Verstoord gehechtheidsgedrag bij Vlaamse lagereschoolkinderen, met ernstige emotionele of gedragsproblemen
|
|
- Johanna de Winter
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 , TOKK [ ] Verstoord gehechtheidsgedrag bij Vlaamse lagereschoolkinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen Evidentie voor de betrouwbaarheid en validiteit van een screeningsinstrument 1 [ Eleonora Vervoort, J. Clasien de Schipper, Guy Bosmans, Karine Verschueren ] 2 [ S a m e n v a t t i n g ] De Relationship Problems Questionnaire (RPQ) is een screeningsvragenlijst die de aanwezigheid van geremd en ongeremd gehechtheidsgedrag nagaat. Deze studie onderzoekt de factoriële en convergente validiteit van de RPQ bij lagereschoolkinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. Ouders en leerkrachten van 152 kinderen tussen 6 en 10 jaar oud uit 21 scholen voor buitengewoon onderwijs vulden de RPQ en de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) in. Tijdens een huisbezoek namen de ouders van 77 kinderen eveneens deel aan een interview over verstoord gehechtheidsgedrag en werd het kindgedrag geobserveerd. Zowel de structuur als de betekenis van de RPQ-schalen, geremd en ongeremd gedrag, was hetzelfde voor ouders en leerkrachten. Beide schalen waren betrouwbaar en hingen samen met gelijkaardige schalen in het interview. Bovendien hing ongeremd gedrag samen met geobserveerd kindgedrag en hingen beide RPQ-schalen gemiddeld samen met probleemgedrag (SDQ). Bijgevolg levert deze studie evidentie voor de psychometrische kwaliteiten van de RPQ als een screeningsvragenlijst voor verstoord gehechtheidsgedrag bij kinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. Inleiding Hoewel de term gehechtheidsstoornis tegenwoordig algemeen bekend is in de klinische praktijk, heerst er in de literatuur nog discussie over de meerwaarde en de criteria van de diagnose. Met name het onderzoek naar de diagnostiek en behandeling van gehechtheidsstoornissen hinkt achterop. Bijgevolg ontbreken er goed gevalideerde meetinstrumenten om de aanwezigheid van een gehechtheidsstoornis te beoordelen, zeker bij lagereschoolkinderen. Zowel clinici als onderzoekers zouden echter gebaat zijn met een goede identificatie van gehechtheidsstoornissen, respectievelijk om kinderen met dergelijke symptomen door te verwijzen en/of te behandelen en om de ontwikkeling, de mogelijke gevolgen en de effectiviteit van interventies te onderzoeken. De huidige studie onderzocht of een recent ontwikkelde screeningsvragenlijst geschikt is om symptomen van een gehechtheidsstoornis te identificeren bij Vlaamse lagereschoolkinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. 25
2 26 Criteria van verstoord gehechtheidsgedrag De discussie over de criteria van gehechtheidsstoornissen en de verandering waaraan deze criteria onderhevig zijn, is problematisch voor de diagnostiek. Met de recente publicatie van de DSM-5 is de conceptualisering weer veranderd. Terwijl de DSM-IV twee types van reactieve gehechtheidsstoornis onderscheidde (American Psychological Association, 2000), worden deze types nu als aparte stoornissen omschreven in de DSM-5 (APA, 2013). Hiermee komt de DSM tegemoet aan de conceptualisering in de ICD-10, waarin beide types onder aparte noemers beschreven worden (World Health Organisation, 2010). De gedragskenmerken bleven weliswaar behouden in de DSM-5 (APA, 2013). De reactieve gehechtheidsstoornis (Reactive Attachment Disorder) omvat het geremde type, dat gekenmerkt wordt door emotioneel teruggetrokken gedrag ten opzichte van volwassen opvoeders, zoals (bijna) geen troost zoeken en (bijna) niet reageren op troost in geval van pijn of verdriet. Daarnaast vertonen deze kinderen sociaal en emotioneel verstoord gedrag gekenmerkt door weinig responsiviteit, beperkt positief affect en/ of onverklaarbare episodes van prikkelbaarheid, verdriet of angst. Het ongeremde type werd daarentegen ondergebracht onder de noemer ongeremde sociale engagementsstoornis (Disinhibited Social Engagement Disorder). Kinderen die voldoen aan dit type, zoeken actief contact met onbekende volwassenen; ze vertonen weinig tot geen terughoudendheid in de interactie met onbekenden, zijn zowel verbaal als fysiek overdreven familiair, houden weinig tot geen contact met hun volwassen opvoeder bij het exploreren van onbekende omgevingen en/of aarzelen (bijna) niet om met een onbekende volwassene mee te gaan. Dat gedrag wordt ook wel allemansvriendjesgedrag genoemd. Hoewel het ongeremde type niet meer onder de reactieve gehechtheidsstoornis valt, spreken we in beide gevallen over verstoord gehechtheidsgedrag (cf. de Wolff et al., 2012). Voor de diagnose reactieve gehechtheidsstoornis of ongeremde sociale engagementsstoornis vereist de DSM-5 (APA, 2013) dat kinderen die een dergelijk gedrag vertonen, een ontwikkelingsleeftijd hebben van minstens 9 maanden en dat ze te maken hebben gehad met pathogene zorg. Vanwege het ontbreken van onderzoek dat een bepaalde vorm van pathogene zorg linkt aan een van beide stoornissen, worden dezelfde vormen beschreven bij beide stoornissen, zoals sociale verwaarlozing of deprivatie, herhaalde veranderingen van primaire opvoeders en opgroeien in een instelling. Verder vermeldt de DSM-5 dat geremd gedrag al aanwezig moet zijn voor de leeftijd van 5 jaar, maar dat het niet mag voldoen aan de criteria voor een autismespectrumstoornis (ASS) om een diagnose van reactieve gehechtheidsstoornis te stellen (APA, 2013). Het sociaal ongeremde gedrag mag daarentegen niet beperkt zijn tot impulsiviteit, zoals bij een aandachtstekorthyperactiviteitstoornis (ADHD). Diagnostiek Hoewel er richtlijnen beschikbaar zijn voor de diagnostiek van gehechtheidsstoornissen (cf. AACAP, 2005; Chaffin et al., 2006; de Wolff et al., 2012), is er geen duidelijk diagnostisch protocol voorhanden. Daarnaast bestaat er een nood aan gevalideerde screeningsinstrumenten om kinderen met verstoord gehechtheidsgedrag te identificeren. Aangezien het onderzoek naar gehechtheidsstoornissen zich tot nu toe voornamelijk richtte op kinderen jonger dan 6 jaar, is dat met name het geval voor lagereschoolkinderen. Om hieraan tegemoet te komen zijn er recent instrumenten ontwikkeld die specifiek peilen naar verstoord gehechtheidsgedrag, waaronder een screeningsvragenlijst. Op basis van een kwalitatieve studie naar de symptomen van kinderen in een instelling tussen 18 maanden en 17 jaar oud plus de diagnostische criteria van de ICD-10 en de DSM-IV formuleerden Minnis, Rabe-Hesketh en Wolkind (2002) verschillende items voor een screeningsvragenlijst voor gehechtheids-
3 stoornissen. De Relationship Problems Questionnaire (RPQ) was bedoeld voor de opvoeders van kinderen ouder dan vijf. In een studie met pleegouders van kinderen tussen 5 en 16 jaar oud had de oorspronkelijke versie, bestaande uit 17 items, een voldoende interne consistentie (Cronbach α = 0.70), interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (intraclass correlatiecoëfficiënt of ICC = 0.81) en testhertestbetrouwbaarheid (ICC = 0.78) (Minnis et al., 2002). In een volgende studie met een aangepaste versie van 18 items (Cronbach α = 0.85) bleek dat slechts 10 items voldoende hoog laadden op twee factoren die verwezen naar geremd en ongeremd gedrag, waarvan twee items voor geremd gedrag niet gebaseerd waren op de diagnostische criteria (Minnis et al., 2007). Recent werden deze tien items aangepast voor een leerkrachtversie van de RPQ, die eveneens voldoende betrouwbaar was (Cronbach α = 0.92) (Minnis et al., 2009). Onderzoeksdoelen Het hoofddoel van de huidige studie was het onderzoeken van de psychometrische kwaliteiten van de RPQ als een screeningsvragenlijst voor verstoord gehechtheidsgedrag van lagereschoolkinderen. Omdat leerkrachten, naast ouders, een belangrijke signaalfunctie hebben wat probleemgedrag bij kinderen van de lagereschoolleeftijd betreft (Zwirs et al., 2011), onderzochten we zowel de ouder- als leerkrachtversie en gingen we na of beide perspectieven vergelijkbaar zijn. In tegenstelling tot eerdere studies zochten we aanwijzingen voor de meerwaarde van de RPQ in een bredere klinische groep van kinderen uit het buitengewoon lager onderwijs voor kinderen met ernstige emotionele en gedragsproblemen. Deze kinderen kampen met uiteenlopende gedragsmatige en emotionele regulatieproblemen en met verschillende vormen van disfunctioneren in het gezin. Als blijkt dat de RPQ betrouwbaar en valide is in deze groep, toont deze studie aan dat de RPQ een waardevol instrument is voor het signaleren van verstoord gehechtheidsgedrag in het buitengewoon onderwijs. Het hoofddoel werd opgedeeld in drie deeldoelen. Eerst en vooral wilden we de factoriële validiteit en interne consistentie van de RPQ aantonen door de onderverdeling van de items in twee schalen, geremd en ongeremd gedrag, en de betrouwbaarheid van beide schalen te repliceren. Bovendien wilden we bevestigen dat deze tweedimensionale structuur dezelfde is voor zowel de ouder- als leerkrachtvragenlijst. Daarnaast gingen we na of de sterkte van de relaties tussen een item en een dimensie (de factorladingen) hetzelfde zijn voor ouders en leerkrachten. Dat zou betekenen dat beide dimensies dezelfde betekenis hebben voor beide informanten en dat relaties tussen verstoord gehechtheidsgedrag en andere gegevens vergeleken mogen worden voor ouders en leerkrachten. Ten slotte onderzochten we of een bepaalde itemscore hetzelfde betekent voor ouders en leerkrachten (met andere woorden: betekent een score van 2 op het item dit kind zoekt te veel lichamelijk contact met vreemden hetzelfde voor een ouder als voor een leerkracht?). In dat geval is een betekenisvolle vergelijking van de gemiddelde scores voor geremd en ongeremd gedrag over informanten heen mogelijk. Ten tweede onderzochten we de convergente validiteit van beide RPQ-schalen. In de eerste plaats verwachtten we dat beide RPQschalen, en voornamelijk van de oudervragenlijst, samenhangen met gelijkaardige schalen van een ouderinterview (Disturbances of Attachment Interview). Daarnaast anticipeerden we dat de meer observeerbare, ongeremde gedragingen de meeste significante correlaties zouden vertonen met geobserveerde kindgedragingen, meer bepaald met de mate van toenadering tot een vreemde (onderzoeker) en aandachtseisend gedrag en minder met emotionele of interactionele problemen. Ten derde bekeken we de samenhang van de RPQ-schalen met gedragsmatige en emotionele problemen zoals gerapporteerd door ouders en leerkrachten. Op basis van recent onderzoek naar de correlaten van beide vormen van verstoord gehechtheidsgedrag (Gleason et al., 2011) verwachtten we dat meer geremd versus ongeremd gedrag gemiddeld samenhangt met respectievelijk meer internaliserend versus externaliserend probleemgedrag. 27
4 28 Methode Proefgroep en procedure Deze studie werd goedgekeurd door de Ethische Commissie van de KU Leuven. In samenwerking met de betrokken onderwijskoepels werd medewerking gevraagd aan alle 38 Vlaamse scholen voor buitengewoon onderwijs type 3 (aangepast aan de opvoedingsen onderwijsbehoeften van kinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen). De directies en schoolteams van 21 scholen waren bereid om deel te nemen. Vervolgens werden de primaire opvoeders van alle 425 leerlingen met een geboortejaar van 2001 tot en met 2004 schriftelijk geïnformeerd en er werd ook gevraagd om deel te nemen aan de studie. De opvoeders van 178 kinderen (42%) vulden een vragenlijst in, waarvan 90% een van de biologische ouders van het kind was (meestal de moeder). Slechts één vijfde van deze opvoeders had een diploma hoger onderwijs; ongeveer 40% had een diploma secundair onderwijs. De meeste opvoeders (94%) gingen ermee akkoord dat ook de leerkracht van hun kind een vragenlijst invulde. Uiteindelijk ontvingen we ingevulde ouder- en leerkrachtvragenlijsten voor 152 kinderen. Deze kinderen waren tussen 5,68 en 10,13 jaar oud (M = 7,98; SD = 0,97). De jongens waren oververtegenwoordigd (87%), wat overeenkomt met de verhouding tussen jongens en meisjes in het Vlaamse buitengewoon onderwijs type 3 (Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming, ). Het totaal IQ van de kinderen varieerde tussen 50 en 141 (M = 85,95; SD = 15,42) en 80% had één of meer psychiatrische diagnoses gekregen; autismespectrumstoornis (ASS) werd gediagnosticeerd bij 37% van de kinderen. Omwille van de criteria voor gehechtheidsstoornissen hielden we in de analyses rekening met het IQ en de ASS-diagnoses van de kinderen. Daarnaast waren de opvoeders van 120 kinderen bereid om deel te nemen aan een interview en observatie in hun thuissituatie. De opvoeders van de kinderen met de 75% hoogste scores op de screeningsvragenlijst voor gehechtheidsstoornissen (zie verder) werden opgebeld om hen te informeren over en een afspraak te maken voor een huisbezoek. In totaal werden er 77 huisbezoeken afgelegd. Elk huisbezoek bestond uit de afname van een interview en een observatie van de interactie tussen het kind en de opvoeder enerzijds en tussen het kind en de (onbekende) onderzoeker anderzijds. Instrumenten Zowel ouders als leerkrachten vulden een screeningsvragenlijst voor gehechtheidsstoornissen in, de Relationship Problems Questionnaire (RPQ; Minnis et al., 2009; Minnis et al., 2007). De tien items van de RPQ hebben vier antwoordmogelijkheden die gescoord worden van 0 ( Zo is dit kind helemaal niet ) tot 3 ( Zo is dit kind helemaal ). Vier items peilen naar ongeremd gedrag (bijvoorbeeld: zoekt te veel lichamelijk contact met vreemden ), terwijl zes items geremd gedrag nagaan (bijvoorbeeld: lijkt soms verstijfd van angst, zonder duidelijke reden ). 3 Minnis en collega s (2009; 2007) vonden dat de totale RPQ betrouwbaar is voor afname bij ouders en leerkrachten. Van een kleinere groep ouders werd ook de lagereschoolversie van het Disturbances of Attachment Interview (DAI; Zeanah & Smyke, n.d.) afgenomen. De DAI is een semigestructureerd interview waarvan de oorspronkelijke versie bestaat uit acht vragen die peilen naar de aanwezigheid van zowel geremd als ongeremd gedrag. Afhankelijk van de aanwezigheid van verstoord gedrag wordt elke vraag gescoord met 0 (geen evidentie), 1 (een beetje evidentie) of 2 (consistente evidentie). De betrouwbaarheid en validiteit van de twee schalen van de DAI zijn eerder al aangetoond bij kinderen jonger dan vijf jaar (Gleason et al., 2011; Smyke, Dumitrescu, & Zeanah, 2002). Voorafgaand aan de huisbezoeken volgde de eerste auteur een tweedaagse training aan de VU Amsterdam voor de afname en scoring van de DAI, waarbij de tweede auteur een van de trainers was. Principale componentenanalyse met varimaxrotatie op de lagereschoolversie van de DAI gaf aan dat respectievelijk vier en zeven vragen betrekking hadden op
5 geremd en ongeremd gedrag. Ongeveer 30% van de DAIs (n = 22) werd dubbel gescoord, waarbij de tweede beoordelaar/auteur helemaal geen kennis had van bijkomende informatie. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was heel goed voor beide schalen (Spearman Rho correlaties van 0.89 en 0.91). Na afloop van elk huisbezoek beoordeelde de onderzoeker de aanwezigheid van 10 kindgedragingen aan de hand van een gestructureerde observatiechecklist voor gehechtheidsstoornissen (McLaughlin, Espie, & Minnis, 2010). Elk item werd beantwoord met ja (1) of nee (0), indien een gedrag al dan niet aanwezig was. Op basis van een exploratorische factoranalyse werden drie subschalen gevormd: Toenadering tot Vreemde (4 items, bijvoorbeeld: Begint het kind een gesprek met de vreemde(n), alsof ze elkaar al eerder gezien hebben? ), Emotioneel/Interactioneel Probleemgedrag (3 items, bijvoorbeeld: Weigert of negeert het kind een verzoek van zijn/ haar opvoeder? ) en Aandachtseisend Gedrag (3 items, bijvoorbeeld: Onderbreekt het kind het gesprek tussen de vreemde(n) en zijn/haar opvoeder? ). Hogere scores op elke schaal wijzen op meer negatief kindgedrag. Ouders en leerkrachten vervolledigden ook de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ; Goodman, 1997). Deze vragenlijst bestaat uit vijf subschalen: emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten en prosociaal gedrag. Alle 25 items worden gescoord met 0 ( niet waar ), 1 ( een beetje waar ) of 2 ( zeker waar ). Verschillende studies hebben de betrouwbaarheid en validiteit van de SDQ al aangetoond (Goodman, Ford, Simmons, Gatward, & Meltzer, 2003; Van Leeuwen, Meerschaert, Bosmans, De Medts, & Braet, 2006). Resultaten Factoriële validiteit Om na te gaan of de 10 items van de RPQ onderverdeeld kunnen worden in twee schalen, werd eerst een exploratorische factoranalyse uitgevoerd in SPSS De resultaten voor zowel de ouder- als leerkrachtvragenlijst lagen in de lijn van de verwachtingen. De zes items die peilen naar geremd gedrag, hadden ladingen op de Geremde schaal van 0.31 tot 0.61 voor ouders en van 0.37 tot 0.81 voor leerkrachten. Voor de Ongeremde schaal varieerden de ladingen van de vier items die ongeremd gedrag nagaan, van 0.35 tot 0.91 voor ouders en van 0.42 tot 0.93 voor leerkrachten. Eén item uit de oudervragenlijst had echter een lading hoger dan 0.30 op beide schalen, namelijk het ongeremde item stelt vaak zeer persoonlijke vragen. Vervolgens werd een aantal confirmatorische factoranalyses uitgevoerd in Mplus versie 6 om de onderverdeling van de 10 RPQ-items in twee schalen te bevestigen en om na te gaan of de statistische aspecten van de twee schalen hetzelfde zijn voor ouders en leerkrachten. Daarvoor werden verschillende modellen geschat: een model waarin de verdeling van items over beide schalen hetzelfde is voor ouders en leerkrachten (Model 1), een model waarin ook de factorladingen van de items gelijkgesteld zijn voor beide respondenten (Model 2) en een model waarin naast de factorstructuur en -ladingen bovendien de intercepten van de items onveranderlijk zijn voor ouders en leerkrachten (Model 3). De statistische indicaties die aangeven of een model goed bij de data past, worden weergegeven in tabel 1. Zowel Model 1 als Model 2 geeft de data goed weer, en Model 3 past redelijk bij de data (Hu & Bentler, 1999). Omdat het aantal beperkingen toeneemt van Model 1 tot Model 3, werd aan de hand van een aantal criteria geëvalueerd of dat leidt tot een verlies in fit van elk strikter geformuleerd model. Hieruit bleek dat het model met gelijkgestelde factorladingen (Model 2) de data even goed weergeeft als het model zonder gelijkgestelde factorladingen (Model 1) (ΔCFI >.005, maar ΔRMSEA <.01 en ΔSRMR <.025; Chen, 2007). Het model met gelijkgestelde factorladingen en intercepten (Model 3) past minder goed bij de data dan het model met enkel gelijkgestelde factorladingen (Model 2) (ΔCFI >.005, ΔRMSEA >.01 en ΔSRMR >.005). Bijgevolg zijn de factorstructuur en -ladingen van de 10 items wel hetzelfde voor 29
6 ouders en leerkrachten, maar de intercepten niet. Een bepaalde score op een item voor geremd of ongeremd gedrag betekent niet hetzelfde voor ouders als voor leerkrachten. aan en omgekeerd. De correlaties tussen antwoorden van ouders en leerkrachten over geremd gedrag en over schalen heen zijn niet significant. Interne consistentie De interne betrouwbaarheid van beide RPQschalen bij ouders en leerkrachten werd geëvalueerd aan de hand van de Cronbach alfa-coëfficiënt (DeVellis, 2003). Voor de oudervragenlijst is de interne consistentie redelijk voor de Geremde schaal (α =.63) en goed voor de Ongeremde schaal (α =.77). Voor de leerkrachtvragenlijst is de interne consistentie goed tot zeer goed voor de Geremde (α =.71) en Ongeremde schaal (α =.81). Tabel 1. Fitmaten voor confirmatorische factormodellen met ouder- en leerkrachtvragenlijst. Model RMSEA CFI SRMR Interbeoordelaarscorrelaties De antwoorden van ouders en leerkrachten hangen gemiddeld samen wat ongeremd gedrag betreft (r =.32, p <.01). Als ouders meer ongeremd gedrag rapporteren, geven de leerkrachten ook meer ongeremd gedrag Convergentie tussen vragenlijst en interview Bij het berekenen van de correlaties tussen de ouder- en leerkrachtvragenlijst enerzijds en het ouderinterview anderzijds werden het totaal IQ en diagnoses ASS van de kinderen in rekening gebracht. Tabel 2 geeft de resultaten weer. Zoals verwacht, vonden we zowel voor geremd als ongeremd gedrag een gemiddelde, positieve correlatie tussen de oudervragenlijst en het -interview. Bovendien hing ongeremd gedrag in de leerkrachtvragenlijst matig positief samen met ongeremd gedrag in het ouderinterview. Convergentie tussen vragenlijst, interview en observatie Bij het berekenen van de correlaties tussen het geobserveerde kindgedrag enerzijds en het gerapporteerde gedrag anderzijds werd weer rekening gehouden met het totaal IQ en ASS-diagnoses van de kinderen. Bovendien werd bij de correlaties met de DAI gecontroleerd voor de mate van afhankelijkheid tussen de scoringen. De reden voor deze bijkomende controle was dat de eerste auteur zowel de checklist als de DAI scoorde voor de helft van de kinderen. De correlaties worden gepresenteerd in tabel 3. Ongeremd gedrag zoals gerapporteerd Tabel 2. Correlaties tussen de RPQ- en DAI-schalen (n = 77) na controle voor totaal IQ en ASS-diagnoses. Schalen RPQ ouder RPQ leerkracht Ongeremd Geremd Ongeremd Geremd DAI Ongeremd.36** *.01 Geremd ** M SD * p <.05; ** p <.01
7 in zowel de vragenlijst (ouder en leerkracht) als het interview was gemiddeld tot sterk positief geassocieerd met de mate waarin het kind toenadering vertoonde tot de onbekende onderzoeker. Daarnaast vonden we een matig positieve correlatie tussen ongeremd gedrag gerapporteerd door ouders (RPQ en DAI) en geobserveerd aandachtseisend gedrag. Dat geobserveerde gedrag hing daarentegen matig negatief samen met geremd gedrag volgens de leerkracht. Ten slotte vertoonde geremd gedrag gerapporteerd in het interview een matig positieve correlatie met geobserveerd emotioneel of interactioneel probleemgedrag. Relaties met emotionele en gedragsproblemen Voor de correlaties tussen verstoord gehechtheidsgedrag enerzijds en emotionele en gedragsproblemen gemeten met de SDQ anderzijds controleerden we opnieuw voor het totaal IQ en ASS-diagnoses van de kinderen. We vonden de meeste significante correlaties voor geremd gedrag en binnen dezelfde informant (tabel 4). Meer geremd gedrag in de RPQ hing niet alleen samen met meer emotionele problemen, zoals verwacht, maar ook met Tabel 3. Correlaties tussen de observatieschalen en de RPQ- en DAI-schalen (n = 76 a ) na controle voor totaal IQ, ASS-diagnoses en afhankelijkheid van scoring voor correlaties met de DAI. Schalen RPQ ouder RPQ leerkracht DAI Ongeremd Geremd Ongeremd Geremd Ongeremd Geremd Toenadering tot vreemde.36** **.09.48** -.19 Emotionele / interactionele * problemen Aandachtseisend gedrag.34** *.26*.07 Noot. Een hogere score op elke observatieschaal wijst op meer negatief kindgedrag. a Eén kind was niet aanwezig tijdens het huisbezoek, dus observatiedata waren beschikbaar voor 76 kinderen. * p <.05 ** p <.01 Tabel 4. Correlaties tussen de SDQ-schalen en de RPQ- (n = 152) versus DAI-schalen (n = 77) na controle voor totaal IQ en ASS-diagnoses. Schalen RPQ ouder RPQ leerkracht DAI Ongeremd Geremd Ongeremd Geremd Ongeremd Geremd Emotionele problemen.09.41** ** SDQ ouder SDQ leerkracht Gedragsproblemen.18*.52** Hyperactiviteit.21*.16.19* Problemen leeftijdsgenoten.24**.29**.20* * Prosociaal gedrag ** * Emotionele problemen.05.17*.05.39** Gedragsproblemen ** Hyperactiviteit ** Problemen leeftijdsgenoten *.38** Prosociaal gedrag.20* ** * p <.05; ** p <.01 31
8 32 zowel meer gedragsproblemen als meer problemen met leeftijdsgenoten en met minder prosociaal gedrag. Voor geremd gedrag in de DAI vonden we gelijkaardige correlaties, met uitzondering van een niet-significante correlatie met gedragsproblemen. Meer ongeremd gedrag in de ouder- en leerkrachtvragenlijst hing (matig) samen met meer problemen met leeftijdsgenoten, meer hyperactiviteit en meer gedragsproblemen volgens ouders, terwijl ongeremd gedrag in het interview niet geassocieerd was met probleemgedrag. Discussie De huidige studie had als hoofddoel de psychometrische evidentie voor de RPQ als een screeningsvragenlijst voor verstoord gehechtheidsgedrag te repliceren en uit te breiden in een klinische groep van lagereschoolkinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. Omdat leerkrachten even goed of zelfs beter geplaatst zijn dan ouders om probleemgedrag van lagereschoolkinderen te signaleren, onderzochten we de factoriële en convergente validiteit van zowel de ouder- als leerkrachtversie van de RPQ. Bovendien gingen we na of het beeld van verstoord gehechtheidsgedrag van ouders en leerkrachten vergelijkbaar is. Ten eerste stelden we vast dat bijna alle items van zowel de ouder- als leerkrachtversie zoals verwacht op de geremde of op de ongeremde schalen laadden. In de oudervragenlijst was er echter één item van de ongeremde schaal ( stelt vaak zeer persoonlijke vragen ) dat ook op de geremde schaal laadde. Een verklaring hiervoor is te vinden in ambigue interpretatie. Sommige ouders kunnen dat item immers opgevat hebben in die zin dat hun kind aan hen zeer persoonlijke vragen stelt in plaats dat het onbekende volwassenen persoonlijke vragen stelt, zoals in de beschrijving van ongeremd gedrag. Vanwege die reden suggereren we om het ongeremde karakter van dit item duidelijker te verwoorden, zoals in de andere drie items van de ongeremde schaal. Daarnaast toonden we aan dat zowel de tweedimensionale structuur als de sterkte van de relatie tussen een bepaald gedrag (bijvoorbeeld: te veel lichamelijk contact zoeken) en de onderliggende dimensie (bijvoorbeeld: ongeremd gedrag) hetzelfde is voor ouders en leerkrachten. Dat betekende dat we de correlaten van verstoord gehechtheidsgedrag in de ouder- en leerkrachtvragenlijst mochten vergelijken. Een bepaalde score voor beide dimensies betekent echter niet noodzakelijk hetzelfde voor ouders en leerkrachten. Dit impliceert vooral dat de scores van ouders en leerkrachten niet zomaar vergeleken mogen worden en dat er afzonderlijke normen voorzien moeten worden voor beide informanten. De verschillende betekenissen die ouders en leerkrachten toewijzen aan een bepaalde score, kunnen te maken hebben met de verschillende referentiekaders die ze hanteren (i.e., thuis- en schoolomgeving). Aangezien beide perspectieven hun voor- en nadelen hebben, is het zinvol om in het kader van een diagnostisch proces beide informanten te bevragen over het voorkomen van verstoord gehechtheidsgedrag in verschillende contexten. De RPQ kan hier een waardevolle bijdrage aan leveren. Vervolgens is dit de allereerste studie die de samenhang tussen de RPQ en een ouderinterview (DAI) onderzocht. Vermoedelijk waren de correlaties eerder bescheiden door verschillen in methode en manier van scoren; de ouders scoorden de vragenlijst zelf op een Likert-schaal, terwijl een expert hun antwoorden in een interview codeerde volgens de mate van evidentie voor verstoord gehechtheidsgedrag. Toch bevestigden de resultaten de verwachte samenhang tussen de schalen van de oudervragenlijst en het ouderinterview. Meer specifiek ging meer geremd gedrag in de vragenlijst samen met meer geremd gedrag in het interview en hetzelfde gold voor ongeremd gedrag, wat de specificiteit van (relaties van) beide gedragingen bevestigde. Hoewel we een lagere overeenkomst vonden tussen de leerkrachtvragenlijst en het interview, kwamen leerkrachten en ouders in zekere mate overeen wat ongeremd gedrag betreft. Evenzo hing ongeremd gedrag in de vragenlijst en het interview duidelijker samen met geobserveerd kindgedrag
9 in de thuissituatie. Kinderen met meer ongeremd gedrag volgens ouders en leerkrachten vertoonden ook meer gedragingen in de thuissituatie, zoals een gesprek beginnen met de onbekende onderzoeker alsof ze haar al eerder gezien hadden of het gesprek tussen hun ouder en de onderzoeker onderbreken. Zoals eerder aangegeven, is ongeremd gedrag waarschijnlijk beter observeerbaar door verschillende informanten, wat aanleiding geeft tot een betere samenhang. Geremd gedrag verwijst daarentegen naar de afwezigheid van sociale gedragingen, wat moeilijker te observeren valt. Over het algemeen leverde deze studie echter bijkomende aanwijzingen voor de validiteit van de RPQ dankzij gelijkaardige relaties tussen de RPQ- en DAI-schalen enerzijds en de observatieschalen anderzijds. Ten slotte lagen de relaties tussen beide vormen van verstoord gehechtheidsgedrag en andere vormen van probleemgedrag niet geheel in de lijn van de verwachtingen. Globaal gezien hing geremd gedrag meer samen met emotionele en gedragsproblemen zoals gemeten met de SDQ dan ongeremd gedrag. Meer ongeremd gedrag hing het meest consistent samen met meer problemen met leeftijdsgenoten, zoals eerder ook gevonden werd bij 11-jarigen (Rutter et al., 2007). Dat kan erop wijzen dat kinderen die ongeremd gedrag stellen, meer specifieke risico s lopen op relationele problemen. Daarnaast lag de bevinding dat meer ongeremd gedrag in zekere zin gerelateerd was aan meer hyperactiviteit volgens ouders ook in de lijn van recente vaststellingen (Gleason et al., 2011). Hoewel we daarentegen een associatie tussen meer geremd gedrag en meer internaliserende problemen verwacht hadden, vonden we ook een gelijkaardige samenhang met externaliserend probleemgedrag. Deze vaststelling kan erop wijzen dat geremd gedrag een impact heeft op het algemene functioneren van kinderen of dat comorbiditeit of overlap van symptomen meer uitgesproken is bij oudere kinderen. Een andere verklaring is dat het om een meetprobleem gaat. In vergelijking met de ongeremde RPQ-items lijken de geremde items minder specifiek met de sterkere correlaties met de SDQ tot gevolg. Een suggestie is dan ook om zowel de specificiteit als de expressie van geremd gedrag bij lagereschoolkinderen verder te onderzoeken. Ondanks het feit dat de gevonden associaties tussen RPQ en SDQ significant waren, en dan vooral voor de geremde schalen, waren ze allemaal slechts klein tot gemiddeld, wat ook evidentie levert voor de discriminante validiteit van de RPQ. Beperkingen Hoewel deze studie een belangrijke bijdrage levert aan het onderzoek naar de diagnostiek en screening van gehechtheidsstoornissen, moeten er enkele kanttekeningen geplaatst worden. Ondanks de moeilijkheden die scholen voor buitengewoon onderwijs aangepast aan de behoeften van kinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen ondervinden om de ouders van hun leerlingen te bereiken, slaagden we erin om ongeveer 40% van de aangeschreven ouders te betrekken. Niettemin was de totale grootte van de steekproef te beperkt om afzonderlijke analyses uit te voeren volgens bepaalde kindkenmerken (bijvoorbeeld: psychiatrische diagnose). Daarnaast zijn jongens oververtegenwoordigd in dit type buitengewoon onderwijs, wat vergelijkingen volgens geslacht eveneens onmogelijk maakt. Een interessante piste voor verder onderzoek zou zijn om een evenredige verdeling van jongens en meisjes na te streven en vervolgens na te gaan of de aanwezigheid van verstoord gehechtheidsgedrag bij jongens en meisjes vergelijkbaar is. Een dergelijk onderzoek zou ook uitsluitsel bieden over de vraag of afzonderlijke normen voor beide geslachten noodzakelijk zijn. Een tweede kanttekening heeft te maken met het feit dat we geen meer traditionele evaluatie van screeningsinstrumenten hebben doorgevoerd in deze studie. Hoewel we beschikten over informatie in verband met eerder gestelde diagnoses gehechtheidsstoornis bij de kinderen, volstond dit niet voor een evaluatie van de capaciteiten van de vragenlijst om dergelijke diagnoses te identificeren, zoals zijn predictieve waarde, voor twee redenen. Ten eerste hadden we geen controle over de manier waarop de psychiatrische diagnoses gesteld 33
10 waren wat standaardisatie en validiteit betreft. Ten tweede bestond er geen goed gevalideerde cut-offscore voor de RPQ op basis waarvan beslist kan worden dat een kind al dan niet voldoet aan een gehechtheidsstoornis. Daarvoor is er nog meer onderzoek vereist met grotere en gecontroleerde klinische steekproeven. Omdat de RPQ enkel aanwijzingen levert voor de aanwezigheid van verstoord gehechtheidsgedrag en niet voor de andere diagnostische criteria van gehechtheidsstoornissen, mag de vragenlijst echter nooit als een diagnostisch instrument op zich gebruikt worden. De RPQ is slechts een screeningsinstrument dat evenwel een bijdrage kan leveren aan de diagnostiek bij lagereschoolkinderen in het kader van een breder onderzoek. Een dergelijk onderzoek zou onder andere ook een anam nese van de aanwezigheid van verstoord gehechtheidsgedrag op jongere leeftijd en van pathogene zorg moeten omvatten met specifieke aandacht voor differentiële diagnose. Een laatste kanttekening betreft de observatiechecklist die we gebruikten om na te gaan of verstoord gehechtheidsgedrag volgens ouders en leerkrachten samenhangt met geobserveerd kindgedrag. Hoewel deze checklist ontwikkeld werd om verstoord gehechtheidsgedrag te beoordelen, is het onderzoek naar (de meerwaarde van) dit instrument exploratief. Bijgevolg adviseren we om de RPQ verder te valideren met behulp van een goed gevalideerd instrument voor geobserveerd verstoord gehechtheidsgedrag om de samenhang met observaties te repliceren. Toch is het gebruik van verschillende methodes en informanten om de convergente validiteit van de RPQ aan te tonen een specifieke sterkte van de huidige studie. en betekenis van de twee dimensies, geremd en ongeremd gedrag, bij beide informanten te verifiëren en door evidentie te leveren voor de convergente en discriminante validiteit van de RPQ. Bijgevolg biedt de RPQ onderzoekers de mogelijkheid om de ontwikkeling en mogelijke gevolgen van verstoord gehechtheidsgedrag of de effecten van interventies te bestuderen. Bovendien effent deze studie het pad voor grootschalig normeringsonderzoek en vormt ze een belangrijke stap in het onderzoek naar de evaluatie van de predictieve waarde van de RPQ in het kader van een diagnostisch protocol. Zo zou de recent voorgestelde cut-off van Minnis en collega s (2013) op basis waarvan kinderen met een totaalscore van zeven of meer op de oudervragenlijst als positief gescreend worden, ook in de Vlaamse context onderzocht moeten worden. In afwachting van verder onderzoek is de RPQ alvast praktisch bruikbaar als korte screeningsvragenlijst die makkelijk afgenomen kan worden van ouders die hun kind aanmelden in een klinische praktijk. Bijgevolg kan de RPQ een aanvulling bieden op de instrumenten die standaard worden afgenomen bij de aanmelding, zodat de clinicus meteen zicht krijgt op de mogelijke aanwezigheid van verstoord gehechtheidsgedrag. Het gebruik van de RPQ is met name aangewezen in specifieke populaties van kinderen die meer risico vertonen op verstoord gehechtheidsgedrag, zoals adoptie- en pleegkinderen. Bovendien adviseren we de klinische praktijk om zowel de ouder- als leerkrachtvragenlijst te gebruiken om aanvullende informatie te krijgen voor de beslissing of verder diagnostisch onderzoek en/of interventies gericht op relationele problemen aangewezen zijn en in welke context. 34 Conclusie en implicaties De huidige studie biedt aanwijzingen voor de validiteit van een screeningsvragenlijst voor verstoord gehechtheidsgedrag bij lagereschoolkinderen met ernstige emotionele en gedragsproblemen die gebruikt kan worden met zowel ouders als leerkrachten als informant. Meer bepaald breidden we eerder onderzoek uit door de gelijkaardige structuur [ N o t e n ] 1. Dit artikel is gebaseerd op een Engelstalige publicatie: Vervoort, E., de Schipper, J.C., Bosmans, G., & Verschueren, K. (2013). Screening symptoms of reactive attachment disorder: Evidence for measurement invariance and convergent validity. International Journal of Methods in Psychiatric Research, 22, doi: /mpr Deze stu-
11 die werd gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO), project G N toegekend aan Karine Verschueren. 2. Dr. Eleonora Vervoort, postdoctoraal onderzoeker, KU Leuven, Schoolpsychologie en Ontwikkelingspsychologie van Kind en Adolescent (SOKA), Tiensestraat 102 bus 3717, 3000 Leuven. Noortje.Vervoort@ppw.kuleuven.be. Prof. J. Clasien de Schipper, assistant professor, Vrije Universiteit Amsterdam, Ontwikkelingspedagogiek. J.C.de.Schipper@vu.nl. Prof. Guy Bosmans, docent, KU Leuven, Gezins- en Orthopedagogiek. Guy.Bosmans@ ppw.kuleuven.be. Prof. Karine Verschueren, gewoon hoogleraar, KU Leuven, SOKA. Karine.Verschueren@ ppw.kuleuven.be. 3. De Nederlandstalige items van zowel de RPQ als de observatiechecklist kunnen op vraag bij de eerste auteur verkregen worden. [ L i t e r a t u u r ] AACAP. (2005). Practice parameter for the assessment and treatment of children and adolescents with reactive attachment disorder of infancy and early childhood. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 44, doi: /01. chi American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5th edition (DSM-5). Washington, DC: American Psychiatric Publishing. American Psychological Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th, rev. ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association. Chaffin, M., Hanson, R., Saunders, B.E., Nichols, T., Barnett, D., Zeanah, C.H., Berliner, L., Egeland, B., Newman, E., Lyon, T., LeTourneau, E., & Miller-Perrin, C. (2006). Report of the APSAC task force on attachment therapy, reactive attachment disorder, and attachment problems. Child Maltreatment, 11, doi: / Chen, F.F. (2007). Sensitivity of goodness of fit indexes to lack of measurement invariance. Structural Equation Modeling, 14, doi: / DeVellis, R.F. (2003). Scale development: Theory and applications (2nd ed., Vol. 26). London: Sage. de Wolff, M.S., van Bakel, H.J.A., van Berkel, B.R., Juffer, F., Dekker-van der Sande, F., Rosenbrand, K., Sterkenburg, P.S., Steenkamer, H., Thoomes-Vreugdenhil, A., & Vinke, J.G. (2012). Richtlijn problematische gehechtheid. Utrecht: Nederlands Instituut van Psychologen. Retrieved from rl-probl-gehecht-versie-dec-2012_completeversie.pdf. Gleason, M.M., Fox, N.A., Drury, S., Smyke, A., Egger, H.L., Nelson, C.A., Gregas, M.C., & Zeanah, C.H. (2011). Validity of evidencederived criteria for reactive attachment disorder: Indiscriminately social/disinhibited and emotionally withdrawn/inhibited types. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 50, doi: /j. jaac Goodman, R. (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A research note. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 38, doi: /j tb01545.x. Goodman, R., Ford, T., Simmons, H., Gatward, R., & Meltzer, H. (2003). Using the Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) to screen for child psychiatric disorders in a community sample (Reprinted from The British Journal of Psychiatry, vol 177, pgs , 2000). International Review of Psychiatry, 15, doi: / Hu, L.T., & Bentler, P.M. (1999). Cutoff criteria for fit indexes in covariance structure analysis: Conventional criteria versus new alternatives. Structural Equation Modeling: A Multidisciplinary Journal, 6, doi: / McLaughlin, A., Espie, C., & Minnis, H. (2010). Development of a brief waiting room observation for behaviours typical of reactive attachment disorder. Child and Adolescent Mental Health, 15, doi: /j x. Minnis, H., Green, J., O Connor, T., Liew, A., Glaser, D., Taylor, E., Follan, M., Young, D., Barnes, J., Gillberg, C., Pelosi, A., Arthur, J., Burston, A., Connolly, B., & Sadiq, F.A. (2009). An exploratory study of the association between reactive attachment disorder and attachment narratives in early school-age 35
12 children. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 50, doi: /j x. Minnis, H., Macmillan, S., Pritchett, R., Young, D., Wallace, B., Butcher, J., Sim, F., Baynham, K., Davidson, C., & Gillberg, C. (2013). Prevalence of reactive attachment disorder in a deprived population. British Journal of Psychiatry, 202, doi: /bjp. bp Minnis, H., Rabe-Hesketh, S., & Wolkind, S. (2002). Development of a brief, clinically relevant, scale for measuring attachment disorders. International Journal of Methods in Psychiatric Research, 11, doi: /mpr.127. Minnis, H., Reekie, J., Young, D., O Connor, T., Ronald, A., Grayand, A., & Plomin, R. (2007). Genetic, environmental and gender influences on attachment disorder behaviours. British Journal of Psychiatry, 190, doi: /bjp.bp Rutter, M., Colvert, E., Kreppner, J., Beckett, C., Castle, J., Groothues, C., Hawkins, A., O Connor, T.G., Stevens, S.E., & Sonuga- Barke, E.J.S. (2007). Early adolescent outcomes for institutionally-deprived and non-deprived adoptees. I: Disinhibited attachment. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48, doi: /j x. Smyke, A.T., Dumitrescu, A., & Zeanah, C.H. (2002). Attachment disturbances in young children. I: The continuum of caretaking casualty. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 41, doi: / Van Leeuwen, K., Meerschaert, T., Bosmans, G., De Medts, L., & Braet, C. (2006). The Strengths and Difficulties Questionnaire in a community sample of young children in Flanders. European Journal of Psychological Assessment, 22, doi: / Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming. ( ). Onderwijsstatistieken. Buitengewoon_Inschrijvingen_Geografie_ HZ_Geslacht_Niveau_Type_10.pdf. World Health Organisation. (2010). International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems 10th Revision (ICD-10). Geneva: World Health Organisation. Zeanah, C.H., & Smyke, A.T. (n.d.). Disturbances of Attachment Interview. School-aged version. Unpublished instrument. Zwirs, B., Burger, H., Schulpen, T., Vermulst, A.A., HiraSing, R.A., & Buitelaar, J. (2011). Teacher ratings of children s behavior problems and functional impairment across gender and ethnicity: Construct equivalence of the Strengths and Difficulties Questionnaire. Journal of Cross-Cultural Psychology, 42, doi: /
Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie
Carlo Schuengel, Orthopedagogiek VU Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging Signaleren verstoord gehechtheidsgedrag Verschillende betekenissen van gehechtheid Band Gedrag Interactie Relatie
Nadere informatieReactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie
Carlo Schuengel, Orthopedagogiek VU Signaleren verstoord Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging Verschillende betekenissen van gehechtheid Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale
Nadere informatieOverige (Overig, ongespecificeerd)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Voice Related Quality of Life Measure (V-RQOL) 21 oktober 2011 Review 1: T. Dassen, K. v Nes, N. v Wersch Review 2: M. Jungen Invoer: E. Van Engelen 1 Algemene
Nadere informatiehoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de
Nadere informatiePatient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)
Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Bowman, L. (2006) "Validation of a New Symptom Impact Questionnaire for Mild to Moderate Cognitive Impairment." Meetinstrument Patient-reported
Nadere informatie6 Psychische problemen
psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een
Nadere informatieOmdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals
Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van
Nadere informatieDe SDQ: invulgedrag van ouders en leerkrachten een vergelijking tussen bevolkingsgroepen
De SDQ: invulgedrag van ouders en leerkrachten een vergelijking tussen bevolkingsgroepen Tamara van Batenburg-Eddes Cathelijne Mieloo, Dick Butte, Petra van de Looij-Jansen, Wilma Jansen GGD Rotterdam-Rijnmond
Nadere informatieAuteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie
MAJOR DEPRESSION INVENTORY (MDI) Bech, P., Rasmussen, N.A., Olsen, R., Noerholm, V., & Abildgaard, W. (2001). The sensitivity and specificity of the Major Depression Inventory, using the Present State
Nadere informatieCHECKLIST KLASKLIMAAT
CHECKLIST KLASKLIMAAT I. NAAM INSTRUMENT Checklist Klasklimaat II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal Basisonderwijs (kleuter- en lager), secundair onderwijs
Nadere informatieBegaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren
Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren Dr. Jeroen Lavrijsen & Prof. Karine Verschueren (KU Leuven) Maart 2019 Meer
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende
Nadere informatieCURRICULUM VITAE LIST OF PUBLICATIONS
CURRICULUM VITAE LIST OF PUBLICATIONS Curriculum Vitae Curriculum Vitae Barbara Wilhelmina Cornelia Zwirs werd geboren op 3 oktober 1977 in Alphen aan den Rijn. Daar behaalde zij in 1995 haar Gymnasiumdiploma
Nadere informatieZimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie
DIAGNOSTIC INVENTORY FOR DEPRESSION (DID) Zimmerman, M., Sheeran, T., & Young, D. (2004). The Diagnostic Inventory for Depression: A self-report scale to diagnose DSM-IV Major Depressive Disorder. Journal
Nadere informatieCHAPTER 8. Samenvatting. (Summary in Dutch)
CHAPTER 8 Samenvatting (Summary in Dutch) Achtergrond en doel van het onderzoek Gedragsstoornissen zoals ADHD (Attention-Deficit Hyperactivity Disorder), ODD (Oppositional Defiant Disorder) en CD (Conduct
Nadere informatieStroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30) November 2017 Review: 1. M. Post, B Dijcks 2. Eveline van Engelen Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens
Nadere informatieDit proefschrift behandelt de signalering door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van kinderen met psychosociale problemen en gaat daarbij met name in de
11 Samenvatting 149 Dit proefschrift behandelt de signalering door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van kinderen met psychosociale problemen en gaat daarbij met name in de op de vraag of korte vragenlijsten
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment
Nadere informatieGeneral Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.
Nadere informatieVragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)
Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Nadere informatieHet meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Self-Management Ability Scale-30 (SMAS-30) Mei 017 Review: Ilse Swinkels Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op
Nadere informatie1) Sekseverschillen in concentratie-problemen, hyperactiviteit en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD)
Dit proefschrift, met als titel: Meetproblemen en de genetische invloed op concentratie-problemen, hyperactiviteit en aanverwante stoornissen bestaat uit drie delen. Deze drie delen corresponderen met
Nadere informatieOnderlinge verbondenheid. begeleiding en zorg voor mensen met een verstandelijke en/of andere beperkingen
Onderlinge verbondenheid begeleiding en zorg voor mensen met een verstandelijke en/of andere beperkingen Onderlinge verbondenheid Alleen in verbondenheid met de ander kan je mens zijn. Door de ander ontdek
Nadere informatiePijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)
Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.
Nadere informatieRisk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING
Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden
Nadere informatiePositieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic
Nadere informatiewaardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.
amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum
Nadere informatieDe Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.
RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede
Nadere informatieHet meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op
Nadere informatieWadist? of Oeist? Meten van welbevinden bij schoolgaande kinderen en jongeren in Vlaanderen: kencijfers en implicaties voor de leerlingenbegeleiding
Meten van welbevinden bij schoolgaande kinderen en jongeren in Vlaanderen: kencijfers en implicaties voor de leerlingenbegeleiding Dit onderzoek wordt uitgevoerd door: Promotoren Prof. Karel Hoppenbrouwers,
Nadere informatieLPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:
LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan
Nadere informatiePsychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)
Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede
Nadere informatieJOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg
Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:
Nadere informatieSeksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie
Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond
Nadere informatieSamenvatting. (Summary in Dutch)
Samenvatting D er de P ro ef (Summary in Dutch) Dit hoofdstuk is in bewerkte versie opgenomen als hoofdstuk in het Nederlandse Handboek Psychiatrie en lichte verstandelijke beperking : Giltaij, H., Sterkenburg,
Nadere informatieEMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0
EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren
Nadere informatieDevelopment of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001
Diabete Problem Solving Measure for Adolescents (DPSMA) Cook S, Alkens JE, Berry CA, McNabb WL (2001) Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001
Nadere informatieVroeginterventie via het internet voor depressie en angst
Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent
Nadere informatie7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM
7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting Net als oudere kinderen kunnen ook peuters en kleuters sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen hebben die hen belemmeren in hun functioneren (Angold & Egger, 2007). Er
Nadere informatieWanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen
Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Het moeilijke kind stelt ons vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen
Nadere informatieKlasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl
Klas bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Sofie Lietaert Debora Roorda Bieke De Fraine Karine Verschueren Ferre Laevers Centrum voor Onderwijseffectiviteit
Nadere informatieToelichting data- en analysemethoden
Toelichting data- en analysemethoden Handleiding voor het gebruik van de SDQ binnen de Jeugdgezondheidszorg Auteur(s) Meinou H. C. Theunissen, TNO Child Health, Leiden Marianne S. de Wolff, TNO Child Health,
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende
Nadere informatieJGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015
JGZrichtlijn Autismespectrumstoornissen Bijlage Kenmerken van ASS specifieke instrumenten CBCL Gedrags Vragenlijst voor Kinderen / Child Behavior Checklist. Nieuwste versie 2003 De CBCL biedt geen diagnose,
Nadere informatie22/11/2011. Inhoud LITERATUUR BRUSSEN. Gezonde kinderen
Een chronisch ziek kind in het gezin: Kwaliteit van leven van gezonde broers en zussen Trui Vercruysse Psychosociale oncologie, 25 november 2011 Inhoud Literatuur siblings/brussen Gezonde kinderen Zieke
Nadere informatieA c. Dutch Summary 257
Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag
Nadere informatieN ederlandse samenvatting
N ederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Alle kinderen doen wel eens dingen die niet mogen of waarmee ze anderen benadelen. Maar, sommige kinderen doen dat vaker dan andere. Het is bekend dat
Nadere informatiegegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.
Geachte, Pearson start een onderzoek naar Innerview. Innerview is een beslissingsondersteunend instrument (BOI) voor doorverwijzing in de geestelijke gezondheidszorg en is uniek in zijn soort als het gaat
Nadere informatieDutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)
Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrument. Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST) Februari 2018 Review: Ilse Swinkels-Meewisse Invoer: Marsha
Nadere informatieDOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.
BREASTFEEDING PERSONAL EFFICACY BELIEFS INVENTORY (BPEBI) Cleveland A.P., McCrone S. (2005) Development of the Breastfeeding Personal Efficacy Beliefs Inventory: A measure of women s confidence about breastfeeding.
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrument
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Pediatric Volitional Questionnaire (PVQ) December 2013 Review: 1) G. Hodenius, J. Issel, J. Ohl 2) J.B.Grondal Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens
Nadere informatieASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE
ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE I. NAAM INSTRUMENT ASOS - Adult Style Obsersation Schedule Begeleiderstijl / leerkrachtstijl II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal
Nadere informatieSummery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers
ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen
Nadere informatieGeen mythes, maar feiten. Hoe voeden Vlaamse ouders kinderen en adolescenten werkelijk op en hoe ervaren ze dit?
Geen mythes, maar feiten. Hoe voeden Vlaamse ouders kinderen en adolescenten werkelijk op en hoe ervaren ze dit? Sofie Rousseau Prof. dr. Karla Van Leeuwen Opvoedingsgedrag Opvoedingsbeleving Achtergrond:
Nadere informatieVisual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F)
Visual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F) Lee KA, Hicks G, Nino-Murcia G. (1991) Validity and reliability of a scale to assess fatigue. Meetinstrument Visual Analogue Scale for Fatigue (parfois Lee Fatigue
Nadere informatieAIT studiedag Multidisciplinair kijken!
AIT studiedag Multidisciplinair kijken! Lezing Multidisciplinair werken en kijken bij jonge kinderen in gezinnen, verwezen vanwege ontwikkelings- en gedragsproblemen Frederike Scheper, Kinderpsychiater
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen
(Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen
Nadere informatieSpitzer quality of life index
Spitzer Quality of life index Spitzer, W. O., Dobson, A. J., Hall, J., Chesterman, E., Levi, J., Shepherd, R. et al. (1981). Measuring the quality of life of cancer patients: a concise QL index for use
Nadere informatieSamenvatting: Summary in Dutch
Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van
Nadere informatieAandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen
SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:
Nadere informatieHet meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Utrechtse Coping Lijst (UCL) November 2012 Review: 1. A. Lueb 2. M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking
Nadere informatieSignaleringsinstrumenten. Validatie onderzoek signaleringsinstrumenten bij 0-4 jarigen Marianne de Wolff & Meinou Theunissen
Signaleringsinstrumenten Validatie onderzoek signaleringsinstrumenten bij 0-4 jarigen Marianne de Wolff & Theunissen 2 3 Validatie onderzoek naar vier signaleringsinstrumenten voor 0-4 jarigen KIPPPI SDQ
Nadere informatieVroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA
Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood
Nadere informatieZwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c
Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1 Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c a Poli +, psychiatrie + verstandelijke beperking, Ir. Driessenstraat 94-G, 2312 KZ, Leiden b Cordaan, Postbus
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,
Nadere informatiePsychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind Psychiatriseren = Het moeilijke kind stelt de volwassene vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit
Nadere informatieSamenvatting. (Dutch Summary)
(Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie
Nadere informatieSPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?
VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-
Nadere informatiesamenvatting Opzet van het onderzoek
167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.
Nadere informatieTNO-AZL Preschool Children Quality of Life (TAPQOL)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument TNO-AZL Preschool Children Quality of Life (TAPQOL) Februari 2015 Review: Jungen MJH Invoer: Bokhorst ML 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking
Nadere informatiehet psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van
9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie
Nadere informatieDSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016
DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 Psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen Marloes de Kok, GZ-psycholoog Marthe Schneijderberg, orthopedagoog Psychotrauma
Nadere informatieAnouk Goemans THE DEVELOPMENT OF CHILDREN IN FOSTER CARE
Anouk Goemans THE DEVELOPMENT OF CHILDREN IN FOSTER CARE Samenvatting SAMENVATTING 10 Chapter 10 SAMENVATTING Pleegzorg is een unieke vorm van jeugdhulpverlening waarbij kinderen die, al dan niet tijdelijk,
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrument. Self-Management Ability Scale-30 (SMAS-30) 1 Algemene gegevens
1 Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Self-Management Ability Scale-30 (SMAS-30) September 2009 Review: Béatrice Dijcks Invoer: Eveline van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft
Nadere informatieSAMENVATTING Introductie
Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst
Nadere informatieInleiding Deel I. Ontwikkelingsfase
Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,
Nadere informatieJan Dirk van der Ploeg publicaties (4)
Jan Dirk van der Ploeg publicaties (4) Artikelen in tijdschriften 2015 Effectieve interventies voor agressie bij kinderen. PsychoPraktijk, 6, 14-17. 2014 Scheiding en stress. PsychoPraktijk, 6, 22-26.
Nadere informatieHill P.D., Humenick S.S. (1996). Development of the H&H Lactation Scale. Nursing Research, 45(3), 136-140.
H & H LACTATION SCALE (HHLS) Hill P.D., Humenick S.S. (1996). Development of the H&H Lactation Scale. Nursing Research, 45(3), 136-140. Meetinstrument H&H Lactation Scale Afkorting HHLS Auteur(s) Hill
Nadere informatieScreening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg
Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit
Nadere informatiesignaleringsinstrumenten voor psychosociale problemen bij 0 4 jarigen in de JGZ
signaleringsinstrumenten voor psychosociale problemen bij 0 4 jarigen in de JGZ TNO CHILD HEALTH Marianne de Wolff en Meinou Theunissen marianne.de wolff@tno.nl meinou.theunissen@tno.nl 1. Validatieonderzoek
Nadere informatieParticipation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult
Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking
Nadere informatieAANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD
AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD Prof. dr. Roeljan Wiersema Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen
Nadere informatierapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.
Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur
Nadere informatieKaren J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon
Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,
Nadere informatieValidatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners
Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric
Nadere informatieSamenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie
Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie Het implementeren van een cliëntgerichte benadering in de gezondheidszorg heeft in toenemende mate de aandacht gekregen van patiënten, hulpverleners en beleidsmakers.
Nadere informatieKWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek
KWANTITATIEF ONDERZOEK Outcome- en follow-up onderzoek 15-18 i.s.m. Prof. Dr. Reitske Meganck - UGent Van 1 april 15 tot 31 maart 17 werden patiënten bij hun opname in Rustenburg bevraagd of ze wilden
Nadere informatieUitgebreide toelichting van het meetinstrumenten
1 Uitgebreide toelichting van het meetinstrumenten Life Habits 22 September 2010 Review: 1) E. Bernges, M. Bertrand, L. Patelski 2) Sandra Joeris Invoer: Eveline van Engelen 1 Algemene gegevens Lichaamsregio
Nadere informatieEen onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de SDQ
Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de SDQ Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam T.J. Boonekamp Begeleiding
Nadere informatie