STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening"

Transcriptie

1 STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

2 2

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs Uitgangspunten van het onderwijs... 7 Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties Lesdagen en lestijden Jaarplanning studiejaar Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding Waar de Hogere Sociale Studies in het domein Sociaal Werk voor opleiden De toekomst: naar één opleiding Sociaal Werk in Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen Het beroep sociaal pedagogisch hulpverlener Waar kun je werken? Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties SPH Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding Onderwijsaanbod Sociaal Pedagogische Hulpverlening Drie opleidingsniveaus Uitstroomprofielen Praktijk als leerbron Minoraanbod van de opleiding Tentamens, integrale toetsen en examens (Deel)tentamens Integrale toetsen en examens Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie Toetsprogamma Aanwezigheidsregeling Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding Hoofdstuk 6 Praktische informatie Management en medewerkers Hoofdstuk 7 Interne organisatie Faculteiten, domeinen en instituten FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau Examencommissie (leden) Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Kwaliteitszorg Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Voorzieningen op locatie Kapittelweg Studentenondersteuning Studenteninformatievoorziening

4 8.4 Overige voorzieningen HAN-talencentrum en de taalkamer Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte Afhandeling van vragen, problemen en klachten binnen SPH Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Deel 3: Beschrijving van het onderwijs Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten Samenstelling propedeutische fase (voltijd, SPH-Plus) Samenstelling postpropedeutische fase (voltijd, SPH-Plus) Samenstelling honoursprogramma (voltijd, SPH-Plus) Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase Onderwijseenheden voltijd, niveau 1, studiejaar Onderwijseenheden SPH-Plus, niveau 1, studiejaar Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase Onderwijseenheden voltijd, niveau 2, studiejaar Onderwijseenheden voltijd, niveau 3, studiejaar 3 en Onderwijseenheden, SPH-Plus, niveau 2, studiejaar Onderwijseenheden, SPH-Plus, niveau 3, studiejaar 3 en Hoofdstuk 4 Verkorte programma s Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg (voltijd) (M_ISS06) Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg (deeltijd) (M_ISS06DT) Werken in gedwongen kader (voltijd) (M_ISS07) Werken in gedwongen kader (deeltijd) (M_ISS07DT) Intercultureel werken (M_ISS08) Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Vollzeit) (M_ISS17VZ) Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Teilzeit) (M_ISS17TZ) Soziale Arbeit in der EUREGIO (Vollzeit) (M_ISS23VZ) Soziale Arbeit in der EUREGIO (Teilzeit) (M_ISS23TZ) Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (M_ISS25VZ) Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (M_ISS25TZ) Ervaringsleren in Social Work: ervaren en leren (M_ISS25) Coachen van medewerkers in zorg en welzijn (voltijd) (M_ISS26VT) Coachen van medewerkers in zorg en welzijn (deeltijd) (M_ISS26DT) Coachen von Mitarbeitern in der Sozialen Arbeit (Teilzeit) (M_ISS26TZ) Zingeving in Social Work (voltijd) (M_ISS29) Zingeving in Social Work (deeltijd) (M_ISS29DT) Omgekeerd jong (voltijd) (M_ISS30) Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Bijlagen Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut Bijlage 2: Relevante namen en adressen Bijlage 3: Plattegrond

5 Inleiding Deze studiegids is onderdeel van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) (deel 1 en 3). In deel 1 van deze studiegids vind je informatie over de voltijdopleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Naast de opbouw van het onderwijs wordt beschreven welke beroepstaken en competenties in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. In deel 3 vind je onder meer een beschrijving van de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van de opleiding. Je kunt het Opleidingsstatuut (deel 2, met de regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens) en de Studiegids(en) vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN Insite. We wensen je veel succes én veel plezier bij je studie. 5

6 Deel 1: Studiegids 6

7 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs 1.1 Uitgangspunten van het onderwijs Beroepsonderwijs In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij / het werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je werk als professional goed te doen en om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het beroep. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. Hele taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten maar door jou steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan opdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken uit de praktijk. Wij richten ons daarom op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor het beroep, ontwikkel je in de loop van de opleiding de competenties waarmee je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau kunt werken. De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een hoger niveau. De opleidingsniveaus vind je in paragraaf 4.2 van deel 1. Creatief profiel De opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening heeft een creatief profiel. Dit betekent dat er in de opleiding extra nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van creativiteit op twee aspecten: 1. Een professional die originele en bruikbare oplossingen voor problemen binnen het vakgebied kan vinden en hanteren. Dit concept sluit aan bij de landelijke SPH-visie. 2. Het hanteren van muzisch-ludische media in de beroepsuitoefening. Dit concept is een specifieke keus van SPH Nijmegen en kleurt daarmee het creatief profiel. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die je helpen om ook na je studie te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud. Verderop kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn. 7

8 Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor excellente studenten om extra onderwijs te volgen in de vorm van een extra minor of extra onderwijseenheden. Zie ook: Onderwijs en Examenregeling, Artikel 3.7 Uitbreiding studielast, in deel 2 van het opleidingsstatuut. Bij de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening bestaat de mogelijkheid om een honoursprogramma SPH-Plus (tweetalig Nederlands en Duits voltijdonderwijs) te volgen. Zie voor meer informatie paragraaf 4.1. Uitstroomprofielen Als je geïnteresseerd bent in de in de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg of in de jeugdzorg kun je kiezen voor een uitstroomprofiel. Middels een uitstroomprofiel worden studenten niet alleen breed opgeleid maar ook specifiek toegerust voor een baan in een bepaald werkveld. Zie voor meer informatie paragraaf 4.3. Internationale oriëntatie De sociale opleidingen willen professionals afleveren die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief kunnen ontwikkelen, zowel wanneer deze professionals werkzaam zijn in eigen land als in het buitenland. Onderdeel van je opleiding is dan ook dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler wordende beroepspraktijk. Wanneer je in je opleiding tot sociale professional een oriëntatie aangeboden krijgt op de internationale aspecten van je toekomstige beroep en/of ook vanuit een internationaal perspectief naar je beroep leert kijken, maakt dat jou een betere en kritischer professional. Een blik op het buitenland is noodzakelijk, omdat kennis en ervaring vanuit het buitenland het handelen vanuit je eigen cultuur relativeert. Ook leidt het ertoe dat je als reflectieve professional flexibeler bent en meer open kunt staan voor feedback. Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties. Internationalisering en interculturalisering komen in je opleiding op verschillende manieren aan bod. Er is in het onderwijs ruimte gemaakt voor kennis van de internationale context van het beroep. Je krijgt te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld plaats in een international classroom, maar ook in de International Week voor tweedejaars studenten en op de World Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden. Deze uitwisseling kan ook online plaatsvinden: via Collaborative Online International Learning is het bijvoorbeeld mogelijk om met studenten van internationale universiteiten en hogescholen samen te werken aan opdrachten. Daarnaast is er uiteraard de mogelijkheid om een deel van je stage en / of studie (bijvoorbeeld de minor) in het buitenland te volgen. International Week. In studiejaar wordt de International Week georganiseerd van 5 tot en met 8 februari Het doel van deze International Week is om jou in contact te brengen met de internationale context van het sociale werk. Tijdens deze week wordt alle tweedejaars studenten een programma aangeboden vol lezingen en workshops over internationale ontwikkelingen in het werkveld, cultuurverschillen, (internationale) organisaties en de door hen gebruikte methoden. Deze lezingen en workshops worden verzorgd door (internationale) gastdocenten. Daarnaast wordt er een uitwisseling tussen eigen studenten en internationale studenten tot stand gebracht. Om te zorgen dat je volop van deze week kunt leren, heeft je opleiding een opdracht gekoppeld aan de International Week. Instructie ontvang je in een voorbereidende bijeenkomst en de week wordt afgesloten met een presentatie van de resultaten. World Social Work Day. De World Social Work Day is op dinsdag 20 maart De World Social Work Day wordt internationaal gevierd. Het is een dag in het jaar waarin we stilstaan bij de verworvenheden en successen van het sociaal werk. Ook jouw opleiding besteedt hier aandacht aan en organiseert jaarlijks samen met de andere sociale opleidingen voor haar studenten en docenten een World Social Work Day-debat. In verschillende vormen gaan studenten, docenten en professionals uit de praktijk in gesprek over belangrijke thema s en ontwikkelingen in het sociaal werk. 8

9 Onderwijsleergemeenschappen De opleidingen werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo n leeromgeving is uitdagend en stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen. Er bestaan al onderwijsleergemeenschappen binnen lectoraten, waarin studenten, docenten, professionals uit het werkveld en lectoren onderzoek doen rondom een gemeenschappelijk thema. Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN - onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of functiebeperking. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt. 9

10 Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties 2.1 Lesdagen en lestijden Specifieke informatie voor de routes voltijd (SPH-Plus) en Teilzeit. S-route (september ) Route vaste lesdag(en) 1 Propedeuse voltijd (SPH-Plus) Maandag + dinsdag Hoofdfase 1 voltijd (SPH-Plus Donderdag + vrijdag Hoofdfase 2 voltijd (SPH-Plus) Maandag + dinsdag Hoofdfase 3 voltijd (SPH-Plus) Donderdag + vrijdag Hoofdfase 2 Teilzeit Duits Woensdag Hoofdfase 3 Teilzeit Duits Woensdag De data van de trainingsweken/themadagen Teilzeit worden apart bekendgemaakt. De lesdagen van de minor zijn afhankelijk van de gekozen minor. F-route (februari 2018) Vanaf wordt er geen F-route meer aangeboden in de routes voltijd (SPH-Plus) en Teilzeit. Overzicht van lesuren en lestijden Lesuur Lestijd 0 08:00 08: :45 09: :30 10:15 pauze 3 10:30 11: :15 12: :00 12: :45 13: :30 14: :15 15:00 pauze 9 15:15 16: :00 16: :45 17: :30 18: :15 19: :00 19: :45 20: :30 21: :15 22:00 1 Onder voorbehoud 10

11 2.2 Jaarplanning studiejaar Week Datum P/week Semester/week Bijzonderheden aug-17 Start Intro 1 Herkansingen / opstart aug-17 Start Intro 2 HAN-Introductie 36 4-sep Start studiejaar / 1 e semester sep sep sep okt okt okt-17 herfstvakantie 14 t/m 22 oktober okt okt nov nov nov nov dec dec dec dec-17 kerstvakantie Kerstmis, maandag 25 + dinsdag 26 december 1 1-jan-18 kerstvakantie Nieuwjaar, maandag 1 januari jan jan jan jan feb Start 2 e semester. International Week feb-18 voorjaarsvakantie Carnaval 11 t/m 13 februari 8 19-feb feb mrt mrt mrt World Social Work Day: dinsdag 20 maart mrt Goede vrijdag, 30 maart 14 2-apr Pasen, zondag 1 + maandag 2 april 15 9-apr apr apr Koningsdag, vrijdag 27 april apr-18 meivakantie 28 april t/m 6 mei; Bevrijdingsdag 5 mei 19 7-mei Hemelvaartsdag, donderdag 10 mei + vrijdag 11 mei mei mei Pinksteren, zondag 20 + maandag 21 mei mei jun jun jun jun jul jul-18 afsluit Jaarafsluiting 1 Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting jul-18 zomervakantie Zomervakantie 14 juli t/m 19 augustus aug-18 Start 1 Herkansingen / opstart 11

12 Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding 3.1 Waar de Hogere Sociale Studies in het domein Sociaal Werk voor opleiden 2 De HAN verzorgt 4 opleidingen voor sociale professionals in het domein sociaal werk: Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijke werk en Dienstverlening (MWD), Sociaal Pedagogische hulpverlening (SPH), Pedagogiek. Grofweg zijn deze HAN-opleidingen als volgt te kenmerken 3 : CMV, MWD en SPH hebben een lange traditie als sociaal-agogische ofwel social workopleidingen. Later heeft pedagogiek zich daarbij gevoegd. Deze 4 opleidingen leiden op tot bachelor of social work. Zij horen bij de sector hogere sociale studies (hss) 4 : In de beroepspraktijk kunnen afgestudeerden van de Sociale Studies van de HAN te maken krijgen met onderwerpen op het brede terrein van de zorg en welzijn in diverse settingen, van straathoek, sportclub, wijkcentrum en arbeidsorganisaties tot instellingen voor langdurige zorg en (psychiatrische) ziekenhuizen. Regelmatig zullen zij samenwerken met werkers die zijn opgeleid bij studies op het terrein van de (para)medische gezondheidszorg. Sociale professionals richten zich op het bevorderen van de kwaliteit van leven van mensen in hun sociale omgeving: gezin/familie, vrienden, buurt, en samenleving. De internationale definitie van sociaal werk uit juli stelt het zo: Sociaal Werk is een praktijkgerichte professie en een academische discipline die maatschappelijke verandering en ontwikkeling, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van de mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Versterkt door theorieën van sociaal werk, sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en relevante lokale kennis, stimuleert het sociaal werk mensen en instituties om uitdagingen in het leven aan te gaan en het welzijn van individu en samenleving te verbeteren. 6 De sector zorg & welzijn is voortdurend in beweging onder invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. In het tweede decennium van de 21 e eeuw voltrekken zich in Nederland een aantal ingrijpende veranderingen, die zijn vastgelegd in vier wetten: de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), de Wet Langdurige Zorg, de Participatiewet en de Wet op de Jeugdzorg. Veranderingen in de samenleving en de noodzaak om sociale ondersteuning en hulpverlening betaalbaar te houden hebben geleid tot deze wetten, die het einde van de verzorgingsstaat betekenen. Het streven is zo groot mogelijke zelfregie en volwaardige participatie voor alle mensen. Daarbij wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid en onderlinge ondersteuning in de eigen omgeving. In de (para)medische gezondheidszorg zien we soortgelijke ontwikkelingen om mensen zo min mogelijk afhankelijk te maken van professionele zorgverlening. Preventie, ofwel: voorkomen dat mensen zorg of ondersteuning nodig hebben, is een steeds belangrijker aandachtsgebied waarop de sociale en (para)medische professionals samenwerken. 2 Bronnen: Gezondheidsraad (2014). Sociaal werk op solide basis. Den Haag: Gezondheidsraad. Publicatie nr. 2014/21. International Federation of Social Work (2014). Definition of Social Work. Ontleend aan: Verkenningscommissie hsao (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen. 3 Verkenningscommissie hsao (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen, pp Naast CMV, MWD, Pedagogiek en SPH vallen ook de opleidingen Creatieve Therapie en Toegepaste Psychologie onder de sector hogere sociale studies (hss). 5 Global Definition of the Social Work Profession, zoals die door de International Federation of Social Workers (IFSW) en de International Association of Schools of Social Work (IASSW) is geformuleerd: Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social cohesion, and the empowerment and liberation of people. Principles of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinned by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people and structures to address life challenges and enhance wellbeing. 6 Deze definitie kan nader ingevuld worden binnen de nationale of regionale context. 12

13 De bedoelingen van de nieuwe wetten passen bij de uitgangspunten van sociale professionals zoals die verwoord zijn in de internationale definitie van sociaal werk. Als deskundigen op het gebied van interactie tussen mensen en hun omgeving hebben sociale professionals de opdracht om deze bedoelingen te realiseren. Sociale professionals weten dat zij oog moeten hebben voor de mogelijkheden en de grenzen van de nieuwe werkwijzen. Ontwikkelingen in de samenleving kunnen voor individuen en groepen mensen verschillend uitpakken, al naar gelang hun mogelijkheden en beperkingen, hun gezondheid, hun sociale en economische omstandigheden en hoe zij geleerd hebben daarmee om te gaan. Door internet en sociale media zijn kennis en informatie steeds makkelijker bereikbaar voor steeds meer mensen. Veel mensen worden mondiger en willen meer zeggenschap over hun eigen leven en nemen zelf kleinschalige sociale initiatieven in buurt of wijk, zoals bijvoorbeeld: - het opzetten van onderlinge uitruil van diensten, bijvoorbeeld klusjes in huis, boodschappen, invullen van formulieren, gezelschap, advies bij opvoedingsvragen; - het opzetten van een ontmoetingsplek of een sportmiddag voor jongeren; - initiatieven die buurtgenoten met elkaar in contact brengen zoals een buurtquiz, een telefooncirkel, een wandeling of excursie. - vrijwilligerswerkplaatsen voor het opdoen van werkervaring voor (langdurig) werklozen; - coaching door vrijwilligers voor vroegtijdige schoolverlaters, voor mensen met schulden of voor ex-gedetineerden; - lotgenotencontacten tussen (psychisch) zieken of verslaafden. De rol van de sociale professional die in de wijk werkzaam is, is veranderd van de organisator van dergelijke activiteiten naar ondersteuner van groepen mensen die zelf sociale initiatieven uitvoeren. Een minder gewenst effect van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is dat technologische veranderingen en het grotere beroep op zelfregie de samenleving ook ingewikkelder en complexer maken. Voor kwetsbare mensen is het daardoor lastiger om volwaardig mee te doen wat betreft opleiding, betaald werk, (openbaar) vervoer en culturele voorzieningen. Zij worden minder zelfredzaam en moeten meer beroep op anderen doen. Als het hen niet lukt om deze hulp in hun eigen omgeving te krijgen kunnen zij niet volwaardig meedoen en lopen kans te vereenzamen. In deze gevallen is individuele professionele hulp nodig om aansluiting bij de eerder genoemde buurt- en wijkinitiatieven te vinden. Soms krijgen mensen te maken met een opeenstapeling van problemen waarvoor onderlinge hulp in de buurt niet toereikend is. Ook dan speelt professionele ondersteuning een rol, waarbij zoveel mogelijk zelfregie en onafhankelijkheid van die professionele ondersteuning het doel blijft. Deze sociale ondersteuning is gericht op het tijdig signaleren van problemen, op een snelle aanpak en op voorkomen van erger. Gaat het om complexe gezins- en opvoedingsproblemen dan is het motto: één gezin, één plan, één regisseur, om te zorgen dat de verschillende problemen in samenhang worden aangepakt. Deze sociale ondersteuning speelt zich vooral af in buurten en wijken, vanuit sociale wijkteams of andere voorzieningen. De sociale professionals schakelen daarbij zoveel mogelijk de mensen uit de eigen omgeving in. Het kan gaan om tijdelijke ondersteuning, maar ook om langer durende ondersteuning, bijvoorbeeld nazorg om terugval te voorkomen of ondersteuning bij chronische problematiek. Als de complexiteit van de problematieken het vraagt, zal de professional uit het wijkteam doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp, bijvoorbeeld bij ernstige beperkingen of (geestelijke) gezondheidsproblemen. Ook bij gespecialiseerde hulp is het streven deze zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld aangehaakt aan een wijkteam, een huisartsenpraktijk of een (behandel)team dat in de wijk werkt. Alleen als het niet anders kan vindt de hulp geheel of gedeeltelijk plaats in een vervangende leefomgeving. Sociale ondersteuning of behandeling is meestal vrijwillig, maar kan ook in een gedwongen kader plaatsvinden, bijvoorbeeld bij gedwongen opname in de psychiatrie of bij justitiële maatregelen. 3.2 De toekomst: naar één opleiding Sociaal Werk in 2018 In het voorjaar 2015 zijn er afspraken gemaakt over een landelijke koers voor de herijking van het onderwijs- en opleidingsaanbod in de sociale studies 7. Om aan te sluiten op de veranderingen in het sociale werkveld heeft de HAN het voornemen om per 1 september 2018 de 3 opleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal 7 Vereniging Hogescholen (2015). Koers voor de hogere sociale studies (voorheen hsao). Den Haag: Vereniging Hogescholen. 13

14 Pedagogische Hulpverlening (SPH) samen te voegen tot één nieuwe opleiding: Sociaal Werk. De opleiding Pedagogiek (PED) blijft in ieder geval tot 1 september 2019 als zelfstandige opleiding bestaan. Het is nog niet duidelijk of Pedagogiek daarna ook deel gaat uitmaken van de opleiding Sociaal Werk. 3.3 Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen Welke opleiding je op de HAN ook volgt, tijdens je studieloopbaan ontwikkel je je beroepscompetenties in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. In je opleiding zijn deze descriptoren verwerkt in de beoordelingscriteria van de verschillende competenties. Descriptor 1: Kennis en inzicht Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin je wordt opgeleid. Kennis hebben van recente ontwikkelingen op je vakgebied. Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht Kennis en inzicht op je vakgebied op professionele wijze kunnen toepassen. Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op je vakgebied kunnen opstellen en verdiepen. Descriptor 3: Oordeelsvorming Relevante gegevens (op je vakgebied) kunnen verzamelen en interpreteren. Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen in je oordeelsvorming. Descriptor 4: Communicatie Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op je vakgebied. Sociaal en communicatief handelen. Multidisciplinair samenwerken. Descriptor 5: Leervaardigheden De leervaardigheden bezitten om je zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen. Reflecteren op je eigen handelen. 3.4 Het beroep sociaal pedagogisch hulpverlener Als sociaal pedagogische hulpverlener (SPH er) help je mensen uit alle leeftijdscategorieën en uiteenlopende sociale, etnische en culturele achtergronden bij het hanteren van levensproblemen en het optimaliseren van hun psychische en sociale functioneren. Je cliënten zijn mensen die door allerlei omstandigheden tijdelijk of duurzaam zijn aangewezen op professionele ondersteuning bij het zich staande houden in hun woon- en leefsituatie. Vrijwel altijd richt je je daarbij ook op de directe sociale omgeving (het systeem) van de cliënt. De problematiek van je cliënten is zeer gevarieerd en complex. De problemen kunnen te maken hebben met psychische of lichamelijke ontwikkeling, opvoeding, psychiatrische stoornissen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen, verslaving, crimineel gedrag, ouderdomsstoornissen, dakof thuisloosheid, vluchteling zijn, of met de nasleep van traumatische ervaringen zoals ernstige ongevallen, misdrijven, huiselijk geweld, seksueel misbruik en oorlog. Veelal is sprake van een combinatie van problematieken. De hulpvragen van je cliënten zijn daarom vaak complex. In de visie van de opleiding SPH Nijmegen heeft de sociaal pedagogische hulpverlener een creatief en normatief beroep. Creatieve middelen zijn een krachtig instrument om je doelgroepen te bereiken. Als Nijmeegse SPH er weet je die dus op een bijna vanzelfsprekende manier in je hulp- en dienstverlening te integreren. SPH is ook een normatief beroep. Dat betekent dat je je werk laat leiden door een paar fundamentele waarden en normen. Als sociaal pedagogische hulpverlener ben je op de eerste plaats een professional op hbo-niveau. Je werkt systematisch, procesmatig, en vraag- en 14

15 systeemgericht en maakt daarbij gebruik van verschillende methodische benaderingen, gebaseerd op inzichten uit de sociale wetenschappen. Je schrikt er niet voor terug je eigen persoon als instrument in te zetten en je bent een uitstekend communicator in de dialoog met je cliënten en in de samenwerking met medeprofessionals in je arbeidsomgeving en in het veld daarbuiten. In je dagelijks werk kun je drie segmenten onderscheiden. Op de eerste richt je je op de directe hulpverlening aan je cliënten. Daarnaast heb je meestal organisatorische taken binnen de organisatie waar je werkt. Ten slotte zorg je voor de verdere ontwikkeling van je eigen professionaliteit en van je beroep. 3.5 Waar kun je werken? Waar kun je werken? Beroepsgenoten kom je tegen in hulpverleningsorganisaties in uiteenlopende sectoren als jeugdzorg, psychiatrie, verslavingszorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, maatschappelijke opvang, vluchtelingenwerk en in de justitiële en forensische hulpverlening. Als sociaal pedagogische hulpverlener kun je daarbinnen in verschillende settingen werken: ambulant, residentieel of semiresidentieel. De functies waarin je als SPH er terecht kunt, zijn dankzij de breedte van de opleiding zeer divers. Je kunt denken aan: pedagogisch medewerker ambulant pedagogisch hulpverlener begeleider in de pleegzorg hulpverlener voor lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten / woonbegeleider agogisch begeleider in de (kinder)psychiatrie sociotherapeut in de (forensische) psychiatrie hulpverlener in de maatschappelijke opvang hulpverlener in de verslavingszorg begeleider t.a.v. begeleide kamerbewoning activiteitenbegeleider / activiteitentherapeut / teamleider dagactiviteiten coördinator / hoofd dagverzorging ouderen adjunct hoofd / begeleider kinderdagverblijf gezinshuisouder educatiemedewerker /scholings- / vormingswerker preventiemedewerker penitentiair reclasseringswerker medewerker bewegingsagogie 15

16 3.6 Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties SPH De eindkwalificaties voor SPH bestaan uit de competenties die je moet beheersen, in combinatie met de beroepscontext waarin je ze uitvoert. De beroepscontext wordt bij SPH als volgt geformuleerd: De sociaal pedagogische hulpverlener (SPH er) helpt mensen bij problemen in relaties, het gezin, de opvoeding of de eigen ontwikkeling, maar ook bij handicaps, psychische stoornissen of ziekte. De SPH er geeft tijdelijke, langdurige of permanente ondersteuning in de alledaagse woon- en leefsituatie. Dat kan zijn in een ambulante, residentiële of semi-residentiële setting. De hulp- en dienstverlening kan verschillende vormen aannemen, zoals dagbesteding, woonbegeleiding, ondersteuning bij ontwikkeling en opvoeding, maar ook scholing en arbeidsbegeleiding en/of -toeleiding. De SPH er laat de betrokkenen de situatie zoveel mogelijk zelf vormgeven en betrekt hierbij vrijwel altijd de directe sociale omgeving (het systeem) van de cliënt. Bij de hulpverlening worden zo mogelijk muzisch-ludische media ingezet. Dat zijn creatieve middelen, zoals drama, dans en bewegen, beeldende vormen, muziek, spel en sport, audiovisuele vormen en arbeidsmatige activiteiten. De SPH er werkt onder meer in gezinnen, jeugdzorg en jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk gehandicaptenzorg, verslavingszorg, justitiële hulpverlening, vluchtelingenwerk, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, ouderenzorg, jongerenwerk en de overheid. De competenties worden als volgt geformuleerd: Segment 1: Werken met namens en voor mensen in hun sociale omgeving Competentie 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren Competentie 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen Competentie 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren Competentie 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen Segment 2: Werken in en vanuit een organisatie Competentie 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Competentie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Segment 3: Werken aan professionaliteit Competentie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Competentie 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep Competentie 11. SPH Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Voor SPH-Plus: Competentie 12. Euregionaal werken 16

17 Beroepstaken De beroepstaken van de sociaal pedagogisch hulpverlener zijn: Methodisch hulpverlenen Leiding en begeleiding geven Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Onderzoek en innovatie Professionele Ontwikkeling Deze beroepstaken dragen bij aan de ontwikkeling van de competenties in verschillende combinaties en contexten. De competenties en de drie segmenten vloeien voort uit de landelijke SPH opleidingskwalificaties. Deze zijn geformuleerd in het opleidingsprofiel SPH (Landelijk opleidingsoverleg SPH, 2009). De eindkwalificaties (competenties) zijn het beoogde en gerealiseerde eindniveau van afgestudeerden van de opleiding. Omdat de beschrijving van deze competenties erg globaal is, is elke competentie uitgewerkt in één of meer deelcompetenties die op deze manier beter te verbinden zijn aan het onderwijs en de toetsing. Hieronder zijn de competenties inclusief deelcompetenties opgenomen: Competentie 1, contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren a. Doelgericht vormgeven en hanteren van de relatie met de cliënt en het cliëntensysteem. b. In dialoog met de cliënt/het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/cliëntsysteem analyseren. d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. Competentie 2, in dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. Competentie 3, in dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren a. Het ontworpen plan van aanpak voor sociaal pedagogische hulpverlening methodisch uitvoeren en in dialoog bijstellen. b. De uitvoering evalueren en verantwoorden. c. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt. Competentie 4, signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. b. Initiatief nemen tot (preventieve) activiteiten en/of belangenbehartiging n.a.v. deze factoren en ontwikkelingen. Competentie 5, samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie a. In een (al dan niet multidisciplinair) teamverband professioneel samenwerken met medewerkers, vrijwilligers en/of functionarissen zowel binnen als ook buiten de eigen arbeidsorganisatie. b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. Competentie 6, coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie a. Leiding geven aan medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen. b. Medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers begeleiden of coachen. 17

18 Competentie 7, beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden De voor sociaal pedagogische hulpverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. Competentie 8, bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering a. In en vanuit de arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de uitvoering van het sociaal pedagogisch hulpverleningsbeleid van de instelling. b. Vanuit een SPH-perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. c. Vanuit SPH-perspectief een bijdrage leveren aan de zorg voor de kwaliteit van de hulpverlening. Competentie 9, de eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen a. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen. b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden. c. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie 10, bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. Competentie 11, SPH inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening Inzetten van muzisch ludische media in de sociaal pedagogische hulpverlening. Voor SPH-Plus: Competentie 12, Euregionaal werken (voor studenten die tot en met met de opleiding zijn gestart): a. De Duitse en Nederlandse taal beheersen. b. Het beroep in Duitsland en Nederland uitoefenen binnen verschillende culturele, inhoudelijke en/of organisatorische contexten. Competentie 12, Euregionaal werken (voor studenten die vanaf met de opleiding starten): a. Basiskennis hebben van rechtsthema's in sociaal werk (o.a. arbeids-, familie-, gezondheids-, sociaal- en bestuursrecht) en het juridisch kunnen beoordelen van sociaal en cultureel problematische situaties. b. Overeenkomsten en verschillen in de culturele, vakinhoudelijke, juridische en/of organisatorische context van het beroep in Duitsland en in Nederland herkennen en inzichtelijk maken. 18

19 Relatie tussen beroepstaken en competenties Beroepstaken en competenties kunnen in een matrix worden weergegeven. Daardoor kun je zien welke competenties je moet beheersen om de betreffende beroepstaken professioneel uit te kunnen voeren. COMPETENTIEMATRICES OPLEIDING SPH Relatie tussen beroepstaken en competenties voltijd COMPETENTIES BEROEPSTAKEN Methodisch hulpverlenen Leiding en begeleiding geven Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Onderzoek en Innovatie Professionele ontwikkeling 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren X X 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen X X 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren X X 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen X X X X 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie X X X X 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten X X X X de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden X X X 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering X X 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen X 10. Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep X X X X 11. Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening X X X X x 19

20 Relatie tussen beroepstaken en competenties SPH-Plus COMPETENTIES BEROEPSTAKEN Methodisch hulpverlenen Leiding en begeleiding geven Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie Onderzoek en Innovatie Professionele ontwikkeling 1. Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren X X 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen X X 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren X X 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen X X X 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie X X X X 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten X X de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden X X X X 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering X X 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen X 10. Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep X X X 11. Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening X X X X X 12. Euregionaal werken NB. geldt alleen voor Voltijd Euregio X X X X X 20

21 Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en vaardigheden te specialiseren of juist te verbreden. Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. Het tweede t/m vierde studiejaar heet de hoofdfase (officieel de postpropedeutische fase) en heeft een studielast van 180 studiepunten (inclusief minor). In onderstaande tabel staat de opbouw van de opleiding voor wat betreft de major en minor (qua studiepunten). Indeling van een Major Minor Totaal opleiding in stp Propedeuse Hoofdfase Totaal Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Het totale aanbod aan minoren vind je op insite. Het is van groot belang dat je je vroegtijdig verdiept in het maken van een minorkeuze. Voor sommige minoren gelden namelijk specifieke instapeisen. Een toelatingsvoorwaarde voor een minor kan bijvoorbeeld zijn dat je een specifiek soort stage hebt gelopen. Als je van plan bent om stage te gaan lopen in het buitenland en dus afwezig bent ten tijde van voorlichtingsactiviteiten is vroegtijdige oriëntatie en kiezen van belang. Zie ook paragraaf 4.5 (deel1) Minoraanbod van de opleiding. Het verschil tussen SPH voltijd en SPH-Plus SPH voltijd is een studievariant met in totaal 240 studiepunten. Dit betekent dat je elk jaar van de opleiding 60 studiepunten moet halen. SPH-Plus is een honoursprogramma, waar je per niveau additioneel 7,5 studiepunten (210 studiebelastingsuren) moet behalen. Dit betekent dat je aan het einde van je opleiding in totaal 22,5 studiepunten (630 studiebelastingsuren) meer behaald moet hebben, dan bij de (reguliere) variant SPH voltijd. Indien je deze studiepunten niet behaalt, dan kom je niet in aanmerking voor het certificaat behorende tot deze opleiding. Het is wel duidelijk dat deze variant meer van je vraagt. SPH- Plus is dan ook bedoeld voor excellente studenten. De excellente HAN student is een ambitieuze en getalenteerde student. Hij kan omgaan met complexe vraagstukken binnen de eigen beroepscontext of in een multidisciplinaire of interdisciplinaire 21

22 setting. Hij is ondernemend, is nieuwsgierig en heeft doorzettingsvermogen. Hij stuurt zijn eigen leeren werkproces en draagt bij aan het innovatievermogen van de beroepspraktijk. Instroom september of februari Je kunt de opleidingsvariant SPH Voltijd in september (september-instroom/september-route) of februari (februari-instroom/februari-route) starten. De opleidingsvariant SPH-Plus start alleen in september. Studenten die in februari met de opleiding starten, hebben het voordeel dat ze daarmee niet tot september hoeven te wachten, maar dienen ook rekening te houden met de volgende kanttekening: de opleiding voor de februari-instroom kan - wegens organisatorische redenen - 4 jaar en 1 maand duren. In dat geval betekent dit, dat studenten van de februari-instroom 1 maand langer collegegeld betalen. 4.1 Onderwijsaanbod Sociaal Pedagogische Hulpverlening De studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) duurt vier studiejaren en elk jaar is verdeeld in vier periodes. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de hoofdfase vormen. Voor de propedeuse en de hoofdfase zijn onderwijseenheden ontwikkeld. Je volgt ze om je een bepaalde beroepstaak eigen te maken. De competenties die je daarvoor nodig hebt, komen in deze onderwijseenheden aan bod. Voor elke onderwijseenheid (OWE) kun je studiepunten (stp) halen. Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat je gemiddeld genomen aan de onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (SBU). 1 studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. De studiepunten die in deze studiegids worden genoemd zijn niet van toepassing op studenten die in februari 2016 in niveau 1 of in niveau 2 zijn ingestroomd. Voor die studenten geldt de studiepuntenverdeling zoals die van toepassing was in studiejaar SPH kent verschillende opleidingsvarianten: voltijd, honoursprogramma SPH-Plus, Teilzeit en deeltijd/duaal 8. Iedere aspirant-student voltijd is verplicht om na aanmelding bij de opleiding deel te nemen aan de studiekeuzecheck. Studenten SPH-Plus hebben een motivatiebrief en een CV aangeleverd. Deze documenten zijn op basis van de criteria in artikel 3.7A lid 3 van de Onderwijs- en Examenregeling beoordeeld. Indien de stukken aanleiding geven voor een gesprek wordt de student daarvoor uitgenodigd. Studenten kunnen ook zelf een verzoek voor een gesprek indienen. De opleidingsvariant SPH-Plus leidt studenten op voor zowel de Nederlandse als de Duitse arbeidsmarkt. Het curriculum is gebaseerd op het curriculum van de reguliere variant. Het specifieke karakter van SPH-Plus komt tot uitdrukking door: - een stelselmatige vergelijking van de zorgstelsels van Nederland en Duitsland vanuit metaperspectief; - inhoudelijke kennis en vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor de erkenning van het diploma in Duitsland (voor zover hierin niet is voorzien in de reguliere variant). Studenten leren om over grenzen heen te kijken en te denken vanuit de verschillende kaders en systemen. De onderwijsthema s zijn voor zowel de reguliere als de SPH-Plusvariant hetzelfde, maar studenten ervaren binnen SPH-Plus een internationale inslag en worden specifiek voorbereid op het werk in de Euregio. Binnen dit programma behaalt de student 22,5 studiepunten bovenop het reguliere programma SPH. 8 De deeltijd- en duale opleiding van Sociaal Pedagogische Hulpverlening zijn organisatorisch ondergebracht bij Sociale Studies deeltijd. Er is een apart opleidingstatuut voor de deeltijd en duale inrichtingsvormen: Opleidingsstatuut deeltijd/duaal Sociaal Pedagogische Hulpverlening

23 4.2 Drie opleidingsniveaus De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kun je inschatten of de onderwijseenheid aansluit bij de competenties die je al hebt ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. Niveau 1, hoofdfasebekwaam: Je kunt in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. Dit betekent dat je op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kunt krijgen. De beroepsproducten die je in deze fase van je studie oplevert kunnen nog onder het niveau liggen dat van een afgestudeerde Hbo er mag worden verwacht. Niveau 2, afstudeerbekwaam: Je kunt in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. Je wordt op dit niveau geacht methodisch een probleem te kunnen oplossen en dat te laten zien in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit van de opdrachten toe en de externe sturing af. De beroepsproducten die je aflevert hoeven nog niet helemaal op Hbo-niveau te zijn uitgewerkt, maar moeten wel aan hogere eisen voldoen dan die op niveau 1. Niveau 3, beroepsbekwaam: Je kunt zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Als student krijg je op dit niveau nauwelijks nog sturing. Je bent zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het proces en de beroepsproducten waaraan je werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kun je in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan je werkt zijn complex en je wordt geacht problemen helder te identificeren, te onderzoeken en (strategisch) op te lossen. Zoals je in bovenstaande beschrijving kunt lezen, zijn er verschillende variabelen die het niveau van een beroepstaak bepalen. Per niveau neemt de complexiteit van de beroepstaken toe. Binnen het curriculum van SPH wordt de complexiteit van een beroepstaak gevarieerd aan de hand van: - Rol die de student inneemt - Complexiteit van de taak - Mate van zelfsturing op handeling en product. De toetsing van de niveaus past bij de complexiteit die de student op het betreffende niveau aan moet kunnen. Per beroepstaak wordt middels beoordelingscriteria beoordeeld of studenten op het vereiste complexiteitsniveau vakbekwaam functioneren. 4.3 Uitstroomprofielen De opleiding SPH biedt voor voltijdstudenten en voltijd Plus (uitsluitend in relatie met het Nederlandse werkveld) de mogelijkheid in de laatste twee leerjaren een uitstroomprofiel (UP) te volgen. Het volgen van zo n uitstroomprofiel betekent een gespecialiseerde voorbereiding op het werken in een specifieke beroepspraktijk. De opleiding biedt de keus uit de volgende uitstroomprofielen: Jeugdzorg (JZ) Gehandicaptenzorg (GZ) Geestelijke gezondheidszorg agoog (GGZ-agoog) Als je met succes een uitstroomprofiel hebt gevolgd, krijg je een aantekening op je diploma. Deze aantekening is één van de voorwaarden om je te laten registreren als jeugdzorgwerker en daarmee toegang te krijgen tot het werken in deze sector. Voor de meest recente informatie over de beroepsregistratie in de Jeugdzorg kun je terecht op 23

24 Voor de meest recente informatie over de beroepsregistratie GGZ-agoog kun je terecht op De Gehandicaptenzorg gaat in de toekomst (mogelijk) werken met een verplichte registratie. Als je een uitstroomprofiel volgt, zijn alle onderdelen van het 3 e en 4 e leerjaar gericht op het betreffende werkveld. a) Je bent in je stage of werk werkzaam in het betreffende werkveld. b) In lessen en opdrachten verdiep je je in werkveld-specifieke thema s. c) Je volgt een minor die aansluit op het betreffende werkveld. d) Je werkt in Onderzoek & Innovatie aan een praktijkverbetering in het betreffende werkveld. Ad a): Twee contexten in stage of werk In stage of werk komen in ieder geval twee contexten aan de orde: de ambulante setting en de (semi)residentiële setting. In een van deze twee contexten werk je of loop je stage. Op de andere context oriënteer je je gedurende minimaal 70 uur. Het is ook mogelijk (en bij het uitstroomprofiel Jeugdzorg verplicht) om in de ene context te werken / stage te lopen en een minor te volgen die op de andere context gericht is. De oriëntatie op de tweede context heeft als doel dat je kennis opdoet over de cliënten, specifieke methoden, de beroepstaken en de organisatie van het werk in deze tweede context. Ad b): Werkveld-specifieke thema s De volgende specifieke thema s komen in de uitstroomprofielen aan de orde: Jeugdzorg GGZ-agoog Gehandicaptenzorg Systeemgericht werken Empowerment Orthopedagogisch groepswerk Werken in een gedwongen kader Multidisciplinair werken Recht Veiligheid (kindermishandeling) Psychopathologie Omgaan met weerstand Intercultureel werken Visie op opvoeding & seksualiteit Eigen professionaliteit ontwikkelen Kwaliteitsverbetering Psychopathologie Rehabilitatie Herstel-ondersteunende zorg Netwerkontwikkeling Groepsgericht werken Groepsgericht behandelen Motiveren en ondersteunen van gedragsverandering Multidisciplinair werken Outreachend werken Werken in een gedwongen kader Verslaving Kwaliteitszorg Omgaan met weerstand Doelgroepen - Communicatie - Gezondheid en welbevinden - Technologische middelen Maatschappelijke ontwikkelingen - Geschiedenis sociaal werk - Inclusie en participatie - Eigen regie - Ambulant / residentieel Netwerk gericht werken - Interprofessioneel / multidisciplinair werken - Sociaal netwerk / gezinsondersteuning / systeemgericht werken - Wijkgericht werken Recht - Dwang en drang - Huiselijk geweld Seksualiteit en intimiteit Ondernemerschap Zakelijke zorgverlening Ethiek 24

25 Ad c): Minoren die voor de uitstroomprofielen geschikt zijn Per uitstroomprofiel kun je kiezen uit de volgende minoren Jeugdzorg * Gehandicaptenzorg GGZ-agoog Civil society, cocreatie en transitie X X Coachen van medewerkers in zorg en welzijn X X Creativiteitsontwikkeling X X X GGZ-agoog X Groepsdynamica X X X Huiselijk geweld X Intercultureel werken X International Sustainable Development Cooperation X X ** Levensloopbegeleiding bij autisme X Mensen met een lichte verstandelijke beperking X X Preventief werken met risicojongeren X Professioneel opvoeden (niveau 2, dus niet voor studenten PED) * X Sociale Psychiatrie X Systeemgericht werken in de ambulante zorg X X Verslavingskunde X X X Werken in gedwongen kader* X X X Zingeving in Social Work X X X Vrije minor X X X * In het uitstroomprofiel Jeugdzorg is de keuze van je minor ook afhankelijk van de context (ambulant/systeemgericht, of semi-residentieel / pedagogisch-/groepsgericht) waarin je je nog moet oriënteren omdat je daarin niet hebt gewerkt of stage gelopen. ** In overleg met UP-coördinator Nota bene: - Voor alle andere minoren die een student wil volgen voor het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg overlegt hij met de coördinator van het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. - De opdrachten en eventuele stage worden uitgevoerd in de context van de gehandicaptenzorg. Ad d): Onderzoek & Innovatie: aansluiting bij lectoraten Als je een uitstroomprofiel volgt, sluit je voor het onderdeel Onderzoek & Innovatie aan bij een onderzoek van een lectoraat dat zich richt op het werkveld van jouw uitstroomprofiel. Jaarlijks is er een projectenmarkt waar je je kunt oriënteren op de onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen. 4.4 Praktijk als leerbron De verbinding tussen theorie, praktijk en zelfstudie De praktijk neemt een unieke plaats in binnen de leerbronnen. Het is de plaats waar beroepstaken in al hun complexiteit voorkomen en waar de student kan laten zien, welke competenties hij op welk niveau verworven heeft. Bovendien is de praktijk de plek, waar studenten betekenis leren geven aan hun kennis en vaardigheden. In hun contact met echte cliënten wordt wat zij leren waardevol voor anderen en de student heeft de kans om direct feedback te krijgen op zijn handelen. Dit is voor het gehele leerproces richtinggevend en motiverend. Afhankelijk van de vooropleiding, eerder al opgedane werkervaring en beoogde toekomstige werkvelden of cliëntsystemen hebben studenten de keuze uit verschillende studievarianten en uitstroomprofielen. Al deze varianten leiden tot hetzelfde diploma, maar wel met een bepaalde verdiepende specialisering of juist met een verbreding voor het werken in twee verschillende landen. Voor iedere studievariant is het praktijkleren verschillend vormgegeven, afhankelijk van de opzet van het curriculum. De eindkwalificatie, die met het diploma bereikt moet worden en die het hbo-niveau aantoont, is wel voor alle studievarianten hetzelfde, alleen worden de kwalificaties via verschillende 25

26 leerwegen bereikt en zij kennen bovenop verdiepende of verrijkende specialisaties. Hieronder leggen we de verschillen kort uit. De voltijd variant In de voltijdopleiding zijn je lessen en de bijbehorende zelfstudie-uren verspreid over de hele week. Daarnaast loop je elk jaar stage. In de propedeuse gaat het om een blokstage gedurende 1 periode van 250 SBU. In hoofdfase 1 is de stage ongeveer 4 dagdelen per week (640 SBU). In het 2 e hoofdfase jaar neemt de stage een heel groot deel van je tijd in beslag, ongeveer 8 dagdelen per week (1280 SBU) 9. In hoofdfase 1 en 2 wordt er uitgegaan van 40 stageweken. In het laatste jaar voer je in opdracht van het werkveld een project uit. Nadere informatie is te vinden in de stagehandleiding. In het schema ziet het praktijkdeel van de voltijdopleiding er zo uit: Propedeuse Hoofdfase 1 Hoofdfase 2 Hoofdfase 3 Stage blokstage gedurende 1 periode (250 SBU) 4 dagdelen per week (640 SBU) 8 dagdelen per week (1280 SBU) stage in kader minor (afhankelijk van keuze) project in opdracht De SPH-Plus variant Het SPH-plus curriculum is opgezet als een speciale vorm van concurrency-onderwijs. Dit betekent dat leren enerzijds plaats vindt op de opleiding of door zelfstudie en anderzijds door het oefenen, ervaren en experimenteren in de praktijk als stagiaires, die nog niet helemaal verantwoordelijk zijn voor hun handelen. Met behulp van oefeningen en begeleide reflectie leren studenten op de opleiding essentiële aspecten van professioneel handelen herkennen en benoemen. In een tweede stap worden studenten daarin begeleid om vanuit dit leerproces kleine leerdoelen voor de praktijksituatie te formuleren en daar stapsgewijs mee te experimenteren. Met behulp van logboeken documenteren studenten hun praktijkervaringen en leggen daarin verbanden naar theoretische achtergronden en concepten, waar zij zich met behulp van hoorcolleges, onderwijsleergesprekken en literatuurstudie in moeten bekwamen. Daardoor vindt gedurende de hele opleiding een intensieve en door docenten en praktijkbegeleiders gestuurde wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren tijdens de stage plaats. De opleiding vervult de rol van stagebegeleiding op afstand, om samen met studenten tot werkbare praktijkleerdoelen te komen en de leerresultaten te beoordelen. Eén keer per semester neemt de begeleidende docent stage telefonisch contact op met de stage-instelling van de student. De stage is de plek waar kennis en vaardigheden onder toezicht en met ondersteuning door stagebegeleiders toegepast worden en waar studenten feedback krijgen t.a.v. hun professionalisering. Studenten SPH-plus worden in het begin van de studie - in tegenstelling tot deeltijd/duale studenten - daarin begeleidt dat zij stapsgewijs de volle complexiteit van praktijksituaties verkennen en zo leren, hun kennis en vaardigheden stapsgewijs toe te passen. In de SPH-Plus variant zijn de lessen daarom geconcentreerd op twee lesdagen per week. Naast de lessen lopen de studenten tijdens je hele opleiding voor 16 uur per week stage, verdeeld over twee of drie dagen, in praktijksituaties, die bij het beroep horen. De overige tijd is voor zelfstudie. Naast de beschreven stage, die zich sterk op het bekwamen in het vak SPH richt, kent de studievariant SPH-plus nog een speciale vorm van praktijkervaring in verband met competentie 12, die zich erop richt dat studenten leren het beroep SPH zowel in Duitsland als ook in Nederland uit te kunnen oefenen; de Euregionale competentie. Het praktijkleren in het kader van competentie 12 vindt meer in een vorm van praktijkonderzoek plaats, waar studenten op zoek gaan naar belangrijke factoren in de hulpverlening van het buurland, die verschillen van de inrichting van de hulpverlening in het eigen land. Studenten krijgen de opdracht, om voor een van de SPH-beroepenvelden de politieke, economische, juridische en methodische randvoorwaarden in kaart te brengen en op hun effecten voor cliënten en hulpverleners in het betreffende land te onderzoeken. Hierbij hoort ook het 9 Voor studenten van het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg en ggz-agoog wordt als voorwaarde gesteld dat je stage loopt bij een instelling die ambulante en (semi) residentiële zorg biedt aan de cliënt. Hiervoor geldt dat je 70 uur werkt in de tweede beroepscontext. Voor studenten van het uitstroomprofiel jeugdzorg wordt als voorwaarde gesteld dat je stage loopt bij een instelling die zorg biedt aan jeugdigen (0-23) en hun opvoeders. Een student dient stage te lopen in één van de twee beroepscontexten die centraal staan in het uitstroomprofiel jeugdzorg. De student wordt in staat gesteld om enige ervaring op te doen in de andere context. 26

27 mensbeeld en de cultuur t.o.v. verwachtingen rond om zelfredzaamheid van cliënten, de participatie van burgers, de vraag- of aanbodgerichtheid van de zorg en de doelen rond om het thema sociale inclusie. Deze vorm van stage is in de handleiding praktijkleren verder uitgewerkt en wordt aan de stagebegeleider in de instelling ter beschikking gesteld. Nadere informatie is te vinden in de stagehandleiding. Het praktijkdeel ziet er in schema als volgt uit: SPH-Plus -variant Les per week Werk per week Propedeuse 2 dagen 16 u Hoofdfase 1 2 dagen 16 u Nadere informatie over stage vind je in de Hoofdfase 2 2 dagen 16 u stagehandleiding en in de handleiding voor de variant Hoofdfase 3 2 dagen 16 u SPH-Plus. semester 1 Hoofdfase 3 semester 2 geen geen Tijdens O&I vindt geen stage plaats. De deeltijdvariant en de variant duaal De deeltijd- en duale opleidingsvariant van Sociaal Pedagogische Hulpverlening zijn organisatorisch ondergebracht bij Sociale Studies deeltijd. Er is een apart opleidingstatuut voor de deeltijd en duale inrichtingsvormen: Opleidingsstatuut deeltijd/duaal Sociaal Pedagogische Hulpverlening De Teilzeitvariant Verder bestaat er een Duitstalige deeltijdvariant (Teilzeit). Dit is een uitlopend model. In het volgende studiejaar start er geen nieuwe groep meer. Voor het nog bestaande 2 de, 3 de en 4 de jaar is de volgende beschrijving van toepassing. De Teilzeitvariant is net als SPH-Plus opgezet als concurrency-onderwijs, maar van Teilzeitstudenten wordt een grotere mate van zelfstandigheid verwacht. Op basis van werkervaring die zij al voor aanvang van de studie op hebben gedaan, zijn deze studenten eerder dan voltijdstudenten in staat dan om een complexe arbeidsrealiteit te hanteren en op essentiële leeraspecten te reduceren. Ook bij de Teilzeitstudenten gaan leren op de opleiding en leren in de praktijk voortdurend samen. Gedurende de hele opleiding vindt een intensieve wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren tijdens het werk plaats. De opleiding vervult de rol van laboratorium om met nieuwe kennis en vaardigheden te oefenen. Het werk is de plek waar kennis en vaardigheden in de volle complexiteit van de praktijk toegepast kunnen worden. De opleiding is vervolgens weer de plek om de praktijk kritisch te onderzoeken en nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Om deze wisselwerking te optimaliseren is een nauwe samenwerking met de werkveldinstellingen waar de studenten werken nodig. Wisselwerking opleiding - praktijk Bij elke onderwijseenheid van de Teilzeitvariant horen praktijkopdrachten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). Naast het werken aan de praktijkopdrachten voeren studenten de taken uit die bij hun functie horen. Zij maken gebruik van de ervaringen en resultaten van deze werkzaamheden in de wisselwerking tussen opleiding en praktijk. Dat geeft hen de gelegenheid om meer bewust en met meer aandacht deze dagelijkse werkzaamheden tot onderwerp van leren te maken. In de dagelijkse praktijk is daar vaak de tijd niet voor. Als Teilzeitstudent kom je één dag per week naar de opleiding voor lessen en andere gezamenlijke leeractiviteiten. Tijdens deze lessen en leeractiviteiten breng je de werkervaringen met betrekking tot de beroepstaken die aan de orde zijn in, verbind je deze aan de leerstof en wissel je erover uit met medestudenten. Naast onderwijs- en praktijkactiviteiten is er tijd gereserveerd voor zelfstudie. Dit betreft o.a. literatuurstudie, uitwerken van schriftelijke opdrachten/werkstukken en voorbereiding op (deel)tentamens. Een deel van de opleidingsactiviteiten en een deel van de zelfstudie vinden plaats via een elektronische leeromgeving. 27

28 Het praktijkdeel voor de Teilzeitvariant van de opleiding ziet er in schema als volgt uit: Teilzeit Les per week Werk per week Hoofdfase 2 1 dag 20 u Hoofdfase 3 1 dag 20 u (ook tijdens minor) Teilzeitstudenten zijn vaak mensen die al werken en die voornemens zijn middels een studie zich verder in hun werk te bekwamen. Zij werken 20 uur op een voor SPH relevante werkplek en studeren daarnaast 20 uur per week. Tijdens de werktijd worden ook schoolopdrachten in de praktijk uitgevoerd. De studie-uren bestaan uit zowel contacttijd op school als tijd voor zelfstudie. Begeleiding van het praktijkleren Begeleiding van het praktijkleren vindt deels plaats op de opleiding. Het betreft voorbereiding op praktijkopdrachten (kennis opdoen, vaardigheden & houding oefenen, doelen en werkplan maken en dergelijke) en - na afloop - begeleiding bij reflectie op verloop en resultaten. Bij de reflectie wordt gebruik gemaakt van onderlinge feedback tussen studenten in diverse vormen zoals begeleide reflectie, intervisie, supervisie en collegiale consultatie. Een ander deel van de begeleiding vindt plaats op de werkplek. Beoordeling van het praktijkleren Hier maken we een onderscheid tussen het beoordelen van de leerresultaten en het beoordelen van de praktijkplek op geschiktheid voor het realiseren van de beoogde leerdoelen en studiebelastingsuren. Beoordeling van de leerresultaten van praktijkleren Bij elke onderwijseenheid leiden je praktijkopdrachten tot resultaten die betrekking hebben op handelen (bv. uitvoeren van analyse of interventie), op het maken van beroepsproducten (bv. handelingsplan, rapportage, onderzoeksverslag) of op metahandelen (bv. reflectieverslag of theoretische verantwoording). De beoordeling van deze leerresultaten van het praktijkleren vindt per onderwijseenheid plaats aan de hand van de per (deel)tentamen en integrale toets vastgestelde beoordelingscriteria. In een aantal gevallen wordt een beoordeling door een praktijkbegeleider als input meegenomen door de examinatoren die een (deel)tentamen of integrale toets afnemen en de beoordeling vaststellen. Beoordeling van de geschiktheid van de praktijkplek Deelname aan Teilzeitvariant van het onderwijs vereist dat je een vastgesteld minimaal aantal uren per week werkzaam bent in de beroepspraktijk en daarin de beroepstaken kan uitvoeren die bij het stadium van de opleiding horen, op het daarin gevraagde niveau van zelfstandigheid en complexiteit. De volgende eisen gelden: - Het minimaal aantal uren werk per week is vastgelegd. - Het vereiste niveau waarop taken worden uitgevoerd is per opleidingsniveau vastgelegd. - De praktijkbegeleider heeft minimaal hbo-niveau. Criteria en regels relevant werk en/of stage voor de Teilzeitvariant Voor alle praktijkleerovereenkomsten van de Teilzeitvariant gelden volgende criteria en regels: 1. Student of student-werknemer wordt tijdens de uitoefening van de stage- en praktijkonderdelen zowel vanuit werkgever als vanuit HAN begeleid. Dit wordt in een praktijkleerovereenkomst vastgelegd. 2. Zowel HAN als werkgever benoemen ieder een vaste begeleider voor student of studentwerknemer. In de praktijkleerovereenkomst staan deze begeleiders genoemd. Begeleiders kunnen na overleg met de twee andere partijen worden opgevolgd door nieuw benoemde begeleiders. 3. Beide begeleiders bewaken het leerproces op HAN en op het werk; tevens lossen zij eventuele knelpunten op. 4. HAN stelt de door werkgever benoemde begeleider(s) in staat inzicht te krijgen in en kennis eigen te maken van de opleiding. Werkgever stelt de door HAN benoemde begeleider(s) in staat inzicht te krijgen in en kennis eigen te maken van de organisatie van werkgever en de feitelijke 28

29 werkzaamheden en competentieontwikkeling van student-werknemer. 5. Student of student-werknemer doet verslag van de voortgang van de werkzaamheden en competentieontwikkeling aan de begeleiders. 6. Student-werknemer heeft periodiek overleg met de begeleiders conform geëigende begeleidingsstructuur. 7. Het werk biedt de student mogelijkheden om SPH-competenties te verwerven. Daarnaast zijn voor alle opleidingsvarianten opleidingsspecifieke criteria en regels beschreven. De criteria geven hierbij de inhoud van het werk aan en welke functie en taken vervuld en uitgevoerd moeten worden. De regels gaan over de gang van zaken bij de afzonderlijke studieroute van SPH m.b.t. het hebben van relevant werk. De criteria relevant werk en de bijhorende regels zijn in de handleiding praktijkleren voor iedere studieroute verder beschreven en toegelicht. 4.5 Minoraanbod van de opleiding In hoofdstuk 1, 2 en 3 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs kun je lezen uit welke onderwijseenheden het majordeel van de opleiding bestaat. Daarnaast moet je een minor volgen. Een minor is een studieonderdeel dat je naar eigen keuze kunt invullen. Je kunt kiezen voor een minor die door de HAN wordt aangeboden of voor een vrije minor. Minoren geven je de gelegenheid je te verbreden of te verdiepen. Je kunt vanaf het 2 e studiejaar een minor volgen, mits je in het bezit bent van een propedeutisch getuigenschrift. Bij het maken van je keuze krijg je begeleiding van je studieloopbaanbegeleider. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. Maar als je een vrije minor wilt volgen, heb je toestemming van de examencommissie nodig. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HANinsite > Minoren > Procedure aanvraag vrije minor. Let op! Onder: Aanvragen toestemming vrije minor staat een apart Aanvraagformulier voor een vrije minor voor studenten van de sociale opleidingen (CMV, CTO, MWD, PED, SPH of TP). Onder bepaalde voorwaarden mag je twee minoren volgen. In artikel 3.7 van de Onderwijs- en examenregeling (zie deel 2 van het Opleidingsstatuut) kun je hierover meer lezen. Het is belangrijk om je tijdig, te oriënteren op minorkeuze en de toelatingseisen. Vaak ben je in het eerste jaar van de hoofdfase al met deze oriëntatie bezig. Minorenaanbod HAN en de opleiding In hoofdstuk 5 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs worden de minoren beschreven, waarvan de onderwijsuitvoering wordt verzorgd door de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (conform het overzicht in artikel 3.4, lid 7 van de Onderwijs- en examenregeling). Het totale minoraanbod van de HAN is opgenomen op de web-app: Per minor vind je onder meer een algemene beschrijving over de inhoud, informatie over instapeisen, toetsing en inschrijven. Vrije minoren Vrije minoren komen in verschillende vormen voor: Minoren die je bij een andere onderwijsinstelling dan de HAN volgt. Minoren die je zelf samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden van verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling. Minoren die je invult door een module te volgen zoals aangeboden in het deeltijdse of duale onderwijs aan de HAN of een andere hogere onderwijsinstelling. Wanneer je een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wilt volgen, kun je het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die zijn aangesloten bij KiesOpMaat 10 kun je daarvoor naar 10 Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en onderwijseenheden van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs. 29

30 Een vrije minor kun je eventueel ook in het buitenland volgen. Voorwaarde hiervoor is dat je hebt deelgenomen aan de verplichte voorbereidingsmodule buitenland. 4.6 Tentamens, integrale toetsen en examens Tijdens je studie word je regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Je studievoortgang wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens. Zodra een onderwijseenheid meer dan één tentamen omvat, dan spreken we van deeltentamens. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn, dan wordt het tentamen van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. (Deel)tentamens zijn toetsmomenten waarbij je laat zien dat je de bestudeerde leerstof beheerst. Er bestaan diverse schriftelijke en mondelinge toetsvormen, zoals scripties, werkstukken, simulaties, presentaties of audiovisueel materiaal. Je kunt ook zonder de onderwijseenheden te hebben gevolgd, alleen via tentamens aantonen over de benodigde competenties van de betreffende onderwijseenheden te beschikken. Dit noemen we een leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie bepaalt of de bewijsstukken die je aandraagt (bijvoorbeeld ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, reflectieverslagen, video-opnamen van beroepshandelingen, werkstukken of certificaten) voldoen voor deelname aan het leerwegonafhankelijke tentamen. Tevens bepaalt de examencommissie of je een of meer (deel)tentamens leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma aflegt of een voor jou op maat opgesteld tentamen aflegt. Een leerwegonafhankelijk tentamen kan bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding afgelegd worden. Zie ook: Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen in de Onderwijs- en Examenregeling (deel 2). Daarnaast kan je via vrijstellingsverzoeken ingediend bij de examencommissie op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantonen over de benodigde competenties van de desbetreffende onderwijseenheden te beschikken. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs of in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC). Je hoeft geen tentamen meer af te leggen. Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op 3 niveaus integraal beoordeeld of de beroepstaken worden beheerst. Daarbij wordt beoordeeld of je competent bent voor de volgende fase, ofwel: ben jij klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam/startbekwaam)? Feedback Gedurende je hele opleiding krijg je feedback van docenten, praktijkbegeleiders, medestudenten en collega s. Deze feedback geeft je een actueel beeld van de mate waarin je je competenties al hebt ontwikkeld en stelt je in staat je eigen ontwikkeling te sturen en je beter op de toetsmomenten voor te bereiden. Feedback krijg je onder meer tijdens de lessen op oefeningen, demonstraties, presentaties en producten. Feedback levert inzicht, maar geen studiepunten op. Studiepunten Als je alle deeltentamens of alle deeltoetsen van een onderwijseenheid hebt behaald dan krijg je de studiepunten die bij deze onderwijseenheid horen. Je studieresultaten worden geregistreerd en kan je raadplegen in het studentinformatiesysteem van de HAN. Geboden gelegenheden toetsing Geboden gelegenheden (deel)tentamens De opleiding streeft er naar om in het studiejaar dat een onderwijseenheid wordt aangeboden, twee gelegenheden aan te bieden voor elk (deel)tentamen. Indien mogelijk zal de eerste gelegenheid van (deel)tentamens gepland worden in de periode waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden. Indien mogelijk wordt de tweede gelegenheid gepland in de periode daarna. Een uitzondering hierop zijn enkele (deel)tentamens uit periode 4: de eerste en tweede gelegenheid vallen allebei in dezelfde periode (zie voor meer informatie de studiehandleidingen). De student neemt in principe altijd deel aan de eerste tentamengelegenheid. Maakt de student van de eerste 30

31 gelegenheid geen gebruik, dan heeft hij/zij in het betreffende studiejaar nog slechts één gelegenheid voor dat (deel)tentamen. Indien de student deelneemt aan een tweede gelegenheid van een (deel)tentamen met als toetsvorm een verslag, dan dient de student de voorgaande versie te verbeteren aan de hand van de beoordeling van de docent op deze voorgaande versie. Wanneer een student deze tweede gelegenheid niet met een voldoende beoordeling afrondt kan hij/zij deelnemen aan de toetsgelegenheden in het volgende studiejaar. De opleiding maakt voor zowel (deel)tentamens als voor integrale toetsen inzichtelijk dat een student een gelegenheid heeft gehad door de beoordeling van de gelegenheid in Alluris in te voeren. Indien de student niet heeft deelgenomen aan de gelegenheid of indien de student wel heeft deelgenomen maar niet aan de instapeisen voldeed, wordt als beoordeling een 1 ingevuld door de beoordelaar. De Examencommissie kan besluiten een extra gelegenheid in hetzelfde studiejaar aan te bieden. Verzoeken voor een derde gelegenheid in hetzelfde studiejaar kan de student, onderbouwd met gegronde redenen toezenden aan de Examencommissie volgens de geldende aanvraagprocedure. De aanvraagformulieren staan op Insite-HAN. Geboden gelegenheden (deel)tentamens in het volgende studiejaar Voor studenten die, studerend in een septemberroute per 1 september (of studerend in een februariroute per 1 februari), in een nieuw studiejaar zitten, biedt de opleiding dat studiejaar opnieuw twee gelegenheden [1] voor elk (deel)tentamen en/of elke integrale toets uit het voorafgaande studiejaar dat de student nog niet gehaald heeft. Voor bepaalde (deel)tentamens en/of integrale toetsen is het mogelijk dat de dan geldende eisen qua vorm en/of inhoud van toepassing zijn. Kijk hiervoor in het overzicht Gelijkgestelde onderwijseenheden (opleidingsstatuut ISPS ) of vraag de themaverantwoordelijke van de OWE. De opleiding streeft er naar de derde en vierde gelegenheid plaats te laten vinden in het eerste semester van het nieuwe studiejaar. De opleiding informeert studenten via Scholar tijdig over de precieze data van de derde en vierde gelegenheid. Herkansing van tentamens met als toetsvorm een verslag Mits een student twee keer inhoudelijk is beoordeeld (en niet is geslaagd) dient hij/zij bij de volgende toetsgelegenheid een nieuwe casus te bewerken. Een bijstelling van het reeds door de student ingediende deeltentamen op basis van de beoordeling is dan niet meer mogelijk. Dit is op zijn vroegst bij de 3 e gelegenheid, maar kan dus ook pas bij de 4 e, 5 e of zelfs 6 e gelegenheid van toepassing zijn. Mits een student bij de eerste en/of de tweede toetsgelegenheid geen inhoudelijke beoordeling heeft ontvangen (op basis van niet-deelname of omdat de student niet aan de ontvankelijkheidseisen voldoet), mag hij/zij bij de volgende toetsgelegenheid de oorspronkelijk gekozen casus ter beoordeling indienen. Alle derde en vierde gelegenheden van tentamens met als toetsvorm een verslag mogen volgens de richtlijnen van de eerste en tweede gelegenheid worden uitgevoerd. De toetsinstructie en de beoordelingsformulieren van de eerste en tweede gelegenheid zijn geldig, tenzij hiervoor in het opleidingsstatuut een andere regeling is getroffen. Zie hiervoor het overzicht Gelijkgestelde onderwijseenheden (opleidingsstatuut ISPS ) waarin men kan zien, of de betreffende toets volgens de oude of nieuwe richtlijnen moet worden gemaakt. Vijfde en volgende toetsgelegenheden dienen volgens de dan geldende richtlijnen te worden uitgevoerd. De student dient zich in dit geval dus aan de toetsinstructie en het beoordelingsformulier van het studiejaar te houden waarin de vijfde en volgende toetsgelegenheid wordt afgenomen, tenzij hiervoor in het opleidingsstatuut een andere regeling is getroffen. Zie hiervoor het overzicht Gelijkgestelde onderwijseenheden (opleidingsstatuut ISPS ) waarin men kan zien, of de betreffende toets volgens de oude of nieuwe richtlijnen moet worden gemaakt. [1] De opleiding heeft de mogelijkheid om slechts 1 gelegenheid aan te bieden 31

32 Er zijn uitzonderingen, wanneer de regeling omtrent het gebruik van een nieuwe casus niet van toepassing is: 1. Deze maatregel geldt niet als de Examencommissie (EC) een uitzonderlijke extra kans voor een tentamen aan een student toekent. 2. Voor bepaalde toetsen worden uitzonderingen gemaakt, omdat de toets inhoudelijk vooral op de student zelf als lerende professional is gericht. Dit betreft: o Supervisie (alle varianten) o Beroepsprofiel (alle varianten, toets uit studiejaar ) Deze toetsen worden op basis van de gegeven beoordelingen en de toelichtingen daarop herschreven/herhaald. 3. Als het op basis van externe omstandigheden niet mogelijk is om een nieuwe casus te vinden of te gebruiken, dit kan zijn omdat de externe opdrachtgever dit weigert of geen ander aanbod kan doen, dan dient de student een aanvraag tot afwijking van deze regeling bij de Examencommissie in dienen. Regeling omtrent herkansingen van tentamens met als toetsvorm een kennistoets (open en/ of gesloten vragen) Eerste, tweede toetsgelegenheid Eerste en tweede toetsgelegenheden van kennistoetsen dienen volgens dan geldende richtlijnen (actuele toetsinstructie) te worden uitgevoerd. De student dient zich in dit geval dus aan de toetsinstructie van het actuele studiejaar te houden. Derde en vierde toetsgelegenheid Derde en vierde toetsgelegenheden van kennistoetsen dienen volgens de richtlijnen van de eerste toetsgelegenheid van de betreffende kennistoets te worden uitgevoerd. De student dient zich in dit geval dus aan de toetsinstructie van het voorgaande jaar te houden, tenzij hiervoor in het opleidingsstatuut een andere regeling is getroffen. Zie voor een overzichten waarin men kan zien of de betreffende toets volgens de oude of nieuwe richtlijnen moet worden gemaakt deel 2 van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies , de bijlagen bij de OER betreffende de gelijkgestelde onderwijseenheden SPH. Vijfde en volgende gelegenheden Vijfde en volgende toetsgelegenheden van kennistoetsen dienen volgens de dan geldende richtlijnen (actuele toetsinstructie) te worden uitgevoerd. De student dient zich in dit geval dus aan de toetsinstructie van het studiejaar te houden waarin de vijfde en volgende toetsgelegenheid wordt afgenomen, tenzij hiervoor in het opleidingsstatuut een andere regeling is getroffen. Zie voor een overzicht waarin men kan zien of de betreffende toets volgens de oude of nieuwe richtlijnen moet worden gemaakt deel 2 van het Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies , de bijlagen bij de OER betreffende de gelijkgestelde onderwijseenheden SPH en waar relevant gelijkstellingstabellen uit voorgaande studiejaren. Cesuur bij (deel)tentamens in de vorm van multiple choice (kennis)toetsen Voor (deel)tentamens in de vorm van multiple choice (kennis)toetsen wordt een statistische analyse uitgevoerd op de toets als geheel en de afzonderlijke vragen: betrouwbaarheid, moeilijkheidsgraad en item-test correlatie. Er wordt gestreefd naar een hoge betrouwbaarheid van de toetsen (α 0.80). Vragen die na statistische analyse van onvoldoende kwaliteit blijken, tellen niet mee in onderstaande berekening. Cesuur bij (deel)tentamens in de vorm van een verslag, presentatie, performancetoets en integrale toets. Voor elk (deel)tentamen van deze vorm is een aantal beoordelingscriteria vastgesteld. De prestatie van de student wordt per beoordelingscriterium op een 5-puntsschaal (0-4) beoordeeld. Waarbij een 0 staat voor zwaar onvoldoende of niet aanwezig, een 1 voor onvoldoende, een 2 voor voldoende, een 3 voor goed en een 4 voor uitstekend. Bij het berekenen van het cijfer bij verslagen, presentaties, performancetoetsen en integrale toetsen wordt gebruik gemaakt van een standaard cesuur (de minimum score voor een voldoende). Deze cesuur is als volgt: Een student krijgt een voldoende voor een toets als hij of zij gemiddeld voor alle beoordelingscriteria een score 2 (= voldoende) scoort. De cesuur voor een (deel)tentamen ligt daardoor bij het aantal criteria maal 2. 32

33 Wanneer bepaalde beoordelingscriteria belangrijker zijn dan andere, wordt dit uitgedrukt in een wegingsfactor. Een criterium met wegingsfactor 2 telt 2 keer zo zwaar als een criterium met wegingsfactor 1. Als er binnen een tentamen sprake is van criteria met verschillende wegingsfactoren, ligt de cesuur voor het tentamen bij de som van de wegingsfactoren maal 2. Informatie over de weging van beoordelingscriteria vind je op het beoordelingsformulier. In beide gevallen, met en zonder weging, geldt dat een student een voldoende krijgt voor een toets als hij of zij 50% van het maximaal aantal te behalen punten behaalt. Gebaseerd op de standaard cesuur is per deeltentamen een score-cijfer-transformatietabel gemaakt welke is opgenomen in het betreffende beoordelingsformulier. Op die manier is ook inzichtelijk wanneer een student het cijfer 1 t/m 10 behaalt. Beoordelaars (Deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden beoordeeld door examinatoren: examinatoren zijn door de examencommissie aangewezen voor het afnemen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen, alsmede het vaststellen van de uitslag daarvan. Als examinatoren treden op: docenten van de opleiding en deskundigen van buiten de instelling. Soorten beoordelingen De beheersing van je competenties wordt bij de opleiding SPH beoordeeld via (deel)tentamens. Daarnaast krijg je tijdens de opleiding voortdurend feedback op de manier waarop je (al) competent beroepsmatig handelt. Voor de meeste verslagen, presentaties, performancetoetsen en de integrale toetsen gelden de volgende ontvankelijkheidseisen. Het verslag voldoet aan de volgende eisen: a) Het in de toetsinstructie aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden. Daarbij worden niet geteld het titelblad, de inhoudsopgave, het (eventuele) voorwoord, de bronnenlijst en de bijlagen. b) Het verslag is compleet. Het bevat: - een titelblad met de naam van de student, het studentnummer, de lesgroep, de titel van het verslag, de naam van de docent (en eventueel de (externe) opdrachtgever), de inleverdatum en plaats (bijv. Nijmegen); - een inhoudsopgave waarin naar de vereiste inhoudelijke onderdelen is verwezen m.b.v. paginanummers; - de verplichte onderdelen in het verslag (zoals een inleiding, een voorwoord, een afsluiting, bijlagen en dergelijke) (zie hiervoor de toetsinstructie) - een literatuurlijst en evt. bijlagen; c) De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA normen. Aan de criteria voor een correcte bronvermeldingen in de tekst en in de literatuurlijst is voldaan. Zie hiervoor: HAN Insite studiecentra HAN - verwerken en delen bronnen vermelden d) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e) Het verslag is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Het verslag is geupload in de Digitale InleverBak (DIB) en Ephorus. Wanneer een student niet aan alle ontvankelijkheidseisen voldoet, wordt dit met het cijfer 1 in Alluris aangegeven. Daarmee is deze tentamenmogelijkheid op dat moment voorbij. 33

34 De presentatie/performancetoets voldoet aan de volgende eisen: a) De maximale duur van de presentatie/ performancetoets is niet overschreden. b) De presentatie/ performancetoets is compleet. - bevat een duidelijke opening, hoofddeel en afsluiting c) De randvoorwaarden zijn in orde. - De benodigde techniek (computer, beamer, cd-speler, camera) staat gereed vóór aanvang van de presentatie. - Het benodigde materiaal is aanwezig - Een eventuele hand-out is vormgegeven conform de APA-criteria. Zie hiervoor: HAN Insite studiecentra HAN - verwerken en delen bronnen vermelden d) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e) Eventueel bijbehorend materiaal is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. Het is geüpload in de Digitale InleverBak (DIB) en Ephorus. Wanneer een student niet aan alle ontvankelijkheidseisen voldoet, wordt dit met het cijfer 1 in Alluris aangegeven. Daarmee is deze tentamenmogelijkheid op dat moment voorbij (Deel)tentamens Competenties worden in de context van beroepstaken via een tentamen getoetst. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. De (deel)tentamens vinden meestal aan het eind van een periode plaats en richten zich op je handelen, beroepsproducten en meta-handelen rond de beroepstaken die in de desbetreffende onderwijseenheid aan bod zijn gekomen. Met een (deel)tentamen wordt vastgesteld of je bepaalde competenties binnen de context van een specifieke beroepstaak al dan niet op het gewenste niveau beheerst. (Deel)tentamens kunnen o.a. de vorm hebben van een multiple choice of open vragen (kennis)tentamen, (schriftelijk) werkstuk, performancetoets/presentatie of praktijktentamen. Inschrijving en deelname kennistoetsen Elke student wordt per studiejaar twee gelegenheden aangeboden om deel te nemen aan een kennistoets. Eerste gelegenheid kennistoets - Bij een eerste gelegenheid is geen inschrijving nodig. - Elke student moet deelnemen aan deze eerste gelegenheid. - Wanneer een student deze eerste gelegenheid niet benut, dan is deze gelegenheid voor de student voorbij. Dit wordt in Alluris geregistreerd met een beoordeling 1. De student heeft vervolgens in dat lopende studiejaar nog recht op deelname aan een tweede gelegenheid voor die kennistoets zoals vermeld in artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen van het Opleidingsstatuut ISPS. Tweede gelegenheid kennistoets (en eventuele derde, vierde en volgende gelegenheden) - Bij een tweede en eventuele volgende gelegenheid moet elke student zich inschrijven via Formdesk. Het Toetsbureau brengt de studenten hier van op de hoogte via Scholar. Het is de verantwoordelijkheid van de student om Scholar regelmatig in de gaten te houden zodat hij de inschrijvingstermijn niet mist. Na de sluitingsdatum van de inschrijftermijn, wordt het bericht van Scholar verwijderd en kunnen studenten zich niet meer inschrijven. - Wanneer een student zich heeft ingeschreven, maar de gelegenheid niet heeft benut, dan is deze gelegenheid voor de student voorbij. Dit wordt in Alluris geregistreerd met een beoordeling 1. - Wanneer een student zich niet heeft ingeschreven kan hij niet deelnemen aan de gelegenheid. Dit wordt tevens in Alluris geregistreerd met een beoordeling 1. In dat geval kan de student in het volgende studiejaar opnieuw deelnemen aan de dan georganiseerde 1 e en 2 e gelegenheid. Bovenstaande geldt ook voor studenten die geen onderwijs volgen of een extra gelegenheid van de EC hebben gekregen. Let op: ongeoorloofde deelname aan een gelegenheid wordt in Alluris met een beoordeling 1 geregistreerd. Dit geldt voor studenten die gebruik maken van een gelegenheid die niet voor hen bedoeld is of voor studenten die zich niet hebben ingeschreven. 34

35 4.6.2 Integrale toetsen en examens Integrale toetsen Bij een Integrale toets toon je aan dat je de competenties geïntegreerd beheerst, hoe het handelen samenhangt met jouw beroepsidentiteit en hoe je in staat bent te reflecteren en anticiperen. De integrale toets vindt per niveau plaats. De integrale toets per niveau bestaat uit twee deeltentamens. De ingangseisen voor de integrale toets staan beschreven bij de beschrijving van de onderwijseenheden Professionele Ontwikkeling. De beroepstaak professionele ontwikkeling (PO) wordt als leerlijn door alle studiejaren heen aangeboden. Niet alleen door de thema s die in PO verdiepend worden aangeboden - zoals leervaardigheden, reflectie, de eigen visie op het beroep vormen en zichzelf als ludisch agogisch professional profileren maar ook door leerervaringen in de praktijk en het werken aan de beroepstaken methodisch handelen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie, leiding en begeleiding en onderzoek en innovatie ontwikkelt de student zich als professional en leert zijn professionele ontwikkeling bewust te sturen. Bij SPH-Plus wordt binnen de lessen professionele ontwikkeling en stagebegeleiding aandacht besteed aan de transfer tussen theorie en praktijk. De integrale toets richt zich op hele eindkwalificaties: er wordt geen onderscheid gemaakt in deelcompetenties. Aansluitend aan de opbouw van de beroepstaak PO over de hele studie is ervoor gekozen om binnen de integrale toets per niveau de nadruk te leggen op: reflectievaardigheden niveau 1 beroepsvisie niveau 2 beroepsidentiteit niveau 3 Een tweede vertrekpunt is de verhoging van de mate van complexiteit in navolging van de niveau indeling. Er is voor het volgende gekozen: microniveau niveau 1 micro- en mesoniveau niveau 2 micro-, meso- en macroniveau niveau 3 Examens In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend oftewel bachelorexamen. Je rondt de opleiding af als je bewijzen kunt overleggen dat je zowel de tentamens als integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat hebt afgesloten. Je ontvangt dan een wettelijk erkend HBO-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad: bachelor. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. Je krijgt de mogelijkheid je afstudeerscriptie (Bachelor thesis) te bewaren en online te tonen via: De opleiding bepaalt welke scripties daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op kwaliteit en vertrouwelijkheid. 4.7 Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie Om een hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. De opleidingen van het instituut toetsen taal als onderdeel van professionele communicatie en bieden ondersteuning van de studenten naar het eindniveau toe. In de opleiding SPH is dit als volgt uitgewerkt voor Taaltoetsing is onderdeel van alle toetsen. Bij alle werkstukken, producten en presentaties worden eisen gesteld aan correct en professioneel taalgebruik, uitgedrukt in een ontvankelijkheidseis voor taal en professionele communicatie. Bij alle toetsen geldt taal als voorwaardelijk criterium: het taalgebruik wordt dan als eerste beoordeeld en dient voldoende te zijn als voorwaarde voor verdere beoordeling. Studenten waarvan het Nederlands niet de moedertaal is en die vanaf 2017 instromen in de opleidingsvariant SPH-Plus worden met betrekking tot het spreken en schrijven in het Nederlands alleen formatief getoetst. De ontvankelijkheidseis met betrekking tot taalgebruik is pas vanaf het tweede studiejaar van toepassing. Naast de taaltoetsing als geïntegreerd onderdeel van alle toetsen is een taalvaardigheidstoets als deeltentamen onderdeel van de propedeuse. Deze 35

36 taalvaardigheidstoets is ook diagnostisch en laat zien welke taalaspecten de student (eventueel) moet verbeteren. Voor de taalvaardigheidstoets kun je geen vrijstelling verkrijgen. Reden hiervoor is dat we het van belang vinden dat je blijvend aantoont dat je over voldoende taalbeheersing beschikt. Voor informatie over taalcoaching en/of cursussen taalondersteuning van het HAN-Talencentrum, zie paragraaf 8.5 HAN-talencentrum en de taalkamer. Regeling propedeuse taalvaardigheidstoets voor studenten met ernstige taalproblemen Studenten met ernstige taalproblemen als gevolg van dyslexie en studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is (hieronder wordt verstaan: studenten die niet in Nederland zijn geboren en niet in Nederland hun vooropleiding hebben genoten) nemen eenmaal deel aan de reguliere taalvaardigheidstoets in de propedeuse. Als de reguliere taalvaardigheidstoets bij de eerste gelegenheid niet gehaald is, komen deze studenten in aanmerking voor een vervangende taalvaardigheidstoets, gecombineerd met een inspanningsverplichting. Voor deze vervangende taalvaardigheidstoets krijgt de student maximaal drie gelegenheden. Hierin wordt getoetst of het schriftelijk niveau van verslagleggen voldoende is. Bij de geïntegreerde taaltoetsing in de propedeuse en hoofdfase gelden voor alle studenten dezelfde criteria. Studenten met ernstige taalproblemen mogen daarbij gebruik maken van hulpmiddelen die ook in een professionele werkomgeving ter beschikking staan. Studenten met dyslexie kunnen in aanmerking komen voor voorzieningen zoals beschreven in paragraaf 8.6 Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte, bijvoorbeeld een vergroot lettertype of verlengde toetstijd. Studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is, kunnen bij de examencommissie een verzoek indienen t.b.v. een of meer bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten. Zie daarover: Artikel 5.2 (deel)tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is van het reglement examencommissie in deel 2 van het opleidingsstatuut Toetsprogamma Voltijd Jaar 1 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-V1MB1A V1MB1A-1 Doelgroepen Kennistoets V1MB1A-2 Bivak Deelnameplicht 5 1 en 3(*) SPH-V1MB1B SPH-V1MA1A V1MB1B-1 Ontwikkelingsrapport Verslag 5 1 en 3(*) V1MB1B-2 Taalvaardigheid Kennistoets V1MA1D-1 Levenslooppsychologie Kennistoets 7,5 2 en 4(*) SPH-V1MA1B V1MA1B-1 Cliëntdossier Verslag 5 2 en 4(*) SPH-V1MH1A V1MH1C-1 Psychopathologie 1 Kennistoets 5 SPH-V1MH1B V1MH1B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets 2,5 SPH-V1WA1A V1WA1E-1 Organisatiekunde Kennistoets 5 SPH-V1WA1B V1WA1B-1 De droomorganisatie Verslag en presentatie 5 SPH-V1WA1D V1WA1D-2 De ontmoeting Presentatie 5 SPH-V1PO1A V1PO1A-3 Integrale toets deel A: Ik als toekomstig muzisch agogisch professional Presentatie + criterium gericht interview SPH-V1PO1F V1PO1F-1 Integrale toets deel B: Mijn eerste praktijk Verslag 10 (*) bij voldoende deelname voor een februariroute 5 3 of 4 en 1(*) 3 of 4 en 1(*) 4 of 3 en 2(*) 4 of 3 en 2(*) 4 of 3 en 2(*) 1, 2 en 3, 4(*) Periode 3, 4 en 1, 2(*) 36

37 Jaar 2 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-V2MG2A V2MG2A-1 Psychologische stromingen Kennistoets 5 1 en 3(*) SPH-V2MG2B V2MG2C-1 Groepsdynamica Kennistoets 5 1 en 3(*) SPH-V2MS2A V2MS2D-2 Systeemanalyse Verslag 7,5 2 en 4(*) SPH-V2MS2B V2MS2B-2 Psychopathologie 2 Kennistoets 5 2 en 4(*) SPH-V2MC2A V2MC2A-1 Interveniëren en evalueren Verslag 5 3 en 1(*) SPH-V2MC2B V2MC2B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets V2MC2B-2 Weerbaarheidstraining Deelnameplicht 2,5 3 en 1(*) SPH-V2WA2A V2WA2A-2 Tactische en strategische communicatie Performance 7,5 4 en 2(*) SPH-V2WA2D V2WA2D-1 De verleiding Presentatie 7,5 4 en 2(*) SPH-V2PO2D V2PO2D-1 Integrale Toets deel A: Op koers Presentatie + criterium gericht interview 5 1 t/m 4 V2PO2E-1 Integrale Toets deel B: Casusanalyse Verslag SPH-V2PO2E V2PO2E-3 International week Deelnameplicht (*) bij voldoende deelname voor een februariroute 10 1 t/m 4 Jaar 3 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-V3MN3A V3MN3A-1 Handelingsplan en verantwoording inclusief multimediale netwerkanalyse SPH-V3LB3B V3LB3B-1 Teamontwikkeling en werkbegeleiding Verslag 15 Verslag/performanceto ets SPH-V3MV3A V3MV3A-1 Project Verbindend werken Performancetoets 12,5 12,5 1+2 en 3+4(*) 3+4 en 1+2(*) 3+4 en 1+2(*) SPH-V3WA3A SPH-V3PO3B V3WA3A-2 Onderzoek Kwaliteitszorg Verslag V3WA3A-3 Projectvoorstel Verslag V3PO3B-1 Supervisie** Verslag V3PO3B-3 Integrale toets deel A: Casusanalyse** Verslag 10 1 t/m t/m 4 V3PO3B-2 Stage** Verslag (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 37

38 Jaar 4 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-V4OI3A V4OI3A-1 Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker)** Verslag en 1+2(*) SPH-V4PO3A V4PO3A-1 Integrale toets deel B Eindgesprek** Verslag, presentatie en interview (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar of 1+2(*) OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-V4IP43A*** V4IP3A-1 V4IP3A-2 Gezamenlijk eindproduct PO** Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO** Schriftelijke beoordeling Individuele presentatie en gesprek (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. (***) Deze OWE kan, indien de student wordt toegelaten, worden gevolgd in plaats van de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-V4OI3A) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-V4PO3A). De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-V4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets en 1+2(*) SPH-Plus Jaar 1 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-P1MB1A P1MB1A-1 Doelgroepen Kennistoets 5 1 SPH-P1MB1B SPH-P1MA1D P1MB1B-1 Ontwikkelingsrapport Verslag P1MB1B-2 Taalvaardigheid Kennistoets P1MB1B-3 Bivak Deelnameplicht P1MA1D-1 Levenslooppsychologie Kennistoets 7, SPH-P1MA1B P1MA1B-1 Cliëntdossier Verslag 5 2 SPH-P1MH1C P1MH1C-1 Psychopathologie 1 Kennistoets 5 3 SPH-P1MH1B P1MH1B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets 2,5 3 SPH-P1WA1E P1WA1E-1 Organisatiekunde Kennistoets 5 4 SPH- P1WA1D P1WA1D-1 De droomorganisatie Verslag en presentatie 5 4 SPH-P1WA1B P1WA1B-2 De ontmoeting Presentatie 5 4 P1PO1A-1 Stagecontract Document SPH-P1PO1A Integrale toets deel A: Ik als toekomstig 7,5 1+2 P1PO1A-3 Presentatie en gesprek ludisch agogisch professional SPH-P1PO1D P1PO1D-1 Integrale toets deel B: Casusanalyse Verslag P1PO1D-2 Stagelogboek Document 7,5 3 en 4 SPH-P1PP1A P1PP1A-6 Plustoets 1 Verslag 5 1 t/m 4 38

39 Jaar 2 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-P2MG2A P2MG2A-1 Psychologische stromingen Kennistoets 5 1 SPH-P2MG2C P2MG2C-2 Groepsdynamica Kennistoets 5 1 SPH-P2MS2D P2MS2D-1 Systeemanalyse en methodeadvies Verslag 7,5 2 SPH-P2MS2B P2MS2B-1 Psychopathologie 2 Kennistoets 5 2 SPH-P2MC2A P2MC2A-1 Interveniëren en evalueren Verslag 5 3 SPH-P2MC2B P2MC2B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets P2MC2B-2 Weerbaarheidstraining Deelnameplicht 2,5 3 SPH-P2MC2D P2MC2D-1 De verleiding Presentatie 7,5 3 SPH-P2WA2E P2WA2E-1 Tactische en strategische communicatie Performancetoets 7,5 4 SPH-P2PO2A SPH-P2PO2D P2PO2A-1 Stagecontract Document P2PO2A-3 Integrale Toets deel A: Op koers Presentatie en interview P2PO2D-2 Stagelogboek Document P2PO2D-1 Integrale Toets deel B: Casusanalyse Verslag 7,5 1 en 2 7,5 1 t/m 4 SPH-P2PP2D P2PP2D-1 Recht 1 Kennistoets 7,5 4 P2PP2C-2 Taaltoets B2 - lezen meerkeuzetoets SPH-P2PP2C Jaar 3 P2PP2C-3 Taaltoets B2 - luisteren meerkeuzetoets P2PP2C-4 Taaltoets B2 - schrijven open schrijfopdrachten P2PP2C-5 Taaltoets B2 - spreekvaardigheid een gesprek over een aantal opdrachten met een docent 2,5 1 t/m 4 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-P3LB3C P3LB3C-1 Teamontwikkeling en werkbegeleiding Performancetoets 12,5 1 SPH-P3MN3C P3MN3C-1 Multimediale netwerkanalyse** Verslag 15 2 SPH-P3WA3B P3WA3B-2 Onderzoek Kwaliteitszorg Performance 12,5 3 SPH-P3WA3E P3WA3E-1 Projectvoorstel Performance 5 3 SPH-P3MV3C P3MV3C-1 Project Verbindend werken Performancetoets 10 4 P3PO3A-1 Supervisie** Verslag SPH-P3PO3A P3PO3A-2 Integrale Toets Deel A: Casusanalyse** Verslag P3PO3A-4 Stagecontract** Document 5 1 t/m 4 SPH-P3PP3A P3PP3A-1 Recht 2 Kennistoets 5 3 en 4 SPH-P3PP3B P3PP3B-1 Vergelijking zorgstelsels Verslag of presentatie 2,5 2 (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 39

40 Jaar 4 OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode SPH-P4OI3B P4OI3B-1 Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker)** Verslag Verslag, presentatie en SPH-P4PO3A P4PO3A-1 Integrale toets deel B Eindgesprek** interview (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. OWE-code Toetscode Naam toets Toetsvorm Stp Periode P4IP3A-1 Gezamenlijk eindproduct PO** Schriftelijke beoordeling SPH-P4IP3A*** en Individuele presentatie, verdediging en Individuele presentatie P4IP3A-2 reflectie PO** en gesprek (**) Deze toetsen maken deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. (***) Deze OWE kan, indien de student wordt toegelaten, worden gevolgd in plaats van de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-P4OI3B) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-P4PO3A). De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-P4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets. 4.9 Aanwezigheidsregeling Aanwezigheidsplicht Met de inschrijving bij de opleiding teken je in op het onderwijsaanbod van de opleiding. Dit verplicht je tot 100% aanwezigheid in de door jou te volgen lessen. Onder lessen verstaan we alle door de opleiding aangeboden onderwijsactiviteiten. Aanwezigheid betekent dat je je voorbereidt op en actief inzet tijdens een les. Je bent dus afwezig, wanneer je je niet voldoende voorbereidt op en inzet tijdens een les. Je kunt alleen vrijstelling van aanwezigheid voor een onderdeel van het onderwijsaanbod krijgen als je dat tevoren met je slb er/senior-slb er afspreekt en in je studiecontract laat opnemen. Voor je werk of stage gelden de aanwezigheidsafspraken die in je werk- of stagecontract staan. Waarom moet je aanwezigheid zijn? Wij zien leren als een actief proces. De lessen en subgroepbijeenkomsten bieden jou en anderen gelegenheid voor de meest effectieve vormen van leren op de opleiding en ze bieden je docent de gelegenheid om jouw ontwikkeling als individu als groepslid goed te kunnen begeleiden en ondersteunen. Daarnaast ontwikkel je tijdens de opleiding een professionele houding. Dat laat je o.a. zien door je actief in te zetten en te houden aan afspraken, óók wat betreft deelname aan lessen en subgroepbijeenkomsten. Voldoende aanwezigheid in de lessen van een OWE is voorwaarde om een beoordeling voor de deeltentamens te kunnen krijgen, inclusief de integrale toets. Afwezigheid met geldige reden Soms lukt het je door overmacht niet om aanwezig te zijn. Onder overmacht verstaan we een reden die ook in je latere beroep aanvaardbaar is. Ziekte is het meest voorkomende voorbeeld daarvan. In dat geval dien je aan te tonen hier professioneel mee om te gaan. Dit houdt in dat je je tijdig en correct afmeldt bij je docent en een geldige reden aandraagt. Alleen als je je tijdig en correct afmeldt bij de docent en daarvoor een geldige reden kunt aandragen, geldt dat je per OWE per lesvorm maximaal 20% van de lessen mag missen, tenzij anders vermeld in de studiehandleiding. Teveel afwezigheid De docenten houden de aanwezigheid in de lessen bij. Bij meer dan 20% afwezigheid wordt de slb er/senior-slb er ingeschakeld en kan, met instemming van de examinator, besloten worden dat deelname aan de toetsen behorende bij de betreffende onderwijseenheid wordt uitgesloten. 40

41 De student kan de afwezigheid (tot 20%) compenseren in overleg met de betreffende docent. De student verzamelt alle informatie, voert oefenopdrachten uit en bestudeert de theorie uit de gemiste lessen, zoals vermeld in de handleiding, op Scholar en door na te vragen bij met mede studenten. De student doet vervolgens een voorstel aan de docent om de gemiste stof zelfstandig te verwerken en daarvan verslag te doen: bijvoorbeeld mondeling in de volgende les of schriftelijk door een samenvatting aan medestudenten te geven, etc. De docent bepaalt of met de voorgestelde opdracht de stof voldoende verwerkt kan worden en spreekt af hoe en wanneer deze opdracht uitgevoerd wordt. Wordt deze opdracht naar behoren afgehandeld dan is daarmee, na instemming van de examinator, de afwezigheid gecompenseerd. Mocht de student deze inhaalopdracht niet of met onvoldoende kwaliteit uitvoeren, dan beoordeelt de docent de inhaalopdracht als onvoldoende. In dit geval wordt contact opgenomen met slb er/senior-slb er om af te spreken hoe de ontwikkeling van de student voortgang kan vinden en wat er moet gebeuren om deel te nemen aan de eerstvolgende gelegenheid van de toetsen behorende bij de betreffende onderwijseenheid. Bijzondere omstandigheden Als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor je meer dan mag verzuimt (bijvoorbeeld chronische gezondheidsproblemen, sterfgeval in de familie) dien je ook daar een professionele oplossing voor te zoeken. Je overlegt met je slb er/senior-slb er via welke speciale regelingen en afspraken je toch met het gewenste resultaat kunt blijven functioneren in de lessen en subgroepen. De slb er/senior-slb er dient deze regelingen en afspraken vast te stellen en op te nemen in je studiecontract/ schriftelijk vastgesteld studietraject. 41

42 Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding Dit hoofdstuk is de uitwerking van Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding (Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding) van de Onderwijs- en examenregeling Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies Studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in individuele gesprekken en in groepsbijeenkomsten De studieloopbaanbegeleider heeft een goed zicht op de individuele student en begeleidt de student waar nodig om zelfredzaam de eigen studie vorm te geven. De Studieloopbaanbegeleider is een betrokken aanspreekpersoon die de student ondersteunt maar geen pasklare antwoorden geeft. Studieloopbaanbegeleiding loopt als een rode draad door het leerproces De student houdt de behaalde resultaten zelf in het oog en de studieloopbaanbegeleider houdt samen met de student de voortgang van het leerproces van de student in de gaten, en helpt bij het maken van keuzes in de studieloopbaan. Hij is er zowel als er iets mis gaat in de studie als om extra uitdagingen mee te bespreken en mogelijkheden of kansen aan voor te leggen. Tijdens de propedeuse heeft de student een vaste studieloopbaanbegeleider (wisselingen i.v.m. ziekte o.i.d. uitgezonderd). Tussen propedeuse en hoofdfase vindt een overdracht plaats van studieloopbaanbegeleider. De studieloopbaanbegeleider van de hoofdfase blijft dezelfde persoon tot en met de diplomering. Ook hier kan het voorkomen dat er (om diverse redenen) een uitzondering wordt gemaakt. Het aantal uren begeleiding neemt in principe af in intensiteit gedurende de studiejaren, parallel met de niveaubeschrijving: van ondersteunend en externe sturing (niveau 1) naar zelf verantwoordelijk en zelfstandig (niveau 3). Studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse: Periode 1 kennismaken: iedere student start met een individueel gesprek (ongeveer 15 minuten) met zijn studieloopbaanbegeleider. Periode 2: de studieloopbaanbegeleider nodigt een groepje studenten uit voor een gesprek (bij 3 studenten 45 minuten). Thema s: studievoortgang en uitdagingen. Periode 3: gesprek op aanvraag of uitnodiging: indien de student of de studieloopbaanbegeleider daar aanleiding toe zien. Periode 4: individueel gesprek: afronding studieloopbaanbegeleiding propedeuse en voorbereiding studieloopbaanbegeleiding hoofdfase. Studieloopbaanbegeleiding in de hoofdfase: Hoofdfase 1 (2e jaar): kennismaken tijdens individueel startgesprek met de hoofdfase studieloopbaanbegeleider (30 minuten). Verdere gesprekken op aanvraag, indien de student of de studieloopbaanbegeleider daar aanleiding toe zien. Thema s: studievoortgang en uitdagingen, loopbaanontwikkeling, oriëntatie op uitstroomprofiel, stage en minor. Hoofdfase 2 (3e jaar). Gesprekken op aanvraag of uitnodiging. Thema s: studievoortgang en uitdagingen, loopbaanontwikkeling en minorkeuze. Hoofdfase 3 (4e jaar). Gesprekken op aanvraag of uitnodiging. Thema s: studievoortgang en uitdagingen, loopbaanontwikkeling en afstuderen. Maatwerk De studieloopbaanbegeleider verwijst studenten zo nodig door naar de seniorstudieloopbaanbegeleider, studentenpsycholoog of de studentendecaan. Als het nodig is stelt de studieloopbaanbegeleider in overleg met de senior-studieloopbaanbegeleider en samen met de student maattrajecten op. Een maatwerktraject kan nodig zijn bij bijvoorbeeld studeren met een functiebeperking (bijv. dyslexie, chronische ziekte), het overdoen van een studiejaar, het wisselen van onderwijsroute of vrijstelling van bepaalde onderwijsonderdelen. De senior-studieloopbaanbegeleider maakt dit maattraject definitief. 42

43 Hoofdstuk 6 Praktische informatie 6.1 Management en medewerkers Instituutsdirecteur Annet Laarman annet.laarman@han.nl Secretariaat Petra Weisgerber Telefoon: petra.weisgerber@han.nl K.33-D5.03A Michelle Langhout Telefoon: michelle.langhout@han.nl K.33-D5.03A Docenten en andere medewerkers Namen, telefoonnummers en adressen van de medewerkers van SPH kun je vinden op 43

44 Hoofdstuk 7 Interne organisatie 7.1 Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende vier faculteiten: Economie en Management (FEM), Educatie (FE), Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) en Techniek (FT). Het interfacultair instituut HAN Masterprogramma s biedt onderdak aan de masteropleidingen van de HAN. De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kent de volgende domeinen: Health, Nursing, Social Studies en Sport. 7.2 FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van ruim studenten een breed scala van HBObachelor- en AD-opleidingen. In onderstaand overzicht staan deze opleidingen en de instituten waartoe ze behoren. Zie voor een actueel overzicht van de directie van de faculteit GGM de pagina op HAN-Insite: Instituten Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal- Culturele Studies (IMSS) Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Instituut Paramedische Studies (IPS) Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS) Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Instituut Zakelijke dienstverlening (IZD) Opleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) Pedagogiek (PED) Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH) Creatieve therapie (CT) Toegepaste Psychologie (TP) Ergotherapie (ERGO) Fysiotherapie (FYSIO) Logopedie (LOGO) Mondzorgkunde (MZK) Voeding en Diëtetiek (V&D) Lerarenopleiding lichamelijke oefening/opvoeding (LLO) Sport en bewegingseducatie (SBE) Sport, gezondheid en management (SGM) Sportkunde (samenvoeging SBE en SGM vanaf ) Medische Hulpverlening (MHV) Verpleegkunde (HBOV) Lerarenopleiding Gezondheidszorg en welzijn (LGW) Management in de Zorg en Dienstverlening (MZD) Bij de faculteit kan ook een inservice-opleiding gevolgd worden: de opleiding tot Operatieassistent en Anesthesiemedewerker. De contractactiviteiten FGGM worden verricht vanuit het instituut Zakelijke Dienstverlening (opleiding, advies en coaching). Lectoraten Bij de faculteit zijn lectoren aangesteld die praktijkgericht onderzoek uitvoeren, ten behoeve van de ontwikkeling van het onderwijs, de beroepspraktijk en het kennisdomein. De lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. nieuwe vormen van dienstverlening op het gebied van welzijn, sport en gezondheid. Lectoren leveren 44

45 een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de HAN richting een University of Applied Sciences (UAS). De meeste lectoraten bestaan uit een lector en een kenniskring waaraan ook docenten deelnemen. Momenteel werkt het Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies met name samen met lectoraten van de kenniscentra HAN SOCIAAL en Publieke Zaak, maar ook wel met lectoraten uit de andere kenniscentra van FGGM. De samenstelling van de lectoraten en kenniscentra verandert soms gedurende het jaar. De meest actuele informatie over de samenstelling en bemensing van de lectoraten en kenniscentra is te vinden op de websites van de kenniscentra: Kenniscentrum HAN SOCIAAL: Kenniscentrum Duurzame Zorg: Kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport: Interfacultair Kenniscentrum Publieke Zaak: Conform het HAN-statuut Lectoraten van februari 2008 en het Strategisch Onderzoeksbeleid van de HAN leveren lectoren een bijdrage aan het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen. Zij doen dat o.a. door te participeren in curriculumcommissies, in examencommissies, door gastcolleges te geven en minoren te verzorgen. Verder brengen zij de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot stand door een bijdrage te leveren aan de doorlopende leerlijn onderzoek in de curricula, en door studenten en docenten mee te nemen en mee te laten werken in concrete praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Doordat de vragen komen van het werkveld en de resultaten daarvan terugvloeien naar het onderwijs en curriculum wordt de relatie tussen werkveld-onderwijs-onderzoek versterkt. Bij het instituut geven lectoren les / wordt er samengewerkt in onder andere de volgende onderwijseenheden: HOOFDFASE Instituut Naam OWE Samenwerking met lectoraat HF 3, alle opleidingen Onderzoek en Innovatie Studenten kunnen deelnemen aan onderzoeksprojecten van een lectoraat. HF 3: SPH Onderzoek en Innovatie Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren bij voorkeur onderzoek uit binnen een van de lectoraten. Opleiding Naam OWE Samenwerking met lectoraat SPH Levensloopbegeleiding bij Leden kenniskring en de lector (Levensloopbegeleiding bij SPH SPH SPH SPH autisme (minor) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2 Coaching voor medewerkers in zorg en welzijn (minor) Narratief onderzoek en ontwikkeling intercultureel vakmanschap (minor intercultureel werken) Ontwerpen en begeleiden van interculturele leeractiviteiten (minor intercultureel werken) Autisme Jan-Pieter Teunisse) verzorgen gastcolleges. Uitvoering organisatie simulatie in samenwerking met het lectoraat Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisatie. Het lectoraat lokale dienstverlening vanuit klantperspectief is betrokken bij de leerinhoud, levert tools aan en de lector verzorgt een gastcollege over leercoaches in wijkteams. Samenwerking met het lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief. Verzorging van hoorcollege en gastcolleges. Excursie WMO werkplaats vanuit lectoraat Lokale dienstverlening van Klantperspectief Lectoren leveren een bijdrage aan de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden en aan de ontwikkeling en implementatie van een doorlopende leerlijn onderzoek in het curriculum van de opleidingen van FGGM. Docenten worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de kenniskringen en onderzoeksprojecten van de lectoraten. De kenniskringen voeren praktijkgericht 45

46 onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. in de vorm van nieuwe inzichten voor hulp- en dienstverlening in het sociaal agogisch werkveld. Ook studenten kunnen aan onderzoeksprojecten in een lectoraat deelnemen bijv. in het kader van de volgende onderwijseenheden/beroepstaken in de hoofdfase: Onderzoek en Innovatie. Zij kunnen op die manier met behulp van de lectoraten afstudeeropdrachten werven. Studenten die een uitstroomprofiel volgen, voeren bij voorkeur onderzoek uit binnen een van de lectoraten. Studenten kunnen ook in een eerdere fase van hun opleiding waarin zij in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden participeren in projecten van een lectoraat. Docenten van het instituut die afstudeeronderzoek begeleiden en nog geen master hebben, zijn verplicht de cursus 'introductie onderzoeksvaardigheden' te volgen bij de HAN Academy, die verzorgd wordt door onderzoekers van het kenniscentrum HAN SOCIAAL. Sparkcentres HAN Onze maatschappij ontwikkelt zich in hoog tempo. De impact op zorg en welzijn is groter dan ooit. De belangrijkste uitdagingen zijn daarbij het functioneren en participeren van mensen in hun vertrouwde omgeving. De terugtredende overheid en een druk op de financiering maken dit vraagstuk uitdagender. In reactie hierop zoeken we naar nieuwe manieren van werken waarbij de burger betrokken is en de inzet van technologie en teamwork de standaard zijn. De HAN wil hieraan bijdragen door tussen nu en 2020 in diverse wijken in de regio Arnhem en Nijmegen samen met diverse werkveldpartners twintig Sparkcentres te realiseren. Daarin trekken professionals, burgers, onderzoekers, studenten en bedrijven samen op. Concreet betekent dit enerzijds het realiseren van een transdisciplinaire en blended lesomgeving voor studenten en professionals. Anderzijds ook het creëren van een innovatieve omgeving waar professionals samen met onderzoekers en studenten snel nieuwe diensten en producten kunnen verkennen, testen en implementeren. Dat is van grotere waarde voor de burgers en hun welzijn en gezondheid, de wijk en het leven lang leren van professionals. Op deze wijze benutten we de ontmoeting tussen werkveld, overheid en kennisinstellingen voor innovatie. Locaties Bij FGGM zijn vrijwel alle BA-opleidingen, alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau gehuisvest op de HAN-campus Nijmegen (Kapittelweg 33). De BA-opleidingen van het instituut Sport en Bewegingsstudies zijn ondergebracht in het Gymnasion (Heyendaalseweg/Nijmegen) en de BAopleidingen CMV en MWD in het pand aan de Prof. Molkenboerstraat te Nijmegen. De BA-opleiding Mondzorgkunde is gehuisvest in het gebouw aan de Philip van Leydenlaan (hier bevindt zich ook de faculteit Tandheelkunde van de RU Nijmegen). Het instituut Zakelijke Dienstverlening met onder andere de AD-/BA-opleidingen LGW en MZD zijn ondergebracht aan de Groenewoudseweg 1 te Nijmegen. HAN-campus Nijmegen, de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) en het UMC St. Radboud maken onderdeel uit van Campus Heyendaal. 7.3 Examencommissie (leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het reglement examencommissies in deel 2 van het Opleidingsstatuut. Examencommissie Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) SPH: Tina Bolte, voorzitter PED: Judith Hovius, secretaris SPH: Iris te Paske, lid PED: Susanne van Capelleveen, lid PED: Ceciel Fransen, lid IVS: Saskia Sleijster, extern lid examencommissie.isps@han.nl 46

47 Zie voor uitgebreide informatie rondom procedures en aanvragen de scholarpagina van de examencommissie. 7.4 Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie SPH Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). De opleidingscommissie adviseert over allerlei opleidingszaken, zoals over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. De opleidingscommissie heeft ook instemming op enkele onderdelen van de Onderwijs- en Examenregeling. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. De helft van de opleidingscommissie bestaat uit docenten, de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleiding meer informatie over de opleidingscommissies. Zie ook het HAN-reglement opleidingscommissies (deel 2 van het Opleidingsstatuut). De samenstelling van de opleidingscommissie SPH (peildatum ) is: Personeelsgeleding Emiel van Beers, docent, voorzitter: Emiel.vanBeers@han.nl Wies Nijs, docent: Wies.Nijs@han.nl Frank Geldmacher, docent: Frank.Geldmacher@han.nl Lianka Schaap, docent: Lianka.Schaap@han.nl Studentgeleding Lotte Bant: L.Bant@student.han.nl Sonnhild Jelgersma: SM.Jelgersma@student.han.nl Iris van Zuilen: JM.vanZuilen@student.han.nl Florieke Scheepens: FF.Scheepens@student.han.nl Ivan Looijmans: I.Looijmans@student.han.nl Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid van de faculteit als geheel, maar ook over het beleid van alle instituten die onder de faculteit vallen. Zie Insite > Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij > Over ons voor de samenstelling van de faculteitsraad en de ambtelijke ondersteuning. Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Zie HAN Insite > Medezeggenschap voor de samenstelling van de medezeggenschapsraad en het secretariaat. 47

48 7.5 Kwaliteitszorg Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Door deelname aan de periodieke schriftelijke evaluaties, deelname aan periodieke mondelinge evaluatiegesprekken en lidmaatschap van de opleidingscommissie hebben studenten invloed op de kwaliteit. Resultaten vanuit studentevaluaties worden besproken met betreffende uitvoerende docenten en de verschillende commissies op opleidings-/instituutsniveau, zoals: de curriculumcommissie, de toetscommissie, de commissie studieloopbaanbegeleiding. Iedere commissie heeft zijn eigen aandachtsgebied t.a.v. de zorg voor kwaliteit. Op basis van een analyse van gegevens uit evaluaties (zoals: notulen studentenoverleg, jaarevaluaties of evaluaties t.a.v. onderwijseenheden, toetsing en studieloopbaanbegeleiding) formuleren de teams van uitvoerende docenten en/of commissies verbetermaatregelen. Bij hernieuwde evaluatie controleert een commissie tevens het effect van de eerdere verbeteringen. Iedere commissie rapporteert al dan niet via de kwaliteitszorg-/evaluatiecoördinator aan de onderwijsmanager van de opleiding c.q. het managementteam van het instituut. Resultaten vanuit studentevaluaties t.a.v. het functioneren van docenten worden door het betreffende team van uitvoerende docenten besproken en kunnen mede input zijn voor de jaarlijkse Resultaat- en Ontwikkelinggesprekken die de onderwijsmanagers/leidinggevenden voeren met docenten/ medewerkers. Naast het terugblikken over uitgevoerde werkzaamheden en een beoordeling over het functioneren, is het maken van nieuwe afspraken over resultaten en professionalisering een belangrijk onderdeel van de R&O-gesprekken. Voor nadere informatie over professionalisering(sbeleid) volg klikroute: HAN-insite > Service Bedrijf > Human Resources. Voor medewerkers is er een breed aanbod cursussen en trainingen gericht op professionalisering beschikbaar, die gevolgd kunnen worden via de HAN Academy. Terugkoppeling van zowel schriftelijke als mondelinge evaluaties en verbeterpunten aan studenten gaat onder meer via studentenoverleg, inleidingen van studiehandleidingen (waar de gerealiseerde verbeteracties worden benoemd) en Intranet/Insite. Het systeem van kwaliteitszorg wordt besproken en beoordeeld binnen de opleidingscommissie(s), zowel op opleidingsniveau als op instituutsniveau. De opleidingscommissie(s) geven advies als verbetermaatregelen t.a.v. het systeem nodig zijn. Zie ook: HAN-reglement opleidingscommissies (in deel 2 van dit Opleidingsstatuut). Werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens twee maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de werkveldadvies-/beroepenveldcommissie. De werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s), bestaande uit vertegenwoordigers uit het werk- en beroepenveld heeft/hebben als hoofdtaken: - het toetsen van de diverse opleidingsprofielen aan de eisen van de arbeidsmarkt; - het bijdragen tot de kwaliteitsbewaking, met name vanuit werkveldperspectief; - de bevordering van een geregeld contact van de diverse opleidingen met het werk- en beroepenveld. Daartoe wordt geadviseerd over beleids- en activiteitenplannen en het praktijkgehalte van de opleiding(en). Basis hiervoor zijn relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tevens participeren de werkveldcommissies in een driejaarlijkse evaluatie door de opleiding van de eindkwalificaties en de onderbouwing daarvan in het programma. 48

49 Bij de samenstelling van de werkveldadvies/-beroepenveldcommissie(s) wordt bewaakt dat de commissies representatief zijn voor het werk- en beroepenveld waarvoor de opleidingen studenten opleiden. Extern toezichthouders Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen. Ledenoverzichten externe toezichthouders (peildatum ) De externe toezichthouders bij de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening zijn: Michiel Driessen Anna Gabrys Volker Schoelen Siegfried Wolff Vacature 49

50 Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Een overzicht van de belangrijkste studentenvoorzieningen van de HAN staat in het algemeen deel van het Studentenstatuut. Zie ook de HAN website: In dit hoofdstuk staan de voorzieningen centraal die relevant zijn voor de faculteit GGM. Openingstijden gebouwen (peildatum: ) Kapittelweg 33 Prof. Molkenboerstraat 3 ma t/m do vr ma t/m do vr 7.30 tot uur 7.30 tot uur 7.30 tot uur 7.30 tot uur Heyendaalseweg 121 (Albertinum) ma t/m vr 8.30 tot uur Heyendaalseweg 141 (Gymnasion) ma t/m do vr 7.30 tot uur 7.30 tot uur Groenewoudseweg 1 ma t/m vr 7.30 tot uur Tijdens de schoolvakanties zijn er voor alle gebouwen afwijkende openingstijden. Kijk voor meer informatie op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw. 8.1 Voorzieningen op locatie Kapittelweg Het Vraagpunt Voor al je vragen over je inschrijving, collegegeld, tentamens, Alluris of andere zaken rondom je studie kun je terecht bij 't Vraagpunt. Vanaf 1 maart 2017 heeft Campus Nijmegen één centraal Vraagpunt voor alle faculteiten. Deze bevindt zich op de begane grond van de B-vleugel op de Kapittelweg 33. Zie ook HAN Insite / Service Bedrijf / Studentzaken / Rondom mijn studie / t Vraagpunt Tijdens werkdagen zijn de medewerkers van 't Vraagpunt te bereiken via: Telefoon: Vraagpunt.SZ-Nijmegen@han.nl Openingstijden: ma, woe, vr: uur. Di en do van uur. Receptie Onze recepties vind je veelal in het hart van het gebouw. De medewerkers van de receptie zijn het eerste aanspreekpunt voor alle bezoekers van de HAN-gebouwen. De balie van de Kapittelweg bevindt zich in de centrale hal (A0.07). Hier worden bezoekers te woord gestaan en de telefooncentrale beheerd. Naast de behandeling van de telefoon en het ontvangen van bezoekers kun je bij de receptie ook terecht voor: het aanmelden en laten ontvangen van bezoekers, ziek- en herstelmeldingen, het melden van calamiteiten (brand/ongevallen), het melden van wensen, ideeën en klachten m.b.t. het gebouw/de locatie, gevonden en verloren goederen. Tijdens openingstijden is de receptie intern te bereiken via het nummer Openingstijden: ma t/m do: uur en vrijdag: uur. Kijk voor informatie over de receptie ook op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies 50

51 ServiceDesk De ServiceDesk is op de Campus in Nijmegen hét aanspreekpunt voor alle facilitaire en ICT-vragen, meldingen, reserveringen en klachten. De ServiceDesk is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 8.00 tot uur. De balies van de ServiceDesk in Arnhem en Nijmegen zijn geopend van maandag t/m vrijdag van 8.00 tot uur. Balie: Kapittelweg 33 Nijmegen, C-vleugel, ruimte C1.54 Telefoon: Tijdens schoolvakanties gelden afwijkende openingstijden. De Servicedesk vind je online op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / Producten en diensten Reserveren studie- en vergaderruimten, catering en AV-middelen Zelf online een studie- of vergaderruimte of een AV-middel reserveren? Ga naar HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / Producten en diensten / Servicedesk / Aanvragen en Reserveren. Heb je hulp nodig bij het reserveren of heb je vragen? Neem dan contact op met de ServiceDesk. Afhalen van gereserveerde AV-middelen: Bij de meeste gebouwen binnen de HAN kun je het gereserveerde AV-middel afhalen bij de receptie van het desbetreffende gebouw. Op de Kapittelweg 33 kun je AV-middelen afhalen bij de AV-balie in de D-vleugel (D1.37). Studenten moeten zich identificeren bij het ophalen van het gereserveerde AV-middel. Voor medewerkers is het mogelijk om diverse AV-middelen te laten bezorgen. Deze service kan men aanvragen via de ServiceDesk. Zie verder: HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. Snellaadstations smartphones en tablets Raakt de batterij van jouw smartphone of tablet ook zo snel leeg? Geen nood! Binnen de HAN zijn op een aantal locaties snellaadstations voor smartphones en tablets aanwezig. Hoe werkt het? De snellaadstations bestaan uit 10 kluisjes: 2 voor tablets en 8 voor smartphones. In iedere locker kan een apparaat aan de oplader worden gelegd. Dankzij USB-technologie is een telefoon of tablet binnen een half uur weer klaar voor gebruik. De display van het snellaadstation geeft aan wanneer een smartphone of tablet is opgeladen. Je vindt de snellaadstations op de volgende locaties: Kapittelweg 33 in Nijmegen (kantine) Kapittelweg 35 in Nijmegen (kantine) Laan van Scheut 10 in Nijmegen (centrale hal) Wil je meer informatie over de snellaadstations? Kijk dan op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. HANCard voor studenten Nieuwe HAN-studenten krijgen automatisch een HANCard thuisgestuurd. Met de HANCard kun je nadat je privésaldo hebt opgewaardeerd gebruikmaken van de volgende faciliteiten: printen, kopiëren en scannen; betalen bij de cateraars; betalen van boetes bij de studiecentra; betalen bij de readerwinkels en copyshops; lenen van boeken bij de studiecentra. Bovendien heb je de HANCard nodig om je te identificeren bij tentamens. 51

52 Je kunt het privésaldo van je HANCard online opwaarderen via de HANCard portal op het tabblad Credit. Opwaarderen kan met ideal of Sofort (Europese ideal). Op korte termijn kan dit ook met Creditcard. Daarnaast zijn er in Nijmegen oplaadpunten in de hal van de volgende locaties: Kapittelweg 33, Nijmegen Laan van Scheut 10, Nijmegen Hier kun je met pinpas en Creditcard opwaarderen. Als je je HANCard kwijt bent geraakt kun je deze via de HANCard-portal blokkeren (via tabblad account / meld kaart kwijt ). Hier kun je ook een nieuwe HANCard aanvragen. Daar zijn eenmalig kosten ( 12,50) aan verbonden. Lees meer over de HANCard op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / HANCard. 8.2 Studentenondersteuning Studentendecanaat HAN Het studentendecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het studentendecanaat terecht als je: Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; Vragen hebt op het gebied van financiën of wet- en regelgeving; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures; Studieproblemen hebt waarbij je graag een onafhankelijke advies zou willen hebben. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de studentendecanen HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Experts / Studentendecanen. Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Voor contactgegevens van de vertrouwenspersonen zie: Bijlage 2: Relevante namen en adressen of kijk voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen op HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Vertrouwenspersonen. Aandachtsfunctionaris meldcode Huiselijk Geweld Een uitgangspunt van HAN-beleid is, dat wij alle medewerkers en studenten een veilige omgeving willen bieden. In zo n omgeving - op de hogeschool of thuis - is geweld in een afhankelijkheidssituatie onacceptabel. Maar wat moet je doen, als je vermoedt dat er sprake is van bijv. huiselijk geweld of kindermishandeling? De landelijk ingevoerde meldcode Huiselijk Geweld biedt daarbij uitkomst. Als er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling kan iedereen die op de HAN werkt of studeert contact opnemen met de aandachtsfunctionaris. Zij biedt hulp bij de uitvoering van de vijf stappen van de meldcode. De aandachtsfunctionaris van de HAN is Marianne de Bruijn. Marianne.debruijn@han.nl Voor meer informatie en de contactgegevens van de aandachtsfunctionaris zie: HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Meldcode Huiselijk Geweld. 52

53 Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: Telefoon: Adres: Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen / Postbus 31178, 6503 CD Nijmegen Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. Egbert.Hulshof@han.nl Locatie: Bisschop Hamerhuis, kamer B2.01A Studentenpsycholoog HAN Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met persoonlijke problemen, die het functioneren in je studie beïnvloeden. Voorbeelden zijn: studiestress en faalangst, negatief zelfbeeld, overmatig piekeren, somberheid, gevoelens van angst, uitstelgedrag en motivatieproblemen. De studentenpsychologen zijn gebonden aan de kwaliteitskaders en beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen en hebben een beroepsgeheim. Het traject van de studentenpsychologen bestaat uit een aantal vaste onderdelen. Hieronder worden alle onderdelen kort uitgelegd, zodat je weet wat je te wachten staat op het moment dat je naar de studentenpsycholoog gaat. Intakegesprek Voorafgaand aan elke vorm van begeleiding vindt een intakegesprek plaats met één van de studentenpsychologen. Tijdens het intakegesprek wordt een inventarisatie gemaakt van de problematiek waar je als student tegen aanloopt. Aan de hand van deze inventarisatie wordt een indicatie voor een begeleidingstraject opgesteld. Individuele gesprekken In dit kortdurende begeleidingstraject werk je aan een duidelijk geformuleerd doel. In het algemeen geldt als werkwijze de cognitieve gedragstherapie. Het kortdurende begeleidingstraject bestaat uit maximaal vijf gesprekken met de studentenpsycholoog. Groepen Tijdens een groepsbijeenkomst werk je samen met andere studenten aan je problematiek. In elke bijeenkomst worden er vaardigheden en technieken aangereikt waarmee je aan de slag kunt gaan. Doorverwijzing externe begeleiding Indien er meer nodig is of je vraag niet aansluit bij ons aanbod kijk je samen met de studentenpsycholoog welke ondersteuning buiten de HAN het beste bij je past. Vaak is er een verwijzing van de huisarts nodig. De studentenpsycholoog kan in bepaalde gevallen besluiten dat er nog enkele gesprekken ter overbrugging nodig zijn. De studentenpsychologen hebben zowel in Arnhem als in Nijmegen een werkplek. In Nijmegen is dit het Bisschop Hamerhuis, kamer H3.08. Voor meer informatie en de contactgegevens van de psychologen zie: HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Psychologische Hulpverlening 53

54 Studentenpastor De Studentenkerk campus Nijmegen is er voor alle HAN-studenten en -medewerkers: gelovig, zoekend, niet gelovig. Je krijgt er de ruimte om in een ongedwongen sfeer anderen te ontmoeten, je te verdiepen, te leren mediteren, je eigen mening te uiten en samen te vieren. Daarnaast is er ruimte om je eigen verhaal te vertellen in een persoonlijk gesprek. Eva Martens is studentenpastor. Je kunt een afspraak maken voor een persoonlijk gesprek over dingen die je bezighouden, positief of negatief. Mogelijke onderwerpen: identiteit, vriendschap, stress, verslaving, twijfels, emoties, geloof, studiekeuze, levenskeuzes, (homo)seksualiteit, verlies, idealen, cultuurschok, inspiratie, pesten, ouders, God, heimwee, toekomstdromen etc. Voor meer informatie: of Telefoon: Studentenkerk Nijmegen zit op de Erasmuslaan 9a. Openingstijden: ma t/m do uur; vr uur HAN Studiesucces - Training en coaching HAN Studiesucces - Training en coaching biedt trainingen, workshops en coachingstrajecten aan voor studenten van de HAN. Het aanbod is gericht op ontwikkeling van opleidings- en vakoverstijgende vaardigheden die bijdragen aan studiesucces en persoonlijk welzijn. Daarmee geeft het studenten de mogelijkheid om, naast het aanbod binnen de opleiding, zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen ontwikkeling en draagt HAN Studiesucces - Training en coaching direct bij aan studiesucces: het helpt studenten zichzelf te leren kennen en ontwikkelen zodat ze een betere, kritischere en zelfstandige professional, burger en mens kunnen worden. Het aanbod is verdeeld over 3 domeinen: Studievaardigheden Taalvaardigheden Persoonlijke ontwikkeling HAN Studiesucces - Training en coaching is aangesloten bij het Netwerk HAN Studiesucces. Leerportaal voor studenten Je kunt het leerportaal van HAN Studiesucces-Training en coaching vinden via: Contact met HAN Studiesucces Training en coaching Heb je een algemene vraag over (het aanbod van) de HAN Studiesucces Training en coaching? Of heb je een vraag over een bepaalde cursus, training, workshop of andere leeractiviteit? Neem dan gerust contact met ons op en stuur een naar: studenttrainingencoaching@han.nl Studie(loopbaan)begeleiding en Studiekeuze Binnen de HAN zijn er verschillende personen waar je terecht kunt als je vragen hebt over je studie(loopbaan) of studiekeuze: De studieloopbaanbegeleider is je eerste aanspreekpunt binnen de HAN. Je kunt bij hem of haar terecht als je vragen over je studie hebt of als je ondersteuning bij je studie kunt gebruiken. Hij of zij helpt je reflecteren op je keuzes en stuurt je aan bij het ontwikkelen van competenties. Per jaar heb je enkele individuele gesprekken met je slb er waarin onder andere je studievoortgang en de te maken keuzes aan de orde komen. Als je door persoonlijke problemen studievertraging oploopt of als bijvoorbeeld ziekte aparte aanpassingen vraagt in het studieprogramma, dan stuurt de slb er je door naar de senior studieloopbaanbegeleider van je opleiding. Ook als je vragen hebt over bijvoorbeeld speciale voorzieningen bij tentamens en colleges, de combinatie topsport en studie, uitschrijving of de overstap naar een andere studie kan de senior slb er je van dienst zijn. Heb je vragen over zaken die niet direct met de opleiding zelf te maken hebben, dan kun je terecht bij HAN Studiesucces. Daarbij kun je denken aan vragen over financiën of financiële problemen, psychische problemen, bezwaar-/beroepsprocedures, uitschrijven, van studie wisselen en trainingen op het gebied van studievaardigheden, persoonlijke ontwikkeling of taal. Kijk daarvoor in het linkermenu (onder het tabblad 'Ik heb vragen over'). Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over 54

55 Studiewisselpunt Twijfel je over je studie? Weet je zeker dat je niet verder wilt of kunt gaan met je huidige studie, maar weet je niet welke opleiding wel goed bij je past? Heb je vragen over of je en eventueel welke vervolgstudie of tweede studie je moet gaan doen? Blijf er niet mee rondlopen, de HAN denkt met je mee! Deze vragen kun je bespreken in een persoonlijk gesprek met een studiekeuzecoach van het Studiewisselpunt, maar je kunt er ook voor kiezen om de workshop Studiekeuze te volgen. In de centrale hal (D0.42) vind je het Studiewisselpunt, hier kun je terecht voor: Alle vragen over studiekeuze die je maar kunt bedenken. Kort studiekeuzegesprek Individueel traject Workshop studiekeuze: Vergroot je Wereld Online studiekeuzetips Hulp bij studiekeuze Telefoon: of Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Studiekeuze en doorstuderen Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (o.a. profileringsfonds) Hieronder vind je de verschillende mogelijkheden die er zijn voor financiële ondersteuning. Studiefinanciering (DUO) Als je door ziekte of een functiebeperking (waaronder ook dyslexie) studievertraging oploopt kun je via DUO extra studiefinanciering aanvragen. Daarbij gelden voor studenten die nog onder het oude stelsel van studiefinanciering vallen andere regels dan voor studenten die onder het huidige stelsel van studiefinanciering 11 vallen. Beroep op financiële steun uit het Profileringsfonds van de HAN Hiervoor moet je voldoen aan een of meer van de volgende voorwaarden. Je hebt door ziekte of een functiebeperking aantoonbaar meer studievertraging dan één jaar. Je loopt door zwangerschap en bevalling of door bijzondere familieomstandigheden aantoonbare studievertraging op. De oorzaak van de studievertraging ligt aantoonbaar bij de manier waarop de opleiding is ingericht of het onderwijs is georganiseerd. Je bent naast je studie steeds bezig met het beoefenen van topsport, je beschikt over een jaarlijkse HAN-(topsport)verklaring en hebt aantoonbare studievertraging. Je hebt een bestuursfunctie bij een studentenorganisatie en je loopt hierdoor studievertraging op. Dit geldt ook voor het lidmaatschap van de opleidingscommissie en de faculteits-, instituuts- of medezeggenschapsraad. Financiële noodsituaties In geval van acute en incidentele financiële nood kun je een beroep doen op het noodfonds van de HAN. In een aantal financiële noodsituaties kun je een beroep doen op een particulier fonds. Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Financiën Netwerk Diversiteit FGGM Het Netwerk Diversiteit FGGM stimuleert beleidsontwikkeling en -uitvoering waarbij, zowel vanuit het student- als vanuit het medewerkersperspectief, optimaal rekening gehouden wordt met het feit dat individuen van elkaar verschillen, niet alleen mensen met een migratie achtergrond, maar ook man en vrouw, jong en oud, wel en niet met een functiebeperking of chronische ziekte, seksuele geaardheid, religie, burgerschap, burgerlijke staat, enzovoort. 11 Je valt hieronder als je voor het eerst studiefinanciering voor het hbo kreeg of krijgt vanaf of na september

56 Het Netwerk streeft naar een klimaat waarbinnen er voor studenten en medewerkers continue aandacht is voor de eigen positie en de daarmee samenhangende individuele (on)mogelijkheden. Daarnaast dient uiteraard ook aandacht te zijn voor de collectieve onderwijs- en organisatiedoelstellingen. Het Netwerk ziet het als een uitdaging om die beide belangen (individu organisatie) tot zijn recht te laten komen. Telefoon: Nevzat Cingöz, voorzitter Netwerk 8.3 Studenteninformatievoorziening HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN Voorlichtingscentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN Voorlichtingscentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag uur. Telefoon: Studiecentra De HAN beschikt over 6 studiecentra, 2 in Arnhem en 4 in Nijmegen. De studiecentra HAN voorzien studenten, docenten, onderzoekers en lectoren t.b.v. studie of werk van vakliteratuur, zowel fysiek als digitaal en ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken, vinden, beoordelen, verwerken en publiceren van deze vakinhoudelijke informatie. Op de volgende locaties kun je van een studiecentrum gebruikmaken: Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Sport en Bewegen Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum MWD Nijmegen; Prof. Molkenboerstraat 3, Nijmegen Studiecentrum Educatie; Kapittelweg 35, Nijmegen Studiecentrum Economie-Techniek; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: International Office Het HAN International office kent twee locaties, één in Arnhem op de Ruitenberglaan 31 en één in Nijmegen op de Kapittelweg 33, B0.02. Medewerkers en studenten kunnen bij het HAN International Office terecht met vragen over onder andere staf- en studentenuitwisseling, beursprogramma s, partneruniversiteiten en -instellingen, buitenlandse samenwerking, internationale projecten, aanmelding studie of stage buitenland, registratie staf mobiliteit buitenland en vragen over visa buitenlandse studenten (bachelor en exchange). Het HAN International Office heeft een informatiebalie die op werkdagen (maandag t/m vrijdag) geopend is van uur. Meer informatie over het HAN International Office is te vinden op HAN Insite / Service Bedrijf / International Office. De Faculteit GGM kent haar eigen contactpersonen binnen het HAN International Office: Yvonne van der Meijs, beleidsmedewerker internationalisering Monique Nederhoed, procescoördinator o.a. uitgaande mobiliteit Agnes van Kalleveen, procescoördinator o.a. inkomende mobiliteit. Voor vragen, stuur een naar international.ggm@han.nl. 56

57 Verplichte voorbereidingsmodule buitenland Vanaf 1 januari 2013 is het voor iedere student van de faculteit GGM die in het kader van zijn/haar studie naar het buitenland gaat, verplicht om een voorbereidingsmodule te volgen. Alleen studenten die al eerder in het kader van studie of stage voor minstens 3 maanden in het buitenland zijn geweest én studenten uit het buitenland die een volledige opleiding aan de HAN volgen, zijn hiervan uitgezonderd. Een student heeft een aantal mogelijkheden: een voorbereiding als onderdeel van de minor Internationalisering, een voorbereiding als onderdeel van de minor International Sustainable Development Cooperation, de facultaire voorbereidingsmodule voor alle overige FGGM studenten. Voor alle studenten die geen voorbereidingsmodule volgen in het kader van een minor is een faculteitsbrede voorbereidingsmodule ontwikkeld, bestaande uit 3 verplichte bijeenkomsten, vaak voorafgegaan en /of aangevuld met een instituuts- of opleidingsspecifiek deel. Je meldt je voor de facultaire voorbereidingsmodule aan door het aanmeldformulier in te vullen en per te sturen naar: international.ggm@han.nl. Voor meer informatie over de inhoud van het voorbereidingsprogramma en de data van de bijeenkomsten, kun je terecht op de insite van het International Office. Het Hogeschoolblad Sense Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sense vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sense kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: Overige voorzieningen Kantine en Studentencafé De kantine is van maandag tot en met donderdag van uur geopend. Op vrijdag is de kantine tot uur geopend. Tussen en uur kun je in de kantine terecht voor een warme maaltijd. Tijdens schoolvakanties is de kantine beperkt geopend: van tot uur. Studentencafé Zalloon is op maandag tot en met vrijdag van tot uur geopend. Op tentamen- en lesvrije dagen is het café gesloten. CampusStore In de CampusStores van Arnhem en Nijmegen kun je terecht voor: kantoorartikelen en kaarten readers en studieboeken HAN-artikelen, cadeauartikelen, relatiegeschenken, HAN sportkleding en hygiëne-artikelen post dienstverlening copyshop De CampusStore in Nijmegen is te vinden op de Kapittelweg 33 in ruimte D0.40. De winkel is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.30 tot en op vrijdag tot Copyshop De copyshop bevindt zich op de begane grond van de D-vleugel in de CampusStore. Studenten kunnen bij de copyshop o.a. terecht voor: zwart-wit kopieën vanaf een oplage van 70 pagina s het kopiëren van sheets het inbinden en/of lamineren van verslagen e.d. het maken van kleurkopieën Tijdens openingstijden is de copyshop te bereiken via Openingstijden: zie CampusStore. 57

58 N.B.: Op elke verdieping staan kopieerapparaten (copiers/printers) waar studenten en medewerkers met hun HAN-card zelf kunnen kopiëren. Behandelcentrum IPS Het Behandelcentrum IPS biedt studenten en medewerkers van de HAN met dreigende en reeds aanwezige lichamelijke klachten behandelingen aan op het gebied van Ergotherapie (werkplekonderzoek), Fysiotherapie, Logopedie en Voeding en Diëtetiek. Het Behandelcentrum IPS is primair opgezet om studenten de mogelijkheid te geven in huis echte patiënten te behandelen en te begeleiden onder supervisie van een gekwalificeerde paramedische professional. Bezoekadres: Behandelcentrum IPS Kantoor: B1.02 (administratie) Behandelkamer: C1.25 Kapittelweg EN Nijmegen Zie voor meer informatie HAN Insite / Gezondheid Gedrag en Maatschappij / Over ons / Behandelcentrum IPS Audiovisueel Centrum FGGM Bij het Audiovisueel Centrum FGGM (AVC) kun je terecht voor verschillende diensten op het gebied van audiovisuele media. Je kunt ons bereiken via audiovisueelcentrum.ggm@han.nl en Of kom langs in D1.26 aan de Kapittelweg. We zijn alle werkdagen van uur aanwezig. Voor alle aanvragen/reserveringen geldt: minimaal twee weken van te voren aanvragen. Het Praktijkhuis: voor toekomstige zorgprofessionals Het Praktijkhuis is een interdisciplinaire leer-/werkomgeving binnen de HAN. Studenten van de paramedische en verpleegkundige opleidingen leren samen met docenten te werken aan realistische praktijksituaties binnen de gezondheidszorg, zoals het oefenen met simulatiepatiënten. Meer informatie over de activiteiten en faciliteiten van het Praktijkhuis vind je op het weblog: Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een sportkaart aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de Gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende websites: Topsportvoorzieningen Ben je topsporter en studeer je aan de HAN? De HAN kent een topsportregeling waarin voorzieningen voor topsporters zijn vastgelegd. Er zijn speciale voorzieningen voor topsporters om de combinatie van onderwijs en topsport te vergemakkelijken. Het betreft onder meer deze voorzieningen: roosterfaciliteiten met het oog op trainingstijden; spreiding of verschuiving van tentamens tijdens wedstrijden en trainingskampen; vervangende opdrachten bij verzuim van verplichte colleges of bij het missen van tentamens; (werk)colleges volgen binnen andere groepen. Als je gebruik wilt maken van de topsportregeling, meld je je bij de HAN-topsportcoördinator. HAN-topsportcoördinator is Lotte Visschers Telefoon: of Lotte@topsportgelderland.nl Voor meer informatie zie de website van de HAN of de procedure van de topsportregeling. 58

59 HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen hbo/wo-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via dit loket vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat bijdraagt aan het realiseren van activiteiten, projecten en financiering rondom valoriseren (circulatie van kennis), innoveren en ondernemerschap. Het HAN CvVO bundelt op één plek binnen de HAN kennis en ervaring in ondernemend onderwijs, valorisatienetwerken en het verzilveren van subsidiekansen. Telefoon: Het HAN CvVO is tevens bereikbaar via: HAN-talencentrum en de taalkamer Taalondersteuning (studenten) In de meeste opleidingen moeten studenten veel schrijven of mondeling presenteren. Dat gaat niet bij iedereen vanzelfsprekend goed. In De Taalkamer van het HAN-Talencentrum kunnen studenten terecht voor individuele taalcoaching maar ook voor cursussen schrijven, spelling en NT2. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Cursussen en trainingen (studenten, medewerkers, externen) Naast de taalondersteuning voor studenten hebben wij een groot en gevarieerd aanbod aan cursussen en trainingen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. Zie voor meer informatie en de contactgegevens HAN Insite / Educatie / Talencentrum ( Schrijfcoaching Heb je behoefte aan schrijfcoaching bij het schrijven van je (afstudeer-)verslag of scriptie? Wil je werken aan je spreekvaardigheid? Moet je een presentatie geven, maar voel je je onzeker of wil je samen kijken naar de opzet? Dan kun je je aanmelden voor schrijfcoaching. In sessies van drie kwartier per keer werk je samen met een schrijfcoach aan jouw schrijfproduct of presentatie. Kosten Schrijfcoaching Wij werken met een persoonlijke strippenkaart van 2 of 5 strippen; 1 strip is goed voor 1 coachingsgesprek. De strippenkaart met 5 strippen wordt het meest gebruikt. De kaart met 2 strippen is alleen handig als je al bijna helemaal klaar bent met je scriptie of als aanvulling op de kaart met 5 strippen. De strippenkaart met 2 strippen kost 100,- en een strippenkaart met 5 strippen kost 185,-. Als je een doorverwijzing hebt van je slb'er, betaalt je opleiding voor deze strippenkaart. Het kan zijn dat jouw slb'er bepaalt hoeveel strippen jij vergoed krijgt. Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Taalondersteuning en schrijfcoaching Cursussen taalondersteuning Naast individuele coaching kun je bij De Taalkamer ook cursussen volgen. Op de site van de taalkamer lees je meer over de inhoud, kosten en de startdata. Bij elke cursus vind je een aanmeldformulier. Voor een cursus kun je, net als voor coaching, doorverwezen worden door je slb'er. 59

60 Kosten cursus taalondersteuning Een cursus van 8 weken kost 185,- of 200,-. Een cursus van 4 weken kost 100,- Als een student een doorverwijzing heeft van zijn/ haar slb er, sturen wij de rekening naar het instituut. In de meeste instituten monitoren de senior-slb er het aantal inschrijvingen. Op de site van de taalkamer staat meer informatie over annuleringsvoorwaarden en kosten die mogelijk voor rekening van de student komen. Taalcursussen die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding: Type cursus Eerste hulp bij spelling Eerste hulp bij zinnen Schrijven met dyslexie Schrijfvaardigheid voor NT2 ers Schrijfvaardigheid voor Caribisch-Nederlandse studenten Voor wie? Studenten met Nederlands als moedertaal Studenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren Studenten in de hoofd- en eindfase met Nederlands als moedertaal Studenten in de hoofd- en eindfase die Nederlands als moedertaal ervaren Studenten met (vormen van) dyslexie Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben gehaald Caribisch-Nederlandse studenten 8.6 Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte Voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte is studeren soms lastig. Vaak moeten er op de instelling speciale faciliteiten zijn. Zulke functiebeperkingen zijn bijvoorbeeld doofheid of blindheid, maar ook rolstoelgebruik, epilepsie, dyslexie, diabetes of psychische problemen. De HAN houdt hier waar redelijk en haalbaar rekening mee door verschillende voorzieningen. De examencommissie van de betreffende opleiding beslist over toekenning daarvan. Mogelijke voorzieningen - Aanpassingen toegankelijkheid gebouwen - Studiehulpmiddelen - Tentamenfaciliteiten - Mogelijke alternatieven in het studieprogramma - Roosteraanpassingen - Beperkte aanwezigheidsplicht - Financiële voorzieningen bij studievertraging Uitzondering: persoonlijke verzorging Studenten met een functiebeperking die hulp nodig hebben bij persoonlijke (dagelijkse) verzorging moeten zelf zorg dragen voor deze ondersteuning. Regelen van de nodige voorzieningen vanwege een functiebeperking Als je een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je wilt gebruik maken van speciale voorzieningen dan kun je het beste contact opnemen met de senior studieloopbaanbegeleider voor een intakegesprek. Bij dit gesprek kan, indien gewenst, ook de studentendecaan aanwezig zijn. In het gesprek wordt besproken welke begeleiding en welke voorzieningen gewenst zijn. Ook komen de mogelijke belemmeringen bij de studie en de toekomstige beroepsmogelijkheden aan bod. De senior studieloopbaanbegeleider / studentendecaan geeft informatie over de faciliteiten die HANbreed zijn vastgesteld. Na het intakegesprek wordt er een verslag gemaakt van de wensen t.a.v. begeleiding, regelingen en voorzieningen. Vervolgens kan de senior studieloopbaanbegeleider (indien nodig) bij examencommissie en/of faculteitsdirectie de gewenste voorzieningen aanvragen. Na goedkeuring kunnen de definitieve afspraken vastgelegd worden in een onderwijsovereenkomst. Je kunt je aanmelden voor een intakegesprek via Vermeld je naam, de opleiding, studentnummer en je functiebeperking. 60

61 Rechten bij de HAN als er sprake is van dyslexie Als je een officiële dyslexieverklaring hebt, kun je een beroep doen op speciale voorzieningen, zoals extra tijd bij tentamens, teksten met een groter lettertype en aangepaste toetsvormen. Mogelijke voorzieningen Bij alle HAN-opleidingen kom je in aanmerking voor: - verlenging van tijd bij tentamens (25% van de tentamentijd); - tentamens met een groter lettertype. In sommige gevallen heb je misschien verdergaande vormen van ondersteuning nodig. Je hebt daar alleen dan recht op voor zover de aanpassingen geen onevenredige belasting vormen voor de opleiding en niet de inhoudelijke eisen van de opleiding aantasten. De examencommissie (of de directeur van het betrokken instituut of opleiding) beslist of dergelijke voorzieningen daadwerkelijk geboden kunnen worden. Als je gewend bent bepaalde hulpmiddelen te gebruiken ter ondersteuning bij dyslexie (bijv. readingpen, daisy-speler, Kurzweil) kun je bespreken of dat ook mogelijk is binnen je opleiding. In principe ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de aanschaf van dergelijke hulpmiddelen. Het is mogelijk om thuis en op school gebruik te maken van Kurzweil. Wat je kunt doen als je denkt dat je dyslexie hebt Diagnose dyslexie en dyslexieverklaring Als het vermoeden bestaat dat er sprake is van dyslexie, kun je je laten testen. Als het onderzoek uitwijst dat je dyslectisch bent, krijg je een officiële dyslexieverklaring. Je hebt dan recht op extra voorzieningen, zoals extra tentamentijd. Als je studievertraging oploopt, zijn er mogelijkheden om in aanmerking te komen financiële ondersteuning. 12 Vrijwel elke orthopedagoog is in staat een onderzoek naar dyslexie af te nemen. De kosten hiervoor bedragen dan al gauw 700 tot Onderzoek naar dyslexie (studentvriendelijke prijzen) OPM Nijmegen, een maatschap van orthopedagogen en GZ-psychologen, neemt bij studenten een dyslexieonderzoek af en geeft bij constatering van dyslexie een officiële dyslexieverklaring af. Kosten liggen tussen 400 en 450. Contactgegevens Adres: Toernooiveld 5, Nijmegen Telefoon: Studenten kunnen bellen voor een afspraak op donderdagavond tussen en uur en vragen naar Monique Braat of Mieke Willemsen Internet: Begeleiding/cursussen voor studenten met dyslexie De Taalkamer van het HAN-Talencentrum biedt verschillende taalcursussen aan, waaronder een cursus 'Schrijven met dyslexie' Hulpmiddelen dyslexie (Kurzweil) Informatie over het softwareprogramma Kurzweil voor dyslectische studenten. Kurzweil is een softwareprogramma dat van oorsprong bestemd is voor dyslectische studenten. Het leest alle soorten teksten voor en kan ook gebruikt worden als je zelf teksten schrijft. Het programma spreekt tijdens het typen de letters, woorden of hele zinnen uit. Zo hoor je zowel de spelling als de zinsconstructie. Daarnaast heeft Kurzweil nog veel andere mogelijkheden o.a. op het gebied van overzicht en ordening. Het programma is door alle studenten en medewerkers met een geldig HANaccount te gebruiken. Zij kunnen Kurzweil ook thuis gebruiken. Hoe kan ik Kurzweil aanvragen en gebruiken? Studenten en medewerkers die Kurzweil willen gebruiken, kunnen dit bij de ServiceDesk van de HAN aanvragen. De ServiceDesk stelt dan de software beschikbaar in HAN Workspace. Workspace biedt 12 Voor meer informatie zie: paragraaf: Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (o.a. profileringsfonds) in dit hoofdstuk en HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Financiën 61

62 studenten en medewerkers van de HAN toegang tot de virtuele eigen HAN werkplek. Nadat de ServiceDesk Kurzweil heeft geactiveerd, kan hiermee via HAN Workspace worden gewerkt. Als je vervolgens Kurzweil opstart in HAN Workspace krijg je een inlogscherm te zien. Kies een gebruikersnaam en log in. Op Insite HAN staat uitgelegd hoe je HAN Workspace installeert op je computer of notebook. Hoe kan ik ondersteuning krijgen in het gebruik van Kurzweil? Zijn er trainingen? In Kurzweil zelf zit een handige helpfunctie. Door op F1 te drukken wordt de helpfunctie gestart. Tevens kun je op de website veel informatie vinden over Kurzweil. De HAN biedt geen specifieke trainingen aan in het gebruik van Kurzweil. Voor vragen kun je terecht bij de 8.7 Afhandeling van vragen, problemen en klachten binnen SPH Soms ervaren studenten dat ze een klacht hebben. Dat kan bijvoorbeeld gaan over een cijfer, een bejegening of de wijze waarop de organisatie van het onderwijs verloopt. In de praktijk gaat die klacht vaak om een vraag of een probleem. Daarom dien je als je een klacht hebt, deze eerst te bespreken met de betreffende docent, medestudent of medewerker. Daarna kan je ook bij je slb er terecht. Als deze onvoldoende duidelijkheid kan geven, verwijst slb er door naar de senior slb er. Zowel de slb er als de senior slb er kan doorverwijzen naar andere organen, zoals het decanaat, de coördinator kwaliteitszorg of een teamleider. Dat gebeurt als het niet om een individuele vraag gaat, maar een probleem van belang voor een grotere groep studenten. De slb er of senior slb er kan je doorverwijzen naar het decanaat als het gaat om persoonlijke problematiek of problemen rondom studiefinanciering. Soms voelen studenten zich gepest, gediscrimineerd of is er sprake van ongewenste intimiteiten. Het is altijd goed om dit te bespreken met de slb er of senior slb er, maar het probleem kan ook zo dringend of groot zijn, dat je je direct tot een onafhankelijk iemand wilt wenden. De student kan voor klachten over ongewenste intimiteiten, pesterijen of discriminatie terecht bij de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen 13. (zie Insite GGM of Studentstatuut). Een klacht is pas een klacht als je bovenstaande route hebt afgelegd en je vraag of probleem niet is erkend of opgelost. Als dat zo is, kan je altijd terecht met een klacht bij de klachtencommissie (Bureau Klachten en Geschil). In opdracht van het onderwijsmanagement behandelen zij klachten van studenten. Je kunt hen altijd mailen, zie Scholar voor de procedure. 13 Voorheen: Commissie grensoverschrijdend gedrag. 62

63 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Voor deel 2 zie: Opleidingsstatuut Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies Alle documenten die deel uit maken van het opleidingsstatuut zijn te vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN insite. 63

64 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen. 64

65 Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten 1.1 Samenstelling propedeutische fase (voltijd, SPH-Plus) Conform artikel 4.1 lid 1 van de OER De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. Voltijd SPH Propedeuse Jaar 1, niveau 1 SHIFT 1 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus A (7,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument B (2,5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1a (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1b (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1c (5 stp) Propedeuse Jaar 1, niveau 1 SHIFT 2 Professionele ontwikkeling niveau 1a (5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus A (7,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus B (5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 1a (5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Professionele ontwikkeling niveau 1b (10 stp) (+ Integrale Toets deel B) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1a (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1b (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1c (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument B (2,5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 1b (10 stp) (+ Integrale Toets deel B) 65

66 SPH-Plus Propedeuse Jaar 1, niveau 1 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus A (7,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus B (5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 1a (7,5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument B (2,5 stp) Plusprogramma niveau 1 (5 stp) 1.2 Samenstelling postpropedeutische fase (voltijd, SPH-Plus) Conform artikel 6.1 lid 1 van de OER Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1a (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1b (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1c (5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 1b (7,5 stp) (+ Integrale Toets deel B) De postpropedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. Voltijd SPH Hoofdfase 1 Jaar 2, niveau 2 Hoofdfase 2 Jaar 3 Niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 Niveau 3 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Methodisch hulpverlenen niveau 2: groepsgericht werken A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: groepsgericht werken B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: systeemgericht werken A (7,5 stp) Methodisch Hulpverlenen niveau 2: systeemgericht werken B (5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 2a (5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Methodisch hulpverlenen niveau 3: Netwerkgericht werken (15 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: complexe hulpverlening A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: complexe hulpverlening B (2,5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a (7,5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b (7,5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 2b (10 stp) (+ Integrale Toets deel B) Methodisch hulpverlenen niveau 3: Verbindend werken (12,5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3a (10 stp) Leiding en begeleiding geven niveau 3 (12,5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 (10 stp) (+ Integrale Toets deel A) Minor (30 stp) Onderzoek en innovatie (25 stp)* Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 (5 stp) (+ Integrale Toets deel B)* (*) Studenten hebben, indien de student wordt toegelaten, de mogelijkheid in plaats van de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-V4OI3A) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-V4PO3A) de OWE InterProfessioneel Praktijkgericht Onderzoek (SPH-V4IP43A) te volgen. De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH- V4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets. 66

67 SPH-Plus Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Methodisch hulpverlenen niveau 2: groepsgericht werken A (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: systeemgericht werken A (7,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: complexe hulpverlening A (5 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2 (7,5 stp) Hoofdfase 1 Jaar 2, niveau 2 Methodisch hulpverlenen niveau 2: groepsgericht werken B (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: systeemgericht werken B (5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 2a (7,5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Methodisch hulpverlenen niveau 2: complexe hulpverlening B (2,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 2: complexe hulpverlening C (7,5 stp) Plusprogramma niveau 2a (7,5 stp) Plusprogramma niveau 2b (2,5 stp) Professionele ontwikkeling niveau 2b (7,5 stp) (+ Integrale Toets deel B) Hoofdfase 2 Jaar 3 Niveau 3 Leiding en begeleiding Niveau 3 (12,5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 3: netwerkgericht werken (15 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3a (10 stp) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3b (5 stp) Methodisch hulpverlenen niveau 3: verbindend werken (12,5 stp) Plusprogramma niveau 3b (2,5 stp) Plusprogramma niveau 3a (5 stp) Hoofdfase 3 Jaar 4 Niveau 3 Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 (5 stp) (+ Integrale Toets deel A) Minor (30 stp) Onderzoek en innovatie (25 stp)* Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 (5 stp) (+ Integrale Toets deel B)* (*) Studenten hebben, indien de student wordt toegelaten, de mogelijkheid in plaats van de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-P4OI3B) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-P4PO3A) de OWE InterProfessioneel Praktijkgericht Onderzoek (SPH-P4IP3A) te volgen. De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH- P4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets. 67

68 1.3 Samenstelling honoursprogramma (voltijd, SPH-Plus) Conform artikel 3.2 lid 6 en lid 7 van de OER Het honoursprogramma omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende modules en onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. Samenstelling honoursprogramma SPH-Plus Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Propedeuse Jaar 1, niveau 1 Plusprogramma niveau 1 (5 stp) Hoofdfase 1 Jaar 2, niveau 2 Hoofdfase 2 Jaar 3 Niveau 3 Plusprogramma niveau 3b (2,5 stp) Plusprogramma niveau 2a (7,5 stp) Plusprogramma niveau 2b (2,5 stp) Plusprogramma niveau 3a (5 stp) 68

69 Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase Conform artikel 3.2 lid 6 en lid 7 en artikel 4.1 lid 2 van de OER Onderwijseenheden voltijd, niveau 1, studiejaar 1 Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie A Titel OWE SPH-V1MB1A Methodical social work level 1: Career orientation A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets doelgroepen 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 62,5 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 77,5 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal (het microniveau). De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem (het mesoniveau). In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft (het macroniveau). 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een meerdaagse Bivak plaats, waarin je kennis met docenten, medestudenten, je toekomstige leeromgeving en de opzet van de studie maakt. Indicatoren / eisen aan de OWE Deze onderwijseenheid stelt de ontwikkeling van mensen en de oriëntatie op het beroep centraal: hiervoor schrijft de student een rapportage over de ontwikkeling van een kind op een gekozen ontwikkelaspect en de mogelijke beïnvloeding hiervan door risico- en beschermende factoren (waaronder de opvoeding) op microniveau, waarbij de student gegevens door middel van een interview weet te achterhalen. De student kent basisgespreksvaardigheden en kan dit in het interview toepassen. De student doet kennis op over het beroep SPH en bijbehorende werkvelden, de huidige visie op hulpverlenen en van kenmerkende problematieken van doelgroepen waar een SPH er mee werkt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt analyseren. 11: Beoordelingscriteria Deeltentamen: Kennistoets doelgroepen Cognitief aspect van de volgende competenties wordt in de kennistoets getoetst: Competentie, 1c In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - De praktijk van het sociaal werk - Kinderen, jongeren en hun ouders - Ouderen - Mensen met psychische aandoeningen - Verslaafden - Dak- en thuislozen 69

70 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen - Justitiabelen - Chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking - Mensen met een verstandelijke beperking - Vluchtelingen Deeltentamen: Bivak N.v.t., gaat om deelname. Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling 5 Min. vereist resultaat V1MB1A-1 Doelgroepen Kennistoets 1 Cijfer 5,50 V1MB1A-2 Bivak** Deelnameplicht 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen -moment V1MB1A-1 Doelgroepen - S-route: 1 P1+P2 F-route: P3+P4 V1MB1A-2 Bivak** - 0 S-route: P1+P2 F-Route: P3+P4 13: Verplichte literatuur - Bassant. J. & Bassant-Hensen, M. (2017). Mensenwerk Oriëntatie op werkvelden in het sociaal werk (2 e druk). Bussum: Coutinho (ISBN: ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie, hoorcollege 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO lessen 17: Onderwijsperiode 1 en 3(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) De student kan er voor kiezen in plaats van deel te nemen aan de Bivak een vervangende opdracht uit te voeren. Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie B Titel OWE SPH-V1MB1B Methodical social work level 1: Career orientation B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Ontwikkelingsrapport 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 60 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 80 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal (het microniveau). De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem (het mesoniveau). In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft (het macroniveau). 70

71 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Ontwikkelingsrapport geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. 9: Algemene omschrijving Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een meerdaagse Bivak plaats, waarin je kennis met docenten, medestudenten, je toekomstige leeromgeving en de opzet van de studie maakt. Deze onderwijseenheid stelt de ontwikkeling van mensen en de oriëntatie op het beroep centraal: hiervoor schrijft de student een rapportage over de ontwikkeling van een kind op een gekozen ontwikkelaspect en de mogelijke beïnvloeding hiervan door risico- en beschermende factoren (waaronder de opvoeding) op microniveau, waarbij de student gegevens door middel van interview weet te achterhalen. De student kent basisgespreksvaardigheden en kan dit in het interview toepassen. De student doet kennis op over het beroep SPH en bijbehorende werkvelden, de huidige visie op hulpverlenen en van kenmerkende problematieken van doelgroepen waar een SPH er mee werkt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/ het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden: De voor sociaal pedagogische hulpverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. 11: Beoordelingscriteria Deeltentamen: Ontwikkelingsrapport Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1b: - De algemene cliëntbeschrijving bevat voldoende relevante gegevens over de cliënt. - Het theoretisch kader van het gekozen ontwikkelaspect is in eigen woorden concreet en volledig beschreven in de inleiding. - Het theoretisch kader van beschermende en risicofactoren (waaronder opvoeding) is in eigen woorden concreet en volledig beschreven in de inleiding. - Voor het gekozen ontwikkelaspect is relevant gedrag van het kind beschreven in de resultaten. - De door de ouders genoemde beschermende en risicofactoren (op microniveau) zijn voldoende concreet beschreven in de resultaten. Competentie 1c: - De bevindingen in de resultaten over het ontwikkelingsniveau van het kind zijn onderbouwd met vakliteratuur in de conclusie. - De bevindingen in de resultaten over de beschermende en risicofactoren (waaronder de opvoedingsstijl) worden onderbouwd met vakliteratuur in de conclusie. - De (mogelijke) samenhang tussen ontwikkelingsniveau en beschermende en risicofactoren (waaronder de opvoedingsstijl) wordt concreet benoemd in de conclusie. - De structuur van de fases van de Cyclus voor praktijkonderzoek zijn zichtbaar aanwezig in lay-out en inhoud in de juiste volgorde. Competentie 7: - De onderzoeksinstrumenten die ingezet zijn, zijn beschreven in de methode. - In de methode is beschreven hoe de student zorgvuldig is omgegaan met de privacy van het gezin. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V1MB1B-1 Ontwikkelingsrapport Verslag 1 Cijfer 5,50 V1MB1B-2 Taalvaardigheid* Kennistoets Geen Voldaan/niet voldaan Voldaan 71

72 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V1MB1B-1 Ontwikkelingsrapport - S-route: P1+P2 1 F-route: P3+P4 5 V1MB1B-2 Taalvaardigheid* - S-route: 0 P1+P3 F-route: P3+P1 * Bij de toets Taalvaardigheid wordt geen reguliere inzage aangeboden; studenten kunnen in plaats daarvan een coachingrapport inzien. Voor deze toets kan geen vrijstelling worden verkregen (zie paragraaf 4.7 in deel 1 van deze studiegids). 13: Verplichte literatuur - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten. (ISBN: ) - Bassant. J. & Bassant-Hensen, M. (2017). Mensenwerk Oriëntatie op werkvelden in het sociaal werk (2 e druk). Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Behrend, D. & Jellema, M. (2017). Muzisch-agogische methodiek - Muzisch interveniëren in het sociaal werk. (6e herziene druk). Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Donk, C. Van der & Lanen, B (2015). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Feldman, R. S. (2016). Ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Pearson. (ISBN: ) - Lang, G. & Molen, H. T. van der, (2012). Psychologische gespreksvoering. (17 e druk). Nelissen: Soest. (ISBN: ) - Rosmalen, J. van (2012). Woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn-Stafleu van Loghum. (ISBN: ) - Hoofdstukken en artikelen op Scholar. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student: legt contact met een gezin, neemt een interview af, voert een observatie uit, verwerkt en analyseert de gegevens, rapporteert 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO lessen, gespreksvaardighedentrainingen 17: Onderwijsperiode 1 en 3(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus A SPH-V1MA1D Methodical social work level 1: the agogic cycle A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets levenslooppsychologie 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 49,5 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 160,5 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 72

73 De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving De student maakt kennis met de agogische cyclus en doorloopt in de opdracht de eerste drie fases van de agogische cyclus (oriëntatie, diagnose, planning) d.m.v. het opstellen van een cliëntdossier incl. handelingsplan voor een individueel gekozen cliënt. Hierbij leert de student observeren als methode voor dataverzameling. De student maakt kennis met de concepten van hulpbronnengericht werken en past deze in zijn handelingsplan toe. Binnen deze onderwijseenheid breidt de student zijn basis gespreksvaardigheden en regulerende vaardigheden uit. Tevens verdiept hij zich verder in de levensloopontwikkeling van (gezonde) mensen. Een nadruk binnen deze OWE ligt op het verwerven van kennis over psychopathologie. Hiermee wordt de oriëntatie op de doelgroepen van SPH verdiept. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Toepassing Ludiektheorie plaats. Door de lessen MLM leer je concrete ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen die je kunt gebruiken om op verschillende manieren contact te maken en te communiceren. Je ontdekt en onderzoekt jouw eigen voorkeuren en grenzen op het gebied van de MLM, experimenteert daarmee en leert hoe je jezelf overtuigend kunt presenteren. Parallel hieraan leer je verschillende mogelijkheden kennen waarop MLM in de praktijk ingezet kan worden. Je ontwikkelt op deze manier een breed handelingsrepertoire met daarbinnen jouw specifieke persoonlijke kwaliteiten. Tijdens de onderwijsuren en het werken in groepen is je aanwezigheid noodzakelijk om goed begeleid te worden door de docenten. Zowel voor je individuele ontwikkeling als voor het aanleren van ML-vaardigheden. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V1MA1D-1 Levenslooppsyc hologie Code Naam (deel)tentamen V1MA1D-1 Levenslooppsyc hologie Tentamen: Kennistoets Levenslooppsychologie Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 1d, 2a, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Baby - Peuter/kleuter - Schooltijd - Adolescenten - Jongvolwassenen - Middelbare leeftijd - Ouderdom Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment - 1 S-route: 7,5 P2+P3 F-route: P4+P1 73

74 13: Verplichte literatuur - Feldman, R. S. (2015). Ontwikkelingspsychologie II. Amsterdam: Pearson. (ISBN: ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges levenslooppsychologie; verwerking in IO lessen 17: Onderwijsperiode 2 en 4(*) (*) = bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: de agogische cyclus B SPH-V1MA1B Methodical social work level 1: the agogic cycle B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen. 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Cliëntdossier 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 46,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 93,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De student maakt kennis met de agogische cyclus en doorloopt in de opdracht de eerste drie fases van de agogische cyclus (oriëntatie, diagnose, planning) d.m.v. het opstellen van een cliëntdossier incl. handelingsplan voor een individueel gekozen cliënt. Hierbij leert de student observeren als methode voor dataverzameling. De student maakt kennis met de concepten van hulpbronnengericht werken en past deze in zijn handelingsplan toe. Binnen deze onderwijseenheid breidt de student zijn basis gespreksvaardigheden en regulerende vaardigheden uit. Tevens verdiept hij zich verder in de levensloopontwikkeling van (gezonde) mensen. Een nadruk binnen deze OWE ligt op het verwerven van kennis over psychopathologie. Hiermee wordt de oriëntatie op de doelgroepen van SPH verdiept. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Toepassing Ludiektheorie plaats. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: verslag cliëntdossier 74

75 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1c: - Het cliëntendossier bevat relevante informatie over de leefwereld van de cliënt. - De observatiegegevens zijn toegelicht aan de hand van concreet waarneembaar gedrag. - Het cliëntendossier bevat een concrete (probleem)situatie van de cliënt. - Het cliëntendossier bevat een heldere beschrijving van de hulpbronnen van de cliënt. - In de verantwoording is de cliëntsituatie geanalyseerd aan de hand van beroepsrelevante literatuur. - In de verantwoording is de communicatie/interactie met de cliënt met beroepsrelevante literatuur onderbouwd - In de verantwoording is de observatiemethode met beroepsrelevante literatuur onderbouwd Competentie 1d: - De hulpvraag komt logisch voort uit de probleemsituatie. Competentie 2a: - Het doel vloeit logisch voort uit de hulpvraag. - Het korte-termijn doel is SMART geformuleerd. Competentie 2b: - Het plan van aanpak is afgestemd op de (probleem)situatie van cliënt. - Het plan van aanpak maakt gebruik van de hulpbronnen van de cliënt. - Het plan van aanpak sluit aan op de interesses van de cliënt - Het plan van aanpak bevat informatie over de activiteiten, middelen, personen, taakverdeling en plaatsen. - De activiteiten en interventies in het plan van aanpak zijn geschikt om het doel te realiseren. - In het plan van aanpak zijn duidelijk evaluatievragen en momenten opgenomen. - De verantwoording bevat een toelichting van het gebruik van MLM in de agogische cyclus Toetsvorm Aantal examinat oren Beoordelin g Min. vereist resultaat V1MA1B-1 Cliëntdossier Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V1MA1B-1 Cliëntdossier - S-route: P2+P3 5 1 F-route: P4+P1 13: Verplichte literatuur - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten (ISBN: ) - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., Van Piere, M. (2016). Psychiatrie voor de sociaal werker. Bohn Stafleu van Loghem, Houten. (ISBN: ) - Bunthof, A. & Visscher, Y.M. (2017). Mens en recht, (9 e druk) Houten: Noordhoff Uitgevers. (ISBN: ) - Feldman, R.S. (2015). Ontwikkelingspsychologie II. Amsterdam: Pearson. (ISBN: ) - Geenen, M.-J. (2010). Reflecteren: Leren van je ervaringen als sociale professional (1 e druk). Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Lang, G. & Molen, H. T. van der, (2012). Psychologische gespreksvoering. (17 e druk). Nelissen: Soest. (ISBN: ) - Rosmalen, J. (2012). Het woord aan de verbeelding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. (ISBN: ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student analyseert de leefwereld van een cliënt en de aanwezige hulpbronnen en problemen. Daarbij gebruikt hij eigen observaties in het contact met de cliënt ter ondersteuning. De student formuleert op basis van de hulpvraag een kortetermijndoelstelling en ontwerpt een plan van aanpak, dat samenhangt met de kortetermijndoelstelling en rekening houdt met de situatie van de cliënt. Hierbij worden alvast de eerste stappen voor de evaluatie bedacht. 75

76 16: Werkvormen - Hoorcolleges over de levenslooppsychologie en verschillende psychopathologische ziektebeelden; - IO groepsbijeenkomsten In deze lessen werk je aan de integrale opdracht onder begeleiding van een docent; - Vaardighedentraining als ondersteunend onderwijs waarbij je de basis gespreksvaardigheden en regulerende vaardigheden traint. 17: Onderwijsperiode 2 en 4(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument A SPH-V1MH1C Methodical social work level 1: The social worker as instrument A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychopathologie 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 3,75 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 96,25 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 40 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving De SPH er heeft geen andere hulpmiddelen dan zijn eigen kennis, inzichten, houding, vaardigheden en het gedrag wat hij hiermee stuurt. De hulpverlener is zijn eigen instrument. Dit doet hij bijvoorbeeld door naar een cliënt toe te gaan en een gesprek aan te knopen als hij merkt dat de cliënt met een probleem worstelt. Of hij doet juist een aantal stappen terug, wanneer hij merkt dat de cliënt ruimte nodig heeft. Hij kan een cliënt die over een grens is heengegaan uitfoeteren, confronteren of complimenteren; afhankelijk van wat de situatie vraagt en onafhankelijk van zijn eigen emoties op dat moment. In deze onderwijseenheid leert de student oog te krijgen voor hoe dit proces in zijn werk gaat. Hierbij ligt het accent op de positie en rol die hij inneemt als hulpverlener: de hulpverlener bepaalt welke rol passend is bij een hulpvraag en situatie van een individuele cliënt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1b, 2a, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Het biopsychosociaal model - Autismespectrumstoornissen - Angststoornissen 76

77 - Stemmingsstoornissen - Disruptieve impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen - Diagnostiek en behandeling van volwassenen met ADHD 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V1MH1C-1 Psychopathologi e 1 Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam Toegestane hulpmiddelen Stp Wegin Tentamenmoment (deel)tentamen g V1MH1C-1 Psychopathologi - 1 S-route: P3+P4 e 1 5 (incl. slotweek) F-route: P1+P2 13: Verplichte literatuur - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., Van Piere, M. (2016). Psychiatrie voor de sociaal werker. Bohn Stafleu van Loghem, Houten. (ISBN: ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges psychopathologie 17: Onderwijsperiode 3 of 4 en 1(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: de hulpverlener als instrument B SPH-V1MH1B Methodical social work level 1: The social worker as instrument B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Gespreksvaardigheden 6: Studiepunten, 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 23 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 22 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 25 Totaal aantal sbu 70 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De SPH-er heeft geen andere hulpmiddelen dan zijn eigen kennis, inzichten, houding, vaardigheden en het gedrag wat hij hiermee stuurt. De hulpverlener is zijn eigen instrument. Dit doet hij bijvoorbeeld door naar een cliënt toe te gaan en een gesprek aan te knopen als hij merkt dat de cliënt met een probleem worstelt. Of hij doet juist een aantal stappen terug, wanneer hij merkt dat de cliënt ruimte nodig heeft. Hij kan een cliënt die over een grens is heengegaan uitfoeteren, confronteren of complimenteren; afhankelijk van wat de situatie vraagt en onafhankelijk van zijn eigen emoties op dat moment. In deze onderwijseenheid leert de student oog te krijgen voor hoe dit proces in zijn werk gaat. Hierbij ligt het accent op de positie en rol die hij inneemt als hulpverlener: de hulpverlener bepaalt welke rol passend is bij een hulpvraag en situatie van een individuele cliënt. 77

78 Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1a. Doelgericht vormgeven en hanteren van de relatie met de cliënt en het cliëntsysteem. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1a: - De inleiding van het gesprek is afgestemd op de cliënt en stelt de cliënt zijn gemak ( meet, greet en seat ) - De inleiding van het gesprek geeft duidelijkheid gegeven over duur en doel van het gesprek - De gekozen gespreksstrategie uit het Gespreksmodel is passend bij de gesprekssituatie - De structuur van het gesprek (opening, middenstuk en afsluiting) is helder Toetsvorm Aantal examinatore n Beoordeling V1MH1B-1 Gespreksvaardi gheden Performancetoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane Stp Weging Tentamenmoment hulpmiddelen V1MH1B-1 Gespreksvaardigheden - 1 S-route shift 1: P3+P4 2,5 S-route shift 2: P4+slot/bezemweek F-route: P1+P2 Min. vereist resultaat 13: Verplichte literatuur - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011) Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten. (ISBN: ) - Lang, G. & Molen, H. T. van der, (2012). Psychologische gespreksvoering. (17 e druk). Nelissen: Soest. (ISBN: ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten Gespreksvaardigheden worden getraind op stage. 16: Werkvormen Gespreksvaardighedentraining 17: Onderwijsperiode 3 of 4 en 1(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1a Titel OWE (De organisatie) SPH-V1WA1E Working in and from a labour organisation level 1a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek onderwijstijd aanwezig is in sbu: 10,5 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 58,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 71 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. 78

79 Leerdoelen op niveau 1 zijn: - De student is in staat maatschappelijk relevante signalen op te pakken en analyseren - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie - De student is in staat werkwijzen te kiezen die passen bij het beleid van de instelling. - De student is in staat personeelsbeleid te ontwikkelen dat past binnen het hulpverleningsbeleid van de instelling. - De student is in staat om bij het ontwikkelen van beleid uit te gaan van de kwaliteit van leven van cliënten - De student heeft kennis over organisatie culturen en -structuren en communicatiewegen - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Bij de kennistoets organisatiekunde bestudeer je verschillende theoretische aspecten van het werken in en vanuit een arbeidsorganisatie. Je doet kennis op van verschillende theorieën met betrekking tot motivatie, personeelswerving en -selectie, overleggen, macht en leiderschap, organisatiestructuren en -culturen. Je kennis van deze thema s is ondersteunend aan het werken aan de toets Droomorganisatie, waarbij je voor een specifieke SPH-doelgroep een fictieve hulpverleningsorganisatie ontwikkelt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid wordt een themadag met het thema ondernemerschap aangeboden. 10: Competenties 7. beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Organisatiekunde Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 7 In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Individu en organisatie - Werving en selectie - Doelmatig samenwerken en overleggen - Macht en leiding - Organisatiestructuur - Organisatiecultuur 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V1WA1E-1 Organisatiekunde Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V1WA1E-1 Organisatiekunde Woordenboek in de vreemde taal 5 1 S-route: P4+Slotweek F-route: P2+P2 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2013). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. (ISBN: ) 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges en werkcolleges 17: Onderwijsperiode 4 of 3 en 2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1b Titel OWE (De organisatie) SPH-V1WA1B Working in and from a labour organisation level 1b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 79

80 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Verslag en presentatie: De Droomorganisatie 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 39,75 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 48,25 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 52 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Leerdoelen op niveau 1 zijn: - De student is in staat maatschappelijk relevante signalen op te pakken en analyseren - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie - De student is in staat werkwijzen te kiezen die passen bij het beleid van de instelling. - De student is in staat personeelsbeleid te ontwikkelen dat past binnen het hulpverleningsbeleid van de instelling. - De student is in staat om bij het ontwikkelen van beleid uit te gaan van de kwaliteit van leven van cliënten - De student heeft kennis over organisatie culturen en -structuren en communicatiewegen - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving Door middel van het volgen van de lessen en het werken aan de groepsopdracht Droomorganisatie oriënteer je je op niveau 1 op het werken in en vanuit een arbeidsorganisatie. Zelfstandig ondernemen is in de hulpverlening, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, toegenomen. Je springt hierop in door in samenwerking met klasgenoten voor een specifieke SPH-doelgroep een fictieve hulpverleningsorganisatie te ontwikkelen: een droomorganisatie. Je neemt signalen waar van tekortschietende hulp, onderzoekt deze signalen en maakt met behulp van de theorie over organisatiekunde en ontwerp voor een organisatie die deze hulp wel biedt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid wordt een themadag met het thema ondernemerschap aangeboden. 10: Competenties 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 5a. In een (al dan niet multidisciplinair) teamverband professioneel samenwerken met medewerkers, vrijwilligers en/of functionarissen zowel binnen als ook buiten de eigen arbeidsorganisatie. 7. beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8a. In en vanuit de arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de uitvoering van het sociaal pedagogisch hulpverleningsbeleid van de instelling. 8c. vanuit SPH-perspectief een bijdrage leveren aan de zorg voor de kwaliteit van de hulpverlening. 80

81 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: De droomorganisatie De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 4a: - Er is een actueel signaal beschreven dat problemen geeft of mogelijkheden biedt voor cliënten. - De analyse van het signaal is systematisch uitgevoerd. Competentie 5a: - De student toont in het verslag aan dat hij een relevante bijdrage levert aan de taak. - De student toont in de presentatie aan dat hij een relevant bijdrage levert aan de taak. Competentie 7: - De doelgroep, missie, visie en doel van de droomorganisatie zijn helder geformuleerd. - De student geeft een algemeen inzicht in de financiering van de organisatie. - De SWOT-analyse is gebaseerd op een concurrentieanalyse en klantanalyse. - De keuze voor een organisatiestructuur is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. - De keuze voor een organisatiecultuur is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. - In de presentatie wordt een helder beeld geschetst van de organisatiecultuur. Competentie 8a: - De gekozen werkwijze met cliënten is geschikt om aan de doelen te werken. - De keuze voor de inzet van muzisch ludische media is passend bij de organisatie (bijv. werkwijze, visie). - De functiebeschrijvingen zijn concreet. - De gepropageerde stijl van leidinggeven is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. Competentie 8c: - In de presentatie wordt overtuigend naar voren gebracht hoe de organisatie een bijdrage levert aan de kwaliteit van leven van cliënten. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V1WA1B-1 De droomorganisatie Verslag en presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V1WA1B-1 De droomorganisatie Woordenboek in de vreemde taal 5 1 S-route shift 1: P4+slot/bezem week S-route shift 2: P3+P4 F-route: P2+P2 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2013). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. (ISBN: ) - Bassant, J. & Roos, S. de (2010). Methoden voor sociaal-pedagogisch hulpverleners. Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Artikelen worden op Scholar beschikbaar gesteld 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten De student werkt samen in een team. Er wordt een signaal uit de maatschappij opgevangen dat mogelijkheden biedt voor de SPH praktijk. Gezamenlijk wordt er een ondernemingsplan opgesteld voor een fictieve hulpverleningsorganisatie of onderdeel van een organisatie. Dit doe je door intensief met anderen samen te werken in een team. 16: Werkvormen Hoorcolleges en IO lessen 17: Onderwijsperiode 4 of 3 en 2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute 81

82 Titel OWE Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1c (De organisatie) SPH-V1WA1D Working in and from a labour organisation level 1c 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten MLM interventies 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 58,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 81,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving In het eerste jaar leer je door de lessen muzisch-ludische media concrete ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen die je kunt gebruiken om op verschillende manieren contact te maken en te communiceren. Je ontdekt en onderzoekt jouw eigen voorkeuren en grenzen op het gebied van de MLM, experimenteert daarmee en leert hoe je jezelf overtuigend kunt presenteren. Parallel hieraan leer je verschillende mogelijkheden kennen waarop MLM in de praktijk ingezet kan worden. Je ontwikkelt op deze manier een breed handelingsrepertoire met daarbinnen jouw specifieke persoonlijke kwaliteiten. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toets. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 11. Inzetten van muzisch ludische media in de sociaal pedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze Indicatoren / studiegids zijn van toepassing. eisen aan de OWE Competentie 11: - De student laat zien dat hij de feedback van de eerste ontmoeting doelmatig en productief verwerkt heeft. - De gekozen ML-activiteit heeft een meerwaarde in relatie met contact maken. - De student laat de verbinding zien tussen de doelgroep, de gekozen activiteit en de theorie. - De student zet verleidingstechnieken in en/of gebruikt animatietechnieken om de deelnemers te beïnvloeden. - De student representeert (staat voor) het eigen werk. - De student neemt waar wat er in de groep/of met het individu gebeurt tijdens de activiteit en stemt af. - De student kijkt terug op de voorbereiding en uitvoering van de activiteit en de keuzes die daarin gemaakt zijn. 82

83 - De student kijkt terug op de uitgevoerde MLM activiteit t.a.v. sterke- en ontwikkelpunten. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V1WA1D- 2 De ontmoeting Presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V1WA1D- 2 De ontmoeting S-route shift 1: P4+slot/Bezem week S-route shift 2: P3+P4 F-route: P2+P2 13: Verplichte literatuur - Rosmalen, J. van. (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk (2e druk). Houten: Bohn Stafleu van Lochem. (ISBN: ) - Behrend, D. & Jellema, M. (2017). Muzisch-agogische methodiek - Muzisch interveniëren in het sociaal werk. (6e herziene druk). Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Visser, J. (2015). Effectief werken met groepen. Katwijk aan Zee: Panta Rhei. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student neemt deel aan de MLM lessen. Hierbij maakt de student kennis met de verschillende media, waarbij de student zich oriënteert op zijn/haar voorkeuren, talenten en grenzen en de mogelijkheden om de MLM in te zetten in de hulpverlening en bij het maken van contact en communiceren. Voor de toets voert de student een MLM activiteit uit voor (een deel) van de lesgroep en de beoordelaar. 16: Werkvormen Praktijktraining, werkcolleges, werkgroepen, zelfstudie 17: Onderwijsperiode 4 of 3 en 2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 1a SPH-V1PO1A Professional Development level 1a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 1 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Integrale toets deel A - Presentatie: Ik als toekomstige ludisch-agogisch professional 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 26 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 114 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie toets plaats. In deze toets wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen 83

84 grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V1PO1A-3 Integrale toets deel A: Ik als toekomstig muzisch agogisch professional Code V1PO1A-3 Naam (deel)tentamen Integrale toets deel A: Ik als toekomstig muzisch agogisch professional Tentamen: Integrale toets deel A: Ik als toekomstige ludisch-agogisch professional De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 9: - De student maakt duidelijk, hoe zijn persoonlijke kenmerken invloed hebben op zijn beginnend ludisch-agogische houding. - De student reflecteert op een leerervaring met behulp van een reflectiemethode. - De student benoemt en onderbouwt 2 leerdoelen die voortkomen uit de reflectie. - De student maakt duidelijk, welke persoonlijke normen en waarden invloed hebben op zijn ludisch-agogische houding. - De student benoemt de verschillen in normen en waarden met betrekking tot één beroepsrelevant onderwerp. - De student noemt wat hij belangrijke elementen vindt binnen de hulpverlening en onderbouwt dit met voorbeelden. Toetsvorm Presentatie + criterium gericht interview Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment S-route: P2+P3 F-route: P4+P1 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho. (ISBN: ) - Geenen, M-J. (2010). Reflecteren: Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Pilot, A., Hout-Wolters, B. van, Jongepier, P., Ginkel, S. van & Scheijen, W. (2016) Studeer effectief. (3e druk). Houten: Noordhoff Uitgevers. (ISBN: ) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en beroepseisen en persoonlijke kwaliteiten te integreren ten behoeve van goed hulpverlenerschap. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 1 en 2 en 3(*) en 4(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute 84

85 Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 1b SPH-V1PO1F Professional Development level 1b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, voltijd. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 1 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Logboek en verslag Mijn eerste praktijk 6: Studiepunten, 10 stp / 280 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 20,25 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 197,75 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 62 Totaal aantal sbu 280 7: Samenhang De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie toets plaats. In deze toets wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Tentamen: Integrale toets, deel B: Mijn eerste praktijk. Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie 1. Contact maken en analyseren 2. Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3. Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. Factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. Samenwerken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 7. Beheersmatige activiteiten verrichten/ organisatorische voorwaarden creëren en bewaken 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 9. Eigen professionaliteit ontwikkelen 11. Inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Integrale toets, deel B: Mijn eerste praktijk. De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en De student beschrijft hoe hij vanuit de visie van de praktijkinstelling gehandeld heeft. - De student onderbouwt zijn manier van contact maken met de ander, met behulp van in de opleiding en/of in praktijkinstelling geleerde concepten, zoals methodes en theorieën. - Met betrekking tot zijn handelen, beschrijft de student onderbouwde leerdoelen voor wat hij als de belangrijkste verbeteringen beschouwt. - Met betrekking tot de organisatie van zijn werk geeft de student onderbouwde leerdoelen ter verbetering. 85

86 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V1PO1F-1 Integrale toets deel B: Mijn eerste praktijk Code V1PO1F-1 Naam (deel)tentamen Integrale toets deel B: Mijn eerste praktijk - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituaties worden de consequenties voor het sociaalpedagogisch handelen bij een andere, zelfgekozen doelgroep beschreven en conceptueel onderbouwd. - Voor de doelgroep van de instelling worden relevante trends en ontwikkelingen die het hulpverlenen aan, voor en met de cliënt beïnvloeden beschreven. Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Verslag 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - S-route: P4+Bezem 10 1 week F-route: P2+P3 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho. (ISBN: ) - Geenen, M-J. (2010). Reflecteren: Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Coutinho. (ISBN: ) - Pilot, A., Hout-Wolters, B. van, Jongepier, P., Ginkel, S. van & Scheijen, W. (2016) Studeer effectief. (3e druk). Houten: Noordhoff Uitgevers. (ISBN: ) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee naar de praktijk zo vindt het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. Met behulp van deze praktijkervaringen en reflectie werkt de student toe naar een grondige casusanalyse. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode Periode 3,4 en 1, 2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Onderwijseenheden SPH-Plus, niveau 1, studiejaar 1 Methodisch hulpverlenen niveau 1: Beroepsoriëntatie A Titel OWE SPH-P1MB1A Methodical social work level 1: Career orientation A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets doelgroepen 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 50,5 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 33,5 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 56 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal (het microniveau). De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn 86

87 groep of systeem (het mesoniveau). In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft (het macroniveau). 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een meerdaagse Bivak plaats, waarin je kennis met docenten, medestudenten, je toekomstige leeromgeving en de opzet van de studie maakt. Deze onderwijseenheid stelt de ontwikkeling van mensen en de oriëntatie op het beroep centraal: hiervoor schrijft de student een rapportage over de ontwikkeling van een kind op een gekozen ontwikkelaspect en de mogelijke beïnvloeding hiervan door risico- en beschermende factoren (waaronder de opvoeding) op microniveau, waarbij de student gegevens door middel van interview weet te achterhalen. De student kent basisgespreksvaardigheden en kan dit in het interview toepassen. De student doet kennis op over het beroep SPH en bijbehorende werkvelden, de huidige visie op hulpverlenen en van kenmerkende problematieken van doelgroepen waar een SPH er mee werkt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Aan het begin van de studie wordt de literatuur in de moedertaal aangeboden. Het onderwijs wordt zowel in het Nederlands als in het Duits uitgevoerd. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt analyseren. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Kennistoets doelgroepen Cognitief aspect van de volgende competenties wordt in de kennistoets getoetst: Indicatoren / Competentie, 1c eisen aan de OWE In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Jeugd en kind - Verstandelijk beperkten - Chronisch zieken en lichamelijk beperkten - Dak- en thuislozen - Psychiatrische patiënten - Justitiabelen - Verslavingszorg - Etnische groepen 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MB1A-1 Doelgroepen Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1MB1A-1 Doelgroepen Woordenboek in de vreemde taal 5 1 P1+P2 13: Verplichte literatuur Nederlandstalige studenten: - Bassant, J. & Bassant-Hensen, M. (2010). Mensenwerk. Oriëntatie op doelgroepen in het sociaal werk. Bussum, uitgeverij Coutinho. (ISBN: ) Duitstalige studenten: - Collegedictaten op Scholar 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie, bivak 16: Werkvormen Hoorcolleges, zelfstudie, stage, bivak 17: Onderwijsperiode 1 Methodisch hulpverlenen niveau 1: beroepsoriëntatie B Titel OWE SPH-P1MB1B Methodical social work level 1: Career orientation B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Ontwikkelingsrapport 87

88 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 57,75 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 26,25 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 56 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal (het microniveau). De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem (het mesoniveau). In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft (het macroniveau). 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Ontwikkelingsrapport geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene omschrijving Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een meerdaagse Bivak plaats, waarin je kennis met docenten, medestudenten, je toekomstige leeromgeving en de opzet van de studie maakt. Deze onderwijseenheid stelt de ontwikkeling van mensen en de oriëntatie op het beroep centraal: hiervoor schrijft de student een rapportage over de ontwikkeling van een kind op een gekozen ontwikkelaspect en de mogelijke beïnvloeding hiervan door risico- en beschermende factoren (waaronder de opvoeding) op microniveau, waarbij de student gegevens door middel van interview weet te achterhalen. De student kent basisgespreksvaardigheden en kan dit in het interview toepassen. De student doet kennis op over het beroep SPH en bijbehorende werkvelden, de huidige visie op hulpverlenen en van kenmerkende problematieken van doelgroepen waar een SPH er mee werkt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Het onderwijs wordt zowel in het Nederlands als in het Duits uitgevoerd. 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/ het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 7. beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden: De voor sociaal pedagogische hulpverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. 11: Beoordelingscriteria Deeltentamen: Ontwikkelingsrapport Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 1b: - De algemene cliëntbeschrijving bevat voldoende relevante gegevens over de cliënt. - Het theoretisch kader van het gekozen ontwikkelaspect is in eigen woorden concreet en volledig beschreven in de inleiding. 88

89 - Het theoretisch kader van beschermende en risicofactoren (waaronder opvoeding) is in eigen woorden concreet en volledig beschreven in de inleiding. - Voor het gekozen ontwikkelaspect is relevant gedrag van het kind beschreven in de resultaten. - De door de ouders genoemde beschermende en risicofactoren (op microniveau) zijn voldoende concreet beschreven in de resultaten. Competentie 1c: - De bevindingen in de resultaten over het ontwikkelingsniveau van het kind zijn onderbouwd met vakliteratuur in de conclusie. - De bevindingen in de resultaten over de beschermende en risicofactoren (waaronder de opvoedingsstijl) worden onderbouwd met vakliteratuur in de conclusie. - De (mogelijke) samenhang tussen ontwikkelingsniveau en beschermende en risicofactoren (waaronder de opvoedingsstijl) wordt concreet benoemd in de conclusie. - De structuur van de fases van de Cyclus voor praktijkonderzoek zijn zichtbaar aanwezig in lay-out en inhoud in de juiste volgorde. Competentie 7: - De onderzoeksinstrumenten die ingezet zijn, zijn beschreven in de methode. - In de methode is beschreven hoe de student zorgvuldig is omgegaan met de privacy van het gezin. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MB1B-1 Ontwikkelingsrap Verslag 1 Cijfer 5,50 port P1MB1B-2 Taalvaardigheid* Kennistoets Geen Voldaan/niet Voldaan voldaan P1MB1B-3 Bivak** Deelnameplicht 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1MB1B-1 Ontwikkelingsrap Woordenboek in de vreemde taal 1 P1+P2 port 5 P1MB1B-2 Taalvaardigheid* - 0 P1+P2 P1MB1B-3 Bivak** - 0 P1 13: Verplichte literatuur Duitstalige studenten: - Berk, L.E. (2011). Entwicklungspsychologie. München: Pearson Studium. - Pallasch, W. & Köln, D. (2002) Pädagogisches Gesprächstraining. Weinheim und München: Juventa. - Trenczek, Th., Tammen, B., Behlert, W. (2011). Grundzüge des Rechts: Studienbuch für Soziale Berufe. München: Ernst Reinhardt - Artikelen en uittreksels op Scholar Nederlandstalige studenten: - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011) Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten - Bunthof, A., Visscher, Y.M. (2013). Mens en recht. Noordhoff Uitgevers B.V - Donk, B. v., & Lanen, C. v. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Feldman, R.S, (2012). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education Benelux. - Lang, G & Molen, H.T. van der (2012) Psychologische gespreksvoering. Nelissen: Soest - Rosmalen, J. van (2012). Woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaal agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Artikelen en uittreksels op Scholar 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student legt contact met een gezin, neemt een interview af, verwerkt en analyseert de gegevens, rapporteert. 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO lessen, vaardighedentraining 17: Onderwijsperiode 1 (*) Voor de toets Taalvaardigheid kan geen vrijstelling worden verkregen (zie paragraaf 4.7 in deel 1 van deze studiegids). (**) De student kan er voor kiezen in plaats van deel te nemen aan de Bivak een vervangende opdracht uit te voeren. 89

90 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: De agogische cyclus A SPH-P1MA1D Methodical social work level 1: the agogic cycle A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen. 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets levenslooppsychologie 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 43,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 84,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 82 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid: beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. Tijdens de stage gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Toepassing Ludiektheorie plaats. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving De student maakt kennis met de agogische cyclus en doorloopt in de opdracht de eerste drie fases van de agogische cyclus (oriëntatie, diagnose, planning) d.m.v. het opstellen van een cliëntdossier incl. handelingsplan voor een individueel gekozen cliënt. Hierbij leert de student observeren als methode voor dataverzameling. De student maakt kennis met de concepten van hulpbronnengericht werken en past deze in zijn handelingsplan toe. Binnen deze onderwijseenheid breidt de student zijn basisgespreksvaardigheden en regulerende vaardigheden uit. Tevens verdiept hij zich verder in de levensloopontwikkeling van (gezonde) mensen. Een nadruk binnen deze OWE ligt op het verwerven van kennis over psychopathologie. Hiermee wordt de oriëntatie op de doelgroepen van SPH verdiept. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voor aanvang van de OWE vindt er een Themadag Inleiding in de leefwereldoriëntatie plaats. De OWE wordt voor Duitse studenten in het Nederlands aangeboden. Nederlandse studenten doorlopen alles in de Duitse taal. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Levenslooppsychologie Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 1d, 2a, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Baby - Peuter/kleuter - Schooltijd - Adolescenten - Jongvolwassenen - Middelbare leeftijd - Ouderdom 90

91 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MA1D-1 Levenslooppsyc Kennistoets 1 Cijfer 5,50 hologie Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1MA1D-1 Levenslooppsyc Woordenboek in de vreemde taal hologie 7,5 1 P2+P3 13: Verplichte literatuur Nederlandstalige studenten - Berk, L.E. (2005). Entwicklungspsychologie. München: Pearson Studium. Duitstalige studenten: - Feldmann, R. (2009). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education Benelux B.V. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO-onderwijs, praktijk. Het zelfstandig leren, zelfstudie genaamd, beslaat een groot deel van de studiebelasting. Zelfstudie houdt niet alleen het theoretisch verwerken van de inhoud, maar ook de praktische omzetting en het bijbehorende experimenteren met het creatieve vak in. 17: Onderwijsperiode 2 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: De agogische cyclus B SPH-P1MA1B Methodical social work level 1: the agogic cycle B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen. 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Cliëntdossier 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 36,75 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 73,25 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 30 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid: beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. Tijdens de stage gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene omschrijving De student maakt kennis met de agogische cyclus en doorloopt in de opdracht de eerste drie fases van de agogische cyclus (oriëntatie, diagnose, planning) d.m.v. het opstellen van een cliëntdossier incl. handelingsplan voor een individueel gekozen cliënt. Hierbij leert de student observeren als methode voor dataverzameling. De student maakt kennis met de concepten van hulpbronnengericht werken en past deze in zijn handelingsplan toe. 91

92 Binnen deze onderwijseenheid breidt de student zijn basis gespreksvaardigheden en regulerende vaardigheden uit. Tevens verdiept hij zich verder in de levensloopontwikkeling van (gezonde) mensen. Een nadruk binnen deze OWE ligt op het verwerven van kennis over psychopathologie. Hiermee wordt de oriëntatie op de doelgroepen van SPH verdiept. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voor aanvang van de OWE vindt er een Themadag Inleiding in de leefwereldoriëntatie plaats. De OWE wordt voor Duitse studenten in het Nederlands aangeboden. Nederlandse studenten doorlopen alles in de Duitse taal. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: verslag cliëntdossier De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 1c: - De beschrijving van de cliëntsituatie wordt onderbouwd vanuit de levenslooppsychologie. - Het cliëntendossier bevat relevante informatie over de leefwereld van de cliënt. - Het cliëntendossier wordt proportioneel ondersteund door observatiegegevens. - Het cliëntendossier bevat een concrete (probleem)situatie van de cliënt. - Het cliëntendossier bevat een heldere beschrijving van de hulpbronnen van de cliënt. - De analyse van de cliëntsituatie wordt onderbouwd vanuit beroepsrelevante literatuur. Competentie 1d: - De hulpvraag komt logisch voort uit de probleemsituatie. Competentie 2a: - Het doel vloeit logisch voort uit de hulpvraag. - Het korte-termijn doel is SMART geformuleerd. Competentie 2b: - Het plan van aanpak is afgestemd op de (probleem)situatie van cliënt. - Het plan van aanpak sluit logisch aan op het geformuleerde doel. - Het plan van aanpak maakt gebruik van de mogelijkheden van de cliënt. - Het plan van aanpak bevat informatie over de activiteiten, middelen, personen en plaatsen. - De activiteiten en interventies in het plan van aanpak zijn geschikt om het doel te realiseren. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MA1B-1 Cliëntdossier Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment P1MA1B-1 Cliëntdossier Woordenboek in de vreemde taal 5 1 P2+P3 13: Verplichte literatuur Nederlandstalige studenten: - Hammer, M., Plöβ, I. (2013). Irre verständlich. Menschen mit psychischer Erkrankung wirksam unterstützen. Psychiatrie Verlag. Köln. ISBN-13: Artikelen en uittreksels Scholar. Duitstalige studenten: - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., Van Piere, M. (2016). Psychiatrie voor de sociaal werker. Bohn Stafleu van Loghem, Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student analyseert de leefwereld van een cliënt of andere mensen en de aanwezige hulpbronnen en problemen uit zijn stage of omgeving. Daarbij gebruikt hij 92

93 ter ondersteuning eigen observaties in het contact met de cliënt of andere mensen: De student formuleert op basis van de hulpvraag een kortetermijndoelstelling en ontwerpt een plan van aanpak dat samenhangt met de kortetermijndoelstelling en rekening houdt met de situatie van de cliënt respectievelijk andere mensen. Hierbij worden alvast de eerste stappen voor de evaluatie bedacht. 16: Werkvormen Hoorcolleges over de levenslooppsychologie en verschillende psychopathologische ziektebeelden; IO groepsbijeenkomsten. In deze lesuren wordt er onder begeleiding van een docent gewerkt aan een eindopdracht; training van de vaardigheden als ondersteunende les waarin basale gesprekstechnieken en regulerende vaardigheden worden geoefend. Het zelfstandig leren, zelfstudie genoemd, neemt een groot deel van de studiebelasting in beslag. Bij de zelfstudie hoort niet alleen de theoretische verwerking van de lesinhoud, maar ook de praktische omzetting en het bijbehorende experimenteren. 17: Onderwijsperiode 2 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: De hulpverlener als instrument A SPH-P1MH1C Methodical social work level 1: The social worker as instrument A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychopathologie 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 53,25 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 43,75 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 43 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene De SPH-er heeft geen andere hulpmiddelen dan zijn eigen kennis, inzichten, omschrijving houding, vaardigheden en het gedrag wat hij hiermee stuurt. De hulpverlener is zijn eigen instrument. Dit doet hij bijvoorbeeld door naar een cliënt toe te gaan en een gesprek aan te knopen als hij merkt dat de cliënt met een probleem worstelt. Of hij doet juist een aantal stappen terug, wanneer hij merkt dat de cliënt ruimte nodig heeft. Hij kan een cliënt die over een grens is heengegaan uitfoeteren, confronteren of complimenteren; afhankelijk van wat de situatie vraagt en onafhankelijk van zijn eigen emoties op dat moment. In deze onderwijseenheid leert de student oog te krijgen voor hoe dit proces in zijn werk gaat. Hierbij ligt het accent op de positie en rol die hij inneemt als hulpverlener: de hulpverlener bepaalt welke rol passend is bij een hulpvraag en situatie van een individuele cliënt. Houdingsaspecten zijn daarbij belangrijk: de student leert werken met de begrippen afstand & nabijheid, grenzen stellen en territorium en weet hiermee in het hulpverleningsproces met een individuele cliënt om te gaan. Ook leert de student vanuit de dialogiserende houding te werken en een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de cliënt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Professionele ontwikkeling plaats. Deze OWE wordt in het Duits aangeboden. 93

94 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1b, 2a, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - DSM en BioPsychoSociaal model - ADHD en gedragsstoornissen - Autismespectrumstoornissen - Stemmings- en angststoornissen 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MH1C-1 Psychopathologi Kennistoets 1 Cijfer 5,50 e 1 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1MH1C-1 Psychopathologi Woordenboek in de vreemde taal e P3+P4 13: Verplichte literatuur Duitstalig: - Hammer, M., Plöβ, I. (2013). Irre verständlich. Menschen mit psychischer Erkrankung wirksam unterstützen. Psychiatrie Verlag. Köln. ISBN-13: Zimbardo, G. P., Gerrig, R. J. (2008). Psychologie. 18. Aufl. Pearson. München. S Artikelen en uittreksels Scholar. Nederlandstalig: - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., Van Piere, M. (2016). Psychiatrie voor de sociaal werker. Bohn Stafleu van Loghem, Houten. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges psychopathologie 17: Onderwijsperiode 3 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 1: De hulpverlener als instrument B SPH-P1MH1B Methodical social work level 1: The social worker as instrument B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Gespreksvaardigheden 6: Studiepunten, 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 27 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 13 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 30 Totaal aantal SBU 70 7: Samenhang In het eerste leerjaar (niveau 1) van de opleiding staat de directe hulpverlening aan een cliënt centraal. De student oriënteert zich allereerst op de cliënten en het beroep in de onderwijseenheid; beroepsoriëntatie. In de tweede periode staat de agogische cyclus centraal en formuleert de student in dialoog met de cliënt een hulpvraag en doelen. Tevens bepaalt hij samen met de cliënt op welke wijze aan die doelen gewerkt wordt. In de derde periode gaat de student in op de verschillende rollen die hij kan innemen en vraagt zich telkens af welke rol het meest passend is bij de hulpvraag en situatie van een cliënt. Daarnaast maakt een SPH-er gebruik van zichzelf (als instrument) bij het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt en het hulpverleningsproces. In het tweede leerjaar ligt de focus op de cliënt binnen zijn groep of systeem. In het derde leerjaar verschuift het accent naar het netwerk van de cliënt en de maatschappij waarbinnen hij leeft. 94

95 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene De SPH-er heeft geen andere hulpmiddelen dan zijn eigen kennis, inzichten, omschrijving houding, vaardigheden en het gedrag wat hij hiermee stuurt. De hulpverlener is zijn eigen instrument. Dit doet hij bijvoorbeeld door naar een cliënt toe te gaan en een gesprek aan te knopen als hij merkt dat de cliënt met een probleem worstelt. Of hij doet juist een aantal stappen terug, wanneer hij merkt dat de cliënt ruimte nodig heeft. Hij kan een cliënt die over een grens is heengegaan uitfoeteren, confronteren of complimenteren; afhankelijk van wat de situatie vraagt en onafhankelijk van zijn eigen emoties op dat moment. In deze onderwijseenheid leert de student oog te krijgen voor hoe dit proces in zijn werk gaat. Hierbij ligt het accent op de positie en rol die hij inneemt als hulpverlener: De hulpverlener bepaalt welke rol passend is bij een hulpvraag en situatie van een individuele cliënt. Houdingsaspecten zijn daarbij belangrijk: de student leert werken met de begrippen afstand & nabijheid, grenzen stellen en territorium en weet hiermee in het hulpverleningsproces met een individuele cliënt om te gaan. Ook leert de student vanuit de dialogiserende houding te werken en een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de cliënt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Professionele ontwikkeling instelling plaats. Deze OWE wordt in het Duits aangeboden. 10: Competenties 1a. Doelgericht vormgeven en hanteren van de relatie met de cliënt en het 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE cliëntsysteem. De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 1a: - De inleiding van het gesprek is afgestemd op de cliënt en stelt de cliënt zijn gemak ( meet, greet en seat ) - De inleiding van het gesprek geeft duidelijkheid gegeven over duur en doel van het gesprek - De gekozen gespreksstrategie uit het Gespreksmodel is passend bij de gesprekssituatie - De structuur van het gesprek (opening, middenstuk en afsluiting) is helder 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1MH1B-1 Gespreksvaardi Performancetoets 1 Cijfer 5,50 gheden Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1MH1B-1 Gespreksvaardi Woordenboek in de vreemde taal gheden 2,5 1 P3+P4 13: Verplichte literatuur Duitstalige studenten: - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten. - Pallasch, W. & Köln, D. (2002). Pädagogische Gesprächstraining. Juventa; Weinheim und München. Nederlandstalige studenten: - Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Bohn Stafleu van Loghum: Houten. - Lang, G. & Molen, T. v. (2008). Psychologische gespreksvoering. Soest: Boom/Nelissen. 95

96 14: Software Scholar 15: Activiteiten Gespreksvaardigheden worden getraind op stage. 16: Werkvormen Gespreksvaardighedentraining 17: Onderwijsperiode 3 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1a Titel OWE (De organisatie) SPH-P1WA1E Working in and from a labour organisation level 1a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Tentamen organisatiekunde 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 21 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 64 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 55 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Leerdoelen op niveau 1 zijn: - De student is in staat maatschappelijk relevante signalen op te pakken en analyseren - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie - De student is in staat werkwijzen te kiezen die passen bij het beleid van de instelling. - De student is in staat personeelsbeleid te ontwikkelen dat past binnen het hulpverleningsbeleid van de instelling. - De student is in staat om bij het ontwikkelen van beleid uit te gaan van de kwaliteit van leven van cliënten - De student heeft kennis over organisatie culturen en -structuren en communicatiewegen - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Bij de kennistoets organisatiekunde bestudeer je verschillende theoretische aspecten van het werken in en vanuit een arbeidsorganisatie. Je doet kennis op van verschillende theorieën met betrekking tot motivatie, personeelswerving en -selectie, overleggen, macht en leiderschap, organisatiestructuren en -culturen. Je kennis van deze thema s is ondersteunend aan het werken aan de toets Droomorganisatie, waarbij je voor een specifieke SPH-doelgroep een fictieve hulpverleningsorganisatie ontwikkelt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid wordt een themadag met het thema ondernemerschap aangeboden. Deze OWE wordt in het Nederlands aangeboden. 10: Competenties 7. beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 96

97 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Organisatiekunde Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 7 In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Individu en organisatie - Inpassen en motiveren - Doelmatig samenwerken en overleggen - Macht en leiding - Organisatiestructuur - Organisatiecultuur 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1WA1E-1 Organisatiekunde Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1WA1E-1 Organisatiekunde Woordenboek in de vreemde taal P Bezemweek 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2013). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Zelfstudie 16: Werkvormen Hoorcolleges en werkcolleges 17: Onderwijsperiode 4 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1b Titel OWE (De organisatie) SPH- P1WA1D Working in and from a labour organisation level 1b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Verslag en presentatie: De Droomorganisatie 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 34,25 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 49,75 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 56 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Leerdoelen op niveau 1 zijn: - De student is in staat maatschappelijk relevante signalen op te pakken en analyseren - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie - De student is in staat werkwijzen te kiezen die passen bij het beleid van de instelling. - De student is in staat personeelsbeleid te ontwikkelen dat past binnen het hulpverleningsbeleid van de instelling. - De student is in staat om bij het ontwikkelen van beleid uit te gaan van de kwaliteit van leven van cliënten - De student heeft kennis over organisatie culturen en -structuren en communicatiewegen 97

98 - De student heeft kennis van arbeidsomstandigheden, werving en selectie en verantwoordelijkheden binnen een organisatie 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamen: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene omschrijving Door middel van het volgen van de lessen en het werken aan de groepsopdracht Droomorganisatie oriënteer je je op niveau 1 op het werken in en vanuit een arbeidsorganisatie. Zelfstandig ondernemen is in de hulpverlening, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, toegenomen. Je springt hierop in door in samenwerking met klasgenoten voor een specifieke SPH-doelgroep een fictieve hulpverleningsorganisatie te ontwikkelen: een droomorganisatie. Je neemt signalen waar van tekortschietende hulp, onderzoekt deze signalen en maakt met behulp van de theorie over organisatiekunde en ontwerp voor een organisatie die deze hulp wel biedt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid wordt een themadag met het thema ondernemerschap aangeboden. Deze OWE wordt in het Nederlands aangeboden. 10: Competenties 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 5a. In een (al dan niet multidisciplinair) teamverband professioneel samenwerken met medewerkers, vrijwilligers en/of functionarissen zowel binnen als ook buiten de eigen arbeidsorganisatie. 7. beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 8a. In en vanuit de arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de uitvoering van het sociaal pedagogisch hulpverleningsbeleid van de instelling. 8c. vanuit SPH-perspectief een bijdrage leveren aan de zorg voor de kwaliteit van de hulpverlening. 12b. Overeenkomsten en verschillen in de culturele, vakinhoudelijke, juridische en/of organisatorische context van het beroep in Duitsland en in Nederland herkennen en inzichtelijk maken. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: De droomorganisatie De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 4a: - Er is een actueel signaal beschreven dat problemen geeft of mogelijkheden biedt voor cliënten. - De analyse van het signaal is systematisch uitgevoerd. Competentie 5a: - De student toont in het verslag aan dat hij een relevante bijdrage levert aan de taak. - De student toont in de presentatie aan dat hij een relevant bijdrage levert aan de taak. Competentie 7: - De doelgroep, missie, visie en doel van de droomorganisatie zijn helder geformuleerd. - De student geeft een algemeen inzicht in de financiering van de organisatie. - De SWOT-analyse is gebaseerd op een concurrentieanalyse en klantanalyse. - De keuze voor een organisatiestructuur is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. - De keuze voor een organisatiecultuur is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. - In de presentatie wordt een helder beeld geschetst van de organisatiecultuur. 98

99 Competentie 8a: - De gekozen werkwijze met cliënten is geschikt om aan de doelen te werken. - De keuze voor de inzet van muzisch ludische media is passend bij de organisatie (bijv. werkwijze, visie). - De functiebeschrijvingen zijn concreet. - De gepropageerde stijl van leidinggeven is overtuigend onderbouwd met literatuur over organisatiekunde. Competentie 8c: - In de presentatie wordt overtuigend naar voren gebracht hoe de organisatie een bijdrage levert aan de kwaliteit van leven van cliënten. Competentie 12b: - Het signaal wordt inzichtelijk beschreven aan de hand van Duitse en de Nederlandse voorbeelden. - In het ontwerp van de organisatie wordt onderbouwd beschreven op welke kant van de grens de organisatie zich richt. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1WA1D-1 De droomorganisatie Verslag en presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1WA1D-1 De Woordenboek in de vreemde taal P droomorganisatie Bezemweek 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2013). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers - Bassant, J. & Roos, S. de (2010). Methoden voor sociaal-pedagogisch hulpverleners. Bussum: Coutinho. - Artikelen worden op Scholar beschikbaar gesteld 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten De student werkt samen in een team. Er wordt een signaal uit de maatschappij opgevangen dat mogelijkheden biedt voor de SPH praktijk. Gezamenlijk wordt er een ondernemingsplan opgesteld voor een fictieve hulpverleningsorganisatie of onderdeel van een organisatie. Dit doe je door intensief met anderen samen te werken in een team. 16: Werkvormen Hoorcolleges en IO lessen 17: Onderwijsperiode 4 Titel OWE Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 1c (De organisatie) SPH-P1WA1B Working in and from a labour organisation level 1c 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten MLM interventies 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 22,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 72,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 45 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken. De professional moet kunnen samenwerken en vanuit de eigen positie op kritische wijze uitvoering geven en een bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau verdiep je je in de organisatie. Op niveau 2 richt je je op de relevante personen en leer je op strategische wijze te communiceren en op het derde niveau ga je bijdragen aan de kwaliteit van de hulpverlening door het beleid te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. 99

100 De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 en 2 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. Je leert (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene In het eerste jaar leer je door de lessen muzisch-ludische media concrete omschrijving ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen die je kunt gebruiken om op verschillende manieren contact te maken en te communiceren. Je ontdekt en onderzoekt jouw eigen voorkeuren en grenzen op het gebied van de MLM, experimenteert daarmee en leert hoe je jezelf overtuigend kunt presenteren. Parallel hieraan leer je verschillende mogelijkheden kennen waarop MLM in de praktijk ingezet kan worden. Je ontwikkelt op deze manier een breed handelingsrepertoire met daarbinnen jouw specifieke persoonlijke kwaliteiten. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Deze OWE wordt in het Nederlands aangeboden. 10: Competenties 11. Inzetten van muzisch ludische media in de sociaal pedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 11: - De student laat zien dat hij de feedback van de eerste ontmoeting doelmatig en productief verwerkt heeft. - De gekozen ML-activiteit heeft een meerwaarde in relatie met contact maken. - Je laat de verbinding zien tussen de doelgroep, de gekozen activiteit en de theorie. - Je zet verleidingstechnieken in en/of gebruikt animatietechnieken om de deelnemers te beïnvloeden. - Je representeert (staat voor) je eigen werk. - Je neemt waar wat er in de groep/of met het individu gebeurt tijdens de activiteit en stemt af. - Je kijkt terug op de voorbereiding en uitvoering van de activiteit en de keuzes die je daarin gemaakt hebt. - Je kijkt terug op de uitgevoerde MLM activiteit t.a.v. sterke- en ontwikkelpunten. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1WA1B-2 De ontmoeting Presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P1WA1B-2 De ontmoeting Woordenboek in de vreemde taal P4+Bezem 5 1 week 13: Verplichte literatuur - Behrend, D. (2008). Muzisch-agogische methodiek: een handleiding. Bussum: Coutinho. - Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (2 e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum 14: Software Scholar 100

101 15: Activiteiten Je neemt deel aan de MLM lessen. Hierbij maak je kennis met de verschillende media, waarbij je je oriënteert op jouw voorkeuren, talenten en grenzen en de mogelijkheden om de MLM in te zetten in de hulpverlening en bij het maken van contact en communiceren. Je bestudeert literatuur en voert zelfstandig opdrachten uit tijdens de werkplaatsuren. Voor de toets De ontmoeting beschrijf je twee MLMwerkwijzen, waarbij je één van deze werkwijzen uitvoert voor een deel van de lesgroep en de beoordelende docent. Na de uitvoering evalueer je deze mondeling. 16: Werkvormen Praktijktraining, werkcolleges, werkgroepen, zelfstudie 17: Onderwijsperiode 4 Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 1a SPH-P1PO1A Professional Development level 1a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 1 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Ik als toekomstige muzisch-agogische professional integrale toets- Deel A 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 55,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 112 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsidentiteit in verband met het Euregiowerkveld inzichtelijk gemaakt. Door de integrale toets en het verband leggen tussen onderwijs en praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de eigen ontwikkeling hierin. 8: Ingangseisen Onderwijs: Geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Integrale toets deel A: Ik als toekomstig ludisch agogisch professional geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene omschrijving De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Professionele ontwikkeling en de bijbehorende praktijkbegeleiding wordt afhankelijk van het thema in het Duits of in het Nederlands aangeboden. 10: Competenties Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 12. euregionaal werken 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen: Ik als toekomstige ludisch-agogisch professional integrale toets- Deel A\ De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 101

102 Competentie 9: - De student maakt duidelijk, hoe zijn persoonlijke kenmerken invloed hebben op zijn beginnend ludisch-agogische houding. - De student reflecteert op een leerervaring met behulp van een reflectiemethode. - De student benoemt en onderbouwt 2 leerdoelen die voortkomen uit de reflectie. - De student maakt duidelijk, welke persoonlijke normen en waarden invloed hebben op zijn ludisch-agogische houding. - De student benoemt de verschillen in normen en waarden met betrekking tot één beroepsrelevant onderwerp. - De student noemt wat hij belangrijke elementen vindt binnen de hulpverlening en onderbouwt dit met voorbeelden. Competentie 12 - De student beschrijft zijn eerste beeld van SPH-werkvelden in het Duits- Nederlandse grensgebied uit, in termen van unieke fenomenen, overeenkomsten of verschillen. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1PO1A-1 Stagecontract Document 1 Voldaan/niet Voldaan voldaan P1PO1A-3 Integrale toets Presentatie en gesprek 1 Cijfer 5,50 deel A: Ik als toekomstig ludisch agogisch professional Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment P1PO1A-1 Stagecontract Woordenboek in de vreemde taal 0 P3 P1PO1A-3 Integrale toets Woordenboek in de vreemde taal P2+P3 deel A: Ik als 7,5 toekomstig 1 ludisch agogisch professional 13: Verplichte literatuur Voor Nederlandse studenten: - Geenen. M-J. (2011). Reflektieren. Bussum: Coutinho. ISBN: Koester, K. (2014). Slim kwadraat=anders: Een discussie- en werkboek Social Work. Amsterdam: SWP. - Rosmalen, J. van (2007). Het woord aan de verbeelding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: Aanvullende artikelen op Scholar. Duitstalige studenten: - Geenen. M-J. (2011). Reflekteren. Bussum: Coutinho. ISBN: Koester, K. (2014). Schlau zum Quadrat =anders: Ein Diskussions- und Arbeitsbuch Social Work. Amsterdam: SWP - Aanvullende artikelen op Scholar. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en zichzelf als instrument te zien De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee naar de praktijk zo vind het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, Stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 1 en 2 Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 1b SPH-P1PO1D Professional Development level 1b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 1 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Logboek en verslag Mijn eerste praktijk integrale toets- Deel B 102

103 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 61 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 107 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang De Professionele Ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen de professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats, dat wil zeggen, wordt de relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol in verband met het Euregiowerkveld inzichtelijk gemaakt. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: geen (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Integrale toets deel B: Casusanalyse geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. 9: Algemene omschrijving De Professionele Ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, Reflectievaardigheden, Beroepsvisie, Rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In periode 3 wordt er een themadag professionele ontwikkeling aangeboden. Professionele ontwikkeling en de bijbehorende praktijkbegeleiding wordt afhankelijk van het thema in het Duits of in het Nederlands aangeboden. 10: Competenties Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie 1. Contact maken en analyseren 2. Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 4. factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. samenwerken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 7. beheersmatige activiteiten verrichten/ organisatorische voorwaarden creëren en bewaken 8. bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 12. euregionaal werken 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen: Mijn eerste praktijk integrale toets- Deel B De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voor studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is, wordt een uitzondering gemaakt op de ontvankelijkheidseis onder e) De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands.. Van deze studenten wordt geen foutloos Nederlands gevraagd. Competentie 1, 2, 4, 5, 7, 8, 11, 12 - De student beschrijft hoe hij vanuit de visie van de praktijkinstelling gehandeld heeft. - De student onderbouwt zijn manier van contact maken met de ander, met behulp van in de opleiding en/of in praktijkinstelling geleerde concepten, zoals methodes en theorieën. - Met betrekking tot zijn handelen, beschrijft de student onderbouwde leerdoelen voor wat hij als de belangrijkste verbeteringen beschouwt. 103

104 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen P1PO1D-1 Integrale toets deel B: Casusanalyse - Met betrekking tot de organisatie van zijn werk geeft de student onderbouwde leerdoelen ter verbetering. - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituaties worden de consequenties voor het sociaalpedagogisch handelen bij een andere, zelfgekozen doelgroep beschreven en conceptueel onderbouwd. - Voor de doelgroep van de instelling worden relevante trends en ontwikkelingen die het hulpverlenen aan, voor en met de cliënt beïnvloeden beschreven. Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Verslag 1 Cijfer 5,50 P1PO1D-2 Stagelogboek Document 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment P1PO1D-1 Integrale toets Woordenboek in de vreemde taal P4+Bezem deel B: 1 week Casusanalyse 7,5 P1PO1D-2 Stagelogboek Woordenboek in de vreemde taal 0 P3 13: Verplichte literatuur Voor Nederlandse studenten: - Geenen. M-J. (2011). Reflektieren. Bussum: Coutinho. ISBN: Koester, K. (2014). Slim kwadraat=anders: Een discussie- en werkboek Social Work. Amsterdam: SWP. - Rosmalen, J. van (2007). Het woord aan de verbeelding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: Aanvullende artikelen op Scholar Duitstalige studenten: - Geenen. M-J. (2011). Reflekteren. Bussum: Coutinho. ISBN: Koester, K. (2014). Schlau zum Quadrat =anders: Ein Diskussions- und Arbeitsbuch Social Work. Amsterdam: SWP - Aanvullende artikelen op Scholar 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert reflecteren en verbanden te leggen tussen studievaardigheden, reflectievaardigheden, vorming van een eigen visie en ontdekt persoonlijke kwaliteiten die bijdrage aan goed hulpverlenerschap. De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee naar de praktijk. Op deze wijze vindt het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. De student leert eveneens in deze OWE praktijksituaties te analyseren met hulp van de inhouden uit het curriculum. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, Stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 3 en 4 Plusprogramma Niveau 1 Titel OWE SPH-P1PP1A Plus programme level 1 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 1, studiejaar 1, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Plusprogramma 4: Centrale beroepstaak Plusprogramma 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 6: Studiepunten, studielast 5 stp 140 sbu 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 12 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 128 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Binnen deze OWE maken eerstejaarsstudenten de eerste stap de verschillen en overeenkomsten tussen Nederland en Duitsland te verkennen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de verschillen binnen de opleidingen SPH en Soziale Arbeit en het 104

105 beroep, culturele verschillen, politieke verschillen (regeringsstelsels), economische verschillen etc. Inzicht hierin is van belang voor wanneer studenten zich op niveau 2 en 3 gaan verdiepen in het recht en de verschillen binnen de zorgstelsels binnen beide landen. Op niveau 1 werkt de student onder verantwoordelijkheid van een docent: van de docent als vertegenwoordiger van de opleiding ontvangt de student de opdracht. De student schrijft een verslag op basis van literatuurstudie. Het verslag wordt binnen het onderwijs stagebegeleiding en PO aangestuurd. Door verschillende thema s leert de student een standpunt in te nemen, te argumenteren en zijn verworven kennis en inzichten te verwoorden. Hierdoor wordt de student in hoge mate door de begeleidende docent en medestudenten ondersteund. De student ontvangt veel instructies, stimulatie en feedback zodat de student weet of hij goed onderweg is. 8: Ingangseisen Onderwijs: De student dient ingeschreven te zijn voor het plusprogramma SPH- Plus van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving De student verdiept zich in thema s zoals sociale zekerheid, geschiedenis, cultuur, economie. Daarnaast gaat de student aan de slag om uit te zoeken wat de verschillen en overeenkomsten in de studieprofielen zijn en in de toekomstige ontwikkelingen daarvan. De geschiedenis van het beroep, het beroepsverschil in de beide landen en toekomstige veranderingen komen ook aan bod. In dit kader wordt geoefend om een eigen standpunt in te nemen, een mening te geven en te beargumenteren. 10: Competenties 12b. Overeenkomsten en verschillen in de culturele, vakinhoudelijke, juridische en/of organisatorische context van het beroep in Duitsland en in Nederland herkennen en inzichtelijk maken. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Plustoets 1 Competentie 12b: - De student beschrijft op basis van literatuur 3 relevante verschillen tussen beide landen. - De student beschrijft op basis van literatuur 3 relevante overeenkomsten tussen beide landen. - De student vergelijkt de opleidingen SPH en Soziale Arbeit. - De student vergelijkt het beroep van de SPH er en de sociaalpedagoog/sociaal werker. - De student verwoordt zijn persoonlijke opvatting over het thema: De hulpverlener als instrument. - De student trekt kritische conclusies uit zijn verrichtingen. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P1PP1A-6 Plustoets 1 Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmo ment P1PP1A-6 Plustoets 1 Woordenboek P4+ 5,0 1 Bezemweek 13: Verplichte literatuur Er worden verschillende artikelen en websites aan studenten aangeboden (via Scholar), daarnaast is het de bedoeling dat de student zelf op zoek gaat naar relevante literatuur. 14: Software N.v.t. 15: Activiteiten Literatuurstudie, argumentatieoefeningen, discussies 16: Werkvormen PO-lessen, stagebegeleidingslessen 17: Onderwijsperiode

106 Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase Conform artikel 3.2 lid 6 en lid 7 en artikel 6.1 lid 2 van de OER Onderwijseenheden voltijd, niveau 2, studiejaar 2 Methodisch hulpverlenen niveau 2: Groepsgericht werken A Titel OWE SPH-V2MG2A Methodical social work level 2: group-based work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychologische stromingen 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek onderwijstijd aanwezig is in SBU: 21 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: 74 Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 45 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang In de onderwijseenheden op niveau 1 wordt aandacht besteed aan het hulpverleningsproces van een cliënt. Daarbij spelen kennis van verschillende visies op gedrag, verstoord gedrag, verschillende methodieken en methoden een rol. In het tweede leerjaar (niveau 2) van de SPH staat de hulpverlening aan de cliënt binnen zijn systeem en bij complexere hulpvragen centraal. Dit betekent dat vanuit een methodiek of benadering methodisch het hulpverleningsproces aan een cliënt binnen zijn systeem en bij complexe problematiek wordt vormgegeven. Groepsgericht werken, kennis van groepsdynamica en het hanteren van beiden in de begeleiding staan centraal. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving In deze OWE leert de student om groepsdynamische processen zodanig te beïnvloeden dat de doelstellingen voor hulpverlening worden bereikt. Daarnaast verdiept hij zich in verschillende psychologische stromingen. De student leert de theorie van de groepsdynamica toe te passen in het werken met groepen. Er wordt actief geëxperimenteerd met het sturen van groepsprocessen en de technieken, interventies en creatieve mindset die daarbij gehanteerd kunnen worden. De student leert hoe hij groepsgesprekken kan begeleiden. Centrale vragen die een rol spelen zijn; Hoe kun je als hulpverlener de dynamiek van de groep gebruiken in een gesprek? Hoe stuur of leid je de groep? Welke relatie en interactiepatronen spelen er? Hierbij wordt telkens een koppeling gelegd tussen de leerinhouden en de toepassing ervan in de praktijksituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1c. vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren 3c. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Psychologische stromingen Cognitief aspect van de volgende competenties wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 2a en 3c In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Behaviorisme - Cognitieve psychologie - Systeemtheorie - Humanistische psychologie - Psychodynamische theorie - Biologische psychologie 106

107 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V2MG2A-1 Psychologische stromingen Code Naam (deel)tentamen VMG2A-1 Psychologische stromingen Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - S-route: 5 1 P1+P2 F-route: P3+P4 13: Verplichte literatuur - Haas, W. de (2014). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Nelissen - Remmerswaal, J. (2013). Handboek groepsdynamica. Een inleiding op theorie en praktijk. Amsterdam: Uitgeverij: Boom/ Nelissen - Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in hulpverlening en opvoeding. Bussum: Coutinho. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student maakt kennis met de zes psychologische stromingen en leert wat deze stromingen inhouden. 16: Werkvormen Hoorcolleges 17: Onderwijsperiode 1 en 3(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Methodisch hulpverlenen niveau 2: Groepsgericht werken B Titel OWE SPH-V2MG2C Methodical social work level 2: group-based work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH- Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen: Groepsgericht werken 4: Centrale beroepstaak Groepsgericht werken 5: (Beroeps)Producten Casustoets Groepsdynamica 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 27 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 68 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 45 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang In de onderwijseenheden op niveau 1 wordt aandacht besteed aan het hulpverleningsproces van een cliënt. Daarbij spelen kennis van verschillende visies op gedrag, verstoord gedrag, verschillende methodieken en methoden een rol. In het tweede leerjaar (niveau 2) van de SPH staat de hulpverlening aan de cliënt binnen zijn systeem en bij complexere hulpvragen centraal. Dit betekent dat vanuit een methodiek of benadering methodisch het hulpverleningsproces aan een cliënt binnen zijn systeem en bij complexe problematiek wordt vormgegeven. Groepsgericht werken, kennis van groepsdynamica en het hanteren van beiden in de begeleiding staan centraal. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). In deze OWE leert de student om groepsdynamische processen zodanig te beïnvloeden dat de doelstellingen voor hulpverlening worden bereikt. De student leert de theorie van de groepsdynamica toe te passen in het werken met groepen. Er wordt actief geëxperimenteerd met het sturen van groepsprocessen en de technieken, interventies en creatieve mindset die daarbij gehanteerd kunnen worden. De student leert hoe hij groepsgesprekken kan begeleiden. Centrale vragen die een rol spelen zijn; Hoe kun je als hulpverlener de dynamiek van de groep gebruiken in een gesprek? Hoe stuur of leid je de groep? Welke relatie en interactiepatronen spelen er? Hierbij wordt telkens een koppeling gelegd tussen de leerinhouden en de toepassing ervan in de praktijksituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en 107

108 praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdracht. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1a. Doelgericht vormgeven en hanteren van de relatie met de cliënt en het cliëntsysteem. 1b. In dialoog met de cliënt / het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt / cliëntsysteem analyseren. 2a. Op basis van een analyse / diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Casustoets Groepsdynamica Indicatoren / eisen aan de OWE De vaardigheden- en de integrale lijn leiden naar de afsluitende casustoets waarin de studenten gevraagd wordt vragen te beantwoorden over een groepssituatie op basis van hun kennis van groepsdynamica en groepsgericht werken en 2 (ter plaatse uitgereikte) wetenschappelijke artikelen. In deze kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Grondslagen groepsdynamica - Groepsprocessen - Groepsvorming en groepsontwikkeling - Communicatie en besluitvorming - Leiding geven aan groepen - Rol van hulpverlener in het groepsgericht werken - Tegengesteld interveniëren volgens de Roos van Leary - Rollen, status en invloed - Creatieve interventies in groepen 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V2MG2C- 1 Groepsdynamica Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V2MG2C- 1 Groepsdynamica S-route: P1+P2 F-route: P3+P4 13: Verplichte literatuur - Haas, W. de (2014). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Nelissen - Remmerswaal, J. (2013). Handboek groepsdynamica. Een inleiding op theorie en praktijk. Amsterdam: Uitgeverij: Boom/ Nelissen - Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in hulpverlening en opvoeding. Bussum: Coutinho. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert de belangrijkste concepten van de groepsdynamica en de rol van de hulpverlener zodat hij invloed uit kan oefenen op groepsprocessen en de dynamiek van groepen kan sturen en leiden. 16: Werkvormen Hoorcollege, training, werkcolleges, groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 1 en 3(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Methodisch hulpverlenen niveau 2: Systeemgericht werken A Titel OWE SPH-V2MS2D Methodical social work level 2: system-based work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Verslag systeemanalyse 108

109 6: Studiepunten, 7,5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 61,5 onderwijstijd aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 45,5 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 103 Totaal aantal SBU 210 7: Samenhang Na het leren kennen van psychologische stromingen in de eerste onderwijseenheid van het 2 e jaar gaat de student zich nu in de systeemtheorie verdiepen en vanuit deze theorie de cliënt benaderen. Tegelijkertijd verdiept deze onderwijseenheid de kennis van het methodisch handelen op niveau 2 door het leren toepassen van een methodiek die het meest passend is voor de cliënt met een specifieke hulpvraag. Deze onderwijseenheid borduurt voort op de reeds door het onderwijs verworven basisgespreksvaardigheden door het verwerven van oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 en 2 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. Je leert (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Binnen de tweede onderwijseenheid op niveau 2 leert de student de systeemtheorie kennen. Hij leert vanuit een systeemgericht perspectief te analyseren en te werken. Bovendien leert hij om vanuit verschillende perspectieven naar eenzelfde probleem te kijken. Met behulp van een cliënt uit zijn praktijk past de student een systeemgerichte analyse toe en ontwikkelt een plan van aanpak. Daarnaast leert de student om onder meer kortdurende oplossingsgerichte gespreksvaardigheden toe te passen in de begeleiding van zijn cliënt. Tevens breidt de student zijn kennis over psychopathologie uit. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Systeemanalyse Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 109

110 Competentie1b: - De student onderbouwt zijn werkwijze in de gevoerde dialoog/ dialogen middels praktijkinzichten en vanuit een theoretisch kader. - Het verslag bevat een volledige beschrijving van de huidige situatie van de cliënt. - Het verslag bevat een heldere beschrijving van de hulpbronnen en belangrijke anderen in de context van de cliënt. Competentie 1c: - De student verleent betekenis aan de verzamelde informatie op basis van systemische inzichten. Competentie 1d: - Er bestaat een inzichtelijk verband tussen het belang van de cliënt, de systeemanalyse en de meerpartijdige hulpvraag. Competentie 2b: - Het verslag bevat een plan van aanpak, gebaseerd op de hulpvraag en de verzamelde informatie waar op basis van systemische inzichten betekenis aan is verleend. Competentie 5b: - In de dialoogbeschrijving wordt helder uiteengezet hoe de student de systeeminzichten, hulpvraag en hypothese heeft gepresenteerd. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V2MS2D-2 Systeemanalyse Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V2MS2D-2 Systeemanalyse - S-route: 7,5 1 P2+P3 F-route: P4+ afsluitingswe ek 13: Verplichte literatuur Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. Jong, P. de & Berg, I.K. (2015). De kracht van de oplossingen (3 e druk). Amsterdam: Pearson Assessment en Information. Nabuurs, M. (2014). Basisboek Systeemgericht werken (2 e druk). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten In de hoorcolleges maak je op basis van de systeemtheorie en het constructivisme uitgebreider kennis met systeemgericht denken en werken. In de groepsbijeenkomsten werk je aan de integrale opdracht onder begeleiding van een docent. Hierbij ga je in dialoog aan de slag met een systeemanalyse en leer je samen met de andere studenten om tot een gefundeerd plan van aanpak te komen. Tevens leer je in een vaardighedentraining als ondersteunend onderwijs de basis van kortdurende oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. In de MLM construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je jezelf als instrument kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 2 en 4(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Methodisch hulpverlenen niveau 2: Systeemgericht werken B Titel OWE SPH-V2MS2B Methodical social work level 2: system-based work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychopathologie 2 110

111 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 10,5 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 76,5 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 53 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang Na het leren kennen van psychologische stromingen in de eerste onderwijseenheid van het 2 e jaar gaat de student zich nu in de systeemtheorie verdiepen en vanuit deze theorie de cliënt benaderen. Tegelijkertijd verdiept deze onderwijseenheid de kennis van het methodisch handelen op niveau 2 door het leren toepassen van een methodiek die het meest passend is voor de cliënt met een specifieke hulpvraag. Deze onderwijseenheid borduurt voort op de reeds door het onderwijs verworven basisgespreksvaardigheden door het verwerven van oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Binnen de tweede onderwijseenheid op niveau 2 leert de student de systeemtheorie kennen. Hij leert vanuit een systeemgericht perspectief te analyseren en te werken. Bovendien leert hij om vanuit verschillende perspectieven naar eenzelfde probleem te kijken. Met behulp van een cliënt uit zijn praktijk past de student een systeemgerichte analyse toe en ontwikkelt een plan van aanpak. Daarnaast leert de student om onder meer kortdurende oplossingsgerichte gespreksvaardigheden toe te passen in de begeleiding van zijn cliënt. Tevens breidt de student zijn kennis over psychopathologie uit. In het tweede jaar leer je door de lessen muzisch-ludische media concrete ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen om gericht ervaringen te creëren, arrangeren en begeleiden. Je onderzoekt hoe je binnen de methodes die gehanteerd worden in praktijk (leer)ervaringen kunt creëren die extra mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Daarbij leer je je eigen professionele kwaliteiten en uitdagingen kennen in het creëren, arrangeren en (bege)leiden van deze ervaringen. Je beschikt zo over een stevig methodisch repertoire binnen een specifiek medium en voldoende persoonlijke overtuigingskracht om te kunnen handelen in de praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: kennistoets psychopathologie 2 Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Persoonlijkheidsstoornissen - Stress, trauma en dissociatie - Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen - Verslavingsproblematiek - Neurocognitieve stoornissen 111

112 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V2MS2B-2 Psychopathologie 2 Code Naam (deel)tentamen V2MS2B-2 Psychopathologie 2 Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - S-route: 5 1 P2+P3 F-route: P4+ P1 13: Verplichte literatuur - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., & Van Piere, M. (2016). Psychiatrie voor de sociaal werker. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software Scholar 15: Activiteiten In de hoorcolleges verbreed je je kennis met betrekking tot psychopathologie. 16: Werkvormen Hoorcolleges, stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 2 en 4(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 2: Complexe hulpverlening A SPH-V2MC2A Methodical social work level 2: complex social work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Verslag interveniëren en evalueren 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 43 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 52 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 45 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Nadat de student zich in dit tweede jaar voor de beroepstaak Methodisch hulpverlenen heeft beziggehouden met onder meer systemisch werken en het inzetten van een methodiek in het hulpverleningsproces, gaat hij/zij zich in deze OWE verdiepen in het uitvoeren en evalueren van een interventie. Dit doet de student in een complexe hulpverleningssituatie met een cliënt waarbij meerdere problemen spelen. Hiervoor maak hij/zij gebruik van eerder verworven kennis en inzichten over verschillende psychologische stromingen, de systeemtheorie en diverse methodes. Ook breidt de student vaardigheden uit in deze OWE en leert hij/zij omgaan met weerstand en agressie. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Het centrale thema In deze OWE is complexe hulpverlening. Daarnaast staan de thema s presentiebenadering en de werkrelatie tussen hulpverlener en cliënt (alliantie) centraal. De student verdiept zich in een cliënt met meerdere problemen (complexe problematiek) en ontwerpt een interventie om een antwoord te kunnen bieden op een bepaalde hulpvraag. Hij geeft zijn rol als hulpverlener vorm vanuit de presentiebenadering en alliantie die hij heeft met de cliënt. De student voert een nulmeting uit, zet een interventie in en evalueert het uiteindelijke resultaat. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 3a. Het ontworpen plan van aanpak voor sociaal pedagogische hulpverlening methodisch uitvoeren en in dialoog bijstellen 3b. De uitvoering evalueren en verantwoorden 112

113 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Interveniëren en evalueren De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 3a - In het cliëntprofiel staat nauwkeurig beschreven waarom de hulpverleningssituatie volgens de student complex is - In het cliëntprofiel is concreet beschreven hoe de student in dialoog met de cliënt de doelen en interventies heeft bepaald. - In het cliëntprofiel staat inzichtelijk beschreven hoe de samenwerkingsrelatie bespreekbaar is gemaakt - In de beschrijving van de alliantiemetingen worden de uitkomsten concreet toegelicht - De doelen en interventies sluiten logisch aan bij de ondersteuningsvraag. - In het interventieplan wordt helder beschreven hoe de theorieën van de alliantie en presentie concreet zijn vormgegeven in het hulpverleningsproces. Competentie 3b: - In de evaluatiebeschrijving worden de uitkomsten van de product-, proces- en alliantie-evaluatie op heldere wijze beschreven - In de evaluatiebeschrijving wordt concreet onderbouwd hoe presentie en alliantie bij kunnen dragen aan het hulpverleningsproces. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V2MC2A-1 Interveniëren en Verslag 1 Cijfer 5,50 evalueren Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment V2MC2A-1 Interveniëren en evalueren S-route: P3+P4 F-route: P1+P2 13: Verplichte literatuur - Ravelli, Alfons et al. (2009). Werken met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Uitgeverij Coutinho. (ISBN: ) - Hoofdstukken en artikelen op Scholar - Publicaties verkrijgbaar via internet 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student verdiept zich in de presentiebenadering en thema s als alliantie, dubbeldiagnostiek, dwang & drang, diversiteit en zingeving. De student leert hoe hij complexe doelgroepen kan begeleiden en welke interventies hij hierbij kan inzetten. De student leert vanuit de MLM originele en bruikbare oplossingen voor complexe begeleidingsvragen te vinden en hanteren. De student gaat vanuit presentie en verbinding in dialoog met een cliënt over de wijze waarop hij de cliënt kan ondersteunen in zijn wens. De student brengt de werkrelatie (alliantie) met de cliënt in beeld, kiest een interventie, voert de interventie uit en evalueert de (effecten van de) interventie en de werkrelatie met de cliënt. verdoet een effectmeting in de praktijk: Bijeenkomsten vanuit de muzisch ludische leerlijn, waarbij vanuit de creatieve vakken een focus ligt op het vinden en hanteren van originele en bruikbare oplossingen voor problemen binnen het vakgebied. 16: Werkvormen Hoorcolleges, trainingen, werkcolleges, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 3 en 1(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 2: Complexe hulpverlening B SPH-V2MC2B Methodical social work level 2: complex social work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Handelingstoets gespreksvaardigheden 113

114 6: Studiepunten, 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 12 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 36 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 22 Totaal aantal sbu 70 7: Samenhang Nadat de student zich in dit tweede jaar voor de beroepstaak Methodisch hulpverlenen heeft beziggehouden met onder meer systemisch werken en het inzetten van een methodiek in het hulpverleningsproces, gaat hij/zij zich in deze OWE verdiepen in het uitvoeren en evalueren van een interventie. Dit doet de student in een complexe hulpverleningssituatie met een cliënt waarbij meerdere problemen spelen. Hiervoor maak hij/zij gebruik van eerder verworven kennis en inzichten over verschillende psychologische stromingen, de systeemtheorie en diverse methodes. Ook breidt de student vaardigheden uit in deze OWE en leer hij/zij omgaan met weerstand en agressie. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Gespreksvaardigheden geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. Het centrale thema In deze OWE is complexe hulpverlening. De student verdiept zich in een cliënt met meerdere problemen (complexe problematiek) en ontwerpt een interventie om een antwoord te kunnen bieden op een bepaalde hulpvraag. Daarbij onderzoekt de student verschillende mogelijke interventies. Eén van deze interventies wordt geselecteerd en onderbouwd vanuit een SPH-methode. Daarna voert de student een nulmeting uit, wordt de interventie ingezet en het uiteindelijke effect gemeten. Zoals dit gebruikelijk is in de agogische cyclus vindt tot slot een evaluatie met de betrokkenen plaats. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 3c. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt 11: Beoordelingscriteria Deeltentamen: Handelingstoets Gespreksvaardigheden Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 3c: - De gehanteerde gespreksvaardigheden zijn afgestemd op de cliënten - De gehanteerde gespreksvaardigheden zijn afgestemd op het doel van het gesprek - Middels passende verbale gespreksvaardigen leidt de student het gesprek. - Middels non-verbale gespreksvaardigheden leidt de student het gesprek. - De houding van de student is niet-wetend - De oplossingsgerichte vaardigheden zijn afgestemd op de cliënten 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V2MC2B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets 1 Cijfer 5,50 V2MC2B-2 Weerbaarheidstraining Deelnameplicht 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V2MC2B-1 Gespreksvaardigheden - S-route: P3+P4 1 F-route: P1+P2 2,5 V2MC2B-2 Weerbaarheidstraining - S-route: P3+P4 0 F-route: P1+P2 13: Verplichte literatuur - Haas, W. de (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Nelissen - Jong, P. & Berg I.K. (2004). De kracht van oplossingen. Amsterdam: Pearson 14: Software Scholar 114

115 15: Activiteiten De student volgt een weerbaarheidstraining waarin hij leert omgaan met weerstand en agressie. Verder oefent hij met gespreksvaardigheden die hij in kan zetten in de begeleiding van cliënten met complexe problematiek. 16: Werkvormen trainingen, werkcolleges, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 3 en 1(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2a Titel OWE (Tactiek en strategie in organisaties) SPH-V2WA2A Working in and from a labour organisation level 2a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, voltijd 3: Beroepstaak / taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Tactische en strategische communicatie 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 60 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 70 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 80 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om signaleren, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorg binnen de organisatie. Op het eerste niveau heeft de student zich verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief vanuit je eigen invloedssfeer bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van zorg binnen de organisatie door stakeholders te identificeren en op tactische en strategische wijze te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nader onderzoeken hoe je voor een doelgroep cliënten op co-creatieve wijze een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de kwaliteit van zorg zowel binnen in de instelling als daarbuiten (zorgnetwerk). Leerdoelen op niveau 2 zijn: - De student is in staat om ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie en in de samenleving te verbinden met ontwikkelingen binnen een organisatie - De student is in staat om een praktijkgericht onderzoek te doen ter verbetering van een gesignaleerd probleem - De student is in staat om tot een gefundeerde aanbeveling te komen die verbonden is met de visie en het beleid van de instelling - De student heeft inzicht in wegen en invloedssferen binnen een organisatie om (beleids)verbeteringen te bewerkstelligen - De student is in staat aanbevelingen bij relevante personen binnen de instelling op een effectieve manier te communiceren 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. De student signaleert problemen en mogelijkheden in een instelling en doet hierover een gefundeerde aanbeveling. Op basis van een kort onderzoek draagt hij oplossingen aan voor het gesignaleerde probleem, in de vorm van een concrete aanbeveling. Die zal hij op een tactische en strategische wijze bij de relevante personen overbrengen, opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert. Deze aanbeveling wordt in de vorm van een presentatie overgebracht. Voor de presentatie wordt het team gesimuleerd door medestudenten. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 115

116 10: Competenties 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 4b. Initiatief nemen tot (preventieve) activiteiten en/of belangenbehartiging n.a.v. deze factoren en ontwikkelingen. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 8b. Vanuit een SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V2WA2A-2 Tactische en strategische communicatie Code V2WA2A-2 Naam (deel)tentamen Tactische en strategische communicatie Tentamen: Tactische en strategische communicatie De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 4a - Het signaal is helder benoemd. - Het signaal is methodisch geanalyseerd. - Uit de signaalbeschrijving blijkt de relevantie voor de instelling/organisatie met betrekking tot kwaliteitsverbetering op micro- en mesoniveau. Competentie 4b - De wijze van presenteren getuigt van inzicht in de eigen invloedssfeer m.b.t. kwaliteitsverbetering van de hulpverlening. Competentie 5b - De student toont in de presentatie dat hij in staat is kritisch mee te denken over het beleid van zijn organisatie en kwaliteitsmanagement (visie, structuur, cultuur). - De presentatievorm sluit aan bij het publiek, is aantrekkelijk en nodigt publiek uit om mee te denken over de aanbeveling. Competentie 8b - De aanbeveling is gebaseerd op de conclusies van het onderzoek en bieden een adequate verheldering of verbetering voor het signaal. - In de presentatie wordt duidelijk dat de aanbeveling tot kwaliteitsverbetering leidt, dit wordt onderbouwd met literatuur en praktijkinzichten. - In de presentatie wordt de aanbeveling helder gecommuniceerd naar betrokken personen. Competentie 10b - Het signaal, het doel, de vraagstelling, de resultaten en de conclusie(s) van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. - Het onderzoek is onderbouwd met relevant literatuur en praktijkinzichten. Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Performance 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - S-route: P4 7,5 1 F-route: P2 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2009): Gedrag in organisaties. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Donk, C. van der, & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Vurst, J., van der. (2008). Effectief beïnvloeden. Houten: Spectrum. - Bijker, J. (2010). Tien beïnvloedingsvaardigheden. Zaltbommel: Thema. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten De student verzamelt informatie n.a.v. een signaal m.b.t. kwaliteit van zorg en analyseert dit. De student voert een klein literatuuronderzoek uit om voor de instelling tot een relevante aanbeveling te komen. De student geeft een samenvatting van de signaalanalyse en het literatuuronderzoek in een schriftelijke onderlegger. De aanbeveling ter kwaliteitsverbetering presenteert de student op tactische en strategische wijze aan een groep medestudenten die zich verplaatsen in de rol van relevante stakeholders binnen de organisatie. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, VC-lessen 17: Onderwijsperiode 4 en 2* (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) 116

117 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2b Titel OWE (Tactiek en strategie in organisaties) SPH-V2WA2D Working in and from a labour organisation level 2b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten MLM interventies 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 42 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 119 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 49 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. In het tweede jaar leer je door de lessen muzisch-ludische media concrete ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen om gericht ervaringen te creëren, arrangeren en begeleiden. Je onderzoekt hoe je binnen de methodes die gehanteerd worden in praktijk (leer)ervaringen kunt creëren die extra mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Daarbij leer je je eigen professionele kwaliteiten en uitdagingen kennen in het creëren, arrangeren en (bege)leiden van deze ervaringen. Je beschikt zo over een stevig methodisch repertoire binnen een specifiek medium en voldoende persoonlijke overtuigingskracht om te kunnen handelen in de praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 11. Inzetten van muzisch ludische media in de sociaal pedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: De verleiding De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze Indicatoren / studiegids zijn van toepassing. eisen aan de OWE Competentie 11: - De student heeft op een doelmatige en productieve wijze feedback verworven en verwerkt. - Je laat zien dat de gekozen ML-activiteit een meerwaarde heeft. - Je laat de verbinding zien tussen de doelgroep, de gekozen activiteit en de theorie. - Je maakt inzichtelijk welke alternatieven je hebt onderzocht. - Je maakt duidelijk waar je ideeën opgedaan hebt. - Je laat verdieping zien in de gekozen activiteit door gebruik te maken van nieuwe inzichten. - Je neemt waar wat er in de groep/of met het individu gebeurt tijdens de activiteit en reageert hierop. - Je kijkt terug op de voorbereiding en uitvoering van de activiteit en de keuzes die je daarin gemaakt hebt. - Je kijkt terug op de uitgevoerde MLM activiteit t.a.v. sterke en ontwikkelpunten. 117

118 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V2WA2D-1 De verleiding Presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment V2WA2D-1 De verleiding - S-route: 7,5 1 P4+Bezem week F-route: P2+P3 13: Verplichte literatuur Boeken: - Behrend, D. (2008). Muzisch-agogische methodiek: een handleiding. Bussum: Coutinho. - Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding (2 e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Visser, J. (2015). Effectief werken met groepen. Katwijk aan Zee: Panta Rhei. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student past de inhoud van het MLM vak toe op de praktijkplek. Daarnaast volgt de student MLM-lessen. In de MLM lessen ontwikkel je (mediumspecifieke) vaardigheden en waardoor je een repertoire opbouwt op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten, gericht op het geheel van methodisch handelen. 16: Werkvormen Praktijktraining, werkcolleges, werkgroepen, zelfstudie 17: Onderwijsperiode 4 en 2(*) (* = bij voldoende deelname voor een februariroute) Professionele Ontwikkeling Niveau 2a Titel OWE SPH-V2PO2D Professional Development level 2a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, voltijd 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele ontwikkeling in het kader van Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Op koers presentatie en gesprek 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 24 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 66 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 50 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO- programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: Studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. 118

119 Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Segment Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Op koers IT Deel A Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V2PO2D-1 Integrale Toets deel A: Op koers - De student verwoordt van tenminste twee SPH-relevante ontwikkelingen/trends hoe deze de interactie met de ander en beleid/organisatie beïnvloeden (micro én mesoniveau). - De student presenteert zijn persoonlijke, onderbouwde beroepsvisie, gerelateerd aan zijn normen en waarden. - De student beargumenteert zijn positie ten opzichte van het creatieve profiel. - De student reflecteert methodisch op zijn ontwikkelingsproces als beginnend ludisch-agogisch professional. - De student formuleert leerdoelen die aansluiten bij de rol van ludisch-agogisch professional. Toetsvorm Presentatie en criterium gericht interview Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V2PO2D-1 Integrale Toets deel - S-route: A: P2+P3 5 1 Op koers F-route: P4+P1 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Byttebier, I. (2002). Creativiteit HOE?ZO!: Hoofdstuk 2 Tielt, België: Lannoo. (op Scholar) - Geenen. M-J. (2010). Reflecteren. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutinho. - Landelijk Opleidingsoverleg SPH (2009).De creatieve professional met afstand het meest nabij (op Scholar) - Lankester, W. (2012). Het creatief profiel van SPH. Beschrijving van de visie op hulpverlenen en opleiden als onderbouwing van competentie 11. Nijmegen: HAN. (op Scholar) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Groepsbijeenkomsten met thema s zoals: - Autobiografie - Intervisie - Coaching - Social workday - Uitstroomprofiel Voor SLB - Gesprekken met een student en groepsbijeenkomsten Groepsbijeenkomsten 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen 17: Onderwijsperiode 1 t/m 4 119

120 Titel OWE Professionele Ontwikkeling Niveau 2b SPH-V2PO2E Professional Development level 2b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, voltijd 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Casustoets integrale toets deel B 6: Studiepunten, 10 stp / 280 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 50 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 120 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 110 Totaal aantal sbu 280 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald waarvan in elk geval de stage met positief gevolg moet zijn afgesloten. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor de (deel)tentamens Integrale toets deel B: Casusanalyse en Stage geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. 9: Algemene omschrijving De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie 1. Contact maken en analyseren 2. Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3. Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. samenwerken 8. bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE (Deel)tentamen): Casusanalyse IT Deel B De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1, 2, 3, 4, 5, 8, 11: - De wederkerige invloed van het instellingsconcept (beleid, visie en organisatie) op het handelen van de SPH-er wordt beschreven. - Het handelen van de student wordt conceptueel kritisch onderbouwd en indien nodig formuleert de student leerdoelen ter verbetering gegeven. - De organisatie van het werk door respectievelijk de student en de organisatie worden kritisch beoordeeld en indien nodig worden onderbouwde suggesties voor verbetering gegeven. - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituatie worden de consequenties voor het handelen bij een andere, zelfgekozen doelgroep beargumenteerd. Competentie 9,10: 120

121 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V2PO2E-1 Integrale Toets deel B: Casusanalyse V2PO2E-3 Code V2PO2E-1 International week Naam (deel)tentamen Integrale Toets deel B: Casusanalyse - De invloed van normen en waarden van de student, de ander en de instelling op de gemaakte keuzes voor het handelen wordt beschreven. - De omgang met verschillen in normen en waarden wordt uiteengezet en beredeneerd. (Deel)tentamen: International week (IW) De deelname voor 2 e jaar studenten aan de IW is verplicht (voor meer informatie zie paragraaf 1.1 van deel 1 van deze studiegids, onder International week). Tijdens de IW wordt aan competentie 9 gewerkt. Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Verslag 1 Cijfer 5,50 Deelnameplicht n.v.t Voldaan/niet voldaan n.v.t. Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - S-route: P Bezemweek F-route: P2+P3-0 P3 V2PO2E-3 International week 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Byttebier, I. (2002). Creativiteit HOE?ZO!: Hoofdstuk 2 Tielt, België: Lannoo. (op Scholar) - Geenen. M-J. (2010). Reflecteren. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutinho. - Landelijk Opleidingsoverleg SPH (2009).De creatieve professional met afstand het meest nabij (op Scholar) - Lankester, W. (2012). Het creatief profiel van SPH. Beschrijving van de visie op hulpverlenen en opleiden als onderbouwing van competentie 11. Nijmegen: HAN. (op Scholar) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee naar de praktijk, zo vind het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, Stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 1 t/m Onderwijseenheden voltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4 Methodisch hulpverlenen niveau 3: Netwerkgericht werken Naam van OWE SPH-V3MN3A Methodical social work level 3: Network-oriented working 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH Voltijd niveau 3, studiejaar 3, SPH-Voltijd 3: Beroepstaak/taken Methodische hulpverlening 4: Centrale beroepstaak Methodische hulpverlening 5: (Beroeps)producten Handelingsplan en verantwoording inclusief multimediale netwerkanalyse 6: Studiepunten, 15 stp / 420 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is 58 onderwijstijd in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 62 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 300 Totaal aantal sbu 420 7: Samenhang Deze onderwijseenheid is een voortzetting van andere soorten aangeboden onderwijs in het kader van de methodische hulpverlening op niveau 1 en 2 en vormt de afsluiting van de onderwijsserie Methodische hulpverlening op niveau

122 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar), waarvan in elk geval het deeltentamen stage (SPH-V2PO2C-2) moet zijn behaald. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Binnen de onderwijseenheid leer je om aan de hand van een netwerkanalyse de hulpbehoefte van een cliënt te onderzoeken en je een beeld te vormen van de hulpbronnen van de cliënt en diens netwerk. Jouw taak bestaat eruit om op basis hiervan een plan op te stellen dat een oplossing biedt voor deze hulpvraag. Bij de geplande activiteiten staat de bevordering van de zelfredzaamheid van de cliënt centraal. Je bent verantwoordelijk voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de hulpverlening/bijstand door de diverse partijen. Als creatieve beroepskracht ben je in staat om aansluiting te zoeken met de cliënt, op grond van een breed repertoire aan mogelijke handelingen. Je benut de kennis en ervaringen die je hebt verworven en opgedaan met de inzet van muzisch-ludische media, om in elke specifieke situatie te beoordelen wat gewenst en vereist is en hoe je jezelf daarbij als professioneel instrument inzet. Voor studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen, worden de opdrachten binnen de desbetreffende context uitgevoerd. en Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1a. Doelgericht actiestappen opstellen en optreden in overeenstemming met de cliëntverhouding en het cliëntsysteem. 1b. Zich in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem oriënteren met betrekking tot vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt/het cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren 2a. Op basis van een analyse/diagnose in samenspraak met de cliënt/met het cliëntsysteem en (indien van toepassing) andere zorgverleners doelen formuleren. 2b. In samenspraak met de cliënt een actieplan opzetten voor de sociaalpedagogische hulpvraag. 3a. Het actieplan methodisch uitvoeren. 3b. De uitvoering evalueren en verantwoorden. 3c. Doelgericht een band met de cliënt opbouwen. 11. Inzet van muzische spelmedia bij de sociaalpedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE (Deel)tentamen: Handelingsplan en verantwoording inclusief multimediale netwerkanalyse De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1a: - De student geeft een beschrijving met illustraties van de keuzes die hij of zij heeft gemaakt in het vormgeven van de werkrelatie met de cliënt/cliëntsysteem en diens netwerk, gericht op empowerment van de cliënt. Competentie 1b: - De wijze waarop de multimediale netwerkanalyse in dialoog met de cliënt is uitgevoerd wordt beschreven en geïllustreerd met gebruikte dialogische werkvormen Competentie 1c: - Het cliëntprofiel geeft een feitelijke beschrijving van de cliënt in diens context. - De verzamelde informatie komt voort uit minimaal vier bronnen. - De netwerkanalyse is multimediaal vormgegeven en o.b.v. vakliteratuur en verantwoord. - De analyse is in overeenstemming met de visie en de gehanteerde methode op de instelling Competentie 1d: - De hulpvraag is aantoonbaar in dialoog met de cliënt/cliëntsysteem en het netwerk geformuleerd. Competentie 2a: 122

123 12: Tentaminering SIS-code Naam van (deel)tentamen V3MN3A-1 Code SIS V3MN3A-1 Handelingsplan en verantwoording inclusief multimediale netwerkanalyse Naam van (deel)tentamen Handelingsplan en verantwoording inclusief multimediale netwerkanalyse - De doelen in het plan van aanpak komen logisch voort uit multimediale Netwerkanalyse - De doelen zijn aantoonbaar in samenspraak met de cliënt/cliëntsysteem en het netwerk geformuleerd. Competentie 2b: - Het plan van aanpak leidt tot betrokkenheid, empowerment en zelfredzaamheid van de cliënt in samenwerking met het netwerk. - Het plan van aanpak is adequaat onderbouwd met beroepstheoretische concepten. Competentie 3a: - De uitvoering van het plan van aanpak wordt inzichtelijk beschreven. - Bijstellingen van het plan van aanpak worden o.b.v. praktijkinzichten verantwoord. - Bijstellingen van het plan van aanpak worden aantoonbaar in dialoog met de cliënt/ cliëntsysteem en netwerk geformuleerd. Competentie 3b: - De procesevaluatie wordt door de student verantwoord op basis van vakliteratuur. - De student verantwoordt hoe hij/zij met de cliënt in proces in gesprek is gebleven door kritische vragen te stellen en door te vragen, zodat uitkomsten leiden tot logische vervolgstappen. Competentie 3c: - De student verantwoordt op kritische wijze hoe de samenwerking tussen de betrokkenen bijdraagt tot empowerment van de cliënt. Competentie 11: - De muzisch-ludische grondhouding wordt verantwoord met gebruik van vakliteratuur. - Het verhaal van de cliënt (verleden-heden-toekomst) is uitgewerkt met inzet van een narratieve methode op muzisch-ludische wijze. - De netwerkanalyse is op multimediale wijze uitgevoerd en waarneembaar gemaakt (passend bij de cliënt). Toetsvormen Aantal Beoordeling Minimaal vereist examinatoren behaald resultaat Verslag 1 Cijfer 5.50 Toegestane hulpmiddelen Weging Studiepunten Tentamenmoment S-route: P2+P3 F-route P3+P4* 13. Verplichte literatuur Verplichte boeken - Dols, R. & Gouwens, J. (2011). 50 werkvormen voor creatieve sessies. Van Duuren Management. - Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. - Ravelli, A., Doorn, V.L. & Wilken, J.-P. (2009). Werk(en) met betekenis; dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho. - Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Scheffers, M. (2010). Sterk met een vitaal netwerk. Bussum: Coutinho - Schreurs, H. (2011). Narratieve storytelling in de hulpverlening. Den Haag: Boom Lemma uitgeverij. - Veen, M. van der & Goijarts, F. (2012). Motiverende gespreksvoering voor het sociaal agogisch werk. Coachen bij gedragsverandering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Uitstroomprofiel gehandicaptenzorg: - Heijkoop, J. (1999). Vastgelopen. Anders kijken naar begeleiding van mensen met een verstandelijke handicap met ernstige gedragsproblemen. Baarn: Uitgeverij Nelissen. - Nabuurs, M. (2007). Basisboek systeemgericht werken. Baarn: ThiemeMeulenhoff. (Hoofdstuk 1, 3, 9.) - Vosters, N., Petrina, R. & Heemskerk, I. (2013). Inclusief. Werken aan zorg en welzijn voor iedereen. Bussum: Coutinho. Uitstroomprofiel GGZ-agoog: 123

124 - Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., Paske, I. te, & Piere, M. van (2012). Psychiatrie voor SPH. Amsterdam, Reed Business. - Wilken, J.P. & Den Hollander, D. (2012). Psychosociale rehabilitatie. Amsterdam, SWP. Uitstroomprofiel jeugdzorg: - Wordt nog bekend gemaakt. Deze lijst kan nog worden aangevuld. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Op basis van de netwerkanalyse onderzoek je de hulpbehoeften van een cliënt en vorm je je niet alleen een beeld van de hulpbronnen waarover deze cliënt beschikt maar ook van diens netwerken (sociale en professionele). Je stelt een volledig plan van aanpak op dat voorziet in deze hulpbehoefte. Het doel van dit actieplan is het stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt. In dit plan analyseer je welke invloed het sociale netwerk van de cliënt heeft op deze bevordering van de zelfredzaamheid van de cliënt en schakel je waar nodig andere professionele studierichtingen in. 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, consult, supervisie 17: Onderwijsperiode 1+2 en 3+4(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3a Titel OWE (De zorg voor kwaliteit) SPH-V3WA3A Working in and from a labour organisation level 3a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, Voltijd 3: Beroepstaak / taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Onderzoek kwaliteitszorg en projectvoorstel 6: Studiepunten, 10 stp / 280 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 58 onderwijstijd aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in SBU: 85 Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 137 Totaal aantal SBU 280 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op het tweede niveau heb je kennis gemaakt met tactische en strategische communicatie en besluitvorming in een organisatie. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Dit kan ook de input zijn voor het Projectvoorstel O&I, dat in het vierde studiejaar (tijdens Onderzoek & Innovatie) uitgevoerd kan worden. Leerdoelen op niveau 3 zijn: - De student heeft inzicht in het kwaliteitszorgsysteem van zijn instelling. - De student heeft inzicht in hoe hij binnen zijn eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening in een instelling. - De student is in staat een constructieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van dienstverlening. - De student is in staat onderzoeksmethoden in te zetten ten behoeve van kwaliteitsverbetering in een organisatie. - De student is in staat onderzoeksmethoden in te zetten en data methodisch te documenteren en analyseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar), waarvan in elk geval het deeltentamen stage (SPH-V2PO2C-2) moet zijn behaald. 124

125 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: - De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). In deze onderwijseenheid onderzoek je de kwaliteit van de zorg in de instelling waar jij stage loopt. Je geeft naar aanleiding van dit onderzoek een advies gericht op de kwaliteit van zorg aan de cliënt. Dit advies is gebaseerd op een analyse van een relevant signaal van de directe werkomgeving in uw beroepspraktijk in het licht van het kwaliteitssysteem van de instelling en draagt bij aan de verdere professionalisering van de hulp- en dienstverlening ten behoeve van cliënten binnen de organisatie. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid woord het themadag Kwaliteitszorg aangeboden. 10: Competenties 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 8a. In en vanuit de arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de uitvoering van het sociaal pedagogisch hulpverleningsbeleid van de instelling. 8c. Vanuit SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de zorg voor de kwaliteit van de hulpverlening. 8b. Vanuit een SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11: Beoordelingscriteria Deeltentamen: Onderzoek kwaliteitszorg Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 5b - De kwaliteit van zorg in de instelling is aantoonbaar vanuit verschillende perspectieven inclusief vakliteratuur bestudeerd. - Er is beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd bij relevante betrokkenen gedurende het traject (vanaf de start van de probleemanalyse tot en met fb op het advies). Competentie 8a - Er is beschreven hoe het kwaliteitszorgsysteem binnen de instelling vorm heeft gekregen. - De sterke en zwakke punten in de uitvoering van kwaliteitszorg zijn beschreven. Competentie 8b - Het advies is onderbouwd vanuit verschillende perspectieven, inclusief vakliteratuur op basis van de probleemanalyse. Competentie 8c - Het advies is relevant voor het primaire proces. - In het advies is met relevante vakliteratuur onderbouwd hoe het advies een bijdrage levert aan de kwaliteitsverbetering van het primaire proces in de instelling. - Er is beschreven hoe het advies methodisch is voorgesteld aan betrokkenen - De evaluatie op het advies is methodisch uitgevoerd met de betrokkenen. Competentie 10b: - Het signaal is methodisch geanalyseerd vanuit verschillende perspectieven inclusief vakliteratuur. - Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het onderzoek/de probleemanalyse vloeien logisch uit elkaar voort. - Het onderzoeksplan is methodisch opgezet volgens onderzoeksliteratuur. - Het onderzoeksplan is methodisch uitgevoerd. Deeltentamen Projectvoorstel De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 8b: - Het creëren van draagvlak binnen de instelling, gedurende het verloop van het project wordt onderbouwd beschreven. - Het onderzoeksdoel is gericht op ontwikkeling van het beroep SPH. 125

126 - In het projectvoorstel wordt expliciet onderbouwd in hoeverre het toekomstig project innovatief is. Competentie 10b - Het signaal is op micro-, meso- en macroniveau geanalyseerd met relevante vakliteratuur. - De onderzoeksvraag is in logische samenhang met het onderzoeksdoel geformuleerd. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V3WA3A-2 Onderzoek Verslag 1 Cijfer 5,50 Kwaliteitszorg V3WA3B-3 Projectvoorstel Verslag 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V3WA3A-2 Onderzoek - S-route: P2 Kwaliteitszorg +P3 1 F-route: P4+P1* V3WA3B-3 Projectvoorstel - 10 S-route: P2, P3, P4 0 F-route P4, P1, P2* 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsdam, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: - Noordhoff Uitgevers. - Donk, C. van der & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. - Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Coutinho, Bussum. - Vliet, K. van & Boonstra, N. (2003). Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey Jonker Instituut (über 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Deze onderwijseenheid wordt uitgevoerd in de praktijk en in de opleiding. De student bestudeert het kwaliteitszorgsysteem van de instelling waar hij werkt. Hij onderzoekt een signaal m.b.t. de kwaliteit van dienstverlening in zijn instelling en doet aan de hand daarvan een behoefte onderzoek bij medewerkers. Vanuit de conclusie van het onderzoek ontwikkelt de student een kwaliteitsverbetering met een daarbij behorende activiteit en voert deze uit bij de betrokken personen inde instelling. Ten slotte schrijft de student een projectvoorstel, waarin hij de instelling, het signaal en de bijbehorende praktijkvraag uiteen zet. Hierbij wordt een voorschot gegeven voor het praktijkonderzoek en het innovatieve (creatieve) product dat uit het project voortkomt. In het werk en in de opleiding krijgt de student feedback op zijn toetsopdrachten en verbetert deze om uiteindelijk de beroepstaak daadwerkelijk op het gewenste niveau uit te oefenen. 16: Werkvormen Hoorcolleges, instructielessen, vaardigheidslessen en muzisch ludisch vak, praktijkleren 17: Onderwijsperiode 1 t/m 4 (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 3: Verbindend werken SPH-V3MV3A Methodical social work level 3: Connection-based working 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, SPH-Voltijd. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Project Verbindend werken 126

127 6: Studiepunten, studielast 12,5 stp / 350 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent 55 fysiek aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid 75 en andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 220 Totaal aantal sbu 350 7: Samenhang Nadat de student in het eerste jaar zich verdiept heeft in het hulpverlenen aan een individuele cliënt en in het tweede leerjaar in het hulpverlenen aan een cliënt binnen zijn systeem en cliënten met complexe problematiek, houdt de student zich in het 3e jaar bezig met de cliënt in de maatschappij. De student leert hoe hij het netwerk van de cliënt kan versterken en hoe hij in de maatschappij plek kan helpen maken voor kwetsbare mensen. Zijn rol verandert van een hulpverlenende naar een meer faciliterende en regisserende rol. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar), waarvan in elk geval het deeltentamen stage (SPH-V2PO2C-2) moet zijn behaald. (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Het centrale thema in deze onderwijseenheid is verbinding. Verbinding is nodig voor burgers die te maken hebben met uitsluiting, zodat ze mee kunnen doen in de samenleving, zodat ze kunnen participeren. De student krijgt als opdracht om mensen te verbinden waarbij een burger in een kwetsbare situatie op basis van wederkerigheid wordt verbonden met een sociale leefomgeving. De student is kwartiermaker en wegvoorbereider. In deze OWE leert de student hoe hij dit moet doen en welke rol MLM hierin spelen om dit te bereiken. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 4b. Initiatief nemen tot (preventieve) activiteiten en/of belangenbehartiging n.a.v. deze factoren en ontwikkelingen. 5a. In een (al dan niet multidisciplinair) teamverband professioneel samenwerken met medewerkers, vrijwilligers en/ of functionarissen zowel binnen als ook buiten de eigen arbeidsorganisatie. 5b. SPH-deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 7. De voor sociaal pedagogische hulpverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. 11. Inzetten van muzisch ludische media in de Sociaal Pedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Project Verbindend werken De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 4a - In de presentatie wordt concreet toegelicht welke rol verschillende sociale werkvelden en (gemeentelijke) instanties spelen in de maatschappelijke ondersteuning van burgers - In de presentatie wordt één sociologisch thema helder en concreet in relatie tot de eigen gekozen praktijksituatie geplaatst Competentie 4b - In de presentatie van de praktijksituatie worden concrete mogelijkheden en onmogelijkheden voor verbinding op gefundeerde wijze verantwoord met vakliteratuur. Competentie 5a 127

128 - In de presentatie wordt op levendige wijze getoond hoe en met welke effecten de communicatie is afgestemd op verschillende partijen. Competentie 5b - De presentatie toont dat (partner-)collega s actief betrokken waren bij het verbindend werken. Competentie 7 - De presentatie biedt helder inzicht in de organisatorische voorwaarden en principes die zijn ingezet om verbinding tot stand te brengen. Competentie 11 - De presentatie toont krachtig bewijs van het creëren van verbindende ervaringen middels MLM tijdens het hele proces. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V3MV3A-1 Project Verbindend werken Performancetoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V3MV3A-1 Project Verbindend - S-route: werken 12,5 1 P4+Bezemweek F-route: P2+P3 13: Verplichte literatuur - Bruijn, Paola, de (2014). Verhalen van meedoen in beeld. Het fenomeen betekenisgeving aan beeld in relatie tot sociale inclusie. Deventer: Publicatie in eigen beheer. - Cleveringa, Sikko (2012) Cultuur nieuwe stijl. Praktijkboek community arts en nieuwe cultuurfuncties. Amsterdam: Pck publishing. - Kal, Doortje (z.d.). (geraadpleegd op 17 november 2014). - Kal, Doortje; Post, Rutger & Wilken, Jean Pierre (2013). Verder met kwartiermaken. Naar de verwelkoming van verschil. Amsterdam: Uitgeverij Tobi Vroegh. Hieruit in het bijzonder het hoofdstuk: Kunst om de vieren, te strijden, te delen en te helen. Over de gemeenschappelijke uitdaging voor Community arts en kwartiermaken. - Lankester, Wytske (2012). Het creatief profiel van SPH Nijmegen. Beschrijving van de visie op hulpverlenen en opleiden als onderbouwing van competentie 11. Nijmegen: SPH Nijmegen (interne uitgave). Aanvullende literatuur wordt nog bekend gemaakt via handleiding/scholar. Aanvullende literatuur uitstroomprofielen Jeugdzorg, GGZ-agoog en GZ: Zie handleiding/scholar. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student gaat een verbindend project aan met een persoon met een ondersteuningsvraag. Deze persoon woont in een wijk, intramurale instelling, gedwongen kader etc. Op basis van de ondersteuningsvraag zet de student een traject in gang waarbij hij, met MLM als verbindend middel, zorgt voor maatschappelijke ondersteuning (support, empowerment, inclusie en participatie). Daarbij wordt de persoon met de ondersteuningsvraag verbonden met een sociale leefomgeving. De student toont lef door een podium te faciliteren waarop verbinding ontstaat. Hierbij werkt hij multidisciplinair en kan hij netwerken met bijvoorbeeld gemeentelijke beleidsmakers of vertegenwoordigers uit de wijk. Samen met de krachtige burger in een kwetsbare situatie gaat hij het experiment aan. In het proces gebruikt hij de mogelijkheden van MLM als katalysator. 16: Werkvormen Trainingen, werkcolleges, discussies, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 3+4 en 1+2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute Leiding en begeleiding geven niveau 3 Titel OWE SPH-V3LB3B Managing and giving supervision level 3 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, voltijd Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak / taken Leiding en begeleiding geven 128

129 4: Centrale beroepstaak Leiding en begeleiding geven 5: (Beroeps)Producten Teamontwikkeling en werkbegeleiding 6: Studiepunten, 12,5 stp / 350 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 59 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 95 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 126 Totaal aantal sbu 350 7: Samenhang Op niveau 1 en 2 heb je al geleerd hoe je (bege)leiding geeft aan een cliënt en aan het uitvoeren van begeleidingsplannen. In de beroepstaak Leiding en begeleiding op niveau 3 ga je verdiepen in het begeleiden van medewerkers en en/of vrijwilligers in de praktijk. Je bent als SPH er bezig met het competentiegericht begeleiden van een collega en je team. Leerdoelen op niveau 3 zijn: - De student is in staat op methodische wijze een groep medewerkers te instrueren. - De student is in staat de coachee tot nieuw gedrag en acties te stimuleren en uit te dagen gerelateerd aan de beroepscontext. - De student kan een activiteit op een effectieve wijze voorbereiden, organiseren, evalueren en afhandelen. - De student is in staat om creatieve middelen en interventies in te zetten tijdens het leiden en begeleiden van medewerkers. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar), waarvan in elk geval het deeltentamen stage (SPH-V2PO2C-2) moet zijn behaald. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). In deze onderwijseenheid verdiep je je in individueel en teamleren. Hiervoor onderzoek je het leerbeleid en de actuele ontwikkelingsbehoeften van jouw instelling. Je levert een bijdrage aan de professionele ontwikkeling van jouw collega s door na te gaan na welke leerbehoeften in jouw team leven en je kiest een methode om deze leermethode op te lossen; dit bereid je voor en voer je ook uit. Daarnaast begeleidt je een medewerker, vrijwilliger of een medestudent in zijn ontwikkeling met betrekking tot een SPH gerelateerde leervraag. Je geeft deze begeleidingsgesprekken op een methodische wijze vorm. Je stemt af op de leerstijl van degene die je begeleidt en helpt hem bij de professionele ontwikkeling. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 6a. Leiding geven aan medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen. 6b. Medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers begeleiden of coachen 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 11. Inzetten van muzisch ludische media in de Sociaal Pedagogische hulpverlening 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Teamontwikkeling en werkbegeleiding Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Teamontwikkeling Competentie 6a: - Er is beschreven hoe de teamactiviteit methodisch is opgezet. - De leerbehoefte van het team is inzichtelijk verbonden met actuele ontwikkelingen in de instelling en de samenleving. - De evaluatie van de teamontwikkeling is methodisch uitgevoerd met de betrokkenen - De gemaakte keuzes zijn onderbouwd vanuit relevante vakliteratuur. Werkbegeleiding Competentie 6b: - Het werkbegeleidingstraject is methodisch opgezet. 129

130 - De ontwikkelingsvraag van de medewerker is gericht op competentievergroting m.b.t. een SPH-relevant aspect. - De student stimuleert zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid. - De student creëert een veilig en uitdagend leerklimaat waarin wederzijds respect en oprechte betrokkenheid is. - De student gebruikt de techniek van luisteren, samenvatten, doorvragen - De gemaakte keuzes in het individuele begeleidingstraject zijn onderbouwd vanuit vakliteratuur Teamontwikkeling Competentie 7: - De organisatorische voorwaarden van de teamactiviteit zijn efficiënt vormgegeven. - De doelen, werkwijze en planning van de teamactiviteit zijn op elkaar afgestemd. V3LB3B-1 (deel)tentamen Teamontwikkeling en werkbegeleiding - 12,5 1 Competentie 11 (beiden) - De creatieve interventies sluiten aan bij de doelgroep en het beoogde leerdoel van de activiteit. - Het is inzichtelijk wat het effect is van de gekozen creatieve interventies. 12: Tentaminering Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V3LB3B-1 Teamontwikkeling en werkbegeleiding Verslag/Performance toets 1 Cijfer 5,50 Code Naam Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment S-route:P4 + bezemweek F-route: P2+P3 ** 13: Verplichte literatuur - Beek, M. van & Tijmes, I. (2005). Leren coachen. Basisboek Theorie en Methoden. Soest: Nelissen Soest. - Rijkers, T. (2003). Effectief opleiden voor praktijkopleider. Soest: Nelissen. - Verhoeven, W. (2010). De kunst van het vragen stellen. Aarle-Rixtel: Associatie voor Coaching. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten In deze OWE voert de student een begeleidingstraject uit met een medewerker uit zijn beroepspraktijk m.b.t. een SPH-relevante ontwikkelvraag. Ook voert hij een teamontwikkelingsactiviteit uit aan medewerkers binnen de SPH beroepscontext. 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO opdracht, vaardigheidstraining 17: Onderwijsperiode 3+4 en 1+2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) het is mogelijk dat de tweede gelegenheid van het tentamen teamontwikkeling en werkbegeleiding in het volgende studiejaar wordt aangeboden (zie ook paragraaf 4.6. van deze studiegids). Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 Titel OWE SPH-V3PO3B Professional Development level 3 Part 1 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, voltijd. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling in verband met Methodisch hulpverlenen, Leiding en Begeleiding, Onderzoek en Innovatie, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele Ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Supervisieverslagen, casustoets 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 10 stp / 280 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 50 is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 50 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 180 Totaal aantal sbu

131 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar), waarvan in elk geval het deeltentamen stage (SPH-V2PO2C-2) moet zijn behaald. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Voor studenten die het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg volgen worden de opdrachten binnen de desbetreffende context uitgevoerd. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie met aandacht voor het werken aan professionalisering 1. Contact maken en analyseren 2. Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3. Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. samenwerken 6 leiding en (werk-) begeleiding geven 7. beheersmatige activiteiten verrichten/ organisatorische voorwaarden creëren en bewaken 8. bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Supervisie Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 9a - Leerdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van de leerwijze. - Beroepsdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van het beroepsmatig handelen (taken, rollen) in de praktijk van het werk. - Persoonsdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van de integratie van persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten in het eigen beroepshandelen. Tentamen: casusanalyse - IT Deel A De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - Het handelen in de beroepssituatie wordt met theorieën, modellen, methoden en werkwijzen onderbouwd. - Het effect en de meerwaarde van creativiteit in het handelen van de student wordt kritisch beschouwd. 131

132 - Op basis van kritische reflectie op zijn handelen in de beroepssituatie formuleert de student leerdoelen. - Op basis van kritische beoordeling van relevante beïnvloedende factoren vanuit de arbeidsorganisatie wordt een onderbouwde suggestie voor verbetering van de organisatie gegeven. - Voor de doelgroep en de instelling worden relevante trends en ontwikkelingen beschreven. - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituatie wordt een consequentie voor het sociaal pedagogisch handelen bij een transferdoelgroep vakinhoudelijk onderbouwd beschreven. - Voor de transferdoelgroep wordt een relevante trend of ontwikkeling beschreven, die het werken met de doelgroep beïnvloedt. Deeltentamen: Stage De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. NB. Tijdens de stage wordt gewerkt aan alle competenties. Hoofdaspecten: - Leerhouding - Bejegening - Afstand nabijheid - Methodisch handelen - Reflectieve vaardigheden - Creatieve media - Samenwerking - Positie/rol in een team - Bijdragen aan kwaliteit in de organisatie - Onderzoekend vermogen 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat V3PO3B-1 Supervisie Verslag 1 Voldaan/ niet voldaan voldaan V3PO3B-3 Integrale toets Verslag 1 Cijfer 5,50 deel A: Casusanalyse V3PO3B-2 Stage Verslag 1 Voldaan/ niet Voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment V3PO3B-1 Supervisie - S-route: P4+ 0 Bezemweek F-route: P2+P3 V3PO3B-3 Integrale toets deel A: Casusanalyse S-route: P4+ Bezemweek F-route: P2+P3 V3PO3B-2 Stage - 0 S-route: P4+ Bezemweek F-route: P2+P3 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Geenen. M.J. (2011). Reflecteren. Bussum: Coutinho. ISBN: Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Supervisorisch leren in groepen van drie, groepsbijeenkomsten, zelfstudie 16: Werkvormen Supervisie; Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen 17: Onderwijsperiode 1 t/m 4 132

133 Titel OWE Onderzoek en innovatie (Praktijkonderzoek) SPH-V4OI3A Research and innovation 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH, niveau 3, studiejaar 4, voltijd. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Onderzoek en Innovatie 4: Centrale beroepstaak Onderzoek en Innovatie 5: (Beroeps)Producten Projectverslag: onderzoeksrapport en innovatief beroepsproduct incl. productverantwoording en implementatieplan 6: Studiepunten, 25 stp / 700 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 98 onderwijstijd aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 602 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 0 Totaal aantal SBU 700 7: Samenhang Tijdens de OWE Onderzoek & Innovatie (praktijkonderzoek) wordt de student verder opgeleid in het inzetten van onderzoekend vermogen en een onderzoekende houding om tot een praktijkverbetering komen. Het leren hanteren van meervoudige perspectieven en het ontwerpen van een innovatief beroepsproduct (in dialoog met relevante stakeholders) staat in deze OWE centraal. De student leert om op methodische en systematische wijze een praktijkprobleem te onderzoeken en om op basis van resultaten van dit onderzoek een beroepsproduct te ontwerpen. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH. 8: Ingangseisen Onderwijs: EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 45 studiepunten behaald in hoofdfase 2 (=niveau 3 = jaar 3) waarvan minimaal de volgende deeltentamens: o Onderzoek kwaliteitszorg en projectvoorstel (WA3) o Supervisie (PO3) o Stage (PO3) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De student heeft de feedback- en GO/NO GO momenten doorlopen. Tijdens de OWE praktijkonderzoek toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de praktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een praktijkverbetering tot stand kan brengen. De onderwijseenheid Praktijkonderzoek beslaat twee perioden, in deze periodes doet de student ervaring op met het doen van onderzoek en het ontwerpen van een innovatief beroepsproduct op basis van de resultaten van het onderzoek. Tenslotte wordt het beroepsproduct en de onderbouwing hiervan gepresenteerd aan de opdrachtgever tijdens een presentatie. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 9a.Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening. 133

134 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code V4OI3A-1 Code V4OI3A-1 Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker) Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker) De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. - Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van het project. - De mogelijke oplossingen voor de praktijkvraag zijn in overleg met de gebruikers van het beroepsproduct ontwikkeld. - Uit het implementatieplan en de presentatie blijkt dat er draagvlak is gecreëerd voor het beroepsproduct. 9a. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen - In de methodeverantwoording en discussieparagraaf blijkt dat de student gedurende het hele onderzoeksproces respectvol, integer en zorgvuldig heeft gehandeld. - In de discussieparagraaf is gereflecteerd op ervaren dilemma s en gemaakte keuzes in het onderzoeksproces en worden mogelijke handelingsalternatieven benoemd. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden - In de productverantwoording is de eigen visie gegeven op de functie van praktijkonderzoek bij de beroepsuitoefening van een SPH er. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. - Het beroepsproduct is afgestemd op de kwaliteitseisen van de opdrachtgever. - Het belang van het beroepsproduct is onderbouwd door de innovatieve aspecten ervan te beschrijven. - In de verantwoording is een relatie gelegd tussen de uitkomsten van het onderzoek en het beroepsproduct. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. - Er is een analyse van het praktijkprobleem gemaakt, vanuit verschillende perspectieven, zowel in de praktijk als de literatuur en hierbij zijn recente ontwikkelingen in het werkveld betrokken - De probleemstelling vloeit voort uit de probleemanalyse. - De gekozen onderzoeksmethode(n) wordt helder beschreven en verantwoord op validiteit en betrouwbaarheid. - In de probleemstelling hangen doelstelling en onderzoeksvraag met elkaar samen en zijn de deelvragen dekkend voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. - De resultaten van het onderzoek zijn inzichtelijk beschreven en geven antwoord op de deelvragen. - De conclusies van het onderzoek geven antwoord op de onderzoeksvraag en vloeien voort uit de interpretatie van de resultaten uit het onderzoek. - Uit de discussieparagraaf blijkt dat er kritisch is nagedacht over omstandigheden die de resultaten van het onderzoek beïnvloed hebben 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening. - Uit het projectverslag blijkt hoe de student MLM heeft ingezet om zich te positioneren als onderzoekende professional. Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Verslag 2 Cijfer 5,50 of Voldaan Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - 1 S-route: P4+Bezem 25 week F-route: P2+P3(**) 134

135 13: Verplichte literatuur - Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. ISBN : Software Scholar 15: Activiteiten Naar aanleiding van een vraag uit de beroepspraktijk voert de student een praktijkonderzoek uit en ontwerpt op basis van de uitkomsten van het praktijkonderzoek een innovatief beroepsproduct ter verbetering van de beroepspraktijk. 16: Werkvormen Projectbegeleiding, hoorcollege, ateliers. 17: Onderwijsperiode 3+4 en 1+2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) het is mogelijk dat de tweede gelegenheid van het tentamen projectverslag O&I (praktijkonderzoeker) in het volgende studiejaar wordt aangeboden (zie ook paragraaf 4.6. van deze studiegids). Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 Titel OWE SPH-V4PO3A Professional Development level 3 Part 2 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod voltijd 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 4, voltijd. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling in verband met Methodisch hulpverlenen, Leiding en Begeleiding, Onderzoek en Innovatie, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele Ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Integrale toets deel B: Eindgesprek 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 50 onderwijstijd is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 90 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 0 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: - 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) - EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) - EN 45 studiepunten behaald in hoofdfase 2 (=niveau 3 = jaar 3) waarvan minimaal de volgende deeltentamens: o o o Onderzoek kwaliteitszorg en projectvoorstel (WA3) Supervisie (PO3) Stage (PO3) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Voor studenten die het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg volgen worden de opdrachten binnen de desbetreffende context uitgevoerd. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 135

136 10: Competenties 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Integrale toets deel B Eindgesprek Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V4PO3A-1 Integrale toets deel B - Eindgesprek Code V4PO3A-1 Naam (deel)tentamen Integrale toets deel B - Eindgesprek De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - De student beschrijft de invloed van maatschappelijke trends en - omstandigheden op de SPH praktijk. - De student benoemt de invloed van maatschappelijke trends en - omstandigheden op macroniveau op het eigen handelen als ludisch-agogisch professional. - De student presenteert en onderbouwt conceptueel zijn beroepsvisie, waarin zijn mensbeeld en ideaalbeeld van goed hulpverlenerschap duidelijk worden - De student presenteert overtuigend zijn missie, waardoor motieven om als SPHer te willen werken transparant zijn. - De student presenteert en onderbouwd conceptueel de meerwaarde van de ludisch-agogische benadering. - De student reflecteert kritisch op de eigen wijze van leren en ontwikkelen. - De student benoemt drie verbeterpunten voor zichzelf in de beroepspraktijk en/ of zijn beroepsmatige handelen. - De student benoemt drie persoonlijke kwaliteiten waardoor hij bijdraagt aan de beroepspraktijk en/ of het beroepsmatig handelen. - De student brengt de samenhang en (tegen)strijdigheden in zijn beroepsvisie, rol als beginnend ludisch-agogisch professional en zijn beroepsmatig handelen tot uitdrukking. Toetsvorm Verslag, presentatie en interview Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 2 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp. Weging Tentamenmoment - S-route: P Bezemweek F-route*: P2+P3** 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Geenen. M.J. (2011). Reflecteren. Bussum: Coutinho. ISBN: Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 15: Software Scholar, DPF 16: Overig materiaal N.v.t. 17: Activiteiten Bezinning, zelfwerkzaamheid, schrijven, lezen, presenteren 18: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, groepsbijeenkomsten 20: Onderwijsperiode 3 en 4 of 1 en 2(*) (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) het is mogelijk dat de tweede gelegenheid van het tentamen integrale toets deel B in het volgende studiejaar wordt aangeboden (zie ook paragraaf 4.6. van deze studiegids). LET OP: Onderstaande OWE is een alternatief voor de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-V4OI3A) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-V4PO3A). De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-V4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets. Titel OWE InterProfessioneel Praktijkgericht Onderzoek (IPPO) InterProfessional Practise Based Research SPH-V4IP43A / SPH-P4IP3A 1: Opleiding GGM breed aangeboden OWE. Voor studenten van de opleiding SPH die hieraan deelnemen is deze OWE vervangend voor de OWE s Onderzoek en innovatie (Praktijkonderzoek) SPH-VOI4B / SPH-P4OI3A en Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 SPH-VPO4A / SPH- P4PO3A. 136 Naar: overzicht onderwijsaanbod

137 2: Doelgroep SPH voltijd en SPH-Plus, niveau 3, studiejaar 4, Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Onderzoek en Innovatie en Professionele Ontwikkeling Beroepstaak/ taken 4: Centrale Onderzoek en Innovatie en Professionele Ontwikkeling beroepstaak 5: (Beroeps) Schriftelijk verslag en presentatie Producten 6: Studiepunten, 30 stp / 840 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent* fysiek aanwezig is in 48,5 studielast en onderwijstijd SBU: *docent-begeleider van het Sparkcentre Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 791,5 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 0 7: Samenhang 8: Ingangseisen 9: Algemene omschrijving Totaal aantal SBU 840 Tijdens de OWE IPPO wordt de student verder opgeleid in het inzetten van onderzoekend vermogen en een onderzoekende houding om tot een praktijkverbetering komen. De student leert om op methodische en systematische wijze een praktijkprobleem te onderzoeken en helder te documenteren. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH. Studenten werken in deze afstudeerfase interprofessioneel samen om een reëel probleem uit de beroepspraktijk op te lossen. Er worden hiervoor praktijkopdrachten geselecteerd die geschikt zijn voor studenten GGM breed. Hierbij wordt van te voren aangegeven welke opleidingen en/of disciplines een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk is dat het project duidelijk raakvlakken heeft met de dagelijkse praktijk van de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals, en hiermee een directe bijdrage levert aan ontwikkeling en innovatie van de eigen beroepspraktijk. Het werken aan een interprofessionele opdracht is een verdiepende aanvulling op de eigen professionele ontwikkeling tot start bekwame SPH professional. Studenten zetten hun ontwikkelde kennis, vaardigheden en houding (waaronder ook MLM) nadrukkelijk in om van meerwaarde te kunnen zijn tijdens de samenwerking. EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) Daarnaast dient deelname te zijn goedgekeurd door slb er en O&I-coördinator Tijdens deze OWE werk je als studenten van verschillende opleidingen en/of instituten samen om een reëel probleem of vraagstelling uit de beroepspraktijk op te lossen. Deze praktijkproblemen of vraagstellingen komen uit de Sparkcentres. Dit zijn leerwerkplaatsen waar onderwijs, onderzoek, ondernemerschap en praktijk bij elkaar komen. Studenten, docenten, onderzoekers (van de HAN en Radboudumc) en professionals van verschillende disciplines werken in deze Sparkcentres intensief samen in interprofessionele zorgverlening en doorlopende onderzoekslijnen. Samen ontwikkelen zij nieuwe kennis en inzichten die de beroepspraktijk en het beroepsonderwijs verrijken. Studenten werken in deze afstudeerfase interprofessioneel samen om een reëel probleem uit de beroepspraktijk op te lossen. Er worden hiervoor praktijkopdrachten geselecteerd die geschikt zijn voor studenten GGM breed. Hierbij wordt van te voren aangegeven welke opleidingen en/of disciplines een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk is dat het project duidelijk raakvlakken heeft met de dagelijkse praktijk van de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals, en hiermee een directe bijdrage levert aan ontwikkeling en innovatie van de eigen beroepspraktijk. Het project moet de student(en) in staat stellen om te kunnen werken aan de ontwikkeling van kwaliteiten, gericht op het verbeteren van processen, procedures en producten, maar ook het ontwikkeling van een onderzoekende en ondernemende houding. Samenwerking met andere disciplines staat hierbij centraal. Kennisontwikkeling, samenwerking en professionalisering zijn belangrijke competenties die de student zich tijdens deze OWE eigen maakt. 137

138 10: Competenties 11: Beoordelings criteria Indicatoren / eisen aan de OWE 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 9a.Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Toetsing van de competenties is verwerkt in de criteria en indicatoren van de verschillende tentamenformulieren. Een koppeling van leerdoelen, deeltentamens en competenties is weergegeven in onderstaande specificatietabel. Leerdoelen IPPO SPH SPH competenties GGM competenties Werken aan kwaliteit Innovatie/ ontwikkelen van beroepspraktijk ondernemen Samenwerken in interprofessionele relaties Persoonlijke ontwikkeling Deeltentamen 1 Gezamenlijk eindproduct PO Deeltentam en 2 Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO De student kan, in samenwerking met studenten uit andere disciplines, op methodische- en systematische wijze een maatschappelijke complexe vraagstelling beantwoorden. De student is in staat het proces van interprofessioneel onderzoeken, inzichtelijk en navolgbaar te presenteren en te verantwoorden. De student is in staat professioneel te communiceren en professioneel samen te werken in een interprofessionele projectgroep. De student is in staat de meerwaarde (verbreding en verdieping van kennis en vaardigheden) van het interprofessioneel werken voor de eigen ontwikkeling en eigen discipline aan te tonen met ervaringsvoorbeelden. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V4IP3A-1 / Gezamenlijk P4IP3A-1 eindproduct PO V4IP3A-2 / P4IP3A-2 Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO** De student kan praktijkgericht onderzoek ontwerpen De student kan praktijkgericht onderzoek uitvoeren De student kan praktijkgericht onderzoek analyseren De student kan praktijkgericht onderzoek evalueren De student is in staat om, op basis van de uitkomsten van het eigen onderzoek, een kwaliteitsverbetering in gang te zetten. De student kan de meerwaarde van het product uitdragen De student is in staat om de behoeftes, wensen en mogelijkheden van verschillende belanghebbenden te betrekken bij het project. De student beoordeelt de mate van congruentie in de eigen beroepsvisie, het eigen handelen en de gestelde eisen in de beroepscontext. De student heeft inzicht in zijn wijze van leren en ontwikkelen ten behoeve van het beroep en kan dit bewust inzetten. De student is in staat om muzischludische media werkzaam aan te laten sluiten bij deelcompetenties 5b, 10a en 10b. 10b x x x x x 10a x x x x x x 5b x x x x x x 9a+b x x x 11 x Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Schriftelijke 2 (Onafhankelijke Cijfer 5,50 beoordeling onderzoeksdeskundige en docentbegeleider vanuit het Individuele presentatie en gesprek Sparkcentrum) 2 (deskundige van de eigen opleiding en docentbegeleider vanuit het Sparkcentrum) Cijfer 5,50 138

139 Code V4IP3A-1 / P4IP3A-1 V4IP3A-2 / P4IP3A-2 13: Verplichte literatuur Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Gezamenlijk N.v.t. 60% S-route: eind S2 eindproduct PO F-Route: eind S1 Tweede gelegenheid in overleg met de examinator 30,0 Individuele N.v.t. 40% S-route: eind S2 presentatie, F-Route: eind verdediging en S1 reflectie PO** Tweede gelegenheid in overleg met de examinator Literatuur wordt bekend gemaakt door het sparkcentre. 14: Software N.v.t. 15: Interprofessioneel samenwerken en onderzoek doen vanuit het sparkcentre Activiteiten 16: Hoorcolleges, onderwijsgroepen, workshops, intervisie, begeleidingsbijeenkomsten Werkvormen 17: 3+4 en 1+2(*) Onderwijsperiode 18. Maximum aantal deelnemers 8 (*) bij voldoende deelname voor een februariroute (**) De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-V4IP3A-2 / SPH-P4IP3A-2) wordt aangemerkt als integrale toets Onderwijseenheden, SPH-Plus, niveau 2, studiejaar 2 Methodisch hulpverlenen niveau 2: Groepsgericht werken A Titel OWE SPH-P2MG2A Methodical social work level 2: group-based work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychologische stromingen 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 5 stp / 140 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in sbu: 10,5 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 70,75 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 58,75 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In de onderwijseenheden op niveau 1 wordt aandacht besteed aan het hulpverleningsproces van een cliënt. Daarbij spelen kennis van verschillende visies op gedrag, verstoord gedrag, verschillende methodieken en methoden een rol. In het tweede leerjaar (niveau 2) van de SPH staat de hulpverlening aan de cliënt binnen zijn systeem en bij complexere hulpvragen centraal. Dit betekent dat vanuit een methodiek of benadering methodisch het hulpverleningsproces aan een cliënt binnen zijn systeem en bij complexe problematiek wordt vormgegeven. Groepsgericht werken, kennis van groepsdynamica en het hanteren van beiden in de begeleiding staan centraal. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. 139

140 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). In deze OWE leert de student om groepsdynamische processen zodanig te beïnvloeden dat de doelstellingen voor hulpverlening worden bereikt. Daarnaast verdiept hij zich in verschillende psychologische stromingen. De student leert de theorie van de groepsdynamica toe te passen in het werken met groepen. Er wordt actief geëxperimenteerd met het sturen van groepsprocessen en de technieken, interventies en creatieve mindset die daarbij gehanteerd kunnen worden. De student leert hoe hij groepsgesprekken kan begeleiden. Centrale vragen die een rol spelen zijn; Hoe kun je als hulpverlener de dynamiek van de groep gebruiken in een gesprek? Hoe stuur of leid je de groep? Welke relatie en interactiepatronen spelen er? Hierbij wordt telkens een koppeling gelegd tussen de leerinhouden en de toepassing ervan in de praktijksituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Maatschappelijke problemen/introductie plaats. 10: Competenties 1c. vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren 2a. Op basis van een analyse/diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren 3c. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Psychologische stromingen Cognitief aspect van de volgende competenties wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 2a en 3c In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Behaviorisme - Cognitieve psychologie - Systeemtheorie - Humanistische psychologie - Psychodynamische theorie - Biologische psychologie 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen P2MG2A-1 Psychologische stromingen Code Naam (deel)tentamen P2MG2A-1 Psychologische stromingen 13: Verplichte literatuur Duitstalig: - Artikelen en uittreksels Scholar Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Woordenboek in de vreemde taal 5 1 P1+P2 Nederlandstalig: - Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in hulpverlening en opvoeding. Bussum: Coutinho. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student maakt kennis met de zes psychologische stromingen en leert wat deze stromingen inhouden. 16: Werkvormen Hoorcollege, IO-lessen 17: Onderwijsperiode 1 Methodisch hulpverlenen niveau 2: Groepsgericht werken B Titel OWE SPH-P2MG2C Methodical social work level 2: group-based work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen: Groepsgericht werken 4: Centrale beroepstaak Groepsgericht werken 5: (Beroeps)Producten Casustoets Groepsdynamica 140

141 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 5 stp / 140 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in sbu: 57 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 24,25 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 58,75 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In de onderwijseenheden op niveau 1 wordt aandacht besteed aan het hulpverleningsproces van een cliënt. Daarbij spelen kennis van verschillende visies op gedrag, verstoord gedrag, verschillende methodieken en methoden een rol. In het tweede leerjaar (niveau 2) van de SPH staat de hulpverlening aan de cliënt binnen zijn systeem en bij complexere hulpvragen centraal. Dit betekent dat vanuit een methodiek of benadering methodisch het hulpverleningsproces aan een cliënt binnen zijn systeem en bij complexe problematiek wordt vormgegeven. Groepsgericht werken, kennis van groepsdynamica en het hanteren van beiden in de begeleiding staan centraal. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving In deze OWE leert de student om groepsdynamische processen zodanig te beïnvloeden dat de doelstellingen voor hulpverlening worden bereikt. De student leert de theorie van de groepsdynamica toe te passen in het werken met groepen. Er wordt actief geëxperimenteerd met het sturen van groepsprocessen en de technieken, interventies en creatieve mindset die daarbij gehanteerd kunnen worden. De student leert hoe hij groepsgesprekken kan begeleiden. Centrale vragen die een rol spelen zijn; Hoe kun je als hulpverlener de dynamiek van de groep gebruiken in een gesprek? Hoe stuur of leid je de groep? Welke relatie en interactiepatronen spelen er? Hierbij wordt telkens een koppeling gelegd tussen de leerinhouden en de toepassing ervan in de praktijksituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdracht. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Maatschappelijke problemen/introductie plaats. 10: Competenties 1a. Doelgericht vormgeven en hanteren van de relatie met de cliënt en het cliëntsysteem. 1b. In dialoog met de cliënt / het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt / cliëntsysteem analyseren. 2a. Op basis van een analyse / diagnose en in dialoog met de cliënt en cliëntsysteem en (eventueel) andere hulpverleners doelen formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Casustoets Groepsdynamica Indicatoren / eisen aan de OWE De vaardigheden- en de integrale lijn leiden naar de afsluitende casustoets waarin de studenten gevraagd wordt vragen te beantwoorden over een groepssituatie op basis van hun kennis van groepsdynamica en groepsgericht werken en 2 (ter plaatse uitgereikte) wetenschappelijke artikelen. In deze kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Grondslagen groepsdynamica - Groepsprocessen - Groepsvorming en groepsontwikkeling - Communicatie en besluitvorming - Leiding geven aan groepen - Rol van hulpverlener in het groepsgericht werken - Tegengesteld interveniëren volgens de Roos van Leary - Rollen, status en invloed - Creatieve interventies in groepen 141

142 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2MG2C- 2 Groepsdynamic a Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2MG2C- Groepsdynamic Woordenboek in de vreemde taal P1+P a 13: Verplichte literatuur Deutschsprachig: - Remmerswaal, J. van (1999). Handboek Groepsdynamica (Vertaling Scholar). Artikelen op Scholar: - Kok, J. F.W. (2003). Kapitel 4: Beziehung sein, Klima schaffen und Situationen einsetzen. In Erziehen als Beruf : Eine Einführung für Gruppenerzieher und Lehrer. Soest : Nelissen. - Wiertzema, K. und Jansen, P. (2004), Die Rose von Leary. In Basisprincipes van communicatie. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Niederländischsprachig: - Remmerswaal, J., van (2013). Handboek Groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen. Artikelen op Scholar: - Bruininks A.C., Doorn, A, en Janssen, A. (1998). Het alledaagse integreren. Een methodiekmodel voor de jeugdzorg. Maarssen: Elsevier/ de Tijdstroom. Een samenvatting en bewerking van dit boek. - Dijk, B. van (2000). Beïnvloed anderen, begin bij jezelf. Zaltbommel: Thema. Hoofdstuk 3 Werken met de Roos van Leary. - Kok, J.F.W. (2003) Opvoeden als beroep. Soest: Nelissen. Hoofdstuk 4 Relatie zijn, klimaat scheppen en situaties hanteren (p ) 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student leert de belangrijkste concepten van de groepsdynamica en de rol van de hulpverlener zodat hij invloed uit kan oefenen op groepsprocessen en de dynamiek van groepen kan sturen en leiden. 16: Werkvormen Hoorcollege, training, werkcolleges, groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 1 Methodisch hulpverlenen niveau 2: Systeemgericht werken A Titel OWE SPH-P2MS2D Methodical social work level 2: system-based work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Verslag systeemanalyse en methodiekadvies 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in sbu: 61,5 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 89,75 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 58,75 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang Na het leren kennen van psychologische stromingen in de eerste onderwijseenheid van het 2e jaar gaat de student zich nu in de systeemgerichte aanpak verdiepen en vanuit deze de cliënt benaderen. Tegelijkertijd verdiept deze onderwijseenheid de kennis van het methodisch handelen op niveau 2 door het leren toepassen van een methodiek die het meest passend is voor de cliënt met een specifieke hulpvraag. Deze onderwijseenheid borduurt voort op de reeds door het onderwijs verworven basisgespreksvaardigheden door het verwerven van oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. De MLM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 en 2 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het 142

143 gebied van de MLM. Je leert (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Bovendien leert de student vaktechnische technieken, afhankelijk van het gekozen verdiepingsvak. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is aangetoond. 9: Algemene omschrijving Binnen de themadag Systeemtheorie verdiept de student zijn kennis en vaardigheden t.o.v. systeemgericht denken en werken. Op die manier geeft de themadag handvatten voor het uitvoeren van de toetsopdracht systeemanalyse en methodeadvies. Binnen de tweede onderwijseenheid op niveau 2 breidt de student zijn kennis over psychopathologie uit. Tevens verdiept de student zich in de systeemgerichte aanpak. Een nadruk ligt op de toepassing van systemisch denken in verschillende contexten van het werkveld van SPH. De student leert vanuit een systeemgericht perspectief te analyseren en te werken. Bovendien leert hij om vanuit verschillende perspectieven naar eenzelfde probleem te kijken. Met behulp van een cliënt uit zijn praktijk past de student een systeemgerichte analyse toe en geeft op basis van een literatuurstudie een onderbouwt methodisch advies voor de begeleiding van de cliënt aan het team binnen zijn stagepraktijk. De hiervoor benodigde kennis, vaardigheden en houdingen komen binnen deze OWE aan bod. De student leert onder meer, oplossingsgerichte gespreksvaardigheden toe te passen in de begeleiding van zijn cliënt. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 2 verdiep je je in verschillende MLM, waarbij je verdere mediumspecifieke vaardigheden ontwikkelt. Je leert activiteiten arrangeren en begeleiden en ontwikkelt persoonlijke en professionele eigenschappen, die je inzet als instrument. Je ontwikkelt, naar aanleiding van literatuuronderzoek, het opdoen van praktijkervaringen en zelfonderzoek een visie op het inzetten van MLM in de hulpverlening. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en/of leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1b. In dialoog met de cliënt/het cliëntsysteem zich oriënteren op vragen, problemen en mogelijkheden 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 1d. Een sociaal pedagogische hulpvraag formuleren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Verslag systeemanalyse en methodeadvies Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie1b: - De student onderbouwt zijn werkwijze in de gevoerde dialoog/ dialogen. - Het verslag bevat een volledige beschrijving van de (huidige) situatie van de cliënt. - Het verslag bevat een heldere beschrijving van de hulpbronnen en belangrijke anderen in de context van de cliënt. Competentie 1c: - De student verleent betekenis aan de verzamelde informatie op basis van systemische inzichten. Competentie 1d: - Er bestaat een inzichtelijk verband tussen het belang van de cliënt, de systeemanalyse en de meerpartijdig doorgronde hulpvraag. 143

144 Competentie 2b: - De student beargumenteert de keuze voor de methode in relatie tot de praktijksituatie. - Het methodeadvies bevat relevante informatie over de methode en de benaderingswijze. - Het methodeadvies wordt met bruikbare en relevante literatuur onderbouwd. Competentie 5b: - De feedback laat zien dat de student een overtuigend advies uitbrengt vanuit zijn SPH deskundigheid. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2MS2D-1 Systeemanalyse en methodeadvies Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2MS2D-1 Systeemanalyse en Woordenboek in de vreemde taal P2+P3 7,5 1 methodeadvies 13: Verplichte literatuur - Bassant, J. (2000). Methoden voor sociaal-pedagogische hulpverleners (3e druk). Bussum: Coutinho. ISBN: Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. - De Jong, P. & Berg, I.K. (2003). Lösungen erfinden. Dortmund: Modernes lernen. ISBN: (DU) - De Jong, P. & Berg, I.K. (2015). De kracht van de oplossingen (3e druk). Amsterdam: Pearson. (NL) - Nabuurs, M. (2014). Basisboek Systeemgericht werken. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. ISBN: Donk, C. van der & Lanen, B. van (2013). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Schilling, J. (2008). Didaktik/Methodik Sozialer Arbeit. München/Basel: Ernst Reinhardt Verlag. ISBN: (UTB), (Ernst Reinhardt) - Artikelen, opgenomen op Scholar 14: Software Scholar 15: Activiteiten In de hoorcolleges maakt de student op basis van de systeemtheorie en het constructivisme uitgebreider kennis met systeemgericht denken en werken. Bovendien leert hij verschillende settingen kennen waarin systeemgericht wordt gewerkt. In de praktijk gaat de student met een cliënt in dialoog. Hierbij staat het uitwerken van een systeemanalyse en een methodeadvies centraal. In de groepsbijeenkomsten werkt hij aan de integrale opdracht onder begeleiding van een docent. Hierbij gaat hij in dialoog aan de slag met een systeemanalyse en leert hij samen met de andere studenten om tot een onderbouwd advies te komen. De student gebruikt voor dit advies een literatuuronderzoek. Tevens leert hij in een vaardighedentraining als ondersteunend onderwijs de basis van oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. In de MLM construeer je kennis, bouw je een repertoire aan mediumspecifieke vaardigheden op en leer je jezelf als instrument kennen, waardoor je, gericht op het geheel van methodisch handelen, leert muzisch ludische media in te zetten op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid tot professioneel instrument. 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 2 Methodisch hulpverlenen niveau 2: Systeemgericht werken B Titel OWE SPH-P2MS2B Methodical social work level 2: system-based work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 144

145 5: (Beroeps)Producten Kennistoets psychopathologie 2 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 5 stp / 140 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in sbu: 10,5 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 70,75 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 58,75 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Na het leren kennen van psychologische stromingen in de eerste onderwijseenheid van het 2e jaar gaat de student zich nu in de systeemgerichte aanpak verdiepen en vanuit deze theorie de cliënt benaderen. Tegelijkertijd verdiept deze onderwijseenheid de kennis van het methodisch handelen op niveau 2 door het leren zoeken en vergelijken van methodes die het meest passend is voor de cliënt met een specifieke hulpvraag. Deze onderwijseenheid borduurt voort op de reeds door het onderwijs verworven basisgespreksvaardigheden door het verwerven van oplossingsgerichte gespreksvaardigheden. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Binnen de themadag Systeemtheorie verdiept de student zijn kennis en vaardigheden t.o.v. systeemgericht denken en werken. Op die manier geeft de themadag handvatten voor het uitvoeren van de toetsopdracht systeemanalyse en methodiekadvies. Binnen de tweede onderwijseenheid op niveau 2 breidt de student zijn kennis over psychopathologie uit. Tevens verdiept de student zich in de systeemgerichte aanpak. Een nadruk ligt op de toepassing van systemisch denken in verschillende contexten van het werkveld van SPH. De student leert vanuit een systeemgericht perspectief te analyseren en te werken. Bovendien leert hij om vanuit verschillende perspectieven naar eenzelfde probleem te kijken. Met behulp van een cliënt uit zijn praktijk past de student een systeemgerichte analyse toe en geeft op basis van een literatuurstudie een onderbouwt methodisch advies voor de begeleiding van de cliënt aan het team binnen zijn stagepraktijk. De hiervoor benodigde kennis, vaardigheden en houdingen komen binnen deze OWE aan bod. De student leert onder meer, oplossingsgerichte gespreksvaardigheden toe te passen in de begeleiding van zijn cliënt. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van cliënt/ cliëntsysteem analyseren. 2b. In dialoog met de cliënt een plan van aanpak voor de sociaal pedagogische hulpvraag ontwerpen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen P2MS2B-1 Psychopathologi e 2 Code Naam (deel)tentamen P2MS2B-1 Psychopathologi e 2 Tentamen: kennistoets psychopathologie II Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 1c, 2b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Posttraumatische stressstoornis & dissociatieve stoornissen - Psychotische stoornissen - Persoonlijkheidsstoornissen - Verslaving Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Woordenboek in de vreemde taal 5 1 P2+P3 145

146 13: Verplichte literatuur Nederlands Blanken, Clijsen, M., Garenfeld, W., Te Paske, I., & Van Piere, M. (2012). Psychiatrie voor SPH. Amsterdam: Reed Business. 14: Software Scholar 15: Activiteiten In de hoorcolleges verbreed je je kennis met betrekking tot psychopathologie. 16: Werkvormen Hoorcolleges, stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 2 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 2: Complexe hulpverlening A SPH-P2MC2A Methodical social work level 2: complex social work A 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Verslag interveniëren en evalueren 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig onderwijstijd is in sbu: 54,75 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 45,05 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 40,2 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Nadat de student zich in dit tweede jaar voor de beroepstaak Methodisch hulpverlenen heeft beziggehouden met onder meer systemisch werken en het inzetten van een methodiek in het hulpverleningsproces, gaat hij/zij zich in deze OWE verdiepen in het uitvoeren en evalueren van een interventie. Dit doet de student in een complexe hulpverleningssituatie met een cliënt waarbij meerdere problemen spelen. Hiervoor maak hij/zij gebruik van eerder verworven kennis en inzichten over verschillende psychologische stromingen, de systeemtheorie en diverse methodes. Ook breidt de student vaardigheden uit in deze OWE en leert hij/zij omgaan met weerstand en agressie. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving Het centrale thema In deze OWE is complexe hulpverlening. De student verdiept zich in een cliënt met meerdere problemen (complexe problematiek) en ontwerpt een interventie om een antwoord te kunnen bieden op een bepaalde hulpvraag. Daarbij onderzoekt de student verschillende mogelijke interventies. Eén van deze interventies wordt geselecteerd en onderbouwd vanuit een SPH-methode. Daarna voert de student een nulmeting uit, wordt de interventie ingezet en het uiteindelijke effect gemeten. Zoals dit gebruikelijk is in de agogische cyclus vindt tot slot een evaluatie met de betrokkenen plaats. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt de international week plaats. 10: Competenties 3a. Het ontworpen plan van aanpak voor sociaal pedagogische hulpverlening methodisch uitvoeren en in dialoog bijstellen 3b. De uitvoering evalueren en verantwoorden 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Interveniëren en evalueren De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 3a - In het cliëntprofiel staat nauwkeurig beschreven waarom de hulpverleningssituatie volgens de student complex is - In het cliëntprofiel is concreet beschreven hoe de student in dialoog met de cliënt de doelen en interventies heeft bepaald. - In het cliëntprofiel staat inzichtelijk beschreven hoe de samenwerkingsrelatie bespreekbaar is gemaakt 146

147 - In de beschrijving van de alliantiemetingen worden de uitkomsten concreet toegelicht - De doelen en interventies sluiten logisch aan bij de ondersteuningsvraag. - In het interventieplan wordt helder beschreven hoe de theorieën van de alliantie en presentie concreet zijn vormgegeven in het hulpverleningsproces. Competentie 3b: - In de evaluatiebeschrijving worden de uitkomsten van de product-, proces- en alliantie-evaluatie op heldere wijze beschreven - In de evaluatiebeschrijving wordt concreet onderbouwd hoe presentie en alliantie bij kunnen dragen aan het hulpverleningsproces. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2MC2A-1 Interveniëren en Verslag 1 Cijfer 5,50 evalueren Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2MC2A-1 Interveniëren en Woordenboek in de vreemde taal P3+P4 5 1 evalueren 13: Verplichte literatuur - Fontaine, Britt (2010). De plancyclus in het sociaal-agogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. (ISBN: ) - Ravelli, Alfons et al. (2009). Werken met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Uitgeverij Coutinho. (ISBN: ) - Hoofdstukken en artikelen op Scholar - Publicaties verkrijgbaar via internet 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student verdiept zich in thema s als dubbeldiagnostiek, dwang & drang, diversiteit en zingeving. De student leert hoe hij complexe doelgroepen kan begeleiden en welke interventies hij hierbij kan inzetten. Binnen De student leert vanuit de MLM originele en bruikbare oplossingen voor complexe begeleidingsvragen te vinden en hanteren. De student doet een effectmeting in de praktijk: Hij kiest een interventie, doet een nulmeting, voert de interventie uit en evalueert deze. De student Bijeenkomsten vanuit de muzisch ludische leerlijn, waarbij vanuit de creatieve vakken een focus ligt op het vinden en hanteren van originele en bruikbare oplossingen voor problemen binnen het vakgebied. 16: Werkvormen Hoorcolleges, trainingen, werkcolleges, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 3 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 2: Complexe hulpverlening B SPH-P2MC2B Methodical social work level 2: complex social work B 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Handelingstoets gespreksvaardigheden 6: Studiepunten, studielast en 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 34,5 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid 35,5 en andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 70 7: Samenhang Nadat de student zich in dit tweede jaar voor de beroepstaak Methodisch hulpverlenen heeft beziggehouden met onder meer systemisch werken en het inzetten van een methodiek in het hulpverleningsproces, gaat hij/zij zich in deze OWE verdiepen in het uitvoeren en evalueren van een interventie. Dit doet de student in een complexe hulpverleningssituatie met een cliënt waarbij meerdere problemen spelen. Hiervoor maak hij/zij gebruik van eerder verworven kennis en inzichten over verschillende psychologische stromingen, de systeemtheorie en diverse methodes. Ook breidt de student vaardigheden uit in deze OWE en leer hij/zij omgaan met weerstand en agressie. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). 147

148 En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Gespreksvaardigheden geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. 9: Algemene omschrijving Het centrale thema In deze OWE is complexe hulpverlening. Daarnaast staan de thema s presentiebenadering en de werkrelatie tussen hulpverlener en cliënt (alliantie) centraal. De student verdiept zich in een cliënt met meerdere problemen (complexe problematiek) en ontwerpt een interventie om een antwoord te kunnen bieden op een bepaalde hulpvraag. Hij geeft zijn rol als hulpverlener vorm vanuit de presentiebenadering en alliantie die hij heeft met de cliënt. De student voert een nulmeting uit, zet een interventie in en evalueert het uiteindelijke resultaat. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt de internationaal week plaats 10: Competenties 3c. Doelgericht hanteren van de relatie met de cliënt 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen: Handelingstoets Gespreksvaardigheden De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 3c: - De gehanteerde gespreksvaardigheden zijn afgestemd op de cliënten - De gehanteerde gespreksvaardigheden zijn afgestemd op het doel van het gesprek - Middels passende verbale gespreksvaardigen leidt de student het gesprek. - Middels non-verbale gespreksvaardigheden leidt de student het gesprek. - De houding van de student is niet-wetend - De oplossingsgerichte vaardigheden zijn afgestemd op de cliënten 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat P2MC2B-1 Gespreksvaardigheden Performancetoets 1 Cijfer 5,50 P2MC2B-2 Weerbaarheidstraining Deelnameplicht 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2MC2B-1 Gespreksvaardigheden Woordenboek in de vreemde P3+P4 1 taal 2,5 P2MC2B-2 Weerbaarheidstraining Woordenboek in de vreemde 0 P1+P2+P3+P4 taal 13: Verplichte literatuur - Haas, W. de (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg. Soest: Nelissen - Jong, P. & Berg I.K. (2004). De kracht van oplossingen. Amsterdam: Pearson 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student volgt een weerbaarheidstraining waarin hij leert omgaan met weerstand en agressie. Verder oefent hij met gespreksvaardigheden die hij in kan zetten in de begeleiding van cliënten met complexe problematiek. 16: Werkvormen trainingen, werkcolleges, discussies, stagebegeleiding, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 3 148

149 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 2: Complexe hulpverlening C SPH-P2MC2D Methodical social work level 2: complex social work C 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten MLM interventies 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 23,25 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 166,55 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 20,2 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang Nadat de student zich in dit tweede jaar voor de beroepstaak Methodisch hulpverlenen heeft beziggehouden met onder meer systemisch werken en het inzetten van een methodiek in het hulpverleningsproces, gaat hij/zij zich in deze OWE verdiepen in het uitvoeren en evalueren van een interventie. Dit doet de student in een complexe hulpverleningssituatie met een cliënt waarbij meerdere problemen spelen. Hiervoor maak hij/zij gebruik van eerder verworven kennis en inzichten over verschillende psychologische stromingen, de systeemtheorie en diverse methodes. Ook breidt de student vaardigheden uit in deze OWE en leert hij/zij omgaan met agressie. De MM zijn ondersteunend aan het werken aan en binnen de beroepstaken. Bij het inzetten van MLM arrangeer je ervaringsgerichte (leer)activiteiten die ruimte scheppen voor intrinsieke betrokkenheid en voor experimenteren met alternatieven om ontwikkeling en ontplooiing te bevorderen. Op niveau 1 houd je je bezig met verwerven van ambachtelijke technieken en vaardigheden en bouw je een handelingsrepertoire op, waarbij je je oriënteert op je eigen (on)mogelijkheden op het gebied van de MLM. Op niveau 2 leer je (leer)activiteiten arrangeren en begeleiden die mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Op niveau 3 leer je bewust en overtuigend keuzes maken bij het inzetten van MLM voor specifieke situaties, zowel bij cliënten als bij collega s, onderzoeken en professionaliseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). En (deel)tentamen Stagecontract (P1PO1A-1) uit de propedeuse is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene In het tweede jaar leer je door de lessen muzisch-ludische media concrete omschrijving ambachtelijke technieken en instrumenten beheersen om gericht ervaringen te creëren, arrangeren en begeleiden. Je onderzoekt hoe je binnen de methodes die gehanteerd worden in praktijk (leer)ervaringen kunt creëren die extra mogelijkheden bieden voor het werken aan de ontplooiing en ontwikkeling van cliënten. Daarbij leer je je eigen professionele kwaliteiten en uitdagingen kennen in het creëren, arrangeren en (bege)leiden van deze ervaringen. Je beschikt zo over een stevig methodisch repertoire binnen een specifiek medium en voldoende persoonlijke overtuigingskracht om te kunnen handelen in de praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag Rouw en verlies plaats. 10: Competenties 11. Inzetten van muzisch ludische media in de sociaal pedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: De verleiding De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 11: - De student heeft op een doelmatige en productieve wijze feedback verworven en verwerkt. - Je laat zien dat de gekozen ML-activiteit een meerwaarde heeft. 149

150 - Je laat de verbinding zien tussen de doelgroep, de gekozen activiteit en de theorie. - Je maakt inzichtelijk welke alternatieven je hebt onderzocht. - Je maakt duidelijk waar je ideeën opgedaan hebt. - Je laat verdieping zien in de gekozen activiteit door gebruik te maken van nieuwe inzichten. - Je neemt waar wat er in de groep/of met het individu gebeurt tijdens de activiteit en reageert hierop. - Je kijkt terug op de voorbereiding en uitvoering van de activiteit en de keuzes die je daarin gemaakt hebt. - Je kijkt terug op de uitgevoerde MLM activiteit t.a.v. sterke en ontwikkelpunten. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2MC2D-1 De verleiding Presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2MC2D-1 De verleiding Woordenboek in de vreemde taal 7,5 1 P3+P4 13: Verplichte literatuur Duits - Schweitzer, J., Schlippe, A. von (2007). Lehrbuch der systemischen Therapie und Beratung. Göttingen: Vandenhoek & Ruprecht. Nederlands - Behrend, D. (2008). Muzisch-Agogische Methodiek. Een handleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. - Haaster, K.J.M. van (2006). Kleine verhalen. Amsterdam: Coutinho. - Rosmalen, J. van (2012). Het woord aan de verbeelding. Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Visser, J. (2015). Effectief werken met groepen. Katwijk aan Zee: Panta Rhei. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student past de inhoud van het MLM vak toe op de praktijkplek. In de MLM lessen ontwikkel je (mediumspecifieke) vaardigheden en waardoor je een repertoire opbouwt op het gebied van arrangeren en begeleiden van activiteiten, gericht op het geheel van methodisch handelen. 16: Werkvormen Praktijktraining, werkcolleges, werkgroepen, zelfstudie 17: Onderwijsperiode 3 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 2 Titel OWE (Tactiek en strategie in organisaties) SPH-P2WA2E Working in and from a labour organisation level 2 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak / taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Tactische en strategische communicatie 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig onderwijstijd is in sbu: 51,75 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 57,75 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 100,5 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorische en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heeft de student zich verdiept in de organisatietheorie. Op basis van deze kennis ga je op het tweede niveau actief bijdragen aan het beleid van de organisatie door op strategische wijze, relevante personen te beïnvloeden. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. 150

151 Leerdoelen op niveau 2 zijn: De student is in staat om ontwikkelingen in omgeving van de organisatie en in de samenleving te verbinden met ontwikkelingen binnen een organisatie De student is in staat aanbevelingen bij relevante personen binnen de instelling op een effectieve manier te communiceren De student is in staat om tot een gefundeerde aanbeveling te komen die verbonden is met de visie en het beleid van de instelling De student is in staat om een praktijkgericht onderzoek te doen ter verbetering van een gesignaleerd probleem 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) en het (deel)tentamen Praktijkbeoordeling (V1PO1D-1) uit de propedeuse van het studiejaar is behaald. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De student signaleert problemen en mogelijkheden in een instelling en vormt hierover een gefundeerde mening. Op basis van een kort onderzoek draagt hij oplossingen aan voor het gesignaleerde probleem, in de vorm van beleidsmatige aanbevelingen. Die zal hij op een effectieve wijze d.m.v. een communicatieplan bij de relevante personen overbrengen, opdat de kwaliteit van de hulpverlening verbetert. Deze aanbevelingen en het communicatieplan worden in de vorm van een presentatie overgebracht. Voor de presentatie wordt het team gesimuleerd door medestudenten. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid wordt de Themadag WMO en ondernemerschap aangeboden. 10: Competenties Tentamen: Tactische en strategische communicatie 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 4b. Initiatief nemen tot (preventieve) activiteiten en/of belangenbehartiging n.a.v. deze factoren en ontwikkelingen. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 8b. Vanuit een SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. Tentamen: Tactische en strategische communicatie De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 4a - Het signaal is helder benoemd. - Het signaal is methodisch geanalyseerd. - Uit de signaalbeschrijving blijkt de relevantie voor de instelling/organisatie met betrekking tot kwaliteitsverbetering op micro- en mesoniveau. Competentie 4b - De wijze van presenteren getuigt van inzicht in de eigen invloedssfeer m.b.t. kwaliteitsverbetering van de hulpverlening. Competentie 5b - De student toont in de presentatie dat hij in staat is kritisch mee te denken over het beleid van zijn organisatie en kwaliteitsmanagement (visie, structuur, cultuur). - De presentatievorm sluit aan bij het publiek, is aantrekkelijk en nodigt publiek uit om mee te denken over de aanbeveling. Competentie 8b - De aanbevelingen zijn gebaseerd op de conclusies van het onderzoek en bieden een adequate verheldering of verbetering voor het signaal. 151

152 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen P2WA2E-1 Tactische en strategische communicatie Code P2WA2E-1 Naam (deel)tentamen Tactische en strategische communicatie - In de presentatie wordt duidelijk dat de aanbevelingen tot kwaliteitsverbetering leiden, dit wordt onderbouwd met literatuur en praktijkinzichten. - In de presentatie worden de aanbevelingen helder gecommuniceerd naar betrokken personen. Competentie 10b - Het signaal, het doel, de vraagstelling, de resultaten en de conclusie(s) van het onderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. - Het onderzoek is onderbouwd met relevant literatuur en praktijkinzichten. Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat Performancetoets 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Woordenboek in de vreemde taal P4+ 7,5 1 Bezemweek 13: Verplichte literatuur - Alblas, G. & Wijsman, E. (2009): Gedrag in organisaties. Groningen Noordhoff Uitgevers. - Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. (NL) - Donk, C. Van der & Lanen, B. Van (2014). Praxisforschung im Sozial- und Gesundheitswesen. Bern: Verlag Hans Huber. (D) - Eemeren, F. van & Snoeck Henkemans, F. (2011). Argumentatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Kals, E. & Gallenmüller-Roschmann, J. (2011). Arbeits- und Organisationspsychologie. Weinheim, Basel: Beltz Verlag. (entspricht dem niederländischen Gedrag in organisaties ) - Vurst, J. van der (2008). Effectief beïnvloeden. Houten: Spectrum. - Bijker, J. (2010). Tien beïnvloedingsvaardigheden. Zaltbommel: Thema. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten De student verzamelt informatie n.a.v. een signaal m.b.t. communicatie en analyseert dit. De student voert een klein onderzoek uit om voor de instelling tot relevante aanbevelingen te komen. De student beschrijft dit individueel in een verslag. De aanbevelingen en het plan voor kwaliteitsverbetering presenteert de student in een groep aan medestudenten die zich verplaatsen in van de personen voor wie dit geschreven is. 16: Werkvormen Hoorcollege, werkcollege, gast-/responsiecollege, IO-lessen, VC-lessen 17: Onderwijsperiode 4 Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 2a SPH-P2PO2A Professional Development level 2a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Op koers presentatie en gesprek 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 25,5 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 83,5 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 101 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). 152

153 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Integrale Toets deel A: Op koers geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Segment Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 12. euregionaal werken 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen: Op koers IT Deel A De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - De student verwoordt van tenminste twee SPH-relevante ontwikkelingen/trends hoe deze de interactie met de ander en beleid/organisatie beïnvloeden (micro én mesoniveau). - De student presenteert zijn persoonlijke, onderbouwde beroepsvisie, gerelateerd aan zijn normen en waarden. - De student beargumenteert zijn positie ten opzichte van het creatieve profiel. - De student reflecteert methodisch op zijn ontwikkelingsproces als beginnend ludisch-agogisch professional. - De student formuleert leerdoelen die aansluiten bij de rol van ludisch-agogisch professional. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2PO2A-1 Stagecontract Document 1 Voldaan/niet Voldaan voldaan P2PO2A-3 Integrale Toets Presentatie en interview 1 Cijfer 5,50 deel A: Op koers Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2PO2A-1 Stagecontract Woordenboek in de vreemde taal 0 P1 P2PO2A-3 Integrale Toets Woordenboek in de vreemde taal 7,5 deel A: 1 P2+P3 Op koers 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Byttebier, I. (2002). Creativiteit HOE?ZO!: Hoofdstuk 2 Tielt, België: Lannoo. (op Scholar) - Geenen. M-J. (2011). Reflektieren. Bussum: Coutinho. ISBN: Landelijk Opleidingsoverleg SPH (2009). De creatieve professional - met afstand het meest nabij. (op Scholar) - Lankester, W. (2012). Het creatief profiel van SPH. Beschrijving van de visie op hulpverlenen en opleiden als onderbouwing van competentie 11. Nijmegen: HAN. (op Scholar) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee 153

154 naar de praktijk zo vind het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. Daarnaast neemt de student deel aan groepsbijeenkomsten. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, Stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 1 en 2 Titel OWE Professionele ontwikkeling niveau 2b SPH-P2PO2D Professional Development level 2b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 2 (Professionele ontwikkeling, Methodisch hulpverlenen, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Casustoets integrale toets deel B 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig onderwijstijd is in sbu: 45 Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: 29,8 Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 135,2 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse behaald (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee). (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor het (deel)tentamen Integrale Toets deel B: Casusanalyse geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. 9: Algemene omschrijving De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie 1. contact maken en analyseren 2. doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3. plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. samenwerken 8. bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 12. euregionaal werken 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Werken aan professionalisering 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 12. euregionaal werken Casusanalyse IT Deel B De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1, 2, 3, 4, 5, 8, 11, 12: - De wederkerige invloed van het instellingsconcept (beleid, visie en organisatie) op het handelen van de SPH-er wordt beschreven. 154

155 - Het handelen van de student wordt conceptueel kritisch onderbouwd en indien nodig formuleert de student leerdoelen ter verbetering. - De organisatie van het werk door respectievelijk de student en de organisatie wordt kritisch beoordeeld en indien nodig worden onderbouwde suggesties voor verbetering gegeven. - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituatie worden de consequenties voor het handelen bij een andere, zelfgekozen, doelgroep beargumenteerd. Competentie 9, 10, 12 - De invloed van normen en waarden van de student, de ander en de instelling op de gemaakte keuzes voor het handelen wordt beschreven. - De omgang met verschillen in normen en waarden wordt uiteengezet en beredeneerd. (Deel)tentamen: International week (IW) De deelname voor 2 e jaar studenten aan de IW is verplicht (voor meer informatie zie paragraaf 1.1 van deel 1 van deze studiegids, onder International week). Tijdens de IW wordt aan competentie 9 gewerkt. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2PO2D-2 Stagelogboek Document 1 Voldaan/niet Voldaan voldaan P2PO2D-1 Integrale Toets Verslag 1 Cijfer 5,50 deel B: Casusanalyse Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2PO2D-2 Stagelogboek Woordenboek in de vreemde taal 0 P3 P2PO2D-1 Integrale Toets Woordenboek in de vreemde taal 7,5 P4+Bezem deel B: 1 week Casusanalyse 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Byttebier, I. (2002). Creativiteit HOE?ZO!: Hoofdstuk 2 Tielt, België: Lannoo. (op Scholar) - Geenen, M. (2011). Reflektieren. Aus den Erfahrungen in der sozialen Arbeit lernen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. ISBN Landelijk Opleidingsoverleg SPH (2009).De creatieve professional met afstand het meest nabij. (op Scholar) - Lankester, W. (2012). Het creatief profiel van SPH. Beschrijving van de visie op hulpverlenen en opleiden als onderbouwing van competentie 11. Nijmegen: HAN. (op Scholar) - Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student werkt in de praktijk en documenteert zijn ervaringen in zijn logboek. Vragen die ontstaan, brengt de student in de lessen in. Hij neemt nieuwe vragen mee naar de praktijk zo vind het verband tussen onderwijs en praktijk plaats. 16: Werkvormen Groepsbijeenkomsten, Stagebegeleiding 17: Onderwijsperiode 1 t/m 4 Plusprogramma niveau 2a Titel OWE SPH-P2PP2D Plus programme level 2a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 4: Centrale beroepstaak Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 155

156 6: Studiepunten, 7,5 stp / 210 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 31,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 178,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 210 7: Samenhang Op niveau 1 waren studenten in studiejaar 1 bezig om het belang van juridische achtergronden en de juridische context van minder complexe opdrachten te verkennen. Gedurende deze OWE op niveau 2 leren studenten juridische aspecten vanuit de beroepspraktijk te expliciteren en zij leren eenvoudige juridische vraagstukken met begeleiding te analyseren. Daarnaast leren studenten expliciet naar verschillen t.a.v. juridische en sociaalpolitieke vraagstukken in Duitsland en Nederland te kijken. Studenten onderzoeken aan de hand van enkele voorbeelden, welke effecten van deze verschillen uitgaan en welk invloed dit heeft voor bepaalde doelgroepen van sociaal-agogische werkvelden. Op deze wijze leren studenten SPH zich stapsgewijs zelfstandig bewegen in een complexe hulpverleningswereld, waarin wettelijke kaders te grenzen en kansen van het professionele beroepsmatige handelen in Duitsland (en Nederland) (mede) bepalen. 8: Ingangseisen Onderwijs: Studenten SPH-Plus: Minimaal 45 studiepunten van de OWE s van de propedeuse exclusief het plusprogramma behaald. De student dient ingeschreven te zijn voor het plusprogramma SPH-Plus van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. 9: Algemene omschrijving Indicatoren / eisen aan de OWE (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Studenten leren juridische methoden en technieken die zij nodig hebben om casussen vanuit SPH praktijk te analyseren. Hiervoor maken zij o.a. kennis met basisprincipes recht t.a.v. familierecht, recht jeugdzorg en zij leren de basisprincipes bestuurlijk handelen kennen. Studenten verkennen effecten die ontstaan door verschillende juridische opvattingen en de structuur en vormgeving van de sociaal-agogische hulpverlening. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 12b. Het beroep in Duitsland en Nederland uitoefenen binnen verschillende culturele, inhoudelijke en/of organisatorische contexten 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Kennistoets Recht 1 Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 12b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - basisprincipes recht; - indeling van het recht incl. staatsbestel/ stelsel van de sociale zekerheid in Duitsland; - basisprincipes familierecht (o.a. samenlevingsvormen en scheiding); - ouderschap en gezag; - jeugdzorg, jeugdhulpverlening (instanties, jeugdzorgketen, hulpvarianten en procedures); - jeugdbeschermingsmaatregelen; - inleiding (sociaalrechtelijke) beschikkingen; - sociaal-politieke uitgangspunten in Nederland en Duitsland Daarnaast wordt aandacht besteedt aan sociologische vraagstukken en maatschappelijke beleidsvragen. 156

157 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2PP2D-1 Recht 1 Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2PP2D-1 Recht 1 Woordenboek in de vreemde taal 1 P4+Bezemw Wetboek Duits recht eek 7,5 Begrippenlijst (Duitse vakbegrippen, Nederlandstalige uitleg) 13: Verplichte literatuur - Trenczek/Tammen/Behlert. (2014). Grundzüge des Rechts, Studienbuch für soziale Berufe. München Basel: UTB (4. Auflage). 14: Software Scholar - digitale leeromgeving juridisch module. 15: Activiteiten Hoorcolleges, werkcolleges, consulten 16: Werkvormen Activerende werkvormen die studenten motiveren onder begeleiding een juridische vraagstelling met praktijkcasussen uiteen te zetten. - Studenten van SPH-plus worden per week 2 uur door docenten begeleidt. Zij volgen hoorcolleges waar theoretische achtergrondinformatie gegeven wordt en een inleiding in juridische methoden en technieken. Verder werken zij in subgroepen aan praktijkcasussen. - Activerende werkvormen die studenten motiveren, zich met begeleiding vanuit een sociaal-politieke vraagstelling met praktijkcasussen uiteen te zetten. - Studenten worden per week 2 uur door docenten begeleidt. Zij volgen een lesprogramma waar theoretische achtergrondinformatie gegeven wordt en ze werken in subgroepen aan praktijkcasussen. 17: Onderwijsperiode 4 Plusprogramma Niveau 2b Titel OWE SPH-P2PP2C Plus programme level 2b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 2, studiejaar 2, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Plusprogramma 4: Centrale beroepstaak Plusprogramma 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 6: Studiepunten, 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 42 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 28 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 70 7: Samenhang In de SPH-Plus variant worden studenten opgeleid voor de Duitse en Nederlandse arbeidsmarkt. De Duitse studenten leren in het eerste jaar verplicht Nederlands en de Nederlandse studenten Duits. Vanaf het begin van het tweede jaar volgen studenten vakken zowel in het Nederlands als in het Duits. 8: Ingangseisen Onderwijs: De student dient ingeschreven te zijn voor het plusprogramma SPH- Plus van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). 9: Algemene omschrijving Om het onderwijs in het Nederlands (of Duits) met succes te volgen, moeten de studenten minimaal over niveau B1 beschikken. Dit wordt in het eerste studiejaar aangestuurd. Aan het eind van jaar 2 moeten de studenten bewijzen dat zij niveau B2 beheersen. Deze OWE bereidt de studenten voor op dit niveau en zal daarnaast uitgebreid aandacht besteden aan situaties en de woordenschat die horen bij het vakgebied van SPH. Tijdens de OWE komen alle vaardigheden aan bod: spreek-, luister-, lees- en schrijfvaardigheid. Vanzelfsprekend maken woordenschat en grammatica hier onderdeel vanuit. De studenten maken een taalportfolio waarin zij bewijzen van hun competentieontwikkeling verzamelen. 10: Competenties 12a. De Duitse en Nederlandse taal beheersen. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen: Kennistoets Taaltoets B2 Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de taaltoets getoetst: Competentie 12a 157

158 In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - Spreekvaardigheid (2 examinatoren) - Schrijfvaardigheid (geen examinator) - Luistervaardigheid (geen examinator) - Leesvaardigheid (geen examinator) 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P2PP2C-2 Taaltoets B2 - meerkeuzetoets 0 of 1 of 2 Cijfer 5,50 lezen P2PP2C-3 Taaltoets B2 - meerkeuzetoets 0 of 1 of 2 Cijfer 5,50 luisteren P2PP2C-4 Taaltoets B2 - open schrijfopdrachten 0 of 1 of 2 Cijfer 5,50 schrijven P2PP2C-5 Taaltoets B2 - spreekvaardighe id een gesprek over een aantal opdrachten met een docent 0 of 1 of 2 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2PP2C-2 Taaltoets B2 - Woordenboek 1 P4+Bezemweek lezen P2PP2C-3 Taaltoets B2 - luisteren - 1 P4+Bezemweek P2PP2C-4 Taaltoets B2 - Woordenboek 2,5 1 P4+Bezem- schrijven P2PP2C-5 Taaltoets B2 - spreekvaardighe id week - 1 P4+Bezemweek 13: Verplichte literatuur Wordt in de les bekend gemaakt. 14: Software N.v.t. 15: Activiteiten Taallessen Nederlands of Duits 6: Werkvormen De benadering van de taallessen is communicatief. In de lessen staan reële situaties en het leren communiceren in deze situaties centraal. Tijdens de lessen wordt veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van de spreekvaardigheid. Daarnaast wordt het vakonderwijs en hoorcolleges waar mogelijk tweetalig aangeboden, om studenten zoveel mogelijk het leren verstaan van de vreemde taal te laten oefenen. Schrijf- en leesvaardigheid ontwikkelt de student m.b.v. zelfstudie. 17: Onderwijsperiode Onderwijseenheden, SPH-Plus, niveau 3, studiejaar 3 en 4 Leiding en begeleiding geven niveau 3 Titel OWE SPH-P3LB3C Managing and giving supervision level 3 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus 3: Beroepstaak / taken Leiding en begeleiding geven 4: Centrale beroepstaak Leiding en begeleiding geven 5: (Beroeps)Producten Teamontwikkeling en werkbegeleiding 6: Studiepunten, studielast 12,5 stp / 350 sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 144 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 134 Totaal aantal sbu 350 7: Samenhang Op niveau 1 en 2 heb je al geleerd hoe je (bege)leiding geeft aan een cliënt en aan het uitvoeren van begeleidingsplannen. In de beroepstaak Leiding en begeleiding op niveau 3 ga je verdiepen in het begeleiden van medewerkers en en/of vrijwilligers in de praktijk. Je bent als SPH er bezig met het competentiegericht begeleiden van een collega en je team. Leerdoelen op niveau 3 zijn: - De student is in staat op methodische wijze een groep medewerkers te instrueren

159 - De student is in staat de coachee tot nieuw gedrag en acties te stimuleren en uit te dagen gerelateerd aan de beroepscontext. - De student kan een activiteit op een effectieve wijze voorbereiden, organiseren, evalueren en afhandelen. - De student is in staat om creatieve middelen en interventies in te zetten tijdens het leiden en begeleiden van medewerkers. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN ER 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. In deze onderwijseenheid verdiep je je in individueel en teamleren. Hiervoor onderzoek je het leerbeleid en de actuele ontwikkelingsbehoeften van jouw instelling. Je levert een bijdrage aan de professionele ontwikkeling van jouw collega s door na te gaan na welke leerbehoeften in jouw team leven en je kiest een methode om deze leermethode op te lossen; dit bereid je voor en voer je ook uit. Daarnaast begeleidt je een medewerker, vrijwilliger of een medestudent (in overleg met de docent, eventueel een student uit leerjaar 1 of 2) in zijn ontwikkeling met betrekking tot een SPH gerelateerde leervraag. Je geeft deze begeleidingsgesprekken op een methodische wijze vorm. Je stemt af op de leerstijl van degene die je begeleidt en helpt hem bij de professionele ontwikkeling. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 6a. Leiding geven aan medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen. 6b. Medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers begeleiden of coachen 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden 11. Inzetten van muzisch ludische media in de Sociaal Pedagogische hulpverlening 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Teamontwikkeling en werkbegeleiding Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 6a - Er is een analyse van de leerbehoefte gemaakt, vanuit verschillende perspectieven, zowel in de praktijk als de literatuur en hierbij zijn recente ontwikkelingen in het werkveld betrokken. - De vraagstelling van de medewerkers vloeit voort de probleemanalyse en gericht op competentievergroting m.b.t. een SPH relevant aspect. Competentie 6b - De leeractiviteiten sluiten aan op de belevingswereld van de medewerkers in de praktijk. - De student gebruikt verschillende vraagtechnieken, die medewerkers aanzetten tot reflectie op hun emoties, inzicht en belemmerende overtuigingen. - De student ondersteunt en daagt de medewerker uit tot nieuwe inzichten, gedragingen en acties door de inzet van verschillende interventies. - De gemaakte keuzes zijn helder onderbouwd vanuit vakliteratuur. Competentie 7 - De student geeft een heldere beschrijving van zijn methodisch voorbereiding op de begeleiding van het team en de medewerkers. - Het traject is systematisch geëvalueerd op de gewenste resultaten. - Het traject is systematisch geëvalueerd op het gehele proces. Competentie 11 - Het creatieve middel sluit aan bij de doelgroep en het beoogde leerdoel van de activiteit. - Het is inzichtelijk wat het effect is van de gekozen creatieve middel. 159

160 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3LB3C-1 Teamontwikkeling en werkbegeleiding Performancetoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3LB3C-1 Teamontwikkeling Woordenboek in de vreemde taal P1+P2 en werkbegeleiding 12,5 1 13: Verplichte literatuur - Beek, M. van & Tijmes, I. (2005). Leren coachen. Basisboek Theorie en Methoden. Soest: Nelissen Soest. - Rijkers, T. (2003). Effectief opleiden voor praktijkopleider. Soest: Nelissen. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten In deze OWE voert de student een begeleidingstraject uit met een medewerker uit zijn beroepspraktijk m.b.t. een SPH-relevante ontwikkelvraag. Ook voert hij een teamontwikkelingsactiviteit uit aan medewerkers binnen de SPH beroepscontext. 16: Werkvormen Hoorcolleges, IO opdracht, vaardigheidstraining 17: Onderwijsperiode 1 Methodisch hulpverlenen niveau 3: Netwerkgericht werken Naam van OWE SPH-P3MN3C Methodical social work level 3: Network-oriented working 1: Opleiding SPH Plus Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH Plus niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Methodische hulpverlening 4: Centrale beroepstaak Methodische hulpverlening 5: (Beroeps)producten Multimediale netwerkanalyse 6: Studiepunten, 15 stp / 420 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig is 67,5 onderwijstijd in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 202,5 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 150 Totaal aantal sbu 420 7: Samenhang Deze onderwijseenheid is een voortzetting van andere soorten aangeboden onderwijs in het kader van de methodische hulpverlening op niveau 1 en 2 en vormt de afsluiting van de onderwijsserie Methodische hulpverlening op niveau 3. 8: Ingangseisen Onderwijs: er moet worden voldaan aan de stagevereisten (zie paragraaf 4.4). Er moeten 60 studiepunten zijn behaald van de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN OOK 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) De student heeft bewijs overlegd van de goed afgelegde (deel)toetsen van de Stagecontract (P2PO2A-1) uit hoofdfase 1. (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving Binnen de onderwijseenheid leer je om aan de hand van een netwerkanalyse de hulpbehoefte van een cliënt te onderzoeken en je een beeld te vormen van de hulpbronnen van de cliënt en diens netwerk. Jouw taak bestaat eruit om op basis hiervan een plan op te stellen dat een oplossing biedt voor deze hulpvraag. Bij de geplande activiteiten staat de bevordering van de zelfredzaamheid van de cliënt centraal. Je bent verantwoordelijk voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de hulpverlening/bijstand door de diverse partijen. Als creatieve beroepskracht ben je in staat om aansluiting te zoeken met de cliënt, op grond van een breed repertoire aan mogelijke handelingen. Je benut de kennis en ervaringen die je hebt verworven en opgedaan met de inzet van muzisch-ludische media, om in elke specifieke situatie te beoordelen wat gewenst en vereist is en hoe je jezelf daarbij als professioneel instrument inzet. De taken worden binnen de betreffende context uitgevoerd door studenten van de studierichting GGZ-agoog Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog Jeugdzorg en GGZ-agoog 160

161 Psychiatrisch werk. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een themadag plaats. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties 1a. Doelgericht actiestappen opstellen en optreden in overeenstemming met de cliëntverhouding en het cliëntsysteem. 1b. Zich in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem oriënteren met betrekking tot vragen, problemen en mogelijkheden. 1c. Vragen, problemen en mogelijkheden van de cliënt/het cliëntsysteem analyseren. 2a. Op basis van een analyse/diagnose in samenspraak met de cliënt/met het cliëntsysteem en (indien van toepassing) andere zorgverleners doelen formuleren. 2b. In samenspraak met de cliënt een actieplan opzetten voor de sociaalpedagogische hulpvraag. 3a. Het actieplan methodisch uitvoeren. 3b. De uitvoering evalueren en verantwoorden. 3c. Doelgericht een band met de cliënt opbouwen. 11. Inzet van muzische spelmedia bij de sociaalpedagogische hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Deeltoets: Multimediale netwerkanalyse Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 1a: - In de MMN is kritisch gereflecteerd op de activerende, faciliterende en coördinerende rol die de student heeft in het begeleidingsproces van de cliënt. Competentie 1b: - De student betrekt in zijn netwerkanalyse de cliënt en zijn netwerk. - In de theoretische onderbouwing wordt helder toegelicht hoe en waarom de student werkt vanuit de netwerkmethodiek. Competentie 1c: - De analyse bevat de meest relevante kenmerken (waaronder vragen, mogelijkheden en belemmeringen) van de cliënt en diens sociale & professionele netwerk m.b.t. de hulpvraag. Competentie 2a: - Met het geformuleerde doel wordt duidelijk aangestuurd op zelfredzaamheid van de cliënt. Competentie 2b: - In het plan staat uitvoerig beschreven hoe de resources van de cliënt en zijn netwerk moeten gaan bijdragen tot het behalen van het doel. Competentie 3a: - In de beschrijving van het evaluatieoverleg (met de cliënt en zijn netwerk) staat helder benoemd hoe de verschillende belangen van de betrokkenen een plek hebben gekregen in het definitieve plan van aanpak. - In het plan van aanpak staat de risicocheck en de omgang met risico s nauwkeurig beschreven Competentie 3b: - In het MMN wordt nauwkeurig beschreven waar, wanneer, met wie, hoe en met welk doel het conceptplan is geëvalueerd. Competentie 3c: - In het MMN wordt op kritische wijze verantwoord hoe de samenwerking tussen alle betrokkenen bijdraagt tot zowel empowerment als zelfredzaamheid van de cliënt. Competentie 11: - In het MMN zijn de resources, toekomstperspectieven en eventuele belemmeringen van de cliënt en het netwerk duidelijk waarneembaar. 12: Tentaminering SIS-code Naam van (deel)tentamen Toetsvormen Aantal examinatoren Beoordeling Minimaal vereist behaald resultaat P3MN3C-1 Multimediale netwerkanalyse Verslag 1 Cijfer 5.50 Code SIS Naam van (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Studiep unten Weging Tentamenmoment P3MN3C-1 Multimediale Woordenboek in de vreemde P2+P netwerkanalyse taal 161

162 13. Verplichte literatuur - Friedrich, S. (2012). Ressourcenorientierte Netzwerkmoderation: Ein Empowermentwerkzeug in der Sozialen Arbeit. Wiesbaden: Springer VS Verlag. ISBN: Bohlmeijer, Ernst, Mies, Lausanne & Westerhof, Gerben (2007). De betekenis van levensverhalen. Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Op basis van de netwerkanalyse onderzoek je de hulpbehoeften van een cliënt en vorm je je niet alleen een beeld van de hulpbronnen waarover deze cliënt beschikt maar ook van diens netwerken (sociale en professionele). Je stelt een volledig plan van aanpak op dat voorziet in deze hulpbehoefte. Het doel van dit actieplan is het stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt. In dit plan analyseer je welke invloed het sociale netwerk van de cliënt heeft op deze bevordering van de zelfredzaamheid van de cliënt en schakel je waar nodig andere professionele studierichtingen in. De geplande stappen worden met alle betrokkenen doorgenomen in een evaluatiegesprek. 16: Werkvormen Hoorcolleges, colleges, integrale-opdrachturen, praktijkuren creatief vak, training, leren in de praktijk 17: Onderwijsperiode 2 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3a Titel OWE (De zorg voor kwaliteit) SPH-P3WA3B Working in and from a labour organisation level 3a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus 3: Beroepstaak / taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Onderzoek kwaliteitszorg 6: Studiepunten, 10 stp / 280 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 43,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 96,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 140 Totaal aantal sbu 280 7: Samenhang De beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie vraagt het vermogen tot ondernemend denken en handelen en het bijdragen aan het functioneren van de arbeidsorganisatie. Het gaat om organisatorisch en bedrijfsmatige taken, samenwerken en vanuit de eigen positie uitvoering geven en een kritische, op onderzoek gestoelde bijdrage leveren aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op het eerste niveau heb je je verdiept in de organisatietheorie. Op het tweede niveau heb je kennis gemaakt met tactische en strategische communicatie en besluitvorming in een organisatie. Op het derde niveau ga je nauwkeurig onderzoeken op welke wijze je binnen je eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de dienstverlening in de instelling waar je werkt. Dit kan ook de input zijn voor het Projectvoorstel O&I, dat in het vierde studiejaar (tijdens Onderzoek & Innovatie) uitgevoerd kan worden. Leerdoelen op niveau 3 zijn: - De student heeft inzicht in het kwaliteitszorgsysteem van zijn instelling. - De student heeft inzicht in hoe hij binnen zijn eigen invloedsfeer een bijdrage kan leveren aan de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening in een instelling. - De student is in staat een constructieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van dienstverlening. - De student is in staat onderzoeksmethoden in te zetten ten behoeve van kwaliteitsverbetering in een organisatie. - De student is in staat onderzoeksmethoden in te zetten en data methodisch te documenteren en analyseren. 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN ER 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) (Deel)tentamens: 162

163 9: Algemene omschrijving Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De bijlagen moeten voor de presentatie voor de beoordelaar inzichtelijk zijn. De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. In deze onderwijseenheid onderzoek je de kwaliteit van de zorg in de instelling waar jij stage loopt. Je geeft naar aanleiding van dit onderzoek een advies gericht op de kwaliteit van zorg aan de cliënt. Dit advies is gebaseerd op een analyse van een relevant signaal van de directe werkomgeving in uw beroepspraktijk in het licht van het kwaliteitssysteem van de instelling en draagt bij aan de verdere professionalisering van de hulp- en dienstverlening ten behoeve van cliënten binnen de organisatie. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid woord het themadag Kwaliteitszorg aangeboden. 10: Competenties Tentamen: Onderzoek kwaliteitszorg 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 8a. In en vanuit de arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de uitvoering van het sociaal pedagogisch hulpverleningsbeleid van de instelling. 8b. Vanuit een SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. 8c. Vanuit SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de zorg voor de kwaliteit van de hulpverlening. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. Tentamen: Onderzoek kwaliteitszorg De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 5b: - Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak gecreëerd wordt in het gehele proces van kwaliteitsverbetering. Competentie 8a: - Het is inzichtelijk beschreven hoe het kwaliteitszorgsysteem binnen de instelling vorm heeft gekregen. - De sterke en zwakke punten in de uitvoering van kwaliteitszorg zijn inzichtelijk beschreven. Competentie 8b: - Het voorstel voor kwaliteitsverbetering is inhoudelijk onderbouwd op basis van de bevindingen uit het onderzoek. - Het is inzichtelijk beschreven met behulp van relevante vakliteratuur hoe het voorstel voor de kwaliteitsverbetering aansluit bij de visie van de instelling en het vakmatig handelen van de beroepskracht. Competentie 8c: - Er wordt onderbouwd beschreven hoe de PDCA-cirkel gebruikt wordt. - Het is het inzichtelijk beschreven hoe het voorstel voor kwaliteitsverbetering methodisch voorgesteld wordt aan betrokkenen. - De evaluatie van het voorstel voor kwaliteitsverbetering is methodisch uitgevoerd met de betrokkenen. Competentie 10b: - Het signaal wordt met behulp van een relevant model methodisch onderzoekt. - Het signaal, het doel, de vraagstelling en resultaten van het signaalonderzoek vloeien logisch uit elkaar voort. - De interviewvragen vloeien voort uit de centrale vraag van het onderzoek kwaliteitszorg. - De voorbereiding van het interview is onderbouwd beschreven op basis van relevante onderzoeksliteratuur. - De keuze voor de methode van interviewen is verantwoord op basis van praktijkinzichten en relevante onderzoeksliteratuur. - De dataverwerking van het interview is methodisch uitgevoerd (topics, labeling). 163

164 - De essentie van het interview wordt in de conclusie verbonden met de centrale onderzoeksvraag. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3WA3B-2 Onderzoek Kwaliteitszorg Performance 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3WA3B-2 Onderzoek Woordenboek in de vreemde taal P3+P Kwaliteitszorg 13: Verplichte literatuur Nederlands: - Alblas, G. & Wijsdam, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: - Noordhoff Uitgevers. - Donk, C. van der & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. - Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Coutinho, Bussum. - Vliet, K. van & Boonstra, N. (2003). Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey Jonker Instituut (über Spezialisierungsprofil Behindertenhilfe: - Shalock 8 dimensies. Quelle: Internet, Stichwort Shalock, frühere Quelle: Für die Spezialisierungsprofile Jugendhilfe und Psychiatrie ist keine zusätzliche Literatur erforderlich. Duits: - Covey, R. S. (2005). Die sieben Wege zur Effektivität. Offenbach: Gabel. - Esselborn-Krumbiegel, H. (2007). Von der Idee zum Text. Eine Anleitung zum wissenschaftlichen Schreiben (3. Auflage). Stuttgart: Schöningh. - Flick, U. (2009). Qualitative Sozialforschung Eine Einführung. Reinbek: Rowohlt. - Mayring, P. (2002). Einführung in die qualitative Sozialforschung (5. Auflage). Weinheim, Basel: Beltz. - Merchel, J. (2013). Qualitätsmanagement in der Sozialen Arbeit Eine Einführung. Weinheim und München: Beltz Juventa Verlag. - Migchelbrink, F. (2006). Praxisorientierte Untersuchung in der Pflege und Wohlfahrtsarbeit (Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn). SWP: Amsterdam. - Scholte, M., & Splunteren, P. van (2010). Achtung! Zum systemischen Umgang mit Signalen in der Sozialarbeit. Bussum: Uitgeverij Coutinho. - Informationsdossier : Software HAN-Scholar 15: Activiteiten Deze onderwijseenheid wordt uitgevoerd in de praktijk en in de opleiding. De student bestudeert het kwaliteitszorgsysteem van de instelling waar hij werkt. Hij onderzoekt een signaal m.b.t. de kwaliteit van dienstverlening in zijn instelling en doet aan de hand daarvan een behoefte onderzoek bij medewerkers. Vanuit de conclusie van het onderzoek ontwikkelt de student een kwaliteitsverbetering met een daarbij behorende activiteit en voert deze uit bij de betrokken personen inde instelling. Ten slotte schrijft de student een projectvoorstel, waarin hij de instelling, het signaal en de bijbehorende praktijkvraag uiteen zet. Hierbij wordt een voorschot gegeven voor het praktijkonderzoek en het innovatieve (creatieve) product dat uit het project voortkomt. In het werk en in de opleiding krijgt de student feedback op zijn toetsopdrachten en verbetert deze om uiteindelijk de beroepstaak daadwerkelijk op het gewenste niveau uit te oefenen. 16: Werkvormen Hoorcolleges, instructielessen, vaardigheidslessen en muzisch ludisch vak, praktijkleren 17: Onderwijsperiode 3 Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie niveau 3b Titel OWE (De zorg voor kwaliteit) SPH-P3WA3E Working in and from a labour organisation level 3b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus 3: Beroepstaak / taken Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 164

165 4: Centrale beroepstaak Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie 5: (Beroeps)Producten Projectvoorstel 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek aanwezig 15 onderwijstijd is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 105 werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 20 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In deze beroepstaak werken in en vanuit een organisatie wordt een ondernemend denken en handelen verwacht. Daarnaast moet de student een bijdrage leveren aan het functioneren van een organisatie. Daarbij richt zich de student op: organisatorische en bedrijfsmatige taken, samenwerking en een kritische bijdrage (gebaseerd op een onderzoek) aan de kwaliteit en het beleid van de organisatie. Op niveau 1 heeft de student zich verdiept in de organisatorische theorieën. Op niveau 2 heeft de student kennis over tactische en strategische communicatie en besluitvorming in een organisatie verworven. Op niveau 3 zal de student uitgebreid onderzoeken, hoe hij binnen zijn eigen invloedsfeer een bijdrage aan de kwaliteit van hulpverlening kan leveren. Dit kan ook de ingang van het projectvoorstel voor O&I (onderzoek en innovatie) zijn, welke in het vierde studiejaar plaatsvindt. Leerdoelen op niveau 3 zijn: - De student kan een signaal analyseren - De student kan de organisatorische randvoorwaarden in wisselwerking met het signaal analyseren - De student heeft een visie waarin het effect van een andere omgang met het signaal duidelijk wordt - De student is in staat om onderzoeksmethodes te gebruiken om de gegevens methodisch te verzamelen, te documenteren en te analyseren - De student is in staat om onderzoeksmethodes ter signaalanalyse te gebruiken - De student kan een gevolgonderzoek voor de realisering van de visie ontwikkelen 8: Ingangseisen Onderwijs: Er moeten 60 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN ER 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De bijlagen moeten voor de presentatie voor de beoordelaar inzichtelijk zijn. De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving De student formuleert een projectvoorstel, waarin de organisatie, het signaal en de bijbehorende praktijkvraag beschreven en geanalyseerd zijn. De analyse gebeurt op basis van een onderzoek. De presentatie van het projectvoorstel houdt ook rekening met een visie op een toekomst, waar een betere omgang met het signaal beschreven wordt. Voor deze oplossing in vorm van een visie ontwikkelt de student een gevolgonderzoek. Tijdens zijn werk en zijn studie ontvangt de student feedback voor zijn toetsopdrachten, waardoor de student zijn werk kan verbeteren en deze beroepstaak op niveau 3 kan uitvoeren. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. In deze onderwijseenheid woord het themadag Kwaliteitszorg aangeboden. 10: Competenties 8b. Vanuit een SPH- perspectief een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid van de instelling. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Projectvoorstel Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 165

166 Competentie 8b: - In het projectvoorstel wordt expliciet onderbouwd in hoeverre het toekomstige project innovatief is. Competentie 10b: - De praktijkvraag die op basis van het signaal werd geformuleerd is aan de hand van een methodisch model onderzoekt. - Het signaal wordt op micro-, meso- en macroniveau aan de hand van relevante vakliteratuur onderzoekt. - Het signaal wordt naast het literatuurstudie aan de hand van twee verdere onderzoeksinstrumenten geanalyseerd. - De omgang met het signaal wordt vanuit de organisatiekunde geanalyseerd. - Het opvolging onderzoek is logisch opgebouwd. 12: Tentaminering Compensatiemogelijkheid: n.v.t. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3WA3E-1 Projectvoorstel Performance 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3WA3E-1 Projectvoorstel Woordenboek in de vreemde taal 5 1 P3+P4 13: Verplichte literatuur Nederlands: - Alblas, G. & Wijsdam, E. (2009). Gedrag in organisaties. Groningen/Houten: - Noordhoff Uitgevers. - Donk, C. van der & Lanen, B. van. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. - Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. - Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Coutinho, Bussum. - Vliet, K. van & Boonstra, N. (2003). Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey Jonker Instituut (über Spezialisierungsprofil Behindertenhilfe: - Shalock 8 dimensies. Quelle: Internet, Stichwort Shalock, frühere Quelle: Für die Spezialisierungsprofile Jugendhilfe und Psychiatrie ist keine zusätzliche Literatur erforderlich. Duits: - Covey, R. S. (2005). Die sieben Wege zur Effektivität. Offenbach: Gabel. - Esselborn-Krumbiegel, H. (2007). Von der Idee zum Text. Eine Anleitung zum wissenschaftlichen Schreiben (3. Auflage). Stuttgart: Schöningh. - Flick, U. (2009). Qualitative Sozialforschung Eine Einführung. Reinbek: Rowohlt. - Mayring, P. (2002). Einführung in die qualitative Sozialforschung (5. Auflage). Weinheim, Basel: Beltz. - Merchel, J. (2013). Qualitätsmanagement in der Sozialen Arbeit Eine Einführung. Weinheim und München: Beltz Juventa Verlag. - Migchelbrink, F. (2006). Praxisorientierte Untersuchung in der Pflege und Wohlfahrtsarbeit (Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn). SWP: Amsterdam. - Scholte, M., & Splunteren, P. van (2010). Achtung! Zum systemischen Umgang mit Signalen in der Sozialarbeit. Bussum: Uitgeverij Coutinho. - Informationsdossier : Software HAN-Scholar 15: Activiteiten - Er worden leerarrangementen gevormd, voor de uitvoering van de opdracht in de praktijk. - Ondersteuning tijdens het onderwijs om aan de opdrachten te kunnen werken - Vaardigheidstraining - Onderwijsleergesprekken - Hoorcolleges en consult-hoorcolleges In je werk ga je oefenen met het geven en ontvangen van feedback en op basis ervan je vaardigheden te verbeteren, om ten slotte deze beroepstaak op niveau 3 uit te kunnen voeren. 16: Werkvormen Hoorcolleges, instructielessen, vaardigheidslessen en muzisch ludisch vak, praktijkleren 17: Onderwijsperiode 3 166

167 Titel OWE Methodisch hulpverlenen niveau 3: Verbindend werken SPH-P3MV3C Methodical social work level 3: Connection-based working 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Methodisch hulpverlenen 4: Centrale beroepstaak Methodisch hulpverlenen 5: (Beroeps)Producten Project Verbindend werken 6: Studiepunten, studielast en 12,5 stp / 350 sbu Aantal sbu onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 39 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 135 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 176 Totaal aantal sbu 350 7: Samenhang Nadat de student in het eerste jaar zich verdiept heeft in het hulpverlenen aan een individuele cliënt en in het tweede leerjaar in het hulpverlenen aan een cliënt binnen zijn systeem en cliënten met complexe problematiek, houdt de student zich in het 3e jaar bezig met de cliënt in de maatschappij. De student leert hoe hij het netwerk van de cliënt kan versterken en hoe hij in de maatschappij plek kan helpen maken voor kwetsbare mensen. Zijn rol verandert van een hulpverlenende naar een meer faciliterende en regisserende rol. 8: Ingangseisen Onderwijs Er moeten 60 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) DAARNAAST MOETEN ER 45 studiepunten zijn behaald voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 9: Algemene omschrijving Het centrale thema van deze onderwijseenheid is het werken aan een maatschappelijke "gastvrijheid" waarin er ruimte is voor het 'anders-zijn' van mensen (inclusiedebat). De student onderzoekt samen met de deelnemers relevante mogelijkheden en behoeften voor/aan een sociale integratie die ruimte schept voor de vreemde ander. De student werkt hiermee aan de socialisatie en rehabilitatie (herstel van de waardigheid van de mens) en zoekt hierin het belang van de verbindende brugfunctie van MLM. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Voorafgaand aan de onderwijseenheid vindt een methodiekdag Recht plaats. 10: Competenties 4a. Factoren en ontwikkelingen in omgeving en maatschappij signaleren die van invloed zijn op sociaal pedagogische problemen van cliënten of mogelijkheden voor cliënten. 4b. Initiatief nemen tot (preventieve) activiteiten en/of belangenbehartiging n.a.v. deze factoren en ontwikkelingen. 5a. In een (al dan niet multidisciplinair) teamverband professioneel samenwerken met medewerkers, vrijwilligers en/ of functionarissen zowel binnen als ook buiten de eigen arbeidsorganisatie. 5b. SPH-deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 7. De voor sociaal pedagogische hulpverlening noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten en organisatorische voorwaarden creëren en bewaken. 11. Inzetten van muzisch ludische media in de Sociaal Pedagogische hulpverlening. 12. Het beroep in Duitsland en Nederland uitoefenen binnen verschillende culturele, inhoudelijke en/of organisatorische contexten. 167

168 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Presentatie Project Verbindend werken De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 4a - In de performance koppelt de student twee sociologische thema's logisch samenhangend aan de concreet gekozen praktijksituatie van zijn concept "Kwartiermaken" Competentie 4b - In de performance motiveert de student zijn "verbindend concept" op een vaktheoretische wijze. Competentie 5a - In de performance worden basisprincipes van het "aanwezig zijn" (aansluiten, afstemmen, oriëntatie op de leefwereld, verandering van perspectief) communicatief zichtbaar. Competentie 5b - In de performance worden eigen stellingen voor een sociaalpedagogische samenwerking met betrekking tot Kwartiermaken vaktechnisch besproken. Competentie 7 - In de performance wordt de vakinhoud bij de organisatorische voorwaarden en basisprincipes van "Kwartiermaken" inhoudelijk begrijpelijk weergegeven. Competentie 11 - De student laat in de performance een duidelijk gefundeerde argumentatie over de brugfunctie van MLM (Arts Community) binnen het kader van verbindend werken (Kwartiermaken) zien. Competentie 12 - In de vergelijkende beschouwing wordt een bruikbaar advies met betrekking tot verbindend werken gegeven voor de praktijksituatie in het eigen land 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3MV3C-1 Project Verbindend Performancetoets 1 Cijfer 5,50 werken Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3MV3C-1 Project Verbindend Woordenboek in de vreemde taal P4+ 12,5 1 werken Bezemweek 13: Verplichte literatuur Nederlandstalig: - Kal, Doortje; Post, Rutger & Wilken, Jean Pierre (2013). Verder met kwartiermaken. Naar de verwelkoming van verschil. Amsterdam: Uitgeverij Tobi Vroegh. - Rosenberg, M.B (2015) Geweldloze communicatie. Ontwapenend, doeltreffend en verbindend. Lemniscaat B.V. Rotterdam (NL Version) Duitstalig: - Kal, D.(2010). Gastfreundschaft. Das niederländische Konzept Kwartiermaken. Paranus Verlag der Brücke Neumünster ggmbh - Rosenberg, M.B. (2009) Gewaltfreie Kommunikation. Eine Sprache des Lebens. Jungfermann Verlag Paderborn. Al deze boeken zijn in het studiecentrum aanwezig. Aanvullend op HAN-Scholar: - Lankester, Wytske (2012). Het creatief profiel van SPH Nijmegen. Nijmegen: SPH Nijmegen (interne publicatie). Met betrekking tot de kunst van het debatteren wordt nog tijdig literatuur bekend gemaakt. 14: Software Scholar 15: Activiteiten De student onderzoekt aan de hand van zijn gekozen doelgroep (de doelgroep woont in een bepaalde stadswijk, een stationaire instelling, binnen een gedwongen kader enz.) de mogelijkheden om een maatschappelijke verbinding te realiseren. 168

169 Op basis van de bepaalde ondersteuningsvraag ontwerpt/ontwikkelt de student een mogelijk projectconcept waarbij hij, met MLM als verbindend middel, zorgt voor maatschappelijke ondersteuning (support, empowerment, inclusie en participatie). Het doel is om de betrokken/andersoortige personen gericht en duurzaam met een sociale omgeving te verbinden. Voor het opstellen van een concept onderzoekt de student de onderlinge behoeften en organisatorische verbindingsmogelijkheden. Hierbij werkt hij multidisciplinair en kan hij netwerken met gemeentelijke beleidsmakers of vertegenwoordigers uit de wijk. Samen met de sterke burger in een sociaal zwakke situatie achterhaalt hij de mogelijkheden van katalyserende MLM en ontwerpt met het geactiveerde netwerk een realiseerbaar concept. Dit concept wordt met alle betrokkenen (multilog) besproken en aan de hand van de hieropvolgende feedback aangepast. Deze activiteiten worden afgesloten met een debat met andere conceptopstellers, zodat het geleerde individueel ingang kan vinden. 16: Werkvormen trainingen, werkcolleges, discussies, hoorcolleges, groepsbijeenkomsten. 17: Onderwijsperiode 4 Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 1 Titel OWE SPH-P3PO3A Professional Development level 3 Part 1 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH-Plus, niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling in verband met Methodisch hulpverlenen, Leiding en Begeleiding, Onderzoek en Innovatie, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele Ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Supervisieverslagen, casustoets 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 37,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 62,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 40 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs: (Deel)tentamen Stagecontract (P2PO2A-1) uit hoofdfase 1 behaald. EN met stage in het binnenland: EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 45 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2). (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) EN Met stage in het buitenland wordt als instapeis gesteld: EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 52,5 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN deelgenomen aan de verplichte voorbereidingsmodule buitenland (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Voor de (deel)tentamens Supervisie en Integrale toets deel A: Casusanalyse geldt aanvullend dat de ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids van toepassing zijn. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. 169

170 Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Voor studenten die het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg volgen worden de opdrachten binnen de desbetreffende context uitgevoerd. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties Hulp- en dienstverlening aan en voor cliënten in en vanuit een arbeidsorganisatie met aandacht voor het werken aan professionalisering 1. Contact maken en analyseren 2. Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3. Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 4. factoren en ontwikkelingen signaleren en beïnvloeden 5. samenwerken 6 leiding en (werk-) begeleiding geven 7. beheersmatige activiteiten verrichten/ organisatorische voorwaarden creëren en bewaken 8. bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 12. euregionaal werken 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Supervisie Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 9a - Leerdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van de leerwijze. - Beroepsdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van het beroepsmatig handelen (taken, rollen) in de praktijk van het werk. - Persoonsdimensie: de student reflecteert op de ontwikkeling van de integratie van persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten in het eigen beroepshandelen Tentamen: casusanalyse - IT Deel A De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - Het handelen in de beroepssituatie wordt met theorieën, modellen, methoden en werkwijzen onderbouwd. - Het effect en de meerwaarde van creativiteit in het handelen van de student wordt kritisch beschouwd. - Op basis van kritische reflectie op zijn handelen in de beroepssituatie formuleert de student leerdoelen. - Op basis van kritische beoordeling van relevante beïnvloedende factoren vanuit de arbeidsorganisatie wordt een onderbouwde suggestie voor verbetering van de organisatie gegeven. - Voor de doelgroep en de instelling worden relevante trends en ontwikkelingen beschreven. - Uitgaand van de geanalyseerde praktijksituatie wordt een consequentie voor het sociaal pedagogisch handelen bij een transferdoelgroep vakinhoudelijk onderbouwd beschreven. - Voor de transferdoelgroep wordt een relevante trend of ontwikkeling beschreven, die het werken met de doelgroep beïnvloedt. 170

171 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3PO3A-1 Supervisie Verslag 1 Voldaan/niet voldaan voldaan P3PO3A-2 Integrale Toets Verslag 1 Cijfer 5,50 Deel A: Casusanalyse P3PO3A-4 Stagecontract Document 1 Voldaan/niet voldaan voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3PO3A-1 Supervisie Woordenboek in de vreemde taal P4+Bezemw 0 eek P3PO3A-2 Integrale Toets Woordenboek in de vreemde taal 1 P3+P4 5 Deel A: Casusanalyse P3PO3A-4 Stagecontract Woordenboek in de vreemde taal 0 P1 13: Verplichte literatuur - Brabander de, R. (2013). Van gedachten wisselen - Filosofie en ethiek voor zorg en welzijn, Bussum: Uitgeverij Coutinho - Geenen. M-J. (2011). Reflektieren. Bussum: Coutinho. ISBN: Ter reflectie, verantwoording en verdieping kan de student putten uit alle verplichte literatuur uit voorafgaande onderwijseenheden. Voor de uitstroomprofielen gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg geldt dat er geen aparte literatuur nodig is voor de beroepstaak PO. 14: Software Scholar 15: Activiteiten Supervisorisch leren in groepen van drie, groepsbijeenkomsten, zelfstudie 16: Werkvormen Supervisie; Hoorcolleges, werkcolleges, trainingen 17: Onderwijsperiode 1 t/m 4 Plusprogramma niveau 3a Titel OWE SPH-P3PP3A Plus programme level 3a 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus. 3: Beroepstaak/taken Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 4: Centrale beroepstaak Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 10,5 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 129,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 140 7: Samenhang In het kader van de juridische onderwijseenheid op niveau 2 hebben studenten geleerd, om juridische aspecten vanuit de beroepspraktijk te expliciteren en eenvoudige juridische vraagstukken met begeleiding te analyseren. Studenten SPH leren in deze OWE op niveau 3 zich zelfstandig in te werken in complexere voorheen onbekende juridische vraagstukken vanuit de hulpverleningswereld. 8: Ingangseisen Onderwijs: Studenten SPH-Plus: EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 45 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) exclusief het plusprogramma. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). Studenten leren juridische methoden en technieken die zij nodig hebben om complexere casussen te analyseren. Daarbij wordt minder begeleiding geboden dan op niveau 2 en de begeleiding is vraaggestuurd. De studenten maken o.a. kennis 171

172 met basisprincipes recht t.a.v. het Duitse SGB II, SGB IX en SGB XII (sociaalrecht) en strafrecht. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. 10: Competenties 12b. Het beroep in Duitsland en Nederland uitoefenen binnen verschillende culturele, inhoudelijke en/of organisatorische contexten 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Tentamen: Kennistoets Recht 2 Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie 12b In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen beoordeeld: - basisprincipes SGB II; - basisprincipes SGB IX; - basisprincipes SGB XII; - basisprincipes op het gebied van arbeidsrecht; - basisprincipes strafrecht (inclusief jeugdstrafrecht en reclassering); - sociaal pedagogisch relevante aspecten van zwijgplicht en zorgplicht; - basisprincipes wettelijke vertegenwoordiging 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3PP3A-1 Recht 2 Kennistoets 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P2PP3A-1 Recht 2 Woordenboek in de vreemde taal 1 Wetboek Duits recht P4+ 5 Begrippenlijst (Duitse vakbegrippen, Bezemweek Nederlandstalige uitleg) 13: Verplichte literatuur - Trenczek/Tammen/Behlert. (2014). Grundzüge des Rechts, Studienbuch für soziale Berufe. München Basel: UTB (4. Auflage). 14: Software Scholar, videoserver HAN 15: Activiteiten (Digitale) hoorcolleges, werkcolleges 16: Werkvormen Activerende werkvormen die studenten motiveren onder begeleiding een juridische vraagstelling met praktijkcasussen uiteen te zetten. 17: Onderwijsperiode 3 en 4 Plusprogramma niveau 3b Titel OWE SPH-P3PP3B Plus programme level 3b 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 3, studiejaar 3, SPH-Plus 3: Beroepstaak/taken Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 4: Centrale beroepstaak Plusprogramma De OWE richt zich op alle beroepstaken van SPH. 5: (Beroeps)Producten N.v.t. 6: Studiepunten, 2,5 stp / 70 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 10 onderwijstijd aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 60 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 0 Totaal aantal sbu 70 7: Samenhang Op niveau 2 waren studenten van SPH-Plus (Euregio-variant) in studiejaar 2 bezig om de effecten te verkennen, die uitgaan van verschillen in het sociale stelsel van Nederland en Duitsland. Gedurende deze OWE op niveau 3 zijn de verschillen van het Nederlandse en Duitse zorgstelsel vertrekpunt, van waaruit studenten ideeën en voorstellen leren genereren, die bij kunnen dragen om hulpvragen binnen het stelsel van een bepaald land alternatief te benaderen, zodat er een verbetering plaats kan vinden. Op deze wijze leren studenten SPH zich stapsgewijs als ondernemende professionals te profileren, die in alternatieven kunnen denken door grensoverschrijdende ervaringen uit Duitsland en Nederland in kunnen brengen. 8: Ingangseisen Onderwijs: EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) 172

173 EN 45 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) exclusief het plusprogramma. 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Uitgaand van effecten, die ontstaan door verschillen o.a. van juridische opvattingen en door verschillen in de structuur en vormgeving van sociaal-agogische hulpverleningsprocessen in Nederland en Duitsland, genereren studenten alternatieven en verbetervoorstellen voor hulpverleningsprocessen binnen een bestaand sociaal stelsel. Daarnaast wordt van de studenten verwacht dat zij een vergelijking maken tussen de instelling waar zij in jaar 1 en/of jaar 2 stage hebben gelopen en een vergelijkbare instelling in het buurland. Zij richten zich daarbij niet alleen op de verschillende randvoorwaarden (juridisch, economisch, sociaal-politiek, cultuur) maar verdiepen zich ook op een speciaal aspect, zoals een speciale methode die in een bepaalde context gebruikt wordt. Dit wordt in een handleiding voor SPH-Plus voor deze studievariant verder beschreven. Studenten spreken met hun docenten af, of zij de leerresultaten presenteren of er een schriftelijk verslag van maken. Voor beide vormen geldt, dat ze dit deels in de vreemde taal (Duits of Nederlands) moet gebeuren. De toets Vergelijking zorgstelsels wordt in een hoorcollege aangestuurd. Verder worden consultatie-uren en stagebegeleiding aangeboden waar de studenten vragen kunnen stellen en begeleid worden. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Om het onderwijs in het Nederlands (of Duits) met succes te volgen, moeten de studenten minimaal over niveau B2 beschikken. Dit is vanaf het eerste studiejaar aangestuurd. Aan het begin van jaar 3 moeten de studenten bewijzen dat zij niveau B2 beheersen. 10: Competenties 12a. De Duitse en Nederlandse taal beheersen. 12b. Het beroep in Duitsland en Nederland uitoefenen binnen verschillende culturele, inhoudelijke en/of organisatorische contexten 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Vergelijking zorgstelsels Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Competentie 12b. Beoordelingscriteria: - De student schetst op basis van het rapport meer van waarde en het adviesstuk van de Gezondheidsraad Sociaal werk op solide basis een duidelijk beeld van de ontwikkelingen in het sociaal domein in Nederland op macroniveau; - De student vergelijkt zijn schets van het Nederlandse zorgstelsel met de structuur van het zorgstelsel in Duitsland. In dit kader maakt hij duidelijk waar grote verschillen en overeenkomsten tussen beide zorgstelsels zijn. - De student schetst op basis van het kader voor sociaal-agogische opleidingen (vele takken een stam) een competentieprofiel van een SPH er in Nederland. - De student vergelijkt dit profiel met de Duitse Qualifikationsrahmen Soziale Arbeit en benoemd overeenkomsten en verschillen van beide profielen. - De student beschrijft de kaders van een hulpverleningssituatie, waar hij als stagiaire ervaring mee op heeft gedaan. Daarbij besteedt hij aandacht aan volgende aspecten: o belangrijke kenmerken van de doelgroep waar de hulpverlening zich op richt; o enkele voorbeelden van hulpvragen / opdrachten, die zijn taak bepalen; o wettelijke kaders die in de hulpverleningssituatie van belang zijn; o de financiering van de hulpverlening; 173

174 o o methodes of manieren van aanpak, die t.a.v. de hulpvragen toegepast worden; doelen waar de hulpverlening zich op richt en wat een mogelijk vervolg is. Uitgaand van de beschreven hulpverleningssituatie, onderzoekt de student hoe een verglijkbare hulpverleningssituatie in het buurland uitziet. Daarbij richt hij zich op dezelfde aspecten, die ook eerder aan de orde waren. Afsluitend benoemd de student expliciet overeenkomsten en verschillen in vergelijkbare hulpverleningssituaties in beide landen en maakt een schets, welke effecten ervan uitgaan, als een hulpvraag verschillend beantwoord wordt en wat men daarvan kan leren. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat P3PP3B-1 Vergelijking zorgstelsels Verslag of presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment P3PP3B-1 Vergelijking Woordenboek in de vreemde taal P2+P3 2,5 1 zorgstelsels Wetteksten voor Nederlands en Duits recht 13: Verplichte literatuur Studenten zoeken afhankelijk van het werkveld waar zij onderzoek doen, eigen bronnen; daarnaast maken zij gebruik van: - het adviesstuk Meer van waarde - Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs (april 2014); - het adviesstuk Sociaal werk op solide basis van de Gezondheidsraad (september 2014) - Übersetzung der Global Definition of Social Work, DBSH - Vele takken, één stam kader voor de hogere sociaal agogische opleidingen - Qualifikationsrahmen Soziale Arbeit (QR SArb) Version : Software Scholar - digitale leeromgeving juridische module. 15: Activiteiten Consulten 16: Werkvormen Zelfstudie, in combinatie met stagebegeleiding, eens in de twee weken werkcollege 17: Onderwijsperiode 2 Titel OWE Onderzoek en innovatie (Praktijkonderzoek) SPH-P4OI3B Research and innovation 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH, niveau 3, studiejaar 4, voltijd. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Onderzoek en Innovatie 4: Centrale beroepstaak Onderzoek en Innovatie 5: (Beroeps)Producten Projectverslag: onderzoeksrapport en innovatief beroepsproduct incl. productverantwoording en implementatieplan 6: Studiepunten, 25 stp / 700 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 99 onderwijstijd aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 601 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 0 Totaal aantal SBU 700 7: Samenhang Tijdens de OWE Onderzoek & Innovatie (praktijkonderzoek) wordt de student verder opgeleid in het inzetten van onderzoekend vermogen en een onderzoekende houding om tot een praktijkverbetering komen. Het leren hanteren van meervoudige perspectieven en het ontwerpen van een innovatief beroepsproduct (in dialoog met relevante stakeholders) staat in deze OWE centraal. De student leert om op methodische en systematische wijze een praktijkprobleem te onderzoeken en om op basis van resultaten van dit onderzoek een beroepsproduct te ontwerpen. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH. 8: Ingangseisen Onderwijs: 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) 174

175 EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 45 studiepunten behaald in hoofdfase 2 (=niveau 3 = jaar 3) waarvan minimaal de volgende onderdelen: o (Deel)tentamen Onderzoek kwaliteitszorg (WA3) o (Deel)tentamen Projectvoorstel (WA3) o (Deel)tentamen Supervisie (PO3) o Stage (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De student heeft de feedback- en GO/NO GO momenten doorlopen. De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. Tijdens de OWE praktijkonderzoek toont de student aan dat hij, naar aanleiding van een gesignaleerd probleem in de praktijk, door het uitvoeren van een praktijkonderzoek een praktijkverbetering tot stand kan brengen. De onderwijseenheid Praktijkonderzoek beslaat twee perioden, in deze periodes doet de student ervaring op met het doen van onderzoek en het ontwerpen van een innovatief beroepsproduct op basis van de resultaten van het onderzoek. Ten slotte wordt het beroepsproduct en de onderbouwing hiervan gepresenteerd aan de opdrachtgever tijdens een presentatie. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 9a.Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep - Er is inzichtelijk beschreven op welke wijze draagvlak is gecreëerd in het gehele proces van het project. - De mogelijke oplossingen voor de praktijkvraag zijn in overleg met de gebruikers van het beroepsproduct ontwikkeld. - Uit het implementatieplan en de presentatie blijkt dat er draagvlak is gecreëerd voor het beroepsproduct. 9a. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen - In de methodeverantwoording en discussieparagraaf blijkt dat de student gedurende het hele onderzoeksproces respectvol, integer en zorgvuldig heeft gehandeld. - In de discussieparagraaf is gereflecteerd op ervaren dilemma s en gemaakte keuzes in het onderzoeksproces en worden mogelijke handelingsalternatieven benoemd. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden - In de productverantwoording is de eigen visie gegeven op de functie van praktijkonderzoek bij de beroepsuitoefening van een SPH-er. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening - Het beroepsproduct is afgestemd op de kwaliteitseisen van de opdrachtgever. - Het belang van het beroepsproduct is onderbouwd door de innovatieve aspecten ervan te beschrijven. - In de verantwoording is een relatie gelegd tussen de uitkomsten van het onderzoek en het beroepsproduct. 175

176 12: Tentaminering Code P4OI3B-1 Code P4OI3B-1 Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker) Naam (deel)tentamen Projectverslag O&I (praktijkonderzoeker) 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk - Er is een analyse van het praktijkprobleem gemaakt, vanuit verschillende perspectieven, zowel in de praktijk als de literatuur en hierbij zijn recente ontwikkelingen in het werkveld betrokken - De probleemstelling vloeit voort uit de probleemanalyse. - De gekozen onderzoeksmethode(n) wordt helder beschreven en verantwoord op validiteit en betrouwbaarheid. - In de probleemstelling hangen doelstelling en onderzoeksvraag met elkaar samen en zijn de deelvragen dekkend voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. - De resultaten van het onderzoek zijn inzichtelijk beschreven en geven antwoord op de deelvragen. - De conclusies van het onderzoek geven antwoord op de onderzoeksvraag en vloeien voort uit de interpretatie van de resultaten uit het onderzoek. - Uit de discussieparagraaf blijkt dat er kritisch is nagedacht over omstandigheden die de resultaten van het onderzoek beïnvloed hebben 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening - Uit het projectverslag blijkt hoe de student MLM heeft ingezet om zich te positioneren als onderzoekende professional. Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Verslag 2 Cijfer 5,50 of Voldaan Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - 1 P4+ 25 Bezemweek 13: Verplichte literatuur Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. ISBN : Software Scholar 15: Activiteiten Naar aanleiding van een vraag uit de beroepspraktijk voert de student een praktijkonderzoek uit en ontwerpt op basis van de uitkomsten van het praktijkonderzoek een innovatief beroepsproduct ter verbetering van de beroepspraktijk. 16: Werkvormen Projectbegeleiding, hoorcollege, ateliers. 17: Onderwijsperiode 3+4 Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 Titel OWE SPH-P4PO3A Professional Development level 3 Part 2 1: Opleiding SPH Naar: overzicht onderwijsaanbod SPH-Plus 2: Doelgroep SPH Plus, niveau 3, studiejaar 4. Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Beroepstaak/taken Alle beroepstaken op niveau 3 (Professionele ontwikkeling in verband met Methodisch hulpverlenen, Leiding en Begeleiding, Onderzoek en Innovatie, Werken in en vanuit een arbeidsorganisatie) 4: Centrale beroepstaak Professionele Ontwikkeling 5: (Beroeps)Producten Integrale toets deel B: Eindgesprek 6: Studiepunten, 5 stp / 140 sbu Aantal sbu studielast en Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 3 onderwijstijd aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 137 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 0 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang Professionele ontwikkeling loopt parallel aan alle andere beroepstaken door de hele opleiding heen. Binnen professionele ontwikkeling vindt de integratie plaats. De relatie tussen beroepstaken, competentieontwikkeling en beginnende beroepsrol wordt inzichtelijk. Door de bijhorende integrale toets en de verbinding van onderwijs 176

177 en de praktijk ontstaat hier de samenhang tussen alle beroepstaken en de overstijgende ontwikkeling van de student. 8: Ingangseisen Onderwijs - 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) - EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) - EN 45 studiepunten behaald in hoofdfase 2 (=niveau 3 = jaar 3) waarvan minimaal de volgende onderdelen: o (Deel)tentamen Onderzoek kwaliteitszorg (WA3) o (Deel)tentamen Projectvoorstel (WA3) o (Deel)tentamen Supervisie (PO3) o Stage (studiepunten behaald in het plusprogramma tellen hierbij niet mee) 9: Algemene omschrijving (Deel)tentamens: Voldoende aanwezigheid in de lessen van onderwijseenheden van dit niveau (zie paragraaf 4.9 aanwezigheidsregeling in deel 1 van deze studiegids). De ontvankelijkheidseisen uit paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. De professionele ontwikkeling van de student gaat over de beroepstaken waar hij op dat moment mee bezig is. Actuele en reeds volbrachte beroepstaken, vormen grotendeels het subject van het PO programma, naast eigen inhouden zoals reflectievaardigheden, leertheorie, ethiek, beroepscode, filosofische concepten. Er staan 4 hoofdthema s centraal binnen de PO: studievaardigheden, reflectievaardigheden, beroepsvisie, rol en houding van de ludisch agogisch professional en de transfer tussen onderwijs en praktijk. Voor studenten die het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en jeugdzorg volgen worden de opdrachten binnen de desbetreffende context uitgevoerd. Alle leerinhouden zullen worden toegepast in de praktijk- en leersituatie. Deze toepassing en de transfer tussen onderwijs en praktijk helpen bij het goed vervullen van de toetsopdrachten. Zie ook paragraaf 4.4 van deel 1 van deze studiegids. Deze OWE maakt deel uit van het afstudeerprogramma. Zie voor meer informatie de handleiding afstuderen op Scholar. 10: Competenties 9. ontwikkelen van eigen professionaliteit 10. bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep 11. inzetten van MLM in de beroepsuitoefening 12. Euregionaal werken. 11: Beoordelingscriteria Tentamen: Integrale toets deel B Eindgesprek Indicatoren / eisen aan de OWE De ontvankelijkheidseisen zoals vermeld in paragraaf 4.6 van deel 1 van deze studiegids zijn van toepassing. - De student beschrijft de invloed van maatschappelijke trends en - omstandigheden op de SPH praktijk. - De student benoemt de invloed van maatschappelijke trends en - omstandigheden op macroniveau op het eigen handelen als ludisch-agogisch professional. - De student presenteert en onderbouwt conceptueel zijn beroepsvisie, waarin zijn mensbeeld en ideaalbeeld van goed hulpverlenerschap duidelijk worden - De student presenteert overtuigend zijn missie, waardoor motieven om als SPHer te willen werken transparant zijn. - De student presenteert en onderbouwd conceptueel de meerwaarde van de ludisch-agogische benadering. - De student reflecteert kritisch op de eigen wijze van leren en ontwikkelen. - De student benoemt drie verbeterpunten voor zichzelf in de beroepspraktijk en/ of zijn beroepsmatige handelen. - De student benoemt drie persoonlijke kwaliteiten waardoor hij bijdraagt aan de beroepspraktijk en/ of het beroepsmatig handelen. - De student brengt de samenhang en (tegen)strijdigheden in zijn beroepsvisie, rol als beginnend ludisch-agogisch professional en zijn beroepsmatig handelen tot uitdrukking. 177

178 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen P4PO3A-1 Integrale toets deel B - Eindgesprek Toetsvorm Verslag, presentatie en interview Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 2 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp. Weging Tentamenmoment P4PO3A-1 Integrale toets deel - P3+P4 5 1 B - Eindgesprek 13: Verplichte literatuur - Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. ISBN en/of - Donk, C. van der & Lanen, B. van (2014). Praxisforschung im Sozial- und Gesundheitswesen. Bussum: Coutinho ISBN: : Software Scholar 15: Activiteiten Bezinning, zelfwerkzaamheid, schrijven, lezen, presenteren, 16: Werkvormen Hoorcolleges, werkcolleges, groepsbijeenkomsten 17: Onderwijsperiode 3+4 LET OP: Onderstaande OWE is een alternatief voor de OWE s Onderzoek en Innovatie (Praktijkonderzoek) (SPH-P4OI3B) en Professionele Ontwikkeling niveau 3 deel 2 (SPH-P4PO3A). De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-P4IP3A-2) wordt hierbij aangemerkt als integrale toets. Titel OWE InterProfessioneel Praktijkgericht Onderzoek (IPPO) InterProfessional Practise Based Research SPH-V4IP43A / SPH-P4IP3A 1: Opleiding GGM breed aangeboden OWE. Voor studenten van de opleiding SPH die hieraan deelnemen is deze OWE vervangend voor de OWE s Onderzoek en innovatie (Praktijkonderzoek) SPH-VOI4B / SPH-P4OI3A en Professionele ontwikkeling niveau 3 deel 2 SPH-VPO4A / SPH- Naar: overzicht onderwijsaanbod P4PO3A. 2: Doelgroep SPH voltijd en SPH-Plus, niveau 3, studiejaar 4, Inclusief studenten die het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg, GGZ-agoog en Jeugdzorg volgen. 3: Onderzoek en Innovatie en Professionele Ontwikkeling Beroepstaak/ taken 4: Centrale beroepstaak 5: (Beroeps) Producten 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7: Samenhang Onderzoek en Innovatie en Professionele Ontwikkeling Schriftelijk verslag en presentatie 30 stp / 840 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent* fysiek aanwezig is in 48,5 SBU: *docent-begeleider van het sparkcentre Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en andere 791,5 werkvormen in SBU: Geprogrammeerde Praktijktijd in SBU: 0 Totaal aantal SBU 840 Tijdens de OWE IPPO wordt de student verder opgeleid in het inzetten van onderzoekend vermogen en een onderzoekende houding om tot een praktijkverbetering komen. De student leert om op methodische en systematische wijze een praktijkprobleem te onderzoeken en helder te documenteren. Deze opdracht sluit aan bij opgedane onderzoeksvaardigheden in eerdere jaren, waarin ook het constructief en creatief bijdragen aan de kwaliteit van de zorg aan bod is gekomen. Al deze vaardigheden maken deel uit van de eindkwalificaties SPH. Studenten werken in deze afstudeerfase interprofessioneel samen om een reëel probleem uit de beroepspraktijk op te lossen. Er worden hiervoor praktijkopdrachten geselecteerd die geschikt zijn voor studenten GGM breed. Hierbij wordt van te voren aangegeven welke opleidingen en/of disciplines een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk is dat het project duidelijk raakvlakken heeft met de dagelijkse praktijk van de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals, en hiermee een directe bijdrage levert aan ontwikkeling en innovatie van de eigen beroepspraktijk. Het werken aan een interprofessionele opdracht is een verdiepende aanvulling op de eigen professionele ontwikkeling tot start bekwame SPH professional. Studenten zetten hun ontwikkelde kennis, vaardigheden en houding (waaronder ook MLM) nadrukkelijk in om van meerwaarde te kunnen zijn tijdens de samenwerking. 178

179 8: Ingangseisen 9: Algemene omschrijving EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s van de propedeuse (= niveau 1 = jaar 1) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 1 (= niveau 2 = jaar 2) EN 60 studiepunten behaald voor de OWE s uit hoofdfase 2 (= niveau 3 = jaar 3) Daarnaast dient deelname te zijn goedgekeurd door slb er en O&I-coördinator Tijdens deze OWE werk je als studenten van verschillende opleidingen en/of instituten samen om een reëel probleem of vraagstelling uit de beroepspraktijk op te lossen. Deze praktijkproblemen of vraagstellingen komen uit de Sparkcentres. Dit zijn leerwerkplaatsen waar onderwijs, onderzoek, ondernemerschap en praktijk bij elkaar komen. Studenten, docenten, onderzoekers (van de HAN en Radboudumc) en professionals van verschillende disciplines werken in deze Sparkcentres intensief samen in interprofessionele zorgverlening en doorlopende onderzoekslijnen. Samen ontwikkelen zij nieuwe kennis en inzichten die de beroepspraktijk en het beroepsonderwijs verrijken. Studenten werken in deze afstudeerfase interprofessioneel samen om een reëel probleem uit de beroepspraktijk op te lossen. Er worden hiervoor praktijkopdrachten geselecteerd die geschikt zijn voor studenten GGM breed. Hierbij wordt van te voren aangegeven welke opleidingen en/of disciplines een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk is dat het project duidelijk raakvlakken heeft met de dagelijkse praktijk van de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals, en hiermee een directe bijdrage levert aan ontwikkeling en innovatie van de eigen beroepspraktijk. 10: Competenties 11: Beoordelings criteria Indicatoren / eisen aan de OWE Het project moet de student(en) in staat stellen om te kunnen werken aan de ontwikkeling van kwaliteiten, gericht op het verbeteren van processen, procedures en producten, maar ook het ontwikkeling van een onderzoekende en ondernemende houding. Samenwerking met andere disciplines staat hierbij centraal. Kennisontwikkeling, samenwerking en professionalisering zijn belangrijke competenties die de student zich tijdens deze OWE eigen maakt. 5b. SPH deskundigheid inbrengen als initiatiefrijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep. 9a.Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen. 9b. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden. 10a. Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van sociaal pedagogische hulpverlening. 10b. Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de SPH praktijk. 11. Inzetten van Muzisch Ludische Media in de Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Toetsing van de competenties is verwerkt in de criteria en indicatoren van de verschillende tentamenformulieren. Een koppeling van leerdoelen, deeltentamens en competenties is weergegeven in onderstaande specificatietabel. Leerdoelen IPPO SPH SPH competenties GGM competenties Werken aan kwaliteit Innovatie/ ontwikkelen van beroepspraktijk ondernemen Samenwerken in interprofessionele relaties Persoonlijke ontwikkeling Deeltentamen 1 Gezamenlijk eindproduct PO Deeltentam en 2 Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO De student kan, in samenwerking met studenten uit andere disciplines, op methodische- en systematische wijze een maatschappelijke complexe vraagstelling beantwoorden. De student is in staat het proces van interprofessioneel onderzoeken, inzichtelijk en navolgbaar te presenteren en te verantwoorden. De student kan praktijkgericht onderzoek ontwerpen De student kan praktijkgericht onderzoek uitvoeren De student kan praktijkgericht onderzoek analyseren De student kan praktijkgericht onderzoek evalueren De student is in staat om, op basis van de uitkomsten van het eigen onderzoek, een kwaliteitsverbetering in gang te zetten. De student kan de meerwaarde van het product uitdragen 10b x x x x x 10a x x x x x x 179

180 De student is in staat professioneel te communiceren en professioneel samen te werken in een interprofessionele projectgroep. De student is in staat de meerwaarde (verbreding en verdieping van kennis en vaardigheden) van het interprofessioneel werken voor de eigen ontwikkeling en eigen discipline aan te tonen met ervaringsvoorbeelden. 12: Tentaminering Code Naam (deel)tentamen V4IP3A-1 / Gezamenlijk P4IP3A-1 eindproduct PO V4IP3A-2 / P4IP3A-2 Code V4IP3A-1 / P4IP3A-1 V4IP3A-2 / P4IP3A-2 13: Verplichte literatuur Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO* Naam (deel)tentamen Gezamenlijk eindproduct PO De student is in staat om de behoeftes, wensen en mogelijkheden van verschillende belanghebbenden te betrekken bij het project. De student beoordeelt de mate van congruentie in de eigen beroepsvisie, het eigen handelen en de gestelde eisen in de beroepscontext. De student heeft inzicht in zijn wijze van leren en ontwikkelen ten behoeve van het beroep en kan dit bewust inzetten. De student is in staat om muzischludische media werkzaam aan te laten sluiten bij deelcompetenties 5b, 10a en 10b. 5b x x x x x x 9a+b x x x 11 x Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Schriftelijke 2 (Onafhankelijke Cijfer 5,50 beoordeling onderzoeksdeskundige en docentbegeleider vanuit het Individuele presentatie en gesprek Sparkcentrum) 2 (deskundige van de eigen opleiding en docentbegeleider vanuit het Sparkcentrum) Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment N.v.t. 60% S-route: eind S2 F-Route: eind S1 Tweede gelegenheid in overleg met de examinator 30,0 Individuele N.v.t. 40% S-route: eind S2 presentatie, F-Route: eind verdediging en S1 reflectie PO* Tweede gelegenheid in overleg met de examinator Literatuur wordt bekend gemaakt door het sparkcentre. 14: Software N.v.t. 15: Interprofessioneel samenwerken en onderzoek doen vanuit het sparkcentre Activiteiten 16: Hoorcolleges, onderwijsgroepen, workshops, intervisie, begeleidingsbijeenkomsten Werkvormen 17: 3+4 Onderwijsperiode 18. Maximum aantal deelnemers 8 (*) De toets Individuele presentatie, verdediging en reflectie PO (SPH-P4IP3A-2) wordt aangemerkt als integrale toets. 180

181 Hoofdstuk 4 Verkorte programma s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. Niet van toepassing. 181

182 Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt en de daartoe behorende onderwijseenheden. Conform artikel 3.4 lid 7 van de OER 5.1 Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg (voltijd) (M_ISS06) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten M_ISS06 - Systeemgericht werken in de De jeugdbeschermer 15 ambulante jeugdzorg (voltijd) De ambulant specialist 15 Code en naam minor M_ISS06 - Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg System-oriented working in ambulant youth care Code en naam OWE De jeugdbeschermer / The child welfare professional 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten van de majors: Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Toegepaste Psychologie en afhankelijk van praktijkervaring Creatieve Therapie, Cultureel Maatschappelijke Vorming. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Deze minor is geschikt voor studenten met het uitstroomprofiel Jeugdzorg of het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. In periode 1 staat het ambulante werk vanuit de gecertificeerde instelling/bureau Jeugdzorg centraal. Waar krijg je mee te maken als jeugdbeschermer? Bijvoorbeeld hoe taxeer je de veiligheid, hoe formuleer je een het advies om al dan een kind uit huis te plaatsen; hoe weeg je dat, doe je dat? Waar laat je je door leiden? Je bekwaamt je door middel van 2 trainingen specifiek in: vraag en oplossingsgericht werken en in het hanteren van meerzijdige partijdigheid tijdens het inventariseren en de doelen bepalen samen met het gezin. Hoe doe je dat in het bijzonder wanneer de veiligheid in het geding is? Daarbij wordt er een training systeemtheorie aangeboden. 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Het werken met jeugdige(n) en ouders, verzorgers opvoeders en relevante derden in het familie- en sociale netwerk. 5. (Beroeps)Producten Betoog, eigen gezinsonderzoek 6. Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 220 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 200 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: - Totaal aantal sbu Samenhang Samen met OWE De ambulant specialist, code 81210, vormt deze OWE de minor Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg. Deze twee OWE s zijn geschikt bevonden voor het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg en het uitstroomprofiel jeugdzorg. 8. Ingangseisen Basiskennis van: - Algemene systeemtheorie: structurele, strategische en contextuele systeemtheorie - ontwikkelingspsychologie, psychopathologie - leertheorie: sociale, operante en cognitieve leertheorie - pedagogiek, orthopedagogiek - juridische kennis, familie en jeugdrecht De student heeft de competenties van de major op niveau 3 behaald en een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting het laatste jaar. Dit houdt in: minimaal 600 uur ervaring in het werken met jeugdigen (0-18 jaar) en/of met jeugdigen en de gezinnen waaruit ze afkomstig zijn. Bijzondere ervaring met ontwikkelings- en opvoedingsproblematieken en/of multiprobleemsituaties is gewenst. Praktijkervaring in het speciaal onderwijs of sociaal cultureel werk in zgn. probleemwijken behoort tot de mogelijkheden, mits er specifiek met ouders en jeugdigen is gewerkt. Praktijkervaring in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs is onvoldoende relevant voor deze minor. De slb er checkt of de student aan bovenstaande voldoet. Deeltoets betoog 182

183 - Correct Nederlands - Volledige opdracht (betoog+bronneverslag+feedback 2 medestudenten) - APA Deeltoets Gezinsonderzoek - Correct Nederlands - Volledige opdracht - APA 9. Algemene omschrijving In de verdiepende minor Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg leer je samenwerken met ouders (pleegouders) binnen de context van het gezin, familie en het sociale netwerk. Je werkgebied is de ambulante jeugdzorg: als gezinsvoogd gesitueerd bij Bureau Jeugdzorg of bij de zorgaanbieder als ambulant werker of pleegzorgwerker. Je bent vooral een procesbegeleider die streeft om het gezin zoveel mogelijk de eigen regie in handen te geven. De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen waaronder nieuwe methoden. Het is een mix van trainingen, inhoudelijke input en werken aan gevarieerde opdrachten. Het onderwijs wordt verzorgd door deskundigen uit het werkveld, trainers en door docenten van HAN die zelf ervaring hebben in de ambulante jeugdzorg. Leerdoelen - Methodisch systeemgericht werken, gericht op het systeem. - Competentiegericht werken, waardoor ouders de regie terugkrijgen over eigen leven. - Vraag- en oplossingsgericht werken met gezinnen waarbij sprake is van eenvoudige tot complexe problematiek. - Veiligheid en onveiligheid taxeren en bespreken. - Meervoudige problematiek hanteren vanuit de verschillende functies en rollen. - Meerzijdige partijdig zijn als attitude. - Een professionele bijdrage leveren aan het beroep door stelling te nemen in het maatschappelijk debat. 10. Competenties 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren 2: Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3: Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 5: Samenwerken 9: Eigen professionaliteit ontwikkelen 10: Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep 11: Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen: Betoog en bronnenverslag Competentie 5, 9, 10 Het betoog voldoet aan de volgende vormcriteria: - Correct Nederlands - Het betoog bevat feiten gefundeerd op wetenschappelijke literatuur, meningen en een conclusie - In het betoog is een duidelijke bronvermelding opgenomen en verwijzingen volgens de APA norm Het betoog voldoet aan de volgende inhoudelijke criteria: - Onderwerp is geplaats in de maatschappelijke context - Helder dilemma en/of vraagstelling, ethisch onderbouwd - Logische, prikkelende opbouw - Voors en tegens helder uitgewerkt - Duidelijke stellingname - Minimaal 6 bronnen in 4 variaties; op kwaliteit uitgewerkt - Het brongebruik is kwalitatief. (vakbladen, vak/branche websites, sociaal wetenschappelijke literatuur op HBO niveau, recent onderzoek) - Het brongebruik is divers. Het betreft artikelen uit gerenommeerde kranten, artikelen uit een vakblad of van vak/branche website, documentaires, interview werkvelddeskundige, sociaal wetenschappelijk literatuur/studieboeken en recent onderzoek. - APA normen. Deeltentamen: Eigen gezinsonderzoek Competentie 9. 10, en 11 - De motivatie is duidelijk beschreven - Er zijn 12 richtvragen systeemtheorie verwerkt om het stamgezien te beschrijven - Er zijn 4 richtvragen m.b.t. de communicatie uitgewerkt 183

184 12. Tentaminering Code - Er wordt gereflecteerd op het eigen gezin vanuit aangegeven theoretische kader - Er is een kwalitatief genogram aan toegevoegd (3 generaties) dat tevens als professional gewaardeerd wordt - Er is een kwalitatieve levenslijn opgenomen in de opdracht dat tevens als professional gewaardeerd wordt - Er zijn in totaal 2 creatieve opdrachten opgenomen(buiten de levenslijn en het genogram) Het verslag bevat een profielschets van de student in rol van de beroepskracht als resultaat van het gezinsonderzoek - Er wordt een heldere relatie gelegd tussen zelfonderzoek en profielschets - In een nawoord wordt beschreven wat de opdracht professioneel gezien betekend heeft - De bijlage Transfer hulpmiddelen is aanwezig en correct. - Twee richtvragen zijn omgezet in 2 kwalitatieve hulpmiddelen om in het werk te gebruiken. - Deze zijn als producten toegevoegd aan het gezinsonderzoek. - De 2 hulpmiddelen zijn toegepast in een andere context en worden gewaardeerd Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Betoog Verslag 1 Cijfer 5, Eigen gezinsonderzoek Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Betoog - 1 Deelnemers S1: P1 en P2 Deelnemers S2: P3 en P Eigen gezinsonderzoek 15 1 Deelnemers S1: P1 en P2 Deelnemers S2: P3 en P4 13. Verplichte literatuur - Bolt, A. (2006). Het gezin centraal, Amsterdam, SWP. - Haans, G. e.a. (2010). Ouderbegeleiding bij roldifferentiatie, Amsterdam SWP - Michielsen, M. e.a. (1998). Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, Acco. - Nabuurs, M. (2007). Systeemgericht werken, Baarn, HB uitgevers. - Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Signs of safety, een oplossingsgerichte aanpak in de jeugdzorg en kinderbescherming, Houten, Bohn Stafleu van Loghum. 14. Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - 2 vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 72 (3 lesgroepen van 24 studenten) Code en naam minor M_ISS06 - Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg Code en naam OWE De ambulant specialist / The ambulant professional 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten van de majors: Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Toegepaste Psychologie en afhankelijk van praktijkervaring Creatieve Therapie, Cultureel Maatschappelijke Vorming. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Deze minor is geschikt voor studenten met het uitstroomprofiel Jeugdzorg of het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg. In periode 2 wordt er expliciet stil gestaan bij het ambulante werk vanuit de context van de zorgaanbieder zoals de werkzaamheden van de ambulant werker en de pleegzorgwerker. Vragen als: hoe werk je in crisissituaties, of hoe werk je aan het 184

185 versterken van opvoedingsvaardigheden? Hoe zorg je dat het contact met ouders en pleegouders goed is waardoor het kind niet in loyaliteitsconflict komt? Je bekwaamt je in periode 2 d.m.v. 2 trainingen in veiligheid signaleren, taxeren en in gesprek brengenen VIB. 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Het werken met jeugdige(n) en ouders, verzorgers, opvoeders en relevante derden in het familie- en sociale netwerk. 5. (Beroeps)Producten Handelingsplan, presentatie bijzondere beroepssituatie en het ontwikkelingsverslag 6: Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 220 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 200 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: - 7. Samenhang met andere OWE s Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE de jeugdbeschermer code 81200, vormen deze OWE s de minor systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg. Deze twee OWE s zijn geschikt bevonden voor het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg en het uitstroomprofiel jeugdzorg. 8. Ingangseisen Basiskennis van: - systeemtheorie: structurele strategische en contextuele systeemtheorie - ontwikkelingspsychologie, psychopathologie - leertheorie: sociale, operante en cognitieve leertheorie - pedagogiek, orthopedagogiek - juridische kennis, familie en jeugdrecht De student heeft de competenties van de major op niveau 3 behaald en een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting het laatste jaar. Dit houdt in: minimaal 600 uur ervaring in het werken met jeugdigen (0-18 jaar) en/of met jeugdigen en de gezinnen waaruit ze afkomstig zijn. Bijzondere ervaring met ontwikkelings- en opvoedingsproblematieken en/of multiprobleemsituaties is gewenst. Praktijkervaring in het speciaal onderwijs of sociaal cultureel werk in zgn. probleemwijken behoort tot de mogelijkheden, mits men ervaring heeft opgedaan in het werken met ouders en jeugdigen. Praktijkervaring in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs is onvoldoende relevant voor deze minor. De slb er checkt of de student aan bovenstaande voldoet. Het Handelingsplan voldoet aan de volgende ingangseisen: - Bijlage: Beoordeling/feedback formulier, aangebrachte verbeteringen en zelfbeoordeling zijn opgenomen in de opdracht. - Het verslag voldoet aan de criteria voor schriftelijke opdrachten Het Ontwikkelingsverslag trainingen voldoet aan de volgende ingangseisen: - Voldoet aan de normen voor schriftelijke werkstukken - Voldoet aan APA normen (bronvermelding) - Bijlagen: Feedback/ beoordelingen van medestudenten - Bijlage: PLP + logboek. Een overzichtelijk PLP en logboek beïnvloeden positief de beoordeling. Het themadocument behorend bij de presentatie bijzondere beroepssituatie bevat het volgende - Inleiding - Verduidelijking van het onderwerp - Feiten en cijfers - Handelen hulpverlener o Signalering o Aanpak, interventies, methode(n) o Begeleidingsaspecten naar ouders - Literatuurlijst - Bijlagen (interviewverslag, hand-outs) 9. Algemene omschrijving In de verdiepende minor Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg leer je samenwerken met ouders (pleegouders) binnen de context van het gezin, familie en het sociale netwerk. Je werkgebied is de ambulante jeugdzorg: als toegangswerker of gezinsvoogd gesitueerd bij Bureau Jeugdzorg of bij de zorgaanbieder als ambulant werker of pleegzorgwerker. Je bent vooral een procesbegeleider die streeft om het gezin zoveel mogelijk de eigen regie in handen te geven. 185

186 De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen waaronder nieuwe methoden. Het is een mix van trainingen, inhoudelijke input en werken aan gevarieerde opdrachten. Het onderwijs wordt verzorgd door deskundigen uit het werkveld, trainers en door docenten van HAN die zelf ervaring hebben in de ambulante jeugdzorg. Leerdoelen - Methodisch systeemgericht werken, gericht op het systeem - Competentiegericht werken, waardoor ouders de regie terugkrijgen over eigen leven - Vraag- en oplossingsgericht werken met gezinnen waarbij sprake is van eenvoudige tot complexe problematiek - Veiligheid en onveiligheid taxeren en bespreken - Meervoudige problematiek hanteren vanuit de verschillende functies en rollen - Meerzijdige partijdig zijn als attitude - Een professionele bijdrage leveren aan het beroep door stelling te nemen in het maatschappelijk debat 10. Competenties 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren 2: Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3: Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 5: Samenwerken 9: Eigen professionaliteit ontwikkelen 10: Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep 11: Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Handelingsplan Competentie: 1, 2, 3, 5, 8, 9, 10 en 11 - De student heeft onderbouwde hypothesen geformuleerd voor de hulpvraag en de doelen waaraan gewerkt wordt. - De context van de hulpvraag wordt kort en bondig vormgegeven. - Er is sprake van een heldere korte probleemanalyse, met gebruikmaking van de gegevens van het dossier en raadsrapport - Het cliëntsysteem wordt gestimuleerd in het zoeken naar eigen oplossingen - Verantwoording oplossingsgerichte en systemische werkwijze inclusief een systeemanalyse waaronder het netwerk - De samenwerking met meerdere betrokkenen wordt beschreven vanuit de positie van meerzijdige partijdigheid. De afspraken worden erkend door betrokken partijen. - Het handelingsplan is onderbouwd met theorie uit de ontwikkelingspsychologie en/of psychopathologie. Er wordt een middel ingezet dat de veiligheid borgt en deze wordt verantwoord. - Er worden instrumenten ingezet om de hulpvraag en de werkwijze samen met ouders te bepalen. Jeugdbeschermer - Het plan sluit aan bij taak, functie en setting - Er is gewerkt vanuit positioneren en engageren - De veiligheid is getaxeerd en besproken Ambulant begeleider - Er is gebruik gemaakt van meerdere hulpmiddelen of technieken om de hulpvraag om te zetten in een plan van aanpak en om tijdens de uitvoeringsfase het proces te activeren/verdiepen - De doelen zijn geformuleerd op 2 of meer gebieden waaronder het gebied van opvoedingsvaardigheden - Doelen zijn SMART geformuleerd; doelen, werkdoelen zijn van elkaar onderscheiden. - 1 werkdoel is omgezet in activiteiten. Er wordt gebruik gemaakt van een doelentrap. Pleegzorgwerker - De ondersteuningsdoelen zijn SMART geformuleerd m.b.t. - De ondersteuning van het kind - De ondersteuning van de pleegouders in de omgang met de ouders en aandacht voor effect op eigen gezin van pleegouders - Er wordt gebruik gemaakt van meerdere hulpmiddelen en technieken om het proces van plaatsing goed te laten verlopen. 186

187 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen - Het aspect roldifferentiatie krijgt expliciet vorm en is toegevoegd aan het pleegzorgondersteuningsplan. - Het handelingsplan is methodisch opgezet. - Het handelingsplan is theoretisch onderbouwd. Deeltentamen: Ontwikkelingsverslag trainingen Competenties 9 en 10 Inhoud - Het verslag voldoet aan cesuur; (ontwikkeling aan de hand van leerdoelen, reflectief vanuit theoretisch kader). - De verantwoording en reflectie zijn theoretisch onderbouwd. - Feedback + beoordeling van 2 medestudenten is opgenomen in het verslag. - De mens en maatschappij visie in relatie tot het trainingsaanbod wordt kritisch uitgewerkt - Reflectie en ontwikkelings-weergave in een overzichtelijk logboek en PLP - Het ontwikkelingsverslag wordt afgesloten met een uiteindelijke beargumenteerde zelfbeoordeling. (inclusief reactie op ontvangen feedback) Vorm - De DVD bevat 7 opnamen. - De opnamen worden duidelijk aangegeven. Bij voorkeur geselecteerde momenten. Iedere opname mag uit meerdere fragmenten bestaan, maar duurt niet langer dan 3 minuten. - De lengte van het ontwikkelingsverslag woorden, geef aan het einde van je ontwikkelingsverslag het aantal woorden aan. Lettertype Calibri of Arial 11 (exclusief inleiding, nawoord, reflectie op feedback en zelfbeoordeling) Overschrijding van de lengte beïnvloedt de beoordeling. Deeltentamen: presentatie beroepssituatie Beoordeeld wordt Presentatie, themadocument en samenwerking Competenties: 5, 9, 10 De presentatie - De presentatie duurt maximaal 70 minuten, inclusief feedback - De presentatie is inhoudelijk, theoretisch gefundeerd (niveau 3) - Het geeft blijkt van een heldere verbinding naar de 3 functies. Anders gezegd: Wat betekent het uitgewerkte thema voor het handelen van de ambulante hulpverlener? - Er is sprake van een koppeling tussen theorie en praktijk. De inbreng van de geïnterviewde wordt meegenomen in de presentatie voor zover relevant. - De presentatie is interactief - De presentatie is evenwichtig naar vorm en inhoud - De leden hebben een gelijkwaardige inbreng - De leden organiseren zelf de feedback - Er wordt een inhoudelijk themadocument uitgereikt Het samenwerkingsverslag Individueel - Bepaal vooraf minimaal 1 leerdoel als individu, bespreek dit met je subgroep, vraag tussentijds feedback en houd een logboek bij over de voortgang. - Schrijf uiteindelijk een reflectie op je ontwikkeling en neem hierin zichtbaar de feedback van je subgroep mee. (leerdoelen en competentieontwikkeling) Samen - Bepaal 2 (leer)doelen als subgroep en schrijf een korte reflectie op de ontwikkeling van deze doelen. - Maak samen 1 taartdiagram m.b.t. de samenwerking en bereik overeenstemming. Het diagram dient inhoudelijk de invloed op de kwaliteit van het product weer te geven. - Wie heeft invloed op de kwaliteit van het product gehad? Waaruit blijkt dat? Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Handelingsplan Verslag 1 Cijfer 5, Ontwikkelingsvers Verslag 1 Cijfer 5,50 lag Presentatie beroepssituatie Presentatie 1 Cijfer 5,50 187

188 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Handelingsplan Ontwikkelingsvers lag Presentatie beroepssituatie 15 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Bolt, A. (2006). Het gezin centraal, Amsterdam, SWP. - Haans, G. e.a. (2010). Ouderbegeleiding bij roldifferentiatie, Amsterdam SWP - Michielsen, M. e.a. (1998). Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, Acco. - Nabuurs, M. (2007). Systeemgericht werken, Baarn, HB uitgevers. - Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Signs of safety, een oplossingsgerichte aanpak in de jeugdzorg en kinderbescherming, Houten, Bohn Stafleu van Loghum. 14. Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - 2 vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 72 (3 lesgroepen van 24 studenten) 188

189 5.2 Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg (deeltijd) (M_ISS06DT) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten M_ISS06DT - Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg (deeltijd) De jeugdbeschermer 15 De ambulant specialist 15 Code en naam minor M_ISS06DT - Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg System-oriented working in ambulant youth care, part-time Code en naam OWE De jeugdbeschermer / The child welfare professional 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten van de majors: Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Toegepaste Psychologie en afhankelijk van praktijkervaring Creatieve Therapie, Cultureel Maatschappelijke Vorming. 2. Doelgroep Deeltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Deze minor is geschikt voor het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg en het uitstroomprofiel Jeugdzorg. In periode 1 staat het ambulante werk vanuit Bureau Jeugdzorg centraal. Waar krijg je mee te maken als medewerker bij BJZ? Bijvoorbeeld het opstellen van indicatie, het taxeren van veiligheid, het advies om al dan een kind uit huis te plaatsen; hoe doe je dat? Waar laat je je door leiden? Je bekwaamt je door middel van 2 trainingen specifiek in: vraag en oplossingsgericht werken en in het signaleren, taxeren, handelen wanneer de veiligheid van het kind in het geding lijkt te zijn. 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Het werken met jeugdige(n) en ouders, verzorgers opvoeders en relevante derden in het familie- en sociale netwerk. 5. (Beroeps)Producten Eigen gezinsonderzoek 6. Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 120 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 190 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 110 Totaal aantal sbu Samenhang met andere OWE s Samen met OWE de ambulant specialist, code 80822, vormen deze OWE s systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg. Deze twee OWE s zijn geschikt bevonden voor het uitstroomprofiel jeugdzorg en het uitstroomprofiel gehandicaptenzorgjeugdzorg. 8. Ingangseisen Basiskennis van: - systeemtheorie: structurele stroming, contextuele therapie, communicatietheorie - ontwikkelingspsychologie, psychopathologie - leertheorie: sociale, operante en cognitieve leertheorie - pedagogiek, orthopedagogiek - juridische kennis, familie en jeugdrecht De student heeft de competenties van de major op niveau 3 behaald en een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting het laatste jaar. Dit houdt in: minimaal 600 uur ervaring in het werken met jeugdigen (0-18 jaar) en/of met jeugdigen en de gezinnen waaruit ze afkomstig zijn. Bijzondere ervaring met ontwikkelings- en opvoedingsproblematieken en/of multiprobleemsituaties is gewenst. Praktijkervaring in het speciaal onderwijs of sociaal cultureel werk in zgn. probleemwijken behoort tot de mogelijkheden. Praktijkervaring in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs is onvoldoende relevant voor deze minor. Voor de deeltijd student geldt dat hij werkzaam is tijdens de minor voor 20 uur in een relevante setting. Hieronder wordt een plek in de jeugdzorg verstaan waaronder LVG. Werken met ouders verdient de voorkeur. De slb er checkt of de student aan bovenstaande voldoet. 9. Algemene omschrijving In de verdiepende minor Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg leer je samenwerken met ouders (pleegouders) binnen de context van het gezin, familie en het sociale netwerk. Je werkgebied is de ambulante jeugdzorg: als gezinsvoogd gesitueerd bij Bureau Jeugdzorg of bij de zorgaanbieder als ambulant werker of pleegzorgwerker. Je bent vooral een procesbegeleider die streeft om het gezin zoveel mogelijk de eigen regie in handen te geven. 189

190 De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen waaronder nieuwe methoden. Het is een mix van trainingen, inhoudelijke input en werken aan gevarieerde opdrachten. Het onderwijs wordt verzorgd door deskundigen uit het werkveld, trainers en door docenten van HAN die zelf ervaring hebben in de ambulante jeugdzorg. Leerdoelen - Methodisch systeemgericht werken, gericht op het systeem. - Competentiegericht werken, waardoor ouders de regie terugkrijgen over eigen leven. - Vraag- en oplossingsgericht werken met gezinnen waarbij sprake is van eenvoudige tot complexe problematiek. - Veiligheid en onveiligheid taxeren en bespreken. - Meervoudige problematiek hanteren vanuit de verschillende functies en rollen. - Meerzijdige partijdig zijn als attitude. - Een professionele bijdrage leveren aan het beroep door stelling te nemen in het maatschappelijk debat. 10. Competenties 9: Eigen professionaliteit ontwikkelen 10: Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep 11: Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen: Eigen gezinsonderzoek Competentie 9. 10, en 11 - De motivatie is duidelijk beschreven - Er zijn 12 richtvragen systeemtheorie verwerkt om het stamgezien te beschrijven - Er zijn 4 richtvragen m.b.t. de communicatie uitgewerkt - Er wordt gereflecteerd op het eigen gezin vanuit aangegeven theoretische kader - Er is een kwalitatief genogram aan toegevoegd (3 generaties) - Er is een kwalitatieve levenslijn opgenomen in de opdracht - Er zijn in totaal 2 creatieve opdrachten opgenomen(buiten de levenslijn en het genogram) - Het verslag bevat een profielschets van de student in rol van de beroepskracht als resultaat van het gezinsonderzoek - In een nawoord wordt beschreven wat de opdracht professioneel gezien betekend heeft - De bijlage Transfer hulpmiddelen is aanwezig en correct. - Twee richtvragen zijn omgezet in 2 kwalitatieve hulpmiddelen om in het werk te gebruiken. - Deze zijn als producten toegevoegd aan het gezinsonderzoek. - De 2 hulpmiddelen zijn toegepast in een andere context en worden gewaardeerd - Bijlage Begrippen en definities opgenomen en correct. 12.Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Eigen gezinsonderzoek Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment Eigen - 1 P3 en P4 15 gezinsonderzoek 13. Verplichte literatuur - Bolt, A. (2006). Het gezin centraal, Amsterdam, SWP. - Haans, G. e.a. (2010). Ouderbegeleiding bij roldifferentiatie, Amsterdam SWP - Michielsen, M. e.a. (1998). Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, Acco. - Nabuurs, M. (2007). Systeemgericht werken, Baarn, HB uitgevers. - Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Signs of safety, een oplossingsgerichte aanpak in de jeugdzorg en kinderbescherming, Houten, Bohn Stafleu van Loghum. 14. Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 190

191 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - 2 vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie 17. Onderwijsperiode Semester Maximum aantal 24 studenten deelnemers Code en naam minor M_ISS06DT - Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg Code en naam OWE De ambulant specialist / The ambulant professional 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten van de majors: Pedagogiek, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Toegepaste Psychologie en afhankelijk van praktijkervaring Creatieve Therapie, Cultureel Maatschappelijke Vorming. 2. Doelgroep Deeltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Deze minor is geschikt voor het uitstroomprofiel Gehandicaptenzorg en het uitstroomprofiel Jeugdzorg. In periode 2 wordt er expliciet stil gestaan bij het ambulante werk vanuit de context van de zorgaanbieder zoals de werkzaamheden van de ambulant werker en de pleegzorgwerker. Vragen als: hoe werk je in crisissituaties, of hoe werk je aan het versterken van opvoedingsvaardigheden? Hoe zorg je dat het contact met ouders en pleegouders goed is waardoor het kind niet in loyaliteitsconflict komt? Je bekwaamt je in periode 2 d.m.v. 2 trainingen in contextueel werken en VIB. 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Het werken met jeugdige(n) en ouders, verzorgers, opvoeders en relevante derden in het familie- en sociale netwerk. 5. (Beroeps)Producten Workshop deskundigheidsbevordering, handelingsplan 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 120 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 190 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 110 Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE de jeugdbeschermer, code 80821, vormen deze OWE s de minor systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg. Deze twee OWE s zijn geschikt bevonden voor het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg en het uitstroomprofiel jeugdzorg. 8. Ingangseisen Basiskennis van: - systeemtheorie: structurele stroming, contextuele therapie, communicatietheorie - ontwikkelingspsychologie, psychopathologie - leertheorie: sociale, operante en cognitieve leertheorie - pedagogiek, orthopedagogiek - juridische kennis, familie en jeugdrecht De student heeft de competenties van de major op niveau 3 behaald en een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting het laatste jaar. Dit houdt in: minimaal 600 uur ervaring in het werken met jeugdigen (0-18 jaar) en/of met jeugdigen en de gezinnen waaruit ze afkomstig zijn. Bijzondere ervaring met ontwikkelings- en opvoedingsproblematieken en/of multiprobleemsituaties is gewenst. Praktijkervaring in het speciaal onderwijs of sociaal cultureel werk in zgn. probleemwijken behoort tot de mogelijkheden. Praktijkervaring in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs is onvoldoende relevant voor deze minor. Voor de deeltijd student geldt dat hij werkzaam is tijdens de minor voor 20 uur in een relevante setting. Hieronder wordt een plek in de jeugdzorg verstaan waaronder LVG. Werken met ouders verdient de voorkeur. De slb er checkt of de student aan bovenstaande voldoet. Het Handelingsplan voldoet aan de volgende ingangseisen: - Bijlage: Beoordeling/feedback formulier, aangebrachte verbeteringen en zelfbeoordeling zijn opgenomen in de opdracht. - Het verslag voldoet aan de criteria voor schriftelijke opdrachten 191

192 De workshop deskundigheidsbevordering voldoet aan de volgende ingangseisen: - Voldoet aan de normen voor schriftelijke werkstukken - Voldoet aan APA normen (bronvermelding) - Bijlagen: Feedback/ beoordelingen van medestudenten - Bijlage: PLP + logboek. Een overzichtelijk PLP en logboek beïnvloeden positief de beoordeling. Het themadocument bevat het volgende - Inleiding - Verduidelijking van het onderwerp - Feiten en cijfers - Handelen hulpverlener o Signalering o Aanpak, interventies, methode(n) o Begeleidingsaspecten naar ouders - Literatuurlijst - Bijlagen (interviewverslag, hand-outs) 9. Algemene omschrijving In de verdiepende minor Systeemgericht werken in de ambulante jeugdzorg leer je samenwerken met ouders (pleegouders) binnen de context van het gezin, familie en het sociale netwerk. Je werkgebied is de ambulante jeugdzorg: als toegangswerker of gezinsvoogd gesitueerd bij Bureau Jeugdzorg of bij de zorgaanbieder als ambulant werker of pleegzorgwerker. Je bent vooral een procesbegeleider die streeft om het gezin zoveel mogelijk de eigen regie in handen te geven. De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen waaronder nieuwe methoden. Het is een mix van trainingen, inhoudelijke input en werken aan gevarieerde opdrachten. Het onderwijs wordt verzorgd door deskundigen uit het werkveld, trainers en door docenten van HAN die zelf ervaring hebben in de ambulante jeugdzorg. Leerdoelen - Methodisch systeemgericht werken, gericht op het systeem - Competentiegericht werken, waardoor ouders de regie terugkrijgen over eigen leven - Vraag- en oplossingsgericht werken met gezinnen waarbij sprake is van eenvoudige tot complexe problematiek - Veiligheid en onveiligheid taxeren en bespreken - Meervoudige problematiek hanteren vanuit de verschillende functies en rollen - Meerzijdige partijdig zijn als attitude - Een professionele bijdrage leveren aan het beroep door stelling te nemen in het maatschappelijk debat 10. Competenties 1: Contact leggen, oriënteren en analyseren 2: Doelen formuleren en plan van aanpak ontwikkelen 3: Plan van aanpak uitvoeren en evalueren 5: Samenwerken 9: Eigen professionaliteit ontwikkelen 10: Bijdragen aan ontwikkeling en profilering van het beroep 11: Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Handelingsplan Competentie: 1, 2, 3, 5, 8, 9, 10 en 11 - De student heeft onderbouwde hypothesen geformuleerd voor de hulpvraag en de doelen waaraan gewerkt wordt. - De context van de hulpvraag wordt kort en bondig vormgegeven. - Er is sprake van een heldere korte probleemanalyse, met gebruikmaking van de gegevens van BJZ. - Het cliëntsysteem wordt gestimuleerd in het zoeken naar eigen oplossingen - De samenwerking met meerdere betrokkenen wordt beschreven vanuit de positie van meerzijdige partijdigheid. De afspraken worden erkend door betrokken partijen. - Het handelingsplan of ondersteuningsplan is onderbouwd met theorie uit de ontwikkelingspsychologie en/of psychopathologie - Er wordt een middel ingezet dat de veiligheid borgt en deze wordt verantwoord. Ambulant begeleider 192

193 - Er is gebruik gemaakt van meerdere hulpmiddelen of technieken om de hulpvraag om te zetten in een plan van aanpak en om tijdens de uitvoeringsfase het proces te activeren/verdiepen - De doelen zijn geformuleerd op 2 of meer gebieden waaronder het gebied van opvoedingsvaardigheden - Doelen zijn SMART geformuleerd; doelen, werkdoelen zijn van elkaar onderscheiden. - 1 werkdoel is omgezet in activiteiten. Er wordt gebruik gemaakt van een doelentrap. Pleegzorgwerker - De ondersteuningsdoelen zijn SMART geformuleerd m.b.t. - De ondersteuning van het kind - De ondersteuning van de pleegouders in de omgang met de ouders en aandacht voor effect op eigen gezin van pleegouders - Er wordt gebruik gemaakt van meerdere hulpmiddelen en technieken om het proces van plaatsing goed te laten verlopen. - Het aspect roldifferentiatie krijgt expliciet vorm en is toegevoegd aan het pleegzorgondersteuningsplan. - Het handelingsplan is methodisch opgezet. - Het handelingsplan is theoretisch onderbouwd. - De eigen mening over opvattingen van de instelling over functieprofiel ambulant werker of pleegzorgwerker zijn onderbouwd. Deeltentamen Workshop deskundigheidsbevordering Competenties 9 en 10 - Je workshop is evenwichtig qua vorm en inhoud. - De vorm van feedback aan het einde van de workshop is interactief, doelgericht en evaluatief. - Je baseert je feedbackvragen en evaluatievragen op vooraf gestelde kwaliteitscriteria. - Je toont een gelijkwaardig aandeel in de samenwerking, tijdens de ontwerpfase en uitvoeringsfase van deze workshop. - Je workshop is onderbouwd d.m.v. sociaal wetenschappelijke theorieën, actuele vakliteratuur. Dit is zichtbaar in de inhoud en in de begeleiding tijdens de workshop. - Je workshop daagt de deelnemer uit en is op het afgestemd niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. - Specifiek op het gebied van de methodiek van het gezin centraal waaronder systemische interventies. - Je toont initiatief en nodigt de toehoorder uit om vragen te stellen, stelling te nemen, te trainen, zijn deskundigheid onder de loep te nemen en deze te vergroten. - Je begeleidingsstijl is uitnodigend en stimulerend en deskundig. - Het themadocument is: - Uitnodigend, verzorgd - Informatief: overzicht van de te trainen interventies - Bevat een bronnenlijst en hand-outs 12.Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeling examinatoren Handelingsplan Verslag 1 Cijfer 5, Workshop Presentatie 1 Cijfer 5,50 deskundigheidsbevor dering Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Handelingsplan Workshop deskundigheidsbevor dering Min. vereist resultaat Stp Weging Tentamenmoment 1 P4 en bezemweek 15 1 P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Bolt, A. (2006). Het gezin centraal, Amsterdam, SWP. - Haans, G. e.a. (2010). Ouderbegeleiding bij roldifferentiatie, Amsterdam SWP - Michielsen, M. e.a. (1998). Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening, Acco. - Nabuurs, M. (2007). Systeemgericht werken, Baarn, HB uitgevers. 193

194 - Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Signs of safety, een oplossingsgerichte aanpak in de jeugdzorg en kinderbescherming, Houten, Bohn Stafleu van Loghum. 14. Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - 2 vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie 17. Onderwijsperiode Semester Maximum aantal 24 studenten deelnemers 194

195 5.3 Werken in gedwongen kader (voltijd) (M_ISS07) Code, naam minor en uitvoerende Onderwijseenheden minor Studiepunten opleiding M_ISS07 - Werken in gedwongen kader Werken in gedwongen kader 1 15 Werken in gedwongen kader 2 15 Code en naam minor M_ISS07 - Werken in gedwongen kader / Working in forced treatment Code en naam OWE Werken in gedwongen kader 1 / Working in forced treatment 1 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie Opleiding. Deze minor is geschikt voor studenten met uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en voor studenten die kiezen voor hun reguliere bachelorprofiel. 2. Doelgroep Voltijd, niveau Beroepstaken Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. 4. Centrale beroepstaak Beroepstaken - Hulpverlening aan cliënten in een gedwongen kader. - Concrete en informatieve hulpverlening aan cliënten. - Procesmatige hulpverlening. - Signaleren van risico s. - Werken met terugvalpreventie. Het competentieprofiel Forensisch psychiatrische begeleiding is ontworpen, uitgaande van twee centrale taakgebieden, te weten de 24-uurs agogische zorg en de individuele begeleiding. Daarnaast worden nog de competentiegebieden Groepsbehandeling en Professionalisering onderscheiden. 5. (Beroeps)producten Kennistoets 1 Schriftelijke casustoets waarin de studenten de kennis afkomstig uit de vakken Psychopathologie, CAD, basistheorie Volwassenen WIGK, Recht, moeten toepassen. Deze Body of Knowledge is geldig voor competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel Competentie 11. Professionalisering. - Je stelt een nulmeting op voor startniveau minor in relatie tot competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). - De indicatoren uitgewerkt bij Competentie 11 Professionalisering, te weten: positionering, methodiekontwikkeling en zelfzorg (zie competentieprofiel in de Studiehandleiding voor operationalisering indicatoren) gelden als norm in deze toets. 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s Toets Integrale opdracht: schriftelijk product In deze toets staan de beroepsproducten Dilemma, Handelingsoptie en Schriftelijk product centraal die je hebt gemaakt, om competenties 2, 7, 8 en 9 van het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende centraal aan te tonen. 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 157,5 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 262,5 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: - Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE Werken in het gedwongen kader 2 vormt deze OWE de minor Werken in het gedwongen kader. Hiermee bereik je een startbekwaam niveau bij het succesvol afsluiten van de minor en de major om het in de major ontwikkelde beroep in een hulpverleningscontext waar dwang en/of drang een rol speelt, uit te oefenen. Daarnaast past deze minor binnen het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en Gehandicaptenzorg. 195

196 8. Ingangseisen Je hebt minimaal zes maanden stage gelopen in een hulpverleningscontext passend bij de sociale studies, waarin drang of dwang een belangrijke rol speelde. Parallel aan die stage heb je een supervisietraject met een voldoende afgesloten of je zit momenteel in dat traject met een positieve prognose. De deeltentamens behorende bij de beroepstaken van je majoropleiding (SPH, MWD, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie) heb je op niveau 3 behaald, met uitzondering van onderzoek en innovatie en logischerwijs het eindassessment. Met studenten afkomstig van een andere hogeschool of instituut worden hierover individuele afspraken gemaakt. Mocht je twijfelen of je aan de instapeis voldoet dan neem je contact op met de coördinator van de minor: thijs.demoor@han.nl 9. Algemene omschrijving Dit is een verdiepende minor. Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Leerdoelen - Je kunt een breed opgezette risicotaxatie maken. - Je hebt zicht op de complexe problematiek binnen diverse leefgebieden van de cliënt. - Je kunt een werkrelatie creëren en onderhouden met de cliënt binnen een gedwongen kader -setting. - Je kunt de cliënt motiveren tot behandeling/begeleiding. - Je kunt omgaan met (ernstige) psychopathologie. - Je kunt dreigende agressie hanteren. - Je kent nieuwe en actuele methodieken. 10. Competenties Om te duiden welke competenties je ontwikkelt hanteren we in deze minor het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering van Agogen en Vaktherapeuten, 2008). Competentie 1. Aanwezigheid. Competentie 2. Verzorgen. Competentie 3. Structureren. Competentie 4. Veiligheid creëren. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 6. Verlofbegeleiding. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie 9. Systemisch-diagnostische begeleiding. Competentie 10. Groepstraining. Competentie 11. Professionalisering. 11. Beoordelingscriteria Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel. Vormeisen: a. Correct gebruik van de Nederlandse taal. b. Het product is opgesteld volgens de toetsopdracht c. Bronverwijzing volgens APA-norm. Beschreven kwaliteiten: a. De student heeft WIGK relevante kwaliteiten beschreven. b. De student heeft de kwaliteiten voldoende toegelicht. Beschreven ontwikkelpunten: a. De student heeft WIGK relevante ontwikkelpunten beschreven. b. De student heeft de ontwikkelpunten voldoende toegelicht. Kennistoets 1: Psychopathologie, CAD, basistheorie Volwassenen WIGK, Recht Toets Integrale opdracht. Feitenrelaas a. Je moet de feiten objectief en volledig hebben beschreven b. Je moet de relevante feiten theoretisch hebben geduid Ethische overwegingen dilemma a. Je benoemt jouw waardenconflict dat onder het dilemma zit 196

197 12. Tentaminering Toetscode Naam (deel)tentamen Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel b. Je verbindt deze op een juiste manier aan de handelingsopties in het dilemma Theoretische overwegingen dilemma a. Beide handelingsopties moeten met minimaal drie verschillende argumenten zijn onderbouwd b. Deze argumenten moeten logisch en geldig zijn. Gebruik theorie a. Deze argumenten moet onderbouwd zijn met minimaal drie verschillende theoretische inzichten uit minimaal drie verschillende disciplines. b. Er moet een causaal verband zitten tussen de genoemde theorie en het argument Conclusie a. Bovenstaande moet resulteren in een onderbouwde keuze. b. Je conclusie laat zien dat je inzicht hebt in het werkveld. Schriftelijk product a. Verband tussen schriftelijk product en handelingsoptie moet evident zijn. b. Schriftelijk product moet qua toon en formulering geschikt zijn voor bedoelde lezer én cliënt en/of vertegenwoordiger Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Schriftelijk 1 voldaan/ niet voldaan Minimaal vereist resultaat voldaan Kennistoets 1 Schriftelijk 1 cijfer 5, Toets Integrale Schriftelijk 1 cijfer 5,50 Toetscode opdracht Naam Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmome (deel)tentamen nt Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel - 0 week 3.2, herkansing in overleg Kennistoets 1-1 week 3.8, 15 herkansing 3 weken later Toets Integrale opdracht - 1 week 3.9, herkansing in overleg 13. Verplichte literatuur Theorie en training volwassenen Azghari, Y. (2005). Cultuurbepaalde communicatie (2005), Den Haag: Boom Lemma, alleen hoofdstuk 4, 5 en 6 verplicht (ongeveer 50 pagina s er zijn enkele exemplaren in het HAN studiecentrum) Menger, A. en Krechtig, L. (2016). Werken in gedwongen kader, Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Amsterdam: SWP. Theorie en training jeugd Delfos, M. (2010). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen 4 en 12 jaar (15 e druk). SWP: Amsterdam. Montfoort, A. van & Slot, W. (2009) Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij (versie 3). Utrecht: MOgroep Jeugdzorg, te downloaden op: Wolzak, A. (2012): Kindermishandeling, signaleren en handelen (7 e druk). Amsterdam SWP. Integrale opdracht Voor de specialisatieworkshops (Verslaving, Intercultureel werken, Huiselijk geweld en contextueel werken, LVG) kan de workshopleider nog verplichte literatuur opgeven. Verder worden er internetbronnen gebruikt, zoals beschreven in de studiehandleiding. Psychopathologie Blansjaar, dr. B.A en mr. M.M. Beukers en dr. W.F. van Kordelaar (red.) (2008). Stoornis en delict - Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom. Recht 197

198 Simons, Mr. P. (red.) (2017). Recht voor de Zorg- en Welzijnsprofessional. Den Haag: Boom juridische uitgevers. Conflicthantering, agressie en de-escalatie Reader: training Conflicthantering, agressie en de-escalerend handelen, HAN, herziene editie 2012, via Scholar te verkrijgen vanaf start minor. Schuur, G. (2014) Omgaan met agressie. Amsterdam: Bohn Stafleu van Loghum. Indien er op basis van de actualiteit nog andere literatuur noodzakelijk is, wordt dit voorafgaand aan de minor bekend gemaakt. 14. Software Scholar als elektronische leeromgeving (Software = Windows, Explorer en SharePoint) 15. Activiteiten Bijeenkomsten en zelfstudie in dienst van de beroepstaken. 16. Werkvormen - Werkcolleges. - 2 vaardigheidstrainingen. - Groepsbijeenkomsten. - Subgroepbijeenkomsten. - Consultatie. - Zelfstudie (literatuurstudie en opdrachten). 17. Onderwijsperiode Semester 1 en semester Maximum aantal Geen, er worden groepen van maximaal 24 studenten per groep samengesteld. deelnemers Code en naam M_ISS07 - Werken in gedwongen kader / Working in forced treatment minor Code en naam OWE Werken in gedwongen kader 2 / Working in forced treatment 2 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie Opleiding. Deze minor is geschikt voor studenten met uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en voor studenten die kiezen voor hun reguliere bachelorprofiel. 2. Doelgroep Voltijd, niveau Beroepstaken Wil je werken met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen? Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. 4. Centrale beroepstaak 5. (Beroeps)producten Beroepstaken - Hulpverlening aan cliënten in een gedwongen kader. - Concrete en informatieve hulpverlening aan cliënten. - Procesmatige hulpverlening. - Signaleren van risico's. - Werken met terugvalpreventie. Het competentieprofiel Forensisch psychiatrische begeleiding is ontworpen, uitgaande van twee centrale taakgebieden, te weten de 24-uurs agogische zorg en de individuele begeleiding. Daarnaast worden nog de competentiegebieden Groepsbehandeling en Professionalisering onderscheiden. Kennistoets 2 Schriftelijke casustoets waarin de studenten de kennis afkomstig uit de vakken: Psychopathologie, CAD, basistheorie Jeugd WIGK, moeten toepassen. Deze Body of Knowledge is geldig voor competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). Persoonlijke ontwikkeling: eindverslag Competentie 11. Professionalisering. - Stelt een evaluatie op voor eindniveau minor in relatie tot competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). - Reflecteert (volgens reflectiecyclus-korthagen) op voorgenomen leerdoelen in de toets Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel en op vaardigheden, opvattingen en emoties, en komt tot een analyse afgezet tegen in de minor aangereikte theoretische kaders, formuleert ten minste twee handelingsalternatieven op de drie leerervaringen en bevat een voornemen gericht op nabije toekomst als beroepsbeoefenaar. Toets Integrale opdracht: presentatie In deze toets staat een presentatie van een innovatieve maatregel of product op meso- of macroniveau centraal, voorafgegaan door een promo met een theoretische 198

199 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s onderbouwing. De volgende competenties van het Competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende worden getoetst. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie11. Professionalisering (positioneren en methodiekontwikkeling). 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent 157,5 fysiek aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en 262,5 groepszelfwerkzaamheid en andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: - Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE Werken in het gedwongen kader 1 vormt deze OWE de minor Werken in het gedwongen kader. Hiermee bereik je een startbekwaam niveau bij het succesvol afsluiten van de minor en major om het in de major ontwikkelde beroep in een hulpverleningscontext waar dwang en/of drang een rol speelt, uit te oefenen. Daarnaast past deze minor binnen het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en Gehandicaptenzorg. 8. Ingangseisen Je hebt minimaal zes maanden stage gelopen in een hulpverleningscontext passend bij de sociale studies, waarin drang of dwang een belangrijke rol speelde. Parallel aan die stage heb je een supervisietraject met een voldoende afgesloten of je zit momenteel in dat traject met een positieve prognose. De deeltentamens behorende bij de beroepstaken van je majoropleiding (SPH, MWD, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie) heb je op niveau 3 behaald, met uitzondering van onderzoek en innovatie en logischerwijs het eindassessment. Met studenten afkomstig van een andere hogeschool of instituut worden hierover individuele afspraken gemaakt. Mocht je twijfelen of je aan de instapeis voldoet neem je contact op met de coördinator van de minor: thijs.demoor@han.nl 9. Algemene omschrijving Dit is een verdiepende minor. Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Leerdoelen - Je kunt een breed opgezette risicotaxatie maken. - Je hebt zicht op de complexe problematiek binnen diverse leefgebieden van de cliënt. - Je kunt een werkrelatie creëren en onderhouden met de cliënt binnen een gedwongen kader -setting. - Je kunt de cliënt motiveren tot behandeling/begeleiding. - Je kunt omgaan met (ernstige) psychopathologie. - Je kunt dreigende agressie hanteren. - Je kent nieuwe en actuele methodieken. 10. Competenties Om te duiden welke competenties je ontwikkelt hanteren we in deze minor het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering van Agogen en Vaktherapeuten, 2008). Competentie 1. Aanwezigheid. Competentie 2. Verzorgen. Competentie 3. Structureren. Competentie 4. Veiligheid creëren. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 6. Verlofbegeleiding. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie 9. Systemisch-diagnostische begeleiding. Competentie 10. Groepstraining. Competentie 11. Professionalisering. 11. Beoordelingscriteria Persoonlijke ontwikkeling: eindverslag. Feitenrelaas a. Je moet de feiten objectief en volledig hebben beschreven b. Je moet de relevante feiten theoretisch hebben geduid 199

200 12. Tentaminering Toetscode tentamen Naam (deel) Persoonlijke 8 ontwikkeling: eindverslag Toets Integrale 11 Toetscode Verplichte literatuur Ethische overwegingen dilemma a. Je benoemt jouw waardenconflict dat onder het dilemma zit b. Je verbindt deze op een juiste manier aan de handelingsopties in het dilemma Theoretische overwegingen dilemma a. Beide handelingsopties moeten met minimaal drie verschillende argumenten zijn onderbouwd. b. Deze argumenten moeten logisch en geldig zijn. Gebruik theorie a. Deze argumenten moet onderbouwd zijn met minimaal drie verschillende theoretische inzichten uit minimaal drie verschillende disciplines. b. Er moet een causaal verband zitten tussen de genoemde theorie en het argument Conclusie a. Bovenstaande moet resulteren in een onderbouwde keuze. b. Je conclusie laat zien dat je inzicht hebt in het werkveld. Schriftelijk product a. Verband tussen schriftelijk product en handelingsoptie moet evident zijn. b. Schriftelijk product moet qua toon en formulering geschikt zijn voor bedoelde lezer én cliënt en/of vertegenwoordiger Kennistoets 2: Psychopathologie, CAD, basistheorie Jeugd WIGK Toets Integrale opdracht: presentatie Vernieuwing: - Cliënt overstijgend aspect moet onderbouwd voor meerdere cliënten en/of settingen een issue zijn - Inzicht moet leiden tot een verbeterde positie voor meerdere cliënten. - Geef minimaal drie argumenten waarom dit inzicht goed werkt in dergelijke casus. Gebruik hierbij theorie uit de minor. - Je inzicht moet op een logische manier aansluiten bij jullie visie op zorg. Positioneren: - Laat zien dat je bij verschillende personen draagkracht kunt creëren voor jouw inzicht door rekening te houden met de belangen van cliënt, medewerker en management. - Maak concreet hoe er met jullie inzicht gewerkt kan worden. - Gebruik in de presentatie relevante theorie ter onderbouwing van je stelling Toetsvorm Aantal Beoordeling Minimaal vereist examinatoren resultaat Schriftelijk 1 Cijfer 5,50 Kennistoets 2 Schriftelijk 1 Cijfer 5,50 opdracht: presentatie Naam (deel) tentamen Persoonlijke ontwikkeling: eindverslag Schriftelijk 1 Cijfer 5,50 Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment - 1 week 4.9 (herkansing voor bezemweek) Kennistoets week 4.9 (herkansing 1 week later) Toets Integrale - 1 week 4.9 (herkansing opdracht: presentatie in overleg) Theorie en training volwassenen Azghari, Y. (2005). Cultuurbepaalde communicatie. Den Haag: Boom Lemma, alleen hoofdstuk 4, 5 en 6 verplicht (ongeveer 50 pagina s er zijn enkele exemplaren in het HAN studiecentrum). Menger, A. & Krechtig, L. (2016). Werken in gedwongen kader, Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Amsterdam: SWP. 200

201 Theorie en training jeugd Delfos, M. (2010). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen 4 en 12 jaar. Amsterdam: SWP. Montfoort, A. van & Slot W. (2009). Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij (versie 3). Utrecht: MOgroep Jeugdzorg, te downloaden op: Wolzak, A. (2012). Kindermishandeling, signaleren en handelen (7 e druk), Amsterdam: SWP. Integrale opdracht Voor de specialisatieworkshops (Verslaving, Intercultureel werken, Huiselijk geweld en contextueel werken, LVG) kan de workshopleider nog verplichte literatuur opgeven. Verder worden er internetbronnen gebruikt, zoals beschreven in de studiehandleiding. Psychopathologie Blansjaar, B.A, Beukers, M.M. & van Kordelaar, W.F. (red.) (2008). Stoornis en delict - Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom. Recht Simons, Mr. P. (red.) (2017). Recht voor de Zorg- en Welzijnsprofessional. Den Haag: Boom juridische uitgevers. Conflicthantering, agressie en de-escalatie Reader: training Conflicthantering, agressie en de-escalerend handelen, HAN, herziene editie 2012, via Scholar te verkrijgen vanaf start minor. Schuur, G. (2014). Omgaan met agressie (8 e druk). Amsterdam: Bohn Stafleu van Loghum. Indien er op basis van de actualiteit nog andere literatuur noodzakelijk is, wordt dit voorafgaand aan de minor bekend gemaakt. 14. Software Scholar als elektronische leeromgeving (Software = Windows, Explorer en SharePoint). 15. Activiteiten Bijeenkomsten en zelfstudie in dienst van de beroepstaken. 16. Werkvormen - Werkcolleges. - 2 vaardigheidstrainingen. - Groepsbijeenkomsten. - Subgroepbijeenkomsten. - Consultatie. - Zelfstudie (literatuurstudie en opdrachten). 17. Onderwijsperiode Semester 1 en semester Maximum aantal Geen, er worden groepen van maximaal 24 studenten per groep samengesteld. deelnemers 201

202 5.4 Werken in gedwongen kader (deeltijd) (M_ISS07DT) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten M_ISS07DT Werken in gedwongen kader 1 (deeltijd) 15 Werken in gedwongen kader (deeltijd) Werken in gedwongen kader 2 (deeltijd) 15 Code en naam minor M_ISS07DT Werken in gedwongen kader (deeltijd) / Working in forced treatment Code en naam OWE Werken in gedwongen kader 1 (deeltijd) / Working in forced treatment 1 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie. Deze minor is geschikt voor studenten met uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en voor studenten die kiezen voor hun reguliere bachelorprofiel. 2. Doelgroep Deeltijd, niveau Beroepstaken Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp of -dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Beroepstaken - Hulpverlening aan cliënten in een gedwongen kader. - Concrete en informatieve hulpverlening aan cliënten. - Procesmatige hulpverlening. - Signaleren van risico s. - Werken met terugvalpreventie. 4. Centrale beroepstaak Het competentieprofiel Forensisch psychiatrische begeleiding is ontworpen uitgaande van twee centrale taakgebieden, te weten de 24-uurs agogische zorg en de individuele begeleiding. Daarnaast worden nog de competentiegebieden Groepsbehandeling en Professionalisering onderscheiden. 5. (Beroeps)producten Kennistoets 1 Schriftelijke casustoets waarin de studenten de kennis afkomstig uit de vakken: Psychopathologie, CAD, basistheorie Volwassenen WIGK, Recht, moeten toepassen. Deze Body of Knowledge is geldig voor competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel Competentie 11. Professionalisering. - Je stelt een nulmeting op voor startniveau minor in relatie tot competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). - De indicatoren uitgewerkt bij competentie 11 Professionalisering, te weten; positionering, methodiekontwikkeling en zelfzorg (zie competentieprofiel in de Studiehandleiding voor operationalisering indicatoren) gelden als norm in deze toets. 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s Toets Integrale opdracht: schriftelijk product - In deze toets staan de beroepsproducten dilemma, handelingsoptie en schriftelijk product centraal die je hebt gemaakt om competenties 2, 7, 8 en 9 van het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende centraal aan te tonen. 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 84 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 126 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 210 Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE Werken in het gedwongen kader 2 vormt deze OWE de minor Werken in het gedwongen kader. Hiermee bereik je een startbekwaam niveau bij het 202

203 succesvol afsluiten van de minor en major om het in de major ontwikkelde beroep in een hulpverleningscontext waar dwang en/of drang een rol speelt uit te oefenen. Daarnaast past deze minor binnen het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en Gehandicaptenzorg. 8. Ingangseisen Je bent als hulpverlener binnen het sociaal-agogische domein werkzaam in een hulpverleningscontext, waarin bij voorkeur drang of dwang een rol speelt. Je hebt een supervisietraject met een voldoende afgesloten of je zit momenteel in dat traject met een positieve prognose. De omvang van je aanstelling in de praktijk is ten minste 20 uur per week. De deeltentamens behorende bij de beroepstaken van je majoropleiding (SPH, MWD, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie) heb je op niveau 3 behaald, met uitzondering van onderzoek en innovatie en logischerwijs het eindassessment. Met studenten afkomstig van een andere hogeschool of instituut worden hierover individuele afspraken gemaakt. 9. Algemene omschrijving Dit is een verdiepende minor. Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Leerdoelen - Je kunt een breed opgezette risicotaxatie maken. - Je hebt zicht op de complexe problematiek binnen diverse leefgebieden van de cliënt. - Je kunt een werkrelatie creëren en onderhouden met de cliënt binnen een gedwongen kader -setting. - Je kunt de cliënt motiveren tot behandeling/begeleiding. - Je kunt omgaan met (ernstige) psychopathologie. - Je kunt dreigende agressie hanteren. - Je kent nieuwe en actuele methodieken. 10. Competenties Om te duiden welke competenties je ontwikkelt hanteren we in deze minor het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering van Agogen en Vaktherapeuten, 2008). Competentie 1. Aanwezigheid. Competentie 2. Verzorgen. Competentie 3. Structureren. Competentie 4. Veiligheid creëren. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 6. Verlofbegeleiding. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie 9. Systemisch-diagnostische begeleiding. Competentie 10. Groepstraining. Competentie 11. Professionalisering. 11. Beoordelingscriteria Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel. Vormeisen: a. Correct gebruik van de Nederlandse taal. b. Het product is opgesteld volgens de toetsopdracht c. Bronverwijzing volgens APA-norm. Beschreven kwaliteiten: a. De student heeft WIGK relevante kwaliteiten beschreven. b. De student heeft de kwaliteiten voldoende toegelicht. Beschreven ontwikkelpunten: a. De student heeft WIGK relevante ontwikkelpunten beschreven. b. De student heeft de ontwikkelpunten voldoende toegelicht. Kennistoets 1: Psychopathologie, CAD, basistheorie Volwassenen WIGK, Recht Toets Integrale opdracht. Feitenrelaas 203

204 a. Je moet de feiten objectief en volledig hebben beschreven b. Je moet de relevante feiten theoretisch hebben geduid Ethische overwegingen dilemma a. Je benoemt jouw waardenconflict dat onder het dilemma zit b. Je verbindt deze op een juiste manier aan de handelingsopties in het dilemma Theoretische overwegingen dilemma a. Beide handelingsopties moeten met minimaal drie verschillende argumenten zijn onderbouwd b. Deze argumenten moeten logisch en geldig zijn. Gebruik theorie a. Deze argumenten moet onderbouwd zijn met minimaal drie verschillende theoretische inzichten uit minimaal drie verschillende disciplines. b. Er moet een causaal verband zitten tussen de genoemde theorie en het argument Conclusie a. Bovenstaande moet resulteren in een onderbouwde keuze. b. Je conclusie laat zien dat je inzicht hebt in het werkveld. Schriftelijk product a. Verband tussen schriftelijk product en handelingsoptie moet evident zijn. b. Schriftelijk product moet qua toon en formulering geschikt zijn voor bedoelde lezer én cliënt en/of vertegenwoordiger 12. Tentaminering Toetscode Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeling Minimaal vereist Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel examinatoren Schriftelijk 1 voldaan / niet voldaan resultaat voldaan Kennistoets 1 Schriftelijk 1 cijfer 5, Toets Integrale Schriftelijk 1 cijfer 5,50 Toetscode opdracht Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmome nt Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel - 0 week 3.2, herkansing in overleg Kennistoets 1-1 week 3.8, 15 herkansing 3 weken later Toets Integrale opdracht - 1 week 3.9, herkansing in overleg 13. Verplichte literatuur Theorie en training volwassenen Azghari, Y. (2005). Cultuurbepaalde communicatie Den Haag: Boom Lemma alleen hoofdstuk 4, 5 en 6 verplicht (ongeveer 50 pagina s er zijn enkele exemplaren in het HAN studiecentrum). Menger, A. & Krechtig, L. (2016). Werken in gedwongen kader: Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Amsterdam: SWP. Theorie en training jeugd Delfos, M. (2010). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen 4 en 12 jaar (15 e druk). Amsterdam: SWP. Montfoort, A. van & Slot, W. (2009). Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij (versie 3.0). Utrecht: MOgroep Jeugdzorg, te downloaden op: Wolzak, A. (2012). Kindermishandeling, signaleren en handelen (7 e druk). Amsterdam: SWP. Integrale opdracht Voor de specialisatieworkshops (Verslaving, Intercultureel werken, Huiselijk geweld en contextueel werken, LVG) kan de workshopleider nog verplichte literatuur opgeven. Verder worden er internetbronnen gebruikt, zoals beschreven in de studiehandleiding. Psychopathologie 204

205 Blansjaar, B.A., Beukers, M.M. & Kordelaar W.F. van (red.) (2008). Stoornis en delict: Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom. Recht Simons, Mr. P. (red.) (2017). Recht voor de Zorg- en Welzijnsprofessional. Den Haag: Boom juridische uitgevers. Conflicthantering, agressie en de-escalatie Reader: training Conflicthantering, agressie en de-escalerend handelen, HAN, herziene editie 2012, via Scholar te verkrijgen vanaf start minor. Schuur, G. (2014). Omgaan met agressie (8 e druk). Zutphen: Bohn Stafleu van Loghum. Indien er op basis van de actualiteit nog andere literatuur noodzakelijk is, wordt dit voorafgaand aan de minor bekend gemaakt. 14. Software Scholar als elektronische leeromgeving (Software = Windows, Explorer en SharePoint). 15. Activiteiten Bijeenkomsten en zelfstudie in dienst van de beroepstaken. 16. Werkvormen - werkcolleges - twee vaardigheidstrainingen - groepsbijeenkomsten - subgroepbijeenkomsten - consultatie - zelfstudie (literatuurstudie en opdrachten) 17. Onderwijsperiode Semester Maximum aantal Geen maximum aantal: er worden groepen van 24 studenten per groep samengesteld. deelnemers Code en naam minor M_ISS07DT Werken in gedwongen kader (deeltijd) / Working in forced treatment Code en naam OWE Werken in gedwongen kader 2 (deeltijd) / Working in forced treatment 2 1. Opleiding De onderwijseenheden van deze minor zijn bestemd voor studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie. Deze minor is geschikt voor studenten met uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en voor studenten die kiezen voor hun reguliere bachelorprofiel. 2. Doelgroep Deeltijd, niveau Beroepstaken Wil je werken met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen? Dit vindt in de hulp- of dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Beroepstaken - Hulpverlening aan cliënten in een gedwongen kader. - Concrete en informatieve hulpverlening aan cliënten. - Procesmatige hulpverlening. - Signaleren van risico s. - Werken met terugvalpreventie. 4. Centrale beroepstaak Het competentieprofiel Forensisch psychiatrische begeleiding is ontworpen uitgaande van twee centrale taakgebieden, te weten de 24-uurs agogische zorg en de individuele begeleiding. Daarnaast worden nog de competentiegebieden Groepsbehandeling en Professionalisering onderscheiden. 5. (Beroeps)producten Kennistoets 2 Schriftelijke casustoets waarin de studenten de kennis afkomstig uit de vakken: Psychopathologie, CAD, basistheorie Jeugd WIGK, moeten toepassen. Deze Body of Knowledge is geldig voor competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). Persoonlijke ontwikkeling: eindverslag Competentie 11. Professionalisering - Je stelt een evaluatie op voor eindniveau minor in relatie tot competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering in de zorg ). 205

206 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s - Je reflecteert (volgens reflectiecyclus-korthagen) op voorgenomen leerdoelen in de toets Persoonlijke ontwikkeling: Mijn Profiel en op vaardigheden, opvattingen en emoties, en komt tot een analyse afgezet tegen in de minor aangereikte theoretische kaders, formuleert ten minste twee handelingsalternatieven op de drie leerervaringen en bevat een voornemen gericht op nabije toekomst als beroepsbeoefenaar. Toets Integrale opdracht: presentatie In deze toets staat een Presentatie van een innovatieve maatregel of product op mesoof macroniveau centraal, voorafgegaan door een promo met een theoretische onderbouwing. De volgende competenties van het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende worden getoetst. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie 11. Professionalisering (positioneren en methodiekontwikkeling). 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 84 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 126 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 210 Totaal aantal sbu 420 Samen met de OWE Werken in het gedwongen kader 1 vormt deze OWE de minor Werken in het gedwongen kader. Hiermee bereik je een startbekwaam niveau bij het succesvol afsluiten van de minor en major om het in de major ontwikkelde beroep in een hulpverleningscontext waar dwang en/of drang een rol speelt uit te oefenen. Daarnaast past deze minor binnen het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker, GGZ-agoog en Gehandicaptenzorg. 8. Ingangseisen Je hebt minimaal 6 maanden stage gelopen in een hulpverleningscontext passend bij de sociale studies, waarin bij voorkeur drang of dwang een belangrijke rol speelde. Parallel aan die stage heb je een supervisietraject met een voldoende afgesloten of je zit momenteel in dat traject met een positieve prognose. De deeltentamens behorende bij de beroepstaken van je majoropleiding (SPH, MWD, Pedagogiek, Toegepaste Psychologie of Creatieve Therapie) heb je op niveau 3 behaald, met uitzondering van onderzoek en innovatie en logischerwijs het eindassessment. Met studenten afkomstig van een andere hogeschool of instituut worden hierover individuele afspraken gemaakt. 9. Algemene omschrijving Dit is een verdiepende minor. Binnen de hulpverlening is voor een grote schare aan doelgroepen een meer of mindere mate van dwang en/of drang onvermijdelijk. In dat kader werk je met cliënten met complexe problematiek, bijvoorbeeld met kinderen, jongeren of volwassenen die kampen met sociale, psychiatrische of verslavingsproblemen. Dit vindt in de hulp of -dienstverlening vaak plaats vanuit strafrechtelijk of civielrechtelijke drang of dwang. Multidisciplinaire samenwerking is dan een essentieel aandachtspunt. Leerdoelen - Je kunt een breed opgezette risicotaxatie maken. - Je hebt zicht op de complexe problematiek binnen diverse leefgebieden van de cliënt. - Je kunt een werkrelatie creëren en onderhouden met de cliënt binnen een gedwongen kader -setting. - Je kunt de cliënt motiveren tot behandeling/begeleiding. - Je kunt omgaan met (ernstige) psychopathologie. - Je kunt dreigende agressie hanteren. - Je kent nieuwe en actuele methodieken. 10. Competenties Om te duiden welke competenties je ontwikkelt hanteren we je minor het competentieprofiel Forensisch Psychiatrisch Werkende (Lectoraat Professionalisering van Agogen en Vaktherapeuten, 2008). Competentie 1. Aanwezigheid. Competentie 2. Verzorgen. Competentie 3. Structureren. Competentie 4. Veiligheid creëren. Competentie 5. Samenwerken in het team. Competentie 6. Verlofbegeleiding. Competentie 7. Individuele zorgtrajectbegeleiding. Competentie 8. Coaching en ondersteuning. Competentie 9. Systemisch-diagnostische begeleiding. 206

207 Competentie 10. Groepstraining. Competentie 11. Professionalisering. 11. Beoordelingscriteria Persoonlijke ontwikkeling: eindverslag. Feitenrelaas a. Je moet de feiten objectief en volledig hebben beschreven b. Je moet de relevante feiten theoretisch hebben geduid Ethische overwegingen dilemma a. Je benoemt jouw waardenconflict dat onder het dilemma zit b. Je verbindt deze op een juiste manier aan de handelingsopties in het dilemma Theoretische overwegingen dilemma a. Beide handelingsopties moeten met minimaal drie verschillende argumenten zijn onderbouwd. b. Deze argumenten moeten logisch en geldig zijn. Gebruik theorie a. Deze argumenten moet onderbouwd zijn met minimaal drie verschillende theoretische inzichten uit minimaal drie verschillende disciplines. b. Er moet een causaal verband zitten tussen de genoemde theorie en het argument Conclusie a. Bovenstaande moet resulteren in een onderbouwde keuze. b. Je conclusie laat zien dat je inzicht hebt in het werkveld. Schriftelijk product a. Verband tussen schriftelijk product en handelingsoptie moet evident zijn. b. Schriftelijk product moet qua toon en formulering geschikt zijn voor bedoelde lezer én cliënt en/of vertegenwoordiger Kennistoets 2: Psychopathologie, CAD, basistheorie Jeugd WIGK Toets Integrale opdracht: presentatie Vernieuwing: - Cliënt overstijgend aspect moet onderbouwd voor meerdere cliënten en/of settingen een issue zijn - Inzicht moet leiden tot een verbeterde positie voor meerdere cliënten. - Geef minimaal drie argumenten waarom dit inzicht goed werkt in dergelijke casus. Gebruik hierbij theorie uit de minor. - Je inzicht moet op een logische manier aansluiten bij jullie visie op zorg. Positioneren: - Laat zien dat je bij verschillende personen draagkracht kunt creëren voor jouw inzicht door rekening te houden met de belangen van cliënt, medewerker en management. - Maak concreet hoe er met jullie inzicht gewerkt kan worden. - Gebruik in de presentatie relevante theorie ter onderbouwing van je stelling 12. Tentaminering Toetscode Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeling Minimaal vereist examinatoren resultaat Persoonlijke ontwikkeling: Schriftelijk 1 cijfer 5,50 eindverslag Kennistoets 2 Schriftelijk 1 cijfer 5, Toets Integrale opdracht: presentatie Schriftelijk 1 cijfer 5,50 207

208 Toetscode Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmome nt Persoonlijke ontwikkeling: - 1 week 4.9 eindverslag (herkansing voor bezemweek) Kennistoets week 4.9 (herkansing Toets Integrale opdracht: presentatie week later) - 1 week 4.9 (herkansing in overleg) 13. Verplichte literatuur Theorie en training volwassenen Azghari, Y. (2005). Cultuurbepaalde communicatie. Den Haag: Boom Lemma alleen hoofdstuk 4, 5 en 6 verplicht (ongeveer 50 pagina s er zijn enkele exemplaren in het HAN studiecentrum). Menger, A. & Krechtig, L. (2016). Werken in gedwongen kader: Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Amsterdam: SWP. Theorie en training jeugd Delfos, M. (2015). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen 4 en 12 jaar (15 e druk). Masterdam: SWP. Montfoort, A. van & Slot, W. Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij (versie 3). Utrecht: MOgroep Jeugdzorg, te downloaden op: Wolzak, A. (2012). Kindermishandeling, signaleren en handelen (7 e druk). Amsterdam: SWP. Integrale opdracht Voor de specialisatieworkshops (Verslaving, Intercultureel werken, Huiselijk geweld en contextueel werken, LVG) kan de workshopleider nog verplichte literatuur opgeven. Verder worden er internetbronnen gebruikt, zoals beschreven in de studiehandleiding. Psychopathologie Blansjaar, B.A., Beukers, M.M. & Kordelaar, W.F. van (red.) (2008). Stoornis en delict: Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: De Tijdstroom. Recht Simons, Mr. P. (red.) (2017). Recht voor de Zorg- en Welzijnsprofessional. Den Haag: Boom juridische uitgevers. Conflicthantering, agressie en de-escalatie Reader: training Conflicthantering, agressie en de-escalerend handelen, HAN, herziene editie 2012, via Scholar te verkrijgen vanaf start minor. Schuur, G. (2014). Omgaan met agressie (8 e druk). Dordrecht: Bohn Stafleu van Loghum. Indien er op basis van de actualiteit nog andere literatuur noodzakelijk is, wordt dit voorafgaand aan de minor bekend gemaakt. 14. Software Scholar als elektronische leeromgeving (Software is Windows, Explorer en SharePoint). 15. Activiteiten Bijeenkomsten en zelfstudie in dienst van de beroepstaken. 16. Werkvormen - werkcolleges - twee vaardigheidstrainingen - groepsbijeenkomsten - subgroepbijeenkomsten - consultatie - zelfstudie (literatuurstudie en opdrachten) 17. Onderwijsperiode Semester Maximum aantal deelnemers Geen maximum aantal: er worden groepen van maximaal 24 studenten per groep samengesteld. 208

209 5.5 Intercultureel werken (M_ISS08) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten Narratief onderzoek en ontwikkeling M_ISS08 - Intercultureel werken (SPH) intercultureel vakmanschap 15 Arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten 15 Code en naam minor: M_ISS08 - Intercultureel werken / Working interculturally Code en naam OWE Narratief onderzoek en ontwikkeling intercultureel vakmanschap Narrative research and development intercultural expertise 1. Opleiding Voltijdstudenten van de instituten voor Sociale Studies en de faculteit Educatie binnen de HAN en studenten buiten de HAN die een HBO-studie volgen binnen de sociale of educatieve sector. De minor is geschikt voor het uitstroomprofiel jeugdzorg. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken In periode 1 staan de volgende beroepstaken centraal: - Narratief onderzoek naar de eigen culturele bagage - Vraaggericht werken door narratief onderzoek - Ontwikkelen van intercultureel vakmanschap - Cultuursensitief werken met migranten & vluchtelingen - Draagvlak creëren voor creatieve interculturele ontmoetingen Leerdoelen: - Je toont een onderzoekende houding naar de invloed van je eigen culturele bagage en die van anderen - Je kunt vraaggericht en cocreatief werken met narratief onderzoek - Je werkt actief aan de ontwikkeling van je diversiteitcompetenties - Je kent goede praktijken van het werken aan een inclusieve samenleving - Je kent diverse methoden voor cultuursensitief werken (met o.a. migrantenjongeren en vluchtelingenfamilies) - Je hebt kennis van diversiteit in opvoedings-en leerstijlen en kunt verkregen inzichten toepassen in de beroepspraktijk 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Ontwikkelen van intercultureel vakmanschap en arrangeren van interculturele ontmoetingen 5. (Beroeps)Producten Beeldverhaal van de eigen culturele bagage Narratief onderzoeksverslag 6. Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 80 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 240 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: Samenhang met andere OWE s Totaal aantal sbu 420 De minor Intercultureel werken bestaat uit 2 onderwijseenheden (OWE s) die direct met elkaar in verband staan: Narratief onderzoek en intercultureel vakmanschap Arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten 8. Ingangseisen De student heeft - basiskennis van systeem- en communicatietheorie, (ped)agogiek, methodiek en didactiek, samenwerken in een arbeidsorganisatie, ontwikkelingspsychologie en/of leerpsychologie en praktijkonderzoek - niveau 2 van de majoropleiding afgerond en van niveau 3 30 studiepunten behaald - minimaal een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting - het vermogen een opdracht te werven voor het ontwerpen van een intercultureel ontmoetingsprogramma op basis van narratief onderzoek - bijzondere ervaring met en/of interesse voor (culturele) diversiteit, intercultureel leren en intercultureel samenwerken 9. Algemene omschrijving In deze verdiepende minor leer je hoe je op basis van een inclusieve benadering om kunt gaan met diversiteit en interculturele ontmoetingen kunt arrangeren. Daarnaast leer je hoe je met narratief onderzoek vraaggericht kunt werken met verschillende subculturele groepen. Je leert onder andere hoe je cultuursensitief kunt werken met migranten en vluchtelingen. 209

210 Je bent vooral een verbindende professional ten behoeve van interculturele ontmoetingen en intercultureel leren. Daarbij ben je steeds gericht op het optimaal benutten van verschillen én overeenkomsten tussen mensen. De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen zoals nieuwe methoden. Het onderwijs bestaat uit een combinatie van vaardigheidstrainingen, inhoudelijke input (op het gebied van interculturele pedagogiek, interculturele communicatie, culturele antropologie, religiestudies en community-support) en het werken aan praktijkopdrachten. Uitgaande van de hoofdthema s van het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) lopen de volgende onderwerpen als een rode draad door de gehele minor: nieuwe migratie, inclusie en toegankelijkheid, participatie, sociale kwaliteit en stabiliteit. 10. Competenties Competentie 1 Contactleggen, oriënteren en analyseren - In dialoog met cliënt/cliëntsysteem zich oriënteren op interculturele vraagstukken, problemen en mogelijkheden - Vraagstukken, problemen en mogelijkheden van cliënt/cliëntsysteem analyseren vanuit diversiteitperspectief Competentie 5 Samenwerken met professionals en anderen - Verbindend en versterkend samenwerken met professionals en anderen binnen en buiten het eigen team - Netwerken organiseren of bestaande netwerken inschakelen van professionals, vrijwilligers en/of mantelzorgers Competentie 9 Eigen professionaliteit ontwikkelen - Diversiteitcompetenties ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen - Een visie op intercultureel vakmanschap ontwikkelen en onderhouden Competentie 10 Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep - Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van cultuursensitief werken - Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht ter ontwikkeling van cultuursensitieve methoden en/of leermiddelen voor de beroepspraktijk Competentie 11 Inzetten van muzisch ludische media in de beroepsuitoefening - Inzetten van muzisch-ludische media (MLM) bij de diversiteitbewuste beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Beeldverhaal eigen culturele bagage Competentie 9a. - Het verhaal over de eigen culturele bagage wordt helder weergegeven aan de hand van een levenslijn en life-events - Het verhaal maakt duidelijk hoe het eigen socialisatieproces van invloed is op de eigen motivatie, identiteiten en overtuigingen als intercultureel werker - De invloed van het eigen levensverhaal op kwaliteiten en leerpunten als intercultureel werker wordt aan de hand van concrete voorbeelden inzichtelijk weergegeven Competentie 9b. - De eigen visie op intercultureel vakmanschap wordt helder weergegeven - De eigen visie op intercultureel vakmanschap wordt overtuigend onderbouwd vanuit eigen praktijk- en leerervaringen. Competentie 11b. - Het eigen levensverhaal wordt met beeldende en/of audiovisuele middelen treffend weergegeven - De inzet van MLM geeft het publiek een concreet beeld van de kwaliteiten en leerpunten als intercultureel werker. - De inzet van MLM verhoogt de betrokkenheid van het publiek bij het gepresenteerde verhaal Deeltentamen Narratief onderzoek Deel A. Narratief onderzoeksverslag Competentie 10b - Er is vanuit diversiteitperspectief een heldere en actuele analyse van het interculturele vraagstuk gemaakt - De probleemstelling vloeit logisch voort uit de probleemanalyse en vraag-en doelstelling hebben voldoende samenhang - De narratieve manier van data verzamelen en analyseren is helder beschreven en onderbouwd vanuit literatuur - De topics en vragen in de interviewguide sluiten aan op de doelen en deelvragen van het onderzoek - De manier van interviewen nodigt respondenten uit tot het vertellen van het eigen verhaal 210

211 - De onderzoeksresultaten worden inzichtelijk gepresenteerd. - Er is een heldere samenhang tussen de interpretatie van de resultaten en de formulering van de conclusies Competentie 10a - Tijdens de transdisciplinaire bijeenkomst (TDB) worden probleemstelling, onderzoeksaanpak en aanbevelingen op een samenhangende en overtuigende manier gepresenteerd Competentie 5b - Tijdens de TDB worden aanwezigen uitgenodigd om vanuit diverse perspectieven in dialoog te gaan over de vraagpatronen/conclusies en aanbevelingen - Tijdens de TDB worden verschillende netwerkpartners uitgenodigd om initiatieven te bedenken voor interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten Deel B. Individuele verantwoording Competentie 5a - In de individuele verantwoording wordt helder beschreven welke taken en rollen je hebt gehad binnen en buiten het onderzoeksteam en wat het effect daarvan was. - In de verantwoording toon je overtuigend aan op welke manier je hebt bijgedragen aan de kwaliteit van het groepsverslag en de TDB - Uit de verantwoording en adviesbeoordeling blijkt dat je actief en constructief hebt geparticipeerd in overlegsituaties met samenwerkingspartners in de praktijk - Op basis van zelfreflectie en verkregen feedback formuleer je persoonlijke ontwikkelpunten op het gebied van verbindend en versterkend samenwerken Deeltentamen kennistoets intercultureel vakmanschap In een kennistoets met 15 open vragen worden het cognitieve aspect van de volgende competenties getoetst: 1a, 1b, 5a, en 9a Het gaat hierbij om de volgende body of knowledge : - Transculturele systeemtheorie en methoden: kennis over systeemtheoretische processen en cultuursensitieve interventiemethoden - Interculturele (ped)agogiek: kennis over socialisatieprocessen, intercultureel leren, diversiteit in opvoedingsstijlen, interculturele gespreksvoering, arrangeren van interculturele ontmoetingen - Culturele antropologie: migratie als bijzondere transitie, kracht en kwetsbaarheden van migranten en vluchtelingen; rituele creativiteit bij geboorte, ziekte, huwelijk en dood. - Sociologie: kennis over actuele maatschappelijke vraagstukken zoals superdiversiteit en de nieuwe migratie, transitie- en transformatieprocessen in het domein van wonen, welzijn, zorg en onderwijs - Levensbeschouwing, ethiek en filosofie: kennis van religies en levensbeschouwingen en de invloed daarvan op gezondheid en welzijn, opvoeding en ondersteuning 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Beeldverhaal eigen Presentatie 1 Cijfer 5,50 culturele bagage Narratief onderzoek Groepsverslag en 1 Cijfer 5,50 individueel verslag Kennistoets intercultureel vakmanschap Kennistoets met open vragen 1 Cijfer 5.50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane Stp Weging Tentamenmoment hulpmiddelen Beeldverhaal eigen - 1 P1+P2 culturele bagage Narratief onderzoek P1+P Kennistoets intercultureel vakmanschap - 1 P1+P2 13. Verplichte literatuur - Dries, M. (2017). Met nieuwe ogen. Werkboek voor de ontwikkeling van diversiteitcompetenties. Bussum: Coutinho - Gravestein, G. & Aarts, M. (2015). Meer dan opvoeden. Bussum: Coutinho - Hoffer, C. (2015). Vertelt u mij eens iets meer. Cultuursensitief werken in gezondheidszorg en welzijnswerk. A dam: SWP - Loeffen, T. & Tigchelaar, H. (2013). Retourtje inzicht. Creatief met diversiteit 211

212 voor professionals. Bussum: Coutinho - Tjin a Djie, K. & Zwaan, I. (2007). Beschermjassen. Transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum Indien er op basis van de actualiteit nog andere literatuur noodzakelijk is, wordt dit vooraf aan de minor bekend gemaakt. 14. Software Scholar Biene, M. van, et al. (2008). DVD De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. Nijmegen: HAN Sociaal. Deze DVD ontvangt de student kosteloos bij aanvang van de minor. 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning van de uitvoering van de beroepstaken Excursies naar musea en/of goede praktijken 16. Werkvormen - Interactieve hoorcolleges, filmanalyses en verwerkingsopdrachten - Individuele en groepsopdrachten in de praktijk - Vaardighedentrainingen - Gastlessen van ervaren praktijkwerkers - Groepsbijeenkomsten en subgroepbijeenkomsten - Leercoaching en consultatie 17. Onderwijsperiode Semester 1 en semester Maximum aantal 24 studenten deelnemers Code en naam minor: M_ISS08 - Intercultureel werken Code en naam OWE Arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten Arranging intercultural meeting en learning 1. Opleiding Voltijdstudenten van de instituten Sociale Studies en de faculteit Educatie binnen de HAN en studenten buiten de HAN die een HBO-studie volgen binnen de sociale of educatieve sector. De minor is geschikt voor het uitstroomprofiel jeugdzorg 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken In periode 2 staan de volgende beroepstaken centraal: - Ontwikkelen van diversiteitcompetenties - Cultuursensitief en systeemgericht werken met migranten(families) en vluchtelingen - Arrangeren van interculturele ontmoetingen - Ontwerpen en implementeren van cultuursensitieve interventies en interculturele leeractiviteiten Leerdoelen: - Je werkt actief aan de ontwikkeling van je eigen diversiteitcompetenties - Je kunt alledaagse discriminatie en uitsluitingsprocessen op een creatieve manier bespreekbaar maken - Je kunt verbindend en versterkend werken met diverse individuen, groepen en netwerken - Je kunt interculturele ontmoetingen arrangeren die aansluiten bij de vraagpatronen van de betreffende contactgroepen - Je kunt interculturele leeractiviteiten ontwerpen en begeleiden ter bevordering van participatie en inclusie - Je draagt bij aan de implementatie van cultuursensitieve interventies in de praktijk 4. Centrale beroepstaak De overkoepelende beroepstaak luidt: Ontwikkelen van intercultureel vakmanschap en arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten 5. (Beroeps)Producten Handboek intercultureel ontmoeten Draaiboek implementatieworkshop 6. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 7. Samenhang met andere OWE s 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 80 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 240 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 100 Totaal aantal sbu 420 De minor Intercultureel werken bestaat uit 2 OWE s die direct met elkaar in verband staan: Narratief onderzoek en intercultureel vakmanschap Arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten 8. Ingangseisen De student heeft - basiskennis van systeem- en communicatietheorie, (ped)agogiek, methodiek en didactiek, samenwerken in een arbeidsorganisatie, 212

213 ontwikkelingspsychologie en/of leerpsychologie en praktijkonderzoek - niveau 2 van de majoropleiding afgerond en van niveau 3 30 studiepunten behaald - minimaal een half jaar praktijkervaring/stage gelopen in een relevante setting - het vermogen een opdracht te werven voor het ontwerpen van een intercultureel ontmoetingsprogramma op basis van narratief onderzoek - bijzondere ervaring met en/of interesse voor (culturele) diversiteit, intercultureel leren en intercultureel samenwerken 9. Algemene omschrijving In deze verdiepende minor leer je hoe je op basis van een inclusieve benadering om kunt gaan met diversiteit en interculturele ontmoetingen kunt arrangeren. Daarnaast leer je hoe je met narratief onderzoek vraaggericht kunt werken met verschillende subculturele groepen. Je leert onder andere hoe je cultuursensitief kunt werken met migranten en vluchtelingen. Je bent vooral een verbindende professional ten behoeve van interculturele ontmoetingen en intercultureel leren. Daarbij ben je steeds gericht op het optimaal benutten van verschillen én overeenkomsten tussen mensen. De minor is ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. De inhoud van de minor wordt jaarlijks bijgesteld op grond van actuele ontwikkelingen waaronder nieuwe methoden. Het onderwijs bestaat uit een combinatie van vaardigheidstrainingen, inhoudelijke input (op het gebied van interculturele pedagogiek, interculturele communicatie, culturele antropologie, religiestudies en community-support) en het werken aan praktijkopdrachten. Uitgaande van de hoofdthema s van het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) lopen de volgende onderwerpen als een rode draad door de gehele minor: nieuwe migratie, inclusie en toegankelijkheid, participatie, sociale kwaliteit en stabiliteit. 10. Competenties Competentie 1 Contactleggen, oriënteren en analyseren - In dialoog met cliënt/cliëntsysteem zich oriënteren op interculturele vraagstukken, problemen en mogelijkheden Competentie 2 Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwerpen - In dialoog met de cliënt en netwerkpartners ondersteuningsdoelen formuleren. - In dialoog met de cliënt en netwerkpartners een plan van aanpak voor interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten ontwerpen. Competentie 3 Plan van aanpak uitvoeren en evalueren - De implementatieworkshop methodisch uitvoeren en evalueren Competentie 5 Samenwerken met professionals en anderen - Verbindend en versterkend samenwerken met professionals en anderen binnen en buiten het eigen team - Netwerken organiseren of bestaande netwerken inschakelen van professionals, vrijwilligers en/of mantelzorgers Competentie 9 Eigen professionaliteit ontwikkelen - Diversiteitcompetenties ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen - Een visie op intercultureel vakmanschap ontwikkelen en onderhouden - Intercultureel vakmanschap blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie 10 Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep - Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van cultuursensitief werken - Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht ter ontwikkeling van cultuursensitieve methoden en/of leermiddelen voor de beroepspraktijk Competentie 11 Inzetten van muzisch ludische media (MLM) in de beroepsuitoefening - Inzetten van MLM bij de diversiteitbewuste beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Ontwerp intercultureel ontmoetingsprogramma Competentie 1a - De vraagformulering van de cliënt/cliëntsysteem is in dialoog met de betrokkenen verricht. Competentie 2a - De doelen van het ontmoetingsprogramma en de leeractiviteiten zijn in dialoog met de cliënt en netwerkpartners geformuleerd Competentie 2b - Het ontmoetingsprogramma is in dialoog met de cliënt en netwerkpartners ontworpen - Het handboek voor het arrangeren en begeleiden van de ontmoetingsactiviteiten is methodisch beschreven volgens het format van Movisie 213

214 Competentie 9b - Je hebt met behulp van vakliteratuur helder verantwoord wat jouw visie op het belang van de door jouw ontworpen leeractiviteiten is. Competentie 10b - Je hebt inzichtelijk beschreven op welke manier je onderzoek hebt verricht naar cultuursensitieve interventiemethoden en leeractiviteiten. Competentie 11 - Bij de door jou ontworpen activiteiten heb je helder beschreven hoe er gebruik gemaakt wordt van muzisch-ludische media - De keuze van muzisch-ludische media heb je inzichtelijk onderbouwd met praktijkinzichten en relevante literatuur Deeltentamen Implementatieworkshop Competentie 3a - De doelen en instructies van de leeractiviteiten zijn helder - De manier van begeleiden sluit aan bij de leerstijlen van de deelnemers aan de workshop - De leeractiviteiten zijn duidelijk geëvalueerd met de betrokkenen - De opdrachtgever en de deelnemers zijn tevreden over (de effecten van) de workshopactiviteiten Competentie 5a - De kwaliteiten van de begeleidende studenten worden goed benut en vullen elkaar aan tijdens de workshop - De studenten tonen sensitiviteit voor culturen van medewerkers en cliënten Competentie 10a - De workshop draagt bij aan het arrangeren van interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten door de opdrachtgevende organisatie Competentie 11a - De muzisch-ludische media dragen bij aan de kwaliteit van de workshop 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Ontwerp intercultureel Verslag/handboekje 1 Cijfer 5,50 ontmoetingsprogramma Implementatie workshop Performancetoets + verslag draaiboek 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamen moment Ontwerp intercultureel - 1 P2+P3 ontmoetingsprogramma Implementatie 1 P2+P3 workshop 13. Verplichte literatuur - Dries, M. (2017). Met nieuwe ogen. Werkboek voor de ontwikkeling van diversiteitcompetenties. Bussum: Coutinho - Gravestein, G. & Aarts, M. (2015). Meer dan opvoeden. Bussum: Coutinho - Hoffer, C. (2015). Vertelt u mij eens iets meer. Cultuursensitief werken in gezondheidszorg en welzijnswerk. A dam: SWP - Loeffen, T. & Tigchelaar, H. (2013). Retourtje inzicht. Creatief met diversiteit voor professionals Bussum: Coutinho 14. Software Scholar Biene, M. et al. (2008). DVD De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK. Deze DVD ontvangt de student kosteloos bij aanvang van de minor. 15. Activiteiten De student arrangeert interculturele ontmoetingen en leeractiviteiten die aansluiten bij de vraagpatronen van de doelgroep uit het narratieve onderzoek De student voert in samenspel met 3 medestudenten en de betrokkenen in de praktijk een workshop uit ter implementatie van het handboek 16. Werkvormen - Interactieve hoorcolleges, filmanalyses en verwerkingsopdrachten - Individuele en groepsopdrachten in de praktijk - Twee vaardighedentrainingen, - Gastlessen van ervaren praktijkwerkers - Groepsbijeenkomsten en subgroepbijeenkomsten - Leercoaching en intervisie 17. Onderwijsperiode Semester 1 en semester Maximum aantal deelnemers 24 studenten 214

215 5.6 Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Vollzeit) (M_ISS17VZ) Code, Name des Minors - Studiengang Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkten M_ISS17VZ - Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (SPH) Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Code und Name des Minors M_ISS17VZ Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Vollzeit) People with inclusive needs Code und Name der UE Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext People with disability (intellectual) in the social context 1: Opleiding/ Studiengang Dieser Studiengang ist ein berufsbegleitender Studiengang (Teilzeit) und ist gerichtet an Studenten Social Studies, Pädagogik, (Kranken-)Pflege/ medizinische Heilberufe. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden Der Studiengang ist für Studenten, a. die bereits mit speziellen Zielgruppen (Menschen mit psychischen /physischen Besonderheiten, einschließlich dementiell veränderte Menschen) gearbeitet haben und sich hierin anhand der Inklusionsthematik vertiefen wollen. (Niveau3) b. die ihre bereits gewonnen breiten pädagogischen Erfahrungen gesehen einer speziellen Zielgruppe (s. Punkt a) vertiefen wollen. (Beginn Niveau 3) c. die ggf. mit einer dieser Zielgruppen arbeiten möchten und hierzu inklusive Fachkenntnis erwerben wollen. (Niveau 2) In diesem spezifischen Fall ist ein individuelles Gespräch mit dem Themenverantwortlichen nötig. d. aller medizinischer und sozialpädagogischer Berufsgruppen, die sich unter Punkt a-c einordnen können. Im Rahmen dieses Minors hat der Mensch mit individuellen Ressourcen und Fähigkeiten einen elementaren Stellenwert. Die breite Zielgruppe erfordert nicht nur eine achtsame und methodisch versierte Begleitung und Förderung, sondern es bedarf darüber hinaus auch einen ganzheitlichen Blick auf den aktuellen gesellschaftlichen Kontext. Im Rahmen dieses berufsbegleitenden Studienganges steht folgende Berufsaufgabe zentral: Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext. Die Berufsaufgabe ist inhaltlich an entsprechende Themenmodule (s. unter Punkt 9) gekoppelt. Menschen mit einer Behinderung im gesellschaftlichen Kontext. Wir weisen ausdrücklich darauf hin, dass diese Berufsaufgabe alle unter 1 genannten Zielgruppen umfasst, so dass hier ganz im Sinne der Inklusion keine homogene Zielgruppe präferiert wird. - Poster- Skulptur - Präsentation - Skype-Onlineseminar - 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent 112,3 physisch anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS *Stagestunden sind wünschenswert, aber nicht verpflichtend. **Für diejenigen die keine Stagezeit vorzuweisen haben, wird die Stagezeit auf die Arbeitsaufträge in einer vertiefenden Intensivierung und dem Umfang des Desk- Researchs verrechnet. Dies wird im Unterricht besprochen. 137,7 Gesamtzahl der SBS * inklusiv zwei Stagetage an Unterrichtstagen ** 307,7! inklusiv zwei Stagetage an Unterrichtstagen

216 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen In der Majorphase hast du dich mehrlagig mit den Basisfertigkeiten und den daran gekoppelten Fachinhalten der sozialen Arbeit auseinandergesetzt (vgl. Unterrichts und Prüfungsordnung des Instituts für Sozialstudien) Jetzt werden diese bereits erworbenen Kompetenzen vertieft /spezifiziert, zielgerichtet auf den Behindertenkontext angewendet und weiterentwickelt. Der Minor Menschen mit einer geistigen Behinderung setzt sich aus zwei URE zusammen, die aufeinander aufbauen und aneinander anschließen: - Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext - Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Teilprüfungen Poster- Skulptur - Präsentation Es gelten die Zulassungsvoraussetzungen aus 4.6 Teil 1 dieses Studienleitfadens. Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus (siehe 4.9 Anwesenheitsregelung in diesem Studienleitfaden). Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung Der Student - einen Praktikumsvertrag mit einem Institut/Einrichtung im Arbeitsfeld der Social Studies in Deutschland oder den Niederlanden über 16 Wochenstunden hat. - keinen Praktikumsvertrag mehr hat, aber über eine entsprechende Praxiserfahrung im Rahmen des bereits erfolgten Studiums verfügt. - verfügt nachweislich über Grundkenntnisse von sozialer Hilfeleistung. (z.b. Leistungen der Beratung, Betreuung, Erziehung und Bildung) - verfügt über erste Grundkenntnisse von Behinderung und Behinderungsformen. (z.b. der Student hat in diesem Bereich schon einmal beruflich Erfahrungen sammeln können) - Voraussetzung für eine Beurteilung der Teilprüfungen ist, dass der Student ausreichend in den Unterrichtsstunden des Minors anwesend war. Anwesenheit bedeutet, dass die Teilnehmer sich aktiv auf den Unterricht vorbereiten und sich aktiv am Unterricht beteiligen. (Anwesenheitspflicht 4.9 Studienführer Teil 1) Inklusion ist ein Schlüsselbegriff, der eine humane Gesellschaft kennzeichnet, die Verschiedenheit anerkennt und annimmt und auf einen gesamtgesellschaftlichen werteorientierten Grundkonsens zielt. Ob es Kinder, Jugendliche oder auch älter werdende Menschen mit Behinderungen sind, alle haben sie dieses Thema gemeinsam. In unserem Arbeitsfeld sind wir immer wieder damit konfrontiert, dass Gesellschaft und Klient in eine zirkuläre Wechselwirkung treten und aufeinander Einfluss nehmen. Nicht immer verlauft diese Wechselwirkung ohne Reibungspunkte. Häufig erleben wir wechselseitige Irritationen, die eine Anschlusskommunikation erschweren. Im Rahmen des Minors erstellt der Student ein themenbezogenes Poster/Skulptur zu Inklusion und weiß dies öffentlich zu präsentieren. Zunehmend mehr wird es in unserem Arbeitsfeld gefordert umfassende Themen zielgerichtet, fundiert und kompakt zu illustrieren, so dass Kernaussagen deutlich zum Ausdruck kommen. Es ist ein Denk-Mal der besonderen Art, das einen selbst gewählten thematischen Teilaspekt der Inklusion transformiert. Ziel ist es innerhalb dieser URE eine inclusive Botschaft visuell und repräsentativ zu vermitteln, so dass bei den Betrachtern die Kernaussage kommunikativ Anschluss findet und darüber hinaus noch gedankliche Auseinandersetzungen anregt. Der Student bringt damit inclusive Entwicklungen und Veränderungen in der Gesellschaft Lösungsorientiert zum Aus-Druck, so dass sie zum Weiterdenken anregen. Kreativität wird hierzu in einem Poster/Skulptur umsetzbar, indem nicht nur quergedacht wird, sondern man einem aktuellen Thema einen überraschenden Denkansatz in Wort/Bild hinzufugt. Im Rahmen des Unterrichts wird fundierte Multiperspektivität in Sachen Inklusion und Menschen mit Besonderheiten entwickelt. 216

217 Diese Lernaufgabe wird unterstutzt durch kollegiale Onlinekontakte mit dem Dozenten und durch Exkursionen im Deutsch/Niederländischen Arbeitsfeld Zentral stehen dabei: - Die Geschichte behinderter Menschen - Einstieg in die Behindertenpädagogik - Behinderung und ihre medizinischen Erscheinungsformen - Umgang mit Medikamenten und ihren rechtlich/ ethischen Folgen. - Ethische Stellungen zu Menschen mit Behinderungen - Sozialpolitik mit Blick auf den Behinderungskontext - Rechtliche Grundlagen (SGB / Schwerbehindertengesetz / Betreuungsgesetz / Sozialversicherung / persönliches Budget) - Empowerment und Normalisierung - Inklusion und Integration - Lebensweltorientierung - Der systemische Blickwinkel - systemisches Arbeiten - Mediendesing Zusätzlich bieten wir dem Studenten die Möglichkeit ihre erstellten Prüfungsleistungen (Poster) an öffentliche Trägern der Behinderten Hilfe vorzustellen, um damit für sich selbst über den Minor hinaus neue Professionaliserungsmöglichkeiten zu erschließen. Es ist geplant, dass öffentliche Träger mit den Prüfungen vernetzt werden. 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Des Weiteren wird ein schriftlicher Nachweis der rechtlichen Themen, der medizinischen Medikation und der Einführung in Marte Meo gegeben. Kompetenz 4: Faktoren und Entwicklungen signalisieren und beeinflussen - Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. Kompetenz 11: Adäquater und zielgerichteter Einsatz von Spiel, künstlerischer und / oder sportlicher Aktivitäten in der Berufsausübung - Einsatz von Spiel, künstlerischer und / oder sportlicher Medien zur Förderung der sozialpädagogischen Hilfeleistung. Teilprüfung 1: relatiert an Kompetenz 4a und Kompetenz 11 Plakat/Skulptur-Präsentation (P/S-Präsentation): relatiert an Kompetenz 4a und 11 Kompetenz 4a: - Die P/S-Präsentation beinhaltet eine kritische Betrachtung von gesellschaftlichen Faktoren/Entwicklungen, welche Einfluss auf die Klienten im Behindertenkontext haben. - Die P/S-Präsentation ist logisch mit mind. zwei relevanten Quellen im Hinblick auf gesellschaftliche Trend und Entwicklungen unterbaut - Die Darlegung der Einflussfaktoren, die auf Klienten wirksam sind, ist in der Präsentation systematisch aufgebaut. - Die Präsentation der dargestellten Plakatwirkungen ist deutlich zielgerichtet Kompetenz 11: - In der P/S-Präsentation sind angewendete Funktionen von musisch spielerischer Medien in der Ausführung des Plakates/Skulptur ausreichend dargestellt. - In der P/S-Präsentation sind professionelle Überlegungen bei dem Einsatz von musisch spielerischen Medien überzeugend unterbaut. 217

218 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Toetsvorm / Prüfungsformen Online Skype Seminar Gespräch mündlich Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung 1 Bestanden / nicht Bestanden Denk-Mal inklusiv Plakat 1 Bestanden / nicht Bestanden Denk-Mal inklusiv Präsentation Denk-Mal inklusiv 13: Verplichte literatuur/ Pflichtliteratur 15 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Bestanden Präsentation Denk- Mal inklusiv Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Online Skype Seminar Eigene Vorbereitungen zu gestellten Arbeitsaufträgen Präsentation/ mündlich 2 Note 5.5 Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Prüfungszeitpunkt Gewichtung Teilnehmer 0 S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4-0 1 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Hierzu wird euch eine ausgewählte Literaturliste zur Verfügung gestellt, aus der ihr selbstgesteuert Inhalte für eure Zielthemen auswählen könnt. Dies bedeutet nicht dass ihr alle Bücher lesen musst sondern, dass Ihr hier die Möglichkeit habt selber selektieren zu können, gemäß eurer Zielorientierungen und Schwerpunkte. Grundlagenwerk wird sein: Fornefeld, Barbara (2004): Grundwissen Geistigbehindertenpädagogik. 3. aktual. Aufl. München 14: Software Han Scholar Plattform Skype Whats App/ Facebookgruppe (abhängig von den Gruppenbedürfnissen) 15: Activiteiten/ Aktivitäten Der Student - nimmt an den Thementagen teil, die Ihm interaktiv eine systemische Sicht auf vielfältige Minorthemen ermöglichen. - nutzt den Kontakt zu unterschiedlichen Arbeitsfeldern und Professionals für seinen eigenen Lerntransfer. - transformiert seinen Wissenserwerb über Inklusion und Behinderung in Form eines Plakates/Skulptur. Damit thematisiert/visualisiert er ein spezielles Inklusionsthema (Dilemma Konflikt), welcher Einfluss auf die Klienten im Behindertenkontext nehmen. - präsentiert seine Plakatinhalte und deren Zielstellung öffentlich (Minor- Markt), indem er seine inklusiven Kernaussagen unterbaut und verantwortet. - nimmt aktiv an kollegialen Online- Skypetreffen teil, um gestellte Arbeitsinhalte im Skypegruppenkontext vertiefend zu erarbeiten. - betrachtet den Minor als professionelle LERN-Gemeinschaft (nicht als LEHR-Gemeinschaft), welche die Reflexion eigener Lernprozesse anregt. - trägt (inter)-aktiv dazu bei, dem all inklusiv Gedanken des Minors, Handlungs- und Entwicklungsspielraum zu geben. - betrachtet persönliche Begrenzungen als Lernherausforderungen - begleitet einen Lernkollegen im Arbeitsfeld (wechselseitiges Shadowing ) 16: Werkvormen/ Arbeitsformen - Hörcolleges durch berufskundige Dozenten (externe Gastdozenten) - Kontaktzeiten mit Dozenten - Aktives Arbeiten mit kreativen Werkformen (Drama, VIB) - Arbeiten in Peergroups (Skype) - Buddygroups (je 2 Studenten) 218

219 17. Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18. Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Selbstarbeit/Literaturstudium/Deskresearch - Praxisexkursionen - Thementag 1 - Kollegiale Beratung unter angehenden Professionals - Shadowing im Buddyformat für diejenigen, die eine Praxisstelle haben Semester 1, semester 2 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten Code und Name des Minors M_ISS17VZ Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Vollzeit) People with inclusive needs Code und Name der UE Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen The right to participation of people with inclusive needs 1: Opleiding/ Studiengang Dieser Studiengang ist ein berufsbegleitender Studiengang (Teilzeit) und ist gerichtet an Studenten Social Studies, Pädagogik, (Kranken-)Pflege/ medizinische Heilberufe. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang - Der Studiengang ist für Studenten, die bereits mit der Zielgruppe gearbeitet haben und sich hierin spezialisieren wollen. (Niveau3) - die ihre bereits gewonnen breiten pädagogischen Erfahrungen gesehen der speziellen Zielgruppe vertiefen wollen. (Beginn Niveau 3) - die ggf. mit dieser Zielgruppe arbeiten möchten und hierzu Fachkenntnis erwerben wollen. (Niveau 2) In diesem spezifischen Fall ist ein individuelles Gespräch mit dem Themenverantwortlichen nötig. - aller medizinischer und sozialpädagogischer Berufsgruppen, die sich unter Punkt a-c einordnen können. Im Rahmen dieses Minors hat der Mensch mit individuellen Ressourcen und Fähigkeiten einen elementaren Stellenwert. Die Begleitung der Zielgruppe erfordert spezifisches Fachwissen, methodisches Handeln, reflexive Einsichten und eine proaktive Haltung, um den Inklusionsgedanken im Kontext des gesellschaftlichen Wandels umsetzbar zu machen. Im Rahmen dieses berufsbegleitenden Studienganges steht folgende Berufsaufgabe zentral: Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Die Berufsaufgabe ist inhaltlich an entsprechende Themenmodule (s. unter Punkt 9) gekoppelt. Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen - Das Schreiben eines Fachartikels ( Unterstützung sozialer Gerechtigkeit und Inklusion ) - Minorabschlussgespräch - Skype-Onlineseminar 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent 97 physisch anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 153 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS *Stagestunden sind wünschenswert, aber nicht verpflichtend. **Für diejenigen, die keine Stagezeit vorzuweisen haben, wird die Stagezeit auf die Arbeitsaufträge in der vertiefenden Intensivierung und dem Umfang des Desk-Researchs verrechnet. Dies wird im Unterricht besprochen. 170* inklusiv zwei Tagen Stage an Unterrichtstagen **323! inklusive zwei Tagen Stage an Unterrichtstagen Gesamtzahl der SBS 420 In der Majorphase hast du dich mehrlagig mit den Basisfertigkeiten und den daran gekoppelten Fachinhalten der sozialen Arbeit auseinandergesetzt (vgl. Unterrichts und Prüfungsordnung des Instituts für Sozialstudien) Jetzt werden diese bereits erworbenen Kompetenzen vertieft /spezifiziert, zielgerichtet auf den Behindertenkontext angewendet und weiterentwickelt. Der Minor Menschen mit einer geistigen Behinderung setzt sich aus zwei UE zusammen, die aufeinander aufbauen und aneinander anschließen: 219

220 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen - Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext - Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Teilprüfung: Fachartikel Es gelten die Zulassungsvoraussetzungen aus 4.6 Teil 1 dieses Studienleitfadens. Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus (siehe 4.9 Anwesenheitsregelung in diesem Studienleitfaden). Teilprüfung: Minorabschlussgespräch Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung Der Student: - nimmt am Teilzeit Unterricht teil und leistet mindestens 16 Stunden relevante Arbeit im Bereich der sozialen Arbeit und Gesundheitswesen. - keinen Praktikumsvertrag mehr hat, aber über eine entsprechende Praxiserfahrung im Rahmen des bereits erfolgten Studiums verfügt. - verfügt nachweislich über Grundkenntnisse von sozialer Hilfeleistung. (z.b. Leistungen der Beratung, Betreuung, Erziehung und Bildung) - verfügt über erste Grundkenntnisse von Behinderung und Behinderungsformen. (z.b. der Student hat in diesem Bereich schon einmal beruflich Erfahrungen sammeln können) - hat Niveau 2 des Majors komplett abgeschlossen und hat von Niveau 3 mindestens 30 Studienpunkte erreicht. - Voraussetzung für eine Beurteilung der Teilprüfungen ist, dass der Student ausreichend in den Unterrichtsstunden des Minors anwesend war. Anwesenheit bedeutet, dass die Teilnehmer sich aktiv auf den Unterricht vorbereiten und sich aktiv am Unterricht beteiligen. (Anwesenheitspflicht 4.9 Studienführer Teil 1) Auch der sozial-pädagogischen Arbeitsbereich ist im Wandel. Spricht U. Beck von einer Risikogesellschaft, so erleben wir im Rahmen von Digitalisierung, Globalisierung und Ökonomisierung auch die Risikos, die mit Wissen verbunden sind. Wissen ist zunehmend mehr an Nichtwissen gekoppelt. Die Halbwertszeit von Wissen verringert sich zunehmend mehr. Was heute noch Bestand hat, ist morgen schon längst wieder Vergangenheit. Damit wandelt sich auch die Profession SPH zunehmend mehr zu einer Lerngesellschaft. Wissen alleine genügt nicht mehr, Betroffene müssen zu Beteiligten gemacht werden. Dieser gesellschaftliche Kontext erfordert von allen Professionals eine proaktive Haltung hinsichtlich ihrer eigenen Wissensentwicklung innerhalb ihrer eigenen Profession. In dieser Unterrichtseinheit geht der Student mehrlagig auf Suche nach bedeutsamen (inklusiven) Begleitungs-Themen im Kontext von Behinderung. Was sind im Bereich von Arbeit, Bildung, Kultur und Freizeit, Wohnen und Sozialraum aktuelle diskutable Themen? - Studenten kennen hierzu sicherlich vielfältige Themen aus dem eigenen Arbeitsbereich. Aus der Vielzahl der im Minor angesprochen Wissensgebieten wird der Student selbstgesteuert einen eigenen Themenbereich (s.o) auswählen und hierzu einen fachlich unterbauten Fachartikel schreiben. Dieser Fachartikel ist damit ein fundierter Beitrag zur Unterstützung der Arbeit mit Menschen mit Behinderung. (vgl. Inklusionsfacharbeiter) Durch das gezielt fokussierte wissenschaftliche Arbeiten im Rahmen einer selbst gewählten Inklusionsthematik können damit auch Kompetenzen für die bevorstehende Bachelorarbeit erworben werden. Das Schreiben eines Fachartikels ist damit eine weitere Arbeitsleistung, die viel individuelle Lernfreiräume anbietet und jedem Studenten explorierend Möglichkeiten anbietet einen inklusiven Wissens-beitrag zu leisten und damit auch an dem gesellschaftlichen Wandel zu partizipieren. (Kompetenzen 8a/c und 10a) Diese Lernaufgabe wird unterstutzt durch kollegiale Onlinekontakte mit dem Dozenten und durch Exkursionen im Deutsch/Niederländischen Arbeitsfeld Zentral stehen dabei: 220

221 - Sexualität und Behinderung (Missbrauch, Kinderwunsch) - Psychische Störungen (Doppeldiagnosen) - Altern damit verbundene Veränderungsprozesse - Tod und Sterben im Kontext von Behinderung - Sportpädagogik und oder Dramapädagogik - Marte-Meo - Umgang mit Gewalt in der beruflichen Tätigkeit - E-Health - Co-Edukation - Freiwilligenarbeit - Inklusive Methodenarbeit - Wissenschaftliches Arbeiten Abrundung dieser Minorinhalte findet ein Abschlussgespräch (im Buddylernkontext), um die eigenen Lernerfahrungen und Kompetenzen dialogisierend und kritisch zum Ausdruck zu bringen. Im SPH-Arbeitsbereich wird zunehmend mehr mit Führungstools gearbeitet, in denen die eigenen Lernentwicklungen zentral stehen Wissen muss hierzu auf Berufs- und Persondimension Integration erfahren. Anhand des Minorabschlussgespräches wird der Student genau diesen Lernprozess der selbsteinschliessenden Führung zum Ausdruck bringen und Lern-Resultate ( theory in use - handlungsleitende Gebrauchstheorie) anhand eigener Stellungen kritisch betrachten. Zusätzlich bieten wir dem Studenten die Möglichkeit ihre erstellten Prüfungsleistungen (Publikation) an öffentliche Trägern der Behinderten Hilfe vorzustellen, um damit für sich selbst über den Minor hinaus neue Professionaliserungsmöglichkeiten zu erschließen. Es ist geplant, dass öffentliche Träger mit den Prüfungen vernetzt werden. 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Des Weiteren wird ein schriftlicher Nachweis spezieller Themen, die für die Laufbahn des individuellen Lernweges relevant sind, erstellt. Kompetenz 8: Einen Beitrag zur Managemententwicklung und Qualitätssicherung leisten - Im und ausgehend vom Arbeitsumfeld einen Beitrag zur Ausübung der sozialpädagogischen Hilfeleistungsplanung der Einrichtung leisten. - Ausgehend von der SPH-Perspektive einen Beitrag zur Qualitätssicherung der Hilfeleistung leisten. Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität - Die eigene Professionalität durch Reflexion des eigenen beruflichen Handelns kontinuierlich (weiter)entwickeln. - Eine Berufsvision entwickeln und vertreten. - Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln. Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes und Berufsausübung der sozialpädagogischen Hilfeleistung leisten. I. Teilprüfung Fachartikel Das Schreiben eines Fachartikels relatiert an Kompetenz 8b, 10a und 10b. Kompetenz 10b: Der Fachartikel - baut auf einer deutlichen Untersuchungsfrage auf. - zeigt eine deutliche Argumentationslinie. - zeigt ein methodisches Vorgehen in der Darstellung seiner Ergebnisse. - ist ausreichend unterbaut anhand von mind. 5 unterschiedlicher (Buch/ Internet/Zeitschrift) Literaturquellen. Kompetenz 10a: Der Fachartikel - ist ausreichend anschlussfähig an aktuelle gesellschaftliche Entwicklungen im Rahmen von Inklusion. - basiert auf systemischer Perspektivenvielfalt bezogen auf Klienten- Organisations- und Gesellschaftsniveau. - schließt in seinen Stellungen ausreichend Lösungs- und Ressourcenorientiert an das Berufsfeld an. 221

222 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Online Skype Seminar Kompetenz 8b: Der Fachartikel - legitimiert mit seinen Ergebnissen einen Beitrag zur Qualitätssicherung im beruflichen Arbeitsfeld. - benennt zwei offene Fragestellungen, die für die Qualitätssicherung wichtig waren und sich aus den Argumentationen leiten lassen. II. Das Führen eines Minorabschlussgespräches ist relatiert an Kompetenz 9 a, b, c Kompetenz 9a: - Das Minorabschlussgespräch basiert auf drei kritisch reflexiven Stellungen bezogen auf die Berufsausübung im Behindertenkontext. - Im Minorabschlussgespräch werden Dilemmata in der eigenen Berufsausübung kritisch betrachtet. - Eigene Lern-Erkenntnisse sind im Minorabschlussgespräch ausreichend explizitiert. - Das Minorabschlussgespräch enthält eigene Beispiele aus der Praxis, um die eigene Professionalität zu unterbauen. Kompetenz 9b: - Das Minorabschlussgespräch beinhaltet eine eigene Vision zur Zielgruppenrelatierten Berufsausübung. - Die im Rahmen des Minorabschlussgespräches dargestellten Visionen sind ausreichend relatiert an den Berufscode. (DBSH) Kompetenz 9c: - Das Minorabschlussgespräch enthält Fachinhalte der Behindertenpädagogik, die angemessen auf die eigene Berufsausübung transformiert werden. - Die im Rahmen des Minorabschlussgespräches benannten Themen beinhalten fundierte eigene Argumentationslinien. Toetsvorm / Prüfungsfor men Gespräch mündlich Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung 1 Bestanden / nicht Bestanden Fachartikel Schriftlich 2 Note 5, Minorabschlussg espräch Mündlich 2 Note 5.5 Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Online Skype Seminar Fachartikel Minorabschlussgesp räch 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur Eigene Vorbereitungen zu gestellten Arbeitsaufträgen Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Hierzu wird euch eine ausgewählte Literaturliste zur Verfügung gestellt, aus der ihr selbstgesteuert Inhalte für eure Zielthemen auswählen könnt. Dies bedeutet nicht dass ihr alle Bücher lesen musst sondern, dass Ihr hier die Möglichkeit habt selber selektieren zu können, gemäß eurer Zielorientierungen und Schwerpunkte. Grundlagenwerk wird sein: Fornefeld, Barbara (2004): Grundwissen Geistigbehindertenpädagogik. 3. aktual. Aufl. München 222

223 14: Software Han Scholar Plattform Skype Whats App/ Facebookgruppe (abhängig von den Gruppenbedürfnissen) 15: Activiteiten/ Aktivitäten - Der Student schreibt einen Fachartikel im Kontext der Behindertenpädagogik als Beitrag zur Qualitätssicherung der Hilfeleistung. Hierbei ist es wichtig Kompetenzgerichtet Arbeitsinhalte je nach Themenbereich und Zielgruppe Anschlussfähig zu machen. - Der Student führt ein Fach-Gespräch (Minorabschlussgespräch) anhand eigener kritischer Stellungen, um seine eigene Lernentwicklung deutlich zu machen. Dazu gehören nicht nur Wissensinhalte, sondern auch die persönliche Integration dieses Wissens. - Der Student nimmt aktiv an kollegialen online- Skypetreffen teil, um gestellte Arbeitsinhalte im Skypegruppenkontext vertiefend zu erarbeiten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17. Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18. Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Hörcolleges durch berufskundige Dozenten (externe Gastdozenten) - Kontaktzeiten mit Dozenten - Aktives Arbeiten mit kreativen Werkformen (Sport/VIB) - Arbeiten in Peergroups (Skype) - Buddygroups (je 2 Studenten) - Selbstarbeit/Literaturstudium/Deskresearch - Praxisexkursionen - World cafe Beichtstuhl wir plakatieren - Thementag 2 - Kollegiale Beratung anhand eigener Praxisfälle - Begleitung von Lernkollegen im Arbeitsfeld (wechselseitiges Shadowing ) Semester 1, semester 2 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten 223

224 5.7 Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Teilzeit) (M_ISS17TZ) Code, Name des Minors - Studiengang Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkten M_ISS17TZ - Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (SPH) Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Code und Name des Minors M_ISS17TZ Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Teilzeit) People with inclusive needs Code und Name der UE Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext People with disability (intellectual) in the social context 1: Opleiding/ Studiengang Dieser Studiengang ist ein berufsbegleitender Studiengang (Teilzeit) und ist gerichtet an Studenten Social Studies, Pädagogik, (Kranken-)Pflege/ medizinische Heilberufe. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang Der Studiengang ist für Studenten, a. die bereits mit speziellen Zielgruppen (Menschen mit psychischen /physischen Besonderheiten, einschließlich dementiell veränderte Menschen) gearbeitet haben und sich hierin anhand der Inklusionsthematik vertiefen wollen. (Niveau3) b. die ihre bereits gewonnen breiten pädagogischen Erfahrungen gesehen einer speziellen Zielgruppe (s. Punkt a) vertiefen wollen. (Beginn Niveau 3) c. die ggf. mit einer dieser Zielgruppen arbeiten möchten und hierzu inklusive Fachkenntnis erwerben wollen. (Niveau 2) In diesem spezifischen Fall ist ein individuelles Gespräch mit dem Themenverantwortlichen nötig. d. aller medizinischer und sozialpädagogischer Berufsgruppen, die sich unter Punkt a-c einordnen können. Im Rahmen dieses Minors hat der Mensch mit individuellen Ressourcen und Fähigkeiten einen elementaren Stellenwert. Die breite Zielgruppe erfordert nicht nur eine achtsame und methodisch versierte Begleitung und Förderung, sondern es bedarf darüber hinaus auch einen ganzheitlichen Blick auf den aktuellen gesellschaftlichen Kontext. Im Rahmen dieses berufsbegleitenden Studienganges steht folgende Berufsaufgabe zentral: Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext. Die Berufsaufgabe ist inhaltlich an entsprechende Themenmodule (s. unter Punkt 9) gekoppelt. Menschen mit einer Behinderung im gesellschaftlichen Kontext. Wir weisen ausdrücklich darauf hin, dass diese Berufsaufgabe alle unter 1 genannten Zielgruppen umfasst, so dass hier ganz im Sinne der Inklusion keine homogene Zielgruppe präferiert wird. - Poster- Skulptur - Präsentation - Skype-Onlineseminar 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent 83,3 physisch anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 126,7 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210,0 Gesamtzahl der SBS 420,0 In der Majorphase hast du dich mehrlagig mit den Basisfertigkeiten und den daran gekoppelten Fachinhalten der sozialen Arbeit auseinandergesetzt (vgl. Unterrichts und Prüfungsordnung des Instituts für Sozialstudien) Jetzt werden diese bereits erworbenen Kompetenzen vertieft /spezifiziert, zielgerichtet auf den Inklusionskontext angewendet und weiterentwickelt. 224

225 Der Minor Menschen mit inklusiven Bedürfnissen setzt sich aus zwei URE zusammen, die aufeinander aufbauen und aneinander anschließen: 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen - Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext - Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Teilprüfungen: Poster-Skulptur-Präsentation Es gelten die Zulassungsvoraussetzungen aus 4.6 Teil 1 dieses Studienleitfadens. Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus (siehe 4.9 Anwesenheitsregelung in diesem Studienleitfaden). Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung Der Student - nimmt am Teilzeit Unterricht teil und leistet mindestens 20 Stunden relevante Arbeit im Bereich der sozialen Arbeit und Gesundheitswesen. - verfügt nachweislich über Grundkenntnisse von sozialer Hilfeleistung. (z.b. Leistungen der Beratung, Betreuung, Erziehung und Bildung) - verfügt über erste Grundkenntnisse von Behinderung und Behinderungsformen.(z.B. der Student hat in diesem Bereich schon einmal beruflich Erfahrungen sammeln können) - hat Niveau 2 des Majors komplett abgeschlossen und hat von Niveau 3 mindestens 30 Studienpunkte erreicht. - Voraussetzung für eine Beurteilung der Teilprüfungen ist, dass der Student ausreichend in den Unterrichtsstunden des Minors anwesend war. Anwesenheit bedeutet, dass die Teilnehmer sich aktiv auf den Unterricht vorbereiten und sich aktiv am Unterricht beteiligen. (Anwesenheitspflicht 4.9 Studienführer Teil 1) Inklusion ist ein Schlüsselbegriff, der eine humane Gesellschaft kennzeichnet, die Verschiedenheit anerkennt und annimmt und auf einen gesamtgesellschaftlichen werteorientierten Grundkonsens zielt. Ob es Kinder, Jugendliche Erwachsene, oder auch älter werdende Menschen mit Behinderungen sind, alle haben sie dieses Thema gemeinsam. In unserem Arbeitsfeld sind wir immer wieder damit konfrontiert, dass Gesellschaft und Klient in eine zirkuläre Wechselwirkung treten und aufeinander Einfluss nehmen. Nicht immer verläuft diese Wechselwirkung ohne Reibungspunkte. Häufig erleben wir wechselseitige Irritationen, die eine Anschlusskommunikation erschweren. Im Rahmen des Minors erstellt der Student ein themenbezogenes Poster/Skulptur oder einen Film zur Inklusion und weiß dies öffentlich zu präsentieren. Zunehmend mehr wird es in unserem Arbeitsfeld gefordert umfassende Themen zielgerichtet, fundiert und kompakt zu illustrieren, so dass Kernaussagen deutlich zum Ausdruck kommen. Es ist ein Denk-Mal der besonderen Art, das einen selbst gewählten thematischen Teilaspekt der Inklusion transformiert. Ziel ist es innerhalb dieser URE eine inclusive Botschaft visuell und repräsentativ zu vermitteln, so dass bei den Betrachtern die Kernaussage kommunikativ Anschluss findet und darüber hinaus noch gedankliche Auseinandersetzungen anregt. Der Student bringt damit inklusive Entwicklungen und Veränderungen in der Gesellschaft Lösungsorientiert zum Aus-Druck, so dass sie zum Weiterdenken anregen. Kreativität wird hierzu in einem Poster/Skulptur umsetzbar, indem nicht nur quer gedacht wird, sondern man einem aktuellen Thema einen überraschenden Denkansatz in Wort/Bild hinzufugt. Im Rahmen des Unterrichts wird fundierte Multiperspektivität in Sachen Inklusion und Menschen mit Besonderheiten entwickelt. Diese Lernaufgabe wird unterstutzt durch kollegiale Onlinekontakte mit dem Dozenten und durch Exkursionen im Deutsch/Niederländischen Arbeitsfeld Zentral stehen dabei: - Die Geschichte behinderter Menschen - Einstieg in die Behindertenpädagogik 225

226 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen - Behinderung und ihre medizinischen Erscheinungsformen - Umgang mit Medikamenten und ihren rechtlich/ ethischen Folgen. - Ethische Stellungen zu Menschen mit Behinderungen - Sozialpolitik mit Blick auf den Behinderungskontext - Rechtliche Grundlagen (SGB / Schwerbehindertengesetz / Betreuungsgesetz / Sozialversicherung / persönliches Budget) - Empowerment und Normalisierung - Inklusion und Integration - Lebensweltorientierung - Der systemische Blickwinkel - systemisches Arbeiten - Mediendesing Zusätzlich bieten wir dem Studenten die Möglichkeit ihre erstellten Prüfungsleistungen (Poster) an öffentliche Trägern der Behinderten Hilfe vorzustellen, um damit für sich selbst über den Minor hinaus neue Professionaliserungsmöglichkeiten zu erschließen. Es ist geplant, dass öffentliche Träger mit den Prüfungen vernetzt werden. Des Weiteren wird ein schriftlicher Nachweis der rechtlichen Themen, der medizinischen Medikation und der Einführung in Marte Meo gegeben. Kompetenz 4: Faktoren und Entwicklungen signalisieren und beeinflussen - Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. Kompetenz 11: Adäquater und zielgerichteter Einsatz von Spiel, künstlerischer und / oder sportlicher Aktivitäten in der Berufsausübung - Einsatz von Spiel, künstlerischer und / oder sportlicher Medien zur Förderung der sozialpädagogischen Hilfeleistung. Teilprüfung 1: relatiert an Kompetenz 4a und Kompetenz 11 Plakat/Skulptur-Präsentation (P/S-Präsentation): relatiert an Kompetenz 4a und 11 Kompetenz 4a: - Die P/S-Präsentation beinhaltet eine kritische Betrachtung von gesellschaftlichen Faktoren/Entwicklungen, welche Einfluss auf die Klienten im Behindertenkontext haben. - Die P/S-Präsentation ist logisch mit mind. zwei relevanten Quellen im Hinblick auf gesellschaftliche Trend und Entwicklungen unterbaut - Die Darlegung der Einflussfaktoren, die auf Klienten wirksam sind, ist in der Präsentation systematisch aufgebaut. - Die Präsentation der dargestellten Plakatwirkungen ist deutlich zielgerichtet Kompetenz 11: - In der P/S-Präsentation sind angewendete Funktionen von musisch spielerischer Medien in der Ausführung des Plakates/Skulptur ausreichend dargestellt. - In der P/S-Präsentation sind professionelle Überlegungen bei dem Einsatz von musisch spielerischen Medien überzeugend unterbaut. Toetsvorm / Prüfungsformen Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung Online Skype Seminar Gespräch mündlich 1 Bestanden / nicht Bestanden Denk-Mal inklusiv Plakat 1 Bestanden / nicht Präsentation Denk- Mal inklusiv Präsentation/ mündlich Bestanden 2 Note 5.5 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Bestanden 226

227 Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewicht ung Online Skype Seminar Eigene Vorbereitungen zu gestellten Arbeitsaufträgen Denk-Mal inklusiv Präsentation Denk-Mal inklusiv 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Hierzu wird euch eine ausgewählte Literaturliste zur Verfügung gestellt, aus der ihr selbstgesteuert Inhalte für eure Zielthemen auswählen könnt. Dies bedeutet nicht dass ihr alle Bücher lesen musst sondern, dass Ihr hier die Möglichkeit habt selber selektieren zu können, gemäß eurer Zielorientierungen und Schwerpunkte. Grundlagenwerk wird sein: Fornefeld, Barbara (2004): Grundwissen Geistigbehindertenpädagogik. 3. aktual. Aufl. München 14: Software Han Scholar Plattform Skype Whats App/ Facebookgruppe (abhängig von den Gruppenbedürfnissen) 15: Activiteiten/ Aktivitäten Der Student: - nimmt an den Thementagen teil, die Ihm interaktiv eine systemische Sicht auf vielfältige Minorthemen ermöglichen. - nutzt den Kontakt zu unterschiedlichen Arbeitsfeldern und Professionals für seinen eigenen Lerntransfer. - transformiert seinen Wissenserwerb über Inklusion und Behinderung in Form eines Plakates/Skulptur. Damit thematisiert/visualisiert er ein spezielles Inklusionsthema (Dilemma Konflikt), welcher Einfluss auf die Klienten im Behindertenkontext nehmen. - präsentiert seine Plakatinhalte und deren Zielstellung öffentlich (Minor- Markt), indem er seine inklusiven Kernaussagen unterbaut und verantwortet. - nimmt aktiv an kollegialen Online- Skypetreffen teil, um gestellte Arbeitsinhalte im Skypegruppenkontext vertiefend zu erarbeiten. - betrachtet den Minor als professionelle LERN-Gemeinschaft (nicht als LEHR-Gemeinschaft), welche die Reflexion eigener Lernprozesse anregt. - trägt (inter)-aktiv dazu bei, dem all inklusiv Gedanken des Minors, Handlungs- und Entwicklungsspielraum zu geben. - betrachtet persönliche Begrenzungen als Lernherausforderungen 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Hörcolleges durch berufskundige Dozenten (externe Gastdozenten) - Kontaktzeiten mit Dozenten - Lernen auf Abstand (Skype) - Aktives Arbeiten mit kreativen Werkformen - Arbeiten in Peergroups - Buddygroups (je 2 Studenten) - Selbstarbeit/Literaturstudium/Deskresearch - Praxis-Exkursionen (NL/D) - Thementage - Kollegiale Beratung unter angehenden Professionals Semester 1, Semester 2 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten 227

228 Code und Name des Minors M_ISS17TZ Menschen mit inklusiven Bedürfnissen (Teilzeit) People with inclusive needs Code und Name der UE Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen The right to participation of people with inclusive needs 1: Opleiding/ Studiengang Dieser Studiengang ist ein berufsbegleitender Studiengang (Teilzeit) und ist gerichtet an Studenten Social Studies, Pädagogik, (Kranken-)Pflege/ medizinische Heilberufe. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang Der Studiengang ist für Studenten, a. die bereits mit der Zielgruppe gearbeitet haben und sich hierin spezialisieren wollen. (Niveau3) b. die ihre bereits gewonnen breiten pädagogischen Erfahrungen gesehen der speziellen Zielgruppe vertiefen wollen. (Beginn Niveau 3) c. die ggf. mit dieser Zielgruppe arbeiten möchten und hierzu Fachkenntnis erwerben wollen. (Niveau 2) In diesem spezifischen Fall ist ein individuelles Gespräch mit dem Themenverantwortlichen nötig. d. aller medizinischer und sozialpädagogischer Berufsgruppen, die sich unter Punkt a-c einordnen können. Im Rahmen dieses Minors hat der Mensch mit individuellen Ressourcen und Fähigkeiten einen elementaren Stellenwert. Die Begleitung der Zielgruppe erfordert spezifisches Fachwissen, methodisches Handeln, reflexive Einsichten und eine proaktive Haltung, um den Inklusionsgedanken im Kontext des gesellschaftlichen Wandels umsetzbar zu machen. Im Rahmen dieses berufsbegleitenden Studienganges steht folgende Berufsaufgabe zentral: Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Die Berufsaufgabe ist inhaltlich an entsprechende Themenmodule (s. unter Punkt 9) gekoppelt. Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen - Das Schreiben eines Fachartikels ( Unterstützung sozialer Gerechtigkeit und Inklusion ) - Minorabschlussgespräch - Skype-Onlineseminar - 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent 76,3 physisch anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 133,7 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210,0 Gesamtzahl der SBS 420,0 In der Majorphase hast du dich mehrlagig mit den Basisfertigkeiten und den daran gekoppelten Fachinhalten der sozialen Arbeit auseinandergesetzt (vgl. Unterrichts und Prüfungsordnung des Instituts für Sozialstudien) Jetzt werden diese bereits erworbenen Kompetenzen vertieft / spezifiziert, zielgerichtet auf den Behindertenkontext angewendet und weiter entwickelt. Der Minor Menschen mit einer (geistigen) Behinderung setzt sich aus zwei URE zusammen, die aufeinander aufbauen und aneinander anschließen: 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen - Menschen mit einer (geistigen) Behinderung im gesellschaftlichen Kontext - Das Recht auf Teilhabe von Menschen mit inklusiven Bedürfnissen Teilprüfung: Fachartikel Es gelten die Zulassungsvoraussetzungen aus 4.6 Teil 1 dieses Studienleitfadens. Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus (siehe 4.9 Anwesenheitsregelung in diesem Studienleitfaden). Teilprüfung: Minorabschlussgespräch Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). Der Student: 228

229 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung - nimmt am Teilzeit Unterricht teil und leistet mindestens 20 Stunden relevante Arbeit im Bereich der sozialen Arbeit und Gesundheitswesen. - verfügt nachweislich über Grundkenntnisse von sozialer Hilfeleistung. (z.b. Leistungen der Beratung, Betreuung, Erziehung und Bildung) - verfügt über erste Grundkenntnisse von Behinderung und Behinderungsformen.(z.B. der Student hat in diesem Bereich schon einmal beruflich Erfahrungen sammeln können) - hat Niveau 2 des Majors komplett abgeschlossen und hat von Niveau 3 mindestens 30 Studienpunkte erreicht. - Voraussetzung für eine Beurteilung der Teilprüfungen ist, dass der Student ausreichend in den Unterrichtsstunden des Minors anwesend war. Anwesenheit bedeutet, dass die Teilnehmer sich aktiv auf den Unterricht vorbereiten und sich aktiv am Unterricht beteiligen. (Anwesenheitspflicht 4.9 Studienführer Teil 1) Auch der sozial-pädagogischen Arbeitsbereich ist im Wandel. Spricht U. Beck von einer Risikogesellschaft, so erleben wir im Rahmen von Digitalisierung, Globalisierung und Ökonomisierung auch die Risikos, die mit Wissen verbunden sind. Wissen ist zunehmend mehr an Nichtwissen gekoppelt. Die Halbwertszeit von Wissen verringert sich zunehmend mehr. Was heute noch Bestand hat, ist morgen schon längst wieder Vergangenheit. Damit wandelt sich auch die Profession SPH zunehmend mehr zu einer Lerngesellschaft. Wissen alleine genügt nicht mehr, Betroffene müssen zu Beteiligten gemacht werden. Dieser gesellschaftliche Kontext erfordert von allen Professionals eine proaktive Haltung hinsichtlich ihrer eigenen Wissensentwicklung innerhalb ihrer eigenen Profession. In dieser Unterrichtseinheit geht der Student mehrlagig auf Suche nach bedeutsamen (inklusiven) Begleitungs-Themen im Kontext von Behinderung. Was sind im Bereich von Arbeit, Bildung, Kultur und Freizeit, Wohnen und Sozialraum aktuelle diskutable Themen? Studenten kennen hierzu sicherlich vielfältige Themen aus dem eigenen Arbeitsbereich. Aus der Vielzahl der im Minor angesprochen Wissensgebieten wird der Student selbstgesteuert einen eigenen Themenbereich (s.o) auswählen und hierzu einen fachlich unterbauten Fachartikel schreiben. Dieser Fachartikel ist damit ein fundierter Beitrag zur Unterstützung der Arbeit mit Menschen mit Behinderung. (vgl. Inklusionsfacharbeiter) Durch das gezielt fokussierte wissenschaftliche Arbeiten im Rahmen einer selbst gewählten Inklusionsthematik können damit auch Kompetenzen für die bevorstehende Bachelorarbeit erworben werden. Das Schreiben eines Fachartikels ist damit eine weitere Arbeitsleistung, die viel individuelle Lernfreiräume anbietet und jedem Studenten explorierend Möglichkeiten anbietet einen inklusiven Wissensbeitrag zu leisten und damit auch an dem gesellschaftlichen Wandel zu partizipieren. (Kompetenzen 8a/c und 10a) Diese Lernaufgabe wird unterstutzt durch kollegiale Onlinekontakte mit dem Dozenten und durch Exkursionen im Deutsch/Niederländischen Arbeitsfeld Zentral stehen dabei: - Sexualität und Behinderung (Missbrauch, Kinderwunsch) - Psychische Störungen (Doppeldiagnosen) - Altern damit verbundene Veränderungsprozesse - Tod und Sterben im Kontext von Behinderung - Sportpädagogik und oder Dramapädagogik - Marte-Meo - Umgang mit Gewalt in der beruflichen Tätigkeit - E-Health - Co-Edukation - Freiwilligenarbeit - Inklusive Methodenarbeit - Wissenschaftliches Arbeiten Abrundung dieser Minorinhalte findet ein Abschlussgespräch (im Buddylernkontext), um die eigenen Lernerfahrungen und Kompetenzen dialogisierend und kritisch zum Ausdruck zu bringen. 229

230 Im SPH-Arbeitsbereich wird zunehmend mehr mit Führungstools gearbeitet, in denen die eigenen Lernentwicklungen zentral stehen Wissen muss hierzu auf Berufs- und Persondimension Integration erfahren. Anhand des Minorabschlussgespräches wird der Student genau diesen Lernprozess der selbsteinschliessenden Führung zum Ausdruck bringen und Lern-Resultate ( theory in use - handlungsleitende Gebrauchstheorie) anhand eigener Stellungen kritisch betrachten. 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Zusätzlich bieten wir dem Studenten die Möglichkeit ihre erstellten Prüfungsleistungen (Publikation) an öffentliche Trägern der Behinderten Hilfe vorzustellen, um damit für sich selbst über den Minor hinaus neue Professionaliserungsmöglichkeiten zu erschließen. Es ist geplant, dass öffentliche Träger mit den Prüfungen vernetzt werden. Des Weiteren wird ein schriftlicher Nachweis spezieller Themen, die für die Laufbahn des individuellen Lernweges relevant sind, erstellt. Kompetenz 8: Einen Beitrag zur Managemententwicklung und Qualitätssicherung leisten - Im und ausgehend vom Arbeitsumfeld einen Beitrag zur Ausübung der sozialpädagogischen Hilfeleistungsplanung der Einrichtung leisten. - Ausgehend von der SPH-Perspektive einen Beitrag zur Qualitätssicherung der Hilfeleistung leisten. Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität - Die eigene Professionalität durch Reflexion des eigenen beruflichen Handelns kontinuierlich (weiter)entwickeln. - Eine Berufsvision entwickeln und vertreten. - Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln. Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten - Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes und Berufsausübung der sozialpädagogischen Hilfeleistung leisten I. Teilprüfung Fachartikel Das Schreiben eines Fachartikels relatiert an Kompetenz 8b, 10a und 10b. Kompetenz 10b: Der Fachartikel - baut auf einer deutlichen Untersuchungsfrage auf. - zeigt eine deutliche Argumentationslinie. - zeigt ein methodisches Vorgehen in der Darstellung seiner Ergebnisse. - ist ausreichend unterbaut anhand von mind. 5 unterschiedlicher (Buch/ Internet/Zeitschrift) Literaturquellen. Kompetenz 10a: Der Fachartikel - ist ausreichend anschlussfähig an aktuelle gesellschaftliche Entwicklungen im Rahmen von Inklusion. - basiert auf systemischer Perspektivenvielfalt bezogen auf Klienten- Organisations- und Gesellschaftsniveau. - schließt in seinen Stellungen ausreichend Lösungs- und Ressourcenorientiert an das Berufsfeld an. Kompetenz 8b: Der Fachartikel - legitimiert mit seinen Ergebnissen einen Beitrag zur Qualitätssicherung im beruflichen Arbeitsfeld. - benennt zwei offene Fragestellungen, die für die Qualitätssicherung wichtig wáren und sich aus den Argumentationen leiten lassen. II. Das Führen eines Minorabschlussgespräches ist relatiert an Kompetenz 9 a, b, c Kompetenz 9a: - Das Minorabschlussgespräch basiert auf drei kritisch reflexiven Stellungen bezogen auf die Berufsausübung im Behindertenkontext. - Im Minorabschlussgespräch werden Dilemmata in der eigenen Berufsausübung kritisch betrachtet. - Eigene Lern-Erkenntnisse sind im Minorabschlussgespräch ausreichend explizitiert. - Das Minorabschlussgespräch enthält eigene Beispiele aus der Praxis, um die eigene Professionalität zu unterbauen. 230

231 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Online Skype Seminar Kompetenz 9b: - Das Minorabschlussgespräch beinhaltet eine eigene Vision zur Zielgruppenrelatierten Berufsausübung. - Die im Rahmen des Minorabschlussgespräches dargestellten Visionen sind ausreichend relatiert an den Berufscode. (DBSH) Kompetenz 9c: - Das Minorabschlussgespräch enthält Fachinhalte der Behindertenpädagogik, die angemessen auf die eigene Berufsausübung transformiert werden. - Die im Rahmen des Minorabschlussgespräches benannten Themen beinhalten fundierte eigene Argumentationslinien. Toetsvorm / Prüfungsforme n Gespräch mündlich Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung 1 Bestanden / nicht Bestanden Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Fachartikel Schriftlich 2 Note 5, Minorabschlussg espräch Mündlich 2 Note 5,5 Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewicht Online Skype Seminar Eigene Vorbereitungen zu gestellten Arbeitsaufträgen Fachartikel Minorabschlussgespräch - 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur 15 ung Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Hierzu wird euch eine ausgewählte Literaturliste zur Verfügung gestellt, aus der ihr selbstgesteuert Inhalte für eure Zielthemen auswählen könnt. Dies bedeutet nicht dass ihr alle Bücher lesen musst sondern, dass Ihr hier die Möglichkeit habt selber selektieren zu können, gemäß eurer Zielorientierungen und Schwerpunkte. Grundlagenwerk wird sein: Fornefeld, Barbara (2004): Grundwissen Geistigbehindertenpädagogik. 3. aktual. Aufl. München 14: Software Han Scholar Plattform Skype Whats App/Facebook-Gruppe (individuell nach der Bedürfnislage der Minorgruppe) 15: Activiteiten/ Aktivitäten - Der Student schreibt einen Fachartikel im Kontext der Behindertenpädagogik als Beitrag zur Qualitätssicherung der Hilfeleistung. Hierbei ist es wichtig Kompetenzgerichtet Arbeitsinhalte je nach Themenbereich und Zielgruppe Anschlussfähig zu machen. - Der Student führt ein Fach-Gespräch (Minorabschlussgespräch) anhand eigener kritischer Stellungen, um seine eigene Lernentwicklung deutlich zu machen. Dazu gehören nicht nur Wissensinhalte, sondern auch die persönliche Integration dieses Wissens. - Der Student nimmt aktiv an kollegialen online- Skypetreffen teil, um gestellte Arbeitsinhalte im Skypegruppenkontext vertiefend zu erarbeiten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen - Hörcolleges durch berufskundige Dozenten (externe Gastdozenten) - Kontaktzeiten mit Dozenten - Aktives Arbeiten mit kreativen Werkformen (Sport/Drama) - Arbeiten in Peergroups (Skype) - Buddygroups (je 2 Studenten) 231

232 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Selbstarbeit/Literaturstudium/Deskresearch - Praxisexkursionen - World cafe Beichtstuhl wir plakatieren - Thementag 2 - Kollegiale Beratung anhand eigener Praxisfälle Semester 1, Semester 2 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten 232

233 5.8 Soziale Arbeit in der EUREGIO (Vollzeit) (M_ISS23VZ) Code, Name des Minors - Ausbildung Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkten M_ISS23VZ - Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden (Vollzeit) Sich unternehmend profilieren 15 Eine multidisziplinäre Hilfeleistung entwerfen 15 Code und Name des Minors Code und Name der UE 1: Opleiding / Studiengang 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen M_ISS23VZ- Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden Social work in the Euroregion overcoming barriers through enterprise Sich unternehmend profilieren Having an entrepreneurial attitude Der Minor EUREGIO ist für Studenten konzipiert worden, die in Deutschland und/oder den Niederlanden professionelle Hilfe in Berufsfeldern anbieten wollen, die in den Niederlanden traditionell zur SPH, CMV, MWD und Pädagogik gehören, in Deutschland aber allesamt zur Sozialen Arbeit gerechnet werden. Der Student arbeitet in dieser UE 1 des Minors an zwei Berufsaufgaben: Forschung und Innovation (Vergleichende Untersuchung bezüglich der methodischen Hilfeleistung in den Niederlanden und Deutschland) Lernlinie professionelle Entwicklung (Transfer der im Rahmen der Professionalisierung in den Niederlanden erworbenen Kenntnisse, Fertigkeiten und Haltungsaspekte in den deutschen Kontext.) Aktivitäten: - Entdeckung von Unterschieden im deutschen und niederländischen Arbeitsfeld der sozialen Arbeit - Entdeckung von Trends und Entwicklungen innerhalb der deutschen und niederländischen Arbeitsfeldsettings - Das Schreiben einer Konzeption - Entwicklung von Werbematerialien - Selbstdarstellung unter Berücksichtigung des Studiums - Führen von Verhandlungsgesprächen Nicht zutreffend Eine Einrichtung oder Abteilungskonzeption und Werbematerialien 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 111,75 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 133,25 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 175* Gesamtzahl der SBS 420 * einschl. zusätzliche Praktikumstage in einer andere Einrichtung Gerüstet sein für eine Zukunft in der Euregio auf dem Gebiet der sozialen Arbeit sind viele eingreifende Entwicklungen zu beobachten. Zukünftige Sozialpädagogen/ Sozialarbeiter müssen sich beweisen und ihre Qualitäten überzeugend präsentieren können. In vielen Fällen kann man in deutschen Arbeitsfeldern von den Entwicklungen in den Niederlanden lernen und natürlich auch umgekehrt. Zukünftig werden Sozialpädagogen auf Basis von gesellschaftlichen Entwicklungen, Trends oder Signalen immer öfter in Form von Projekten eine Beschäftigung finden, eine eigene Abteilung entwerfen oder auch ein eigenes Unternehmen gründen wollen. Der Minor wird hier gezielt auf Möglichkeiten eingehen. So wird in dem Minor zum Beispiel die Gelegenheit geboten, durch eine Untersuchung und durch begleitete Besuche von Einrichtungen diesseits und jenseits der Grenze, ein breites Spektrum sozialer Arbeit kennen zu lernen, ein eigenes individuelles Konzept zu entwickeln, dies zu bewerben und eine erste Berechnung von Fachleistungsstunden zu erstellen. Um dieses gut durchzusetzen ist das Führen von Verhandlungsgesprächen wichtig. Zur Unterrichtseinheit gehören Thementage, diese werden mit den Studenten abgesprochen. Einen Praktikumsvertrag mit einem Institut/Einrichtung im Arbeitsfeld der Social Studies in Deutschland oder den Niederlanden über 16 Wochenstunden haben. 233

234 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen (Teil-)Prüfungen: Es gelten die Formvorschriften aus Paragraf 4.6 Teil 1 dieses Studienführers und der Student hat an den Thementagen des Blockes teilgenommen. Dies ist ein vertiefender Minor. Im ersten Teil des Minors beschäftigst du dich damit, dass Arbeitsfeld eines Sozialpädagogen in den Niederlanden kennen zu lernen und mit dem deutschen Arbeitsfeld zu vergleichen. Hierzu tauchst du in die Geschichte der Sozialen Arbeit in beiden Ländern ein, beschäftigst dich mit rechtlichen Hintergründen und lernst Konzepte der sozialen Arbeit in den Niederlanden und in Deutschland kennen. Dies geschieht Schwerpunktmäßig im Rahmen von Jugendhilfe und Psychiatrie. Es besteht jederzeit die Möglichkeit den Minor mit eigenen Themen und Ideen zu bereichern. In diesem Rahmen schauen wir und auch good practices dies und jenseits der Grenze an. Ausgehend von diesen Informationen gründest du mit Hilfe des Mehrwertes deines niederländischen Studiums ein eigenen Unternehmen, eine Abteilung oder entwickelst ein Projekt. Hierzu entwickelst du ein Konzept, dass Arbeitsmarkt tauglich ist. Du lernst durch ein Bewerbungstraining dich zu verkaufen und durch spezielle Gesprächsstrategien Verhandlungsgespräche mit potentiellen Auftraggebern zu führen. Außerdem entwickelst du Werbematerialien, die dein Unternehmen unterstützen. Wir beschäftigen uns weitläufig auch mit betriebswirtschaftlichen Grundlagen und Personalführung. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen. Am Ende der Periode wird gemeinsam ein Markt für ein Fach und Nichtfachpublikum gestaltet. Kompetenz 4: signalisieren, darauf aufmerksam machen und Aktionen unternehmen b) Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. Kompetenz 9: Weiterentwicklung der eigenen Professionalität b) Eine Berufsvision entwickeln und vertreten c) Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln Kompetenz 10: einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs leisten a) Hinsichtlich der Entwicklung methodischer Techniken und / oder Mittel für die SPH- Praxis praxisorientierte Untersuchungen durchführen Wissensprüfung (MC) zu unterschiedlichen Konzepten der methodischen Hilfe in den Niederlanden und in Deutschland: Kompetenz 9b, 9c, 10b. Gespräch: Teilnahme an einem aktiven Akquisegespräch 4b. Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. - Im Kennenlerngespräch werden die Auswirkungen der Unterschiede für Beteiligte benannt. - Im Gespräch begründet der Student die Existensberechtigung seiner Firma/Abteilung anhand von Trends und Entwicklungen im Arbeitsfeld/ in der Gesellschaft. - Im Gespräch begründet der Student die Firmen/ Abteilungsarbeitsweise fachtheoretisch. 9b. Eine Berufsvision entwickeln und vertreten - Der eigene Standpunkt wird bezüglich der Unterschiede zwischen den Niederlanden und Deutschland vertreten. 9c. Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln - Der eigene Standpunkt ist ausreichend theoretisch unterbaut. - Das Kennenlerngespräch zeigt eine passende Ausfüllung der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional. - Das Gespräch wird mit passenden (Werbe-) Materialien unterstützt. 10a. Hinsichtlich der Entwicklung methodischer Techniken und / oder Mittel für die SPH-Praxis praxisorientierte Untersuchungen durchführen - Das Kennenlerngespräch zeigt eine deutliche Argumentation in Bezug auf den Umgang mit deutschen und niederländischen Methoden. 234

235 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Methodische Hilfeleistung in den Niederlanden und in Deutschland - Im Kennenlerngespräch werden Unterschiede zwischen dem sozialen Dienstleistungssystems der Niederlande und Deutschlands thematisiert. Performanceprüfung: Die Welt dreht sich 9c. Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln - Der Student zeigt sich in der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional - Der Student nimmt mit Besuchern Kontakt auf und stellt seine Firmen-/ Abteilungskonzeption vor. - Der Student nutzt passendes Material, um seine Firma/Abteilung zu präsentieren. - Der Student passt seine Sprache dem Publikum an. Toetsvorm / Prüfungsformen Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung Klausur 1 Note 5,50 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliche s Resultat Akquisegespräch Performanceprüfung 1 Note 5, Die Welt dreht Performanceprüfung 1 Bestanden / Bestanden sich nicht Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Methodische Hilfeleistung in den Niederlanden und in Erlaubte Hilfsmittel - Stp Weging/ Gewichtung Bestanden Tentamenmoment/ Prüfungszeitpunkt 1 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Deutschland Akquisegespräch - 1 Teilnehmer S1: P1 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P3 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer Die Welt dreht sich 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten/ Aktivitäten - 0 Teilnehmer S1: P1 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P3 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer Basisliteratur wird zu Beginn des Minors schriftlich bekannt gegeben. - Texte die auf Scholar zur Verfügung gestellt werden - Studenten werden auch eigene Wahl-Fachliteratur einbringen und verwenden. - Wir arbeiten mit unterschiedlichen interaktiven Lernformaten (Buddygruppen) - Wir nutzen digitale Medien als interaktives Lerninstrument (z.b. Scholar, Whats APP). - Wir betrachten den Minor als professionelle Lerngemeinschaft (nicht LEHRGEMEINSCHAFT), indem auch Betroffene und Experten mit euch ins Gespräch kommen werden. Wir sehen vor, sie auch aktiv mit den Prüfungen zu vernetzen. - Unser Minorleitbild folgt der Lern-Vision von Die Welt dreht sich Entwicklung uns Veränderung sind nicht aufzuhalten wir stellen uns darauf ein! - Wir ermutigen dich Veränderungen anzunehmen und daraus Chancen zu entwickeln. - Gestaltung eines Marktes außerhalb der HAN - Teilnahme an Thementagen - Das Entwickeln einer Konzeption - Entwickeln von Prüfungsfragen - Führen von Verhandlungsgesprächen 235

236 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Thementage HC (auch mit Gastreferenten aus dem Arbeitsfeld) Wissenssclips nutzen Simulationsspiele Seminare (Euregiounterricht) Peergruppenarbeit über Internet (HAN-Scholar) Arbeitsfeldbesuche (NL/DE) Kollegiale Beratung zwischen Vollzeit- und Teilzeitstudenten Exkursionen ins deutsche und niederländische Arbeitsfeld Semester 1, Semester 2 24 (1 Gruppe) Code und Name des Minors M_ISS23VZ - Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden Code und Name der UE 81048a Eine multidisziplinäre Hilfeleistung entwerfen Designing multidisciplinary care practices 1: Opleiding / Studiengang Der Minor EUREGIO ist für Studenten konzipiert worden, die in Deutschland und/oder den Niederlanden professionelle Hilfe in Berufsfeldern anbieten wollen, die in den Niederlanden traditionell zur SPH, CMV, MWD und Pädagogik gehören, in Deutschland aber allesamt zur Sozialen Arbeit gerechnet werden. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) Der Student arbeitet in dieser Unterrichtseinheit an einer Berufsaufgabe: Methodische Hilfeleistung (im Kontext der EUREGIO) Im zweiten Teil des Minors vertieft sich der Student ins eigene Unternehmen, die eigene Abteilung, sein Pilotprojekt oder der weiterentwickelten Konzeption. Mit Hilfe von Themen wie z.b. Ausarbeitung eines Leistungsangebotes für einen Kostenträger oder die Berechnung von Fachleistungsstunden ist er in der Lage, ein Angebot zu erstellen bzw. Kosten zu berechnen. Dies üben wir mit Hilfe eines Kasus der auf sein Unternehmen zugeschnitten ist. Parallel vertieft er sich in Themen wie z.b. die Begleitung von Multiproblemfamilien. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit, eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen. 4: Centrale beroepstaak/ Nicht zutreffend Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ Keine (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Studienbelastung und Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 97,5 Unterrichtsstunden anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 147,5 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 175* Gesamtzahl der SBS 420 * incl. extra dagen stage in een andere instelling 7: Samenhang/ Zusammenhang Zukünftig werden Sozialpädagogen auf Basis von gesellschaftlichen Entwicklungen, Trends oder Signalen immer öfter in Form von Projekten eine Beschäftigung finden, eine eigene Abteilung entwerfen oder auch ein eigenes Unternehmen gründen wollen. Der Minor wird hier gezielt auf Möglichkeiten eingehen. Mit Hilfe des gegründeten Unternehmens aus Periode 1 wird der Student nun auf eine Ausschreibung (Praxisfall) mit Hilfe einer Analyse und einer Kostenberechnung reagieren. 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen Zur Unterrichtseinheit gehören Thementage, diese werden mit den Studenten eingeplant und abgesprochen. Von den Teilnehmern wird erwartet, dass sie: - die erste Unterrichtseinheit dieses Minors erfolgreich abgeschlossen haben; - einen Praktikumsvertrag mit einem Institut/Einrichtung im Arbeitsfeld der Social Studies in Deutschland oder den Niederlanden über 16 Wochenstunden haben. 236

237 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen 81048a a- 4 Code 81048a- 3 (Teil-)Prüfungen: Es gelten die Formvorschriften aus Paragraf 4.6 Teil 1 dieses Studienführers und der Student hat an den Thementagen des Blockes teilgenommen. Dies ist ein vertiefender Minor. Im zweiten Teil des Minors vertiefst du dich ins eigene Unternehmen oder die eigene Abteilung. Mit Hilfe von Themen wie z.b.: Ausarbeitung eines Leistungsangebotes für einen Kostenträger oder die Berechnung von Fachleistungsstunden bist du in der Lage, ein Angebot zu erstellen. Dies üben wir mit Hilfe eines Kasus der auf dein Unternehmen zugeschnitten ist. Parallel vertiefst du dich in Themen wie z.b.: Begleitung von Multiproblemfamilien. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen 1: Kontakte knüpfen und im Dialog mit Beteiligten orientieren und analysieren c) Fragen, Probleme und Möglichkeiten des Klienten / des Klientensystems analysieren 2: im Dialog mit Beteiligten eine Intervention entwickeln a) Auf der Basis einer Analyse / Diagnose im Dialog mit dem Klienten / mit dem Klientensystems und (gegebenenfalls) anderen Hilfeleistenden Ziele formulieren. 7: Tätigkeiten verwalten, organisieren und darüber Bericht erstatten a) Die für die sozialpädagogische Hilfe notwendigen Verwaltungstätigkeiten durchführen und hierfür die organisatorischen Voraussetzungen schaffen und kontrollieren. (unternehmerisches) Kontaktgespräch mit einem fiktiven Vertreter des Jugendhilfeträgers, in dem das eigene Angebot überzeugend vorgestellt und erläutert wird. Kompetenz 1c - Das Verhandlungsgespräch ist deutlich methodisch strukturiert - Das Verhandlungsgespräch zeigt einen passende Ausfüllung der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional - Das Verhandlungsgespräch zeigt eine deutliche proaktive Haltung im Umgang mit der Angebotsanfrage - Das Verhandlungsgespräch zeigt situative Führung - Die gewählte Vorgehensweise ist deutlich kosteneffizient - Die gewählte Vorgehensweise ist deutlich zielgerichtet - Die Legitimation ist ausreichend theoretisch unterbaut. Sozialpädagogische Angebotsdarstellung (einschließlich Kostenplanung) für Leistungen im Kontext der Familienhilfe, als Reaktion auf eine Ausschreibung des örtlichen Jugendhilfeträgers Kompetenz 2a - Das Angebot ist adäquat dargestellt. - Die Analyse des Multiproblemkontextes ist methodisch verantwortet. - Das zielgerichtete Vorgehen ist deutlich aus der Problemsituation abgeleitet. - Das methodische Vorgehen ist deutlich begründet. - Das Angebot zeigt passende Kooperationen mit außenstehenden Fachkräften Kompetenz 7 - Die Rahmenbedingungen die die Hilfeleistung beeinflussen sind deutlich erklärt. - Entscheidungen werden ausgehend des eigenen Konzeptes begründet. - Die Kostendarstellung ist deutlich nachvollziehbar. - Die Kostendarstellung ist deutlich effizient. Toetsvorm / Prüfungsformen Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung Kontaktgespräch Performanceprüfung 1 Note 5,50 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Sozialpädagogische Angebotsdarstellung Bericht 1 Note 5,50 Naam (deel)tentamen/ Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Tentamenmoment/ Name (Teil)Prüfungen Gewichtung Prüfungszeitpunkt Kontaktgespräch - Teilnehmer S1: P2 und in 15 1 Absprache mit dem Dozenten 237

238 81048a- 4 Sozialpädagogische Angebotsdarstellung 1 Teilnehmer S2: P4 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer Teilnehmer S1: P2 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P4 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur - Literatur wird zu Beginn des Minors schriftlich bekannt gegeben 14: Software Skype, kennisclip 15: Activiteiten/ Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Wir arbeiten mit unterschiedlichen interaktiven Lernformaten (Buddygruppen/Skypegruppen). - Wir nutzen digitale Medien als interaktives Lerninstrument (z.b Scholar, Skype). - Wir betrachten den Minor als professionelle Lerngemeinschaft (nicht LEHRGEMEIN-SCHAFT), indem auch Betroffene und Experten mit euch ins Gespräch kommen werden. Wir sehen vor, sie auch aktiv mit den Prüfungen zu vernetzen. - Unser Minorleitbild folgt der Lern-Vision von Die Welt dreht sich Entwicklung und Veränderung sind nicht aufzuhalten wir stellen uns darauf ein! - Wir ermutigen dich Veränderungen anzunehmen und daraus Chancen zu entwickeln. HC (auch mit Gastreferenten aus dem Arbeitsfeld) IO Seminare Simulationsspiele Peergruppenarbeit > Praxistransfer Internetpräsenz (HAN-Scholar und Skype) Wissenssclips-Scholar Arbeitsfeldbesuche (NL/DE) Semester 1, Semester 2 24 (1 Gruppe) 238

239 5.9 Soziale Arbeit in der EUREGIO (Teilzeit) (M_ISS23TZ) Code, Name des Minors - Ausbildung Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkten M_ISS23TZ - Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden (DE) (SPH) Sich unternehmend profilieren 15 Eine multidisziplinäre Hilfeleistung entwerfen 15 Code und Name des Minors Code und Name der UE 1: Opleiding / Studiengang 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen M_ISS23TZ - Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden Social work in the Euroregion overcoming barriers through enterprise Sich unternehmend profilieren Having an entrepreneurial attitude Der Minor EUREGIO ist für Studenten konzipiert worden, die in Deutschland und/oder den Niederlanden professionelle Hilfe in Berufsfeldern anbieten wollen, die in den Niederlanden traditionell zur SPH, CMV, MWD und Pädagogik gehören, in Deutschland aber allesamt zur Sozialen Arbeit gerechnet werden. Der Student arbeitet in dieser UE 1 des Minors an zwei Berufsaufgaben: Forschung und Innovation (Vergleichende Untersuchung bezüglich der methodischen Hilfeleistung in den Niederlanden und Deutschland) Lernlinie professionelle Entwicklung (Transfer der im Rahmen der Professionalisierung in den Niederlanden erworbenen Kenntnisse, Fertigkeiten und Haltungsaspekte in den deutschen Kontext.) Aktivitäten: - Entdeckung von Unterschieden im deutschen und niederländischen Arbeitsfeld der sozialen Arbeit - Entdeckung von Trends und Entwicklungen innerhalb der deutschen und niederländischen Arbeitsfeldsettings - Das Schreiben einer Konzeption - Entwicklung von Werbematerialien - Selbstdarstellung unter Berücksichtigung des Studiums - Führen von Verhandlungsgesprächen Nicht zutreffend Eine Einrichtung oder Abteilungskonzeption und Werbematerialien 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 81,75 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 128,25 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210 Gesamtzahl der SBS 420 Gerüstet sein für eine Zukunft in der Euregio auf dem Gebiet der sozialen Arbeit sind viele eingreifende Entwicklungen zu beobachten. Zukünftige Sozialpädagogen/ Sozialarbeiter müssen sich beweisen und ihre Qualitäten überzeugend präsentieren können. In vielen Fällen kann man in deutschen Arbeitsfeldern von den Entwicklungen in den Niederlanden lernen und natürlich auch umgekehrt. Zukünftig werden Sozialpädagogen auf Basis von gesellschaftlichen Entwicklungen, Trends oder Signalen immer öfter in Form von Projekten eine Beschäftigung finden, eine eigene Abteilung entwerfen oder auch ein eigenes Unternehmen gründen wollen. Der Minor wird hier gezielt auf Möglichkeiten eingehen. So wird in dem Minor zum Beispiel die Gelegenheit geboten, durch eine Untersuchung und durch begleitete Besuche von Einrichtungen diesseits und jenseits der Grenze, ein breites Spektrum sozialer Arbeit kennen zu lernen, ein eigenes individuelles Konzept zu entwickeln, dies zu bewerben und eine erste Berechnung von Fachleistungsstunden zu erstellen. Um dieses gut durchzusetzen ist das Führen von Verhandlungsgesprächen wichtig. Zur Unterrichtseinheit gehören Thementage, diese werden mit den Studenten abgesprochen. Einen Arbeitsvertrag mit einem Institut/Einrichtung im Arbeitsfeld der Social Studies in Deutschland oder den Niederlanden über eine halbe Vollzeitstelle (ca. 20 Wochenstunden) haben. Der Vertrag muss die Forderungen für relevante Arbeit der beschrieben Kompetenzen (siehe Anlage) erfüllen. 239

240 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen (Teil-)Prüfungen: Es gelten die Formvorschriften aus Paragraf 4.6 Teil 1 dieses Studienführers und der Student hat an den Thementagen des Blockes teilgenommen. Dies ist ein vertiefender Minor. Im ersten Teil des Minors beschäftigst du dich damit, dass Arbeitsfeld eines Sozialpädagogen in den Niederlanden kennen zu lernen und mit dem deutschen Arbeitsfeld zu vergleichen. Hierzu tauchst du in die Geschichte der Sozialen Arbeit in beiden Ländern ein, beschäftigst dich mit rechtlichen Hintergründen und lernst Konzepte der sozialen Arbeit in den Niederlanden und in Deutschland kennen. Dies geschieht Schwerpunktmäßig im Rahmen von Jugendhilfe und Psychiatrie. Es besteht jederzeit die Möglichkeit den Minor mit eigenen Themen und Ideen zu bereichern. In diesem Rahmen schauen wir und auch good practices dies und jenseits der Grenze an. Ausgehend von diesen Informationen gründest du mit Hilfe des Mehrwertes deines niederländischen Studiums ein eigenen Unternehmen, eine Abteilung oder entwickelst ein Projekt. Hierzu entwickelst du ein Konzept, dass Arbeitsmarkt tauglich ist. Du lernst durch ein Bewerbungstraining dich zu verkaufen und durch spezielle Gesprächsstrategien Verhandlungsgespräche mit potentiellen Auftraggebern zu führen. Außerdem entwickelst du Werbematerialien, die dein Unternehmen unterstützen. Wir beschäftigen uns weitläufig auch mit betriebswirtschaftlichen Grundlagen und Personalführung. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen. Am Ende der Periode wird gemeinsam ein Markt für ein Fach und Nichtfachpublikum gestaltet. Kompetenz 4: signalisieren, darauf aufmerksam machen und Aktionen unternehmen - Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. Kompetenz 9: Weiterentwicklung der eigenen Professionalität - Eine Berufsvision entwickeln und vertreten - Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln Kompetenz 10: einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs leisten - Hinsichtlich der Entwicklung methodischer Techniken und / oder Mittel für die SPH-Praxis praxisorientierte Untersuchungen durchführen Wissensprüfung (MC) zu unterschiedlichen Konzepten der methodischen Hilfe in den Niederlanden und in Deutschland: Kompetenz 9b, 9c, 10b. Gespräch: Teilnahme an einem aktiven Akquisegespräch 4b. Faktoren und Entwicklungen im Umfeld und in der Gesellschaft signalisieren, die auf sozialpädagogische Probleme beim Klienten oder Möglichkeiten für den Klienten Einfluss nehmen. - Im Kennenlerngespräch werden die Auswirkungen der Unterschiede für Beteiligte benannt. - Im Gespräch begründet der Student die Existensberechtigung seiner Firma/Abteilung anhand von Trends und Entwicklungen im Arbeitsfeld/ in der Gesellschaft. - Im Gespräch begründet der Student die Firmen/ Abteilungsarbeitsweise fachtheoretisch. 9b. Eine Berufsvision entwickeln und vertreten - Der eigene Standpunkt wird bezüglich der Unterschiede zwischen den Niederlanden und Deutschland vertreten. 9c. Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln - Der eigene Standpunkt ist ausreichend theoretisch unterbaut. - Das Kennenlerngespräch zeigt eine passende Ausfüllung der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional. - Das Gespräch wird mit passenden (Werbe-) Materialien unterstützt. 10a. Hinsichtlich der Entwicklung methodischer Techniken und / oder Mittel für die SPH-Praxis praxisorientierte Untersuchungen durchführen - Das Kennenlerngespräch zeigt eine deutliche Argumentation in Bezug auf den Umgang mit deutschen und niederländischen Methoden. - Im Kennenlerngespräch werden Unterschiede zwischen dem sozialen 240

241 Dienstleistungssystems der Niederlande und Deutschlands thematisiert. Performanceprüfung: Die Welt dreht sich 9c. Die eigene Professionalität durch das Antizipieren aktueller Entwicklungen des Berufsfeldes kontinuierlich (weiter)entwickeln - Der Student zeigt sich in der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional - Der Student nimmt mit Besuchern Kontakt auf und stellt seine Firmen-/ Abteilungskonzeption vor. - Der Student nutzt passendes Material, um seine Firma/Abteilung zu präsentieren. - Der Student passt seine Sprache dem Publikum an. 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Toetsvorm / Prüfungsformen Methodische Hilfeleistung in den Niederlanden und in Deutschland Aantal examinatore n/ Anzahl Examinatore n Beoordeling/ Beurteilung Klausur 1 Note 5, Akquisegespräch Gespräch 1 Note 5, Die Welt dreht sich Performanceprüfung 1 v/nv v Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Tentamen-moment/ Prüfungszeitpunkt Methodische Hilfeleistung in den Niederlanden und in Deutschland - 1 Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderlich es Resultat Akquisegespräch - 1 Teilnehmer S1: P1 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P3 und in Absprache mit dem Dozenten Die Welt dreht sich 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur 14: Software HAN-Scholar 15: Activiteiten/ Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen - 0 Teilnehmer S1: P1 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P3 und in Absprache mit dem Dozenten Basisliteratur wird zu Beginn des Minors schriftlich bekannt gegeben. - Texte die auf Scholar zur Verfügung gestellt werden - Studenten werden auch eigene Wahl-Fachliteratur einbringen und verwenden. - Wir arbeiten mit unterschiedlichen interaktiven Lernformaten (Buddygruppen) - Wir nutzen digitale Medien als interaktives Lerninstrument (z.b. Scholar, Whats APP). - Wir betrachten den Minor als professionelle Lerngemeinschaft (nicht LEHRGEMEINSCHAFT), indem auch Betroffene und Experten mit euch ins Gespräch kommen werden. Wir sehen vor, sie auch aktiv mit den Prüfungen zu vernetzen. - Unser Minorleitbild folgt der Lern-Vision von Die Welt dreht sich Entwicklung uns Veränderung sind nicht aufzuhalten wir stellen uns darauf ein! - Wir ermutigen dich Veränderungen anzunehmen und daraus Chancen zu entwickeln. - Gestaltung eines Marktes außerhalb der HAN - Teilnahme an Thementagen - Das Entwickeln einer Konzeption - Entwickeln von Prüfungsfragen - Führen von Verhandlungsgesprächen Thementage HC (auch mit Gastreferenten aus dem Arbeitsfeld) Wissenssclips nutzen Simulationsspiele 241

242 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Seminare (Euregiounterricht) Peergruppenarbeit über Internet (HAN-Scholar) Arbeitsfeldbesuche (NL/DE) Kollegiale Beratung zwischen Vollzeit- und Teilzeitstudenten Exkursionen ins deutsche und niederländische Arbeitsfeld Semester 1, Semester 2 24 (1 Gruppe) Code und Name des Minors M_ISS23TZ - Soziale Arbeit in der EUREGIO unternehmend Grenzen überwinden Code und Name der UE 81048a Eine multidisziplinäre Hilfeleistung entwerfen Designing multidisciplinary care practices 1: Opleiding / Studiengang Der Minor EUREGIO ist für Studenten konzipiert worden, die in Deutschland und/oder den Niederlanden professionelle Hilfe in Berufsfeldern anbieten wollen, die in den Niederlanden traditionell zur SPH, CMV, MWD und Pädagogik gehören, in Deutschland aber allesamt zur Sozialen Arbeit gerechnet werden. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) Der Student arbeitet in dieser Unterrichtseinheit an einer Berufsaufgabe: Methodische Hilfeleistung (im Kontext der EUREGIO) Im zweiten Teil des Minors vertieft sich der Student ins eigene Unternehmen, die eigene Abteilung, sein Pilotprojekt oder der weiterentwickelten Konzeption. Mit Hilfe von Themen wie z.b. Ausarbeitung eines Leistungsangebotes für einen Kostenträger oder die Berechnung von Fachleistungsstunden ist er in der Lage, ein Angebot zu erstellen bzw. Kosten zu berechnen. Dies üben wir mit Hilfe eines Kasus der auf sein Unternehmen zugeschnitten ist. Parallel vertieft er sich in Themen wie z.b. die Begleitung von Multiproblemfamilien. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit, eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen. 4: Centrale beroepstaak/ Nicht zutreffend Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ Keine (Berufs)Produkte 6: Studienpunkte, 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Studienbelastung und Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 67,5 Unterrichtsstunden anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 142,5 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210 Gesamtzahl der SBS 420 7: Samenhang/ Zusammenhang Zukünftig werden Sozialpädagogen auf Basis von gesellschaftlichen Entwicklungen, Trends oder Signalen immer öfter in Form von Projekten eine Beschäftigung finden, eine eigene Abteilung entwerfen oder auch ein eigenes Unternehmen gründen wollen. Der Minor wird hier gezielt auf Möglichkeiten eingehen. Mit Hilfe des gegründeten Unternehmens aus Periode 1 wird der Student nun auf eine Ausschreibung (Praxisfall) mit Hilfe einer Analyse und einer Kostenberechnung reagieren. 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung Zur Unterrichtseinheit gehören Thementage, diese werden mit den Studenten eingeplant und abgesprochen. Von den Teilnehmern wird erwartet, dass sie: - die erste Unterrichtseinheit dieses Minors erfolgreich abgeschlossen haben; - einen Arbeitsvertrag mit einem Institut/Einrichtung im Arbeitsfeld der Social Studies in Deutschland oder den Niederlanden über eine halbe Vollzeitstelle (ca. 20 Wochenstunden) haben. Der Vertrag muss die Forderungen für relevante Arbeit der beschrieben Kompetenzen (siehe Anlage) erfüllen. (Teil-)Prüfungen: Es gelten die Formvorschriften aus Paragraf 4.6 Teil 1 dieses Studienführers und der Student hat an den Thementagen des Blockes teilgenommen. Dies ist ein vertiefender Minor. Im zweiten Teil des Minors vertiefst du dich ins eigene Unternehmen oder die eigene Abteilung. Mit Hilfe von Themen wie z.b.: Ausarbeitung eines 242

243 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Leistungsangebotes für einen Kostenträger oder die Berechnung von Fachleistungsstunden bist du in der Lage, ein Angebot zu erstellen. Dies üben wir mit Hilfe eines Kasus der auf dein Unternehmen zugeschnitten ist. Parallel vertiefst du dich in Themen wie z.b.: Begleitung von Multiproblemfamilien. Es besteht auch hier immer die Möglichkeit eigene Themenwünsche in das Programm einzubringen. Auch hier werden spannende Exkursionen zum Wissenserwerb beitragen 1: Kontakte knüpfen und im Dialog mit Beteiligten orientieren und analysieren - Fragen, Probleme und Möglichkeiten des Klienten / des Klientensystems analysieren 2: im Dialog mit Beteiligten eine Intervention entwickeln - Auf der Basis einer Analyse / Diagnose im Dialog mit dem Klienten / mit dem Klientensystems und (gegebenenfalls) anderen Hilfeleistenden Ziele formulieren. 7: Tätigkeiten verwalten, organisieren und darüber Bericht erstatten - Die für die sozialpädagogische Hilfe notwendigen Verwaltungstätigkeiten durchführen und hierfür die organisatorischen Voraussetzungen schaffen und kontrollieren. (unternehmerisches) Kontaktgespräch mit einem fiktiven Vertreter des Jugendhilfeträgers, in dem das eigene Angebot überzeugend vorgestellt und erläutert wird. Kompetenz 1c - Das Verhandlungsgespräch ist deutlich methodisch strukturiert - Das Verhandlungsgespräch zeigt einen passende Ausfüllung der Rolle eines beginnenden unternehmenden Professional - Das Verhandlungsgespräch zeigt eine deutliche proaktive Haltung im Umgang mit der Angebotsanfrage - Das Verhandlungsgespräch zeigt situative Führung - Die gewählte Vorgehensweise ist deutlich kosteneffizient - Die gewählte Vorgehensweise ist deutlich zielgerichtet. - Die Legitimation ist ausreichend theoretisch unterbaut. 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen 81048a a- 4 Code 81048a- 3 Sozialpädagogische Angebotsdarstellung (einschließlich Kostenplanung) für Leistungen im Kontext der Familienhilfe, als Reaktion auf eine Ausschreibung des örtlichen Jugendhilfeträgers Kompetenz 2a - Das Angebot ist adäquat dargestellt. - Die Analyse des Multiproblemkontextes ist methodisch verantwortet. - Das zielgerichtete Vorgehen ist deutlich aus der Problemsituation abgeleitet. - Das methodische Vorgehen ist deutlich begründet. - Das Angebot zeigt passende Kooperationen mit außenstehenden Fachkräften Kompetenz 7 - Die Rahmenbedingungen die die Hilfeleistung beeinflussen sind deutlich erklärt. - Entscheidungen werden ausgehend des eigenen Konzeptes begründet. - Die Kostendarstellung ist deutlich nachvollziehbar. - Die Kostendarstellung ist deutlich effizient. Toetsvorm / Prüfungsformen Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeli ng/ Beurteilu ng Kontaktgespräch Performanceprüfung 1 Note 5,50 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Sozialpädagogische Angebotsdarstellung Bericht 1 Note 5,50 Naam (deel)tentamen/ Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Tentamenmoment/ Name (Teil)Prüfungen Gewichtung Prüfungszeitpunkt Kontaktgespräch - Teilnehmer S1: P2 und in Absprache mit dem 15 1 Dozenten Teilnehmer S2: P4 und in Absprache mit dem Dozenten 243

244 81048a- 4 Sozialpädagogische Angebotsdarstellung 1 Teilnehmer S1: P2 und in Absprache mit dem Dozenten Teilnehmer S2: P4 und in Absprache mit dem Dozenten 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur - Pflichtliteratur wird zu Beginn des Minors schriftlich bekannt gegeben. 14: Software Skype, kennisclip 15: Activiteiten/ Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl - Wir arbeiten mit unterschiedlichen interaktiven Lernformaten (Buddygruppen/Skypegruppen). - Wir nutzen digitale Medien als interaktives Lerninstrument (z.b Scholar, Skype). - Wir betrachten den Minor als professionelle Lerngemeinschaft (nicht LEHRGEMEIN-SCHAFT), in dem auch Betroffene und Experten mit euch ins Gespräch kommen werden. Wir sehen vor, sie auch aktiv mit den Prüfungen zu vernetzen. - Unser Minorleitbild folgt der Lern-Vision von Die Welt dreht sich Entwicklung und Veränderung sind nicht aufzuhalten wir stellen uns darauf ein! - Wir ermutigen dich Veränderungen anzunehmen und daraus Chancen zu entwickeln. HC (auch mit Gastreferenten aus dem Arbeitsfeld) IO Seminare Simulationsspiele Peergruppenarbeit > Praxistransfer Internetpräsenz (HAN-Scholar und Skype) Wissenssclips-Scholar Arbeitsfeldbesuche (NL/DE) Semester 1, Semester 2 24 (1 Gruppe) 244

245 5.10 Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (M_ISS25VZ) Code, Name des Minors - Ausbildung Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkte M_ISS25VZ - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (SPH) Theoretische Grundlagen der Erlebnispädagogik 5 Angewandte Erlebnispädagogik 25 Code und Name des Minors M_ISS25VZ - Erleben und Lernen - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit (Vollzeit) / Experential Learning in social work Code und Name der UE Theoretische Grundlagen der Erlebnispädagogik / Theoretical foundations of experience pedagogics 1: Opleiding / Studiengang Der Minor ist bestimmt für Studenten des SPH Plus Studienganges. Die Studierenden sollten eine Affinität zu Bewegung, Sport, Spiel und Kreativität haben sowie die Natur als Erfahrungs- und Lernraum schätzen. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit (SPH-Plus), Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) Berufsaufgabe: Methodische Hilfe Die Studierenden erhalten und vertiefen historische und theoretische Kenntnisse und Wissen über auf dem Gebiet der "Erlebnispädagogik"; u.a. Recht und Aufsichtspflicht, Lernmodelle, Wirkmodelle der EP sowie Kenntnisse über den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung mit dem Ziel, dass die Studierenden ihre Hilfeleistung im sozial/- erlebnispädagogischem Kontext vielfältig und fundiert unterbauen können. 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studiepunten, studielast / Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen Berufsaufgabe: Forschung und Innovation Der Student untersuchen verschiedene Modelle und Theorien hinsichtlich ihres Bezuges zur Erlebnispädagogik. Sie setzen sich dabei kritisch und differenziert mit ihrem Thema auseinander, so dass sie im weiteren Verlauf des Minors ihre Hilfeleistung mit und durch den Einsatz der Erlebnispädagogik begründen und unterbauen können. Methodische Hilfe Schriftliche und kritische Analyse, Untermauerung und Präsentation eines theoretischen Themas der Erlebnispädagogik, u.a, als eine Grundlage des integralen Aufgabe Angewandte Erlebnispädagogik. 5 Studienpunkte / 140 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 30 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 30 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 80 Gesamtzahl der SBS 140 Diese Unterrichtseinheit bildet eine Grundlage für die Unterrichtseinheit Angewandte Erlebnispädagogik, begleitet sie und ermöglicht den Studenten ihre praktische erlebnispädagogische Arbeit und Vorgehensweise theoretisch zu legitimieren und zu unterbauen. SOWOHL 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten des Propädeutikum (= Niveau 1 = 1. Jahr) ALS AUCH 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten der Hauptphase 1 (= Niveau 2 = 2. Jahr). Minorbegleitende Praxistätigkeit von 16 Stunden in der Woche, die es ermöglicht erlebnispädagogische Praxiserfahrungen zu machen und ein erlebnispädagogisches Konzept zu schreiben sowie eine frei gewählte EP vertiefende Kompetenzerweiterung von 30 Stunden außerhalb der Minorenbegleitenden Praxistätigkeit; zu diesen beiden letzt Voraussetzungen können beim Minorverantwortlichen entsprechende Erläuterungen angefragt werden. (Besondere) Anwesenheitsregelung im Minor Erlebnispädagogik In Anbetracht dessen, dass Teilnehmer am Minor Erlebnispädagogik nach erfolgreichem Abschluss des Minors eine Zertifizierung als Erlebnispädagoge nach den Qualitätsstandards des Bundesverbandes der Individual- und Erlebnispädagogik bekommen können, gelten bzgl. der Anwesenheit andere Regelungen als im SPH Studienführer beschrieben. Für den Minor EP gilt eine 90 % Anwesenheitsregelung. Weiterhin ist die Teilnahme an den Unterrichtsabschnitten: Recht und Aufsichtspflicht, Sicherheitsschulung in der 245

246 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur Sonderausbildung Abenteuer- und Erlebnissport unverzichtbarer Bestandteil der Ausbildung ist und muss ggf. 1:1 kompensiert werden. Die Studierenden erhalten und vertiefen historische und theoretische Kenntnisse und Wissen über auf dem Gebiet der "Erlebnispädagogik"; u.a. Recht und Aufsichtspflicht, Lernmodelle, Wirkmodelle der EP sowie Kenntnisse über den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung mit dem Ziel, dass die Studierenden ihre Hilfeleistung im sozial/- erlebnispädagogischem Kontext vielfältig und fundiert unterbauen können. Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten Kompetenz 11: Einsatz von musisch spielerische Medien in der Berufsausübung Prüfung: Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik Kompetenz 9: - Der Bezug der fachtheoretischen Arbeit zur Erlebnispädagogik wird deutlich hergestellt. - Das Thema der fachtheoretischen Arbeit wird mithilfe von ausgewählter Fachliteratur differenziert und kritisch betrachtet. - Der eigene Standpunkt hinsichtlich der betreffenden fachtheoretischen Arbeit wird klar begründet. - Es werden im Fachartikel Verbindungen vom Thema des Fachartikels zur eigenen Arbeitspraxis hergestellt - Der Student zeigt sich als Experte für sein Thema und kann in seiner Präsentation mit Fragen und Anmerkungen souverän umgehen. Kompetenz 10 - Die Präsentation der fachtheoretischen Arbeit macht deutlich, welchen Mehrwert das gewählte Thema für die Entwicklung und Profilierung des Berufes im Rahmen der Sozial- und Erlebnispädagogik hat Kompetenz 11 - Die Studierenden setzen kreative Mittel effizient, attraktiv und nachhaltig zur Wissensvermittlung ein. Toetsvorm / Prüfungsformen Präsentation und Bericht Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung 1 Note 5,50 Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 - Behrend, D. (2008). Musisch - agogische Methodik. Bussum: Coutinho. ISBN: Csikszentmihalyi, M. (2008). Flow. Klett. ISBN Deffner, C. (2013). Klettern macht stark! Förderung der kindlichen Selbstkonzeptentwicklung durch Klettern. Abgerufen am von Gilsdorf, R. & Volkert, K. (1999). Aufbruch ins Ungewisse - Grundzüge eines erlebnispädagogischen Konzepts. Abgerufen am von Homepage von Günter Kistner: - Heckmair, B. & Werner, M. (2002). Erleben und Lernen. Einstieg in die Erlebnispädagogik (4. Ausg.). Neuwied: Luchterhand Verlag. ISBN-13: Hofferer, M. & Royer, S. (2000). Klettern mit Kindern mit Problemverhalten. Praktische Anwendung in der kommunikationspädagogisch / 246

247 kinderpsychotherapeutischen Behandlung. Abgerufen am von bidok - behinderung inklusion dokumentation: - Kistner, G., Holtmann, M., Baranski, K., Amelin, E., Baer, U., Sonntag, C. & Pieck, R. (Mai 2010). Erlebnisse aus erster Hand. Erlebnispädagogische Aktionen mit Kindern und Jugendlichen. gruppe und spiel, S ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Kölsch, H. (1995). Wege Moderner Erlebnispädagogik (2. Ausg.). München: Ziel Verlag. ISBN Lakemann, U. (2005). Wirkungsimpulse von Erlebnispädagogik und Outdoor Training. Empirische Ergebnisse aus Fallstudien. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Sonntag, C. (2005). Abenteuer Spiel Handbuch zur Anleitung kooperativer Abenteuerspiele. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Wygotski, L. (1987). Ausgewählte Schriften. Band 2: Arbeiten zur psychischen Entwicklung der Persönlichkeit. Köln: Pahl - Rugenstein. ISBN: Software / Programm - GrafStat - Das Fragebogenprogramm von Uwe W. Diener. (Ausgabe 2011). Gefördert von der Bundeszentrale für politische Bildung. Online im Internet: 14: Software Grafstat; MS Office, HAN - Scholar 15: Activiteiten/ Auseinandersetzung mit einem fachtheoretischen Thema im Rahmen der EP. Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Synergetisches Lernen durch die fachtheoretischen Arbeiten der Mitstudenten. - Vorlesungen - Kurzvorträge - Kleingruppenarbeit - Präsentationen - schriftliche Ausarbeitung - Literaturarbeit - E- Learning - Reflexion und Feedback - eigeninitiiertes Lernen Semester 1 Semester 2 36 (Zwei Gruppen von 18 Studenten) Code und Name des M_ISS25VZ - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen Minors (Teilzeit) / Experential Learning in social work Code und Name der UE Angewandte Erlebnispädagogik / Applied experience pedagogics 1: Opleiding / Der Minor ist bestimmt für Studenten des SPH Plus Studienganges. Die Studiengang Studierenden sollten eine Affinität zu Bewegung, Sport, Spiel und Kreativität haben sowie die Natur als Erfahrungs- und Lernraum schätzen. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Vollzeit (SPH-Plus), Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe: Methodische Hilfe Berufsaufgabe(n) Die Studierenden erlangen praktische Fähigkeiten, Fertigkeiten und Qualifikationen um erlebnispädagogische Programme mit Klienten / Zielgruppen durchführen zu können. Dazu gehören z.b. zwingend die Materialkunde, Kenntnisse und Berücksichtigung des aktuellen Stands der Sicherheitsforschung, die Kompetenzen erlebnispädagogische Aktivitäten zielgerichtet aufzubauen, durchzuführen und zu evaluieren. Die Studierenden setzen ihre erworbenen theoretischen und praktischen Kenntnisse und Fertigkeiten professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen mit und für eine Klientengruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies ausführlich. Minorbegleitende Praxistätigkeit von 16 Stunden in der Woche, die es ermöglicht erlebnispädagogische Praxiserfahrungen zu machen und ein erlebnispädagogisches Konzept zu schreiben sowie eine frei gewählte EP vertiefende Kompetenzerweiterung von 30 Stunden außerhalb der Minorenbegleitenden 247

248 Praxistätigkeit; zu diesen beiden letzt Voraussetzungen können beim Minorverantwortlichen entsprechende Erläuterungen angefragt werden. 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studiepunten, studielast / Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen Berufsaufgabe: Forschung und Innovation Die Studierenden führen mit und für eine Klientengruppe / Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst, nehmen dabei u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor und dokumentieren dies. Die Unterrichtseinheit Angewandte Erlebnispädagogik verbindet und vereint die Theorie und Praxis der Erlebnispädagogik und mündet als integraler Auftrag in das Projekt der Angewandten Erlebnispädagogik. Planung, Durchführung und Dokumentation eines erlebnispädagogischen Praxisprojektes mit einer Zielgruppe basierend auf zuvor erlangten praktischen Fertigkeiten, Wissen und Haltungen sowie verschiedenen Untersuchungen und Analysen der Zielgruppe incl. einer Effektmessung des erlebnispädagogischen Vorgehens. 25 Studienpunkte / 700 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 170 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 190 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 340 Gesamtzahl der SBS 700 Diese Unterrichtseinheit des Minors ermöglicht den Studenten ihre erlebnispädagogische Arbeit und Vorgehensweise sowohl in der Theorie als auch in der Praxis zu legitimieren und praktisch durchzuführen. - SOWOHL 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten des Propädeutikum (= Niveau 1 = 1. Jahr) - ALS AUCH 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten der Hauptphase 1 (= Niveau 2 = 2. Jahr). - Minorbegleitende Praxistätigkeit von 16 in der Woche, die es ermöglicht erlebnispädagogische Praxiserfahrungen zu machen und ein erlebnispädagogisches Konzept zu entwickeln. - Eine frei gewählte EP vertiefende Kompetenzerweiterung von 30 Stunden außerhalb der Minorenbegleitenden Praxistätigkeit - Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus; - DAV Kletterschein Toprope - Kenntnisse von sicheren Seilaufbauten, z.b. durch das Modul: Niedrigseilgarten / Hochseilgarten und Bau von Umlenkungen - Aktive Teilnahme an der Sonderausbildung des LandesSportBundes "Abenteuer- und Erlebnissport incl. einer positiven Empfehlung - Durchführung eines Praxisworkshops mit einem go als formatives Feedback - Nachweis einer 1. Hilfe Bescheinigung (9 UE), die vor Beginn des Projektes Angewandte EP nicht älter als 2 Jahre sein darf. Ohne Erfüllung dieser Bedingungen darf nicht mit dem Projekt Angewandte Erlebnispädagogik begonnen werden. 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung (Besondere) Anwesenheitsregelung im Minor Erlebnispädagogik In Anbetracht dessen, dass Teilnehmer am Minor Erlebnispädagogik nach erfolgreichem Abschluss des Minors eine Zertifizierung als Erlebnispädagoge nach den Qualitätsstandards des Bundesverbandes der Individual- und Erlebnispädagogik bekommen können, gelten bzgl. der Anwesenheit andere Regelungen als im SPH Studienführer beschrieben. Für den Minor EP gilt eine 90 % Anwesenheitsregelung. Weiterhin ist die Teilnahme an den Unterrichtsabschnitten: Recht und Aufsichtspflicht, Sicherheitsschulung in der Sonderausbildung Abenteuer- und Erlebnissport unverzichtbarer Bestandteil der Ausbildung ist und muss ggf. 1:1 kompensiert werden. Die Studierenden erlangen praktische Fertigkeiten, Kenntnisse und Haltungen auf dem Gebiet der EP und setzen diese Kompetenzen professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen dazu mit und für eine Klientengruppe / Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies. Die Studierenden nehmen dabei u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor und dokumentieren dies ausführlich. 248

249 10: Competenties/ Kompetenzen Weiterhin weisen die Studenten nach, dass sie im Rahmen ihrer Praxistätigkeit Erlebnispädagogik innerhalb der Hilfeleistung adäquat einsetzen. Kompetenz 1: Kontakt knüpfen, sich orientieren und analysieren Kompetenz 2: Ziele formulieren und einen Handlungsplan entwerfen Kompetenz 3: Einen Handlungsplan durchführen und evaluieren Kompetenz 5: Zusammenarbeiten Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten Kompetenz 11: Einsatz von musisch spielerischen Medien in der Berufsausübung Zentrale Kompetenzen in dieser Unterrichtseinheit mit Erläuterung Die Kompetenz 11 (Einsatz von musisch spielerischen Medien in der sozialpädagogischen Hilfe) steht im Minor Erlebnispädagogik zentral und ist innerhalb des Minors Erlebnispädagogik um einige spezifische Aspekte erweitert worden, z.b. Erlangen erlebnispädagogischer Fertigkeiten und Techniken, Entwicklung von Wissen, Kompetenzen und Haltung in Fragen der physischen und psychischen Sicherheit bzgl. der aktuellen Sicherheitsforschung sowie die Kompetenz erlebnispädagogische Aktivitäten als Lernmaterial zu betrachten und als Lernmaterial einzusetzen. Der Zusammenarbeit (Kompetenz 5) kommt in der EP eine besondere Rolle zu. Hier geht es z.b. darum, dass es unabdingbar ist, gute Absprachen im Team zu treffen und effektiv zu kommunizieren, um die Sicherheit aller Teilnehmer zu gewährleisten, da die EP auch mit (kontrollierbaren) Risikosituationen arbeitet. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Ebenso steht die Kompetenz 9 ( Entwicklung der eigenen Professionalität ) im Vordergrund des Minors Erlebnispädagogik: Hier geht es um die vielfältige Entwicklung der professionellen Entwicklung. Speziell macht sich der Minor Erlebnispädagogik gerade die Erlebnispädagogik selbst zu Nutzen um Lern- und Entwicklungsprozesse bei den Studenten zu initiieren. Durch Grenzerfahrungen und Grenzerweiterungen vergrößert der Student z.b. seine persönliche und berufliche Lernzone (Wygotski, 1987); die bewusste Berücksichtigung und strukturelle Integration des Lernzirkels nach Kolb (Kolb, 1984) fördert den Studenten innerhalb seines bevorzugten Lernstils. Teilprüfung: DAV Kletterschein Toprope Kompetenz 11 - Der Student beherrscht Sicherungstechniken beim Toprope Klettern - Der Student kennt Sicherungsgeräte beim Toprope Klettern sowie deren Funktion und Anwendung - Der Student demonstriert eigenes Klettervermögen in einem selbst gewählten Schwierigkeitsgrad - Der Student berücksichtigt Erkenntnisse der aktuellen Sicherheitsforschung Teilprüfung: Solo Projekt: Kommentierte Präsentation Voraussetzungen zur Beurteilung - Berücksichtigung des Sicherheitsmanuals zum Solo - Projekt - Präsentation einer / der Reisedokumentation - Die Studierenden legen dem verantwortlichen Koordinator des Minors rechtzeitig vor Beginn des Solo Projekts ein Konzept des Solo - Projektes zur Bewilligung vor. - Der Kommentar zum Solo Projekt wird eine Woche vor der Präsentation in die DAB hochgeladen Kompetenz 9 - Der Student kann das Solo Projekt in seinen persönlichen Entwicklungsprozess integrieren - Der Student kann das Solo Projekt in seinen beruflichen Entwicklungsprozess integrieren - Der Student stellt relevante und differenzierte Verbindungen zwischen seinem Solo Projekt und der Erlebnispädagogik dar. - Die Präsentation und der Kommentar unterstützen und verdeutlichen die Aussagen zur Entwicklung des Studierenden als auch die Aussagen zur Erlebnispädagogik Teilprüfung: Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Kompetenz 1: - Die Gruppe sammelt, untersucht und analysiert relevante Informationen zum Klienten bzw. Zielgruppe, seinem System und der Umgebungssituation 249

250 (Analyse der Ausgangssituation) Kompetenz 2: - Die Gruppe entwirft einen erlebnispädagogischen Projektplan, der auf dem Lernprinzip Erleben und Lernen beruht. - Ausgehend von der Analyse / Untersuchung formuliert die Gruppe in Dialog mit der Zielgruppe konkrete Ziele für das Projekt bzw. für die Zielgruppe. - Diese Ziele werden schlüssig aus der Untersuchung / Analyse hergeleitet. ( Wie kommt ihr zu diesen Zielen? Worauf basieren sie? ) - Die Gruppe wählt geeignete erlebnispädagogische Aktivitäten aus, die die Ziele des Projektes unterstützen - Die Gruppe erstellt für das Projekt Angewandte EP ein Sicherheitskonzept, das sowohl eine Risikoanalyse und ein Sicherheitsmanagement beinhaltet. - Die Gruppe erstellt für das Projekt ein ökologisches Konzept, das u.a. Maßnahmen zur Nachhaltigkeit, Natur- und Klimaschutz beinhaltet. Kompetenz 3: - Die Gruppe zeigt durch die Dokumentation ihr Wissen über den Aufbau, die Leitung und die Durchführung von erlebnispädagogischen Aktivitäten - Es findet eine deutliche Überprüfung der Ziele statt (Effektmessung incl. Nullmessung). - Die Ergebnisse der Effektmessung werden zusammengefasst, analysiert und anschaulich dargestellt. Kompetenz 5: - Der Student beschreibt individuell, wie er sein erlebnispädagogisches Wissen und Fertigkeiten in die Projektgruppe eingebracht hat. - Der Student beschreibt und reflektiert differenziert seinen eigenen Beitrag an dem gesamten erlebnispädagogischen Projekt und entwickelt daraus individuelle Lernziele. - Die Studierenden treffen im Team effektive Absprachen um die Sicherheit bei der / den Aktivitäten zu gewährleisten Kompetenz 9: - Der Student beschreibt und reflektiert differenziert, wie er in dem Projekt seine Professionalität unter Beweis gestellt hat. - Der Student beschreibt seinen eigenen persönlichen und beruflichen Zugewinn durch das Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Kompetenz 10: - Es wird deutlich, dass das Projekt Angewandte EP einen Mehrwert in der sozialpädagogischen Hilfeleistung bedeutet und somit einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung der EP leistet. Kompetenz 11: - Das Projekt wird deutlich und schlüssig mit relevanten theoretischen Modellen und Literatur belegt - Die Gruppe nutzt bei der Durchführung der EP Aktivitäten zielgerichtet methodisch / didaktische Prinzipien der Trainings- und Bewegungslehre - Es wird deutlich, dass die Studierenden ihr Leitungsverhalten auf die jeweilige Zielgruppe, Situation und Zielsetzung abgestimmt und wahrgenommen hat. - Die Gruppe antizipiert auf Rahmenbedingungen wie Material, Gruppe, Wetter, Möglichkeiten und Unmöglichkeiten der Teilnehmenden - Die Gruppe zeigt, dass sie Aktivitäten situativ anpassen und improvisieren kann. - Die Gruppe setzt erlebnispädagogisches Material variantenreich ein. - Die Gruppe beachtet den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung hinsichtlich der Durchführung der EP - Aktivitäten Die oben genannten Kompetenzen werden im Projekt Angewandte Erlebnispädagogik integral geprüft, d.h. unter anderem, dass sich in den Beurteilungskriterien mehrere Kompetenzen wiederfinden. Teilprüfung: Individuelle schriftliche Verantwortung Kompetenz 9: - Der Student kann seine persönliche Entwicklung im Minor überzeugt und überzeugend darstellen. - Der Student kann seine berufliche und professionelle Entwicklung im Minor überzeugt und überzeugend darstellen. Kompetenz 10: - Der Student beschreibt seine Auffassung über die Bedeutung der Erlebnispädagogik in der sozialpädagogischen Arbeit und kann dies deutlich 250

251 begründen. - Aus dieser Auffassung heraus entwickelt der Student eine Vision bzgl. der Entwicklung und Profilierung der Erlebnispädagogik im sozialpädagogischen Arbeitsfeld Kompetenz 11: - Der Student stellt aus seiner Sicht überzeugt und überzeugend den (Mehr)- Wert der Erlebnispädagogik innerhalb der Kompetenz 11 dar. Teilprüfung: Endgespräch Kompetenz 9: - Der Student zeigt eine überzeugte Haltung zur Erlebnispädagogik und kann sie entsprechend diskutieren und unterbauen. - Der Student kann sich als angehender Erlebnispädagoge darstellen. Kompetenz 11: - Der Student kann den Einsatz der Erlebnispädagogik auf verschiedene Zielgruppen und verschiedene Zielsetzungen transferieren. - Der Student kann die Erlebnispädagogik im Rahmen aktueller gesellschaftlicher Entwicklungen betrachten und ihren Einsatz hierin begründen. Teilprüfung: Minorbegleitende Praxistätigkeit im EP Bereich Nachweis durch das erlebnispädagogische Konzept. Auftrag und Produkt: Erstellung eines erlebnispädagogischen Konzeptes für die Einrichtung incl. beispielhafter praktischer Erprobung dieses Konzeptes. Ziel dieses Auftrages: Du zeigst, dass du die erlebnispädagogische Arbeitsweise sowohl in Theorie als auch in der Praxis verinnerlicht hast und die Bedeutung und die Möglichkeiten der Erlebnispädagogik für Zielgruppen und Organisationen beschreiben kannst. Die Praxiseinrichtung ermöglicht es dem Studenten (auch z.t. während der Arbeitszeit) ein erlebnispädagogisches Konzept für die Einrichtung zu entwickeln. Mitarbeiter und Klienten der Einrichtung sollen dabei z.b. hinsichtlich Feedback und Planungshilfe unterstützen. Nenne bitte auch den Namen eines Praxisbegleiters, damit eine Kontaktaufnahme möglich ist. Kompetenz 9: - Der Student zeigt durch seine Praxistätigkeit und die Konzeptentwicklung, dass er die Bedeutung, die Möglichkeiten und Wirkungen der EP sowohl theoretisch als auch praktisch verinnerlicht hat. - Dem Studierenden gelingt durch das Konzept der Transfer vom Minor in die Arbeitspraxis. - Der Studierende profiliert sich durch das Konzept als professioneller Erlebnispädagoge. Kompetenz 10: - Es wird deutlich, dass das Konzept einen Mehrwert für die Einrichtung, die Klienten bzw. Zielgruppe hat und einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung der EP leistet. - Das Konzept beinhaltet eine Stellungnahme / Feedback von relevanten Personen der Einrichtung (Kollegen, Leitung, Klienten, Zielgruppen) Kompetenz 11: - Das Konzept ist deutlich und schlüssig mit relevanter Literatur und Modellen unterbaut - Der Student dokumentiert durch mehrere Beispiele wie er seine praktische erlebnispädagogische Arbeit in der Praxisstelle professionell umgesetzt hat. EP - vertiefende Kompetenzerweiterung (30 Stunden) Um u.a. die gesamte erforderliche Studienbelastung von 840 Studienbelastungsstunden für den Minor zu erlangen, ist es erforderlich, dass Studenten der Vollzeit Variante neben ihrer Praxistätigkeit und Konzeptentwicklung eine EP - vertiefende Kompetenzerweiterung von 30 Stunden nachweisen. Der Inhalt, die Gestaltung und Konkretisierung dieser 30 SBS sind frei 251

252 wählbar; betrachte diese 30 Stunden als Joker ; mache etwas, worauf du Lust hast, was du vertiefen möchtest, was neu / anders für dich ist; Beispiele können sein: Teilnahme an einem Kongress, eine EP relevante Fortbildung; Ausbildung zum Hochseilgartentrainer, Übungsleiter Ausbildung, ehrenamtliche Tätigkeit mit erlebnispädagogischer Ausrichtung (z.b. Pfadfinder, Naturschutzbund ), Teilnahme am Modul Wandercoaching, Hospitationen bei, EP relevante Auslandsaufenthalte, spezifisches Selbststudium (auch autodidaktisch), Teilnahme an EP - Aktivitäten, die über den Rahmen der Praxistätigkeit hinausgehen ; geht hier auch mit eurem begleitenden Dozenten ins Gespräch. Die EP - vertiefende Kompetenzerweiterung ist über ein Formular nachzuweisen; die Richtlinien / Kriterien erhaltet ihr nach eurer Anmeldung zum Minor. Möglicher Anerkennunsgzeitraum: Juli 2017 Mai : Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Toetsvorm / Prüfungsformen Individuelle Prüfung / Abnahme DAV Kletterschein Toprope Solo Projekt: Individuelle Prüfung: Kommentierte Präsentation Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Individuelle schriftliche Verantwortung Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung Performanceprüfung 1 Bestanden / nicht Bestanden Präsentation mit 1 Note 5,50 schriftlichem Kommentar Performanceprüfung 1 Note 5,50 Bericht 1 Note 5,50 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Endgespräch Performanceprüfung 2 Note 5, Minorbegleitende Praxistätigkeit und EP - Kompetenzerweiterung Praxislernen / Konzeptentwicklung 1 Bestanden / nicht Bestanden Bestanden Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Prüfung / Abnahme DAV Kletterschein Toprope Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Solo Projekt: Individuelle Prüfung: Kommentierte Präsentation Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Individuelle schriftliche Verantwortung Endgespräch Minorbegleitende Praxistätigkeit im EP Bereich und Kompetenzerweiterung Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1 Teilnehmer S2: P3 Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche 252

253 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur - Behrend, D. (2008). Musisch - agogische Methodik. Bussum: Coutinho. ISBN: Cornell, J. (2006). Mit Cornell die Natur erleben (1 Ausg.). Mülheim: Verlag an der Ruhr. ISBN Crowther, C. (2005). City Bound: Erlebnispädagogische Aktivitäten in der Stadt. München: Reinhardt. ISBN: Csikszentmihalyi, M. (2008). Flow. Klett. ISBN DAV. (2014). Indoor - Klettern (2. Ausg.). München: BLV. ISBN: Deffner, C. (2013). Klettern macht stark! Förderung der kindlichen Selbstkonzeptentwicklung durch Klettern. Abgerufen am von Gilsdorf, R. & Günter, K. (1995). Kooperative Abenteuerspiele. Praxishilfe für Schule und Jugendarbeit. Band I. Seelze-Velbe: Kallmeyer. ISBN: Gilsdorf, R. & Günter, K. (2001). Kooperative Abenteuerspiele Band 2. Praxishilfe für Schule und Jugendarbeit und Erwachsenenbildung. Seelze- Velber: Kallmeyer. ISBN: Gilsdorf, R. & Volkert, K. (1999). Aufbruch ins Ungewisse - Grundzüge eines erlebnispädagogischen Konzepts. Abgerufen am von Homepage von Günter Kistner: - Heckmair, B., & Werner, M. (2002). Erleben und Lernen. Einstieg in die Erlebnispädagogik (4. Ausg.). Neuwied: Luchterhand Verlag. ISBN-13: Heise, M. & Ulrich, B. (2005). Arbeitshilfe Abenteuer / Erlebnis. (S. i. NRW, Hrsg.) Duisburg: LandesSportBund NRW. ISBN-13: Hofferer, M. & Royer, S. (2000). Klettern mit Kindern mit Problemverhalten. Praktische Anwendung in der kommunikationspädagogisch / kinderpsychotherapeutischen Behandlung. Abgerufen am von bidok - behinderung inklusion dokumentation: - Kistner, G., Holtmann, M., Baranski, K., Amelin, E., Baer, U., Sonntag, C. & Pieck, R. (Mai 2010). Erlebnisse aus erster Hand. Erlebnispädagogische Aktionen mit Kindern und Jugendlichen. gruppe und spiel, S ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Kölsch, H. (1995). Wege Moderner Erlebnispädagogik (2. Ausg.). München: Ziel Verlag. ISBN Lakemann, U. (2005). Wirkungsimpulse von Erlebnispädagogik und Outdoor Training. Empirische Ergebnisse aus Fallstudien. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Mayring, Ph. (2002) Einführung in die qualitative Sozialforschung. Weinheim und Basel: Beltz-Verlag. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Ministerium für Schule, Jugend und Kinder NRW. (2002). Sicherheitsförderung im Schulsport NRW. (J. u. Ministerium für Schule, Hrsg.) Frechen: Ritterbach Verlag GmbH. ISBN: Reinink, G.-L. (2002). Sicherheits- und Gesundheitsförderung. (L. f. NRW, Hrsg.) Abgerufen am 12. November 2013 von s-sicherheitsfoerderung_im_schulsport.pdf - Scholte, M. & Splunteren, P. van (2010). Achtung! Zum systemischen Umgang mit Signalen in der Sozialarbeit. Bussum: Coutinho Uitgeverij. ISBN: Schwarzer, A. (2011). Schaukelfee & Klettermax. Seilspielgeräte im Wald für Kinder (2. Ausg.). Köln: Pro Business. ISBN: Sonntag, C. (2005). Abenteuer Spiel Handbuch zur Anleitung kooperativer Abenteuerspiele. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Wygotski, L. (1987). Ausgewählte Schriften. Band 2: Arbeiten zur psychischen Entwicklung der Persönlichkeit. Köln: Pahl - Rugenstein. ISBN: GrafStat - Das Fragebogenprogramm von Uwe W. Diener. (Ausgabe 2011). Gefördert von der Bundeszentrale für politische Bildung. Online im Internet: 14: Software Grafstat; MS Office, HAN - Scholar 253

254 15: Activiteiten/ Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Die Studierenden setzen ihre erworbenen Kenntnisse und Fertigkeiten professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen mit und für eine Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies. Dabei nehmen sie u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor. All diese Teile sind auch Bestandteil der Projektdokumentation. Weiterhin weisen die Studenten nach, dass sie im Rahmen ihrer Praxistätigkeit Erlebnispädagogik innerhalb der Hilfeleistung adäquat einsetzen. Instruktionen Selbsterfahrung Eigenarbeit- und Eigenrealisation Praxislernen Konzeptentwicklung Kleingruppenarbeit Projektarbeit schriftliche Ausarbeitungen Literaturarbeit E-Learning Reflexion und Feedback eigeninitiiertes Lernen Semester 1 Semester 2 36 (Zwei Gruppen von 18 Studenten) 254

255 5.11 Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (M_ISS25TZ) Code, Name des Minors - Ausbildung Unterrichtseinheiten des Minors Studienpunkten M_ISS25TZ - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (SPH) Theoretische Grundlagen der Erlebnispädagogik 5 Angewandte Erlebnispädagogik 25 Code und Name des Minors M_ISS25TZ - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen (Teilzeit) / Experential Learning in social work Code und Name der UE Theoretische Grundlagen der Erlebnispädagogik / Theoretical foundations of experience pedagogics 1: Opleiding / Studiengang Der Minor ist bestimmt für Studenten die im pädagogischen und sozialpädagogischen Bereich studieren bzw. tätig sind. Die Studierenden sollten eine Affinität zu Bewegung, Sport, Spiel und Kreativität haben sowie die Natur als Erfahrungs- und Lern raum schätzen. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit, Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe(n) Berufsaufgabe: Methodische Hilfe Die Studierenden erhalten und vertiefen historische und theoretische Kenntnisse und Wissen über auf dem Gebiet der "Erlebnispädagogik"; u.a. Recht und Aufsichtspflicht, Lernmodelle, Wirkmodelle der EP sowie Kenntnisse über den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung mit dem Ziel, dass die Studierenden ihre Hilfeleistung im sozial/- erlebnispädagogischem Kontext vielfältig und fundiert unterbauen können. 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studiepunten, studielast / Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen Berufsaufgabe: Forschung und Innovation Der Student untersuchen verschiedene Modelle und Theorien hinsichtlich ihres Bezuges zur Erlebnispädagogik. Sie setzen sich dabei kritisch und differenziert mit ihrem Thema auseinander, so dass sie im weiteren Verlauf des Minors ihre Hilfeleistung mit und durch den Einsatz der Erlebnispädagogik begründen und unterbauen können. Methodische Hilfe Schriftliche und kritische Analyse, Untermauerung und Präsentation eines theoretischen Themas der Erlebnispädagogik, u.a, als eine Grundlage des integralen Aufgabe Angewandte Erlebnispädagogik. 5 Studienpunkte / 140 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 30 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 30 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 80 Gesamtzahl der SBS 140 Diese Unterrichtseinheit bildet eine Grundlage für die Unterrichtseinheit Angewandte Erlebnispädagogik, begleitet sie und ermöglicht den Studenten ihre praktische erlebnispädagogische Arbeit und Vorgehensweise theoretisch zu legitimieren und zu unterbauen. SOWOHL 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten des Propädeutikum (= Niveau 1 = 1. Jahr) ALS AUCH 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten der Hauptphase 1 (= Niveau 2 = 2. Jahr). Minorbegleitende Praxistätigkeit von mindestens 20 Stunden in der Woche, die es ermöglicht erlebnispädagogische Praxiserfahrungen zu machen und ein erlebnispädagogisches Konzept zu schreiben. (Besondere) Anwesenheitsregelung im Minor Erlebnispädagogik In Anbetracht dessen, dass Teilnehmer am Minor Erlebnispädagogik nach erfolgreichem Abschluss des Minors eine Zertifizierung als Erlebnispädagoge nach den Qualitätsstandards des Bundesverbandes der Individual- und Erlebnispädagogik bekommen können, gelten bzgl. der Anwesenheit andere Regelungen als im SPH Studienführer beschrieben. Für den Minor EP gilt eine 90 % Anwesenheitsregelung. Weiterhin ist die Teilnahme an den Unterrichtsabschnitten: Recht und Aufsichtspflicht, Sicherheitsschulung in der Sonderausbildung Abenteuer- und Erlebnissport unverzichtbarer Bestandteil der Ausbildung ist und muss ggf. 1:1 kompensiert werden. 255

256 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur Die Studierenden erhalten und vertiefen historische und theoretische Kenntnisse und Wissen über auf dem Gebiet der "Erlebnispädagogik"; u.a. Recht und Aufsichtspflicht, Lernmodelle, Wirkmodelle der EP sowie Kenntnisse über den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung mit dem Ziel, dass die Studierenden ihre Hilfeleistung im sozial/- erlebnispädagogischem Kontext vielfältig und fundiert unterbauen können. Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten Kompetenz 11: Einsatz von musisch spielerische Medien in der Berufsausübung Prüfung: Individuelle Präsentation und schriftliche Ausarbeitung: Fachtheoretische Arbeit eines aktuellen Themas der Erlebnispädagogik Kompetenz 9: - Der Bezug der fachtheoretischen Arbeit zur Erlebnispädagogik wird deutlich hergestellt. - Das Thema der fachtheoretischen Arbeit wird mithilfe von ausgewählter Fachliteratur differenziert und kritisch betrachtet. - Der eigene Standpunkt hinsichtlich der betreffenden fachtheoretischen Arbeit wird klar begründet. - Es werden im Fachartikel Verbindungen vom Thema des Fachartikels zur eigenen Arbeitspraxis hergestellt - Der Student zeigt sich als Experte für sein Thema und kann in seiner Präsentation mit Fragen und Anmerkungen souverän umgehen. Kompetenz 10 - Die Präsentation der fachtheoretischen Arbeit macht deutlich, welchen Mehrwert das gewählte Thema für die Entwicklung und Profilierung des Berufes im Rahmen der Sozial- und Erlebnispädagogik hat Kompetenz 11 - Die Studierenden setzen kreative Mittel effizient, attraktiv und nachhaltig zur Wissensvermittlung ein. Toetsvorm / Prüfungsformen Präsentation und Bericht Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung 1 Note 5,50 Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1+P2 Teilnehmer S2: P3+P4 - Behrend, D. (2008). Musisch - agogische Methodik. bussum: coutinho. ISBN: Csikszentmihalyi, M. (2008). Flow. Klett. ISBN Deffner, C. (2013). Klettern macht stark! Förderung der kindlichen Selbstkonzeptentwicklung durch Klettern. Abgerufen am von Gilsdorf, R. & Volkert, K. (1999). Aufbruch ins Ungewisse - Grundzüge eines erlebnispädagogischen Konzepts. Abgerufen am von Homepage von Günter Kistner: - Heckmair, B. & Werner, M. (2002). Erleben und Lernen. Einstieg in die Erlebnispädagogik (4. Ausg.). Neuwied: Luchterhand Verlag. ISBN-13: Hofferer, M. & Royer, S. (2000). Klettern mit Kindern mit Problemverhalten. Praktische Anwendung in der kommunikationspädagogisch / kinderpsychotherapeutischen Behandlung. Abgerufen am von bidok - behinderung inklusion dokumentation: 256

257 klettern.html - Kistner, G., Holtmann, M., Baranski, K., Amelin, E., Baer, U., Sonntag, C. & Pieck, R. (Mai 2010). Erlebnisse aus erster Hand. Erlebnispädagogische Aktionen mit Kindern und Jugendlichen. gruppe und spiel, S ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Kölsch, H. (1995). Wege Moderner Erlebnispädagogik (2. Ausg.). München: Ziel Verlag. ISBN Lakemann, U. (2005). Wirkungsimpulse von Erlebnispädagogik und Outdoor Training. Empirische Ergebnisse aus Fallstudien. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Sonntag, C. (2005). Abenteuer Spiel Handbuch zur Anleitung kooperativer Abenteuerspiele. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Wygotski, L. (1987). Ausgewählte Schriften. Band 2: Arbeiten zur psychischen Entwicklung der Persönlichkeit. Köln: Pahl - Rugenstein. ISBN: Software / Programm - GrafStat - Das Fragebogenprogramm von Uwe W. Diener. (Ausgabe 2011). Gefördert von der Bundeszentrale für politische Bildung. Online im Internet: 14: Software Grafstat; MS Office, HAN - Scholar 15: Activiteiten/ Auseinandersetzung mit einem fachtheoretischen Thema im Rahmen der EP. Aktivitäten 16: Werkvormen/ Arbeitsformen 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Synergetisches Lernen durch die fachtheoretischen Arbeiten der Mitstudenten. - Vorlesungen - Kurzvorträge - Kleingruppenarbeit - Präsentationen - schriftliche Ausarbeitung - Literaturarbeit - E- Learning - Reflexion und Feedback - eigeninitiiertes Lernen Semester 1 Semester 2 18 (Eine Gruppe von 18 Studenten) Code und Name des M_ISS25TZ - Erlebnispädagogik in der sozialen Arbeit - Erleben und Lernen Minors (Teilzeit) / Experential Learning in social work Code und Name der UE Angewandte Erlebnispädagogik / Applied experience pedagogics 1: Opleiding / Der Minor ist bestimmt für Studenten die im pädagogischen und Studiengang sozialpädagogischen Bereich studieren bzw. tätig sind. Die Studierenden sollten eine Affinität zu Bewegung, Sport, Spiel und Kreativität haben sowie die Natur als Erfahrungs- und Lern raum schätzen. 2: Doelgroep/ Zielgruppe Teilzeit, Niveau 3 3: Beroepstaak/taken/ Berufsaufgabe: Methodische Hilfe Berufsaufgabe(n) Die Studierenden erlangen praktische Fähigkeiten, Fertigkeiten und Qualifikationen um erlebnispädagogische Programme mit Klienten / Zielgruppen durchführen zu können. Dazu gehören z.b. zwingend die Materialkunde, Kenntnisse und Berücksichtigung des aktuellen Stands der Sicherheitsforschung, die Kompetenzen erlebnispädagogische Aktivitäten zielgerichtet aufzubauen, durchzuführen und zu evaluieren. Die Studierenden setzen ihre erworbenen theoretischen und praktischen Kenntnisse und Fertigkeiten professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen mit und für eine Klientengruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies ausführlich. Weiterhin weisen die Studenten nach, dass sie im Rahmen ihrer begleitenden Praxistätigkeit Erlebnispädagogik innerhalb der Hilfeleistung adäquat einsetzen. Berufsaufgabe: Forschung und Innovation 257

258 4: Centrale beroepstaak/ Zentrale Berufsaufgabe 5: (Beroeps)Producten/ (Berufs)Produkte 6: Studiepunten, studielast / Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7: Samenhang/ Zusammenhang 8: Ingangseisen/ Zulassungsvoraussetzungen Die Studierenden führen mit und für eine Klientengruppe / Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst, nehmen dabei u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor und dokumentieren dies. Die Unterrichtseinheit Angewandte Erlebnispädagogik verbindet und vereint die Theorie und Praxis der Erlebnispädagogik und mündet als integraler Auftrag in das Projekt der Angewandten Erlebnispädagogik. Planung, Durchführung und Dokumentation eines erlebnispädagogischen Praxisprojektes mit einer Klientengruppe basierend auf zuvor erlangten praktischen Fertigkeiten, Wissen und Haltungen sowie verschiedenen Untersuchungen und Analysen der Zielgruppe incl. einer Effektmessung des erlebnispädagogischen Vorgehens. 25 Studienpunkte / 700 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 170 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 190 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 340 Gesamtzahl der SBS 700 Diese Unterrichtseinheit des Minors ermöglicht den Studenten ihre erlebnispädagogische Arbeit und Vorgehensweise sowohl in der Theorie als auch in der Praxis zu legitimieren und praktisch durchzuführen. - SOWOHL 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten des Propädeutikum (= Niveau 1 = 1. Jahr) - ALS AUCH 60 erreichte Studienpunkte für die Unterrichtseinheiten der Hauptphase 1 (= Niveau 2 = 2. Jahr). - Minorbegleitende Praxistätigkeit von mindestens 20 Stunden in der Woche, die es ermöglicht erlebnispädagogische Praxiserfahrungen zu machen und ein erlebnispädagogisches Konzept zu entwickeln. - Ausreichende Anwesenheit in den Unterrichtsstunden der Unterrichtseinheiten dieses Niveaus; - DAV Kletterschein Toprope - Kenntnisse von sicheren Seilaufbauten, z.b. durch das Modul: Niedrigseilgarten / Hochseilgarten und Bau von Umlenkungen - Aktive Teilnahme an der Sonderausbildung des LandesSportBundes "Abenteuer- und Erlebnissport incl. einer positiven Empfehlung - Durchführung eines Praxisworkshops mit einem go als formatives Feedback - Nachweis einer 1. Hilfe Bescheinigung (9 UE), die vor Beginn des Projektes Angewandte EP nicht älter als 2 Jahre sein darf. Ohne Erfüllung dieser Bedingungen darf nicht mit dem Projekt Angewandte Erlebnispädagogik begonnen werden. 9: Algemene omschrijving/ Allgemeine Umschreibung 10: Competenties/ Kompetenzen (Besondere) Anwesenheitsregelung im Minor Erlebnispädagogik In Anbetracht dessen, dass Teilnehmer am Minor Erlebnispädagogik nach erfolgreichem Abschluss des Minors eine Zertifizierung als Erlebnispädagoge nach den Qualitätsstandards des Bundesverbandes der Individual- und Erlebnispädagogik bekommen können, gelten bzgl. der Anwesenheit andere Regelungen als im SPH Studienführer beschrieben. Für den Minor EP gilt eine 90 % Anwesenheitsregelung. Weiterhin ist die Teilnahme an den Unterrichtsabschnitten: Recht und Aufsichtspflicht, Sicherheitsschulung in der Sonderausbildung Abenteuer- und Erlebnissport unverzichtbarer Bestandteil der Ausbildung ist und muss ggf. 1:1 kompensiert werden. Die Studierenden erlangen praktische Fertigkeiten, Kenntnisse und Haltungen auf dem Gebiet der EP und setzen diese Kompetenzen professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen dazu mit und für eine Klientengruppe / Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies. Die Studierenden nehmen dabei u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor und dokumentieren dies ausführlich. Weiterhin weisen die Studenten nach, dass sie im Rahmen ihrer Praxistätigkeit Erlebnispädagogik innerhalb der Hilfeleistung adäquat einsetzen. Kompetenz 1: Kontakt knüpfen, sich orientieren und analysieren Kompetenz 2: Ziele formulieren und einen Handlungsplan entwerfen Kompetenz 3: Einen Handlungsplan durchführen und evaluieren Kompetenz 5: Zusammenarbeiten 258

259 Kompetenz 9: Entwicklung der eigenen Professionalität Kompetenz 10: Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufes leisten Die Kompetenz 11: Einsatz von musisch spielerischen Medien in der Berufsausübung Zentrale Kompetenzen in dieser Unterrichtseinheit mit Erläuterung Die Kompetenz 11 (Einsatz von musisch spielerischen Medien in der sozialpädagogischen Hilfe) steht im Minor Erlebnispädagogik zentral und ist innerhalb des Minors Erlebnispädagogik um einige spezifische Aspekte erweitert worden, z.b. Erlangen erlebnispädagogischer Fertigkeiten und Techniken, Entwicklung von Wissen, Kompetenzen und Haltung in Fragen der physischen und psychischen Sicherheit bzgl. der aktuellen Sicherheitsforschung sowie die Kompetenz erlebnispädagogische Aktivitäten als Lernmaterial zu betrachten und als Lernmaterial einzusetzen. Der Zusammenarbeit (Kompetenz 5) kommt in der EP eine besondere Rolle zu. Hier geht es z.b. darum, dass es unabdingbar ist, gute Absprachen im Team zu treffen und effektiv zu kommunizieren, um die Sicherheit aller Teilnehmer zu gewährleisten, da die EP auch mit (kontrollierbaren) Risikosituationen arbeitet. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Beurteilungskriterien Indikatoren / URE-Anforderungen Ebenso steht die Kompetenz 9 ( Entwicklung der eigenen Professionalität ) im Vordergrund des Minors Erlebnispädagogik: Hier geht es um die vielfältige Entwicklung der professionellen Entwicklung. Speziell macht sich der Minor Erlebnispädagogik gerade die Erlebnispädagogik selbst zu Nutzen um Lern- und Entwicklungsprozesse bei den Studenten zu initiieren. Durch Grenzerfahrungen und Grenzerweiterungen vergrößert der Student z.b. seine persönliche und berufliche Lernzone (Wygotski, 1987); die bewusste Berücksichtigung und strukturelle Integration des Lernzirkels nach Kolb (Kolb, 1984) fördert den Studenten innerhalb seines bevorzugten Lernstils. Teilprüfung: DAV Kletterschein Toprope Kompetenz 11 - Der Student beherrscht Sicherungstechniken beim Toprope Klettern - Der Student kennt Sicherungsgeräte beim Toprope Klettern sowie deren Funktion und Anwendung - Der Student demonstriert eigenes Klettervermögen in einem selbst gewählten Schwierigkeitsgrad - Der Student berücksichtigt Erkenntnisse der aktuellen Sicherheitsforschung Teilprüfung: Solo Projekt: Kommentierte Präsentation Voraussetzungen zur Beurteilung - Berücksichtigung des Sicherheitsmanuals zum Solo - Projekt - Präsentation einer / der Reisedokumentation - Die Studierenden legen dem verantwortlichen Koordinator des Minors rechtzeitig vor Beginn des Solo Projekts ein Konzept des Solo - Projektes zur Bewilligung vor. - Der Kommentar zum Solo Projekt wird eine Woche vor der Präsentation in die DAB hochgeladen Kompetenz 9 - Der Student kann das Solo Projekt in seinen persönlichen Entwicklungsprozess integrieren - Der Student kann das Solo Projekt in seinen beruflichen Entwicklungsprozess integrieren - Der Student stellt relevante und differenzierte Verbindungen zwischen seinem Solo Projekt und der Erlebnispädagogik dar. - Die Präsentation und der Kommentar unterstützen und verdeutlichen die Aussagen zur Entwicklung des Studierenden als auch die Aussagen zur Erlebnispädagogik Teilprüfung: Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Kompetenz 1: - Die Gruppe sammelt, untersucht und analysiert relevante Informationen zum Klienten bzw. Zielgruppe, seinem System und der Umgebungssituation (Analyse der Ausgangssituation) Kompetenz 2: 259

260 - Die Gruppe entwirft einen erlebnispädagogischen Projektplan, der auf dem Lernprinzip Erleben und Lernen beruht. - Ausgehend von der Analyse / Untersuchung formuliert die Gruppe in Dialog mit der Zielgruppe konkrete Ziele für das Projekt bzw. für die Zielgruppe. - Diese Ziele werden schlüssig aus der Untersuchung / Analyse hergeleitet. ( Wie kommt ihr zu diesen Zielen? Worauf basieren sie? ) - Die Gruppe wählt geeignete erlebnispädagogische Aktivitäten aus, die die Ziele des Projektes unterstützen - Die Gruppe erstellt für das Projekt Angewandte EP ein Sicherheitskonzept, das sowohl eine Risikoanalyse und ein Sicherheitsmanagement beinhaltet. - Die Gruppe erstellt für das Projekt ein ökologisches Konzept, das u.a. Maßnahmen zur Nachhaltigkeit, Natur- und Klimaschutz beinhaltet. Kompetenz 3: - Die Gruppe zeigt durch die Dokumentation ihr Wissen über den Aufbau, die Leitung und die Durchführung von erlebnispädagogischen Aktivitäten - Es findet eine deutliche Überprüfung der Ziele statt (Effektmessung incl. Nullmessung). - Die Ergebnisse der Effektmessung werden zusammengefasst, analysiert und anschaulich dargestellt. Kompetenz 5: - Der Student beschreibt individuell, wie er sein erlebnispädagogisches Wissen und Fertigkeiten in die Projektgruppe eingebracht hat. - Der Student beschreibt und reflektiert differenziert seinen eigenen Beitrag an dem gesamten erlebnispädagogischen Projekt und entwickelt daraus individuelle Lernziele. - Die Studierenden treffen im Team effektive Absprachen um die Sicherheit bei der / den Aktivitäten zu gewährleisten Kompetenz 9: - Der Student beschreibt und reflektiert differenziert, wie er in dem Projekt seine Professionalität unter Beweis gestellt hat. - Der Student beschreibt seinen eigenen persönlichen und beruflichen Zugewinn durch das Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Kompetenz 10: - Es wird deutlich, dass das Projekt Angewandte EP einen Mehrwert in der sozialpädagogischen Hilfeleistung bedeutet und somit einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung der EP leistet. Kompetenz 11: - Das Projekt wird deutlich und schlüssig mit relevanten theoretischen Modellen und Literatur belegt - Die Gruppe nutzt bei der Durchführung der EP Aktivitäten zielgerichtet methodisch / didaktische Prinzipien der Trainings- und Bewegungslehre - Es wird deutlich, dass die Studierenden ihr Leitungsverhalten auf die jeweilige Zielgruppe, Situation und Zielsetzung abgestimmt und wahrgenommen hat. - Die Gruppe antizipiert auf Rahmenbedingungen wie Material, Gruppe, Wetter, Möglichkeiten und Unmöglichkeiten der Teilnehmenden - Die Gruppe zeigt, dass sie Aktivitäten situativ anpassen und improvisieren kann. - Die Gruppe setzt erlebnispädagogisches Material variantenreich ein. - Die Gruppe beachtet den aktuellen Stand der Sicherheitsforschung hinsichtlich der Durchführung der EP - Aktivitäten Die oben genannten Kompetenzen werden im Projekt Angewandte Erlebnispädagogik integral geprüft, d.h. unter anderem, dass sich in den Beurteilungskriterien mehrere Kompetenzen wiederfinden. Teilprüfung: Individuelle schriftliche Verantwortung Kompetenz 9: - Der Student kann seine persönliche Entwicklung im Minor überzeugt und überzeugend darstellen. - Der Student kann seine berufliche und professionelle Entwicklung im Minor überzeugt und überzeugend darstellen. Kompetenz 10: 260

261 - Der Student beschreibt seine Auffassung über die Bedeutung der Erlebnispädagogik in der sozialpädagogischen Arbeit und kann dies deutlich begründen. - Aus dieser Auffassung heraus entwickelt der Student eine Vision bzgl. der Entwicklung und Profilierung der Erlebnispädagogik im sozialpädagogischen Arbeitsfeld Kompetenz 11: - Der Student stellt aus seiner Sicht überzeugt und überzeugend den (Mehr)- Wert der Erlebnispädagogik innerhalb der Kompetenz 11 dar. Teilprüfung: Endgespräch Kompetenz 9: - Der Student zeigt eine überzeugte Haltung zur Erlebnispädagogik und kann sie entsprechend diskutieren und unterbauen. - Der Student kann sich als angehender Erlebnispädagoge darstellen. Kompetenz 11: - Der Student kann den Einsatz der Erlebnispädagogik auf verschiedene Zielgruppen und verschiedene Zielsetzungen transferieren. - Der Student kann die Erlebnispädagogik im Rahmen aktueller gesellschaftlicher Entwicklungen betrachten und ihren Einsatz hierin begründen. Teilprüfung: Minorbegleitende Praxistätigkeit im EP Bereich Nachweis durch das erlebnispädagogische Konzept. Auftrag und Produkt: Erstellung eines erlebnispädagogischen Konzeptes für die Einrichtung incl. beispielhafter praktischer Erprobung dieses Konzeptes. Ziel dieses Auftrages: Du zeigst, dass du die erlebnispädagogische Arbeitsweise sowohl in Theorie als auch in der Praxis verinnerlicht hast und die Bedeutung und die Möglichkeiten der Erlebnispädagogik für Zielgruppen und Organisationen beschreiben kannst. Die Praxiseinrichtung ermöglicht es dem Studenten (auch z.t. während der Arbeitszeit) ein erlebnispädagogisches Konzept für die Einrichtung zu entwickeln. Mitarbeiter und Klienten der Einrichtung sollen dabei z.b. hinsichtlich Feedback und Planungshilfe unterstützen. Nenne bitte auch den Namen eines Praxisbegleiters, damit eine Kontaktaufnahme möglich ist. Kompetenz 9: - Der Student zeigt durch seine Praxistätigkeit und die Konzeptentwicklung, dass er die Bedeutung, die Möglichkeiten und Wirkungen der EP sowohl theoretisch als auch praktisch verinnerlicht hat. - Dem Studierenden gelingt durch das Konzept der Transfer vom Minor in die Arbeitspraxis. - Der Studierende profiliert sich durch das Konzept als professioneller Erlebnispädagoge. Kompetenz 10: - Es wird deutlich, dass das Konzept einen Mehrwert für die Einrichtung, die Klienten bzw. Zielgruppe hat und einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung der EP leistet. - Das Konzept beinhaltet eine Stellungnahme / Feedback von relevanten Personen der Einrichtung (Kollegen, Leitung, Klienten, Zielgruppen) Kompetenz 11: - Das Konzept ist deutlich und schlüssig mit relevanter Literatur und Modellen unterbaut - Der Student dokumentiert durch mehrere Beispiele wie er seine praktische erlebnispädagogische Arbeit in der Praxisstelle professionell umgesetzt hat. 261

262 12: Tentaminering/ Prüfungsabnahme Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Prüfung / Abnahme DAV Kletterschein Toprope Solo Projekt: Individuelle Prüfung: Kommentierte Präsentation Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Individuelle schriftliche Verantwortung Toetsvorm / Prüfungsformen Aantal examinatoren/ Anzahl Examinatoren Beoordeling/ Beurteilung Performanceprüfung 1 Bestanden / nicht Bestanden Präsentation mit 1 Note 5,50 schriftlichem Kommentar Performanceprüfung 1 Note 5,50 Bericht 1 Note 5,50 Min. vereist resultaat/ Mindestens erforderliches Resultat Bestanden Endgespräch Performanceprüfung 2 Note 5, Minorbegleitende Praxistätigkeit im EP Bereich Praxislernen / Konzeptentwicklung 1 Bestanden / nicht Bestanden Bestanden Code Naam (deel)tentamen/ Name (Teil)Prüfungen Individuelle Prüfung / Abnahme DAV Kletterschein Toprope Solo Projekt: Individuelle Prüfung: Kommentierte Präsentation Integraler Auftrag: Projekt Angewandte Erlebnispädagogik Individuelle schriftliche Verantwortung Endgespräch Minorbegleitende Praxistätigkeit im EP Bereich 13: Verplichte literatuur/ Plichtliteratur Erlaubte Hilfsmittel Stp Weging/ Gewichtung Prüfungszeitpunkt Teilnehmer S1: P1 Teilnehmer S2: P3 Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche Teilnehmer S1: P2+P3 Teilnehmer S2: P4+ Besenwoche - Behrend, D. (2008). Musisch - agogische Methodik. bussum: coutinho. ISBN: Cornell, J. (2006). Mit Cornell die Natur erleben (1 Ausg.). Mülheim: Verlag an der Ruhr. ISBN Crowther, C. (2005). City Bound: Erlebnispädagogische Aktivitäten in der Stadt. München: Reinhardt. ISBN: Csikszentmihalyi, M. (2008). Flow. Klett. ISBN DAV. (2014). Indoor - Klettern (2. Ausg.). München: BLV. ISBN: Deffner, C. (2013). Klettern macht stark! Förderung der kindlichen Selbstkonzeptentwicklung durch Klettern. Abgerufen am von Gilsdorf, R. & Günter, K. (1995). Kooperative Abenteuerspiele. Praxishilfe für Schule und Jugendarbeit. Band I. Seelze-Velbe: Kallmeyer. ISBN:

263 Gilsdorf, R. & Günter, K. (2001). Kooperative Abenteuerspiele Band 2. Praxishilfe für Schule und Jugendarbeit und Erwachsenenbildung. Seelze- Velber: Kallmeyer. ISBN: Gilsdorf, R. & Volkert, K. (1999). Aufbruch ins Ungewisse - Grundzüge eines erlebnispädagogischen Konzepts. Abgerufen am von Homepage von Günter Kistner: - Heckmair, B., & Werner, M. (2002). Erleben und Lernen. Einstieg in die Erlebnispädagogik (4. Ausg.). Neuwied: Luchterhand Verlag. ISBN-13: Heise, M. & Ulrich, B. (2005). Arbeitshilfe Abenteuer / Erlebnis. (S. i. NRW, Hrsg.) Duisburg: LandesSportBund NRW. ISBN-13: Hofferer, M. & Royer, S. (2000). Klettern mit Kindern mit Problemverhalten. Praktische Anwendung in der kommunikationspädagogisch / kinderpsychotherapeutischen Behandlung. Abgerufen am von bidok - behinderung inklusion dokumentation: - Kistner, G., Holtmann, M., Baranski, K., Amelin, E., Baer, U., Sonntag, C. & Pieck, R. (Mai 2010). Erlebnisse aus erster Hand. Erlebnispädagogische Aktionen mit Kindern und Jugendlichen. gruppe und spiel, S ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Kölsch, H. (1995). Wege Moderner Erlebnispädagogik (2. Ausg.). München: Ziel Verlag. ISBN Lakemann, U. (2005). Wirkungsimpulse von Erlebnispädagogik und Outdoor Training. Empirische Ergebnisse aus Fallstudien. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Mayring, Ph. (2002) Einführung in die qualitative Sozialforschung. Weinheim und Basel: Beltz-Verlag. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Ministerium für Schule, Jugend und Kinder NRW. (2002). Sicherheitsförderung im Schulsport NRW. (J. u. Ministerium für Schule, Hrsg.) Frechen: Ritterbach Verlag GmbH. ISBN: Reinink, G.-L. (2002). Sicherheits- und Gesundheitsförderung. (L. f. NRW, Hrsg.) Abgerufen am 12. November 2013 von s-sicherheitsfoerderung_im_schulsport.pdf - Scholte, M. & Splunteren, P. van (2010). Achtung! Zum systemischen Umgang mit Signalen in der Sozialarbeit. Bussum: Coutinho Uitgeverij. ISBN: Schwarzer, A. (2011). Schaukelfee & Klettermax. Seilspielgeräte im Wald für Kinder (2. Ausg.). Köln: Pro Business. ISBN: Sonntag, C. (2005). Abenteuer Spiel Handbuch zur Anleitung kooperativer Abenteuerspiele. Augsburg: Ziel - Verlag. ISBN: Wygotski, L. (1987). Ausgewählte Schriften. Band 2: Arbeiten zur psychischen Entwicklung der Persönlichkeit. Köln: Pahl - Rugenstein. ISBN: GrafStat - Das Fragebogenprogramm von Uwe W. Diener. (Ausgabe 2011). Gefördert von der Bundeszentrale für politische Bildung. Online im Internet: 14: Software Grafstat; MS Office, HAN - Scholar 15: Activiteiten/ Aktivitäten Die Studierenden setzen ihre erworbenen Kenntnisse und Fertigkeiten professionell und zielgerichtet um. Die Studierenden führen mit und für eine Zielgruppe ein erlebnispädagogisches Projekt durch, das mindestens 25 Kontaktstunden umfasst und dokumentieren dies. Dabei nehmen sie u.a. verschiedene Untersuchungen und Analysen sowie eine Effektmessung vor. All diese Teile sind auch Bestandteil der Projektdokumentation. 16: Werkvormen/ Arbeitsformen Weiterhin weisen die Studenten nach, dass sie im Rahmen ihrer Praxistätigkeit Erlebnispädagogik innerhalb der Hilfeleistung adäquat einsetzen. Instruktionen Selbsterfahrung Eigenarbeit- und Eigenrealisation Praxislernen Kleingruppenarbeit Projektarbeit schriftliche Ausarbeitungen 263

264 17: Onderwijsperiode/ Unterrichtsperiode 18: Maximum aantal deelnemers/ Die maximale Teilnehmerzahl Literaturarbeit E-Learning Reflexion und Feedback eigeninitiiertes Lernen Semester 1 Semester 2 18 (Eine Gruppe von 18 Studenten) 264

265 5.12 Ervaringsleren in Social Work: ervaren en leren (M_ISS25) Code, naam van de minor - opleiding Onderwijseenheden van de minor Studiepunten M_ISS25 Ervaringsleren in Social Work: ervaren en leren (SPH) Theoretische basis van Ervaringsleren 5 Toegepast Ervaringsleren 25 Code en naam minor M_ISS25 - Ervaringsleren in Social Work: ervaren en leren (voltijd) / Experential Learning in social work Code en naam OWE Theoretische basis van Ervaringsleren / Theoretical foundations of experience pedagogics 1: Opleiding De minor is bedoeld voor studenten van de opleiding SPH en andere Social Work opleidingen. Studies die mogelijk ook aansluiten zijn studies op het gebied van educatie. De studenten dienen affiniteit te hebben met beweging, sport, spel en creativiteit alsook de natuur te waarderen als ervarings- en leerruimte. 2: Doelgroep Voltijd (SPH-Plus), niveau 3 3: Beroepsta(a)k(en) Beroepstaak Methodisch hulpverlenen De student verdiept zich in de historische en theoretische achtergronden van het ervaringsleren; o.a. recht en toezicht, leermodellen, theoretische modellen van Ervaringsleren, kennis over actuele onderwerpen in het licht van ervaringsleren. Met als doel ervaringsleren veelzijdig, methodisch en onderbouwt te kunnen inzetten in de sociale agogische context. Beroepstaak Onderzoek en innovatie De student onderzoekt kritisch verschillende theorieën en modellen uit het ervaringsleren. Aan de hand van een thema wordt uiteengezet wat de invloed of waarde is voor het ervaringsleren. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden voor de inzet van ervaringsleren. Als voorbereiding op het project Ervaringsleren toegepast leert de student kwaliteitsmaatstaven te hanteren voor ervaringsleren. Beroepstaak Professionele Ontwikkeling De student ervaart de werking van ervaringsleren en door het toepassen van de leermodellen op zichzelf ontwikkelt de student zijn eigen professionaliteit. Door te reflecteren en bewustwording van groepsdynamische processen in de eigengroep leert de student zichzelf beter kennen. 4: Centrale beroepstaak Methodische hulpverlening 5: Samenhang Schriftelijke en kritische analyse, onderbouwing en presentatie van een theoretisch onderwerp van het Ervaringsleren, onder meer als een basis voor 'Toegepast Ervaringsleren'. 6: Studiepunten, 5 studiepunten / 140 SBU Aantal SBU studiebelasting en Geplande contacttijd, waarin de (gast)docent fysiek aanwezig is, 45 lesuren in SBU: Geplande individuele werktijd en groepswerktijd en andere 50 werkvormen in SBU: Geplande stagetijd in SBU 45 Totaal aantal SBU 140 7: Samenhang Deze onderwijseenheid vormt de basis voor de onderwijseenheid 'Toegepast Ervaringsleren', het maakt de studenten mogelijk hun praktische Ervaringsgerichte werkzaamheden en handelwijzen theoretisch te legitimeren en te onderbouwen. 8: Toelatingseisen ZOWEL 60 behaalde studiepunten voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) ALS 60 behaalde studiepunten voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) Minorbegeleidende stageactiviteit van minstens 16 uur per week, waarmee Ervaringsgerichte praktijkervaringen kunnen worden opgedaan Opmerking: Er bestaan verschillende mogelijkheden voor het aantonen (bij wijze van een uitbreiding) van de gevraagde minorbegeleidende praktijkwerkzaamheden: - Relevant vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld bij de padvinders, woudlopers, scouting, EL-vrijetijdsactiviteiten of iets dergelijks. De te erkennen praktijkuren worden aangetoond middels het bijbehorende formulier. De aangevraagde praktijkwerkzaamheden moeten ten minste 40 praktijkuren bedragen. De minorverantwoordelijke beslist over de goedkeuring van de praktijkuren voor de minor EL. - De studenten breiden hun reeds bestaande minorbegeleidende praktijkwerkzaamheden uit of kiezen een aanvullende relevante stageplek, zodat ze hier ook aanvullend EL-relevante ervaringen kunnen verzamelen. 265

266 9: Algemene omschrijving Bijzondere aanwezigheidsregeling in de minor Ervaringsleren Voor de minor EL geldt een aanwezigheidsregeling van 90%. Daarnaast is de deelname aan de lessen 'recht en toezicht', 'veiligheidsscholing en EHBO een essentieel onderdeel van de opleiding en moet deze indien nodig 1 op 1 worden gecompenseerd. De studenten verkrijgen en verdiepen theoretische kennis en wetenschap op het gebied van 'ervaringsleren'; bijvoorbeeld recht en toezicht, leer- en transfermodellen, actuele maatschappelijke ontwikkelingen in het ervaringsleren, werkzame factoren, kennis van evaluatie-instrumenten op het gebied van ervaringsleren. In deze onderwijseenheid verwerven de studenten kennis voor het project Ervaringsleren toegepast. 10: Competenties Competentie 9: Ontwikkeling van de eigen professionaliteit Competentie 10: Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en de profilering van het beroep Competentie 11: Inzet van muzische spelmedia bij beroepsuitoefening 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / OWE-eisen Toets: vakinhoudelijk artikel over een actueel onderwerp in het ervaringsleren Competentie 9: het ontwikkelen van de eigen professionaliteit - Het thema wordt met behulp van vakliteratuur kritisch geanalyseerd. - De verbinding tussen het thema en Ervaringsleren wordt zichtbaar gemaakt. - Het eigen standpunt met betrekking tot het thema wordt in verbinding gebracht met de eigen praktijk. - De student laat zien dat hij expert is op zijn thema door adequaat om te gaan met vragen en opmerkingen over het thema. Competentie 10: Bijdragen aan de ontwikkeling en profilering van het beroep - In de presentatie is zichtbaar wat de meerwaarde is van het thema voor de ontwikkeling en profilering van het eigen beroep als ervaringsleer deskundige. Competentie 11 inzetten van creatieve media. - De student zet creatieve middelen efficiënt in ten behoeve van kennis overdracht. 12: Tentaminering Code Naam van (deel)tentamens Toetsvormen Aantal examinatoren Vakinhoudelijk artikel over een actueel onderwerp in het ervaringsleren Presentatie en verslag Beoordeling Minimaal vereist behaald resultaat 1 Cijfer 5,50 Code Naam van (deel)tentamens Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Toetsmoment Vakinhoudelijk artikel over - S1: P1+P2 een actueel onderwerp in het 5 1 S2: P3+P4 ervaringsleren 13: Verplichte literatuur - Behrend, D. & Jellema, M. (2017). Muzisch-agogische methodiek - Muzisch interveniëren in het sociaal werk. (6e herziene druk). Bussum: Coutinho - Csikszentmihalyi, M. (1999). Flow, Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Hendriksen, J. (2007). Cirkelen rond Kolb. Boom & Nelisen. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Ploeg, J.D. van der (2011). Ervaringsleren, theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat ISBN: Artikelen uit: "Journal of Experiential Education" 14: Software - 15: Activiteiten Beschrijven en presenteren van een vakinhoudelijk onderwerp in het kader van het EL. Synergetisch leren door de vakinhoudelijke werkstukken van de medestudenten. 16: Werkvormen - Hoorcolleges - Korte presentaties - Werken in subgroepen - Presentaties - Schriftelijke uitwerking - Literatuurwerk - E-learning 266

267 - Reflectie en feedback - Leren op eigen initiatief 17: Onderwijsperiode Semester 2 18: Het maximale aantal 36 (2 groepen van 18 studenten) deelnemers Code en naam minor M_ISS25 - Ervaringsleren in Social Work: Ervaren en leren (voltijd) / Experential Learning in social work Code en naam OWE Toegepast Ervaringsleren / Applied experience pedagogics 1: Opleiding De minor is bedoeld voor studenten van de opleiding SPH en andere Social Work opleidingen. Studies die mogelijk ook aansluiten zijn studies op het gebied van educatie. De studenten dienen affiniteit te hebben met beweging, sport, spel en creativiteit alsook de natuur te waarderen als ervarings- en leerruimte. 2: Doelgroep Voltijd, niveau 3 3: Beroepsta(a)k(en) Beroepstaak Methodisch hulpverlenen De student verwerft praktische vaardigheden om programma s voor het Ervaringsleren met cliënten en (cliënt)groepen door te voeren. Hierbij hoort materiaalkennis en materiaalkunde, kennis en vaardigheden op het gebied van actuele veiligheidsvoorschriften met betrekking tot bewegingsactiviteiten. De student leert activiteiten doelgericht op te stellen, uit te voeren en te evalueren. De verworden theoretische kennis uit de OWE Theoretische grondslagen van Ervaringsleren worden toegepast in deze OWE. Beroepstaak Onderzoek en innovatie De student onderzoekt het effect van Ervaringsleren op een groep cliënten. Doormiddel van analyse en een effectmeting worden de bevindingen gedocumenteerd. Beroepstaak Professionele Ontwikkeling De student verdiept zich in de werking van ervaringsleren. Door het toepassen van de leermodellen op zichzelf en op de cliënt ontwikkelt de student zijn eigen professionaliteit. Door te reflecteren en bewustwording van groepsdynamische processen in de eigengroep leert de student zichzelf beter kennen. De student ervaart de werking van ervaringsleren op cliënten en ontwikkelt zijn eigen professionaliteit door de mogelijkheden van ervaringsleren voor zijn eigen praktijk te verkennen. Door reflectie en bewustwording bij het leiding geven in ervaringsleer activiteiten ontwikkelt de studenten een professionele houding ten aan zien van Ervaringsleren. 4: Centrale beroepstaak De onderwijseenheid 'Toegepast Ervaringsleren' verbindt en verenigt de theorie en praktijk van het Ervaringsleren en eindigt als integrale opdracht in het project van de Toegepast Ervaringsleren. 5: Samenhang Planning, uitvoering en documentatie van een praktijkproject met een cliëntengroep gebaseerd op eerder verkregen praktische vaardigheden, kennis en houdingen alsook verschillende onderzoeken en analyses van de doelgroep inclusief een effectmeting van een praktijkproject handelen. 6: Studiepunten, 25 studiepunten / 700 SBU Aantal SBU studiebelasting en Geplande contacttijd, waarin de (gast)docent fysiek aanwezig is, in 230 lesuren SBU: Geplande individuele werktijd en groepswerktijd en andere 240 werkvormen in SBU: Geplande stagetijd in SBU 230 Totaal aantal SBU 700 7: Samenhang Deze onderwijseenheid van de minor biedt de studenten de mogelijkheid hun Ervaringsgerichte werk en handelen zowel in theorie als in praktijk te legitimeren en praktisch uit te voeren. 8: Toelatingseisen - ZOWEL 60 behaalde studiepunten voor de onderwijseenheden van de propedeuse (= niveau 1 = 1 jaar) - ALS 60 behaalde studiepunten voor de onderwijseenheden van de hoofdfase (= niveau 2 = 2 jaar) - Minorbegeleidende stageactiviteit van minstens 16 uur per week, waarmee Ervaringsgerichte praktijkervaringen kunnen worden opgedaan - Voldoende aanwezigheid in de lesuren van de onderwijseenheden van dit niveau; - Indoor toprope / klimvaardigheidsbewijs - Uitvoering van een praktijkworkshop met een 'go' als formatieve feedback - Aantonen van eerste-hulp-diploma, dat voor aanvang van het project Toegepast EL niet ouder mag zijn dan twee jaar. 267

268 Als studenten niet aan deze voorwaarden voldoen, mogen ze niet beginnen met het project 'Toegepast Ervaringsleren. Opmerking: Er bestaan verschillende mogelijkheden voor het aantonen (bij wijze van een uitbreiding) van de gevraagde minorbegeleidende praktijkwerkzaamheden: - Relevant vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld bij de padvinders, woudlopers, scouting, EL-vrijetijdsactiviteiten of iets dergelijks. De te erkennen praktijkuren worden aangetoond middels het bijbehorende formulier. De aangevraagde praktijkwerkzaamheden moeten ten minste 40 praktijkuren bedragen. De minorverantwoordelijke beslist over de goedkeuring van de praktijkuren voor de minor EL. - De studenten breiden hun reeds bestaande minorbegeleidende praktijkwerkzaamheden uit of kiezen een aanvullende relevante stageplek, zodat ze hier ook aanvullend EL-relevante ervaringen kunnen verzamelen. 9: Algemene omschrijving Bijzondere aanwezigheidsregeling in de minor Ervaringsleren Voor de minor EL geldt een aanwezigheidsregeling van 90%. Daarnaast is de deelname aan de lessen: 'recht en toezicht', 'veiligheidsscholing en EHBO een essentieel onderdeel van de opleiding en moet deze indien nodig 1 op 1 worden gecompenseerd. De studenten verkrijgen praktische vaardigheden, kennis en houding op het gebied van EL en zetten deze competenties professioneel en doelgericht om. De studenten voeren daarnaast met en voor een cliëntengroep een Ervaringsgericht project uit dat ten minste 25 contacturen beslaat en documenteren dit. De studenten voeren daarbij onder meer verschillende onderzoeken en analyses uit alsook een effectmeting en documenteren dit uitvoerig. Daarnaast tonen de studenten aan dat ze in het kader van hun praktijkwerkzaamheden Ervaringsleren adequaat inzetten binnen de hulpverlening. 10: Competenties Competentie 1: Contact leggen, zich oriënteren en analyseren Competentie 2: Doelen formuleren en een plan van aanpak ontwikkelen Competentie 3: Een actieplan uitvoeren en evalueren Competentie 5: Samenwerken Competentie 9: Ontwikkeling van de eigen professionaliteit Competentie 10: Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en de profilering van het beroep Competentie 11: Inzet van muzisch ludische media bij de beroepsuitoefening Centrale competenties in deze onderwijseenheid met toelichting Competentie 11 (inzet van muzisch ludische media in de sociaalpedagogische hulpverlening) staat centraal in de minor Ervaringsleren en is binnen deze minor uitgebreid met een aantal specifieke aspecten, te weten het verwerven van Ervaringsgerichte vaardigheden en technieken, kennisontwikkeling, competenties en houding inzake fysieke en psychische veiligheid respectievelijk actuele veiligheid standaards en de competentie om Ervaringsgerichte activiteiten te benaderen en in te zetten als leermateriaal. De samenwerking (competentie 5) heeft in het EL een bijzondere rol. Hier gaat het er bijvoorbeeld om dat het onontbeerlijk is om in je team goede afspraken te maken en effectief te communiceren om de veiligheid van alle deelnemers te garanderen, aangezien het EL ook met (controleerbare) risicosituaties werkt. 11: Beoordelingscriteria Indicatoren / OWE-eisen Ook competentie 9 (het ontwikkelen van de eigen professionaliteit) is van groot belang in de minor Ervaringsleren: het gaat hier om de veelzijdigheid van de professionele ontwikkeling. De minor Ervaringsleren richt zich in het bijzonder op het inzetten van het Ervaringsleren zelf om bij de studenten leer- en ontwikkelingsprocessen op gang te brengen. De student vergroot zijn persoonlijke en beroepsmatige leerzone door het ervaren van beperkingen en het verleggen van grenzen (Wygotski, 1987); door bewust rekening te houden met de leercirkel van Kolb (Kolb, 1984) en deze structureel te integreren, boekt de student vooruitgang in de leerstijl die hem het beste ligt. Deeltoets: Indoor- toprope-klimvaardigheidsbewijs Competentie 11 inzetten van creatieve media - De student beheerst de zeker-technieken voor het indoor-toprope klimmen - De student kent de functie en werking van verschillende zeker-apparaten en kan ze bedienen. Competentie 9: het ontwikkelen van de eigen professionaliteit - De student demonstreert zijn eigen klimvaardigheid. 268

269 - De student kent de actuele veiligheidsvoorschriften voor het indoor-toprope klimmen. Deeltoets: individueel project: presentatie van een reisverslag als individuele toets Voorwaarden voor de beoordeling - De studenten overhandigen de verantwoordelijke coördinator van de minor tijdig voor aanvang van het individueel project een veiligheidshandboek, deze moet goedgekeurd zijn bij aanvang van het individuele project. Competentie 9: het ontwikkelen van de eigen professionaliteit - De student kan het individuele project verbinden aan zijn persoonlijke ontwikkeling. - De student kan het individuele project verbinden aan zijn professionele ontwikkeling. - De student stelt relevante verbindingen tussen het individuele project en Ervaringsleren Deeltoets: integrale opdracht: project 'Toegepast Ervaringsleren' Competentie 1: - De groep verzamelt, onderzoekt en analyseert relevante informatie over de cliënt, zijn systeem en de omgevingssituatie (analyse van de uitgangssituatie) Competentie 2: - De groep ontwerpt een Ervaringsgericht projectplan, dat gebaseerd is op het leerprincipe 'Ervaren en leren'. - Uitgaande van de analyse/het onderzoek formuleert de groep in dialoog met de doelgroep concrete doelen voor het project respectievelijk voor de doelgroep. - Deze doelen worden logisch afgeleid uit het onderzoek/de analyse. ("Hoe komen jullie bij deze doelen? Waar zijn ze op gebaseerd?") - De groep kiest geschikte Ervaringsgerichte activiteiten uit, die de doelen van het project ondersteunen. - De groep stelt voor het project 'Toegepast EL' een veiligheidsconcept op, dat zowel een risicoanalyse als veiligheidsmanagement omvat. - De groep stelt voor het project een ecologisch concept op, dat onder meer maatregelen voor duurzaamheid, natuur- en klimaatbescherming omvat. Competentie 3: - De groep toont bij de uitvoering van het Ervaringsgerichte project zijn kennis over de opbouw, de leiding en de uitvoering van Ervaringsgerichte activiteiten - Er vindt een duidelijke toetsing van de doelen plaats (effectmeting inclusief nulmeting). - De resultaten van de effectmeting worden samengevat, geanalyseerd en inzichtelijk weergegeven. - Uit de analyse van de effectmeting worden conclusies getrokken, die tot aanbevelingen voor de inrichting en/of cliëntengroep leiden. - In de evaluatie worden verbanden zichtbaar tussen Ervaren en leren. Competentie 5: - De student beschrijft individueel hoe hij zijn Ervaringsgerichte kennis en vaardigheden heeft ingezet in de projectgroep. - De student beschrijft en reflecteert gedifferentieerd zijn eigen bijdrage aan het gehele Ervaringsgerichte project en ontwikkelt daaruit individuele leerdoelen. - De studenten maken in het team effectieve afspraken om de veiligheid bij de activiteit(en) te garanderen Competentie 9: - De student beschrijft en reflecteert gedifferentieerd hoe hij in het project zijn professionaliteit heeft aangetoond. - De student beschrijft zijn eigen persoonlijke en professionele winst door het project 'Toegepast Ervaringsleren' Competentie 10: - Het wordt duidelijk dat het project Toegepast EL een meerwaarde heeft voor de sociaal pedagogische hulpverlening en daarmee een bijdrage levert aan de ontwikkeling en profilering van het EL. Competentie 11: - Het project wordt duidelijk en logisch onderbouwd met relevante theoretische modellen - De groep gebruikt bij de uitvoering van het EL-activiteiten doelgericht methodische/didactische principes van de trainings- en bewegingsleer - Het wordt duidelijk dat de studenten hun leidersgedrag hebben afgestemd op de betreffende doelgroep, situatie en doelstelling en hebben waargenomen 269

270 - De groep anticipeert op randvoorwaarden zoals materiaal, groep, weer, mogelijkheden en onmogelijkheden van de deelnemers - De groep toont dat ze activiteiten kunnen aanpassen aan de situatie en kunnen improviseren - De groep zet Ervaringsgericht materiaal gevarieerd in. - De groep neemt de huidige stand van veiligheidsstandaarden in acht bij de uitvoering van het EL-activiteiten De bovengenoemde competenties worden integraal getoetst in het project Toegepast Ervaringsleren, dat wil onder meer zeggen dat meerdere competenties terugkomen in de beoordelingscriteria. Deeltoets: individuele schriftelijke verantwoording Competentie 9: - De student kan zijn persoonlijke ontwikkeling in de minor overtuigend aantonen. - De student kan zijn professionele ontwikkeling in de minor overtuigend aantonen. Competentie 10: - De student beschrijft zijn opvatting over de betekenis van het Ervaringsleren in de sociaalpedagogische hulpverlening en kan deze duidelijk onderbouwen. - Uit deze opvatting ontwikkelt de student een visie met betrekking tot de ontwikkeling en profilering van het Ervaringsleren in het sociaal pedagogische werkveld Competentie 11: - De student geeft uit zijn optiek overtuigend de (meer)waarde van het Ervaringsleren binnen competentie 11 weer. Deeltoets: eindgesprek Competentie 9: - De student toont een overtuigde houding over het Ervaringsleren en kan deze overeenkomstig bespreken en onderbouwen. - De student kan zich opstellen als toekomstig Ervaringsleer agoog. Competentie 11: - De student kan het Ervaringsleren inzetten bij verschillende doelgroepen en verschillende doelstellingen. - De student kan het Ervaringsleren in het kader van actuele maatschappelijke ontwikkelingen zien en de inzet ervan onderbouwen. Deeltoets: minorbegeleidende praktijkactiviteit op EL-gebied Bewijs door de werkgever: 'werkgeversformulier voor de relevante minorbegeleidende praktijkwerkzaamheden' of door het formulier 'ter alternatieve berekening van studiebelastingsuren' De praktijkinstelling stelt de student een begeleider ter beschikking, die met hem over zijn werk en professionaliteit praat. Bovendien wordt de mogelijkheid geboden om feedback te krijgen, te vragen en ook te geven. Beschrijf concreet hoe de begeleiding op de stageplaats er uitziet. Noem ook de naam van de begeleider, zodat we eventueel contact met hem kunnen opnemen. Competentie 1: - Het werk biedt de student de mogelijkheid contact met cliënten of doelgroepen op te nemen, om hun persoonlijke ontwikkeling te bevorderen of ook om de ontwikkeling van groepsprocessen te initiëren en te bevorderen. - In de werkgeversverklaring wordt een dergelijke situatie beschreven. Competentie 2: - Het werk biedt de studenten de mogelijkheid individuele doelen of groepsdoelen te formuleren en in gesprek met de cliënt of de doelgroep plannen van aanpak te ontwikkelen en te ontwerpen. - In de werkgeversverklaring wordt een voorbeeld beschreven. Competentie 3: - Het werk biedt de student de mogelijkheid doelgerichte Ervaringsgerichte handelwijzen toe te passen door: het begeleiden van cliënten of doelgroepen de planning van Ervaringsgerichte maatregelen de uitvoering van Ervaringsgerichte maatregelen de evaluatie van Ervaringsgerichte maatregelen - In de werkgeversverklaring worden twee Ervaringsgerichte maatregelen beschreven. Competentie 9: 270

271 - Het werk biedt de student de mogelijkheid een eigen Ervaringsgerichte professionaliteit te ontwikkelen. Hierbij gaat het om de ontwikkelingsmogelijkheden als deskundige. Welke mogelijkheden heeft de instelling te bieden? Competentie 11: - De praktijkinstelling biedt de studenten de mogelijkheid het Ervaringsleren doelgericht in te zetten bij de beroepsuitoefening. Beschrijf twee situaties waarin de inzet van het Ervaringsleren een meerwaarde heeft voor het werk met cliënten en/of de instelling. 12: Tentaminering Code Naam van (deel)tentamen Toetsvormen Aantal examinatoren Klimvaardigheid Indoor- Toprope Beoordeling Performancetoets 1 voldoende/ onvoldoende Minimaal vereist behaald resultaat voldoende Reisverslag Presentatie 1 Cijfer Project toegepast Performancetoets 1 Cijfer 5.50 ervaringsleren Verantwoording Verslag 1 Cijfer Eindgesprek Performancetoets 2 Cijfer Ervaringsgerichte activiteit Praktijkleren/praktijkb ewijs 1 voldoende/ onvoldoende voldoende Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Toetsmoment Klimvaardigheid Indoor- S1: P1+P2 0 Toprope S2: P3+P Reisverslag - S1: P2+P3 2 S2: P4+ Bezemweek Project toegepast - S1: P2+P3 ervaringsleren 3 S2: P4+ Bezemweek Verantwoording - 25 S1: P2+P3 1 S2: P4+ Bezemweek Eindgesprek - S1: P2+P3 1 S2: P4+ Bezemweek Ervaringsgerichte activiteit - S1: P2+P3 0 S2: P4+ Bezemweek 13: Verplichte literatuur - Behrend, D. (2008). Musisch - agogische methodiek. Bussum: coutinho. ISBN: Csikszentmihalyi, M. (1999). Flow, Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom ISBN Kolb, D. (1984). Experiential Learning. Englewood Cliffs: Prentice Hall. ISBN: Hendriksen, J. (2007). Cirkelen rond Kolb. Boom & Nelisen. ISBN: Michl, W. (2009). Erlebnispädagogik. Stuttgart: UTB. ISBN: Ploeg, J.D. van der (2011). Ervaringsleren, theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat ISBN: : Software - 15: Activiteiten De studenten passen hun verworven kennis en vaardigheden professioneel en doelgericht toe. De studenten voeren met en voor een cliëntengroep een Ervaringsgericht project uit dat ten minste 25 contacturen beslaat en documenteren dit. Daarbij voeren ze onder anderen verschillende onderzoeken en analyses evenals een effectmeting uit. Al deze onderdelen maken ook deel uit van de projectdocumentatie. Daarnaast tonen de studenten aan dat ze in het kader van hun praktijkwerkzaamheden Ervaringsleren adequaat inzetten binnen de hulpverlening. 16: Werkvormen Instructies Zelfbeleving Zelfwerkzaamheid en zelfrealisatie 271

272 Werken in subgroepen Projectwerk Schriftelijke uitwerking Literatuurwerk E-learning Reflectie en feedback Leren op eigen initiatief 17: Onderwijsperiode Semester 2 18: Het maximale aantal 36 (2 groepen van 18 studenten) deelnemers 272

273 5.13 Coachen van medewerkers in zorg en welzijn (voltijd) (M_ISS26VT) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten Coachen van medewerkers in zorg en M_ISS26VT - Coachen van medewerkers in welzijn 1 15 zorg en welzijn (voltijd) Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 15 Code en naam minor M_ISS26VT - Coachen van medewerkers in zorg en welzijn Coaching staff in care and welfare Code en naam OWE Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 / Coaching staff in care and welfare 1 1. Opleiding Voltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en GGZ-agoog. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ Beroepstaken Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 Individuele coaching van medewerkers, stagiaires, vrijwilligers en betrokkenen 4. Centrale beroepstaak Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 5. (Beroeps)producten Persoonlijk Ontwikkelplan, Individueel coachplan 6: Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 110 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 210 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 100 Totaal aantal sbu Samenhang met andere OWE s De minor Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bestaat uit 2 OWE s die direct met elkaar in verband staan: Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1: individuele coaching Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2: teamcoaching In het eerste deel van de minor ligt de focus op het methodisch vormgeven van een individueel coachtraject. De student krijgt theorieën aangeboden en leert vaardigheden aan. Deze kunnen vervolgens ook ingezet worden in het 2 e deel van de minor: Teamcoaching. De student onderzoekt dan een leervraag van een team in zorg en welzijn en voert een coachactiviteit uit. 8. Ingangseisen Onderwijs: De student: - volgt voltijd onderwijs en heeft bij voorkeur 10 tot 20 uur per week relevant werk/stage in de zorg of welzijnssector; - beschikt aantoonbaar op niveau 2 over gespreksvaardigheden en kennis van groepsdynamica; - beschikt over elementaire vaardigheden in taak- en procesgerichte begeleiding; - heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald; - heeft de mogelijkheid om een medewerker in de zorg of welzijn te coachen; deze medewerker dient minimaal MBO-niveau te bezitten; - heeft de mogelijkheid bij een team in zorg of welzijn een coachvraag te onderzoeken en een coachactiviteit uit te voeren. (Deel)tentamens Individueel coachplan en Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) : Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands 9. Algemene omschrijving In deel 1 van Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bekwaamt de student zich in individuele coaching van medewerkers en betrokkenen (vrijwilligers, mantelzorgers, etc.) in de zorg- en welzijnssector. Door de minor worden kennis en vaardigheden van de hulp- en dienstverlener uitgebreid met specifieke coachvaardigheden met betrekking tot individuele 273

274 coaching. Uitgaande van de actuele ontwikkelingen in zorg en welzijn (Welzijn Nieuwe stijl), wordt in de minor gewerkt met nationale en internationale principes van coaching, het oefenen van gespreksvaardigheden volgens verschillende modellen en theorieën. Daarnaast gaat de student in de praktijk aan de slag met individuele coaching waarbij aan de hand van videomateriaal terugkoppeling plaatsvindt. 10. Competenties Competentie A Coachen van medewerkers 1) Individuele coaching van medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen 2) Teamcoaching van medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers. Competentie B Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 1) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen 2) Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 3) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie C Bijdragen aan de ontwikkeling en profileren van het beroep 1) Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening Competentie D Inzetten van creatieve interventies in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE Deeltentamen Kennistoets: Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie A1, A2: In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen getoetst: - Psychologie: Kennis m.b.t. psychologische achtergronden van gedrag, communicatie, groepsdynamica, veranderkunde, e.d. - Organisatiekunde: teameffectiviteitsmodel, concept van de lerende organisatie. - Pedagogiek: het concept van (ervarings)leren, de empirische cyclus en de didactiek van leren. - Sociologie: ontwikkelingen naar verdere intensivering van eisen aan het individu in de veranderende maatschappij (eigen verantwoordelijkheid, zelfregulering, ondernemen, innoveren, e.d.) en teams in de veranderende organisatie (zelfsturing en -organisatie). Deeltentamen Individueel coachplan: Competentie A1: - Uit de beschrijving van het coachplan blijkt dat de student inzicht heeft in het veranderproces dat de coachee voorstaat - Uit de beschrijving van het coachplan blijkt een systematische en planmatige aanpak - In het coachplan is helder beschreven hoe er rekening gehouden wordt met de leerstijl of leervoorkeur van de coachee - De gemaakte keuzes voor het coachtraject zijn onderbouwd met een analyse van het gevoerde oriëntatiegesprek en theorie Competentie C1: - In het coachplan staat inzichtelijk beschreven hoe ingestoken wordt op maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen die invloed hebben op de betreffende organisatie Competentie D: - Het gebruik van creatieve interventies is onderbouwd met literatuur beschreven Deeltentamen Persoonlijk Ontwikkelplan (POP): Competentie B1: - Reflecteert kritisch op eerder verworven coachvaardigheden a.d.h.v. de internationale coachcompetenties - De eigen persoon als instrument wordt kritisch in beeld gebracht in termen van kwaliteiten, valkuilen en uitdagingen Competentie B2: - De coachende rol in het beroep is met visie onderbouwd beschreven Competentie B3: - Beschrijft helder hoe in te spelen op ontwikkelingen in de beroepscontext van zorg en welzijn 274

275 - Het POP bevat concrete leeractiviteiten met tijdsplanning en evaluatiemomenten ter verbinding van het leren op de opleiding en het leren in de praktijk 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeling Min. vereist resultaat examinatoren Kennistoets Kennistoets 1 Cijfer 5, Individueel coachplan Verslag 1 Cijfer 5, Persoonlijk ontwikkelplan (POP) Verslag 1 Voldaan/niet voldaan Voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane Stp Weging Tentamenmoment hulpmiddelen Kennistoets - 1 Deelnemers S1: P1 en P2 Deelnemers S2: P3 en P Individueel coachplan 1 Deelnemers S1: P1 15 Deelnemers S2: P Persoonlijk ontwikkelplan (POP) 0 Deelnemers S1: P1 Deelnemers S2: P3 13. Verplichte literatuur - Bolhuis, S. (2001). Leren en veranderen bij volwassenen: een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. (artikel Scholar) - Dungen, A. van den. (2001). Samenwerken is prachtig maar is het ook effectief? Teamdoelmatigheidsmodel. Artikel op Scholar (december 2001). - Hoefsloot, R.F. (2014). Kunstzinnig Dynamisch Coachen. Een methode om creatief en kunstzinnig te werken aan persoonlijke en professionele ontwikkeling. Amsterdam: Uitgeverij Schors. - Lingsma, M. (2012). Aan de slag met teamcoaching. Soest: Nelissen. - Lingsma, M. Bolung, M. & Brabander, R. de. (2010). Werkboek teamcoaching en nu echt aan de slag. Soest: Nelissen. - Ofman, D.D & Ofman D. (2002). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire. (artikel Scholar) - Pol, G.M. van der. (2013). Coachen als professie. Fundamenten voor begeleiding naar heelheid. Amsterdam: Boom/Nelissen - Schultz van Thun, F. (2003). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Vandamme, R. (2009). Gedragspatronen van personen en organisaties. Amsterdam: Pearson Education. (artikel Scholar) - Verhoeven, W. (2003). De dynamiek van coaching. Nelissen Soest. (10 principes: artikel op Scholar) - Artikel: AM@keekadvies.nl: Teamcoaching in het hier en nu tips voor trainers over procesinterventie. (Scholar) - Artikel: Metamagazine.nl. (2003) De META Methode: Introductie NLP; artikel op Scholar - Artikel: Appelo, M. (2010). Waardenloze gesprekken. Socratisch motiveren in de praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Boom (Scholar) 14. Software Scholar 15. Activiteiten De student zet zelfstandig een coachtraject uit en voert deze uit met een coachee in de beroepspraktijk. Daarvoor inventariseert hij eerst zijn vaardigheden en ontwikkelpunten m.b.t. coaching aan de hand van de internationaal vastgestelde coachvaardigheden; deze beschrijft hij in een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). Daarnaast voert de student alles wat hij in de lessen krijgt uit in de praktijk. 16. Werkvormen Interactieve conceptuele lessen Werkcolleges Training Praktijkopdrachten 17. Onderwijsperiode Semester 1 en Maximum aantal deelnemers 1 lesgroep van 24 studenten 275

276 Code en naam minor M_ISS26VT - Coachen van medewerkers in zorg en welzijn Coaching staff in care and welfare Code en naam OWE Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 Coaching staff in care and welfare 2 1. Opleiding Voltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ Beroepstaken Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en GGZagoog. Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 a) Teamcoaching van medewerkers, stagiaires, vrijwilligers en betrokkenen 4. Centrale beroepstaak Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 5. (Beroeps)producten Onderzoek- en adviesplan teamcoaching 6: Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 110 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 200 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 100 Totaal aantal sbu Samenhang met andere OWE s De minor Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bestaat uit 2 OWE s die direct met elkaar in verband staan: Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1: individuele coaching Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2: teamcoaching In het eerste deel van de minor ligt de focus op het methodisch vormgeven van een individueel coachtraject. De student krijgt theorieën aangeboden en leert vaardigheden aan. Deze kunnen vervolgens ook ingezet worden in het 2 e deel van de minor: Teamcoaching. De student onderzoekt dan een leervraag van een team en voert een coachactiviteit uit. 8. Ingangseisen Onderwijs: De student: volgt voltijd onderwijs en heeft bij voorkeur 10 tot 20 uur per week relevant werk/stage in de zorg of welzijnssector; beschikt aantoonbaar op niveau 2 over gespreksvaardigheden en kennis van groepsdynamica; beschikt over elementaire vaardigheden in taak- en procesgerichte coaching en heeft een coaching module/traject op niveau 3 behaald; heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald; heeft de mogelijkheid om een medewerker in de zorg of welzijn te coachen; deze medewerker dient minimaal MBO-niveau te bezitten; heeft de mogelijkheid bij een team in zorg of welzijn een coachvraag te onderzoeken en een coachactiviteit uit te voeren. (Deel)tentamen Onderzoek- en adviesplan teamcoaching Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands (Deel)tentamen Individueel Assessment Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: - Met behulp van videomateriaal wordt aangetoond dat het individuele coachtraject en de teamcoachingsactiviteit zijn uitgevoerd - Verslag waarnemingsposities is goedgekeurd Het reflectieverslag is: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands 276

277 9. Algemene omschrijving In deel 2 van Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bekwaamt de student zich in teamcoaching van medewerkers en betrokkenen (vrijwilligers, mantelzorgers, etc.) in de zorg- en welzijnssector. Door de minor worden kennis en vaardigheden van de hulp- en dienstverlener uitgebreid met specifieke coachvaardigheden. Uitgaande van de actuele ontwikkelingen in zorg en welzijn (Welzijn Nieuwe stijl), wordt in de minor gewerkt met nationale en internationale principes van coaching, het oefenen van gespreksvaardigheden volgens verschillende modellen en theorieën. Daarnaast gaat de student in de praktijk aan de slag met teamcoaching waarbij aan de hand van videomateriaal terugkoppeling plaatsvindt. 10. Competenties Competentie A Coachen van medewerkers 1) Individuele coaching van medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen 2) Teamcoaching van medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers. Competentie B Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 1) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen 2) Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 3) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie C Bijdragen aan de ontwikkeling en profileren van het beroep 1) Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening 2) Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de beroepspraktijk. Competentie D Inzetten van creatieve interventies in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Coachvaardigheden: Competentie A1: - De student neemt in het coachgesprek de leiding - De student volgt de gespreksstructuur (entree t/m exit) - De student neemt een vragende basishouding aan - De student sluit aan bij de coachee - Toont een directe communicatie - De student maakt gebruik van specifieke technieken om verdiepende vragen te stellen - De student communiceert effectief Competentie D: - De student zet effectief creatieve interventies in Deeltentamen Onderzoek en adviesplan teamcoaching: Competentie A2: - Het wordt met vakliteratuur onderbouwd beschreven welke leiderschapsstijl wordt aangenomen bij de teamactiviteit - Het adviesplan voor teamcoaching is methodisch opgezet - In het adviesplan teamcoaching zijn de gemaakte keuzes theoretisch onderbouwd op basis van een analyse van een praktijkonderzoek - Er is onderbouwd beschreven hoe de evaluatie methodisch wordt uitgevoerd Competentie C1: - Het is inzichtelijk beschreven hoe de teamcoaching aansluit bij de actuele maatschappelijke ontwikkelingen m.b.t. zorg en welzijn en het leerbeleid van de organisatie Competentie C2: - In het onderzoek is methodisch gezocht naar de ontwikkelbehoefte van het team - Het antwoord op de vraagstelling is onderbouwd met geschikte onderzoeksbronnen Competentie D: - De keuze van creatieve interventies is onderbouwd met praktijkinzichten en relevante literatuur Deeltentamen Individueel assessment: Competentie A1: - De student toont inzichtelijk aan dat hij in staat is een individueel coachtraject uit te voeren Competentie A2: 277

278 - De student toont inzichtelijk aan dat hij in staat is een teamactiviteit uit te voeren - De wijze van leidinggeven aan het team is onderbouwd aan de hand van vakliteratuur en praktijkinzichten Competentie B1: - De reflectie op de individuele coaching en de teamcoaching worden aan de hand van videomateriaal vorm gegeven Competentie B2: - De visie op de plaats van coachende vaardigheden in de actuele context van zorg en welzijn is in de presentatie onderbouwd gegeven Competentie B3: - Het toekomstbeeld van het eigen beroepsmatig handelen als coachend hulpverlener is gericht op de ontwikkelingen in zorg en welzijn Competentie C1: - Het is duidelijk wat coaching heeft opgeleverd voor het professioneel en beroepsmatig handelen van medewerkers (team- en individuele coaching) Competentie D: - Het is onderbouwd aan de hand van literatuur en praktijkinzichten welke meerwaarde het inzetten van creatieve interventies heeft 12. Tentaminering Code SIS Deeltentamens Toetsvorm Aantal examinatoren Beoord eling Min. Vereist resultaat Coachvaardigheden Verslag 1 Cijfer Onderzoek en adviesplan Verslag 1 Cijfer 5,50 teamcoaching Individueel assessment Presentatie 2 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Coachvaardigheden - 1 Deelnemers S1: P2 Deelnemers S2: P Onderzoek en adviesplan 1 Deelnemers S1: P2 teamcoaching Deelnemers S2: P Individueel assessment 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Bolhuis, S. (2001). Leren en veranderen bij volwassenen: een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. (artikel Scholar) - Dungen, A. van den. (2001). Samenwerken is prachtig maar is het ook effectief? Teamdoelmatigheidsmodel. Artikel op Scholar (december 2001). - Hoefsloot, R.F. (2014). Kunstzinnig Dynamisch Coachen. Een methode om creatief en kunstzinnig te werken aan persoonlijke en professionele ontwikkeling. Amsterdam: Uitgeverij Schors. - Lingsma, M. (2012). Aan de slag met teamcoaching. Soest: Nelissen. - Lingsma, M. Bolung, M. & Brabander, R. de. (2010). Werkboek teamcoaching en nu echt aan de slag. Soest: Nelissen. - Ofman, D.D & Ofman D. (2002). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire. (artikel Scholar) - Pol, G.M. van der. (2013). Coachen als professie. Fundamenten voor begeleiding naar heelheid. Amsterdam: Boom/Nelissen - Schultz van Thun, F. (2003). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Vandamme, R. (2009). Gedragspatronen van personen en organisaties. Amsterdam: Pearson Education. (artikel Scholar) - Verhoeven, W. (2003). De dynamiek van coaching. Nelissen Soest. (10 principes: artikel op Scholar) - Artikel: AM@keekadvies.nl: Teamcoaching in het hier en nu tips voor trainers over procesinterventie. (Scholar) - Artikel: Metamagazine.nl. (2003). De META Methode: Introductie NLP; artikel op Scholar - Artikel: Appelo, M. (2010). Waardenloze gesprekken. Socratisch motiveren in de praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Boom (Scholar) 14. Software Scholar 15. Activiteiten De student laat zijn coachvaardigheden zien in een coachgesprek dat hij voert met een student die hij gedurende de minor gecoacht heeft. Daarnaast ontwikkelt de student een plan voor teamcoaching a.d.h.v. een relevante coachvraag van een team. Een deel van dit plan voert hij uit in de praktijk. De 278

279 student besluit de minor met een individueel assessment waarin hij zijn ontwikkeling laat zien. 16. Werkvormen - Interactieve colleges - Werkcolleges - Training - Praktijkopdrachten 17. Onderwijsperiode Semester 1 en Maximum aantal 1 lesgroep van 24 studenten deelnemers 5.14 Coachen van medewerkers in zorg en welzijn (deeltijd) (M_ISS26DT) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten Coachen van medewerkers in zorg en M_ISS26DT - Coachen van medewerkers in welzijn 1 15 zorg en welzijn (deeltijd/duaal) Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 15 Code en naam minor M_ISS26DT - Coachen van medewerkers in zorg en welzijn Coaching staff in care and welfare Code en naam OWE Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 / Coaching staff in care and welfare 1 1. Opleiding Duaal/deeltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. 2. Doelgroep Deeltijd/duaal, niveau 3 3. Beroepstaak/ Beroepstaken Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en GGZ-agoog. Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 a) Individuele coaching van medewerkers, stagiaires, vrijwilligers en betrokkenen 4. Centrale beroepstaak Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1 5. (Beroeps)producten Individueel coachplan 6. Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 65 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 145 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 210 Totaal aantal sbu Samenhang met andere OWE s De minor Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bestaat uit 2 OWE s die direct met elkaar in verband staan: Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1: individuele coaching Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2: teamcoaching In het eerste deel van de minor ligt de focus op het methodisch vormgeven van een individueel coachtraject. De student krijgt theorieën aangeboden en leert vaardigheden aan. Deze kunnen vervolgens ook ingezet worden in het 2 e deel van de minor: Teamcoaching. De student onderzoekt dan een leervraag van een team en voert een coachactiviteit uit. 8. Ingangseisen Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie paragraaf 4.4). De student: - volgt deeltijd/duaal onderwijs en heeft minimaal 20 uur per week relevant werk in de zorg of welzijnssector; - beschikt aantoonbaar op niveau 2 over gespreksvaardigheden en kennis van groepsdynamica; - beschikt over elementaire vaardigheden in taak- en procesgerichte begeleiding; - heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald; - heeft de mogelijkheid om een medewerker in de zorg of welzijn te coachen; deze medewerker dient minimaal MBO-niveau te bezitten. 279

280 (Deel)tentamens Individueel coachplan en Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) : Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands 9. Algemene omschrijving In deel 1 van Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bekwaamt de student zich in individuele coaching van medewerkers en betrokkenen (vrijwilligers, mantelzorgers, etc.) in de zorg- en welzijnssector. Door de minor worden kennis en vaardigheden van de hulp- en dienstverlener uitgebreid met specifieke coachvaardigheden met betrekking tot individuele coaching. Uitgaande van de actuele ontwikkelingen in zorg en welzijn (Welzijn Nieuwe stijl), wordt in de minor gewerkt met nationale en internationale principes van coaching, het oefenen van gespreksvaardigheden volgens verschillende modellen en theorieën. Daarnaast gaat de student in de praktijk aan de slag met individuele coaching waarbij aan de hand van videomateriaal terugkoppeling plaatsvindt. 10. Competenties Competentie A Coachen van medewerkers 1) Individuele coaching van medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen 2) Teamcoaching van medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers. Competentie B Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 1) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen 2) Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 3) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie C Bijdragen aan de ontwikkeling en profileren van het beroep 1) Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening 2) Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de beroepspraktijk. Competentie D Inzetten van creatieve interventies in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Kennistoets: Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie A1, A2: In de kennistoets worden de volgende kennisdomeinen getoetst: - Psychologie: Kennis m.b.t. psychologische achtergronden van gedrag, communicatie, groepsdynamica, veranderkunde, e.d. - Organisatiekunde: teameffectiviteitsmodel, concept van de lerende organisatie. - Pedagogiek: het concept van (ervarings)leren, de empirische cyclus en de didactiek van leren. - Sociologie: ontwikkelingen naar verdere intensivering van eisen aan het individu in de veranderende maatschappij (eigen verantwoordelijkheid, zelfregulering, ondernemen, innoveren, e.d.) en teams in de veranderende organisatie (zelfsturing en -organisatie). Deeltentamen Individueel coachplan: Competentie A1: - Uit de beschrijving van het coachplan blijkt dat de student inzicht heeft in het veranderproces dat de coachee voorstaat - Uit de beschrijving van het coachplan blijkt een systematische en planmatige aanpak - In het coachplan is helder beschreven hoe er rekening gehouden wordt met de leerstijl of leervoorkeur van de coachee - De gemaakte keuzes voor het coachtraject zijn onderbouwd met een analyse van het gevoerde oriëntatiegesprek en theorie Competentie C1: - In het coachplan staat inzichtelijk beschreven hoe ingestoken wordt op maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen die invloed hebben op de betreffende organisatie Competentie D: 280

281 - Het gebruik van creatieve interventies is onderbouwd met literatuur beschreven Deeltentamen Persoonlijk Ontwikkelplan (POP): Competentie B1: - Reflecteert kritisch op eerder verworven coachvaardigheden a.d.h.v. de internationale coachcompetenties - De eigen persoon als instrument wordt kritisch in beeld gebracht in termen van kwaliteiten, valkuilen en uitdagingen Competentie B2: - De coachende rol in het beroep is met visie onderbouwd beschreven Competentie B3: - Beschrijft helder hoe in te spelen op ontwikkelingen in de beroepscontext van zorg en welzijn - Het POP bevat concrete leeractiviteiten met tijdsplanning en evaluatiemomenten ter verbinding van het leren op de opleiding en het leren in de praktijk 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordelin examinatoren g Kennistoets Kennistoets 1 Cijfer 5, Individueel coachplan Verslag 1 Cijfer 5, Persoonlijk ontwikkelplan Verslag 1 Voldaan/ni Voldaan (POP) et voldaan Code Naam (deel)tentamen Toegestane St Weging Tentamenmoment hulpmiddelen p Kennistoets Geen 1 Deelnemers S1: P1 en P2 Deelnemers S2: P3 en P Individueel coachplan 1 Deelnemers S1: P1 15 Deelnemers S2: P Persoonlijk ontwikkelplan (POP) 0 Deelnemers S1: P1 Deelnemers S2: P3 Min. vereist resultaat 13. Verplichte literatuur - Bolhuis, S. (2001). Leren en veranderen bij volwassenen: een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. (artikel Scholar) - Dungen, A. van den. (2001). Samenwerken is prachtig maar is het ook effectief? Teamdoelmatigheidsmodel. Artikel op Scholar (december 2001). - Hoefsloot, R.F. (2014). Kunstzinnig Dynamisch Coachen. Een methode om creatief en kunstzinnig te werken aan persoonlijke en professionele ontwikkeling. Amsterdam: Uitgeverij Schors. - Lingsma, M. (2012). Aan de slag met teamcoaching. Soest: Nelissen. - Lingsma, M. Bolung, M. & Brabander, R. de. (2010). Werkboek teamcoaching en nu echt aan de slag. Soest: Nelissen. - Ofman, D.D & Ofman D. (2002). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire. (artikel Scholar) - Pol, G.M. van der. (2013). Coachen als professie. Fundamenten voor begeleiding naar heelheid. Amsterdam: Boom/Nelissen - Schultz van Thun, F. (2003). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Vandamme, R. (2009). Gedragspatronen van personen en organisaties. Amsterdam: Pearson Education. (artikel Scholar) - Verhoeven, W. (2003). De dynamiek van coaching. Nelissen Soest. (10 principes: artikel op Scholar) - Artikel: AM@keekadvies.nl: Teamcoaching in het hier en nu tips voor trainers over procesinterventie. (Scholar) - Artikel: Metamagazine.nl. (2003). De META Methode: Introductie NLP; artikel op Scholar - Artikel: Appelo, M. (2010). Waardenloze gesprekken. Socratisch motiveren in de praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Boom (Scholar) 14. Software Scholar 15. Activiteiten De student zet zelfstandig een coachtraject uit en voert deze uit met een coachee in de beroepspraktijk. Daarvoor inventariseert hij eerst zijn vaardigheden en ontwikkelpunten m.b.t. coaching aan de hand van de internationaal vastgestelde coachvaardigheden; deze 281

282 beschrijft hij in een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). Daarnaast voert de student alles wat hij in de lessen krijgt uit in de praktijk. 16. Werkvormen - Interactieve conceptuele lessen - Werkcolleges - Training - Praktijkopdrachten 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 1 lesgroep van 24 studenten Code en naam minor M_ISS26DT - Coachen van medewerkers in zorg en welzijn Coaching employees in care and welfare Code en naam OWE Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 Coaching employees in care and welfare 2 1. Opleiding Duaal/deeltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg en GGZagoog. 2. Doelgroep Deeltijd/duaal, niveau 3 3. Beroepstaak/ Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 Beroepstaken 4. Centrale beroepstaak Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2 5. (Beroeps)producten Onderzoek- en adviesplan teamcoaching 6. Studiepunten, studielast 15 stp / 420 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 65 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 145 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 210 Totaal aantal sbu Samenhang met andere OWE s De minor Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bestaat uit 2 OWE s die direct met elkaar in verband staan: Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 1: individuele coaching Coachen van medewerkers in zorg en welzijn 2: teamcoaching In het eerste deel van de minor ligt de focus op het methodisch vormgeven van een individueel coachtraject. De student krijgt theorieën aangeboden en leert vaardigheden aan. Deze kunnen vervolgens ook ingezet worden in het 2 e deel van de minor: Teamcoaching. De student onderzoekt dan een leervraag van een team en voert een coachactiviteit uit. 8. Ingangseisen Onderwijs: Er moet voldaan zijn aan de eisen van de praktijkplek (zie paragraaf 4.4). De student: - volgt deeltijd/duaal onderwijs en heeft minimaal 20 uur per week relevant werk in de zorg of welzijnssector; - beschikt aantoonbaar op niveau 2 over gespreksvaardigheden en kennis van groepsdynamica; - beschikt over elementaire vaardigheden in taak- en procesgerichte begeleiding; - heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald; - heeft de mogelijkheid om een medewerker in de zorg of welzijn te coachen; deze medewerker dient minimaal MBO-niveau te bezitten (Deel)tentamen Onderzoek- en adviesplan teamcoaching Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands (Deel)tentamen Individueel Assessment Er moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: 282

283 - Met behulp van videomateriaal wordt aangetoond dat het individuele coachtraject en de teamcoachingsactiviteit zijn uitgevoerd - Verslag waarnemingsposities is goedgekeurd - Het reflectieverslag is: - Ingeleverd in de DIB en Ephorus - Voldoet aan de richtlijnen in de handleiding - Correcte bronverwijzing - Correct Nederlands 9. Algemene omschrijving In deel 2 van Coachen van medewerkers in zorg en welzijn bekwaamt de student zich in teamcoaching van medewerkers en betrokkenen (vrijwilligers, mantelzorgers, etc.) in de zorg- en welzijnssector. Door de minor worden kennis en vaardigheden van de hulp- en dienstverlener uitgebreid met specifieke coachvaardigheden. Uitgaande van de actuele ontwikkelingen in zorg en welzijn (Welzijn Nieuwe stijl), wordt in de minor gewerkt met nationale en internationale principes van coaching, het oefenen van gespreksvaardigheden volgens verschillende modellen en theorieën. Daarnaast gaat de student in de praktijk aan de slag met teamcoaching waarbij aan de hand van videomateriaal terugkoppeling plaatsvindt. 10. Competenties Competentie A Coachen van medewerkers 1) Individuele coaching van medewerkers, vrijwilligers. stagiaires en/of leerlingen 2) Teamcoaching van medewerkers, stagiaires, leerlingen en/of vrijwilligers. Competentie B Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 1) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen 2) Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 3) De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen in het beroep. Competentie C Bijdragen aan de ontwikkeling en profileren van het beroep 1) Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening 2) Praktijkgericht onderzoek verrichten gericht op de ontwikkeling van methoden technieken en/of middelen voor de beroepspraktijk. Competentie D Inzetten van creatieve interventies in de beroepsuitoefening 11. Beoordelingscriteria Deeltentamen Coachvaardigheden: Competentie A1: - De student neemt in het coachgesprek de leiding - De student volgt de gespreksstructuur (entree t/m exit) - De student neemt een vragende basishouding aan - De student sluit aan bij de coachee - Toont een directe communicatie - De student maakt gebruik van specifieke technieken om verdiepende vragen te stellen - De student communiceert effectief Competentie D: - De student zet effectief creatieve interventies in Deeltentamen Onderzoek en adviesplan teamcoaching: Competentie A2: - Het wordt met vakliteratuur onderbouwd beschreven welke leiderschapsstijl wordt aangenomen bij de teamactiviteit - Het adviesplan voor teamcoaching is methodisch opgezet - In het adviesplan teamcoaching zijn de gemaakte keuzes theoretisch onderbouwd op basis van een analyse van een praktijkonderzoek - Er is onderbouwd beschreven hoe de evaluatie methodisch wordt uitgevoerd Competentie C1: - Het is inzichtelijk beschreven hoe de teamcoaching aansluit bij de actuele maatschappelijke ontwikkelingen m.b.t. zorg en welzijn en het leerbeleid van de organisatie Competentie C2: - In het onderzoek is methodisch gezocht naar de ontwikkelbehoefte van het team - Het antwoord op de vraagstelling is onderbouwd met geschikte onderzoeksbronnen Competentie D: 283

284 - De keuze van creatieve interventies is onderbouwd met praktijkinzichten en relevante literatuur Deeltentamen Individueel assessment: Competentie A1: - De student toont inzichtelijk aan dat hij in staat is een individueel coachtraject uit te voeren Competentie A2: - De student toont inzichtelijk aan dat hij in staat is een teamactiviteit uit te voeren - De wijze van leidinggeven aan het team is onderbouwd aan de hand van vakliteratuur en praktijkinzichten Competentie B1: - De reflectie op de individuele coaching en de teamcoaching worden aan de hand van videomateriaal vorm gegeven Competentie B2: - De visie op de plaats van coachende vaardigheden in de actuele context van zorg en welzijn is in de presentatie onderbouwd gegeven Competentie B3: - Het toekomstbeeld van het eigen beroepsmatig handelen als coachend hulpverlener is gericht op de ontwikkelingen in zorg en welzijn Competentie C1: - Het is duidelijk wat coaching heeft opgeleverd voor het professioneel en beroepsmatig handelen van medewerkers (team- en individuele coaching) Competentie D: - Het is onderbouwd aan de hand van literatuur en praktijkinzichten welke meerwaarde het inzetten van creatieve interventies heeft 12. Tentaminering Code SIS Deeltentamens Toetsvorm Aantal examinatoren Beoord eling Min. Vereist resultaat Coachvaardigheden Verslag 1 Cijfer Onderzoek en adviesplan Verslag 1 Cijfer 5,50 teamcoaching Individueel assessment Presentatie 2 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane Stp Weging Tentamenmoment hulpmiddelen Coachvaardigheden Geen 1 Deelnemers S1: P2 Deelnemers S2: P Onderzoek en adviesplan 1 Deelnemers S1: P2 15 teamcoaching Deelnemers S2: P Individueel assessment 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Bolhuis, S. (2001). Leren en veranderen bij volwassenen: een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. (artikel Scholar) - Dungen, A. van den. (2001). Samenwerken is prachtig maar is het ook effectief? Teamdoelmatigheidsmodel. Artikel op Scholar (december 2001). - Hoefsloot, R.F. (2014). Kunstzinnig Dynamisch Coachen. Een methode om creatief en kunstzinnig te werken aan persoonlijke en professionele ontwikkeling. Amsterdam: Uitgeverij Schors. - Lingsma, M. (2012). Aan de slag met teamcoaching. Soest: Nelissen. - Lingsma, M. Bolung, M. & Brabander, R. de. (2010). Werkboek teamcoaching en nu echt aan de slag. Soest: Nelissen. - Ofman, D.D & Ofman D. (2002). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire. (artikel Scholar) - Pol, G.M. van der. (2013). Coachen als professie. Fundamenten voor begeleiding naar heelheid. Amsterdam: Boom/Nelissen - Schultz van Thun, F. (2003). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. - Vandamme, R. (2009). Gedragspatronen van personen en organisaties. Amsterdam: Pearson Education. (artikel Scholar) - Verhoeven, W. (2003). De dynamiek van coaching. Nelissen Soest. (10 principes: artikel op Scholar) - Artikel: AM@keekadvies.nl: Teamcoaching in het hier en nu tips voor trainers over procesinterventie. (Scholar) 284

285 - Artikel: Metamagazine.nl. (2003). De META Methode: Introductie NLP; artikel op Scholar - Artikel: Appelo, M. (2010). Waardenloze gesprekken. Socratisch motiveren in de praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Boom (Scholar) 14. Software Scholar 15. Activiteiten De student laat zijn coachvaardigheden zien in een coachgesprek dat hij voert met een student die hij gedurende de minor gecoacht heeft. Daarnaast ontwikkelt de student een plan voor teamcoaching a.d.h.v. een relevante coachvraag van een team. Een deel van dit plan voert hij uit in de praktijk. De student besluit de minor met een individueel assessment waarin hij zijn ontwikkeling laat zien. 16. Werkvormen Interactieve colleges Werkcolleges Training Praktijkopdrachten 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 1 lesgroep van 24 studenten 285

286 5.15 Coachen von Mitarbeitern in der Sozialen Arbeit (Teilzeit) (M_ISS26TZ) Code, Name des Minors und durchführender Studiengang M_ISS26TZ - Coachen von Mitarbeitern in der sozialen Arbeit (SPH) Unterrichtseinheiten Minor Coachen von Mitarbeitern in der sozialen Arbeit 1 Coachen von Mitarbeitern in der sozialen Arbeit 2 Studienpunkt e Code und Name des Minors Code und Name der UE M_ISS26TZ - Coachen von Mitarbeitern in der sozialen Arbeit Coaching staff in care and welfare Coachen von Mitarbeitern in der sozialen Arbeit 1 / Coaching staff in care and welfare 1 1. Studiengang Dual-/Teilzeit-Studenten des Studiengangs GGM und Studenten, die außerhalb der HAN ein Studium absolvieren, das auf den Bereich Pflege und Fürsorge gerichtet ist. Der Student befindet sich in der Abschlussphase seines Studiums und erfüllt die Zulassungsvoraussetzungen. 2. Zielgruppe Teilzeit/dual, Niveau 3 3. Berufsaufgabe/ Berufsaufgaben Coachen von Mitarbeitern im Bereich Pflege und Fürsorge 1 Einzelcoaching von Mitarbeitern, Praktikanten, ehrenamtlichen Helfern und Beteiligten 4. Zentrale Berufsaufgabe Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 1 5. (Berufs-)Produkte Persönlicher Entwicklungsplan, Individueller Coachingplan 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7. Zusammenhang mit anderen UE 8. Zulassungsvoraussetzungen 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 65 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 145 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210 Gesamtzahl der SBS 420 Der Minor Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit setzt sich aus zwei UE zusammen, die direkt zusammenhängen: Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 1: Einzelcoaching Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 2: Teamcoaching Im ersten Teil des Minors liegt der Schwerpunkt auf der methodischen Gestaltung eines Einzelcoachingprogramms. Der Student bekommt Theorien angeboten und erwirbt Fertigkeiten. Diese können anschließend auch im 2. e Teil des Minors eingesetzt werden: Teamcoaching. Der Student untersucht dann eine Lernfrage eines Teams und führt eine Coaching Aktivität durch. Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). Der Student: - nimmt am Teilzeit-/dualen Unterricht teil und leistet mindestens 20 Stunden relevante Arbeit pro Woche im Bereich der Pflege oder Fürsorge - verfügt nachweislich über Gesprächsfertigkeiten und Kenntnisse der Gruppendynamik auf Niveau 2 - verfügt über Grundfertigkeiten der aufgaben- und prozessorientierten Begleitung - hat Niveau 2 des Majors komplett abgeschlossen und hat von Niveau 3 mindestens 30 Studienpunkte erreicht - hat die Möglichkeit, einen Mitarbeiter im Bereich Pflege oder Fürsorge zu coachen; dieser Mitarbeiter muss mindestens eine weiterführende Berufsausbildung absolviert haben. (Teil-)Prüfungen 'Individueller Coachingplan' und 'Persönlicher Entwicklungsplan (PEP)': Folgende Zulässigkeitsanforderungen müssen erfüllt sein: - in den DAO und in Ephorus hochgeladen - erfüllt die Richtlinien im Leitfaden 286

287 - korrekte Quellenangaben - korrektes Deutsch 9. Allgemeine Beschreibung Im 1. Teil von Coachen von Mitarbeitern im Bereich Pflege und Fürsorge entwickelt der Student Kompetenzen im Einzelcoaching von Mitarbeitern und Beteiligten (ehrenamtlichen Helfern, freiwilligen Mitarbeitern, usw.) im Bereich der Pflege und Fürsorge. Durch den Minor werden Kenntnisse und Fertigkeiten des Sozial- und Dienstleisters um spezifische Coachingfertigkeiten im Einzelcoaching erweitert. Ausgehend von den aktuellen Entwicklungen im Bereich Pflege und Fürsorge (Soziale Arbeit im neuen Stil) wird im Minor mit nationalen und internationalen Prinzipien des Coachings gearbeitet und werden Gesprächsfertigkeiten nach verschiedenen Modellen und Theorien geübt. Daneben beschäftigt sich der Student in der Praxis mit dem Einzelcoaching, bei dem er anhand von Videomaterial Feedback erhält. 10. Kompetenzen Kompetenz A Coachen von Mitarbeitern 1) Einzelcoaching von Mitarbeitern, ehrenamtlichen Helfern, Praktikanten und/oder Schülern leiten 2) Teamcoaching von Mitarbeitern, Praktikanten, Schülern und/oder ehrenamtlichen Helfern leiten Kompetenz B Weiterentwicklung der eigenen Professionalität 1) Die eigene Professionalität durch die Reflexion über das eigene berufliche Handeln dauerhaft entwickeln 2) Eine Berufsvision entwickeln und pflegen 3) Die eigene Professionalität durch die Antizipation auf neue Entwicklungen im Beruf dauerhaft entwickeln Kompetenz C Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs 1) Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs und der Berufspraxis leisten Kompetenz D Einsatz kreativer Interventionen bei der Ausübung des Berufs 11. Beurteilungskriterien Teilprüfung Klausur: In der Klausur wird der kognitive Aspekt der folgenden Kompetenz geprüft: Kompetenz A1, A2: In der Klausur werden die folgenden Wissensbereiche geprüft: - Psychologie: Kenntnisse zu psychologischen Hintergründen des Verhaltens, Kommunikation, Gruppendynamik, u. ä. - Organisationslehre: Teameffektivitätsmodell, Konzept der lernenden Organisation. - Pädagogik: das Konzept des (Erfahrungs-)Lernens, der empirische Zyklus und die Didaktik des Lehrens. - Soziologie: Entwicklungen in Richtung einer weiteren Zunahme der Anforderungen an das Individuum in einer sich ändernden Gesellschaft (Eigenverantwortung, Selbstregulierung, unternehmen, innovieren, u. ä.) und Teams in der veränderten Organisation (Eigenverantwortung und - organisation). Teilprüfung Individueller Coachingplan: Kompetenz A1: - Aus der Beschreibung des Coachingsplans geht hervor, dass der Student den Veränderungsprozess, der dem Coachee bevorsteht verstanden hat - Aus der Beschreibung des Coachingsplans geht hervor, dass eine systematische und planmäßige Vorgehensweise gehandhabt wird - Im Coachingplan wird deutlich beschrieben, wie der Lernstil oder die Lernvorlieben des Coachees berücksichtigt werden - Die für den Coachingsprozes getroffenen Entscheidungen werden mit einer Analyse des geführten Orientierungsgesprächs und Theorie untermauert Kompetenz C1: - Im Coachingsplan wird verständlich beschrieben, wie auf gesellschaftliche und berufliche Entwicklungen eingegangen wird, die Einfluss auf die betreffende Organisation haben Kompetenz D: - Der Einsatz kreativer Interventionen wird mit Literatur untermauert beschrieben Teilprüfung Persönlicher Entwicklungsplan (PEP): Kompetenz B1: 287

288 - Reflektiert methodisch zuvor erworbene Coachingfertigkeiten anhand der internationalen Coachingkompetenzen - Die eigene Person als Instrument wird kritisch anhand von Qualitäten, Lernpunkten und Herausforderungen dargestellt Kompetenz B2: - Die coachende Rolle im Beruf wird mit einer Vision begründet beschrieben Kompetenz B3: - Beschreibt deutlich, wie auf Entwicklungen im Berufskontext der Sozialen Arbeit eingegangen wird - Der PEP beinhaltet konkrete Lernaktivitäten mit Zeitplan und Evaluationsmomenten zur Verbesserung des Lernens im Studium und des Lernens in der Praxis 12. Prüfungsabnahme Code Name der (Teil-)Prüfung Prüfungsform Anzahl der Prüfer Beurteilu ng Min. erforderliches Ergebnis Klausur Klausur 1 Note 5, Individueller Bericht 1 Note 5,50 Coachingplan Persönlicher Entwicklungsplan Bestanden Code Name der (Teil-)Prüfung Erlaubte Hilfsmittel Klausur Kein Individuellen Coachingplan entwickeln und ausführen Persönlicher Entwicklungsplan Bericht 1 Bestande n / nicht Bestande n Stp Gewichtung Prüfungszeitpunkt 15 1 Teilnehmer S1: P1 und P2 Teilnehmer S2: P3 und P4 1 Teilnehmer S1: P1 Teilnehmer S2: P3 0 Teilnehmer S1: P1 Teilnehmer S2: P3 13. Pflichtliteratur - Alf-Jährig, R. & Hanke, T. & Preuss-Scheuerle, B. (2007) Teamcoaching. Konzeption, Methoden und Praxisbeispiele für den Teamcoach Bonn: Manager Seminare Verlag - Radatz, S., (2010). Einführung in das systemische Coaching. Heidelberg: Carl Auer-System-Verlag - Weber, C. & Preuss, A. (2006) Potenzialorientiertes Coaching. Ein Praxishandbuch (Leben Lernen 192). Stuttgart: Klett Cotta - Schmidt, T. (2013) Real Life Training. Bonn: Manager Seminare Verlag - Habertleitner, E. (2007) Führen, Fördern, Coachen. München: Piper 14. Software Scholar 15. Aktivitäten Der Student plant selbstständig eine Coachingstrajekt und führt diese mit einem Coachee in seiner eigenen Berufspraxis durch. Dazu inventarisiert er zunächst seine Fertigkeiten und Entwicklungspotenziale hinsichtlich des Coachings anhand der international festgelegten Coachingfertigkeiten; diese beschreibt er in einem Persönlichen Entwicklungsplan (PEP). Zudem setzt der Student alle Kenntnisse und Fertigkeiten, die er im Unterricht erworben hat, in der Praxis ein. 288

289 16. Arbeitsformen - Interaktiver konzeptueller Unterricht - Seminare - Schulung - Praxisaufträge 17. Unterrichtszeitraum Semester 1 und Semester Höchstanzahl der Teilnehmer 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten Code und Name des Minors Code und Name der UE M_ISS26TZ - Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit / Coaching employees in care and welfare Coachen von Mitarbeitern und ehrenamtlichen Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 2 / Coaching employees in care and welfare 2 1. Studiengang Dual-/Teilzeit-Studenten des Studiengangs GGM und Studenten, die außerhalb der HAN ein Studium absolvieren, das auf den Bereich sozialer Arbeit gerichtet ist. Der Student befindet sich in der Abschlussphase seines Studiums und erfüllt die Zulassungsvoraussetzungen. 2. Zielgruppe Teilzeit/dual, Niveau 3 3. Berufsaufgabe/ Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Berufsaufgaben Arbeit 2 4. Zentrale Berufsaufgabe Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 2 5. (Berufs-)Produkte Untersuchung und Beratungsplan Teamcoaching 6: Studienpunkte, Studienbelastung und Unterrichtsstunden 7. Zusammenhang mit anderen UE 8. Zulassungsvoraussetzungen 15 STP / 420 SBS Anzahl SBS Geplante Kontaktzeiten, in denen der (Gast-) Dozent physisch 65 anwesend ist in SBS: Geplante individuelle Arbeitszeit und Gruppenarbeitszeit und 145 andere Arbeitsformen in SBS: Geplante Praktikumszeit in SBS 210 Gesamtzahl der SBS 420 Der Minor Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit setzt sich aus zwei UE zusammen, die direkt zusammenhängen: Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 1: Einzelcoaching Coachen von Mitarbeitern und engagierte Helfern im Bereich der sozialen Arbeit 2: Teamcoaching Im ersten Teil des Minors liegt der Schwerpunkt auf der methodischen Gestaltung eines Einzelcoachingprogramms. Der Student bekommt Theorien angeboten und erwirbt Fertigkeiten. Diese können anschließend auch im 2. e Teil des Minors eingesetzt werden: Teamcoaching. Der Student untersucht dann eine Lernfrage eines Teams und führt eine Coachingaktivität durch. Unterricht: Die Anforderungen des Praxisstandorts müssen erfüllt sein (siehe Abschnitt 4.4). Der Student: - nimmt am Teilzeit-/dualen Unterricht teil und leistet mindestens 20 Stunden relevante Arbeit pro Woche im Bereich der Pflege oder Fürsorge - verfügt nachweislich über Gesprächsfertigkeiten und Kenntnisse der Gruppendynamik auf Niveau 2 - verfügt über Grundfertigkeiten der aufgaben- und prozessorientierten Begleitung - hat Niveau 2 des Majors komplett abgeschlossen und hat von Niveau 3 mindestens 30 Studienpunkte erreicht - hat die Möglichkeit, einen Mitarbeiter im Bereich Pflege oder Fürsorge zu coachen; dieser Mitarbeiter muss mindestens eine weiterführende Berufsausbildung absolviert haben. (Teil-)Prüfung 'Coachingfertigkeiten, Untersuchung und Beratungsplan Teamcoaching' und 'Einzelassessment': Folgende Zulässigkeitsanforderungen müssen erfüllt sein: (Teil-)Prüfung 'Untersuchung und Beratungsplan Teamcoaching' Folgende Zulässigkeitsanforderungen müssen erfüllt sein: - in den DAO und in Ephorus hochgeladen - erfüllt die Richtlinien im Leitfaden - korrekte Quellenangaben 289

290 - korrektes Deutsch (Teil-)Prüfung 'Einzelassessment' Folgende Zulässigkeitsanforderungen müssen erfüllt sein: - mit Hilfe von Videomaterial wird nachgewiesen, dass das Einzelcoachingprogramm und die Teamcoachingaktivität stattgefunden haben - der Bericht Wahrnehmungspositionen wurde genehmigt Der Reflexionsbericht ist: - in den DAO und in Ephorus hochgeladen - erfüllt die Richtlinien im Leitfaden - korrekte Quellenangaben - korrektes Deutsch 9. Allgemeine Beschreibung Im 2. Teil von Coachen von Mitarbeitern im Bereich Pflege und Fürsorge entwickelt der Student Kompetenzen im Teamcoaching von Mitarbeitern und Beteiligten (ehrenamtlichen Helfern, freiwilligen Mitarbeitern, usw.) im Bereich der Pflege und Fürsorge. Durch den Minor werden Kenntnisse und Fertigkeiten des Sozialhelfers und Dienstleisters um spezifische Coachingfertigkeiten erweitert. Ausgehend von den aktuellen Entwicklungen im Bereich Pflege und Fürsorge (Soziale Arbeit im neuen Stil) wird im Minor mit nationalen und internationalen Prinzipien des Coachings gearbeitet und werden Gesprächsfertigkeiten nach verschiedenen Modellen und Theorien geübt. Daneben beschäftigt sich der Student in der Praxis mit dem Teamcoaching, bei dem er anhand von Videomaterial Feedback erhält. 10. Kompetenzen Kompetenz A Coachen von Mitarbeitern 1) Einzelcoaching von Mitarbeitern, ehrenamtlichen Helfern, Praktikanten und/oder Schülern leiten 2) Teamcoaching von Mitarbeitern, Praktikanten, Schülern und/oder ehrenamtlichen Helfern leiten Kompetenz B Weiterentwicklung der eigenen Professionalität 1) Die eigene Professionalität durch die Reflexion über das eigene berufliche Handeln dauerhaft entwickeln 2) Eine Berufsvision entwickeln und pflegen 3) Die eigene Professionalität durch die Antizipation auf neue Entwicklungen im Beruf dauerhaft entwickeln Kompetenz C Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs 3) Einen Beitrag zur Entwicklung und Profilierung des Berufs und der Berufspraxis leisten 4) Eine praxisorientierte Studie über die Entwicklung der Methoden, Techniken und/oder Mittel für die Berufspraxis durchführen Kompetenz D Einsatz kreativer Interventionen bei der Ausübung des Berufs 11. Beurteilungskriterien Teilprüfung Coachingfertigkeiten: Kompetenz A1: - Der Student übernimmt im Coachinggespräch die Führung - Der Student hält sich an die Gesprächsstruktur (Beginn bis Abschluss) - Der Student nimmt eine fragende Grundhaltung ein - Der Student passt sich an den Coachee an - Kommuniziert direkt - Der Student setzt spezifische Techniken ein, um vertiefende Fragen zu stellen - Der Student kommuniziert effektiv Kompetenz D: - Der Student setzt kreative Interventionen ein Teilprüfung Untersuchung und Beratungsplan Teamcoaching: Kompetenz A2: - Es wird mit Fachliteratur begründet beschrieben, welcher Führungsstil bei der Teamaktivität angewendet wird - Der Beratungsplan für das Teamcoaching ist methodisch strukturiert - Im Beratungsplan Teamcoaching wurden die getroffenen Entscheidungen anhand einer Analyse einer Praxisuntersuchung theoretisch untermauert - Es wird begründet beschrieben, wie die Auswertung methodisch durchgeführt wird Kompetenz C1: 290

291 12. Prüfungsabnahme SIS- Code - Es wurde verständlich beschrieben, wie das Teamcoaching an die aktuellen gesellschaftlichen Entwicklungen im Bereich sozialer Arbeit und die Lehrpolitik der Organisation anknüpft Kompetenz C2: - In der Untersuchung wurde methodisch nach dem Entwicklungsbedarf des Teams gesucht - Die Antwort auf die Fragestellung wird durch geeignete Studienquellen untermauert Kompetenz D: - Die Auswahl der kreativen Interventionen wird mit Erkenntnissen aus der Praxis und relevanter Literatur untermauert Teilprüfung Einzelassessment: Kompetenz A1: - Der Student weist nach, dass er dazu in der Lage ist, eine individuelle Coachingstrecke durchzuführen Kompetenz A2: - Der Student weist nach, dass er dazu in der Lage ist, eine Teamaktivität durchzuführen - Die Art und Weise, wie das Team geleitet wird, wird anhand von Literatur und Erkenntnissen aus der Praxis untermauert Kompetenz B1: - Die Reflexion des Einzel - und Teamcoachings erfolgt anhand von Videomaterial Kompetenz B2: - Die Vision des Stellenwerts der Coachingfertigkeiten im aktuellen Kontext der sozialer Arbeit wird in der Präsentation begründet dargestellt Kompetenz B3: - Das Zukunftsbild des eigenen beruflichen Handelns als coachender Sozialhelfer orientiert sich an den Entwicklungen im Bereich sozialer Arbeit Kompetenz C1: - Es wird deutlich, welchen Beitrag das Coaching für das professionelle und berufliche Handeln von Mitarbeitern (Team- und Einzelcoaching) geleistet hat Kompetenz D: - Es wird anhand von Literatur und Erkenntnissen aus der Praxis untermauert, welchen Mehrwert der Einsatz kreativer Interventionen hat Teilprüfungen Prüfungsform Anzahl der Prüfer Beurteil ung Coachingfertigkeiten Bericht 1 Note Untersuchung und Empfehlung Team coaching Bericht 1 Note 5, Assessment Präsentation 2 Note 5,50 Code Name der (Teil-)Prüfung Erlaubte Stp Gewichtung Prüfungszeitpunkt Hilfsmittel Coachingfertigkeiten Kein 1 Teilnehmer S1: P2 Teilnehmer S2: P Untersuchung und 1 Teilnehmer S1: P2 Empfehlung Team Teilnehmer S2: P4 15 coaching Min. erforderliche s Ergebnis Assessment 1 Teilnehmer S1: P2 und P3 Teilnehmer S2: P4 und Besenwoche 13. Pflichtliteratur - Alf-Jährig, R. & Hanke, T. & Preuss-Scheuerle, B. (2007) Teamcoaching. Konzeption, Methoden und Praxisbeispiele für den Teamcoach Bonn: Manager Seminare Verlag - Radatz, S., (2010). Einführung in das systemische Coaching. Heidelberg: Carl Auer-System-Verlag - Weber, C. & Preuss, A. (2006) Potenzialorientiertes Coaching. Ein Praxishandbuch (Leben Lernen 192). Stuttgart: Klett Cotta - Schmidt, T. (2013) Real Life Training. Bonn: Manager Seminare Verlag 291

292 - Habertleitner, E. (2007) Führen, Fördern, Coachen. München: Piper 14. Software Scholar 15. Aktivitäten Der Student weist seine Coachingfertigkeiten in einem Coachinggespräch nach, das er mit einem Studenten führt, den er während des Minors gecoacht hat. Daneben entwickelt der Student einen Plan für das Teamcoaching anhand eines SPH-relevanten Coachingbedarfs eines Teams. Einen Teil dieses Plans führt er in der Praxis aus. Der Student schließt den Minor mit einem Einzelassessment ab, in dem er seine Entwicklung nachweist. 16. Arbeitsformen - Interaktive Vorlesungen - Seminare - Schulung - Praxisaufträge 17. Unterrichtszeitraum Semester 1 und Semester Höchstanzahl der Teilnehmer 1 Unterrichtsgruppe à 24 Studenten 292

293 5.16 Zingeving in Social Work (voltijd) (M_ISS29) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten M_ISS29 Zingeving in social work Zingeving in social work 30 Code en naam minor M_ISS029 Zingeving in social work Sense of meaning in social work Code en naam OWE Zingeving in Social Work / Sense of meaning in social work 1. Opleiding Deze minor richt zich op studenten die opgeleid worden tot het werken in het sociaal-agogische domein en primair gericht zijn op hulpverlening (SPH, CTO, PED, MWD) en secundair op dienstverlening (CMV en TP) (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 2). 2. Doelgroep Voltijd en Deeltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Studenten (para-)medische studies en educatie kunnen deze minor ook volgen, als zij een begeleidings-of behandeltaak gericht op het welzijn van hun doelgroepen nastreven. In de minor Zingeving en social werk richten we ons op de plaats die existentiële vragen en zingeving innemen in methodisch hulpverlenen en het werken in- en vanuit een arbeidsorganisatie. Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, GGZagoog en Jeugdzorg Beroepstaken: De beroepstaken passen in domein I van het menselijk functioneren (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 15) zoals omschreven in Vele takken, één stam : Domein I. het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiële vragen en bevordering van humaniteit door expliciet zinvragen aan de orde te stellen. Kerntaken: 1. De professional signaleert en hanteert existentiële vragen en zingevingsbronnen (of het ontbreken ervan) bij cliënten met een zorg- of ondersteuningsvraag. 2. De professional draagt bij aan de professionalisering van collega s/werkveld inzake het onderwerp zingeving. 3. De professional hanteert op adequate wijze de eigen wereldbeschouwing en (h)erkent eigen grenzen. Deze beroepstaken zijn gelieerd aan de werkzaamheden van social workers en betreffen geen specialisatie in de richting van een pastoraalwerkende of geestelijk verzorger. Daar zijn aparte opleidingen voor. 4. Centrale beroepstaak De student ontwikkelt een sensitiviteit en deskundigheid voor de invloed die zingevingsvraagstukken op het welzijn van de mens kan hebben. Tevens kan de student hierop beleid maken, signaleren en actie ondernemen en netwerken. 5. (Beroeps)Producten Handelingsplan, beleidsvoorstel of paper met mondelinge presentatie en reflectiewerkstuk op eigen levensbeschouwelijke ontwikkelingen. 6: Studiepunten, studielast 30 stp / 840 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 200 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 430* andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 210 Totaal aantal sbu 840 *hiervan is 120 sbu berekend voor het uitvoeren van toetsopdrachten 7. Samenhang met andere OWE s N.v.t. 8. Ingangseisen De student heeft alle deeltentamens op niveau 2 behaald en ten minste een half jaar relevante stage gelopen. We achten een stage relevant wanneer de student een begeleidende rol heeft gehad in een context waar hulp- begeleidings- of ondersteuningsvragen van mensen aan de orde waren. 9. Algemene omschrijving In deze verbredende minor ontwikkelt de student kennis, vaardigheden en attitude (BofKAS) om in het sociaal-agogische domein op professioneel om te gaan met existentiële- of zingevingsvraagstukken. De wereldbeschouwelijkheid van de cliënt, professional en organisatie worden in deze minor geëxpliciteerd. Existentiële vraagstukken en zingevingsbronnen worden verkend en onderscheiden in religieuze, spirituele, filosofische of anderszins ideologische én alledaagse bronnen. Voor- en nadelen van het putten uit deze zingevingsbronnen voor het welzijn worden verkend. Inter- 293

294 levensbeschouwelijke gesprekstechnieken worden getraind. Recente onderzoeken naar effecten van interventies op existentieel- of zingevingsniveau worden bestudeerd en de student leert om op HBO niveau een beleidsplan of interventie te ontwerpen en uit te voeren. 10. Competenties De beschrijving van de competenties in deze minor worden uitgewerkt middels de sociaal-agogische eindkwalificaties zoals omschreven in Vele takken, één stam (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 25 e.v.), specifiek toegepast op: Domein I. het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiële vragen en bevordering van humaniteit door expliciet zinvragen aan de orde te stellen. (Onderstaande nummering correspondeert met de nummering in Vele takken, één stam ). Verkennen, analyseren, definiëren De professional is in staat om samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn, te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. Dit vraagt dat de professional ten minste: 1.1 een beargumenteerde, breed reikende visie heeft op wat voor hem of haar de sociale dimensie in de verschillende aangetroffen situaties inhoudt en dat hij of zij steeds in staat is deze visie verder te ontwikkelen in samenwerking met doelgroep en opdrachtgever; 1.2 in staat is zich bewust te maken van eigen sociale en culturele waarden en die van anderen in de verschillende situaties en in staat is deze in de overwegingen te betrekken; 1.3 in staat is tot het maken van ethische afwegingen en tot het verantwoorden ervan in situaties waar het sociale onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. Sociaal-agogisch handelen in engere zin Sociaalagogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaalagogische contexten en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaalagogische contexten wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, groep en organisatie. De professional: 2.1 is in staat zich steeds te richten op individu, omgeving en systeem in hun wederzijdse samenhang en beïnvloeding; 2.2 is in staat zich te richten op geldende normatieve invalshoeken; 2.4 is in staat tot het dialogisch en wederkerig benaderen van de doelgroep in zijn of haar context; 2.5 is in staat zich te richten op culturele en maatschappelijke participatie en op identiteitsvorming; 2.6 is in staat tot methodisch handelen binnen het spectrum van de diverse sociaalagogische handelingsvormen (verzorgen, behandelen, hulpverlenen, ondersteunen, begeleiden, faciliteren, adviseren, signaleren, opvoeden, leren, ontwikkelen, initiëren, bevestigen, present zijn); 2.11 heeft een aantal meer generieke competenties ontwikkeld als voorwaarde voor het sociaalagogisch handelen; kan contactueel en communicatief handelen. Sociaalagogisch handelen is specifiek methodisch handelen gericht op de versterking van het vermogen tot zelfregulering, tot zelfontwikkeling van cliënt, groep, organisatie, samenleving. Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie De organisatorische context van waaruit de sociaal-agoog opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dát van de sociaal-agoog op een bepaalde wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident. g. kan een bijdrage leveren aan het beleid van organisatie of bedrijf; De persoon van de professional als instrument In het sociaal-agogisch handelen is steeds een aantal meer persoonlijke kwaliteiten van de werker méé in het geding ten behoeve van de versterking van het zelfregulatieve vermogen van de cliënt, groep en/of organisatie. Dat brengt met zich mee dat de sociaal-agoog in staat is een aantal aan de eigen 294

295 persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te zetten (nabijheid) op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. Concreet betekent dat, dat de professional: 4.1 betrokken is; 4.2 empathisch is. 11. Beoordelingscriteria Er wordt gewerkt aan de beschreven kerntaken en competenties in deze minor aan de hand van het leren van en oefenen met: - Zingevingstheorie (definities en concepten van zingeving) - Vaardigheden inter-levensbeschouwelijke sensitiviteit - Levensbeschouwelijke kaders gerelateerd aan zingeving (ontleend aan het religieuze, sociale en vitale register) - Godsdienstsociologie en -psychologie (secularisatietheorie, geleefde religie) - Filosofie (psychologie van de levenskunst, geluk, levenslooppsychologie, narratief werken) Dit alles is vertaald in de volgende beoordelingscriteria per toets en gerelateerd aan de drie kerntaken. 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Betoog en dialoog Schriftelijk en mondeling Kennistoets: Betoog en dialoog (kerntaak 1 en 2) - Het zingevingsthema is helder gedefinieerd. - Het zingevingsthema is methodisch onderzocht met tenminste één verplichte en één zelfgekozen bron. - De geformuleerde stelling is helder onderbouwd met de bestudeerde literatuur en voorbeelden vanuit de eigen ervaringen als sociaal werker. - De stelling m.b.t. het zingevingsthema is helder verwoord. - In de dialoog is duidelijk geworden hoe de transfer tussen literatuur en cliënt, team of organisatie is gemaakt. - De stelling is in dialoog overtuigend binnen de subgroep gepresenteerd en toegelicht. Toets Beroepsproduct: Zinvol initiatief (kerntaak 1 en 2) - Het zingevingsvraagstuk is helder gedefinieerd. - Het zingevingsvraagstuk is geadresseerd. - Contextbepalende wereldbeschouwingen, visies en/of zingevingsbronnen zijn gedefinieerd. - Het initiatief is samen met de betrokkenen ontwikkeld. - Het initiatief draagt bij aan een constructieve omgang met het zingevingsvraagstuk. - De vorm/werkwijze is doeltreffend; ze sluit aan bij de betrokkenen en past in de context. - Het geheel is verantwoord aan de hand van tenminste 2 concepten uit de verplichte literatuurlijst en 1 zelfgezochte bron op vergelijkbaar niveau. Toets Persoonlijke ontwikkeling: Reflectieverslag ontwikkeling zingevingskaders (kerntaak 1 en 3) - De student reflecteert op eigen gedragsexperimenten aan de hand van de vier aspecten van zingeving (traagheid, ambivalentie, raadselachtigheid en waarden), en legt de relatie met diens beroepsmatig handen. - - De student heeft het verloop van het ritueel in woorden en beelden duidelijk gemaakt: casusbeschrijving bevat minstens 3 relevante elementen van rituelen volgens Grimes (2014) - De student licht toe met welke zinvraag van de persoon aan de slag is gegaan. - De student beschrijft op welke manier de vorm van het ritueel tot stand is gekomen. - De student legt uit wat het ritueel anders maakt dan een alledaagse handeling. - De student beschrijft welke overgang het ritueel voor de persoon beoogt te ondersteunen: vanuit welke situatie vertrekt de persoon en waar wil hij of zij naartoe? - De student licht toe welke inzichten hij heeft opgedaan in het werken met een ritueel die in zijn beroepspraktijk relevant zijn Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 1 cijfer 5,5 295

296 Zinvol initiatief Verantwoordingsverslag 1 cijfer 5, Persoonlijke ontwikkeling zingevingskaders Reflectieverslag 1 cijfer 5,5 Code Naam Toegestane Stp Weging Tentamenmoment (deel)tentamen hulpmiddelen Betoog en dialoog - 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek Zinvol initiatief 30 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek Persoonlijke ontwikkeling zingevingskaders 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Brink van den, G. (2012). De Lage Landen en het hogere- de betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. Amsterdam: Amsterdam University Press, (inleiding, hoofdstuk 1 en 14, via Scholar) - Denys, D. en Meynen, G. (2012). Handboek psychiatrie en filosofie, De Tijdstroom, Utrecht: hoofdstuk 20 (p ). o Hst. 20 De patiënt als volwaardig persoon pp Dijksterhuis, A. (2015) Op naar geluk: de psychologie van een fijn leven. Uitgeverij Prometheus. Amsterdam, hoofdstuk 1, 7 en 8. - Hart, W. (2012). Verdraaide Organisaties. Uitgeverij Kluwer, Deventer ISBN Heessels, M. (2011). Introduction. Cremation rituals as a window to beliefs about the dead. In: M. Heessels, Bringing home the dead. Ritualizing cremation in the Netherlands. Dissertation. Nijmegen: Radboud Universiteit (online beschikbaar in Studiecentrum HAN) (pp , aangeboden via Scholar of Studiecentrum). - Hense, E. (2015). Vernieuwingsinitiatieven rond eten, zorg en geld - een kwestie van spiritualiteit. VU University Press, Amsterdam - Lier van, W. (2001). Een dag die de moeite waard is. NIZW Uitgeverij, Utrecht (hoofdstuk 1 en 2, te verkrijgen via de website - McGuire, M. (2008). Everyday religion as lived. In: M. Mc. Guire, Lived religion. Faith and practice in everyday life (pp. 3-17). Oxford: Oxford University Press. - Megen van, H. en Verhagen, P. (2012), Handboek Psychiatrie, religie en spiritualiteit. De Tijdstroom, Utrecht: o Hst. 39 Een geestelijk perspectief. Humanistische geestelijke o begeleiding in de psychiatrie door Jan Hein Mooren, Hoofdstuk 34: Boeddhisme. Een onuitputtelijke bron van psychotherapeutische methoden door Herman Kyosen Kief. - Saane, J. van (2010). Religie is zo gek nog niet - een introductie in de godsdienstpsychologie. Uitgeverij Ten Have, Utrecht. ISBN Smart, N. (2008). Godsdiensten van de wereld. Uitgeverij Kok, Kampen ISBN (Inleiding pagina 11-33, via Scholar). - Vosselman, M. en Hout van, K. (2013). Zingevende gespreksvoering - helpen als er geen oplossingen zijn. Uitgeverij Boom Nelissen, Amsterdam. ISBN Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - Vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie - Empathisch experiment in de samenleving - Persoonlijke experimenten eigen zingevingskader - Vertraagdagen - De praktijk in- en de praktijk binnenhalen 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 48 studenten voltijd (M_ISS29) en deeltijd (M_ISS29DT) samen. 296

297 5.17 Zingeving in Social Work (deeltijd) (M_ISS29DT) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten M_ISS29DT Zingeving in social work Zingeving in social work 30 Code en naam minor M_ISS029DT Zingeving in social work Sense of meaning in social work Code en naam OWE Zingeving in Social Work / Sense of meaning in social work 1. Opleiding Deze minor richt zich op studenten die opgeleid worden tot het werken in het sociaal-agogische domein en primair gericht zijn op hulpverlening (SPH, CTO, PED, MWD) en secundair op dienstverlening (CMV en TP) (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 2). 2. Doelgroep Voltijd en Deeltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ beroepstaken Studenten (para-)medische studies en educatie kunnen deze minor ook volgen, als zij een begeleidings-of behandeltaak gericht op het welzijn van hun doelgroepen nastreven. In de minor Zingeving en social werk richten we ons op de plaats die existentiële vragen en zingeving innemen in methodisch hulpverlenen en het werken in- en vanuit een arbeidsorganisatie. Deze minor is geschikt voor de uitstroomprofielen Gehandicaptenzorg, GGZagoog en Jeugdzorg Beroepstaken: De beroepstaken passen in domein I van het menselijk functioneren (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 15) zoals omschreven in Vele takken, één stam : Domein I. het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiële vragen en bevordering van humaniteit door expliciet zinvragen aan de orde te stellen. Kerntaken: 1. De professional signaleert en hanteert existentiële vragen en zingevingsbronnen (of het ontbreken ervan) bij cliënten met een zorg- of ondersteuningsvraag. 2. De professional draagt bij aan de professionalisering van collega s/werkveld inzake het onderwerp zingeving. 3. De professional hanteert op adequate wijze de eigen wereldbeschouwing en (h)erkent eigen grenzen. Deze beroepstaken zijn gelieerd aan de werkzaamheden van social workers en betreffen geen specialisatie in de richting van een pastoraalwerkende of geestelijk verzorger. Daar zijn aparte opleidingen voor. 4. Centrale beroepstaak De student ontwikkelt een sensitiviteit en deskundigheid voor de invloed die zingevingsvraagstukken op het welzijn van de mens kan hebben. Tevens kan de student hierop beleid maken, signaleren en actie ondernemen en netwerken. 5. (Beroeps)Producten Handelingsplan, beleidsvoorstel of paper met mondelinge presentatie en reflectiewerkstuk op eigen levensbeschouwelijke ontwikkelingen. 6: Studiepunten, studielast 30 stp / 840 sbu Aantal sbu en onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 140 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 280* andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 420 Totaal aantal sbu 840 *hiervan is 120 sbu berekend voor het uitvoeren van toetsopdrachten 7. Samenhang met andere OWE s N.v.t. 8. Ingangseisen De student heeft alle deeltentamens op niveau 2 behaald en ten minste een half jaar relevante stage gelopen. We achten een stage relevant wanneer de student een begeleidende rol heeft gehad in een context waar hulp- begeleidings- of ondersteuningsvragen van mensen aan de orde waren. 9. Algemene omschrijving In deze verbredende minor ontwikkelt de student kennis, vaardigheden en attitude (BofKAS) om in het sociaal-agogische domein op professioneel om te gaan met existentiële- of zingevingsvraagstukken. De wereldbeschouwelijkheid van de cliënt, professional en organisatie worden in deze minor geëxpliciteerd. Existentiële vraagstukken en zingevingsbronnen worden verkend en onderscheiden in religieuze, spirituele, filosofische of anderszins ideologische én alledaagse bronnen. Voor- en nadelen van het putten uit deze zingevingsbronnen voor het welzijn worden verkend. Inter- 297

298 levensbeschouwelijke gesprekstechnieken worden getraind. Recente onderzoeken naar effecten van interventies op existentieel- of zingevingsniveau worden bestudeerd en de student leert om op HBO niveau een beleidsplan of interventie te ontwerpen en uit te voeren. 10. Competenties De beschrijving van de competenties in deze minor worden uitgewerkt middels de sociaal-agogische eindkwalificaties zoals omschreven in Vele takken, één stam (Baumfalk & Van Dongen, 2008, p. 25 e.v.), specifiek toegepast op: Domein I. het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiële vragen en bevordering van humaniteit door expliciet zinvragen aan de orde te stellen. (Onderstaande nummering correspondeert met de nummering in Vele takken, één stam ). Verkennen, analyseren, definiëren De professional is in staat om samen met doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenen de kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving betrokken zijn, te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit van het bestaan onder druk staat. Dit vraagt dat de professional ten minste: 1.1 een beargumenteerde, breed reikende visie heeft op wat voor hem of haar de sociale dimensie in de verschillende aangetroffen situaties inhoudt en dat hij of zij steeds in staat is deze visie verder te ontwikkelen in samenwerking met doelgroep en opdrachtgever; 1.2 in staat is zich bewust te maken van eigen sociale en culturele waarden en die van anderen in de verschillende situaties en in staat is deze in de overwegingen te betrekken; 1.3 in staat is tot het maken van ethische afwegingen en tot het verantwoorden ervan in situaties waar het sociale onder druk staat. De ontwikkeling van deze competentie beoogt een professional die gericht is op het bijdragen aan de realisatie van een menswaardig bestaan en die in staat is daar rekenschap van af te leggen in zijn of haar professioneel handelen. Sociaal-agogisch handelen in engere zin Sociaalagogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaalagogische contexten en tot het verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaalagogische contexten wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling (empowerment) van cliënt, groep en organisatie. De professional: 2.1 is in staat zich steeds te richten op individu, omgeving en systeem in hun wederzijdse samenhang en beïnvloeding; 2.2 is in staat zich te richten op geldende normatieve invalshoeken; 2.4 is in staat tot het dialogisch en wederkerig benaderen van de doelgroep in zijn of haar context; 2.5 is in staat zich te richten op culturele en maatschappelijke participatie en op identiteitsvorming; 2.6 is in staat tot methodisch handelen binnen het spectrum van de diverse sociaalagogische handelingsvormen (verzorgen, behandelen, hulpverlenen, ondersteunen, begeleiden, faciliteren, adviseren, signaleren, opvoeden, leren, ontwikkelen, initiëren, bevestigen, present zijn); 2.11 heeft een aantal meer generieke competenties ontwikkeld als voorwaarde voor het sociaalagogisch handelen; kan contactueel en communicatief handelen. Sociaalagogisch handelen is specifiek methodisch handelen gericht op de versterking van het vermogen tot zelfregulering, tot zelfontwikkeling van cliënt, groep, organisatie, samenleving. Werken in en vanuit een bedrijf of organisatie De organisatorische context van waaruit de sociaal-agoog opereert kan sterk verschillen: van een zelfstandige kleine onderneming tot een grote organisatie met honderden medewerkers. Dát van de sociaal-agoog op een bepaalde wijze functioneren in die context wordt vereist, is evident. g. kan een bijdrage leveren aan het beleid van organisatie of bedrijf; De persoon van de professional als instrument In het sociaal-agogisch handelen is steeds een aantal meer persoonlijke kwaliteiten van de werker méé in het geding ten behoeve van de versterking van het zelfregulatieve vermogen van de cliënt, groep en/of organisatie. Dat brengt met zich mee dat de sociaal-agoog in staat is een aantal aan de eigen 298

299 persoonlijkheid verbonden vermogens professioneel in te zetten (nabijheid) op zodanige wijze dat afstand en nabijheid, presentie en interventie worden gecombineerd. Concreet betekent dat, dat de professional: 4.1 betrokken is; 4.2 empathisch is. 11. Beoordelingscriteria Er wordt gewerkt aan de beschreven kerntaken en competenties in deze minor aan de hand van het leren van en oefenen met: - Zingevingstheorie (definities en concepten van zingeving) - Vaardigheden inter-levensbeschouwelijke sensitiviteit - Levensbeschouwelijke kaders gerelateerd aan zingeving (ontleend aan het religieuze, sociale en vitale register) - Godsdienstsociologie en -psychologie (secularisatietheorie, geleefde religie) - Filosofie (psychologie van de levenskunst, geluk, levenslooppsychologie, narratief werken) Dit alles is vertaald in de volgende beoordelingscriteria per toets en gerelateerd aan de drie kerntaken. 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Betoog en dialoog Schriftelijk en mondeling Kennistoets: Betoog en dialoog (kerntaak 1 en 2) - Het zingevingsthema is helder gedefinieerd. - Het zingevingsthema is methodisch onderzocht met tenminste één verplichte en één zelfgekozen bron. - De geformuleerde stelling is helder onderbouwd met de bestudeerde literatuur en voorbeelden vanuit de eigen ervaringen als sociaal werker. - De stelling m.b.t. het zingevingsthema is helder verwoord. - In de dialoog is duidelijk geworden hoe de transfer tussen literatuur en cliënt, team of organisatie is gemaakt. - De stelling is in dialoog overtuigend binnen de subgroep gepresenteerd en toegelicht. Toets Beroepsproduct: Zinvol initiatief (kerntaak 1 en 2) - Het zingevingsvraagstuk is helder gedefinieerd. - Het zingevingsvraagstuk is geadresseerd. - Contextbepalende wereldbeschouwingen, visies en/of zingevingsbronnen zijn gedefinieerd. - Het initiatief is samen met de betrokkenen ontwikkeld. - Het initiatief draagt bij aan een constructieve omgang met het zingevingsvraagstuk. - De vorm/werkwijze is doeltreffend; ze sluit aan bij de betrokkenen en past in de context. - Het geheel is verantwoord aan de hand van tenminste 2 concepten uit de verplichte literatuurlijst en 1 zelfgezochte bron op vergelijkbaar niveau. Toets Persoonlijke ontwikkeling: Reflectieverslag ontwikkeling zingevingskaders (kerntaak 1 en 3) - De student reflecteert op eigen gedragsexperimenten aan de hand van de vier aspecten van zingeving (traagheid, ambivalentie, raadselachtigheid en waarden), en legt de relatie met diens beroepsmatig handen. - - De student heeft het verloop van het ritueel in woorden en beelden duidelijk gemaakt: casusbeschrijving bevat minstens 3 relevante elementen van rituelen volgens Grimes (2014) - - De student licht toe met welke zinvraag van de persoon aan de slag is gegaan. - - De student beschrijft op welke manier de vorm van het ritueel tot stand is gekomen. - - De student legt uit wat het ritueel anders maakt dan een alledaagse handeling. - - De student beschrijft welke overgang het ritueel voor de persoon beoogt te ondersteunen: vanuit welke situatie vertrekt de persoon en waar wil hij of zij naartoe? - - De student licht toe welke inzichten hij heeft opgedaan in het werken met een ritueel die in zijn beroepspraktijk relevant zijn Aantal Beoordeling Min. vereist examinatoren resultaat 1 cijfer 5,5 299

300 Zinvol initiatief Verantwoordingsverslag 1 cijfer 5, Persoonlijke ontwikkeling zingevingskaders Reflectieverslag 1 cijfer 5,5 Code Naam Toegestane Stp Weging Tentamenmoment (deel)tentamen hulpmiddelen Betoog en dialoog - 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek Zinvol initiatief 30 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek Persoonlijke ontwikkeling zingevingskaders 1 Deelnemers S1: P2 en P3 Deelnemers S2: P4 en bezemweek 13. Verplichte literatuur - Brink van den, G. (2012). De Lage Landen en het hogere- de betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. Amsterdam: Amsterdam University Press, (inleiding, hoofdstuk 1 en 14, via Scholar) - Denys, D. en Meynen, G. (2012). Handboek psychiatrie en filosofie, De Tijdstroom, Utrecht: hoofdstuk 20 (p ). o Hst. 20 De patiënt als volwaardig persoon pp Dijksterhuis, A. (2015) Op naar geluk: de psychologie van een fijn leven. Uitgeverij Prometheus. Amsterdam, hoofdstuk 1, 7 en 8. - Hart, W. (2012). Verdraaide Organisaties. Uitgeverij Kluwer, Deventer ISBN Heessels, M. (2011). Introduction. Cremation rituals as a window to beliefs about the dead. In: M. Heessels, Bringing home the dead. Ritualizing cremation in the Netherlands. Dissertation. Nijmegen: Radboud Universiteit (online beschikbaar in Studiecentrum HAN) (pp , aangeboden via Scholar of Studiecentrum). - Hense, E. (2015). Vernieuwingsinitiatieven rond eten, zorg en geld - een kwestie van spiritualiteit. VU University Press, Amsterdam - Lier van, W. (2001). Een dag die de moeite waard is. NIZW Uitgeverij, Utrecht (hoofdstuk 1 en 2, te verkrijgen via de website - McGuire, M. (2008). Everyday religion as lived. In: M. Mc. Guire, Lived religion. Faith and practice in everyday life (pp. 3-17). Oxford: Oxford University Press. - Megen van, H. en Verhagen, P. (2012), Handboek Psychiatrie, religie en spiritualiteit. De Tijdstroom, Utrecht: o Hst. 39 Een geestelijk perspectief. Humanistische geestelijke o begeleiding in de psychiatrie door Jan Hein Mooren, Hoofdstuk 34: Boeddhisme. Een onuitputtelijke bron van psychotherapeutische methoden door Herman Kyosen Kief. - Saane, J. van (2010). Religie is zo gek nog niet - een introductie in de godsdienstpsychologie. Uitgeverij Ten Have, Utrecht. ISBN Smart, N. (2008). Godsdiensten van de wereld. Uitgeverij Kok, Kampen ISBN (Inleiding pagina 11-33, via Scholar). - Vosselman, M. en Hout van, K. (2013). Zingevende gespreksvoering - helpen als er geen oplossingen zijn. Uitgeverij Boom Nelissen, Amsterdam. ISBN Software Scholar 15. Activiteiten Bijeenkomsten ter ondersteuning aan de uitvoering van de beroepstaak 16. Werkvormen - Hoorcolleges - Werkcolleges - Vaardighedentrainingen - Groepsbijeenkomsten - Subgroepbijeenkomsten - Consultatie - Empathisch experiment in de samenleving - Persoonlijke experimenten eigen zingevingskader - Vertraagdagen - De praktijk in- en de praktijk binnenhalen 17. Onderwijsperiode Semester 1, semester Maximum aantal deelnemers 48 studenten voltijd (M_ISS29) en deeltijd (M_ISS29DT) samen 300

301 5.18 Omgekeerd jong (voltijd) (M_ISS30) Code, naam minor en uitvoerende opleiding Onderwijseenheden minor Studiepunten Omgekeerd Jong 1 15 M_ISS30 Omgekeerd Jong Omgekeerd Jong 2 15 Code en naam minor M_ISS30 Omgekeerd jong Reversed Young Code en naam OWE Omgekeerd Jong 1 / Reversed Young 1 1. Opleiding Voltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ Beroepstaken - Vroegsignalering van veranderende behoeften en betrokkenheid in de samenleving - Afgestemde hulpverlening of samenwerking aan ouder wordende burgers in een veranderend werkveld - Verbindend werken gericht op het behoud van regie van ouderen (op hun zorgproces en hun welzijn) - Actualiteit omzetten in beleid, vanuit gerichtheid op positieve beeldvorming over ouder worden 4. Centrale beroepstaak Afgestemde hulpverlening of samenwerking aan ouder wordende burgers in een veranderend werkveld 5. (Beroeps)producten Plan voor Ontwikkelproject 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 110 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 220 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 90 Totaal aantal sbu Samenhang met andere n.v.t. OWE s 8. Ingangseisen Onderwijs: De student: - volgt voltijd onderwijs en heeft bij voorkeur (niet verplicht) 10 tot 20 uur per week relevant werk/stage in de zorg of welzijnssector; - heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald. Voor het tentamen moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden is niet overschreden. b. Het concept is compleet. c. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA normen. d. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e. Het concept is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. 9. Algemene omschrijving Studenten worden in deze minor in de gelegenheid gesteld samen met ouderen nieuwe integrale leefconcepten te ontwikkelen. De uitkomsten betekenen een impuls en stimulans om met het werkveld (wonen, werken, welzijn en zorg), onderwijs en de politiek in brede zin in dialoog te zijn over de groeiende groep ouderen en de kansen die dit onze samenleving biedt. Studenten krijgen de tijd en de ruimte om ouderen te omarmen als kansengroep en hun visie en aanpak uit te dragen. De beroepstaken worden ontwikkeld binnen de volgende vier inhoudelijke perspectieven: - Cognitieve en biologische veranderingen: Psychopathologie Ouder worden in vogelvlucht Preventieve versus curatieve ondersteuning: over vroegsignalering en preventie - Welzijn: 301

302 Leven lang leren en werken: actief en succesvol ouder worden - Kwetsbaarheid en zelfregie Zelfregie: de oudere als regisseur van zijn welzijn (sociale netwerk strategie aanpakken i.s.m. de oudere, mantelzorgers en hulpverleners, bijvoorbeeld gericht op eenzaamheid identificeren, objectiveren en arrangeren). Schakelen: van kwetsbaarheid naar veerkracht met de zeggingskracht van kunst en cultuur - Actualiteit: Een leven lang leren Pensioen in zicht; langer gezond en met plezier doorwerken Innovaties in de samenleving voor en door ouderen Integratie met de praktijk vindt in deze minor plaats middels integrale opdrachten (cases, beroepsdilemma s en innovaties op methodisch-, organisatie- of maatschappelijk niveau) en onderzoek in de beroepspraktijk. In het eerste deel van de minor ligt het accent op het onderzoeken van de eigen ambities en de start van een oriënterend onderzoek in de beroepspraktijk. Na het volgen van deze minor kan de student: - Zorg- en welzijnsbehoeften van ouderen signaleren in een vroeg stadium en creatieve interventies ontwikkelen en implementeren, om zorglast voor ouderen tot een minimum te beperken - Ouderen begeleiden in het behouden van regie over hun eigen leven in de zorg- en welzijnsondersteuning die zij ontvangen - Aansluiten op (veranderende) behoeftes en wensen van de ouder wordende burger en zijn omgeving in een continu bewegende maatschappelijke dynamiek - Het welbevinden van ouderen vergroten door de kennis hiervan en visie hierop te delen met je collega s binnen de praktijk van werken en met mantelzorgers. - Interprofessioneel samenwerken - Kunst en cultuur inzetten als middel tot het vergroten van veerkracht bij ouderen - Vanuit een meervoudig perspectief kijken naar en betekenisgeven aan het bestaan, door het interpreteren van bestaande en eigengemaakte beeldende uitingen 10. Competenties A. Samenwerking met ouderen (en het systeem/netwerk): in verschillende levensfasen en situaties 1. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie 2. Verheldert vragen en behoeften 3. Maakt gebruik van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met ouder wordende burgers B. Gespreksvoering op micro niveau 1. Versterkt eigen kracht en zelfregie 2. Maakt gebruik van creatieve interventies 11. Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE C. Professionalisering 1. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 2. Benut professionele ruimte en is ondernemend 3. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen Persoonlijk Ontwikkelplan (POP): Competentie C 1. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden De student heeft een duidelijke visie op zijn bijdrage aan het beroep m.b.t. de ouder wordende burger 3. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen De eigen persoon als instrument wordt kritisch in beeld gebracht in termen van kwaliteiten, valkuilen en uitdagingen De student formuleert 3 leerdoelen aangaande zijn ontwikkeling in de minor Beschrijft helder hoe in te spelen op ontwikkelingen in de beroepscontext de ouder wordende burger 302

303 Het POP bevat concrete leeractiviteiten met tijdsplanning en evaluatiemomenten ter verbinding van het leren op de opleiding en het leren in de praktijk Deeltentamen Assessment: Competentie A. 1. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie De student laat zien te denken vanuit kansen en mogelijkheden voor de ouder wordende burger De student heeft zich verdiept in de betekenisgeving aan ouder worden De student toont in de presentatie aan voortdurend gericht te zijn betrokkenheid van ouderen in de samenleving. 3. Maakt gebruik van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met ouder wordende burgers In de presentatie verantwoordt de student de effectieve inzet van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met betrokkenen in het project Competentie B. 1. Versterkt eigen kracht en zelfregie De student is gericht op de eigen kracht van de burger De student laat zien de zelfregie van de ouder wordende burger in stand te houden of te bevorderen 2. Maakt gebruik van creatieve interventies De student onderbouwt tijdens de presentatie het aantoonbare gebruik van een of meerdere creatieve interventies Competentie C. 1. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden De student draagt met een relevant product bij aan de ontwikkeling van het beroep 2. Benut professionele ruimte en is ondernemend De visie op de plaats van de ouder wordende burger in de samenleving is in de presentatie onderbouwd De student toont lef in het samenwerken met verschillende betrokkenen 3. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen De student relateert zijn eigen ontwikkeling aan de ontwikkelingen van maatschappelijke aard Het toekomstbeeld van het eigen beroepsmatig handelen als hulpverlener is gericht op de ontwikkelingen in zorg en welzijn 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal examinatoren Beoordeling Min. vereist resultaat Voldaan Persoonlijk ontwikkelplan (POP) Verslag 1 Voldaan/niet voldaan Assessment Presentatie 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane hulpmiddelen Stp Weging Tentamenmoment Persoonlijk ontwikkelplan - 0 P1+P2 (POP) Assessment 15 1 P1+P2 13. Verplichte literatuur - Westendorp, R. (2016). Oud worden zonder het te zijn. Over vitaliteit en veroudering. Amsterdam Uitgeverij Atlas Contact. - Penninx, K. (2016). Kiezen en verbonden blijven. Krachtgericht werken met ouderen in de wijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho - Kleinlugtenbelt, D. (2006). Mensbeelden en levenskunst. De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven. Budel: Uitgeverij Damon. - Artikelen via leeromgeving 14. Software Scholar 303

304 15. Activiteiten De student inventariseert eerst zijn vaardigheden en ontwikkelpunten m.b.t. de thematiek van de minor; deze beschrijft hij in een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). Daarnaast start de student een oriënterend onderzoek in de praktijk naar de betekenisgeving van ouder worden. In het assessment verantwoordt de student zijn leerproces in een interactief vormgegeven presentatie. 16. Werkvormen - Interactieve conceptuele lessen - Ateliers - Werkcolleges - Training (on the job) - Praktijkopdrachten 17. Onderwijsperiode Semester 1 en Maximum aantal deelnemers 1 lesgroep van 24 studenten Code en naam minor M_ISS30 Omgekeerd jong Reversed Young Code en naam OWE Omgekeerd Jong 2 / Reversed Young 2 1. Opleiding Voltijd studenten van Gezondheid, Gedrag en maatschappij en studenten buiten de HAN die een studie volgen gericht op de zorg- en welzijnssector. De student bevindt zich in de eindfase van zijn studie en voldoet aan de ingangseisen. 2. Doelgroep Voltijd, niveau 3 3. Beroepstaak/ Beroepstaken - Vroegsignalering van veranderende behoeften en betrokkenheid in de samenleving - Afgestemde hulpverlening of samenwerking aan ouder wordende burgers in een veranderend werkveld - Verbindend werken gericht op het behoud van regie van ouderen (op hun zorgproces en hun welzijn) - Actualiteit omzetten in beleid, vanuit gerichtheid op positieve beeldvorming over ouder worden 4. Centrale beroepstaak Afgestemde hulpverlening of samenwerking aan ouder wordende burgers in een veranderend werkveld 5. (Beroeps)producten Ontwikkelproject 6: Studiepunten, studielast en onderwijstijd 15 stp / 420 sbu Aantal sbu Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 110 aanwezig is in sbu: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 220 andere werkvormen in sbu: Geprogrammeerde praktijktijd in sbu: 90 Totaal aantal sbu 420 n.v.t. 7. Samenhang met andere OWE s 8. Ingangseisen Onderwijs: De student: - volgt voltijd onderwijs en heeft bij voorkeur (niet verplicht) 10 tot 20 uur per week relevant werk/stage in de zorg of welzijnssector; - heeft niveau 2 van de major volledig afgerond en heeft van niveau 3 minimaal 30 studiepunten behaald. Voor het tentamen moet voldaan zijn aan de volgende ontvankelijkheidseisen: a. Het aangegeven maximale aantal woorden is aangehouden is niet overschreden. b. Het concept is compleet. c. De bronvermeldingen en de literatuurlijst zijn vormgegeven conform de APA normen. d. De formulering is duidelijk, samenhangend en in correct Nederlands. e. Het concept is voor de deadline ingeleverd op de daarvoor bestemde locaties. 9. Algemene omschrijving Studenten worden in deze minor in de gelegenheid gesteld samen met ouderen nieuwe integrale leefconcepten te ontwikkelen. De uitkomsten betekenen een impuls en stimulans om met het werkveld (wonen, werken, welzijn en zorg), onderwijs en de politiek in brede zin in dialoog te zijn over de groeiende groep ouderen en de kansen die dit onze samenleving biedt. Studenten krijgen de tijd en de ruimte om ouderen te omarmen als kansengroep en hun visie en aanpak uit te dragen. 304

305 De beroepstaken worden ontwikkeld binnen de volgende vier inhoudelijke perspectieven: - Cognitieve en biologische veranderingen: Psychopathologie Ouder worden in vogelvlucht Preventieve versus curatieve ondersteuning: over vroegsignalering en preventie - Welzijn: Leven lang leren en werken: actief en succesvol ouder worden - Kwetsbaarheid en zelfregie Zelfregie: de oudere als regisseur van zijn welzijn (sociale netwerk strategie aanpakken i.s.m. de oudere, mantelzorgers en hulpverleners, bijvoorbeeld gericht op eenzaamheid identificeren, objectiveren en arrangeren). Schakelen: van kwetsbaarheid naar veerkracht met de zeggingskracht van kunst en cultuur - Actualiteit Een leven lang leren Pensioen in zicht; langer gezond en met plezier doorwerken Innovaties in de samenleving voor en door ouderen Integratie met de praktijk vindt in deze minor plaats middels integrale opdrachten (cases, beroepsdilemma s en innovaties op methodisch-, organisatie- of maatschappelijk niveau) en onderzoek in de beroepspraktijk. In het eerste deel van de minor ligt het accent op het onderzoeken van de eigen ambities en de start van een oriënterend onderzoek in de beroepspraktijk. Na het volgen van deze minor kan de student: - Zorg- en welzijnsbehoeften van ouderen signaleren in een vroeg stadium en creatieve interventies ontwikkelen en implementeren, om zorglast voor ouderen tot een minimum te beperken - Ouderen begeleiden in het behouden van regie over hun eigen leven in de zorg- en welzijnsondersteuning die zij ontvangen - Aansluiten op (veranderende) behoeftes en wensen van de ouder wordende burger en zijn omgeving in een continu bewegende maatschappelijke dynamiek - Het welbevinden van ouderen vergroten door de kennis hiervan en visie hierop te delen met je collega s binnen de praktijk van werken en met mantelzorgers. - Interprofessioneel samenwerken - Kunst en cultuur inzetten als middel tot het vergroten van veerkracht bij ouderen - Vanuit een meervoudig perspectief kijken naar en betekenisgeven aan het bestaan, door het interpreteren van bestaande en eigengemaakte beeldende uitingen 10. Competenties A. Samenwerking met ouderen (en het systeem/netwerk): in verschillende levensfasen en situaties 1. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie 2. Verheldert vragen en behoeften 3. Maakt gebruik van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met ouder wordende burgers B. Gespreksvoering op micro niveau 1. Versterkt eigen kracht en zelfregie 2. Maakt gebruik van creatieve interventies 11. Beoordelingscriteria Indicatoren / eisen aan de OWE C. Professionalisering 1. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden 2. Benut professionele ruimte en is ondernemend 3. Eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen Deeltentamen Kennistoets: Kennisgebieden: - Ouderen en welzijn - Veranderprocessen op psychologisch en sociologisch niveau - Ouderen en ouder worden (in organisaties) 305

306 - Gerontologie en geriatrie - Kwetsbaarheid en weerbaarheid - Culturele kunstzinnige werkvormen in het denken over en werken met ouderen - Creatief interveniëren - Doelgroepparticipatie Cognitief aspect van de volgende competentie wordt in de kennistoets getoetst: Competentie A. 1. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie 3. Maakt gebruik van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met ouder wordende burgers Competentie B. 1. Versterkt eigen kracht en zelfregie 2. Maakt gebruik van creatieve interventies Deeltentamen Ontwikkelproject: Competentie A. 1. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie De student heeft in zijn onderzoeksmatig handelen een outreachende houding De student betrekt betrokkenen bij de vordering van het onderzoek en de ontwikkeling van een product Het resultaat van het onderzoek is gericht op betrokken zijn of blijven van ouderen in de samenleving. 2. Verheldert vragen en behoeften De student neemt een vragende basishouding aan De student voert op methodische wijze een gesprek te met gebruikmaking van verschillende technieken om verdiepende vragen te stellen De student achterhaalt de vraag achter de vraag 3. Maakt gebruik van culturele kunstzinnige werkvormen in de samenwerking met ouder wordende burgers De student komt in samenwerking met betrokkenen en gebruikmaking van culturele kunstzinnige werkvormen tot een relevant product De student kan vanuit een meervoudig perspectief kijken naar en betekenisgeven aan het bestaan, door het interpreteren van bestaande en eigengemaakte beeldende uitingen Competentie B. 1. Versterkt eigen kracht en zelfregie De student is gericht op het stimuleren om de eigen verantwoordelijkheid van de ouder wordende burger De student is met het ontwikkelde product gericht op het versterken van de eigen kracht van de ouder wordende burger 2. Maakt gebruik van creatieve interventies De student zet doelbewust creatieve interventies tijdens gesprekken en/of interviews in Competentie C. 1. Een visie op het beroep ontwikkelen en onderhouden De student anticipeert op de toekomst van het beroep De visie op de plaats van de ouder wordende burger in de samenleving is onderbouwd 2. Benut professionele ruimte en is ondernemend In het onderzoek is op methodische wijze gezocht naar een antwoord op de vraagstelling Onderzoekt het praktijkprobleem vanuit relevante perspectieven De student draagt met een relevant product bij aan de ontwikkeling van het beroep 12. Tentaminering Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Aantal Beoordeli examinatoren ng Kennistoets Kennistoets 1 Cijfer 5, Min. vereist resultaat

307 Ontwikkelproject Verslag 1 Cijfer 5,50 Code Naam (deel)tentamen Toegestane Stp Weging Tentamenmoment hulpmiddelen Kennistoets - 1 P2+P Ontwikkelproject 15 1 P2+P3 13. Verplichte literatuur - Westendorp, R. (2016). Oud worden zonder het te zijn. Over vitaliteit en veroudering. Amsterdam Uitgeverij Atlas Contact. - Penninx, K. (2016). Kiezen en verbonden blijven. Krachtgericht werken met ouderen in de wijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho - Kleinlugtenbelt, D. (2006). Mensbeelden en levenskunst. De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven. Budel: Uitgeverij Damon. - Artikelen via leeromgeving 14. Software Scholar 15. Activiteiten Met behulp van de toegeëigende kennis en een oriënterend onderzoek ontwikkelt de student samen met ouderen nieuwe integrale leefconcepten. 16. Werkvormen Interactieve conceptuele lessen Ateliers Werkcolleges Training (on the job) Praktijkopdrachten 17. Les-/contacturen Geprogrammeerde contacttijd waarbij de (gast)docent fysiek 110 aanwezig is in SBU: Geprogrammeerde individuele en groepszelfwerkzaamheid en 220 andere werkvormen in SBU: Geprogrammeerde praktijktijd in SBU: 90 Totaal aantal SBU Onderwijsperiode Semester 1 en Maximum aantal deelnemers 1 lesgroep van 24 studenten 307

308 Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de ADgraad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen. I.v.m. de verschillen in de curricula van voltijd en deeltijd wordt voor studenten die over willen stappen na het behalen van hun Associate Degree Social Work naar de voltijd bacheloropleiding een programma op maat gemaakt ter grootte van 120 studiepunten. 308

309 Bijlagen 309

310 Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste afkortingen en begrippen in alfabetische volgorde) 14 Afkortingen In het opleidingsstatuut worden de volgende afkortingen gehanteerd: - CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs - CvB: college van bestuur van de HAN - DC: dagelijkse commissie - DGGM: de directie van FGGM - DT: deeltijd - DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs - EVC: Erkenning Verworven Competenties - EVL: eenheid van leeruitkomsten - FGGM: faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van de HAN - FR: faculteitsraad - HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen - HTC: HAN Talencentrum - IDS: Internationaal Diploma Supplement - MR: Medezeggenschapsraad - NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie - OC: Opleidingscommissie - OER: onderwijs- en examenregeling - OS: opleidingsstatuut - OWE: onderwijseenheid - POP: persoonlijk ontwikkelingsplan - Sbu: studiebelastingsuren - SIA: Studenten Inschrijf Administratie - SLB: studie(loopbaan)begeleiding - Slb er: studie(loopbaan)begeleider - Stp: studiepunt - UP: uitstroomprofiel - VT: voltijd - WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Begrippen In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder: A Afstudeerbekwaam (bacheloropleiding): de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerbekwaam (AD programma): de student die het eerste deel van de opleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma van ten minste 120 studiepunten in een bacheloropleiding in het hbo leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. 14 In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs- en examenregeling (OER), - het Reglement examencommissies, - het Reglement Opleidingscommissies (OC s), - het Studentenstatuut. 310

311 B Bacheloropleiding in het hbo: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, op grond waarvan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de feitelijke complexiteit van de beroepscontext door de beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Body of : Een door de opleiding gemaakte selectie van onderwerpen die tijdens de opleiding geleerd en getoetst worden. Bij de puntjes staat ingevuld om wat voor soort onderwerpen het gaat. Vaak wordt deze term afgekort tot Bo. Voorbeelden zijn: BoK = Body of Knowledge, betreft professionele kennis; BoS = Body of Skills, betreft professionele vaardigheden; BoA = Body of Attitudes, betreft professionele houdingsaspecten; Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Certificaat: schriftelijke verklaring van een examencommissie, dat een student een module in de deeltijdse of duale opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en zo aan de orde attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. 311

312 D Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2.2 van het reglement examencommissie. Deeltijdonderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft naast een volledige dagtaak ergens anders de benodigde competenties te verwerven. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. Dublindescriptoren: in Europees verband afgesproken criteria voor het hbo-bachelorniveau. E Eenheid van leeruitkomsten: basiseenheid van HAN-onderwijs met betrekking tot een of meer leeruitkomsten in de experimenten leeruitkomsten en vraagfinanciering, waar studiepunten aan gekoppeld zijn. Eindkwalificaties/Eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Empowerment: Iemand sterker en zelfverzekerder maken, vooral ten aanzien van de controle over het eigen leven en het claimen van waar men recht op heeft. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: de commissie - als bedoeld in artikel 7.12 WHW - die wordt ingesteld voor een opleiding of een groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extern toezichthouder: een externe deskundige niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon - zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW - afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: 1) Economie en Management, 2) Techniek, 3) Educatie, en 4) Gezondheid, Gedrag en Maatschappij. Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden en, zo nodig attitude geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 312

313 G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel WHW. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. H HAN-website: de internetpagina s van de HAN, bereikbaar via de startpagina Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan het aanbod in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast van 22,5 studiepunten of meer. Via een honoursprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intake-assessment: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het College van Bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. K Kamer van de opleidingscommissie: binnen de opleidingscommissie kunnen een of meerdere kamers zijn ingesteld. Een kamer kan worden ingesteld naar inrichtingsvorm, bijzondere eigenschap van de opleiding of locatie van de opleiding. Kopopleiding: opleidingsvariant van een opleiding tot leraar van de tweede graad met een studielast van 60 studiepunten toegankelijk voor studenten in het bezit van een WO- of hbo-getuigschrift van een verwante vakopleiding zoals beschreven in de bijlage bij artikel 6a.1 van de Regeling studiefinanciering L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. 313

314 Leerlijn: Een samenhangend geheel van onderwijsleeractiviteiten om een bepaalde basiskennis of basisvaardigheid te leren. Een leerlijn heeft een opbouw die over een of meer leerjaren kan doorlopen. Voorbeelden zijn: De Onderzoeksleerlijn, die aangeeft hoe een student leert onderzoeksuitkomsten te gebruiken en zelf onderzoek te doen. De Leerlijn Professionele Ontwikkeling, die aangeeft hoe de student in de loop van de vier leerjaren een beginnende professionele identiteit ontwikkelt. De Conceptuele Leerlijn, die aangeeft hoe de student kennis en denkvaardigheden opbouwt. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leeruitkomsten: beschrijving van inhoud en niveau van kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude van een lerende na afronding van een leerproces in een flexibel ingericht traject dat deel uitmaakt van de opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding dat de student in de gelegenheid stelt om de competenties die centraal staan in de opleiding niet alleen aan te tonen op basis van in het onderwijs verworven competenties maar ook op basis van buiten het onderwijs verworven kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude. M Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Masteropleiding in het hbo: een onderwijsprogramma met als toelatingsvoorwaarde tenminste een getuigschrift van een verwante hbo-bacheloropleiding. Deze omvat ten minste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Module: is een intern samenhangend en in zekere mate zelfstandig deel van de propedeutische of postpropedeutische fase van de deeltijdse en van de duale opleiding dat is gericht op een reëel cluster van kwalificaties ontleend aan de beroepspraktijk. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic (Netherlands Universities Foundation for International Cooperation): een Nederlandse nonprofit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio s de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Onderwijsarsenaal: de onderwijs- en begeleidingsactiviteiten die de opleiding in het experiment leeruitkomsten aan de student aanbiedt ter ondersteuning van het behalen van de (deel-) tentamens behorende bij de opleiding. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude, waar studiepunten aan gekoppeld zijn. 314

315 Onderwijsovereenkomst: overeenkomst tussen student en HAN in het kader van het experiment vraagfinanciering en/of in het kader van het experiment leeruitkomsten. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding in het experiment leeruitkomsten: Een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van eenheden van leeruitkomsten omvat, in de zin van de Subsidieregeling subsidiëring flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Opleiding niet in het experiment leeruitkomsten: Een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Opleidingscommissie: een adviesorgaan voor de directie van de betreffende (groep van) opleiding(en) over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende (groep van) opleiding(en). De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding en het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER. De commissie heeft instemmingsrecht en adviesrecht op onderdelen van de OER. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door de HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Senior studieloopbaanbegeleider: medewerker (ook wel coördinator studieloopbaanbegeleiding of studieadviseur genoemd) belast met coördinerende taken betreffende studieloopbaanbegeleiding. Service Bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleidsen beheersprocessen binnen de HAN. 315

316 Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege een succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook beroepsbekwaam genoemd. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is het instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: Service unit van het Service Bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de Service unit Studentzaken van het Service Bedrijf HAN die de BackOffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten voor wie het cursusjaar begint op 1 februari geldt voor een cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (slb er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt in onderwijseenheid: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Studiepunt in eenheid van leeruitkomsten: maat die uitdrukking geeft aan het belang van de eenheid van leeruitkomsten ten opzichte van het totaal van eenheden van leeruitkomsten dat leidt tot de opleidingskwalificatie. Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Talentenprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een talentenprogramma is een uitbreiding van de studielast van minder dan 22,5 studiepunten. Via een talentenprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en, zo aan de orde attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. U Uitstroomprofiel: zie afstudeerrichting. 316

317 V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verlengd programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep. Verlengde studieduur: feitelijke studieduur van een student langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een vwo-diploma en voor studenten die op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur tenminste als gelijkwaardig aan studenten met een vwo-diploma verklaard zijn. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere (onderwijs)instelling. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie Opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen. 317

318 Bijlage 2: Relevante namen en adressen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Ruitenberglaan 31, Arnhem (026) Postbus 5375, 6802 EJ Arnhem College van Bestuur: Dhr. dr. C.P. Boele, voorzitter Dhr. F.H.J. Stöteler, lid Mevr. dr. D. de Jong, lid Faculteitsdirectie & staf Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Faculteitsdirecteur ad interim: Mevr. W.J.M. Hendrikx Faculteitsbureau/Staf faculteitsdirectie: - secretaris faculteitsdirectie: dhr. B. Maertens MSc - secretariaat: mevr. S. Freriks en mevr. I. Ruiter-Laurant Instituut Paramedische Studies (IPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Smit Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) Professor Molkenboerstraat 3, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Schaap Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. A. Laarman Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. W. van der Leeuw HAN Sport en Bewegen Heyendaalseweg 141, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. J. Hermans MSc en Dhr. E. Versluijs MBA Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. C. de Vries-de Winter, instituutsdirecteur 318

319 Instituut Zakelijke Dienstverlening Groenewoudseweg 1, Nijmegen (024) Postbus 9029, 6500 JK Nijmegen fax (024) Directeur: Dhr. drs. F. van Westerhoven Studenten Inschrijf Administratie HAN (SIA) Antwoordnummer 2023 (026) WR Arnhem fax (026) Service unit Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV) t.b.v. FGGM Kapittelweg 33, Nijmegen (06) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Teamleider: mevr. drs. V. Koper HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) (onderdeel van MCV) / Ruitenberglaan 26, Arnhem (024) Coördinator: mevr. J. Steenwinkel International Office Nijmegen (Onderdeel van Onderwijs en Onderzoek/OO) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) /406 Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Beleidsmedewerker t.b.v. FGGM: mevr. drs. Y. van der Meijs Service unit Facilitaire Zaken Laan van Scheut 10, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Service unit Informatie en Communicatietechnologie Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Faculteitsraad GGM Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen fax (024) Secretariaat: mevr. S. Schiks Noodfonds HAN (de regeling Noodfonds is opgenomen in de bijlage van het algemeen deel van het studentenstatuut) Contactpersonen: zie bij Studentendecanen Studentendecanen HAN-Nijmegen (Bisschop Hamerhuis, kamers 2.01B, 2.11 en 2.12A) Mevr. Liesbeth Diemel (024) Dhr. Peter Hoekstra (024) Mevr. Astrid Sluis (024) Dhr. Marcel Sprengers (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen 319

320 Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag Mevr. Marianne de Bruijn Vertrouwenspersonen t.b.v. Duitstalige studenten FGGM Mevr. Anke Noback Vertrouwenspersoon studenten met een migratie achtergrond Dhr. Nevzat Cingöz Ombudsman HAN Dhr. E. Hulshof (024) / of Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN) Laan van Scheut 4, Postbus 1175, 6501 BD Nijmegen (024) Openingstijden: werkdagen: uur; di tot uur Radboud Sportcentrum (RSC) Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen (024) Openingstijden: ma t/m vr: uur; za & zo: uur Universiteitsbibliotheek (UB) Erasmuslaan 36, 6525 GG Nijmegen; Postbus 9100, 6500 HA Nijmegen (024) Openingstijden Centrale Bibliotheek: ma t/m vr: uur; za: uur; zo: uur. Catalogus op Internet: 320

321 Bijlage 3: Plattegrond 1. Receptie 2. Auditorium 3. Kantine 4. Seneca 5. Sportzaal 6. CampusStore / copyshop 7. Studentverenigingen 8. Vraagpunt 9. Studiewisselpunt 10. ICT-helpdesk 11. Muzieklokalen 12. La Pluche 13. Studentencafé 14. Centrale hal 15. Binnentuin 321

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2016-2017 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2017-2018 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD/DUAAL 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD STUDIEGIDS 2017-2018 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2016-2017 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS VOLTIJD GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD STUDIEGIDS 2015-2016 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS DEELTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleidingsstatuut Associate degree programma Directievoering Civieltechnische Projecten (DCP) Associate degree programma Projectvoorbereiding en Realisatie (PVR) Studiejaar 2014 2015 Deel 1 Onderwijs aan

Nadere informatie

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS STUDIEGIDS 2016-2017 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD STUDIEGIDS 2015-2016 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie

Nadere informatie

1a Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

1a Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleidingsstatuut Instituut Engineering Bacheloropleidingen (en Ad-programma s): - Elektrotechniek - Industrieel Product Ontwerpen - Technische Bedrijfskunde - Werktuigbouwkunde Studiejaar 2015 2016 Deel

Nadere informatie

Informatie werkplekleren

Informatie werkplekleren Informatie werkplekleren Pabo Venlo 2014-2015 Inhoudsopgave Inleiding Blz. 3 Stagedagen Blz. 4 Stageweken Blz. 4 Jaaroverzicht 2014-2015 Blz. 5 Opleidingsprogramma Blz. 6 Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 7

Nadere informatie

Sociaal Pedagogische Hulpverlening. SPH voltijd de opleiding en het werkveld.... voor haar een nieuwe liefde vindt

Sociaal Pedagogische Hulpverlening. SPH voltijd de opleiding en het werkveld.... voor haar een nieuwe liefde vindt Sociaal Pedagogische Hulpverlening SPH voltijd de opleiding en het werkveld... voor haar een nieuwe liefde vindt Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) voltijd Een pension voor dak- en thuisloze jongeren.

Nadere informatie

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd 2019 2020 Sociaal Werk Bachelor of Social Work - Voltijd In het kort Als sociaal werker bied jij ondersteuning aan mensen die in de problemen zitten en er, ook met hulp van familie en bekenden, niet meer

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2017-2018 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens...

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek Studiejaar 2013-2014 Algemeen 1. Deze bijlage bij het algemene gedeelte van de Onderwijs- en examenregeling van Codarts is van toepassing

Nadere informatie

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd 2018 2019 Sociaal Werk Bachelor of Social Work - Voltijd In het kort Als sociaal werker bied jij ondersteuning aan mensen die in de problemen zitten en er, ook met hulp van familie en bekenden, niet meer

Nadere informatie

IPS EXCELLENTIEPROGRAMMA S STUDIEJAAR 2014-2015. Domein Health Instituut Paramedische Studies

IPS EXCELLENTIEPROGRAMMA S STUDIEJAAR 2014-2015. Domein Health Instituut Paramedische Studies IPS EXCELLENTIE STUDIEJAAR 2014-2015 Domein Health Instituut Paramedische Studies 2 Instituut Paramedische Studies Domein Health Excellentieprogramma s Paramedische Studies Uitdagende talentprogramma s

Nadere informatie

Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Faculteit Sociale Wetenschappen

Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Faculteit Sociale Wetenschappen Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid Faculteit Sociale Wetenschappen Inhoud & achtergrond Sociaal Werk & Sociaal Beleid Internationale definitie van sociaal werk: Social work is a practice-based

Nadere informatie

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR 2015-2016 Deel B: opleidingsspecifiek deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Artikel 1.2

Nadere informatie

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER, TEAMBEGELEIDER OF MANAGER

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER, TEAMBEGELEIDER OF MANAGER VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER, TEAMBEGELEIDER OF MANAGER Checklist ingevuld op: Door individuele SPH-er: Door SPH-team/projectgroep/managementteam:

Nadere informatie

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus BACHELOR OPLEIDING VOLTIJD 2017-2018 Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus Kennismaken Welkom bij SPH met een Plus! Werk je graag met (groepen) mensen? Sta je stevig in je schoenen? Inhoud Wat ga je

Nadere informatie

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene

Nadere informatie

Master Healthy Ageing Professional (MHAP)

Master Healthy Ageing Professional (MHAP) 1. Basisgegevens Soort aanvraag (kruis aan wat van toepassing is): Naam instelling(en) Contactpersoon/contactpersonen Contactgegevens Nieuwe Nieuw Ad programma X Nieuwe hbo master Nieuwe joint degree 1

Nadere informatie

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012.

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. III FACULTEIT Maatschappij en Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart 2012. instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. A. Hieronder is voor zover van toepassing

Nadere informatie

Instituut voor Sociale Opleidingen

Instituut voor Sociale Opleidingen Instituut voor Sociale Opleidingen Naar een nieuwe opleiding Social Work In september 2016 start Hogeschool Rotterdam met de nieuwe opleiding Social Work. Dit betekent dat eerstejaars studenten (die in

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE OPLEIDINGSSTATUUT 2017-2018 BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 7 Deel 1: Studiegids... 9 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 10 1.1 Uitgangspunten van

Nadere informatie

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus [nieuw!]

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus [nieuw!] BACHELOR OPLEIDINGEN VOLTIJD 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening Plus [nieuw!] Kennismaken Inhoud Wat ga je leren 4 De opleiding 5 Toelating en aanmelden 7 Wil je de sfeer proeven en kennismaken

Nadere informatie

Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk

Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk Inhoud 1. Heldere onderwijsvisie 2. Opleiden op maat 3. Online leren 4. Samen verantwoordelijk 5. Modulaire opleiding

Nadere informatie

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven:

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven: 10 SPECIFIEKE FACULTAIRE BEPALINGEN Faculteit: Faculteit Maatschappij & Recht A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven: Artikel 32 Inschrijving voor cursussen

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies. III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 26-02-2013 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op. 2013. Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en

Nadere informatie

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen 2018-2019 Bijlage: het programma PARAGRAAF 1 - ALGEMENE

Nadere informatie

Openheid als Basis. Ties van der Meer, Stichting Donorkind

Openheid als Basis. Ties van der Meer, Stichting Donorkind Openheid als Basis Ties van der Meer, Stichting Donorkind Disclosure Hierbij verklaar ik geen conflicterende belangen te hebben Agenda Achtergrond I & II Wat/wie is familie? Herkomst van verwachtingen

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2016-2017 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 13-02- 2014 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 24-04 2014. Deze versie treedt in werking op 1 september 2014

Nadere informatie

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd 2019 2020 Sociaal Werk Bachelor of Social Work - Voltijd In het kort Als sociaal werker bied jij ondersteuning aan mensen die in de problemen zitten en er, ook met hulp van familie en bekenden, niet meer

Nadere informatie

De 6 Friesland College-competenties.

De 6 Friesland College-competenties. De 6 Friesland College-competenties. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen. Het vermogen om in te schatten in welke

Nadere informatie

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF CONTEXT Context Instroom Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. Tussen niveau 1 en 2 is geen verschil in context;

Nadere informatie

... haar helpt een toekomst op te bouwen. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. MWD voltijd de opleiding en het werkveld

... haar helpt een toekomst op te bouwen. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. MWD voltijd de opleiding en het werkveld ... haar helpt een toekomst op te bouwen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening MWD voltijd de opleiding en het werkveld Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) voltijd Bij sommige mensen gaat het

Nadere informatie

Sport, Gezondheid en Management

Sport, Gezondheid en Management Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Sport, Gezondheid en Management Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Sport en Bewegen studiejaar 2014-2015 Inhoud Deel 1: Onderwijs aan de HAN 5 Algemene bepalingen

Nadere informatie

S TA G E S L I J N 5

S TA G E S L I J N 5 STAGES LIJN5 Wil jij stage lopen bij Lijn5? In de provincie Utrecht biedt Lijn5 behandeling en begeleiding aan kinderen en jongeren met én zonder licht verstandelijke beperking en hun gezin. Lijn5 beschikt

Nadere informatie

Kennismakingsgesprek

Kennismakingsgesprek Bijlage 3 Feedbackformulier voor de PRAKTIJK BEGELEIDER N3 Pedagogiek voltijd (2016-2017) Toelichting: Kennismakingsgesprek Bij de kennismaking is het belangrijk om vast te stellen dat de stagplek een

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 05-06 Master Pedagogiek CROHO-nummer 443 variant: deeltijd NHL Hogeschool Afdeling: Zorg en Welzijn Versie: Concept besproken met AO-M.Peda 8-4-5 / definitief

Nadere informatie

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016 Ontwerpkaders: Onderwijs Versie 1.0/november 2016 1 Flexibel onderwijs Flexibel Onderwijs kenmerkt zich door tijd, plaats en tempo-onafhankelijk studeren. De route is individueel en past bij de uitgangssituatie

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 7 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 8 1.1 Uitgangspunten

Nadere informatie

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM:

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM: FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM: De (G)OC heeft als formele wettelijke vastgelegde taak het adviseren over de OER en het jaarlijks beoordelen

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt

Nadere informatie

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf Format samenvatting aanvraag Opmerking vooraf Mocht u de voorkeur geven aan openbaarmaking van de gehele aanvraag in plaats van uitsluitend onderstaande samenvatting dan kunt u dat kenbaar maken bij het

Nadere informatie

AANMELDING VOOR DE DECENTRALE SELECTIE OPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE HOGESCHOOL VAN ARNHEM EN NIJMEGEN (HAN) STUDIEJAAR 2015-2016

AANMELDING VOOR DE DECENTRALE SELECTIE OPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE HOGESCHOOL VAN ARNHEM EN NIJMEGEN (HAN) STUDIEJAAR 2015-2016 AANMELDING VOOR DE DECENTRALE SELECTIE OPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE HOGESCHOOL VAN ARNHEM EN NIJMEGEN (HAN) STUDIEJAAR 2015-2016 Instructie Leuk dat je interesse hebt voor de opleiding Toegepaste Psychologie

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels. Studiejaar

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels. Studiejaar Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels Deeltijd Studiejaar 2018-2019 Citeertitel Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels Deeltijd Datum

Nadere informatie

Master s Open Day 3 oktober 2018

Master s Open Day 3 oktober 2018 Master s Open Day 3 oktober 2018 Welkom bij deze voorlichting over het hbo premasterprogramma Youth, Education and Society (YES) 17:30-18:15 zaal Ruppert 0.02 Introductie hbo premasterprogramma YES Voorbereiding

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor pedagogiek van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief) Onderwijs- en examenregeling

Nadere informatie

Culturele en Maatschappelijke Vorming. CMV voltijd de opleiding en het werkveld.... van mensen zonder werk ondernemers maakt

Culturele en Maatschappelijke Vorming. CMV voltijd de opleiding en het werkveld.... van mensen zonder werk ondernemers maakt Culturele en Maatschappelijke Vorming CMV voltijd de opleiding en het werkveld... van mensen zonder werk ondernemers maakt Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) voltijd Samenleven in buurt en stad,

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs

Nadere informatie

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt: Achtergrond Basisschool De Regenboog staat in de wijk Zuid-west in Boekel en valt onder het bestuur van Zicht PO. Evenals de andere scholen onder dit bestuur gaan wij de komende periode vorm geven aan

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie Kariene Mittendorff, lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs Studieloopbaanbegeleiding Binnen scholen wordt op verschillende manieren gewerkt aan

Nadere informatie

Voor onze opleiding geldt: samenwerken met informele zorg hoort erbij

Voor onze opleiding geldt: samenwerken met informele zorg hoort erbij Inspiratie voor hbo zorg en welzijn Informele zorg & Social Work aan de hogeschool Inholland Voor onze opleiding geldt: samenwerken met informele zorg hoort erbij Voor onze opleiding geldt: samenwerken

Nadere informatie

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs! Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs! In ons onderwijs staat de mens centraal, of het nu gaat om studenten of medewerkers, om ouders of werknemers uit het bedrijfsleven, jongeren of volwassenen. Wij zijn

Nadere informatie

Praktijkopleider agrotechniek

Praktijkopleider agrotechniek Associate degree Deeltijd 2018-2019 Praktijkopleider agrotechniek Ontwikkel uw vaardigheden als praktijkopleider in de agrotechnische sector met deze tweejarige opleiding 2 De agrarische sector is continu

Nadere informatie

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd 2019 2020 Kopopleiding Leraar Omgangskunde Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd In het kort Weinig beroepen zijn zo gevarieerd als het beroep van leraar. Je bent studieloopbaanbegeleider,

Nadere informatie

AD Sociaal Werk in de Zorg

AD Sociaal Werk in de Zorg ASSOCIATE DEGREE (MODULAIR) & K E ER DI W TU S AD Sociaal Werk in de Zorg 2019-2020 TWEEJARIGE DEELTIJDOPLEIDING GA AAN DE SLAG ALS SOCIAAL WERKER DIE OOG HEEFT VOOR ACTUELE ONTWIKKELINGEN, ZOALS EIGEN

Nadere informatie

Binnen twee jaar als leerkracht voor de klas. Verkorte opleiding Leraar Basisonderwijs (pabo) share your talent. move the world.

Binnen twee jaar als leerkracht voor de klas. Verkorte opleiding Leraar Basisonderwijs (pabo) share your talent. move the world. Verkorte opleiding Leraar Basisonderwijs (pabo) HBO-bachelor voltijd Startmoment: september 2019 Graad: Bachelor of Education Binnen twee jaar als leerkracht voor de klas Je hebt een hbo- of universitaire

Nadere informatie

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen

Nadere informatie

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd 2019 2020 Kopopleiding Leraar Omgangskunde Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd In het kort Weinig beroepen zijn zo gevarieerd als het beroep van leraar. Je bent studieloopbaanbegeleider,

Nadere informatie

POST-HBO OPLEIDING. Forensische psychiatrie. mensenkennis

POST-HBO OPLEIDING. Forensische psychiatrie. mensenkennis POST-HBO OPLEIDING Forensische psychiatrie mensenkennis Post-hbo opleiding forensische psychiatrie Initiatief De post-hbo opleiding is een initiatief van de: Dr. Henri van der Hoeven Stichting (Forum Educatief),

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2017 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Russische studies Deze onderwijs- en examenregeling is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs

Nadere informatie

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten Versie 1.0/ november 2016 1 Flexibel onderwijs Flexibel Onderwijs kenmerkt zich door tijd, plaats en tempo-onafhankelijk studeren. De route is individueel en past bij de uitgangssituatie

Nadere informatie

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs 2 december 2008 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Beoordelingskader 4 pagina 2 1 Inleiding Dit beoordelingskader bevat een aantal facetten

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) Bachelor Religiewetenschappen Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR)

Nadere informatie

MASTER LEIDERSCHAP EN INNOVATIE KIND EN EDUCATIE

MASTER LEIDERSCHAP EN INNOVATIE KIND EN EDUCATIE MASTER LEIDERSCHAP EN INNOVATIE KIND EN EDUCATIE MASTER LEIDERSCHAP EN INNOVATIE KIND EN EDUCATIE De master Leiderschap en Innovatie Kind en Educatie (MLIKE) is bedoeld voor professionals die werkzaam

Nadere informatie

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd 2020 2021 Sociaal Werk Bachelor of Social Work - Voltijd In het kort Als sociaal werker bied jij ondersteuning aan mensen die in de problemen zitten en er, ook met hulp van familie en bekenden, niet meer

Nadere informatie

Minor Toegepaste Psychologie

Minor Toegepaste Psychologie Minor Toegepaste Psychologie 1 Inleiding Waarom houden mensen zich niet aan dieetvoorschriften? Hoe kan ik ze dan stimuleren om dat wel te doen? Hoe kan ik teamsporters leren om beter om te gaan met zelfkritiek?

Nadere informatie

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA VOORWOORD Hoe leiden we elke student op tot de professional voor de wereld van morgen? Met de blik op 2025 daagt die vraag

Nadere informatie

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20 Januari 2016 Vrijdag 1-jan 6:44 8:50 11:41 12:44 14:55 16:41 18:45 Zaterdag 2-jan 6:44 8:50 11:41 12:45 14:56 16:42 18:46 Zondag 3-jan 6:44 8:50 11:42 12:45 14:57 16:43 18:47 Maandag 4-jan 6:44 8:49 11:42

Nadere informatie

Beroepsregistratie en herregistratie. in de jeugdhulp en

Beroepsregistratie en herregistratie. in de jeugdhulp en Ik ben begeleider in de gehandicaptenzorg Ik ben jeugdzorgwerker Ik ben sociaal werker Beroepsregistratie en herregistratie in de jeugdhulp en jeugdbescherming: wat vraagt het van jou? Ik werk nog niet

Nadere informatie

Brede Propedeuse Zorg & Welzijn. Propedeuse - Voltijd

Brede Propedeuse Zorg & Welzijn. Propedeuse - Voltijd 2018 2019 Brede Propedeuse Zorg & Welzijn Propedeuse - Voltijd In het kort Heb jij de ambitie om mensen verder te helpen? Spreekt het jou aan om in de zorg of hulpverlening te werken? Hogeschool Leiden

Nadere informatie

Studeren aan het hbo. W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g

Studeren aan het hbo. W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g Studeren aan het hbo Inhoud van de presentatie Kenmerken van het hbo Verschil tussen havo en hbo Verschil hbo en universiteit Opbouw van een hbo-opleiding Studieresultaten en begeleiding Toelating en aanmelding

Nadere informatie

Management in de Zorg (Associate degree: duaal/deeltijd)

Management in de Zorg (Associate degree: duaal/deeltijd) Zorg en Welzijn Algemeen U heeft ervoor gekozen om leiding te geven binnen de zorg of welzijnssector. Dit betekent dat u zich een heel nieuw vak eigen moet maken. Gun uzelf de opleiding Management in de

Nadere informatie

Minor Licht Verstandelijk Beperkt

Minor Licht Verstandelijk Beperkt Minor Licht Verstandelijk Beperkt Academie voor Sociale Studies Inleiding De minor Licht Verstandelijk Beperkt biedt een inspirerend en intensief half jaar deskundigheidsbevordering op het gebied van werken

Nadere informatie

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend. Naam student: Studentnummer: Evaluatieformulier meewerkstage CE In te vullen door de bedrijfsbegeleider van de stage biedende organisatie voorafgaand aan het eindgesprek met de stagedocent. De stagiair

Nadere informatie

Leraar voortgezet onderwijs

Leraar voortgezet onderwijs Sport en Bewegen HAN Leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Studiejaar 2015-2016 1 Sport en Bewegen HAN Inleiding 4 Deel 1:

Nadere informatie

Intercultureel vakmanschap in de stage

Intercultureel vakmanschap in de stage Handreiking C Intercultureel vakmanschap in de stage Handreiking voor hsao-opleidingen en stageverlenende instellingen in de jeugdzorg HBO-raad, oktober 2012 Project intercultureel vakmanschap in het hsao

Nadere informatie

Lerarenopleiding. Toke Egberts 10 nov. 2017

Lerarenopleiding. Toke Egberts 10 nov. 2017 Lerarenopleiding Toke Egberts 10 nov. 2017 1 Even voorstellen Toke Egberts 2 Inhoud Leraar worden? Opleidingsvarianten Curriculum Vakken Praktijk Toelatingseisen en informatie Individuele vragen 3 Waarom

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Post-hbo cursus Jobcoach

Post-hbo cursus Jobcoach Post-hbo cursus Jobcoach Voor veel mensen met een arbeidshandicap is terugkeer naar betaald werk geen optie. Aan de zijlijn van de samenleving staan echter ook niet. Een jobcoach helpt om een passende

Nadere informatie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:

Nadere informatie

NIEUW TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE

NIEUW TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE NIEUW TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE OOG VOOR KINDEREN Je wil graag met kinderen werken. Dat weet je zeker, want jij ziet kinderen en je wilt graag

Nadere informatie

Uitdagingen voor de sociale professional anno Tine Van Regenmortel, Vlaardingen, 26/11/2015

Uitdagingen voor de sociale professional anno Tine Van Regenmortel, Vlaardingen, 26/11/2015 Uitdagingen voor de sociale professional anno 2015 Tine Van Regenmortel, Vlaardingen, 26/11/2015 We vragen veel van de sociale professional» Van zorgen voor naar zorgen dat» Van leunen naar ondersteunen»

Nadere informatie

kwalificatie-eis pedagogisch beleidsmedewerker/coach

kwalificatie-eis pedagogisch beleidsmedewerker/coach Voldoet aan de kwalificatie-eis pedagogisch beleidsmedewerker/coach (wet IKK) Associate degree (Deeltijd) Startmoment: september 2019 Inhoud opleiding In de Ad PEM-opleiding staat de ontwikkeling van het

Nadere informatie

pedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching

pedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching BACHELOR pedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching DE GEDRAGSINDICATOREN VOOR AFSTUDEERSTAGE (WIE DOET WAT? WELKE INDICATOREN? WELKE VERWACHTINGEN?) DEEL 1: WIE DOET WAT? ROL VAN DE STUDENT:

Nadere informatie