoemde maatregelen, sprake is van enige overschrijding van het toelaatbaar hinderniveau. Situatie 4 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1), en de ontluchting van het foliebassin en de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (hierna: maatregel 3). De geurbelasting in deze situatie is in het onderzoeksrapport berekend op: Woningen kern Tirns 0,4-0,9 0,9-2,0 2,2-4,0 Woningen buitengebied 0,7-1,0 1,8-2,3 3,9-5,0 Hieruit blijkt dat in dit geval aan de richtwaarden kan worden voldaan. Kostenoverzicht De te verwachten kosten voor het doorvoeren van de voorgestelde maatregelen zien als volgt uit: -5/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

6 FUMb Maatregel 1: het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de lucht door actief koolfilters wordt gefilterd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen. De kosten van deze aanpassing bedragen C ,-. Dit bedrag is opgebouwd uit C ,- voor een nieuwe dak, nieuwe mixer en mobiel filter en C 6.500,- voor de ionisering tussenlucht biogasmembranen. Maatregel 2: de ontluchting van één na-opslag (de mestzak), waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd. De kosten van deze aanpassing zijn geraamd op ,-. Maatregel 3: de ontluchting van beide na-opslagen (het foliebassin en de mestzak), waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd. De kosten voor het realiseren van maatregel 3 bedragen C euro. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van C ,- voor het afzuigen van de emissiepunten van beide na-opslagen, en een bedrag van ë ,- voor het vervangen van de "oudste" na-opslag (foliebassin). N.B. Uit de overgelegde stukken (offerte van Heeres Mix- en Pomptechniek BV van 20 september 2016 betreffende afzuigen vergistingszak) blijkt dat een foliebassin niet geschikt te maken is voor het afzuigen van biogas waardoor vervanging nodig is, wat extra kosten met zich meebrengt. Conclusie Uit het vorenstaande kunnen wij concluderen dat: zowel in de bestaande vergunde situatie als na het treffen van de maatregel 1 is er sprake van een onaanvaardbaar geurhinderniveau; na het nog doorvoeren van maatregel 2 treedt beperkt overschrijding van het toelaatbaar geurhinderniveau op; het doorvoeren van maatregel 3 leidt tot een aanvaardbaar geurhinderniveau. Gelet hierop vinden wij het noodzakelijk onder oplegging van maatwerkvoorschriften ervoor zorg te dragen dat de geurhinder wordt voorkomen, dan wel voldoende wordt beperkt. Rekening houden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, achten wij redelijk om van u te verlangen om maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (maatregel 1) en de ontluchting van de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (maatregel 2), te treffen. Door de te treffen maatregelen zal de geurbelasting in de omgeving als zeer gering te beschouwen zijn. Slechts ter plaatse van geurgevoelige objecten in de bebouwde kom de door ons vastgestelde normstelling van 2 O U E / m ten aanzien van de vraag wanneer sprake is van een acceptabel geurhinder met slechts 0,1 O U E / I T I overschreden wordt. De 99,5-percentiel geeft aan dat 0,5 Zo van de tijd (44 uren per jaar) het toelaatbaar geurhinderniveau wordt overschreden. Wij zijn van mening dat in dit geval een acceptabele toekomstige geursituatie wordt gerealiseerd Het afzuigen van de emissiepunten van beide na-opslagen (maatregel 3) gaat gepaard met het vervangen van de "oudste" na-opslag (foliebassin). Gelet op de mate van geurhinderreductie in relatie tot de economische gevolgen voor het bedrijf (substantieel hogere kosten voor de vervanging van het foliebassin) en de mate van ingrijpen in de bedrijfsvoering, nog daargelaten dat het een reeds vergunde situatie betreft, achten wij niet redelijk een dergelijke maatregel aan u op te leggen. -6/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

7 Furvic MAA TWERKVOORSCHRIFTEN De voorgenomen maatwerkvoorschriften houden het volgende in: 1. Verdringingslucht en ademlucht afkomstig van de hydrolysetank dient te worden afgevoerd via een actief koolfilter. Na het bereiken van de verzadigingsgraad van het actief kool dient dit vervangen te worden door verse. Het beladen actief kool moet als (chemisch) afval worden afgevoerd. 2. De ontluchting van mestzak voor de opslag van nog actief digestaat dient te zijn aangesloten op de biogasopslag(en) boven de vergister(s) en mag niet vrijkomen in de buitenlucht. Deze maatwerkvoorschriften gelden naast de voorschriften van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling en de vergunningvoorschriften. UW ZIENSWIJZEN U kunt binnen 2 weken na dagtekening van deze brief uw zienswijze over ons voornemen aan ons laten weten. Wij ontvangen uw zienswijze bij voorkeur schriftelijk. Uw zienswijze zal in het definitieve besluit worden meegenomen. Als wij na deze termijn niets van u hebben gehoord, gaan wij ervan uit dat u geen gebruik wilt maken van deze mogelijkheid. Vervolgens brengen wij u op de hoogte van ons definitieve besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften. HEEFT U NOG VRAGEN? Als u vragen heeft naar aanleiding van deze brief dan kunt u contact opnemen met «mevr. I de heer...» via «telefoonnr.» of via «mail». Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, namens deze, -7/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

8 FUMU Schaap Bio Energie BV T.a.v.de heer Schaap Kilewierwei WL TIRNS Betreft: Besluit vastleggen maatwerkvoorschriften Geachte heer Schaap, Hierbij treft u ons besluit aan waarbij maatwerkvoorschriften ter bescherming van het milieu zijn vastgesteld aan uw inrichting gelegen aan de Kilewierwei 1 te Tirns. Het gaat om voorschriften zoals bedoeld in artikel 8.42 van de Wet milieubeheer (Wm), juncto artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). In het besluit wordt nader gemotiveerd waarom wij tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften zijn overgegaan. Bekendmaking Van dit besluit wordt mededeling gedaan door kennisgeving in de «dagblad» en op de website «website, indien van toepassing» Tevens wordt dit besluit ter inzage gelegd. Bezwaar Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na de verzending van deze brief een schriftelijk bezwaarschrift indienen bij ons college (postbus ). In het bezwaarschrift moeten in ieder geval uw naam, adres, dagtekening, een omschrijving van het besluit en de redenen waarom u het niet eens bent met het besluit vermeld worden. Het besluit treedt direct in werking, ook al wordt er bezwaar gemaakt. Wilt u voorkomen dat, zolang nog niet op het bezwaarschrift is beslist, het besluit in werking treedt, dan kunt u aan de rechter een voorlopige voorziening (schorsing) vragen. Het adres is: de voorzieningenrechter van de Rechtbank postbus... Aan de procedure voor een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden (griffierecht). De actuele bedragen kunt u opvragen bij de rechtbank of via Hebt u nog vragen? Als u vragen heeft naar aanleiding van dit besluit kunt u contact opnemen met «mevr. I de heer...» via «telefoonnr.» of via «mail» Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, namens deze, -8/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

9 FUMt» BESLUIT TOT HET VASTSTELLEN VAN MAATWERKVOORSCHRIFTEN OP GROND VAN ARTIKEL 8.42 VAN DE WET MILIEUBEHEER, JUNCTO ARTIKEL 2.7a, LID 4, VAN HET ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER ONDERWERP Dit besluit heeft betrekking op de aan de Kilewierwei 1 te Tirns gelegen inrichting van Schaap Bio Energie B.V. en strekt ertoe maatwerkvoorschriften op grond van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer (Wm), juncto artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). WETELIJKE KADER De onderhavige inrichting is op basis van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit een inrichting type C, Op type C-inrichtingen, die in artikel 2.1 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) als vergunningplichtig zijn aangewezen, zijn bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit houdt in dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling direct werkend naast de omgevingsvergunning(en) zijn. Het bevoegd gezag kan voor bepaalde in het Activiteitenbesluit genoemde activiteiten aanvullende maatwerkvoorschriften vaststellen voor zover die mogelijkheid in het Activiteitenbesluit is aangegeven. Maatwerkvoorschriften kunnen worden opgelegd op initiatief van het bevoegd gezag of naar aanleiding van een verzoek daartoe van een derde belanghebbende of van degene die de activiteit verricht. De Wm omschrijft in artikel 8.42 dat een verzoek om een maatwerkvoorschrift wordt getoetst aan het belang van de bescherming van het milieu. De algemene geurvoorschriften voor de onderhavige inrichting en daartoe behorende onderdelen, met uitzondering van de dierenverblijven, staan in artikel 2.7a van afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit. Dit artikel bepaalt dat, indien bij een activiteit emissies naar de lucht plaatsvinden, daarbij geurhinder naar geurgevoelige objecten voorkomen moet worden, dan wel voor zover dat niet mogelijk is, beperkt moet worden tot een aanvaardbaar niveau. Het bevoegd gezag bepaalt de mate van geurhinder die nog aanvaardbaar is. Het derde lid van artikel 2.7a geeft aan welke aspecten het bevoegd gezag hierbij meeweegt. Dit zijn: > De bestaande toetsingskaders, waaronder lokaal geurbeleid > De geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten; ^ De aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt bij het bedrijf; > De historie van het bedrijf en het klachtenpatroon; > De bestaande en verwachte geurhinder van het bedrijf; > De kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels. Indien blijkt dat de geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt, bestaat voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om op grond van artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften ten aanzien van geuremissies, geurimmissies, technische voorzieningen en/of gedragsregels te stellen. MOTIVERING Vigerende vergunning- en meldinqssituatie Voor de onderhavige inrichting zijn de volgende vergunningen I meldingen van kracht: Oprichtingsvergunning van 9 december 2003; -9/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

10 FUMO - Melding 8.19 W m van 6 januari 2005; Veranderingsvergunning W m van 18 april 2006; Melding 8.19 W m van 11 oktober 2006; Melding 8.19 W m van 28 september 2007; Melding 8.19 W m van 26 maart 2009; Melding 8.19 W m van 23 februari 2010; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 17 maart 2011; Omgevingsvergunning I verandering van 23 augustus 2011; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 15 december 2011; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 13 september 2013; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 30 april 2014; Omgevingsvergunning I milieuneutraal veranderen van 15 augustus Uit deze vergunningen dan wel meldingen blijkt dat er binnen de inrichting onder andere een (co-) vergistingsinstallatie met een capaciteit van ton/jaar dierlijke mest en overige biomassa (coproducten) in werking is. Voorgeschiedenis Over de afgelopen jaren, sinds in 2011 de biogasinstallatie van start is gegaan, zijn structureel geurklachten van omwonenden over geurhinder geregistreerd. Uit verschillende controles door onze toezichthouders naar aanleiding van deze klachten volgt dat een aantal bedrijfsactiviteiten gerelateerd aan het vergistingsproces als geurrelevant aangemerkt wordt. Dat heeft ertoe geleid dat er uitgebreid aandacht is besteed aan het geuraspect en de wijze waarop geurhinder in de toekomst kan worden voorkomen. Om de mate van geurhinder vast te stellen en de eventuele mogelijke maatregelen te treffen hebben wij de inrichtingshouder verzocht om de geursituatie als gevolg van het vergistingsproces en daartoe behorende installaties in kaart te (laten) brengen. In de opdracht van de inrichtingshouder heeft 'WNP raadgevende ingenieurs' de bestaande, thans vergunde geursituatie in kaart gebracht. Daarnaast is er onderzocht of er maatregelen kunnen worden genomen om de geuremissie te reduceren en de effectberekening daarvan uitgevoerd. Het onderzoek voldoet aan de in de richtlijn NTA 9065 'Luchtkwaliteit Geurmetingen - Meten en rekenen geur' van december 2012 gestelde eisen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een drietal rapporten genoemd 'Aanvullend geuronderzoek bestaande situatie biogasinstallatie Mts. Schaap I Schaap C V. aan de Kilewierwei 1 te Tirns', namelijk rapporten R04a van 26 oktober 2016, R04b van 2 november 2016 en R04b van 9 november Verder heeft u de uitvoeringskosten per maatregel inzichtelijk gemaakt. De geurrapporten en de (aanvullende) gegevens met betrekking tot de kosten voor het uitvoeren van de maatregelen hebben als basis voor dit besluit gediend. Beoordelingskader De provincie Fryslân en/of de gemeente Súdwest-Fryslån hebben geen provinciaal, respectievelijk lokaal geurbeleid ontwikkeld. In dit geval dient de geuremissie te worden getoetst aan het landelijke beleid. Volgens dat beleid dient in geval zich relevante geuremissie kan voordoen, door het bevoegd gezag een aanvaardbaar hinderniveau te worden vastgesteld waaraan de vergunningaanvraag kan worden getoetst. Voor het vaststellen van een acceptabel hinderniveau hebben wij aansluiting gezocht bij de hindersystematiek Geur. Deze hindersystematiek, die is vastgelegd in hoofdstuk 3 van de "Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen) van 1 januari 2013", benoemt de verschillende aspecten die in het afwegingsproces moeten worden meegenomen om te komen tot een zorgvuldige bepaling van het aanvaardbaar hinderniveau, maar geeft geen daadwerkelijke toetsingswaarden aan. -10/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

11 FUMfe De aard van de geur, in de vorm van de hedonische waarde, is voor mest en overige te vergisten biomassa en het geproduceerd digestaat beoordeeld als een in potentie hinderlijke geur. Bij het type omgeving, waar geurgevoelige objecten als woningen zich bevinden, is een onderscheid gehanteerd tussen woonkernen/bebouwde kom (hoogste bescherming), en het buitengebied (minder bescherming). Dat tezamen heeft geleid tot het voor het aanvaardbaar hinderniveau hanteren van de volgende toetsingswaarden: Toetsingswaarde Streefwaarde 0,5 1 2 Richtwaarde kern Tirns Richtwaarde buitengebied Er is sprake van een aanvaardbaar hinderniveau, als de berekende geurbelasting onder de richtwaarden blijft. Onder de streefwaarde is geen hinder te verwachten. Uw inrichting is gelegen in het buitengebied, ten zuidwesten van de woonkern Tirns. De volgende (beperkt) geurgevoelige objecten bevinden zich in de nabije omgeving:» de verspreid in het buitengebied liggende woningen aan de Ringdyk 5, Ringdyk 3 en Ringdyk 1A;» de aaneengesloten woonbebouwing waarvan de woning aan de Ringdyk 2 het dichtstbij de inrichting is gelegen. Beoordeling qeurrapporten In de eerdergenoemde geurrapporten zijn de volgende situaties beschreven en doorberekend; Situatie 1 - de reeds vergunde situatie. De geurbelasting in de reeds vergunde situatie is berekend op: Woningen kern Tirns 0,7-1,5 1,5-2,7 2,6-4,4 Woningen buitengebied 1,1-1,5 2,4-2,9 4,6-5,5 Na het toetsten van de berekende waarden aan het eerdergenoemde toetsingskader kunnen wij concluderen dat de richtwaarden in de bestaande vergunde situatie ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing worden overschreden. Situatie 2 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de lucht door actief koolfilters wordt gefilterd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1). Het effect van het plaatsen van een actief kool filter om de verdringingslucht van de hydrolysetank te reinigen is weergegeven als volgt: Woningen kern Tirns 0,5-1,1 1,1-2,3 2,3-4,2 Woningen buitengebied 0,8-1,1 2,1-2,6 4,5-5,4-11/15- Ons kenmerk : 2016-FUMO

12 FUMO Hieruit kunnen wij concluderen dat de richtwaarde, na het treffen van de maatregelen aan de hydrolysetank, ter plaatse van de aaneengesloten woonbebouwing wordt overschreden. Situatie 3 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1), en de ontluchting van de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (hierna: maatregel 2). In deze situatie is de geurbelasting berekend op: Geu rconcentratie Woningen kern Tirns 0,4-1,0 1,0-2,1 2,2-4,0 Woningen buitengebied 0,8-1,0 1,9-2,5 4,2-5,0 Hieruit blijkt dat er, met doorvoering van de benoemde maatregelen, sprake is van enige overschrijding van het toelaatbaar hinderniveau. Situatie 4 - de vergunde situatie inclusief het treffen van geurreducerende maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (hierna: maatregel 1), en de ontluchting van het foliebassin en de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (hierna: maatregel 3). De geurbelasting in deze situatie is in het onderzoeksrapport berekend op: Woningen kern Tirns 0,4-0,9 0,9-2,0 2,2-4,0 Woningen buitengebied 0,7-1,0 1,8-2,3 3,9-5,0 Hieruit blijkt dat in dit geval aan de richtwaarden kan worden voldaan. Kostenoverzicht De te verwachten kosten voor het doorvoeren van de voorgestelde maatregelen zien als volgt uit: Maatregel 1: het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de lucht door actief koolfilters wordt gefilterd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen. De kosten van deze aanpassing bedragen C ,-. Dit bedrag is opgebouwd uit C ,- voor een nieuwe dak, nieuwe mixer en mobiel filter en C 6.500,- voor de ionisering tussenlucht biogasmembranen. Maatregel 2: de ontluchting van één na-opslag (de mestzak), waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd. De kosten van deze aanpassing zijn geraamd op C ,-. Maatregel 3: de ontluchting van beide na-opslagen (het foliebassin en de mestzak), waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd. -12/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

13 FUMO De kosten voor het realiseren van maatregel 3 bedragen C euro. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van C ,- voor het afzuigen van de emissiepunten van beide na-opslagen, en een bedrag van C ,- voor het vervangen van de "oudste" na-opslag (foliebassin). N.B. Uit de overgelegde stukken (offerte van Heeres Mix- en Pomptechniek BV van 20 september 2016 betreffende afzuigen vergistingszak) blijkt dat een foliebassin niet geschikt te maken is voor het afzuigen van biogas waardoor vervanging nodig is, wat extra kosten met zich meebrengt. Conclusie Uit het vorenstaande kunnen wij concluderen dat: zowel in de bestaande vergunde situatie als na het treffen van de maatregel 1 is er sprake van een onaanvaardbaar geurhinderniveau; na het nog doorvoeren van maatregel 2 treedt beperkt overschrijding van het toelaatbaar geurhinderniveau op; het doorvoeren van maatregel 3 leidt tot een aanvaardbaar geurhinderniveau. Gelet hierop vinden wij het noodzakelijk onder oplegging van maatwerkvoorschriften ervoor zorg te dragen dat de geurhinder wordt voorkomen, dan wel voldoende wordt beperkt. Rekening houden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, achten wij redelijk om van de inrichtingshouder te verlangen om maatregelen in de vorm van het afzuigen van de hydrolysetank, waarbij de afgezogen lucht door actief koolfilters wordt gereinigd, alsmede het ioniseren van de lucht tussen de biogasmembranen (maatregel 1) en de ontluchting van de mestzak, waarbij de afgezogen lucht naar de biogasopslagen boven de vergisters wordt gevoerd (maatregel 2), te treffen. Door de te treffen maatregelen zal de geurbelasting in de omgeving als zeer gering te beschouwen zijn. Slechts ter plaatse van geurgevoelige objecten in de bebouwde kom de door ons vastgestelde normstelling van 2 OU E Zm 3 ten aanzien van de vraag wanneer sprake is van een acceptabel geurhinder met slechts 0,1 OU E Zm 3 overschreden wordt. De 99,5-percentiel geeft aan dat 0,5 0 Zo van de tijd (44 uren per jaar) het toelaatbaar geurhinderniveau wordt overschreden. Wij zijn van mening dat in dit geval een acceptabele toekomstige geursituatie wordt gerealiseerd. Het afzuigen van de emissiepunten van beide na-opslagen (maatregel 3) gaat gepaard met het vervangen van de "oudste" na-opslag (foliebassin). Gelet op de mate van geurhinderreductie in relatie tot de economische gevolgen voor het bedrijf (substantieel hogere kosten voor de vervanging van het foliebassin) en de mate van ingrijpen in de bedrijfsvoering, nog daargelaten dat het een reeds vergunde situatie betreft, achten wij niet redelijk een dergelijke maatregel aan de inrichtingshouder op te leggen. PROCEDURE Voor de voorbereiding van dit besluit is de procedure als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. ZIENSWIJZEN De inrichtingshouder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zienswijze over ons voornemen kenbaar te maken. Er zijn daarom geen feiten of omstandigheden die ons aanleiding geven om af te zien van het opleggen van de maatwerkvoorschriften. -13/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

14 FUIVLO OF Als reactie op ons voornemen heeft de inrichtingshouder op... zienswijze kenbaar gemaakt. Deze zienswijze houdt, kort samengevat, het volgende in: L Hierover willen wij het volgende opmerken: Dit betekent dat er geen feiten of omstandigheden zijn die ons aanleiding geven om alsnog af te zien van het opleggen van de maatwerkvoorschriften. BESLUIT Gelet op artikel 8.42, eerste lid van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit en de vorenstaande overwegingen zijn wij voornemens om aan uw inrichting, gelegen aan de Kielewierwei 1 te Tirns, de in de bijlage opgenomen maatwerkvoorschriften op te leggen. Deze maatwerkvoorschriften worden van kracht naast de voorschriften van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling en de vergunningvoorschriften. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, namens deze, -14/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO

15 FUMC# MAATWERKVOORSCHRIFTEN 1. GEURHINDER 1.1 Verdringingslucht en ademlucht afkomstig van de hydrolysetank dient te worden afgevoerd via een actief koolfilter. Na het bereiken van de verzadigingsgraad van het actief kool dient dit vervangen te worden door verse. Het beladen actief kool moet als (chemisch) afval worden afgevoerd. 1.2 De ontluchting van mestzak voor de opslag van nog actief digestaat dient te zijn aangesloten op de biogasopslag(en) boven de vergister(s) en mag niet vrijkomen in de buitenlucht. -15/15- Ons kenmerk: 2016-FUMO