AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

Transcriptie

1 blz.1 1. INLEIDING Naar de praktijk leert, gebeuren elk jaar, o.a. op bouwwerken, ernstige ongevallen doordat personen van een grote hoogte vallen. Artikel 127 van het "Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938" zegt omtrent dit gevaar: Wanneer arbeiders werkzaamheden verrichten waarbij zij gevaar lopen hetzij van een hoogte hetzij in het water te vallen, moeten zo nodig tegen dit gevaar maatregelen zijn genomen door het aanbrengen van doelmatig beveiligde steigers, stellingen of bordessen. Waar het aanbrengen van deze voorzieningen ernstige bezwaren oplevert, moet het gevaar zijn tegengegaan door het gebruiken van doelmatige gordels met touwen van voldoende afmeting en sterkte, of door het spannen van vangnetten of dergelijke." Uit deze wettelijke bepaling volgt, dat men bij het verrichten van de in genoemd artikel bedoelde arbeid er in de eerste plaats voor moet zorgen, dat de werkzaamheden op een veilige standplaats kunnen worden verricht. Hoewel men veel val-ongevallen kan voorkomen door het toepassen van goede stellingen, bordessen, leuningen en hekwerken, blijven er evenwel toch altijd nog werkzaamheden waarbij het aanbrengen van deze voorzieningen op praktische bezwaren stuit. Dit nu zijn de situaties waarbij het gevaar kan worden verkleind door onder de plaatsen waar wordt gewerkt vangnetten aan te brengen. Met nadruk wordt er echter op gewezen, dat vangnetten nimmer in de plaats kunnen worden gesteld van steigers, bordessen e.d.. Het gebruik van vangnetten verdient dikwijls de voorkeur boven het gebruik van vanggordels. Vanggordels kunnen slechts doeltreffend worden gebruikt als de te verrichten arbeid min of meer aan eenzelfde plaats is gebonden en als de vanglijn tijdens de werkzaamheden stevig bevestigd blijft. Wanneer echter vangnetten worden toegepast, kan met het oog op doelmatig werken vaak gebruik worden gemaakt van netten van niet te grote afmetingen, die gemakkelijk kunnen worden verhangen naar de plaats waar moet worden gewerkt. Het gebruik van vangnetten geeft tevens voor hen die onder het net passeren of werken een zekere beschutting tegen vallende voorwerpen zoals steigeronderdelen, baddingen, stalen balkjes, gereedschappen, enz. Er moet voor worden gewaakt, dat het net niet kan worden beschadigd door gloeiend ijzer of door vonken.

2 blz.2 2. MATERIAAL EN CONSTRUCTIE 2.1 Een vangnet moet zijn vervaardigd van eerste klas materiaal, waarbij een goede kwaliteit kunststof die o.a. bestand is tegen ultraviolette stralen de voorkeur verdient. 2.2 Een vangnet moet verder aan de volgende eisen voldoen: a. het moet voldoende weerstand bieden aan twee tegelijk vallende personen; b. het moet soepel genoeg zijn om een vallende persoon voor ernstige verwondingen te vrijwaren; c. het moet een vallende persoon zodanig opvangen, dat een verdere val wordt voorkomen; d. het moet een redelijk lange tijd bestand zijn tegen weersinvloeden zoals zonlicht, vocht en wind en tegen agressieve dampen zoals in de nabijheid van de zee en sommige industrieën; e. Indien geen personen onder het net moeten werken, mag de grootte van de mazen ten hoogste 10 bij 10 cm bedragen. Moeten wél personen onder het net werken en bestaat gevaar dat zij worden getroffen door voorwerpen die door de mazen vallen, bijv. gereedschap of stukken steen, dan mag de grootte van de mazen niet meer bedragen dan 3 bij 3 cm. Om dit te bereiken, kan men in een net met een maaswijdte van 10 bij 10 cm een lichter net leggen met een maaswijdte van 3 bij 3 cm. 2.3 Het verdient aanbeveling, slechts vangnetten te gebruiken waarvan een prototype van dezelfde constructie en hetzelfde materiaal onder genormaliseerde omstandigheden is beproefd. Bij aanschaffing verlange men overlegging van een certificaat waaruit blijkt, dat de beproeving met gunstig gevolg is verlopen.

3 blz.3 3. DE BEVESTIGING 3.1 Bij de bevestiging van vangnetten moet in het bijzonder aan het volgende aandacht worden besteed. a. Het net moet voldoende groot zijn en zijn aangepast aan het daarboven gelegen werkgebied; het moet ongeveer 2 m. buiten dit gebied uitsteken en het laagste punt van het net mag zich niet lager dan 3,5 m. onder het gebied bevinden. b. Indien het net aan lijnen is opgehangen, mogen de afstanden tussen de bevestigingspunten van de lijnen aan het net niet meer dan 2,5 m. bedragen. Deze lijnen moeten worden gespannen zoveel mogelijk rechthoekig op de zijde van het net waaraan zij zijn bevestigd. c. Indien twee netten langs een zijde aan elkaar worden bevestigd, behoeft deze zijde niet aan vaste constructiedelen of kabels te zijn vastgemaakt. De verbinding moet bij voorkeur tot stand worden gebracht door elke maas aan de zijkant van het ene net te verbinden met de tegenoverliggende aan de zijkant van het andere net, door middel van een stevige draad die steeksgewijze door deze mazen wordt gehaald. De verbinding moet om de meter zodanig zijn geknoopt, dat verschuiven niet mogelijk is. d. Een obstakel -zoals een constructiedeel, een vloer of een machinemag zich niet op zodanige afstand onder het vangnet bevinden dat het gevaar kan opleveren voor eventueel in het net vallende personen. Een afstand van 3,5 m., verticaal gemeten van het laagste punt van het onbelaste net tot aan het obstakel, zal gewoonlijk voldoende zijn. Bij kleine netten mag de afstand van het laagste punt van het onbelaste net tot aan het obstakel gelijk zijn aan de grootste zijde van het net, met een minimumafstand van 2,5 m. e. Voorwerpen die in het vangnet terecht zijn gekomen moeten zo spoedig mogelijk daaruit worden verwijderd.

4 blz Tegen het gebruik van vangnetten wordt dikwijls aangevoerd, dat het bevestigen van het net grotere risico's inhoudt dan het werken zonder vangnet. Dit behoeft evenwel geenszins het geval te zijn. De handel kan netten op maat leveren, met een door een pees versterkte rand en met hoek- en kantlussen. Deze lussen kunnen met behulp van een lange pikhaak of iets dergelijks over van te voren in de constructie of op kabels bevestigde haken worden aangebracht. Bij netten zonder randversterking moet door de randen een stevige kabel worden geregen. In deze kabel kunnen op de gebruikelijke wijze ogen worden gemaakt, die op dezelfde wijze als boven omschreven aan de constructie worden bevestigd. Ook is het mogelijk aan de kabel haken te bevestigen en deze in ogen of aan kabels, die aan de constructie zijn vastgemaakt. Een zeer vlotte werkmethode kan dikwijls worden bereikt als bij het ontwerpen van de constructie reeds met het aanbrengen van vangnetten rekening wordt gehouden. 4. TOEPASSINGEN 4.1 Bij het aanbrengen van dakbedekkingen Bij het aanbrengen (of herstellen) van dakbedekkingen op een spantconstructie kan het net onder de spanten worden opgehangen. Het zal in dit geval gewoonlijk worden opgehangen aan over de gehele breedte van het gebouw gespannen staalkabels, die zo mogelijk zijn bevestigd aan de spanten ter plaatse waar de zijmuren overgaan in de kap. De lengte van het net of van de gekoppelde netten is in dit geval ongeveer gelijk aan de breedte van het gebouw; de breedte van het net of van de gekoppelde netten moet tenminste één spantafstand bedragen. Het is gewenst het net zo dicht mogelijk onder de spanten aan te brengen, opdat bij het vallen van dakplaten e.d. het net niet te zwaar wordt belast. 4.2 Bij werkzaamheden aan bruggen Bij het monteren van laaggelegen rijdekken, windverbanden en trottoirconsoles van bruggen of bij het verrichten van onderhoudswerk aan bruggen kan in vele gevallen van een vangnet gebruik worden gemaakt. Het net kan worden bevestigd aan staalkabels die evenwijdig aan of rechthoekig op de hoofdliggers lopen. Deze kabels kunnen aan de hoofdliggers, aan andere constructiedelen of aan speciaal daarvoor aangebrachte bevestigingspunten worden vastgemaakt.

5 blz Bij het monteren van staalconstructies Bij het monteren van staalconstructies kan het verticaal transport gewoonlijk al vrij spoedig op enige punten worden geconcentreerd. Het spannen van vangnetten is dan goed mogelijk. In het algemeen zal het gewenst zijn kleine netten te gebruiken, die gemakkelijk tot grotere aanééngeregen kunnen worden. Deze netten kunnen ook tijdens het schilderen goede diensten bewijzen. 4.4 Bij betonconstructies, e.d. Bij het maken van betonconstructies -bijv. betonnen torens of schoorstenen- kan in gevallen waar het maken van een staande, een uitsteekof een andere doelmatige steiger grote bezwaren met zich meebrengt, de toepassing van vangnetten het veilig werken bevorderen. 5. OPSLAAN EN IN GEBRUIK NEMEN VAN VANGNETTEN 5.1 Vangnetten en toebehoren (ophanglijnen droog opgerold) moeten vrijhangend op houten rekken worden opgeslagen, luchtig en droog, niet warm en in geen geval in de buurt van kachels of radiatoren. Contact met bijtende stoffen of dampen moet worden vermeden. 5.2 Als een vangnet na op een werk in gebruik te zijn geweest elders wordt toegepast, of in een magazijn wordt opgeborgen, moet het eerst op beschadiging of andere gebreken worden gecontroleerd.