TAXSHIFT SYNTHESENOTA na vergadering met kabinetten dd. 27/02/2017

Transcriptie

1 TAXSHIFT SYNTHESENOTA na vergadering met kabinetten dd. 27/02/ Résumé vergadermomenten RVB 2017_21 Op 5 december 2016 vond bij de VVSG een eerste vergadering plaats in het kader van het dossier taxshift, waarbij de volgende kabinetsleden aanwezig waren: Peter Vansintjan (kabinet Peeters), Axel Delvoie (kabinet De Block), Geert Vancronenburg (kabinet De Croo) en Lieven Van Wichelen (kabinet Jambon). De kabinetsleden hadden op voorhand een informatieve nota over het dossier ontvangen, samen met berekeningen van de impact van de Taxshift Wet (verliezen voor de lokale besturen). Na deze vergadering bezorgde de VVSG op 23/12/2016 aan de kabinetsleden bijkomende berekeningen voor de jaren 2017 en 2018 (de berekening in de vorige nota was de berekening voor het jaar 2019, op het moment dat de taxshift op kruissnelheid zal zijn), samen met de berekeningen voor een aantal (centrum)steden en een begeleidende nota. Op 27 februari 2017 vond bij de VVSG een tweede vergadering in dit dossier plaats, met vertegenwoordigers van de VVSG en van Brulocalis (Vereniging Stad en Gemeenten Brussel) en met dezelfde kabinetsleden. Op 20 februari 2017 had Brulocalis een overleg gehad over dit dossier met het kabinet van premier Michel. Dit kabinet was verontschuldigd op de vergadering van 27/02/2017. De UVCW (Unions des Villes et Communes de Wallonie) was ook verontschuldigd op deze vergadering, maar liet op voorhand weten dat haar raad van bestuur op 14 februari 2017 formeel had beslist de juridische procedure te laten vallen indien er een politiek akkoord kan worden bereikt in het dossier. Tijdens de 2 vergaderingen toonden de aanwezige kabinetsleden begrip voor de vraag van de 3 verenigingen. Er werd afgesproken dat de verenigingen een nieuwe nota zouden bezorgen aan de kabinetsleden, met een paar aanpassingen/toevoegingen (zie punt 2). 2. Afspraken vergadering 27 februari 2017 Op de vergadering van 27/02/2017 werd met de kabinetsleden overeengekomen een nieuwe nota op te maken, rekening houdend met volgende elementen: - De berekeningen worden beperkt tot De verhoging van de lastenvermindering in 2020 is immers voorlopig enkel vastgelegd in de begrotingsnotificaties; er is nog geen wettelijke basis hiervoor. - Het budget dat de federale regering voorziet voor de lastenverminderingen (lage lonencomponent + forfait) voor de private werkgevers bedraagt op kruissnelheid in miljoen per jaar voor de categorie 2 werkgevers. Het voorstel 1 van de verenigingen (uit de eerste nota, oktober 2016), waarbij een pro rata deel van dit budget wordt overgeheveld naar de lokale besturen, is moeilijk haalbaar voor de federale regering. - De loonmassa van de publieke sector binnen de Sociale Maribel sectoren bedraagt volgens de federale regering 38% van de totale loonmassa Sociale Maribel (dus 62% aandeel van de private sector). Als de private werkgevers in categorie 2 lastenverminderingen krijgen voor een totaalbedrag in 2019 van 157 miljoen per jaar, betekent dit pro rata een lastenvermindering van 96 miljoen per jaar voor de lokale besturen. 1

2 - De 3 verenigingen benadrukten nogmaals dat hun vraag beperkt was tot een gelijke lastenverminderingen voor de werknemers uit categorie 2 (= alle Maribel sectoren) die op het werkveld samen met de private social en non-profit, of in concurrentie hiermee, dezelfde dienstverlening verzorgen in de sociale sector onder hetzelfde wetgevend kader (WZC, kinderopvang, gezinszorg, cultuur, enz.). Om een politiek akkoord te bereiken zijn de 3 verenigingen bereid om de volgende zaken te bespreken: Het nadeel voor het personeel van de steden en gemeenten, intercommunales, enz. dat aan geen enkele categorie (uit de drie categorieën van werknemers voor wie werkgevers lastenverminderingen krijgen) is toegewezen en waarvoor de lokale besturen bijgevolg geen enkele structurele lastenvermindering krijgen. De voor de lokale besturen sinds 2003 gemiste structurele lastenverminderingen (historisch verschil van 233 miljoen/jaar voor heel België). De private werkgevers genieten sinds 1 april 2016 reeds van de verhoogde verminderingen op werkgeversbijdragen (Taxshift Wet). De verenigingen zijn bereid een gelijkaardig voordeel pas vanaf 2017 te vragen. De 3 verenigingen zijn ook bereid om bij een politiek akkoord de hoge lonencomponent van de korting op de werkgeversbijdragen te laten vallen. Op kruissnelheid (2019) gaat dit over 3,6 miljoen/jaar voor België. - De meest eenvoudige en logische wijze om het categorie 2 personeel van de lokale besturen dezelfde structurele lastenverminderingen toe te kennen, is door het toepassingsgebied van de regels over de structurele lastenverminderingen voor categorie 2 personeel uit te breiden naar het categorie 2 personeel van de lokale besturen. 3. Voorstel voor een politiek compromis De meest eenvoudige en logische wijze om het categorie 2 personeel van de lokale besturen dezelfde structurele lastenverminderingen toe te kennen als het categorie 2 personeel van de private sector, is door het toepassingsgebied van de regels over de structurele lastenverminderingen uit te breiden naar het categorie 2 personeel van de lokale besturen. De 3 verenigingen vragen dat dit als volgt gebeurt. De wettelijke basis voor de structurele lastenverminderingen zit vervat in de artikelen van de Programmawet (I) van 24 december 2002 (en de uitvoeringsbesluiten). De artikelen 329 en 330 van deze wet bepalen het volgende: Artikel 329. De werkgevers die werknemers tewerkstellen die onderworpen zijn aan het geheel der regelingen als bedoeld in artikel 21, 1, van de wet van 29 juni 1981, kunnen per kwartaal voor elk van deze werknemers een structurele vermindering genieten die overeenstemt met de principes zoals uiteengezet in hetgeen volgt. Artikel 330. De structurele vermindering heeft betrekking op drie categorieën van tewerkstellingen van werknemers : Categorie 1 : de tewerkstellingen in de hoedanigheid van werknemer onderworpen aan het geheel der regelingen als bedoeld in artikel 21, 1, van de wet van 29 juni 1981 en die niet in een andere categorie 2

3 wordt bedoeld en de tewerkstellingen als werknemer in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst bij de Koninklijke Muntschouwburg of bij het Paleis voor Schone Kunsten; instellingen van openbaar nut aangehaald in Categorie B van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Voor deze categorie wordt de bijdrage bedoeld in artikel 38, 3, eerste lid, 1, beperkt tot 22,65 % vanaf 1 april 2016 en de bijdrage bedoeld in artikel 38, 3, eerste lid, 2, beperkt tot 22,65 % vanaf 1 april 2016.]2 [3 Voor deze categorie wordt de bijdrage bedoeld in artikel 38, 3, eerste lid, 1, beperkt tot 19,88 % vanaf 1 januari 2018 en de bijdrage bedoeld in artikel 38, 3, eerste lid, 2, beperkt tot 19,88 % vanaf 1 januari 2018.]3 Categorie 2 : de tewerkstellingen in de hoedanigheid van werknemer bij een werkgever van de nonprofit sector, als bedoeld in artikel 1, van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, met uitzondering van werknemers die worden tewerkgesteld door werkgevers (van de beschutte werkplaatsen) behorende tot het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en door de werkgevers van de beschutte werkplaatsen behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen. <W /42, art. 48, 006 ; Inwerkingtreding : > Categorie 3 : [4 de tewerkstellingen in de hoedanigheid van werknemer bij een werkgever van de beschutte werkplaatsen behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen. Binnen deze categorie kan de Koning verschillende berekeningsregels voorzien voor de berekening van de vermindering naargelang voor de werknemer de loonmatigingsbijdrage al dan niet verschuldigd is. Voor deze categorie is de bijdrage voorzien in artikel 38, 3, eerste lid, 1, van de wet van 29 juni 1981, beperkt tot 22,65 % met ingang van 1 april 2016.]4 [5 Voor deze categorie is de bijdrage bedoeld in artikel 38, 3, eerste lid, 1, van de wet van 29 juni 1981, beperkt tot 19,88 % met ingang van 1 januari 2018.]5 [1 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het toepassingsgebied van de categorie 3 uitbreiden met andere werkgevers die door de overheid erkend en gesubsidieerd zijn en die een sociale doelstelling hebben.]1 De 3 verenigingen stellen voor om artikel 329 van deze wet als volgt aan te passen: Artikel 329. Voor categorie 1, de werkgevers die werknemers tewerkstellen die onderworpen zijn aan het geheel der regelingen als bedoeld in artikel 21, 1, van de wet van 29 juni 1981, en voor de categorieën 2 en 3 alle werkgevers, kunnen per kwartaal voor elk van deze werknemers een structurele vermindering genieten die overeenstemt met de principes zoals uiteengezet in hetgeen volgt. (onderstreepte tekst = voorstel tot toevoeging). Dit voorstel komt tegemoet aan zowel de bedoeling van de federale regering als aan de vraag van de lokale besturen: - Het toepassingsgebied van categorie 1 wordt niet gewijzigd. De vermindering van de basis bijdragevoet naar 25% is beperkt tot deze categorie. Dit komt tegemoet aan de bedoeling van de federale regering om de competitiviteit van de private profit sectoren te verhogen. - Het toepassingsgebied van de categorieën 2 en 3 wordt uitgebreid naar alle werkgevers uit respectievelijk de sociale maribel sectoren (categorie 2) en de beschutte werkplaatsen 3

4 (categorie 3). Dit komt tegemoet aan de vraag van de lokale besturen om hun sociale maribel personeel op dezelfde wijze te behandelen als het sociale maribel personeel van de private sector. Op basis van de informatie door de kabinetsleden verschaft op de vergadering van 27/02/2017 (een budget lage lonencomponent + forfait voor de private werkgevers op kruissnelheid in 2019 van 157 miljoen per jaar voor categorie 2) 1, kan deze wetswijziging voor categorie 2 op 2 manieren worden uitgevoerd: Eerste mogelijkheid Het budget dat de federale regering voorziet voor de lastenverminderingen (lage lonencomponent + forfait) voor de private werkgevers bedraagt op kruissnelheid in miljoen per jaar voor categorie 2. Indien de federale regering geen bijkomend budget kan vinden om voor de categorie 2 werknemers van de lokale besturen een zelfde voordeel toe te kennen, betekent dit een herverdeling van het categorie 2 budget ( 157 miljoen/jaar in 2019) tussen de private sector en de lokale besturen: Categorie * Private sector 52 miljoen 77,3 miljoen 97,3 miljoen Lokale besturen 31,8 miljoen 47,3 miljoen 59,7 miljoen Totaalbudget / jaar 83,8 miljoen 124,6 miljoen 157 miljoen *Noot: indien het budget na 2019 stijgt, vragen de 3 verenigingen een pro rata aandeel voor de lokale besturen Tweede mogelijkheid De federale regering maakt wel extra budgetten vrij om aan de lokale besturen dezelfde structurele lastenverminderingen toe te kennen voor het categorie 2 personeel, op basis van de verdeelsleutel 62/38. Tijdens de vergadering van 27 februari 2017 leek dit de meest realistische optie. Voortgaand op het budget zoals door de federale regering begroot 2, betekent dit: Categorie * Private sector 83,8 miljoen 124,6 miljoen 157 miljoen Lokale besturen 51,3 miljoen 76,2 miljoen 96 miljoen Totaalbudget / jaar 135,1 miljoen 200,8 miljoen 253 miljoen *Noot: indien het budget na 2019 stijgt, vragen de 3 verenigingen een pro rata aandeel voor de lokale besturen 1 Indien deze budgetten zouden wijzigen, vragen de 3 verenigingen een pro rata aandeel voor de lokale besturen op basis van de verdeelsleutel 62/38. 2 De 3 verenigingen hebben op basis van de wettelijke formules berekeningen gemaakt en bekomen hogere resultaten. Voor het jaar 2019 gaat het voor alle Belgische lokale besturen samen om 170 miljoen. 4

5 4. Juridische procedures In de lopende juridische procedure bij het Grondwettelijk Hof, waarvan we in de loop van het jaar 2017 een uitspraak verwachten, zijn de OCMW s van La Louvière en Mons de eisende partijen en is de UVCW (Unions des Villes et Communes de Wallonie) de vrijwillig tussenkomende partij. De Raad van Bestuur van de UVCW heeft op 14 februari 2017 formeel beslist om zich terug te trekken uit deze juridische procedure indien er een politiek akkoord wordt bereikt. De UVCW maakt zich ook sterk om bij een politiek akkoord ook de OCMW s van La Louvière en Mons te overtuigen om de lopende rechtszaak te beëindigen. Uittreksel uit het verslag van deze vergadering: L UVCW pourrait envisager d abandonner le recours de l UVCW auprès de la Cour constitutionnelle, et solliciter des CPAS requérants qu ils fassent de même, si et seulement si nous obtenons une compensation des manques à gagner subis qui couvre, a minima, le manque à gagner (ndlr secteur Maribel) de 183,1 millions/an.. Daarnaast zullen de 3 verenigingen zich bij een billijk politiek akkoord ook onthouden van een klacht bij de Europese Commissie. Brulocalis neemt in dit dossier nog contact op met het kabinet van de eerste minister en het kabinet van de minister van begroting. Bijlage uittreksel uit het verslag van de vergadering van de Raad van Bestuur van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten van 16/01/2017 In dit dossier van vermindering van de sociale bijdragen voor privé en non-profit uitgezonderd de lokale besturen, zijn de 3 verenigingen overeengekomen om voorrang te geven aan een politieke oplossing ten opzichte van een juridische oplossing. Aangezien het dossier niet evolueerde, heeft de RvB van de UVCW in september 2016 beslist tot vrijwillige tussenkomst in de door het OCMW van Bergen ingestelde vordering, om de rechten van haar leden zo goed mogelijk te vrijwaren en dit voor al het personeel van de lokale besturen. De directiecolleges werden op de hoogte gesteld van deze procedure. Intussen heeft de VVSG van haar kant de onderhandelingen voortgezet met de kabinetten Peeters, De Block, De Croo en Jambon, en concentreerde zich daarbij op het personeel van de Maribel-sectoren (rusthuizen, etc.), rechtstreeks in concurrentie met de non-profit privésector die de vermindering van sociale bijdragen geniet. Een intens debat volgt tussen de voorzitters DRIES, COOLS en GOBERT. ( ) Op deze basis aanvaardt voorzitter GOBERT aan de Raad van Bestuur UVCW van 14 februari de principekwestie voor te leggen betreffende een intrekking van de vordering als de federale regering akkoord gaat de privé en openbare diensten in de Maribel-sectoren op voet van gelijkheid te plaatsen. Voor België gaat het verschil om 183 miljoen in