De Geefwet. Wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen? : Marlies Verbruggen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Geefwet. Wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen? : Marlies Verbruggen"

Transcriptie

1 De Geefwet Wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen? Naam : Marlies Verbruggen Studierichting : Fiscaal Recht Administratienummer : s Datum : 21 december 2012 Scriptiebegeleider : Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeiken

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 : Inleiding 1.1. Inleiding tot het onderwerp p Probleemstelling p Opzet p. 6 Hoofdstuk 2 : De culturele instelling 2.1. Inleiding p Algemeen Nut Beogende Instelling p Historie van de definitie algemeen nut p Huidige definitie van algemeen nut p Culturele instelling p Inleiding p Het begrip cultuur p Belastingwetgeving culturele instellingen p Uitoefenen commeriële activiteiten p Conclusie p. 13 Hoofdstuk 3 : De faciliteiten van de Geefwet 3.1. Inleiding p Faciliteiten Inkomstenbelasting p Inleiding p De giftenaftrek en multiplier p Inleiding p Wat is een gift? p Gewone giften p Periodieke giften p De giftenaftrek p Negatieve giftenaftrek p De multiplier p Codificatie voorwaarden aftrek vrijwilligersvergoeding p Inleiding p Belastingwetgeving aftrek vrijwilligersvergoeding p Faciliteiten Vennootschapsbelasting p Inleiding p De giftenaftrek en multiplier p De giftenaftrek p De multiplier p Integrale belastingplicht p Inleiding p Belastingwetgeving vóór 1 januari 2012 p Belastingwetgeving integrale belastingplicht p Bestedingsreserve p Inleiding p. 27 2

3 Geschiedenis bestedingsreserve p Belastingwetgeving bestedingsreserve p Winstvrijstelling p Inleiding p Belastingwetgeving vóór 2012 p Belastingwetgeving winstvrijstelling na 1 januari 2012 p Fondswervende activiteiten p Inleiding p Historie fondswerversaftrek p Belastingwetgeving na 1 januari 2012 p Fictieve loonkosten aftrek voor vrijwilligers p Inleiding p Belastingwetgeving fictieve loonkostenaftrek p Faciliteiten Successiewet p Inleiding p Historie vrijstelling voor ANBI p Vrijstelling periode p Vrijstelling periode 2006 en 2007 p Vrijstelling vanaf 1 januari 2008 p Vrijstelling erfbelasting p Vrijstelling schenkbelasting p Vrijstelling schenkbelasting uitkering ANBI p Conclusie p. 37 Hoofdstuk 4: Bevindingen vooronderzoek website-analyse 4.1. Inleiding p Nederlandse Museumvereniging p Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties p Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten p Podiumkunsten p Ensembles p Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals p Conclusie p. 44 Hoofdstuk 5: Resultaten praktijkonderzoek 5.1. Inleiding p Verantwoording p Onderzoeksresultaten p ANBI-status p Vriendenprogramma p Inleiding p Resultaten p Giftenprogramma p Inleiding p Resultaten p Faciliteiten p. 53 3

4 Inleiding p Resultaten p De Geefwet p Conclusie p. 56 Hoofdstuk 6 : Conclusie en aanbevelingen 6.1. Inleiding p Conclusie p Aanbevelingen p. 58 Lijst van aangehaalde literatuur p. 60 Bijlage I Analyse websites p. 64 Bijlage II Resultaten enquête p. 74 4

5 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. Inleiding tot het onderwerp Dinsdag 20 september 2011, op welbekende Prinsjesdag, heeft het Kabinet behalve de Miljoenennota ook het Fiscaal Pakket aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit pakket bevat belangrijke wetsvoorstellen die per 1 januari 2012 bekrachtigd zijn. In dit pakket wordt o.a. het Belastingplan 2012, Overige fiscale maatregelen 2012 en de Geefwet gepresenteerd. 1 Deze master-thesis gaat uitgebreid in op de faciliteiten uit bovenstaande wetsvoorstellen. Nederland kent een traditie van gulle particuliere vrijgevigheid. Uit onderzoek is gebleken dat het geefgedrag in Nederland, ondanks de economische recessie, niet afneemt. 2 Het ruimhartige geefgedrag wordt mede mogelijk gemaakt door de in de wet opgenomen ruime fiscale faciliteiten die zich richten op goede doelen en hun gevers. Uit de Memorie van Toelichting 3 op de Geefwet blijkt dat de wetgever van mening is dat de overheid gedurende de afgelopen decennia op veel terreinen een te nadrukkelijke rol is gaan spelen en daarom stappen zet om te komen tot een kleinere rol van de overheid. In deze master-thesis wordt duidelijk dat de Geefwet hier een goed voorbeeld van is. Met ingang van 1 januari 2012 is de Geefwet van kracht geworden. De Geefwet betreft een samenstel van overheidsmaatregelen, erop gericht om geefgedrag nog meer te stimuleren en de eventuele onnodige belemmeringen te elimineren. Met deze maatregelen probeert de wetgever om het beleid op het gebied van fiscale begeleiding van het geefklimaat en geefgedrag te optimaliseren en om oneffenheden in beleid en wetgeving weg te nemen. 4 De maatregelen betreffen vooral stimuleringsregels voor Algemeen Nut Beogende Instellingen (hierna: ANBI s) en - nieuw per 1 januari stimuleringsregels voor culturele instellingen. Wat als algemeen nut beschouwd werd, is door de jaren heen op verschillende manieren omschreven. De wetgever gaf in het jaar 1952 een niet limitatieve opsomming van instellingen die gezien konden worden als voorbeelden van instellingen die het algemeen nut kúnnen beogen. 5 Omwille van eenvoud heeft de wetgever de niet limitatieve opsomming van instellingen geschrapt en sprak de wet in de jaren 2010 en 2011 alleen nog maar over algemeen nut beogende instellingen. 6 Per 1 januari 2012 is de definitie van het begrip ANBI opgenomen in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen 7 en beschikt Nederland over een limitatieve lijst van algemeen nuttige activiteiten. Tot een nadere wettelijke 1 Kamerstukken II 2011/12, , A. 2 Th.N.M. Schuyt, B.M. Gouwenberg, R.H.F.P. Bekkers (red.), Geven in Nederland 2011, Reed Business BV, Amsterdam, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, pag Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, pag S.J.C. Hemels, Gedefinieerde belangen: algemeen nut na de Geefwet, WPNR 2012/6917, par S.J.C. Hemels, Gedefinieerde belangen: algemeen nut na de Geefwet, WPNR 2012/6917, par Artikel 5b Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. 5

6 invulling van het begrip algemeen nut is Nederland echter helaas niet gekomen. Het begrip culturele instelling daarentegen is een nieuw begrip. 8 Dit begrip, en specifiek de daarbij behorende faciliteiten, zijn ingevoerd met als doel culturele instellingen in Nederland een steun in de rug te geven. Deze steun in de rug wordt gerechtvaardigd door de bezuinigingen in de culturele sector. In het Regeerakkoord Vrijheid en Verantwoordelijkheid 9 van de VVD en het CDA is opgenomen dat er veel wordt bezuinigd op de culturele sector. Deze bezuinigingen lopen op tot 200 miljoen euro per jaar vanaf 1 januari Door het van kracht worden van de Geefwet zijn er enerzijds geheel nieuwe faciliteiten voor culturele instellingen in de wet opgenomen en anderzijds zijn bestaande faciliteiten verruimd. Dit roept de vraag op of culturele instellingen gebruik maken van deze faciliteiten. Allereerst kan men zich dan afvragen of culturele instellingen bekend zijn met deze faciliteiten en hun inhoud. Dit geldt zowel voor de instelling zelf maar ook voor de gevers. Indien de instellingen op de hoogte zijn van de Geefwet en haar faciliteiten, is het interessant om te weten of zij de mogelijkheden ook kenbaar maken aan hun publiek. Een onderzoek naar de vraag wat de invloed is van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen is dus van groot belang Probleemstelling In deze master-thesis zal, naar aanleiding van het voorgaande, het wetsvoorstel De Geefwet nader worden belicht. De faciliteiten die per 1 januari 2012 gelden voor culturele instellingen, worden uitgebreid besproken. In dat kader zal een antwoord gezocht worden op de volgende probleemstelling: Wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen? Om tot de beantwoording van deze probleemstelling te komen, wordt onderzoek gedaan naar culturele instellingen en hun fiscale kennis over de Geefwet. Dit onderzoek wordt onder leiding van I.J.F.A. van Vijfeijken en S.A.M. de Wijkerslooth-Loëst uitgevoerd door drie masterstudenten van de Universiteit van Tilburg. Dit betreft Anna Kamphorst, Dominique van Haperen en Marlies Verbruggen. De vraag wat de fiscale kennis van culturele instellingen met betrekking tot de Geefwet is, zullen wij door middel van een enquête proberen te achterhalen. Met de resultaten die voortkomen uit de enquête wordt bovenstaande probleemstelling beantwoord Opzet Voordat uitgebreid op de hierboven beschreven vraag omtrent het gedrag van culturele instellingen in samenhang met de Geefwet wordt ingegaan, dient een aantal deelvragen te 8 Artikel 5b lid 4 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. 9 Rapport Vrijheid en Verantwoordelijkheid, 30 september 2010, p Beleidsnota Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid, 10 juni 2011, p

7 worden beantwoord. Allereerst is het van belang om nader in te gaan op het begrip culturele instelling om te weten waar het onderzoek zich daadwerkelijk op richt. Dit bespreek ik in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 worden de maatregelen uit de Geefwet die per 1 januari 2012 zijn ingevoerd, besproken. Hierbij wordt o.a. de wetgeving zoals deze nu geldt beschreven. Na dit algemene en theoretisch deel beschrijf ik in hoofdstuk 4 de bevindingen van ons vooronderzoek; het bekijken van de websites van culturele instellingen. Na dit vooronderzoek hebben we vervolgens praktijkonderzoek gedaan naar culturele instellingen en hun fiscale kennis van de Geefwet. De resultaten van de enquête worden opgenomen in hoofdstuk 5. Aan de hand van het vooronderzoek en het praktijkonderzoek, zal het antwoord gevonden worden op de probleemstelling. Dit zal aan bod komen in hoofdstuk 6. Hierbij zullen ook mijn aanbevelingen de revue passeren. 7

8 Hoofdstuk 2: Definitie ANBI en CI 2.1. Inleiding Met ingang van 1 januari 2012 is het begrip Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) verplaatst van artikel 6.33 Wet IB 2001 naar artikel 5b AWR. Naast het begrip ANBI, is per 1 januari 2012 ook het nieuwe begrip culturele instelling in deze wet opgenomen. Om de Geefwet en haar maatregelen te begrijpen, is het van belang dat deze begrippen nader worden toegelicht. In dit hoofdstuk zal daarom allereerst ingegaan worden op de definitie van het begrip ANBI. Hierbij wordt de geschiedenis en totstandkoming daarvan besproken. Daarna wordt de totstandkoming van de definitie van de culturele instelling besproken Algemeen Nut Beogende Instelling Inleiding Een instelling komt in aanmerking voor een ANBI-status indien een instelling voor ten minste 90% het algemeen nut beoogt. 11 Per 1 janauri 2012 is in de wet gedefinieerd wat het algemeen nut is. Deze definitie is opgenomen in een limitatieve lijst. 12 In de jaren voor 2012 heeft het begrip algemeen nut verschillende wijzigingen ondergaan Historie van de definitie algemeen nut. In het jaar 1917 is voor het eerst het begrip algemeen belang geïntroduceerd in de Nederlandse wetgeving. 13 In 1952 bij de introductie van de giftenaftrek sprak de wet over kerkelijke, charitatieve, culturele en wetenschappelijke instellingen die het algemeen nut beoogden. 14 Na een Nota van Wijziging 15 werden ook algemeen nut beogende instellingen aan de lijst toegevoegd. Een verdere toelichting op deze opsomming werd niet gegeven. In het jaar 1991 is de lijst tot slot aangevuld met levensbeschouwelijke instellingen om haar in overeenstemming te brengen met de Grondwet. 16 Deze lijst van instellingen was geen limitatieve opsomming. De Hoge Raad 17 oordeelde dat deze instellingen slechts kunnen worden gezien als voorbeeld van instellingen die het algemeen nut beogen. Pas na 57 jaar werd door het wetsvoorstel Wijziging van de Successiewet 1956 de opsomming beperkt tot kerkelijke, levensbeschouwelijke en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen nut beogende instellingen. 18 Door de kritiek die geleverd werd op het onderscheid dat de staatssecretaris maakte tussen enerzijds kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen, en anderzijds algemeen nut beogende instellingen, verdwenen uiteindelijk ook de eerstgenoemde instellingen uit de opsomming. 19 Vanaf Artikel 5b, lid 1, onderdeel a AWR. 12 Artikel 5b, lid 3 AWR. 13 Wet van 20 januari 1917, Stb Kamerstukken II 1951/52, 2492, nr Kamerstukken II 1951/52, 2492, nr Wet van 22 mei 1991, Stb HR 13 juli 1994, nr , BNB 1994/280 en HR 9 juli 1999, nr , BNB 1999/ Kamerstukken II 2009/10, , nr S.J.C. Hemels, Gedefinieerde belangen, WPNR 2012/6917, par. 2. 8

9 bleef zodoende alleen algemeen nut beogende instellingen over in de opsomming. Dat er sprake was van een open norm herhaalde de staatssecretaris in zijn brief van 30 september Hij gaf aan dat de open norm van belang is voor de praktijk en rechterlijke macht. De open norm zorgt voor ruimte om nadere invulling te geven aan het begrip. Ik ben van mening dat deze open norm juist tot meer discussie leidt omdat daardoor niet duidelijk is wat onder het algemeen nut moet worden verstaan Huidige definitie van algemeen nut Over de vraag wat onder algemeen nut moet worden verstaan, is nooit gedebateerd in Nederland. Toch is de open norm per 1 januari 2012 vervangen door een limitatieve lijst met categorieën van algemeen nuttige activiteiten. In de Memorie van Toelichting geeft de staatssecretaris een omschrijving van de nieuwe categorieën. De staatssecretaris merkt op dat de omschrijving niet compleet kan zijn, gelet op de diversiteit van de doelen van de instellingen. 21 Het valt op dat in de lijst van artikel 5b AWR geen restcategorie is geplaatst. Door middel van een restcategorie kan worden ingespeeld op nu nog onbekende toekomstige wetswijzigingen. 22 De vraag of deze restcategorie alsnog dient te worden opgenomen, zal de toekomst moeten uitwijzen. In de lijst van artikel 5b, lid 3 AWR is omschreven wat onder algemeen nut moet worden verstaan. Algemeen nut is: a) welzijn, b) cultuur, c) onderwijs, wetenschap en onderzoek, d) bescherming van natuur en milieu, e) gezondheidszorg, f) jeugd- en ouderenzorg, g) ontwikkelingssamenwerking, h) dierenwelzijn, i) religie, levenbeschouwing en spiritualiteit, j) de bevordering van de democratische rechtsorde, k) een combinatie van doelen en l) het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling. De staatssecretaris merkt op dat de lijst bewust algemeen is gehouden en zodoende voldoende ruimte biedt om mee te buigen met wijzigingen in toekomstige maatschappelijke opvattingen. 23 Instellingen die één van bovenstaande doelen nastreven - voor ten minste 90% -, kunnen door de Belastingdienst worden aangemerkt als een ANBI. Het is voor mij de vraag of deze limitatieve lijst een einde maakt aan de onduidelijkheid omtrent het begrip algemeen nut. De lijst is slechts deels, wat betreft de begripsomschrijving, ontleend aan de Van Dale Groot woordenboek. Daarnaast is van een uitgebreide parlementaire discussie geen sprake geweest Culturele Instelling Inleiding Naast de gewone ANBI, kan een instelling per 1 januari 2012 zich kwalificeren als een 20 Brief van 30 september 2009, Kamerstukken II 2009/10, , nr Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p S.J.C. Hemels, Gedefinieerde belangen, WPNR 2012/6917, par Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p

10 culturele instelling. De CI is met de invoering van de Geefwet nieuw opgenomen in de wet. 24 CI s hebben in de Geefwet en het Belastingplan extra aandacht gekregen; een aantal maatregelen betreft uitsluitend CI s. 25 De vraag wat precies onder cultuur moet worden verstaan, zal in de navolgende paragraaf worden toegelicht. Daarna wordt verder ingegaan op de belastingwetgeving van culturele instellingen Het begrip cultuur In paragraaf is de geschiedenis van het algemeen nut besproken. Hieruit blijkt dat de opsomming van het algemeen nut - tot het jaar ook het begrip cultuur bevat. Met ingang van 1 januari 2010 heeft de wetgever besloten om de opsomming te schrappen omwille van eenvoud van de wettekst. 26 Dit heeft niet lang stand gehouden aangezien per 1 januari 2012 de opsomming en dus ook het begrip cultuur weer in de wet is opgenomen. De vraag wat precies verstaan moet worden onder het begrip cultuur, dient volgens de staatssecretaris deels te worden uitgelegd aan de hand van de Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse Taal: Cultuur is volgens het woordenboek: het geheel van geestelijke en fysieke voortbrengselen en verworvenheden van een gemeenschap. 27 Daarnaast merkt de staatssecretaris op: Bij cultuur moet het gaan om instellingen die streven naar een hoogwaardig cultuuraanbod dat voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk is. Instellingen zijn bijvoorbeeld actief in beeldende kunst, bouwkunst, erfgoed (musea, monumenten, archieven), dans, film, letteren, muziek, muziektheater, nieuwe media of vormgeving. Hieronder vallen bijvoorbeeld theatergroepen, schouwburgen, bibliotheken en musea. 28 Deze omschrijvingen van cultuur leiden mijns inziens niet tot een afbakening van het begrip cultuur. Wat wordt er precies verstaan onder een hoogwaardig cultuuraanbod? Volgens de staatssecretaris zal de Belastingdienst hierover oordelen met behulp van het beoordelingskader dat in overleg met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is opgesteld. 29 Daarnaast is aangegeven dat sprake is van cultuur als de instelling statutair en feitelijk activiteiten ontwikkelt gericht op de realisatie van cultureel aanbod en/of het verspreiden van cultuur en/of het beheren en behouden van cultuur. Dit 24 Artikel 5b, lid 4 AWR. 25 C. Vrieling en H.R. Bruggink, Culturele instellingen, WPNR 2012/6917, par 1. De maatregelen die uitsluitend voor CI s gelden, worden behandeld in paragraaf , en Kamerstukken II 2009/10, , nr. 40, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p

11 cultuuraanbod moet daarbij voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk moet zijn. 30 Tevens is het aangesloten zijn van de instelling bij een relevante brancheorganisatie of het in aanmerking komen voor een subsidie op grond van cultuurbeleid van het Rijk, provincie of gemeente, een indicatie dat er sprake is van cultuur. 31 Relevante brancheorganisaties zijn bijvoorbeeld de Nederlandse Galerie Assosciatie, de Federatie instandhouding monumenten en de Branchvereniging archiefinstellingen. Ook de brancheorganisaties waar ons onderzoek naar uit gaat (Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals, de Vereniging Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten, de Nederlandse Museumvereniging en de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties), zijn expliciet genoemd door de wetgever. In de Nota naar aanleiding van het Verslag 32 zijn nog drie specifieke gevallen gegeven waarbij sprake is van een culturele instelling. De eerste situatie betreft verenigingen die het particulier belang overstijgen zoals bijvoorbeeld het Prins Bernard Cultuurfonds, het VSBfonds en het SNSreaalfonds - en instellingen die de cultuursector versterken. Het tweede specifieke geval betreft de instelling die statutair en feitelijk het doel heeft om een landgoed waar culturele activiteiten plaatsvinden in stand te houden. De derde situatie betreft een instelling die het doel heeft om een fort of molen te onderhouden. Er is door het geven van voorbeelden en het omschrijven van het begrip cultuur gepoogd om duidelijkheid te creëeren over het nieuwe begrip cultuur en culturele instelling. De staatssecretaris geeft aan dat hij weinig tot geen problemen verwacht bij het aanwijzen van culturele instellingen. Ook is hij van mening dat de introductie van het CI-begrip niet zal leiden tot onnodige complexiteit of aanleiding geeft tot misbruik. 33 De tijd zal uitwijzen of dit ook daadwerkelijk zo is Belastingwetgeving culturele instelling De CI wordt in artikel 5b, lid 4 AWR omschreven als: Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg geheel richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als een culturele instelling. Een CI dient allereerst een ANBI te zijn. Indien de instelling zich dan voor ten minste 90% richt op cultuur, kan de instelling aangemerkt worden als een CI. Met andere woorden: wanneer (slechts) 90% van alle activiteiten algemeen nuttig zijn, dan moeten deze activiteiten voor 100% cultureel zijn om aangemerkt te worden als een CI. Dit laatste punt kan mijns inziens voor de verkrijging van de CI-status leiden tot discussies en constructies in de praktijk. Hoe behandelt de Belastingdienst een instelling met meerdere algemeen nuttige doelen? De staatssecretaris geeft aan dat beoordeeld moet worden of de instelling zich voor 90% richt op cultuur. Indien dat niet het geval is, is er geen sprake van een culturele instelling. Een instelling met meerdere algemeen nuttige doelen kan zich opsplitsen waarbij 30 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Eerste Kamer, Kamerstukken I 2011/12, , nr. G, p Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p

12 twee instellingen ontstaan. Volgens de staatssecretaris kan de instelling die zich dan 90% richt op cultuur, worden aangemerkt als een culturele instelling. 34 Er dient vervolgens een verzoek te worden ingediend bij de Belastingdienst om aangemerkt te kunnen worden als CI. Ook een instelling die overduidelijk aan het CI-criterium voldoet, moet een verzoek indienen. 35 Bij goedkeuring van het verzoek ontvangt de instelling een voor bezwaar vatbare beschikking. 36 De instelling wordt na goedkeuring opgenomen- met het herkenningsteken cultuur - in de door de Belastingdienst gepubliceerde ANBI-lijst. Met ingang van 1 januari 2012 gelden twee faciliteiten specifiek voor culturele instellingen. Het betreft de multiplier en de integrale belastingplicht. Hierover meer in paragraaf en Uitoefenen commerciële activiteiten Met de invoering van de Geefwet is het voor een instelling mogelijk om een ANBI en/of CIstatus te verkrijgen of behouden indien zij commerciële activiteiten uitoefenen. 37 De inkomsten uit deze activiteiten moeten vanzelfsprekend (nagenoeg) geheel dat wil zeggen meer dan 90% - ten goede komen aan het algemeen nuttige doel. Met ingang van 2012 wordt dus gekeken naar de besteding van de inkomsten voor de beoordeling van het 90%- criterium. Dit is verschillend ten opzichte van de beoordeling of voldaan werd aan het 90%- criterium vóór Toen was het uitgangspunt dat gekeken moest worden naar de wijze waarop de gelden waren verkregen. 38 Daarnaast is het vereist dat de opbrengsten uit commerciële activiteiten binnen een redelijke termijn ten goede komen aan het algemeen nuttige doel. De opbrengsten mogen niet worden opgepot. 39 Deze redelijkheidsnorm houdt in dat een culturele instelling niet meer vermogen aan mag houden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de instelling. 40 De invulling van deze norm is afhankelijk van het type instelling, de grootte van de instelling of de doelstelling. Volledigheidshalve merkt de staatsecretaris op dat het saldo van de baten en lasten binnen een redelijke termijn moeten toekomen aan de doelstelling van de culturele instelling en dus niet alleen de opbrengsten. 41 De regels omtrent commerciële activiteiten zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling AWR In het nieuwe artikel 1 a, onderdeel 6 worden commerciële activiteiten als volgt omschreven: 34 Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p C. Vrieling en H.R. Bruggink, Culturele instellingen, WPNR 2012/6917, par Artikel 5b, lid 5 AWR. 37 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p M.M.F.J. van Bakel, Hoe royaal is de Geefwet voor anbi s, WFR 2012/592, par Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 2011/12, , nr.6 p Art. 1b Uitvoeringsregeling AWR Ministeriële regeling 19 juni 2012, nr. DB. 2012/248, Stcrt. 2012, 12737, p Ministeriële regeling 19 juni 2012, nr. DB. 2012/248, Stcrt. 2012,

13 (...) alle activiteiten die met de ter beschikking staande middelen van de instelling worden ontplooid met het oogmerk hiermee ter financiering van de algemeen nuttige doelstelling van de instelling een positief resultaat te behalen. Gezien de ruime definitie is het mogelijk dat naar aanleiding hiervan mogelijk de discussie ontstaat over de vraag wat precies verstaan moet worden onder een commerciële activiteit. De wetgever geeft in artikel 1a van de Uitvoeringsregeling AWR 1994 geen concrete handreikingen aan de ANBI-sector over wat wel of niet als commerciële activiteit beschouwd mag worden 43 Om misverstanden te voorkomen wordt door de staatssecretaris opgemerkt dat het uitgangspunt blijft om opbrengsten uit commerciële activiteiten in beginsel in de heffing te betrekken. 44 Het is hierbij uiteraard mogelijk dat de opbrengsten niet altijd leiden tot belastingdruk bij de instelling omdat gebruik gemaakt kan worden van bepaalde faciliteiten of een vrijstelling. 45 Het doel van de wetgever om gesubsidieerde instellingen minder afhankelijk te maken van gemeenschapsgeld, wordt op deze manier bewerkstelligd omdat er door de invoering van de Geefwet meerdere faciliteiten zijn die het aantrekkelijk maken om een groot deel van de inkomsten zelfstandig te vergaren. 46 Wanneer een instelling geen cultureel doel of ander algemeen nuttig doel- voor ogen heeft bij het uitoefenen van commerciële activiteiten maar een zakelijk doel, wordt niet voldaan aan de vereisten en zal de status worden ingetrokken of niet worden verleend Conclusie In de voorgaande paragrafen is nader ingegaan op het begrip ANBI en de begrippen cultuur en culturele instellingen. De definitie van het begrip algemeen nut is per 1 januari 2012 in een limitatieve lijst opgenomen in de AWR. Met ingang van dit jaar is ook het begrip culturele instelling nieuw opgenomen in de wet. De vraag of deze begrippen duidelijk zijn en niet zorgen voor discussie, zal de toekomst moeten uitwijzen. In het navolgende zullen de faciliteiten van de Geefwet voor de culturele instellingen besproken worden. 43 M.M.F.J. van Bakel, Hoe royaal is de Geefwet voor anbi s, WFR 2012/592, inleiding. 44 Ministeriële regeling 19 juni 2012, nr. DB. 2012/248, Stcrt. 2012, 12737, p Gedacht kan worden aan de vrijstelling van artikel 6 Wet VPB 1969 of de mogelijkheid om gebruik te maken van de bestedingsreserve van artikel 12 Wet VPB Zie paragraaf en Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33006, nr. 3, p

14 Hoofdstuk 3: De faciliteiten 3.1. Inleiding Sinds de invoering van de Geefwet zijn er verschillende wettelijke maatregelen van kracht geworden die het geefgedrag van belastingplichtigen aan ANBI s stimuleren. In het wetsvoorstel is daarbij in het bijzonder aandacht besteed aan de faciliteiten voor culturele instellingen. De nieuwe regelingen zorgen voor een grotere mate van zelfstandigheid van de culturele instellingen en dus voor een kleinere rol van de overheid. In dit hoofdstuk zullen alle faciliteiten van de Geefwet de revue passeren. De regelingen uit de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 zullen allereerst aan bod komen, vervolgens de faciliteiten in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en tot slot de faciliteiten in de Successiewet. De faciliteiten worden uitgebreid toegelicht vanuit het perspectief van de culturele instelling. De regelingen gelden logischerwijs ook voor ANBI s die een ander algemeen nuttig doel nastreven. Bij drie faciliteiten wordt uitdrukkelijk vermeld dat zij alleen voor culturele instellingen gelden Faciliteiten Inkomstenbelasting Inleiding De mogelijkheid om op een fiscaal vriendelijke manier te geven aan ANBI s bestaat al sinds de jaren vijftig. Naast de giftenaftrek kent ons belastingstelsel verscheidende andere regelingen welke het royale geefgedrag van particulieren bevorderen. Te denken valt hierbij aan de regelingen rondom vrijwilligers. De regeling rondom vrijwilligers wordt behandeld in paragraaf Het geefklimaat en geefgedrag in Nederland kan mede door deze fiscale mogelijkheden al beschouwd worden als ruimhartig. Het uitgangspunt bij het pakket aan maatregelen van de Geefwet is dus niet bedoeld om verschuivingen of veranderingen in het beleid voor goede doelen of hun donateurs te bewerkstelligen. Het gaat veeleer om het optimaliseren van het beleid en om maatregelen die erop zijn gericht eventuele oneffenheden in beleid en wetgeving weg te nemen. 47 Geschiedenis, hedendaags beleid en toekomstvisie hebben geleid tot het volgende pallet aan maatregelen dat per 1 januari 2012 is ingevoerd in de Wet IB De giftenaftrek en de multiplier Inleiding Sedert het jaar 1952 is de aftrek voor giften aan kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en algemeen nut beogende instellingen in de inkomstenbelasting ingevoerd. 48 Destijds werd als reden voor invoering van de giftenaftrek gegeven dat deze faciliteit de financiële moeilijkheden van bovenstaande instellingen zou verlichten. Tot op 47 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33006, nr. 3, p Wet van 26 juni 1952, Staatsblad 376, kamerstuknummer

15 heden kunnen belastingplichtigen nog steeds giften aftrekken in de inkomstenbelasting wanneer voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden Wat is een gift? Per 1 januari 2003 is er in het Burgerlijk Wetboek een definitie opgenomen van het begrip gift. 49 Blijkens artikel 7:186, lid 2 BW 7 luidt de omschrijving van een gift: (...) iedere handeling die er toe strekt dat degeen die de handeling verricht, een ander ten koste van het eigen vermogen verrijkt. Ook in de fiscale wetgeving 50 wordt een definitie gegeven van het begrip gift: (...) bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. De civiele en fiscale begripsomschrijving van een gift is niet exact hetzelfde maar bevatten wel dezelfde elementen. Uit de definities is op te maken dat een gift aan drie elementen moet voldoen: - een verrijking van de ontvanger - een verarming van de gever - vrijgevigheid Het eerste en het tweede element hangen met elkaar samen. Van een gift bedoeld in de Wet IB 2001 is sprake indien er een waardeverschuiving plaatsvindt uit het vermogen van de gever naar dat van de begiftigde, waardoor diens vermogen wordt vergroot. 51 Deze omschrijving is in een recente uitspraak 52 van het Hof Den Haag nogmaals toegepast. In geschil was of er een vermogensverschuiving had plaatsgevonden en of er zodoende recht bestond op de giftenaftrek. De uitspraak betrof een belastingplichtige (hierna: X.) die in 2001 een stichting had opgericht. Het bestuur van de stichting werd in 2005 gevormd door X, zijn echtgenote en een derde. X was zelfstandig bevoegd de stichting te vertegenwoordigen. In april 2005 heeft X bij notariële akte vastgelegd dat hij voor een periode van vijf jaar een bedrag van aan de stichting zou schenken. De vraag is of X recht heeft op de giftenaftrek in de zin van artikel 6.32 jo Wet IB 2001 van Het hof komt tot de conclusie dat X in feite dezelfde beschikkingsmacht heeft behouden over de gelden van de stichting als wanneer X de gelden zou behouden voor zijn eigen vermogen. Volgens het Hof is er dus geen daadwerkelijke vermogensverschuiving van X naar de stichting waardoor het bedrag van niet aangemerkt kan worden als een gift. 49 Wet van 18 april 2002, Staatsblad 2002, Artikel 6.33, onder a Wet IB HR 12 januari 1972, nr , BNB 1972/ Hof Den Haag, 3 januari 2012, 10/00237, NTFR: 2012/2104, LJN BV

16 Naast deze twee samenhangende elementen, bevat de wet een ander essentieel punt: vrijgevigheid. Giften moeten gedaan worden met de gedachte om de ander te bevoordelen zonder dat daarvoor een (in)directe tegenprestatie tegenoverstaat. Blijkens de jurisprudentie 53 is er géén sprake van vrijgevigheid wanneer erfgenamen krachtens testament verplicht zijn tot het doen van een schenking. In dat geval nemen de erfgenamen de verplichting over tot het doen van een periodieke gift. De rechtbank vindt dit verplichte karakter een reden om de betalingen niet als gift aan te merken. Mijns inziens is de rechtbank hier tot een juist oordeel gekomen. Naast het ontbreken van vrijgevigheid bij de erfgenaam is er ook geen sprake van verarming bij de erfgenaam. De erfgenaam neemt slechts een verplichting over zonder dat hij daarbij daadwerkelijk verarmt. De overgenome verplichting tot betaling leidt daarom niet tot giftenaftrek bij de erfgenaam. In de wettekst staat dat ook verplichte bijdragen aangemerkt kunnen worden als een gift. Deze toevoeging is in de definitie van giften van artikel 47, lid 4 Wet IB 1964 op 21 mei 1991 opgenomen in de wet. 54 Te denken valt hierbij aan kerkelijke belastingen, bijdragen aan levensbeschouwelijke instelling of contributies aan ANBI s. 55 Van belang is dat de bijdragen slechts als gift aangemerkt kunnen worden voor zover daardoor geen op geld waardeerbare aanspraken ontstaan. 56 Daarnaast is het een vereiste dat de bijdrage op vrijwillige basis wordt gedaan. De vraag of de verplichte bijdrage vrijwillig is, wordt niet beoordeeld op het moment van betalen maar op het moment van de aanmelding van de donateur of lid. Er dient dus sprake te zijn van een vrijwillige toetreding. 57 Giften omvatten niet alleen bevoordelingen in geld maar ook giften in natura. Zo zijn bijvoorbeeld schenkingen van goederen of toekomstige inkomsten giften in natura. Daarnaast is ook het afzien van een (kosten)vergoeding aan te merken als een gift. 58 Het afzien van een vergoeding, leidt tot een verarming bij de belastingplichtige. Dit zal door hem bewust en vrijwillig worden gedaan waardoor ook aan het vrijgevigheidselement is voldaan. De vraag rest of de ANBI verrijkt door het niet uitbetalen van een vergoeding. Aan dit criterium is wellicht niet voldaan. Toch is het afzien van een (kosten)vergoeding mijns inziens terecht wettelijk aangemerkt als een aftrekbare gift. In het belastingrecht is de samenhang van de verarming en verrijking niet vanzelfsprekend. Ik ben het eens met Van Dijck en Van Vijfeijken dat de schenker - en niet de ontvanger - het uitgangspunt dient te zijn aangezien de schenker voor de aftrek in aanmerking komt. Het gaat dus om de verarming van de 53 HR 27 oktober 1971, nr , BNB 1971/245, Rechtbank Haarlem 2 februari 2009, nr. 07/07219, NTFR 2009/763 en Hof Amsterdam 15 maart 2012, nr.09/00190, V-N 2012/32.1.3, LJN BW Wet van 21 mei 1991, Stb. 1991, Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3. p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3. p J.E.A.M. van Dijck en I.J.F.A. van Vijfeijken, Instellingen van algemeen nut, Kluwer: Deventer 2005, p Zie artikel 6.36 Wet IB Hierover meer in paragraaf

17 schenker. Bij de ANBI komt slechts de vraag aan de orde óf (en niet in welke mate) de ANBI door de activiteit gebaat is Gewone giften De gewone gift bestaat sinds de invoering van de giftenaftrek in Om een gewone gift van het inkomen te mogen aftrekken, dient aan een aantal voorwaarden voldaan te worden. Allereerst moet het gaan om een gift van belastingplichtige aan door de Belastingdienst als zodanig erkende algemeen nut beogende instellingen. De gift moet op grond van artikel 6.39, lid 1 worden gestaafd met schriftelijke bescheiden. Daarnaast worden de giften pas in aanmerking genomen indien zij een drempel overschrijden van zowel 60 als 1% van het verzamelinkomen. Tot slot mogen de giften gezamelijk maximaal 10% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoongebonden aftrek - bedragen voordat zij aftrekbaar zijn. 60 Een gewone gift moet met schriftelijke bescheiden kunnen worden aangetoond voordat een belastingplichtige recht heeft op giftenaftrek. Dit is recent bevestigd door het Hof Amsterdam. 61 Dit houdt in dat er door middel van bankafschriften of kwitanties aangetoond moet worden dat er sprake is van een gift. Een aantekening in de boekhouding van een belastingplichtige is niet voldoende. 62 De reden voor het invoeren van de drempel en het plafond bij de gewone gift is tweeledig. Enerzijds zijn de aftrekgrenzen opgenomen om de uitvoeringslast in zekere zin te beperken. De benedengrens was volgens de wetgever noodzakelijk om de aftrekbare giften te beperken tot een voor de Belastingdienst verwerkbaar aantal. Anderzijds omdat gevreesd werd dat zonder minimumgrens de prikkel zou verdwijnen om meer te schenken. 63 Aan deze laatste reden heeft de wetgever niet lang vastgehouden; bij de totstandkoming van de Wet IB 2001 is enkel de beperking van de uitvoeringslast gegeven als reden voor de aftrekgrenzen Periodieke gift De periodieke gift is ingevoerd in 1984 en is in tegenstelling tot de gewone gift niet aan een drempel of maximum verbonden. De reden van het onderscheid tussen de periodiek gift en gewone gift wordt o.a. in de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 gegeven: het regime inzake periodieke giften ziet op het schenken van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen of verstrekkingen die eindigen uiterlijk bij overlijden. Onder dit regime geldt geen inkomensafhankelijke drempel, noch een inkomensafhankelijk plafond. De reden voor deze verschillen is dat periodieke giften van een groter belang zijn voor instellingen dan 59 J.E.A.M. van Dijck en I.J.F.A. van Vijfeijken, Instellingen van algemeen nut, Kluwer: Deventer 2005, p Artikel 6.39 Wet IB Hof Amsterdam 3 april 2012, nr. 09/00593, NTFR 2012/1045, LJN BW HR 25 januari 1961, nr , BNB 1961/ Memorie van Antwoord, Kamerstukken II 1962/63, 5380, nr. 19, p Kamerstukken II 1999/00, , nr. 122, p

18 andere giften. Periodieke giften betekenen immers een vaste inkomensstroom. Door het verschil in fiscale behandeling wordt beoogd periodieke giften te stimuleren. 65 Periodieke giften zijn: (...) giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, aan instellingen of verenigingen. 66 en worden in aanmerking genomen voor de giftenaftrek indien: (...) zij berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane verplichting om de uitkeringen of verstrekkingen gedurende vijf jaar of meer jaren ten minste jaarlijks uit te keren. 67 Periodieke uitkeringen Een periodieke uitkering is een onderdeel van een reeks uitkeringen. 68 Daarnaast mag de periodieke uitkering geen onderdeel uitmaken van een complex van rechten en verplichtingen. 69 Het tot uitkering komen van elke uitkering moet afhankelijk zijn van een onzekere factor. Deze onzekere factor is in het geval van periodieke giften in elk geval het overlijden. De vraag kan gesteld worden of periodieke uitkeringen terecht aangemerkt worden als aftrekbare giften. Indien de periodieke uitkering getoetst wordt aan de criteria van een gift zou men tot een ander oordeel kunnen komen. Bij het betalen van een periodieke uitkering zou betoogd kunnen worden dat er geen sprake is van vrijgevigheid omdat belastingplichtige (jaarlijks) verplicht is tot het doen van de uitkering. Het vrijgevigsheidselement ontbreekt hier. Mijns inziens worden periodieke uitkeringen aangemerkt als een gift omdat op het moment van het sluiten van de overeenkomst al sprake is van vrijgevigheid. Bij de schenking gaat het niet om de voldoening aan de verbintenis maar om het ontstaan van de verbintenis. 70 Notariële akte Indien voldaan wordt aan de voorwaarden, is de gift onbeperkt en volledig aftrekbaar. De reden dat hier geen drempel en maximum gesteld wordt, hangt samen met de beperkte uitvoeringslast. Aangezien de periodieke giften vastgelegd moeten worden bij notariële akte van schenking is het eenvoudig te controleren of de giften in aanmerking komen voor de aftrek. 71 Op het moment dat de gift wordt gedaan, dient er een notariële akte aanwezig te 65 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Artikel 6.34 Wet IB Artikel 6.38 Wet IB HR 4 juni 1980, nr , BNB 1980/ HR 23 juni 1954, nr , BNB 1954/ J.E.A.M. van Dijck en I.J.F.A. van Vijfeijken, Instellingen van algemeen nut, Kluwer: Deventer 2005, p Brief van de staatssecretaris en de minister van Financiën, Kamerstukken II 1998/99, , nr. 122, par

19 zijn. 72 De verplichting ligt zodoende besloten in de notariële akte en zou zonder die akte niet bestaan. Tijdens de behandeling van de Geefwet heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij gecharmeerd is van het idee om te bezien of het mogelijk is naast de eis van de notariële akte een andere keuze in te bouwen. Gedacht kan worden aan een standaardakte die van de website van de Belastingdienst gedownload kan worden. 73 De beroepsorganisatie van de notarissen (KNB) heeft in reactie hierop in een brief 74 aan de staatssecretaris geschreven dat het niet langer noodzakelijk zijn van een notariële akte leidt tot rechtsonzekerheid en misbruik. Op 18 september 2012 heeft de staatssecretaris het voorstel bekend gemaakt dat er per 2014 of 2015 een te downloaden voorbeeldovereenkomst op de website van de Belastingdienst komt als alternatief voor de notariële akte. 75 In de voorbeeldovereenkomst worden dezelfde voorwaarden opgenomen die nu gelden voor de notariële akte. De waarborgen waarin een notariële akte voorziet worden behouden om misbruik van de giftenaftrek te voorkomen. Vijfjaarstermijn Het andere vereiste van de periodieke schenking is de eis dat de gift voor ten minste vijf jaar loopt. Tekstueel betekent dit dat voor een periode van vijf jaar, elk jaar een bepaald bedrag wordt uitgekeerd. Toch wil dit niet zeggen dat de schenking precies uit vijf jaren bestaat. De staatssecretaris had in zijn besluit van 21 december opgemerkt dat in veel gevallen is geregeld dat de eerste termijn vervalt op de dag van het sluiten van de periodieke overeenkomst (of kort daarna). Dit hield in dat feitelijke de verplichting tot het doen van periodieke giften al na ruim vier jaar is geëindigd. In dat besluit keurde de staatssecretaris gelet op het arrest van HR 3 november goed dat in bovenstaand geval toch sprake is van een periodieke uitkering en dat de giftenaftrek werd verleend. Echter, in het besluit van 6 april is opgenomen dat degene die de giften doet, de looptijd van de gift niet zelf mag beïnvloeden waardoor de looptijd korter wordt dan de minimale looptijd van vijf jaar. Als degene die de giften doet die invloed wel heeft, is geen sprake van een wezenlijke onzekerheid die een kenmerk is van een periodieke uitkering. Dit vormt daarom een beletsel om de giften als periodieke giften aan te merken. Een termijn van vijf jaar is vereist Giftenaftrek In de huidige wetgeving is de giftenaftrek geregeld in afdeling 6.9, artikel 6.32 tot en met 6.40 Wet Inkomstenbelasting De giftenaftrek is opgenomen in hoofdstuk zes van de Wet IB 2001 en wordt daarom aangemerkt als een persoonsgebonden aftrek. Dit houdt in 72 Rechtbank Arnhem 17 november 2011, nr. 11/02811, NTFR 2012/20, LJN:BU Kamerstukken II, 2011/12, , nr. 17, p Brief van 27 maart 2012, JS/j3350, NTFR 2012/ Brief van 18 september 2012, AFP2012/597, p Besluit 21 december 2007, nr. CPP2007/2873M. 77 HR 3 november 1982, nr , BNB 1983/ Besluit 6 april 2010, nr. DGB2010/1594M 19

20 dat een gift in eerste instantie in aftrek kan worden gebracht op het inkomen van box Mocht het inkomen van box 1 onvoldoende zijn om rekening te houden met de persoonsgebonden aftrek, dan mag het overige in aftrek worden gebracht op het inkomen van box 3. Indien er daarna nog aftrek resteert, mag dit in aftrek worden gebracht op het inkomen van box 2. In het gunstigste geval kan de gift dus tegen het hoogst mogelijke tarief worden verrekend, namelijk maximaal 52%. In het jaar 2009 is er door het ministerie van Financiën onderzoek gedaan naar de giftenaftrek. 80 De hoofdvraag die hierbij centraal stond, was of de fiscale aftrekbaarheid van giften van invloed is op het doen van giften. Het onderzoek is gebaseerd op gegevens uit de periode van 1996 tot Uit cijfers van het jaar 2006 blijkt dat circa 4,5% van de belastingplichtigen gebruik maakt van de giftenaftrek. De totale omvang van de aftrek is 760 miljoen euro en de budgettaire derving bedraagt naar schatting 313 miljoen euro. 81 Een belangrijke conclusie van de evaluatie van de giftenaftrek is dat niet kan worden aangetoond dat hij bijdraagt aan de doelstelling, namelijk het bevorderen van het geven aan goede doelen. 82 Uit de analyse blijkt dat het effect van de giftenaftrek op het aantal mensen dat een gift doet of door deze faciliteit een hogere gift doet statistisch niet significant is. Dit houdt in dat er een kans bestaat dat het gevonden effect op toeval berust. 83 Op basis van dit rapport kan daarom gezegd worden dat belastingplichtigen zich amper fiscaal laten sturen bij het doen van giften in het algemeen. Bekkers is het daar niet mee eens. 84 Zo bekritiseert hij de door het Ministerie van Financiën gekozen methode voor het uitvoeren van het onderzoek. Hij geeft hierbij aan dat het Ministerie van Financiën tot bovenstaande conclusie komt aan de hand van een methode die afwijkt van wat gangbaar is in de economische literatuur en die inherent tot een onderschatting van de effecten van de giftenaftrek leidt. 85 Daarnaast zet hij vraagtekens bij de beschikbare gegevens over het gebruik van de giftenaftrek. Een betrouwbaar onderzoek naar de effectiviteit van de giftenaftrek vergelijkt giften van belastingplichtigen voor en na de invoering van de giftenaftrek. Volgens Bekkers zijn er geen beschikbare gegevens over giften aan ANBI s van voor 1952 en zijn er na de invoering van de faciliteit geen periodes geweest waarin de giftenaftrek werd beperkt of werd afgeschaft. 86 Dit houdt in dat er geen gegevens bestaan over de giftenaftrek die wel nodig zijn voor een betrouwbaar onderzoek naar de effectiviteit van de giftenaftrek. Het 79 Artikel 6.1, lid 1 onderdeel h, jo. artikel 6.2, lid 1 Wet IB Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën Dit rapport is aangeboden door de Minister van Financiën in een brief van 23 oktober 2009, nr. AFP/09/657 U, aan de Tweede Kamer. 81 Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën 2009, p Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën 2009, p Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën 2009, p R.H.F.P. Bekkers, Giftenaftrek in Nederland; evaluatiemethoden en hun interpretatie, WFR 2010/ R.H.F.P. Bekkers, Giftenaftrek in Nederland; evaluatiemethoden en hun interpretatie, WFR 2010/1140, par R.H.F.P. Bekkers, Giftenaftrek in Nederland; evaluatiemethoden en hun interpretatie, WFR 2010/1140, par

21 Ministerie van Financiën heeft dit probleem in het onderzoek aangehaald: Een evaluatie van een fiscale faciliteit die al sinds lange tijd in nagenoeg ongewijzigde vorm bestaat, is niet eenvoudig. Door het ontbreken van wijzigingen in beleid is het moeilijk het effect van de regeling zelf in te schatten. 87 Tot op heden is het voor belastingplichtigen nog steeds mogelijk om gebruik te maken van de giftenaftrek. Dit geeft mijns inziens aan dat de wetgever de giftenaftrek desondanks van belang acht Negatieve giftenaftrek Met de invoering van de Geefwet is er voor de giftenaftrek een nieuwe antimisbruikbepaling opgenomen. De anti-misbruikbepaling introduceert een wettelijke mogelijkheid om een fiscaal voordeel het aftrekken van de gift in de inkomstenbelastingterug te nemen wanneer de belastingplichtige een gift herroept. Vóór 2012 kon de schenker bij het herroepen van zijn gift het fiscale voordeel behouden. Hiermee kreeg de belastingplichtige het geschonken bedrag terug maar had de fiscus geen mogelijkheid om de genoten aftrek terug te vorderen. Dit is nu verleden tijd De multiplier Sinds de invoering van de Geefwet per 1 januari 2012 is de giftenaftrek enigszins gewijzigd. Het nieuwe artikel 6.39a geeft de mogelijkheid om de aftrek van giften aan culturele instellingen te verhogen met 25%. Belastingplichtigen die geven aan andere instellingen die wel aangemerkt zijn door de Belastingdienst als een ANBI maar niet als een culturele instelling, komen voor deze extra aftrek niet in aanmerking. De verhoging van de aftrek zorgt dat een belastingplichtige een aftrek mag claimen van 125, indien hij een gift heeft gedaan van 100. Deze extra aftrek is de zogenoemde multiplier. De multiplier kan zowel op een periodieke als eenmalige gift worden toegepast. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was de factor van de multiplier 1,5 en was de in aftrek te nemen gift niet aan een plafond gebonden. 88 Door het aangenomen amendement van Van Vliet 89 is de factor verlaagd naar 1,25 en is er een plafond voor de multiplier op een gift tot maximaal 5000 ingevoerd. Dit betekent dat een gift aan een culturele instelling met maximaal 1250 (1,25 x 5000) verhoogd kan worden. De multiplier in de Wet IB 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting geldt voor een periode van vijf jaar. Daarna zal de multiplier weer vervallen. De staatssecretaris verwacht dat deze tijdelijke stimuleringsmaatregel er voor zorgt dat de instellingen optimaal gebruik gaan maken de multiplier. 90 Eén van de redenen waarom de multiplier is ingevoerd, is het stimuleren van fondswerving 87 Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën 2009, p Kamerstukken II 2011/12, , nr. 2, art. I-E. 89 Kamerstukken II 2011/12, , nr. 10. Het aangenomen amendement creëert budgettaire ruimte voor de giftenaftrek voor steunstichtingen van SBBI s. 90 Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p

22 en het ondernemerschap van culturele instellingen. 91 Door bezuinigingen in de culturele sector zijn deze instellingen steeds meer verantwoordelijk voor hun eigen financiering. De multiplier zorgt ervoor dat giften aan culturele instellingen extra aantrekkelijk zijn. Een ander doel van de multiplier is het substantieel vergroten van het aandeel giften aan culturele instellingen in de totale som van de giftenmassa. Het blijkt namelijk dat relatief weinig (particuliere) giften toekomen aan culturele instellingen. Door de multiplier moet het voor belastingplichtigen aantrekkelijker zijn om te geven aan culturele instellingen. Op de laatstgenoemde reden van invoering van de multiplier is kritiek geleverd. Zo vraagt de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) zich af waarom is gekozen voor de multiplier bij giftenaftrek aan culturele instellingen. 92 Volgens de NOB is het onbegrijpelijk dat de fiscale tegemoetkoming wordt gegeven aan de schenker en niet aan de instelling. De instellingen kunnen slechts hopen dat er door de multiplier meer aan de culturele instellingen gegeven wordt. Als oplossing voor dit probleem, stelt de NOB matching voor. Dit houdt in dat de culturele instelling op het einde van het kalenderjaar een overzicht van de giften toont en dat de overheid op basis daarvan 25% bijlegt. Op deze wijze is het zeker dat het fiscale voordeel bij de instelling terecht komt en niet alleen bij de schenker. De multiplier is in oktober 2011 aan de Europese Commissie voorgelegd ter controle op de eventuele verboden staatssteun die de multiplier met zich meebrengt. 93 De staatssecretaris verwacht geen problemen aangezien in het Verdrag van de Werking van de Europese Unie een specifieke bepaling is opgenomen voor de rechtvaardiging van steunmaatregelen die cultuur bevorderen. 94 Tot op heden is nog niet bekend of de multiplier wordt goedgekeurd door de Europese Commissie Codificatie voorwaarden aftrek vrijwilligersvergoeding Inleiding De regeling omtrent het afzien van een vergoeding door vrijwilligers van ANBI s is per 1 januari 2012 in de inkomstenbelasting opgenomen. Het betreft de codificatie van toezeggingen van de staatssecretaris in zijn brief van 10 juni en de ontwikkeling in de rechtspraak 96. Een recente uitspraak van de Rechtbank Arnhem 97 betrof een vrijwilliger die werkzaam was bij een ANBI. Deze ANBI keerde elk jaar een bedrag uit ter grootte van de onbelaste vrijwilligersvergoeding van 1500 aan haar vrijwilligers. De vrijwilligers kwamen overeen om deze vergoeding elk jaar terug te storten aan de ANBI. In geschil was of deze terugstorting 91 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, pag Zie hiervoor ook: I.J.F.A. van Vijfeijken, De giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting, WPNR 2012/6917, par Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p Kamerbrief van 6 juni 2011, nr. DGB/2011/3500 U. 96 Hoge Raad 1 november 1989, nr , BNB 1989/337, Rechtbank Arnhem 19 april 2011, AWB 10/01107, LJN: BQ Rechtbank Arnhem 19 april 2011, AWB 10/01107, LJN: BQ

23 een aftrekbare gift vormt voor de vrijwilliger. Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat deze terugstorting geen aftrekbare gift vormt. Volgens de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een reëel recht op uitbetaling van een dergelijke vergoeding. Daarnaast maakte de rechtbank uit de notulen van een vergadering van de ANBI op dat de vrijwilligers de toegekende vergoedingen niet mochten behouden. Het toekennen van de vrijwilligersvergoedingen diende slechts om de giftenaftrek mogelijk te maken. Tot slot oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van een juiste verhouding tussen de vergoeding en de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden van de vrijwilligers. Uit deze overwegingen van de rechtbank blijkt dat aan de criteria van een gift niet wordt voldaan. Van een verarming bij de vrijwilligers is nooit sprake geweest. De vrijwilligers hebben namelijk nooit een vorderingrecht gehad op de instelling. Om die reden is er geen sprake van een gift en kan de terugstorting nooit aangemerkt worden als een aftrekbare gift. Per 1 januari 2012 zijn de voorwaarden voor het afzien van een vrijwilligersvergoeding opgenomen in de wet. Deze zullen in de volgende paragraaf nader worden uitgewerkt Belastingwetgeving aftrek vrijwilligersvergoeding Vrijwilligers van ANBI s kunnen op grond van artikel 6.36 Wet IB 2001 een giftenaftrek claimen in de inkomstenbelasting voor een vrijwilligersvergoeding waarvan is afgezien. Voordat de aftrek geclaimd kan worden, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden 98 : - de ANBI heeft een verklaring afgegeven waaruit blijkt dat de belastingplichtige zich heeft ingezet als vrijwilliger in de zin van art. 2, zesde lid van de Wet op de loonbelasting 1964; - de vrijwilliger kan aanspraak maken op de in de verklaring genoemde vergoeding; - de ANBI is bereid en in staat om die vergoeding uit te keren, en - de vrijwilliger heeft de vrijheid om over de vergoeding te beschikken. Vrijwilligerswerk Om in aanmerking te komen voor de aftrek van artikel 6.36 Wet IB 2001 dient de ANBI een verklaring af te geven waaruit blijkt dat de belastingplichtige zich heeft ingezet als vrijwilliger. Dit kan bijvoorbeeld door middel van vrijwilligersovereenkomsten, convenanten of een schriftelijke verklaring. De Hoge Raad oordeelde in het arrest van 1 november dat het vrijwilligerswerk zelf geen aanleiding geeft tot de giftenaftrek. Volgens de Hoge Raad vormt de verrichte arbeid geen vermogensbestanddeel en kan daarom in tegenstelling tot een met arbeid verkregen recht op beloning niet worden geschonken. Indien het vrijwilligerswerk als gift aangemerkt zou kunnen worden, dient er sprake te zijn van verrijking, verarming en vrijgevigheid. Mijns inziens kan het vrijwilligerswerk zelf geen verarming met zich meebrengen omdat een vrijwilliger niet verarmt in vermogensrechtelijke zin door vrijwilligerswerk te verrichten. 98 Art 6.36 lid 1, onderdeel a-d. 99 HR 1 november 1989, nr , BNB 1989/

24 Aanspraak op vergoeding De tweede voorwaarde is dat de belastingplichtige daadwerkelijk aanspraak maakt op een vergoeding. Deze aanspraak moet blijken uit de verklaring die is afgegeven door de instelling. Rechtbank Leeuwarden heeft hierover recent geoordeeld. 100 Het geval betrof een belastingplichtige die giftenaftrek claimde voor het afzien van een vrijwilligersvergoeding. De rechtbank oordeelde dat belastingplichtige het recht op een vergoeding niet aannemelijk heeft kunnen maken en dat niet uit de statuten bleek dat er een afdwingbaar recht bestond op een vrijwilligersvergoeding. Zodoende werd de giftenaftrek geweigerd. Aan het criterium verarming is in dit geval niet voldaan. In staat en bereid vergoeding uit te keren Een ander essentieel punt om voor de aftrek in aanmerking te komen, is dat de instelling bereid en in staat moet zijn om de vergoeding uit te keren. In staat zijn om de vergoeding uit te betalen, houdt in dat de instelling over voldoende liquiditeiten moet beschikken om de vergoeding uit te keren. Daarnaast moet de intentie van de instelling zijn om de vergoedingen uit te betalen. Dit is aan de orde gekomen in de uitspraak van Rechtbank Arnhem die ik heb toegelicht in de inleiding. Volgens de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een reëel recht op uitbetaling van een dergelijke vergoeding. Mijns inziens is het goed dat deze eis opgenomen is in de wet. Het bereid zijn van de instelling om een vergoeding uit te keren, zorgt er wellicht voor dat mogelijk misbruik tegen gegaan wordt. Er is namelijk meer nodig dan alleen het afgeven van een vrijwilligersverklaring. Daarnaast zorgt deze voorwaarde ervoor dat aan het verarmingselement wordt voldaan. De vrijwilliger heeft immers recht op een vergoeding en bij het afzien daarvan verarmt hij. Beschikkingsvrijheid over vergoeding Tenslotte dient de vrijwilliger beschikkingsvrijheid te hebben over de vergoeding. Dit is van belang omdat de beschikkingsvrijheid over een vergoeding ervoor zorgt dat de vrijwilliger kan verarmen. Indien de vrijwilliger namelijk over een vergoeding beschikt, kan híj bepalen dat de vergoeding terug wordt gestort als gift aan de instelling. Er is dan ook meteen aan het vrijgevigheidelement voldaan. In de uitspraak van Rechtbank Arnhem 101 werd geoordeeld dat uit de stukken van de stichting bleek het niet de bedoeling was dat de vrijwilligers de vergoeding zouden behouden. Zodoende was ook aan de eis van beschikkingsvrijheid voor de vrijwilligers over de vergoeding niet voldaan. Dit is in lijn met eerdere uitspraken. Zo oordeelden Rechtbank en Hof Leeuwaarden 102 dat een belastingplichtige geen beschikkingsvrijheid had over een vergoeding. In dat geval zag de vrijwilliger namelijk af van enige beloning. Het op voorhand afzien van de vergoeding kan dan niet leiden tot 100 Rechtbank Leeuwarden 29 mei 2012, nr. 11/01039, NTFR 2012/1456, LJN BW7402. Dit was ook het geval in de zaak van Rechtbank Breda 17 november 2011, nr. 11/36, NTFR 2012/243, LJN BU Rechtbank Arnhem 19 april 2011, AWB 10/01107, LJN: BQ Hof Leeuwarden 11 oktober 2011, nr. 11/00019, LJN: BT

25 giftenaftrek omdat belastingplichtige nooit een vergoeding heeft gehad. Van beschikkingsvrijheid is dan geen sprake Faciliteiten Vennootschapsbelasting Inleiding Ook in de sfeer van de vennootschapsbelasting bevat de Geefwet een aantal nieuwe en aangepaste maatregelen. Een belangrijke doelstelling van de Geefwet is het vergroten van de ruimte voor ondernemende ANBI s. Dit doel is bereikt door de faciliteiten in de vennootschapsbelasting aan te passen en meer toe te spitsen op de door de wetgever bedoelde doelgroepen. 103 Zodoende zorgen de maatregelen er bijvoorbeeld voor dat enerzijds het geven aan culturele instellingen wordt gestimuleerd en anderzijds dat het ondernemerschap van de instellingen wordt bevorderd De giftenaftrek en de multiplier De giftenaftrek Artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bepaalt de voorwaarden van een aftrekbare gift aan ANBI s. De faciliteit heeft in vergelijking met de regeling van vóór 2012 een aantal wijzigingen ondergaan. Om toe te komen aan een aftrekbare gift diende allereerst sprake te zijn van een gift boven de grens van 227. Het bedrag boven deze ondergrens werd gezien als een gift die aftrekbaar was van de winst. De grens van 227 is per 1 januari 2012 vervallen. Tevens is het totale bedrag dat per jaar als aftrekbare gift kan worden aangemerkt, verhoogd naar maximaal 50% van de winst, waarbij de totale aftrekbare gift niet meer mag bedragen dan Voorheen was dit percentage 10% van de winst en was er geen sprake van een plafond. Deze aanpassingen leiden op het eerste gezicht tot een verruiming van de regeling maar voor bedrijven die gebruik maken van de giftenaftrek boven een bedrag van is dit een verslechtering. 105 De staatssecretaris merkt op dat genoemde verslechtering geen probleem zal opleveren omdat het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de giftenaftrek boven de zeer beperkt is. Daarnaast is de regeling vooral bedoeld om het geefgedrag van ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf te stimuleren. 106 Naar mijn mening wordt door het plafond van de wetgevig nog onoverzichtelijker De multiplier Net zoals in de inkomstenbelasting is er in de vennootschapsbelasting een multiplier opgenomen ter stimulering van de fondswerving door culturele instellingen. Door de multiplier mag een gift aan een culturele instelling met de factor 1,5 vermenigvuldigd worden voordat de gift wordt afgetrokken van de winst. Daarnaast is ook de multiplier in de 103 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst, De Geef- en Neemwet: fiscale maatregelen 2012 voor ANBI s, stichtingen en verenigingen, Fiscaal Tijdschrift Vermogen 2011/11, par Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6, p

26 vennootschapsbelasting gebonden aan een absoluut plafond. De extra aftrek van een gift mag maximaal 2500 bedragen. Fiscaal gezien betekent dit dat bij een gift van 5000 aan culturele instellingen optimaal gebruik wordt gemaakt van de multiplier. De multiplier vervalt met ingang van 1 januari Integrale Belastingplicht Inleiding De integrale belastingplicht is een nieuwe regeling opgenomen in artikel 2, lid 9 van de vennootschapsbelasting. De bepaling geeft specifiek aan culturele instellingen de mogelijkheid om te opteren voor de integrale belastingplicht. Deze integrale belastingplicht houdt in dat culturele stichtingen en verenigingen tekorten uit het nietondernemingsgedeelte kunnen salderen met de overschotten uit het ondernemingsgedeelte Belastingwetgeving vóór 1 januari 2012 Normaliter zijn culturele stichtingen en verenigingen beperkt belastingplichtig blijkens artikel 2, lid 1, onder e jo. artikel 4, onder a Wet Vpb Namelijk alleen indien en voor zover zij een onderneming drijven dan wel in concurrentie treden. Om te bepalen of een stichting of vereniging een onderneming drijft, dient te worden gekeken naar de omschrijving die de wetgever geeft van het begrip onderneming: 107 (...) de organisatie van kapitaal en arbeid, door een contribuabele opgebouwd en in stand gehouden met het oogmerk om winst te behalen. In de literatuur en jurisprudentie is deze definitie overgenomen en in andere woorden omschreven. Onder een onderneming drijven wordt verstaan: een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die via deelname aan het economische verkeer winst beoogt te behalen. 108 Culturele stichtingen en verenigingen worden zodoende door deze definitie in de heffing betrokken indien winst wordt behaald met de gedreven onderneming. In de praktijk heeft de door de stichting of vereniging gedreven onderneming vaak slechts een financieringsfunctie waardoor de winst van de instellingen ongewenst belast wordt. 109 Via de optie van volledige belastingplicht kunnen culturele instellingen ontsnappen aan deze fiscale regeling. Het gevolg van de keuze voor de integrale belastingplicht is dat het gehele vermogen van de stichting of vereniging geacht wordt ondernemingsvermogen te zijn Memorie van Antwoord, Kamerstukken II 1962/63, nr. 5380, nr. 19, p Literatuur: J. Verburg, Vennootschapsbelasting, Fiscale Hand- en Studieboeken, tweede druk, Kluwer Deventer 2002, p , L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting 2001, Fiscale Hand- en Studieboeken, eerste druk, Kluwer Deventer 2001, p Jurisprudentie: HR 19 maart 1975, nr , BNB 1976/13, HR 23 mei 1979, nr , BNB 1979/182 en HR 6 juni 1979, nr , BNB 1980/ Jan van de Streek, De heffing van vennootschapsbelasting van culturele instellingen: er ontbreekt iets.., De Generalist, Boom Fiscale Uitgevers 2012, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p

27 Belastingwetgeving integrale belastingplicht In artikel 2, lid 9 Wet Vpb 1969 wordt een aantal voorwaarden gesteld voordat de instellingen gebruik kunnen maken van de integrale belastingplicht. Ten eerste dient een schriftelijk verzoek aan de inspecteur te worden ingediend, uiterlijk zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek betrekking heeft. De inspecteur zal na indiening van het verzoek overleggen met het ministerie. Ter bereiking van eenheid van beleid zal het ministerie voorwaarden stellen waaronder inwilliging van het verzoek mogelijk is. 111 Terecht wordt in de Cursus Belastingrecht opgemerkt dat het erop lijkt dat er sprake is een vergaande mate van beoordelingsvrijheid voor de fiscus om de toepasselijkheidscondities te bepalen. Allereerst is namelijk niet duidelijk geworden aan welke voorwaarden gedacht moet worden voor inwilliging van het verzoek. Daarnaast ontbreekt er een delegatiekader waardoor niet duidelijk is waartoe de voorwaarden kunnen strekken. 112 Tot slot is er in het nieuwe artikellid een anti-misbruikvoorwaarde opgenomen om het oneigenlijk gebruik van de regeling tegen te gaan. Indien culturele stichtingen of verenigingen opteren voor de integrale belastingplicht geldt deze plicht voor een periode van minimaal tien jaar of een veelvoud daarvan. Op deze manier heeft de wetgever willen voorkomen dat de instellingen in een jaar met tekorten in het niet-ondernemingsdeel kiezen voor de integrale belastingplicht en vervolgens in een jaar met overschotten in het nietondernemingsdeel terugkeren naar de gedeeltelijke belastingplicht. Het is enigszins opmerkelijk dat de regeling omtrent de integrale belastingplicht in tegenstelling tot de multiplier niet is voorgelegd aan de Europese Commissie in verband met eventuele verboden staatssteun. Hierover merken Vrieling en Bruggink 113 op dat de uitwerking van de integrale belastingplicht namelijk niet anders uitwerkt dan de multiplier. Dat houdt in dat beide faciliteiten zorgen voor verkrijging van extra financiële middelen en daarom wellicht gezien kan worden als verboden staatssteun. Het is opmerkelijk dat de regeling niet is voorgelegd aan de Europese Commissie omdat de multiplier ook een maatregel ter stimulering van cultuur wel is voorgelegd Bestedingsreserve Inleiding De regeling omtrent de herbestedingsreserve in de vennootschapsbelasting is per 1 januari 2012 gewijzigd. Naast een grammaticale verandering betreft het enerzijds een versoepeling van de regeling en anderzijds juist een striktere toepassing van de regeling Geschiedenis herbestedingsreserve De mogelijkheid om te reserveren is ontstaan nadat de ingestelde commissie Cultuur en 111 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33006, nr. 3, p Cursus Belastingrecht Vennootschapsbelasting, L.J. van Streek (red.), Optie voor volledige belastingplicht culturele instelling, VPB f. 113 C. Vrieling en H.R. Bruggink, Culturele instellingen, WPNR 2012/6917, par

28 Belastingen onder leiding van mevrouw C. Habbema in het jaar 1999 de opdracht kreeg om de belastingheffing op het cultuurterrein met het oog op de belastingherziening in de 21 e eeuw te bestuderen en erover te adviseren. 114 In het rapport van deze commissie werd geconstateerd dat culturele instellingen ongewild geconfronteerd konden worden met het betalen van vennootschapsbelasting. Het betalen van vennootschapsbelasting wordt voor deze instellingen in de praktijk als een belemmering gezien die niet goed recht doet aan het maatschappelijke belang dat door deze instellingen wordt nagestreefd. 115 Om die reden merkte de commissie op dat het aanbeveling verdient om voor, als culturele instelling kwalificerende lichamen, de mogelijkheid te creëren om, door middel van een zogenaamde herbestedingsreserve, de heffing van vennootschapsbelasting over exploitatieoverschotten te vermijden, voor zover deze overschotten voortkomen uit nevenactiviteiten en uitsluitend overeenkomen met het primaire doel van de instelling. 116 De herbestedingsreserve is destijds naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan Blijkens de Memorie van Toelichting van het Belastingplan 2001 wordt de mogelijkheid om gebruik te maken van de herbestedingsreserve niet alleen toegezegd aan culturele instellingen maar ook aan andere instellingen waarbij een maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat. 118 Zodoende werd in het destijds geldende artikel 15ba Wet Vpb 1969 opgenomen dat lichamen die een algemeen maatschappelijk of sociaal belang behartigen een herbestedingsreserve konden vormen. De reserve diende gevormd te worden ter financiering van investeringen in bedrijfsmiddelen of ter dekking van een te verwachten negatief exploitatieresultaat. Daarnaast was het tot 2012 toegestaan een reserve te vormen voor uitgaven ter zake van projecten voor zover het lichaam doordoor naar verwachting een verlies zal leiden. Tevens bestond de mogelijkheid tot het vormen van de reserve alleen indien er sprake is van ondernemingsactiviteiten die passen bij de hoofddoelstelling van het lichaam. Bij het inzamelen en verkopen van gebruikte goederen dienden deze activiteiten niet in lijn te liggen met het doel van het lichaam voor het vormen van de reserve. Ook bepaalde het artikel dat de instellingen tot drie jaar belastingvrij konden reserveren, daarna viel de reserve vrij ten gunste van de winst. Tot slot bestond er een inperkingsmogelijkheid voor de groep lichamen die een herbestedingsreserve kunnen vormen indien instellingen tot ernstige concurrentieverstoring zouden kunnen leiden Belastingwetgeving bestedingsreserve na 1 januari 2012 De herbestedingsreserve is naar aanleiding van de Geefwet voorzien van een aantal 114 Aanbevelingen van de Commissie Cultuur en Belastingen, Hoog aanslaan, laag belasten, V-N 1999/ Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2000/01, , nr. 3, p Aanbevelingen van de Commissie Cultuur en Belastingen, Hoog aanslaan, laag belasten, V-N 1999/54.7, punt Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2000/01, , nr. 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2000/01, , nr. 3, p Voorwaarden artikel 15ba Wet Vpb 1969: Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2000/01, , nr. 3, p

29 wijzigingen en verplaatst naar het nieuw voorgestelde artikel 12 Wet Vpb Allereerst is de naam van de reserve veranderd van herbestedingsreserve naar bestedingsreserve. De reden van deze grammaticale verandering is dat een herbestedingsreserve impliceert dat de reserve alleen aangewend kan worden voor herbesteding ofwel vervanging van bedrijfsmiddelen. De wetgever beoogt met de bestedingsreserve per 2012 dat deze benaming zorgt voor een ruimere toepassing; namelijk het gebruik van de bestedingsreserve voor nieuwe investeringen en projecten. 120 Ten tweede is de omschrijving van de organisaties en instellingen die toegang hebben tot de regeling aangepast en daarmee aangescherpt. De wetgever heeft meer duidelijkheid willen creëren voor de specifieke doelgroepen voor wie de bestedingsreserve is bedoeld. 121 De bestedingsreserve is bedoeld voor enerzijds culturele instellingen zoals bedoeld in artikel 5b, vierde lid AWR en anderzijds voor lichamen zonder aandeelhouders of deelgerechtigden die een sociaal belang behartigen en de winst hoofdzakelijk realiseren door de inzet van vrijwilligers. 122 Het begrip vrijwilliger dient uitgelegd te worden aan de hand van artikel 9, eerste lid, onderdeel h Wet Vpb Gevolg van deze specifiekere omschrijving is dat woningcorporaties en instellingen in de kinderopvang welke in de praktijk het meest gebruik maakten van de faciliteit nu buiten de boot vallen. In het tweede lid van artikel 12 Wet Vpb 1969 is de termijn waarbinnen een gevormde reserve kan worden aangewend, verlengd van drie naar vijf jaar. Reden van deze verlenging is dat lichamen op deze manier langer kunnen sparen voor grotere projecten en dat de verlenging zorgt voor een financiële steun in de rug. Daarnaast sluit de vijfjaars termijn aan bij de minimale afschrijvingstermijn voor bedrijfsmiddelen. 124 In de oude regeling kon een reserve worden gevormd voor uitgaven ter zake van projecten voor zover het lichaam daardoor naar verwachting een verlies zou lijden. Met ingang van 1 januari 2012 is deze eis vervallen. De faciliteit is niet gewijzigd ten opzichte van de regeling vóór 2012 betreffende de aanwending van de bestedingsreserve; deze dient plaats te vinden binnen de ondernemingssfeer van het lichaam. Tot slot zijn kosten voor uitgaven aan onroerende zaken die bestemd zijn om direct of indirect hoofdzakelijk, al dan niet kortstondig, ter beschikking te worden gesteld aan derden uitgezonderd bij de vorming van de bestedingsreserve. Bovenstaande wijzigingen leiden voornamelijk, afgezien van het toepassingsbereik, tot een soepeler beleid wat betreft de bestedingsreserve. Naar mijn mening zorgt de regeling ervoor dat culturele instellingen door deze faciliteit makkelijker kunnen voorzien in eigen middelen omdat ze enerzijds langer en belastingvrij kunnen sparen voor grote(re) projecten of investeringen en anderzijds niet ongewild en ongehoord- tegen het betalen van vennootschapsbelasting aanlopen. De instellingen streven immers een algemeen nuttig doel na. De opbrengsten dienen daarom volledig aan dit doel toe te komen zonder dat er door de 120 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr 3, p Artikel 12, eerste lid Wet Vpb Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr 3, p

30 heffing van vennootschapsbelasting een gedeelte toevloeit naar de schatkist. De vraag waarom de bestedingsreserve uitsluitend voor culturele instellingen en lichamen die een sociaal belang behartigen geldt, komt hier op. Net zoals bij de integrale belastingplicht wordt ook de mogelijkheid voor het vormen van bestedingsreserve voor gewone ANBI s uitgesloten. De reden waarom dit onderscheid gemaakt wordt, is niet aangegeven. Ik ben het eens met Vrieling en Bruggink dat dit op z n minst opvallend is en dat door deze ongelijkheid de regeling(en) er niet eenvoudiger op zijn geworden Winstvrijstelling Inleiding Per 1 januari 2012 is ook artikel 6 van de Wet VPB 1969 op een aantal punten gewijzigd. Artikel 6 Wet VPB 1969 bevat een algemene subjectieve vrijstelling voor alle lichamen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdeel e en artikel 3, lid 2 Wet VPB Dit houdt in dat de lichamen vrijgesteld zijn van de heffing van vennootschapsbelasting indien voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden Belastingwetgeving vóór 2012 Het uitgangspunt van de vennootschapsbelasting is dat ondernemingswinsten belast dienen te worden. 127 Zodoende kan een vrijstelling - artikel 6 van de Wet VPB gezien worden als een uitzondering op het uitgangspunt van de wet. Artikel 6, onderdeel a van de Wet VPB 1969 bepaalde dat aan de volgende voorwaarden voldaan moest zijn voor de toepassing van de vrijstelling: - de behartiging van een algemeen maatschappelijk belang staat op de voorgrond; - het streven naar winst ontbreekt dan wel is van bijkomstige betekenis; - de (eventuele) winst in het jaar bedraagt niet meer dan dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar tezamen niet meer dan ; - de (eventuele) winst kan uitsluitend worden aangewend ten bate van een algemeen maatschappelijk belang Belastingwetgeving winstvrijstelling na 1 januari 2012 Per 1 januari 2012 zijn bovenstaande voorwaarden enigszins aangepast. De winstvrijstelling geldt niet meer alleen voor instellingen waarbij een algemeen of sociaal belang op de voorgrond staat. De regeling geldt voor alle lichamen genoemd in artikel 6, lid 1 Wet VPB Daarnaast is de vrijstelling van toepassing als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan of niet meer dan in het jaar en de voorafgaande vier jaren. Dit is een verruiming in vergelijking met de regeling van vóór Tot slot dient opgemerkt 125 C. Vrieling en H.R. Bruggink, Culturele instellingen, WPNR 2012/6917, par Lichamen die bedoeld worden, zijn onder andere: stichtingen, verenigingen en buitenlandse culturele instellingen die hebben verzocht om integrale belastingplicht. 127 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr 3, p Lichamen die bedoeld worden, zijn onder andere: stichtingen, verenigingen en buitenlandse culturele instellingen die hebben verzocht om integrale belastingplicht. 30

31 te worden dat de winst van instellingen berekend wordt overeenkomstig hoofdstuk twee van de Wet op de Vennootschapsbelasting. Om gebruik te maken van de winstvrijstelling dient zowel de opbrengst van fondswervende activiteiten als de vorming van de bestedingsreserve voor de winstberekening buiten beschouwing te worden gelaten Fondswervende activiteiten Inleiding Het oude artikel 9, lid 1, onderdeel h Wet Vpb 1969 is per 1 januari 2012 vervangen door het toegevoegde artikel 9a Wet Vpb Het nieuwe artikel is een voortzetting van het oude artikel en geeft de voorwaarden voor de aftrek voor ANBI s ter zake van fondswervende activiteiten Historie fondswerversaftrek In het verleden kwam het voor dat stichtingen en verenigingen al dan niet met behulp van vrijwilligers inzamelingsacties hielden waarvan de opbrengsten bedoeld waren voor het goede doel. De opbrengsten vielen onder de heffing van vennootschapsbelasting waardoor een kleiner deel van de opbrengst uitgekeerd kon worden aan het goede doel. 129 Daarom was destijds de faciliteit in het leven geroepen om de stichtingen en verenigingen de mogelijkheid te geven om de opbrengsten behaald met fondswervende activiteiten ten laste van de winst te brengen indien zij de opbrengsten uitkeren aan het goede doel. Ook een goeddoelinstelling zelf die fondswervende activiteiten verricht kon in aanmerking komen voor de faciliteit. 130 De wettekst en voorwaarden vóór 1 januari 2012 hebben in de praktijk voor onduidelijkheid gezorgd en zijn aan de rechter voorgelegd. Hof Den Bosch heeft in een aantal uitspraken 131 de voorwaarden voor de aftrek ruimhartig uitgelegd. De uitleg was volgens de staatssecretaris een juiste uitleg van de tekst van het oude artikel 9, lid 1, onderheel h Wet Vpb 1969 maar de tekst van de wet stemde niet overeen met de bedoeling van de bepaling. De uitleg van het Hof leidde er toe dat commerciële winsten geheel buiten de heffing van de vennootschapsbelasting kunnen blijven. Om die reden overwoog de staatssecretaris een wetswijziging waarbij de wettekst meer in overeenstemming moest worden gebracht met de oorspronkelijke bedoeling Belastingwetgeving fondswerversaftrek na 1 januari 2012 Artikel 9a, lid 1, Wet Vpb 1969 blijft een onderscheid maken tussen algemeen nut beogende instellingen die zelf fondswervende activiteiten verrichten en lichamen die als fondswerver 129 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Hof Den Bosch 25 juni 2010, nr. 08/00620, NTFR 2010/2064, LJN BN3967 en Hof Den Bosch 24 september, nr. 09/00338, niet gepubliceerd. 132 Brief van de Staatssecretaris, 25 november 2010, nr. DGB 2010/7612, p

32 fungeren voor één of meer ANBI s. 133 In het vervolg van het artikel zijn nadere voorwaarden gesteld aan de fondswerversaftrek. Deze voorwaarden worden hierna besproken. Kenbaar fondswervende activiteiten Per 1 januari 2012 is het begrip kenbaar fondswervende activiteiten opgenomen in de wet. In het tweede lid, onderdeel a worden drie situaties gegeven waarbij sprake is van kenbaar fondswervende activiteiten. Bij de eerste twee situaties is een aantal elementen van belang. Zo is allereerst vereist dat kenbaar is gemaakt aan de afnemer van een zaak of dienst dat de opbrengst - voor ten minste 90% - bestemd is voor het goede doel. Daarnaast moet sprake zijn van vrijgevigheid bij de afnemer van een zaak of dienst. In de eerste situatie is sprake van vrijgevigheid omdat tegen een prijs wordt verkocht die meer bedraagt dan de prijs die doorgaans in het economische verkeer als zakelijk wordt ervaren. De staatssecretaris geeft in de Memorie van Toelichting het voorbeeld dat producten worden verkocht waar een goed doel zijn naam aan heeft verbonden en dat voor de afnemer duidelijk is dat de prijs van het product om die reden hoger is. 134 In de tweede situatie wordt verkocht of geleverd tegen de waarde in het economische verkeer maar wordt er gebruik gemaakt van vrijwilligers waardoor de winst wordt behaald met een lagere kostprijs. Ten slotte geldt voor de eerste en tweede situatie het uitgangspunt dat de activiteiten ten miste in belangrijke mate met behulp van vrijwilligers worden verricht. 135 De derde situatie geeft de mogelijkheid om zaken om niet in te zamelen. Aan diegene die de zaken afstaat, is kenbaar gemaakt dat de opbrengst naar het goede doel gaat. De staatssecretaris geeft in de Memorie van Toelichting het voorbeeld van de inzameling van tweedehands kleding. 136 Fondswerver De definitie van het begrip fondswerver wordt gegeven in onderdeel b van het tweede lid: (...) een lichaam dat uitsluitend kenbaar fondswervende activiteiten verricht. Een fondswerver dient zich statutair of ingevolge overeenkomst uiterlijk bij aanvang van de fondswervende activiteiten te verplichten tot de gehele of nagenoeg gehele uitkering van de opbrengst aan een ANBI. 137 De Hoge Raad heeft in een recent arrest 138 geoordeeld dat alleen winsten fiscaal aftrekbaar kunnen worden uitgekeerd vanaf de datum waarbij de winstuitkering kenbaar is gemaakt. De overeenkomst die verplicht tot de winstuitkering aan een ANBI moet om die reden dus zijn gesloten vóórdat de gelden worden verkregen. Hoewel het arrest oordeelt over het oude artikel 9, lid 1, onderdeel i Wet Vpb 1969, lijkt het me dat 133 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Voor het begrip vrijwilliger dient aangesloten te worden bij artikel 9, lid 1, onderdeel h Wet Vpb Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Artikel 9a, lid 3, onder a Wet Vpb Hoge Raad 13 januari 2012, nr. 10/03464, BNB 2012/89. 32

33 het arrest ook van toepassing op het nieuwe artikel 9a. Een tweede voorwaarde voor een fondswerver is dat de uitkering van de opbrengst uiterlijk zes maanden na afloop van het jaar dient plaats te vinden. 139 Indien een gedeelte niet wordt uitgekeerd aan een ANBI, maar in het bezit blijft van de eigen onderneming, dient dat deel in de heffing van de vennootschapsbelasting betrokken te worden. 140 Tot slot is in lid 4 bepaald dat de fondswerversaftrek niet tot een verlies van de ANBI of fondswerver kan leiden. De nieuwe voorwaarden rondom de fondswerversaftrek zijn in vergelijking met de voorwaarden voor het jaar 2012 beperkter. Zo is er uitgebreid omschreven wat verstaan moet worden onder het nieuwe begrip kenbaar fondswervende activiteiten. Daarnaast ligt de nadruk vooral op de inzet van vrijwilligers. De Wijkerslooth-Loëst geeft aan dat deze bepaling juist door de nadruk te leggen op vrijwilligers - strijdig is met de door de wetgever uitgedragen gedachte dat het ondernemerschap bij ANBI s juist moet worden verruimd. 141 Volgens De Wijkerslooth-Loëst is het de vraag hoe het criterium in belangrijke mate gebruik maken van vrijwilligers moet worden ingevuld. Ik ben het daar in zoverre mee eens dat de nieuwe regeling inderdaad zorgt voor een beperking door de nadruk te leggen op vrijwilligers maar aan de andere kant zorgt deze regeling er mijns inziens voor dat van misbruik (bijna) geen sprake kan zijn. De wetgever heeft over de inperking van de regeling het volgende opgemerkt: Dit zou ANBI s en andere fondswervers een onevenredig groot belastingvoordeel geven ten opzichte van andere belastingplichtige lichamen die op dezelfde markt actief zijn. Zoals ik eerder heb aangekondigd in een onderschrift bij een gerechtelijke uitspraak vind ik dit niet wenselijk. 142 De tijd zal uitwijzen of de beperktere regeling problemen zal opleveren Fictieve loonkostenaftrek voor vrijwilligers Inleiding In de Geefwet zijn enkele wijzigingen opgenomen met betrekking tot de regeling van de aftrek van fictieve loonkosten van vrijwilligers voor lichamen waarbij een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat. 143 Deze lichamen zijn vaak belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat zij een onderneming drijven. De onderneming wordt gedreven met behulp van vrijwilligers. Het gebruik van vrijwilligers zorgt 139 Artikel 9a, lid 3, onder b Wet Vpb Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, nr , p S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst, De Geef- en Neemwet: fiscale maatregelen 2012 voor ANBI s, stichtingen en verenigingen, Fiscaal Tijdschrift Vermogen 2011/11, par Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 2011/12, nr. 6, p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, nr , p

34 ervoor dat een lichaam extra winst kan maken omdat een deel van de arbeid verricht wordt door vrijwilligers. De bepaling van artikel 9, lid 1, onderdeel i Wet Vpb 1969 (oud) 144 geeft bepaalde lichamen de mogelijkheid om fictieve loonkosten voor de vrijwilligers in aftrek te brengen op de winst. Zodoende wordt er geen vennootschapsbelasting betaald over het voordeel dat het werken met vrijwilligers met zich meebrengt Belastingwetgeving fictieve loonkostenaftrek Per 1 januari 2012 is het nieuwe artikel 9, lid 1, onderdeel h Wet Vpb 1969 opgenomen in de wet. Daarin is bepaald welke lichamen in aanmerking komen voor de fictieve loonkostenaftrek. Allereerst kan een ANBI de faciliteit toepassen. Voorheen moest er sprake zijn van een lichaam waarbij het maatschappelijk belang op de voorgrond staat. Dit is vervangen door een algemeen nut beogende instelling. 146 Daarnaast kan een lichaam dat een sociaal belang behartigt gebruik maken van de faciliteit. Blijkens de Memorie van Toelichting is vereist dat een dergelijk lichaam de winst hoofdzakelijk behaalt met behulp van vrijwilligers. Dit is volgens de wetgever een belangrijk kenmerk van instellingen die sociale activiteiten ontplooien, in tegenstelling tot en ter afbakening van instellingen die commerciële activiteiten ontplooien. Terecht merkt Stevens op dat het niet helemaal duidelijk is of bij een ANBI ook de eis wordt gesteld dat de winst hoofdzakelijk met vrijwilligers behaald moet worden om in aanmerking te komen van de faciliteit. 147 Hij geeft aan dat blijkens de Memorie van Toelichting en de letterlijke tekst uit de wet het erop lijkt dat de voorwaarde alleen terug slaat op een lichaam dat een sociaal belang behartigt. De huidige regelgeving geeft in artikel 9, lid 1, onderdeel h Wet VPB 1969 aanvullende voorwaarden voor de aftrek van fictieve arbeidskosten. De fictieve arbeidskosten komen slechts in aftrek indien: - de vrijwilligers ten behoeve van het ondernemingsgedeelte van het lichaam werkzaamheden hebben verricht (lid 1, onderdeel h, eerste volzin); - de kosten meer bedragen dan de daadwerkelijk aan de vrijwilliger toegekende arbeidsvergoeding (lid 1, onderdeel h, slotzin) - het lichaam de kosten per vrijwilliger heeft gespecificeerd met opgave van diens naam, adres, woonplaats en daadwerkelijke beloning (lid 4); - de kosten meer bedragen dan de aftrekposten van art. 9a (lid 5); en - de aftrek van de kosten niet leidt tot een verlies (lid 5, derde volzin). Omvang fictieve kostenaftrek (onderdeel h, slotzin) De fictieve kosten zijn aftrekbaar voor zover de vergoeding aan de vrijwilliger op basis van het mimimum loon zou plaatsvinden, minus de werkelijke kosten. Hierop wordt in lid 3 een 144 Wet van 14 december 2001, Stb 2001, 641. Tot en met 31 december 2006 betrof dit onderdeel j. 145 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, nr , p Vanaf 1 januari 2012 is dit begrip opgenomen in art. 5b AWR en geldt zodoende voor alle belastingwetten. 147 S.A. Stevens, De regels voor ANBI s in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2012, WPNR 2012/6917, par

35 uitzondering gemaakt; indien het lichaam aannemelijk kan maken dat een beloning hoger dan het minimum loon gebruikelijk is, mag het lichaam uitgaan van die hogere vergoeding. Er moet daarbij gekeken worden naar de werkzaamheden die verricht worden en niet naar de persoon. Zo dient voor een accountant die de gang veegt het minimum loon in aanmerking worden genomen. Indien de accountant de boekhouding doet, is het redelijk om een hoger bedrag in aanmerking te nemen. 148 Samenloop met artikel 9a Wet VPB 1969 (lid 5) De samenloopregeling van lid 5 bepaalt dat artikel 9a Wet Vpb 1969 voorrang heeft op de aftrek van fictieve vrijwilligerskosten in geval van samenloop van beide faciliteiten. Deze samenloopregeling zorgt ervoor dat nooit meer dan het hoogste bedrag van de twee regelingen van de winst aftrekbaar is en dat de aftrek nooit tot een verlies kan leiden. 149 Een samenloop kan zich voordoen omdat besparingen op arbeidskosten tevens kunnen worden aangewend voor uitgaven ten behoeve van het algemeen belang. Zonder lid 5 zou een volgens de wetgever niet te rechtvaardigen cumulatie van aftrekken ontstaan. 150 Voorkoming van concurrentieverstoring (lid 6) Voorheen was de voorwaarde in de wet opgenomen dat door de vrijwilligersaftrek geen ernstige concurrentieverstoring mocht optreden. Per 1 januari 2012 is deze eis vervallen en is in lid 6 van artikel 9 Wet Vpb 1969 bepaald dat bij ministeriële regeling lichamen, groepen of activiteiten kunnen worden uitgezonderd van de faciliteit indien er sprake is van concurrentieverstoring. In een uitspraak van Rechtbank Breda 151 ging het bij een religieuze stichting om de vraag of sprake is van concurrentieverstoring. De stichting exploiteert een winkel en de opbrengsten daarvan worden aangewend voor het algemeen maatschappelijke belang van de stichting. Volgens de inspecteur mag de stichting voor de winstberekening de fictieve loonkosten niet aftrekken met betrekking tot de vrijwilligers in de winkel. Daarnaast is de inspecteur van mening dat, ter zake van de activiteiten van de winkel, sprake is van ernstige concurrentieverstoring. De rechtbank heeft anders geoordeeld. De stichting komt wel in aanmerking voor de aftrek van fictieve loonkosten aangezien voldaan wordt aan de voorwaarden van de faciliteit. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat van ernstige concurrentieverstoring sprake is indien de activiteit binnen de branche duidelijk als concurrerend wordt ervaren, zodat de faciliteit en in het verlengde daarvan de vrijstelling (artikel 6 Wet Vpb 1969) daadwerkelijk zou leiden tot een ongewenste marktverstoring. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de activiteiten van de stichting leiden tot ernstige concurrentieverstoring. Zodoende oordeelde de rechtbank dat de faciliteit door de stichting toegepast kan worden. Wat precies verstaan moet worden onder ernstige concurrentieverstoring en aan de hand waarvan dat moet worden getoetst, is mijns inziens niet duidelijk. Blijkens de Memorie van Toelichting staat de uitsluitingsmogelijkheid open 148 S.J.C.Hemels, commentaar bij artikel 9, lid 1, onderdeel h Wet Vpb 1969, NDFR 15 september Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, nr , p Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 2011/12, nr , nr. 3, p Een voorbeeld van de samenloopregeling is hier te vinden. 151 Rechtbank Breda 6 mei 2009, nr. AWB 08/3980, NTFR 2010/817, BI

36 voor alle mogelijke manieren van concurrentieverstoring. 152 Deze toelichting geeft naar mijn mening alsnog geen duidelijkheid over de vraag of er sprake is van ernstige concurrentieverstoring Faciliteiten Successiewet Inleiding In de Successiewet (hierna: SW 1956) bestaat een aantal faciliteiten voor verkrijgingen door algemeen nut beogende instellingen. Het betreft hier de vrijstelling van schenkingsbelasting en de vrijstelling van erfbelasting. 153 Hierna worden allereerst de ontwikkelingen van deze vrijstellingen besproken. Daarna wordt dieper ingegaan op de vrijstellingen zelf Historie vrijstelling voor ANBI De mogelijkheid om te ontvangen door een ANBI zonder dat daar schenkbelasting over verschuldigd is, is niet direct geïntroduceerd bij de invoering van de Successiewet in het jaar De faciliteit bestaat pas sinds de totstandkoming van de Successiewet De staatssecretaris had destijds een amendement van Van den Heuvel c.s. overgenomen waarin de vrijstelling van schenkings- en successierecht was opgenomen. 154 Vanaf 1956 zijn er grofweg drie periodes voor de vrijstelling voor ANBI s bij een verkrijging te onderscheiden Vrijstelling periode 1956 tot en met 2005 Er gold voor de vrijstelling in deze periode allereerst een drempel en daarnaast een vast tarief. De verkrijging door een ANBI was vrijgesteld van schenkings- en successierecht indien de verkrijging de drempel van f niet te boven ging. Het tarief heeft in de loop der jaren een aantal wijzigingen ondergaan. Zo was tot 1 januari 1981 het geldende tarief 10 %. Dit tarief werd met 1 procentpunt verhoogd vanaf het jaar 1981 tot 1 januari In het jaar 2005 werd het tarief voor 1 jaar verlaagd tot 8%. 155 Voor de ANBI s die niet in Nederland gevestigd waren, gold de kwijtscheldingsfaciliteit van artikel 67 SW Vrijstelling periode 2006 en 2007 Vanaf 1 januari 2006 geldt een volledige vrijstelling voor het recht van successie voor erfrechtelijke verkrijgingen en een vrijstelling schenkbelasting voor schenkingen. 156 Het tarief en de drempel uit voorgaande jaren werden door deze volledige vrijstelling overbodig en daarom afgeschaft. Voor de ANBI s die niet in Nederland gevestigd waren, gold nog steeds de kwijtscheldingsfaciliteit van artikel 67 SW Vrijstelling vanaf 1 januari 2008 De vrijstellingen rondom verkrijgingen door ANBI s in Nederland zijn sinds 1 januari Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, Artikel 32 jo. artikel 33 SW. 154 Kamerstukken II 1955/56, 915, nr Fiscale Encyclopdie de Vakstudie Successiewet, auteur onbekend, Verschillende regimes ANBI, aantekening Tweede Nota van Wijziging, Kamerstukken II 2005/06, , nr. 16, p

37 niet meer gewijzigd. Tot op heden bestaat dus nog steeds de volledige vrijstelling voor verkrijgingen door ANBI s. Per 1 januari 2008 is voor ANBI s gevestigd in het buitenland de regeling wel veranderd. De kwijtscheldingsfaciliteit van artikel 67 SW 1956 is komen te vervallen. In plaats daarvan geldt de volledige vrijstelling sindsdien ook voor ANBI s gevestigd in een EU-lidstaat, de Nederlandse Antillen, Aruba of een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid dan wel elders, mits door de Minister van Financiën aangewezen Vrijstelling erfbelasting De vrijsteling van erfbelasting voor een erfrechtelijke verkrijging door een ANBI is geregeld in artikel 32, lid 1, onderdeel 3 SW Van belang is dat verkregen wordt door een ANBI zoals bedoeld in artikel 5b AWR. Daarnaast mag er aan de verkrijging geen opdracht verbonden zitten die het karakter van het algemeen belang ontneemt. Een voorbeeld hiervan is een erfrechtelijke verkrijging door een kerk onder de voorwaarde dat de kerk het graf van de schenker onderhoudt. 158 Indien de verkrijging gebruikt wordt voor het onderhoud van het graf is er sprake van een persoonlijk belang in plaats van het algemeen belang en kan de vrijstelling niet worden toegepast. Het gedeelte van de verkrijging dat bedoeld is voor het persoonlijk belang, wordt dan onderworpen aan het tarief van tariefgroep II Vrijstelling schenkbelasting De vrijstelling van schenkbelasting bij een verkrijging krachtens schenking is geregeld in artikel 33, lid 1, onderdeel 4 SW Dezelfde voorwaarden die gelden bij een erfrechtelijke verkrijging gelden hier ook Vrijstelling schenkbelasting uitkering ANBI Tot slot is een schenking dóór een ANBI vrijgesteld als de uitkering geheel of nagenoeg (90% of meer) het karakter heeft van te zijn geschied in het algemeen belang. 160 Een gift van een ANBI kan daardoor volledig voor het algemeen belang worden aangewend, zonder dat door belastingheffing een deel van de schenking in de schatkist vloeit. In de Geefwet zijn de artikelen 32 en 33 SW 1956 zodanig gewijzigd dat de definitie van het ANBI-begrip overeenkomst met artikel 5b AWR. Inhoudelijk heeft er geen wijziging plaatsgevonden; de wijzigingen zijn slechts technisch van aard Conclusie In het voorgaande zijn de faciliteiten uit de Geefwet voor ANBI s en CI s besproken. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de verschillende wetten waarin de maatregelen zijn genomen. Voor de inkomstenbelasting is uitgebreid ingegaan op de gift en de giftenaftrek. De speciale 157 Artikel 32, lid 1, onder 3 SW. 158 HR 1 oktober 1958, nr , BNB 1958/ Artikel 24, lid 1 SW Artikel 33, lid 1, onderdeel 10 SW. 161 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p

38 maatregel voor de CI - de multiplier is daarbij ook besproken. In de vennootschapsbelasting is ook een aantal maatregelen genomen. De wijzigingen met betrekking tot de bestedingsreserve, winstvrijstelling, fictieve loonkostenaftrek en de fondswerveraftrek zijn in paragraaf 3.3. uitgebreid aan bod gekomen. Ook de vennootschapsbelasting bevat specifieke regelingen voor CI s; de integrale belastingplicht en de bestedingsreserve. Deze regeling is besproken in paragraaf Voor de volledigheid zijn tot slot ook de vrijstellingen voor ANBI s in de Successiewet behandeld. Met de Geefwet is geprobeerd om het beleid op het gebied van fiscale begeleiding van het geefklimaat en geefgedrag te optimaliseren en oneffenheden weg te halen. In ons praktijkonderzoek proberen wij erachter te komen of dit voor CI s is gelukt. De vraag wat de invloed is van de Geefwet op het gedrag van culturele instelling, wordt aan de hand daarvan beantwoord. 38

39 Hoofdstuk 4: Bevindingen vooronderzoek website-analyse 4.1. Inleiding In voorgaande hoofdstukken is dieper ingegaan op de inhoud van de Geefwet en de theoretische beschrijving van de faciliteiten die per 1 januari 2012 gelden. Om te onderzoeken welke invloed de Geefwet heeft op het gedrag van culturele instellingen, zijn deze culturele instellingen benaderd met enquêtes. De culturele instellingen waar het bij dit onderzoek om gaat, zijn de culturele instellingen van de koepelorganisaties, Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten, Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties, Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals en tot slot de Nederlandse Museumvereniging. Alvorens wij een enquête kunnen maken, is het van belang dat we een bepaald beeld krijgen van de culturele instellingen. Interessant om te weten is bijvoorbeeld de vraag of culturele instellingen hun ANBI en/of CI-status bekend maken aan het publiek. Tevens vragen wij ons af of de culturele instellingen zich bewust zijn van de fiscale voordelen die een ANBI-status met zich meebrengt en of zij deze voordelen bekend maken aan hun publiek. Een andere vraag die van belang is voor het samenstellen van de enquête, is of de instellingen een bepaald giften- of Vriendenprogramma aanbieden aan het publiek. Door middel van het bekijken van de websites van de instellingen, hebben we geprobeerd om op bovenstaande vragen antwoord te krijgen. Aan de hand van deze antwoorden hebben wij een enquête samengesteld. De websites zijn bekeken in de maand juni van Hieronder zal ik de bevindingen van de bekeken websites uiteen zetten. De vragen die daarbij opkwamen, passeren ook de revue Nederlandse Museumvereniging De eerste koepelorganisatie die aan de orde kwam, was de Nederlandse Museumvereniging. Uit de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek 162 blijkt dat we meer dan achthonderd musea in Nederland hebben. De Nederlandse Museumvereniging presenteert op haar site een lijst 163 met daarop een selectie van de 55 musea met de meeste bezoekers. De websites van deze 55 musea hebben we bekeken. Van deze 55 musea zijn 49 musea (89%) door de Belastingdienst aangemerkt als een culturele instelling. Dit aantal is in vergelijking met de leden van de andere koepelorganisaties in verhouding veruit het grootst. Bij het bekijken van de sites viel het op dat maar weinig musea met een ANBI-status, deze status via hun website kenbaar maken aan het publiek. Slechts 10 musea maken dit op die wijze kenbaar. Totaal hebben 16 musea de ene uitgebreider dan de ander- fiscale informatie gegeven omtrent de aftrekbaarheid van een gift aan de instelling. Slechts 9 musea maken melding van de Geefwet begrip: musea, bezoekersaantallen Laatst bezocht op 17 september

40 Vervolgens hebben we bij alle musea gekeken of de instellingen een giften- en/of Vriendenprogramma aanbieden aan hun publiek. Bij de vraag of er een giftenprogramma aangeboden wordt, kijken we allereerst of de mogelijkheid tot het doen van een gift überhaupt aanwezig is. Indien er een giftenprogramma aangeboden wordt, kijken we naar de manier waarop het museum deze mogelijkheid kenbaar maakt en hoe deze mogelijkheid wordt gepresenteerd. Een onderscheid dient daarbij gemaakt te worden met een zogenaamd Vriendenprogramma. Een Vriendenprogramma houdt in dat men tegen vergoeding Vriend of Partner kan worden van het museum en daartegenover staan een aantal voordelen. Een veel voorkomende tegenprestatie van het Vriend zijn, is bijvoorbeeld korting op kaartjes, voorrang of een introducé gratis meenemen. Bijna alle musea hebben een Vriendenprogramma. Vaak kan men dan kiezen uit verschillende mogelijkheden tot Vriend worden. Het verschil bestaat dan uit het te doneren bedrag en wat er tegenover staat. Als er bij een museum enkel de mogelijkheid bestaat om Vriend te worden en dus geen giftenprogramma-, is vrijwel nooit fiscale informatie gegeven. Dit lijkt te impliceren dat de instelling ervan uitgaat dat de bijdrage van een Vriend of partner niet als gift kan worden beschouwd. In de enquête proberen we te achterhalen of deze veronderstelling juist is. Daarnaast is het de vraag of er bij de bijdrage van het Vriend worden, sprake is van vrijgevigheid. Mocht de bijdrage namelijk meer bedragen dan de waarde van de tegenprestatie, dan kan dat meerdere gezien worden als vrijgevigheid oftewel een gift. Dit meerdere is dan aftrekbaar van het inkomen van de gever. Met de resultaten van de enquête proberen wij te beoordelen of er inderdaad een giftelement zit in de bijdrage van een Vriend of partner. Onze voorlopige conclusie luidt dat het zowel bij musea als hun gevers niet zozeer gaat om het fiscale voordeel dat te behalen valt maar vooral om de binding en relatie die ontstaat wanneer een Vriendschap wordt aangegaan. Dat zou verklaren waarom de meeste musea geen giftenprogramma aanbieden naast hun Vriendenprogramma. Tot slot kijken we of er commerciële activiteiten worden uitgeoefend door de musea. Op één museum na worden door alle musea commerciële activiteiten uitgeoefend. De activiteiten bestaan vrijwel altijd uit het exploiteren van een museumwinkel, museumrestaurant of webshop Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties Om meer te weten te komen van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties hebben we 154 websites bekeken. Van de 154 Schouwburg- en Concertgebouwen, zijn maar 82 instellingen (slechts 53%) door de Belastingdienst aangemerkt als een ANBI. In tegenstelling tot de leden van de koepelorganisatie van Musea is dit aantal beduidend minder. Van deze 82 instellingen hebben tevens maar slechts 15 ANBI s de ANBI-status kenbaar via de website gemaakt aan het publiek. In het geval deze melding van de ANBI-status kenbaar gemaakt is voor het publiek, is er door deze instellingen ook uitgebreide fiscale informatie gegeven. Het valt op dat voornamelijk de grotere 40

41 Schouwburg- en Concertgebouwen 164 deze informatie beschikbaar hebben. Ook hier hebben we aandacht besteed aan het giften- en Vriendenprogramma van de Schouwburg- en Concertgebouwen. Op de websites wordt door bijna elke instelling, welke door de Belastingdienst is aangemerkt als een ANBI, een Vriendenprogramma aangeboden voor een bedrag tussen de 15,- en 50,-. Tegenover deze Vriendschap bestaat de tegenprestatie meestal uit voorrang bij kaartverkoop, het thuis ontvangen van brochures of nieuwsbrieven of speciaal georganiseerde bijeenkomsten voor Vrienden. Ook voor bedrijven bestaat de mogelijkheid om de instelling te steunen. Het bedrijf sponsort de culturele instelling voor een bepaald bedrag en de tegenprestatie bestaat dan meestal uit reclame voor het bedrijf. Het valt op dat bij een Vriendenprogramma, zowel voor de particulier als voor het bedrijf, geen fiscale informatie gegeven wordt. Worden deze bijdragen niet gezien als een gift? Over het giftenprogramma kunnen we bij de leden van deze koepel ook kort zijn; er wordt nauwelijks een vermelding gemaakt over de mogelijkheid tot het doen van een gift. Slechts de 15 ANBI s die hun ANBI-status via de site kenbaar gemaakt hebben, geven deze mogelijkheid wel. Zo wordt er bijvoorbeeld ingegaan op de eenmalige of de periodieke gift. De informatievoorziening over de periodieke gift is daarentegen niet altijd fiscaal optimaal. Er wordt soms niet gewezen op de vijfjaarstermijn die vereist is voor de aftrekbaarheid van een periodieke gift. Sterker nog, door een enkele instelling wordt bij de periodieke gift gevraagd of particulieren voor een periode van drie jaar een jaarlijkse gift willen doen. Deze driejaarstermijn heeft fiscaal gezien voor de periodieke gift weinig nut. Er wordt door de instellingen vrijwel altijd opgemerkt dat de periodieke gift vastgelegd moet worden bij notariële akte. Vaak bieden de instellingen aan dat de notariskosten voor rekening van de instelling komen indien de gift boven een bepaald bedrag uitkomt. Uit bovenstaande blijkt dat, net zoals bij de koepelorganisatie musea, ook de Schouwburg- en Concertgebouwen meer aandacht hebben voor een Vriendenprogramma dan voor een giftenprogramma. De vraag is of dit een bewuste keuze is? Tot slot hebben we gekeken of de instellingen van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties commerciële activiteiten uitoefenen. Het antwoord is bevestigend. Het gaat hier dan vrijwel altijd om de exploitatie een restaurant of de verhuur van een zaal of ruimte. Gezien het grote aantal instellingen dat commerciële activiteiten uitoefent, lijkt het erop dat instellingen weten dat het uitoefenen van commerciële activiteiten niet meer in de weg staat aan de verkrijging of het behouden van de ANBI-status Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten De Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (hierna: NAPK) meldt op haar website 165 dat zij per 1 juli 2012 is gefuseerd met de branchevereniging Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles (hierna: VNME). De NAPK behartigt voornamelijk de belangen van orkest-, 164 O.a. Koninklijk Theater Carré, Het Concertgebouw, Chassé Theater en het DeLaMar Theater

42 theater- en dansgezelschappen, de VNME richt zich specifiek op de muzieksector. Tijdens ons vooronderzoek hebben we de bevindingen van beide koepelorganisaties apart behandeld. De bevindingen van de NAPK en de VNME zullen om die reden apart uiteen gezet worden in verschillende paragrafen Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten Bij het bestuderen van de websites van de NAPK was het opmerkelijk dat ook hier niet elke instelling door de Belastingdienst aangemerkt is als een ANBI. 64 van de 102 instellingen hebben een ANBI-status (62,7%). Van deze ANBI s zijn er maar 15 instellingen die melding maken van de toegekende status. Daarnaast wordt er door de meeste instellingen met een ANBI-status geen melding gemaakt van de mogelijkheden die de Geefwet biedt. Slechts 10 instellingen melden dit. Van de 102 culturele instellingen boden slechts 34 instellingen een Vriendschap aan. Ook dit is een opvallend laag aantal. Tevens bieden maar 20 instellingen de mogelijkheid tot het doen van een gift aan. Op één instelling na, geven deze 20 instellingen zowel volledig als de juiste informatie en mogelijkheden weer. Tot slot hebben we bij de leden van deze koepelorganisatie gekeken naar het aantal instellingen dat commerciële activiteiten uitoefent. Van de 102 leden zijn er 33 leden die géén commerciële activiteiten uitoefenen. In vergelijking met de andere koepelorganisaties zijn dit in verhouding veel leden die geen commerciële activiteiten uitoefenen. De commerciële activiteiten van de overige instellingen bestaan voornamelijk uit de verkoop van DVD s en CD s. Ook wordt er melding gemaakt van workshops en de verhuur van zaal of ruimte. De informatie over de stichting zelf en haar voorstellingen neemt bij de koepelorganisatie NAPK de belangrijkste plaats in. Het fiscale informatievoorziening wordt daarbij weinig tot helemaal niet besproken Ensembles De Vereniging Nederlandse Muziek Ensembles bestond uit twee categorieën, namelijk VNME-lid en Buitengewoon VNME-lid. Allereerst komen de bevindingen van websites van de VNME-leden aan de orde en vervolgens de bevindingen van de Buitengewoon VNME-leden. Van de 29 VNME-leden waarvan wij de website hebben bekeken, zijn 18 ensembles (62%) door de Belastingdienst aangemerkt als een ANBI. Het blijkt bij het bestuderen van deze ensembles dat ook hier weinig ensembles de ANBI-status kenbaar maken aan het publiek. Slechts 3. Deze 3 instellingen vermelden wel de fiscale voordelen die de ANBI-status met zich meebrengt. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de giftenaftrek en de multiplier. Tot slot maken ook alleen deze 3 ensembles een melding van de Geefwet. De genoemde ensembles maken op hun website onderscheid tussen het worden van Vriend van de stichting en het geven van een gift. Dat houdt in dat er bij een gift geen directe tegenprestatie tegenover staat en dat de gift aftrekbaar is. Bij het Vriend worden, is geen fiscale informatie gegeven en staat er meestal wel een tegenprestatie tegenover. 42

43 Op drie ensembles na oefent ieder commerciële activiteiten uit. Deze activiteiten bestaan voornamelijk uit de verkoop van CD s. Buitengewoon VNME-lid Bij de buitengewoon VNME-leden is het opmerkelijk dat maar twee van de zeven ensembles de status van een ANBI bezitten. Beide ANBI s maken de toegekende status niet bekend aan het publiek en maken ook geen melding van de Geefwet. De instellingen bieden allebei een giften- of Vriendenprogramma aan. Eén van deze twee ensembles geeft aan dat het daarbij gaat om een gift waar geen tegenprestatie tegenover staat. Dat deze gift aftrekbaar is of dat er gebruik kan worden gemaakt van de multiplier wordt niet genoemd. Het andere ensemble biedt het publiek de mogelijkheid aan om Vriend te worden van de Vriendenstichting van het ensemble. Hier wordt expliciet vermeld dat er een tegenprestatie tegenover staat. Alle ensembles oefenen commerciële activiteiten uit. Deze bestaan voor het grootste deel uit de verkoop van CD s. Na bestudering van de websites van de VNME blijkt dat ook hier het fiscale aspect niet echt aanwezig is. Enkele ensembles geven de fiscale informatie en mogelijkheden wel op een volledige manier weer. Mijns inziens dienen zij daarom een voorbeeld te zijn voor de rest van de branche. De vraag waarom het aantal instellingen met fiscale informatievoorziening tot op heden zo laag is, hopen wij door middel van de gestuurde enquête te achterhalen Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals Tot slot hebben we de sites van 78 poppodia- en festivals bekeken. De Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals heeft in verhouding het minst aantal als ANBI aangemerkte instellingen; slechts 33% (26 instellingen). Daarnaast vermeldt ook maar één instelling dat er fiscale voordelen van toepassing kunnen zijn bij het geven aan de instelling. Er is dus maar een beperkte hoeveelheid aan fiscale informatie beschikbaar als het gaat om poppodia en festivals. Op de websites van leden staat altijd het programma en de agenda van de instelling vermeld. Dit geldt ook voor de websites van leden van de andere koepelorganisaties maar daarbij stond het programma en agenda vaak niet op de hoofdpagina. Bij de leden van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals is dat wel het geval. Ook is duidelijk aangegeven wanneer en welke artiest komt optreden. Daarnaast valt het op dat juist bij deze instellingen veel informatie wordt gegeven over het culturele aanbod en het feit dat er veel gewerkt wordt met vrijwilligers. Dit is opvallend omdat het merendeel van deze instellingen geen ANBI-status heeft. Zijn de instellingen niet op de hoogte van het ANBI-begrip en de daarbij behorende voordelen of wordt er bewust niet om een ANBI-status verzocht? Anders dan alle andere koepels wordt op de sites van poppodia vaak informatie gegeven over de grootte van de zaal of ruimte en het aantal bezoekers dat er ontvangen kan worden. Dit staat hoogstwaarschijnlijk in verband met het uitoefenen van commerciële activiteiten van de instellingen, namelijk; het verhuren van de zaal of ruimte. 43

44 4.6. Conclusie Bij het analyseren van de verschillende websites hebben wij een beeld kunnen vormen van de culturele instellingen en hun fiscaliteit. Hierbij trekt een aantal gegevens onze aandacht. In het onderstaande overzicht is duidelijk te zien dat niet alle leden door de Belastingdienst aangemerkt worden als een ANBI. Daarnaast valt het op dat de ANBI s niet altijd hun status kenbaar maken aan het publiek en vaak ook niet de fiscale voordelen vermelden die de ANBI-status met zich meebrengt. Een ander aandachtspunt betreft het kleine aantal vermeldingen van de Geefwet op de websites (slechts 34 van de in totaal 424 bekeken websites). De Geefwet is al meer dan een half jaar van kracht en toch wordt daarover op websites bijna niks vermeld. Er wordt meer informatie verkregen omtrent de culturele instellingen en hun kennis en gebruik van de Geefwet door middel van de enquête. Dit met het doel om een antwoord te kunnen gegeven op de probleemstelling; wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen?. In het navolgend hoofdstuk zal de enquête uiteen gezet worden en worden de resultaten besproken die naar aanleiding van de enquête terugkwamen. Koepelorganisatie Totaal ANBI ANBIstatus bekend maken Nederlandse Museumvereniging Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten Fiscale informatie over giften Mogelijkheid om Vriend te worden NAPK Ensembles Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals Totaal Melding Geefwet 44

45 Hoofdstuk 5: Resultaten praktijkonderzoek 5.1. Inleiding Het antwoord op de vraag wat de invloed is van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen, wordt achterhaald met behulp van een enquête. In samenwerking met een aantal medestudenten is er een enquête opgesteld. Deze enquête is naar 424 culturele instellingen gestuurd die aangesloten zijn bij de koepelorganisaties Nederlandse Museumvereniging, Vereniging Schouwburg- en Concertgebouwdirecties, Nederlandse Associatie Podiumkunsten en de Vereniging Poppodia en festivals. De enquête is gebaseerd op vragen die opkwamen naar aanleiding van het analyseren van de websites. De enquête is op 10 september 2012 naar de culturele instellingen gestuurd. De sluitingsdatum van de enquête was op 30 september Niet alle vragen zijn even relevant voor dit onderzoek. Een aantal vragen is specifiek gesteld met het oog op het Congres Cultuur, daar geef je om. 166 In dit hoofdstuk worden alleen de vragen behandeld die pogen meer inzicht te krijgen in de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen. 5.2 Verantwoording De enquête is ingevuld door 165 respondenten. Een aantal respondenten heeft niet alle vragen ingevuld. Een achttal respondenten zijn geëlimineerd uit de resultatenanalyse, aangezien zij enkel de vraag hebben beantwoord tot welke koepelorganisatie zij behoren. Deze respondenten zijn niet meegenomen bij het analyseren van de enquêteresultaten, aangezien zij niets toevoegen aan het onderzoek. Er is één respondent die de vraag tot welke koepel de instelling behoort niet heeft ingevuld, maar daarna wel op een groot aantal vragen antwoord heeft gegeven. Deze antwoorden worden wel meegenomen in de analyse. Verder zijn er vijf respondenten niet meegenomen in de resultatenanalyse, omdat zij alle vragen onbeantwoord hebben gelaten. Wat verder opviel was dat er één respondent was die antwoord gaf op vragen die bedoeld waren voor ANBI s, terwijl deze respondent aangaf een niet-anbi te zijn. Deze antwoorden kunnen niet worden meegenomen. De juistheid daarvan niet gegarandeerd kan worden. De onderstaande resultaten zijn gebaseerd op 151 ingevulde enquêtes. Het aantal respondenten per vraag kan variëren. Dit komt omdat sommige respondenten niet alle vragen hebben beantwoord of de enquête vroegtijdig hebben beëindigd. Bovendien werden sommige vragen alleen aangeboden aan respondenten die de ANBI status hebben of juist niet hebben. 166 Congres Cultuur, daar geef je om, 21 november te Tilburg. 45

46 5.3. Onderzoeksresultaten In de enquête zijn vragen gesteld die ervoor zorgen dat een duidelijker beeld kan worden gevormd over de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen. Van belang hierbij zijn de vragen of de culturele instellingen een vrienden- of giftenprogramma aanbieden en of ze op de hoogte zijn van de belastingfaciliteiten die de Geefwet biedt. Ook de vraag of instellingen hun ANBI-status bekend maken is van belang. De bekendmaking van de ANBI-status kan potentiële gevers er toe bewegen sneller een gift te doen of een hogere gift te doen. Verder is het interessant om erachter te komen waarom leden van de koepelorganisaties geen ANBI-status, meer specifiek CI-status, hebben en of deze instellingen desondanks toch een giftenprogramma aanbieden ANBI-status Om erachter te komen in hoeverre instellingen op de hoogte zijn van hun ANBI-status en de voordelen die de ANBI-status, meer specifiek CI-status, met zich mee kan brengen, is de vraag gesteld of de instelling de ANBI-status heeft. Uit grafiek 1 blijkt dat 102 van 151 respondenten (67,5%) de ANBI-status hebben. 167 Grafiek 1. De Belastingdienst heeft alle bestaande ANBI s beoordeeld en bepaald welke ANBI s in aanmerking komen voor de status culturele ANBI. Bij een goedkeuring krijgen de ANBI s automatisch de status van een culturele instelling. 168 Opmerkelijk is dat niet alle respondenten, met ANBI-status, er van op de hoogte zijn dat ze tevens kwalificeren als CI. Het betreft ongeveer 20%. 169 Onzes inziens zijn deze respondenten nog niet goed 167 Zie bijlage, grafiek /goede_doelen/algemeen_nut_beogende_instellingen/culturele_anbi/hoe_krijgt_een_anbi_de_status_culturel e_anbi Laatst bekeken op 29 oktober Zie bijlage, grafiek 6. Het betreft 20 van de 101 respondenten. Opgemerkt dient hierbij te worden dat de percentages vermeld bij de onderzoeksresultaten niet overeenkomen met de percentages in de tabellen. Dit in 46

47 geïnformeerd over de invoering van de Geefwet per 1 januari 2012, en meer in het bijzonder de invoering van de status culturele instelling. Verder is het opvallend dat de vraag of de respondenten de ANBI-status kenbaar maken aan het publiek, door 63 van de 102 respondenten (62%) bevestigend beantwoord wordt. 170 Uit het vooronderzoek, het analyseren van de websites, kwam echter naar voren dat slechts een enkele instelling de ANBI-status via de website bekend maakt. Wij concluderen hieruit dat er voor de bekendmaking van de status op de website ruimte voor verbetering bestaat. Opgemerkt dient te worden dat alle instellingen later nog een keer gecontroleerd zijn op het bezit van de ANBI-status. 171 Hieruit kwam naar voren dat er 14 ANBI s zijn bijgekomen na de analyse van de websites in juni. Desalniettemin blijft de conclusie staan dat de bekendmaking van de status op de website beter kan. Daarnaast hebben de respondenten aangegeven de ANBIstatus bekend te maken door middel van brochures, flyers en/of jaarstukken. Een saillant detail: één respondent maakt de ANBI-status kenbaar via Facebook. Grafiek 2. Ongeveer 25% van de respondenten hebben geen ANBI-status. 172 De meest terugkerende reden hiervoor is dat deze instellingen volgens de Belastingdienst niet voldoen aan de voorwaarden. De reden die door respondenten wordt gegeven waarom zij niet geïnteresseerd zijn in een ANBI-status, is omdat de instellingen onderdeel zijn van de gemeente en zij zodoende niet zelf als ANBI kunnen kwalificeren. Een voorbeeld hiervan is het Centraal Museum in Utrecht. Dit museum zal per 1 januari 2013 van een gemeentelijke organisatie veranderen in een zelfstandige stichting. Pas dan kan het Centraal Museum om de ANBI-status verzoeken. verband met de missings die in de tabellen worden vermeld. De missings die worden aangegeven in de tabellen betreft de respondenten die de enquête wel hebben ingevuld, maar waarop de betreffende vraag niet van toepassing is. 170 Zie bijlage, grafiek 5. Het betreft 63 van de 102 respondenten. 171 Deze controle de op anbi-status heeft plaatsgevonden in week 46 van Zie bijlage, grafiek 3. 47

48 In de volgende paragrafen zal met name in worden gegaan op de resultaten met betrekking tot respondenten met de ANBI-status. Waar nodig, zal aandacht worden besteed aan de respondenten zonder ANBI-status Vriendenprogramma Inleiding In de enquête wordt onderscheid gemaakt tussen zogenoemde Vriendenprogramma s en giftenprogramma s. 173 Wat is opgevallen tijdens het bekijken van de websites is dat bijna 40% van de instellingen een vriendenprogramma aanbiedt. 174 De vraag die daarbij opkomt is of een gedeelte van het bedrag van het vriendenlidmaatschap gezien kan worden als gift. Het gedeelte dat als gift gezien kan worden, is van belang voor huidige vrienden in verband met de eventuele giftenaftrek. Ook is het voor de instellingen een manier om een aantrekkelijk(er) programma aan te bieden voor potentiële vrienden. Bij de resultatenanalyse zal om die reden dus met name naar de instellingen met een ANBI-status worden gekeken. Voorafgaand aan de vragen over het Vriendenprogramma krijgen instellingen een definitie van het vriendenprogramma te zien, om onduidelijkheden weg te nemen. De definitie luidt als volgt: Onder een Vriendenprogramma wordt verstaan dat het publiek tegen een vergoeding Vriend of Partner kan worden van de instelling. Dit lidmaatschap brengt voordelen met zich mee. De eerste vraag over het vriendenprogramma was of instellingen een vriendenprogramma aanbieden. Uit grafiek 3 blijkt dat 55 van de 100 respondenten met een anbi-status (56%) deze vraag bevestigend beantwoordt. 175 Dit is een groter aantal instellingen dat aangeeft een vriendenprogramma aan te bieden dan het aantal instellingen dat tijdens het vooronderzoek naar voren kwam met een vriendenprogramma. Bij de analyse van de websites bood ongeveer 40% van de instellingen een vriendenprogramma aan. 176 Ook hieruit blijkt dat het gebruik van de website beter kan. De culturele instellingen veronderstellen dat het vriendenprogramma duidelijk vermeld staat op de website, terwijl dit in werkelijkheid niet altijd even goed is terug te vinden. 173 Bij een vriendenprogramma kunnen particulieren/bedrijven voor een relatief laag bedrag Vriend worden van de instelling. Tegenover dit bedrag staat een tegenprestatie van de instelling. Bij een giftenprogramma staat er geen tegenprestatie tegenover. 174 Zie bijlage, tabel 27. Het betreft 164 van de 424 instellingen. 175 Zie bijlage, grafiek 8. Uit de resultaten blijkt dat 55 van de 100 ANBI s een vriendenprogramma aanbieden. 176 Zie tabel

49 Grafiek 3. In de enquête worden vervolgens vragen gesteld over de inhoud van het vriendenprogramma. Dit zijn vragen over de gemiddelde bijdrage voor een Vriendenprogramma, hoeveel vrienden een instelling heeft en wat de geschatte waarde van de tegenprestatie in euro s is. Deze vragen zijn belangrijk voor de vraag of een gedeelte van de bijdrage voor een Vriendenprogramma aan te merken valt als gift Resultaten In dit onderzoek wordt geprobeerd erachter te komen wat het belang is van het vriendenprogramma binnen de organisatie van culturele instellingen. Bij het analyseren van de websites viel op dat wanneer enkel de mogelijkheid bestaat om vriend te worden en dus geen giftenprogramma-, er vrijwel nooit fiscale informatie wordt gegeven. Dit lijkt te impliceren dat de instelling ervan uitgaat dat de bijdrage van een vriend of partner niet als gift kan worden beschouwd. Met deze enquête wordt geprobeerd te achterhalen of deze veronderstelling juist is. Daarnaast is het de vraag of er bij de bijdrage van een vriend, sprake is van vrijgevigheid. Mocht de vergoeding van de vriend namelijk meer bedragen dan de waarde van de tegenprestatie(s), dan kan dat meerdere gezien worden als vrijgevigheid oftewel een gift. In grafiek 4 is te zien dat het merendeel van instellingen zonder ANBI-status een bijdrage vraagt tussen de 1 en 25. De instellingen mét een ANBI-status vragen daarentegen voornamelijk een bijdrage tussen de 50 en 100. Deze gegevens zijn in de bijlage terug te vinden in grafiek

50 Grafiek 4. Om erachter te komen of er eventueel sprake is van een gift, is het van belang om de waarde van de tegenprestaties te weten. Voor dit onderzoek is deze vraag alleen van belang voor instellingen met de ANBI-status. Voor instellingen zonder ANBI-status is de vraag niet van belang of er eventueel sprake is van een gift aangezien de vrienden van deze instellingen niet de fiscale voordelen kunnen genieten. 177 Het merendeel van de respondenten heeft de vraag over de waarde van de tegenprestaties beantwoord per vriend. Te zien valt dat de meeste instellingen een waarde toekennen aan de tegenprestatie tussen 0-5. Daarnaast zijn er 6 respondenten die waardes hebben ingevuld tussen de Een voorzichtige conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat de tegenprestaties lager zijn dan de waarde van de bijdrage voor een vriendschap. In grafiek 4 is te zien dat de meeste instellingen met ANBI status een bijdrage per vriend vragen tussen de 50 en 100. Deze bijdrage is dus in een aantal gevallen hoger dan de tegenprestaties. Dit betekent dat het gedeelte boven de tegenprestatie als een gift kan worden aangemerkt. Aangezien instellingen niets vermelden over de fiscale voordelen die mogelijk ook gelden bij een vriendenprogramma,is er op dat gebied nog ruimte voor verbetering. Wellicht kunnen instellingen en de Belastingdienst met elkaar hierover in overleg Giftenprogramma Inleiding Naast de vragen met betrekking tot een vriendenprogramma, zijn tevens vragen gesteld betreffende het giftenbeleid van de instellingen. Deze vragen zijn van belang om er achter te komen of instellingen zich bewust zijn van de regelingen rondom giften en de giftenaftrek. Voor instellingen kan het voordeel dat geldt voor de gever indien voldaan wordt aan de voorwaarden, gebruikt worden om makkelijker en meer donateurs te werven. Een vereiste 177 Dit geldt niet voor verenigingen met meer dan 25 leden. 178 Zie bijlage, figuur

51 van de giftenaftrek is dat de gift gedaan moet worden aan een algemeen nut beogende instelling. In het onderzoek moet de gift dus zijn gedaan aan een instelling met de ANBIstatus, meer specifiek de CI-status. In deze subparagraaf zal ingegaan worden op vragen betreffende het giftenbeleid die gesteld zijn aan respondenten die hebben aangegeven te kwalificeren als ANBI Resultaten Bijna 76% van de respondenten geeft aan een giftenprogramma aan te bieden. 179 De instellingen bieden vaak de gevers de keuze tussen het doen van een eenmalige gift of een periodieke gift aan. In grafiek 5 is af te lezen dat het merendeel van de respondenten met anbi-status beide mogelijkheden aanbiedt. Wat opvalt, is dat er ook een instelling is die een giftenprogramma aanbiedt waarbij een gever enkel producten of objecten kan schenken. Grafiek 5. Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Na de vraag betreffende het giftenprogramma, is dieper op de periodieke gift ingegaan. 34% van de respondenten geeft aan dat zij geen minimaal bedrag vragen voor de periodieke gift. De donateur bepaalt de hoogte van de gift. Indien een instelling wel de hoogte van een periodieke gift heeft vastgesteld, ligt dit bedrag in 36% van de gevallen tussen de 100 en 500 euro. Daarnaast wordt door enkele instellingen opgemerkt dat zij de notariskosten voor hun rekening indien het bedrag van de periodieke gift 500 euro of meer bedraagt. Dit komt overeen met onze bevindingen van het vooronderzoek. Tijdens het analyseren van de websites hebben wij gezien dat of de instelling en/of het notariskantoor de kosten vanaf een bepaald bedrag voor hun rekening nemen. Een voorbeeld hiervan is het Theater De Doelen. Indien iemand een vijf jaarlijkse schenking doet van 500 euro, komen de kosten van de notariële akte voor rekening van het notariskantoor. Daarnaast is ons opgevallen dat slechts 41% van de respondenten die een periodieke gift kennen een termijn van 5 jaar aan de periodieke gift verbindt (figuur 6). Wij concluderen 179 Zie bijlage, grafiek 13, het gaat om 69 van de 91 respondenten met anbi-status. 51

52 hieruit dat culturele instellingen het belang van de looptijd van de periodieke gift niet onderkennen. Dit heeft tot gevolg dat gevers van de periodieke gift niet in aanmerking komen voor giftenaftrek. Tevens kan een periodieke gift met een termijn korter dan 5 jaar, niet jaarlijks aangemerkt worden als eenmalige gift. Er is immers een overeenkomst voor meerdere jaren aangegaan. Het is wellicht mogelijk om de periodieke gift van drie jaar ineens te schenken en aan te merken als een gewone gift. De gever schenkt dan in één keer het totale bedrag tegen de contante waarde. Deze eenmalige gift komt in jaar één in mindering op het inkomen. Echter, er dient rekening te worden gehouden met de drempel en het plafond van de eenmalige gift. Tevens dient rekening gehouden te worden met waarderingsproblemen omdat de gever een bedrag aftrekt tegen een waarde die pas komt vast te staan in de toekomst. Figuur 6. Wat is de minimale looptijd van een periodieke gift? 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 25 jaar Onbekend Met het oog op de Geefwet en het optimaliseren van giften aan culturele instelling is het onzes inziens van belang dat hier meer aandacht aan wordt besteed. Tot slot is de vraag gesteld wat het giftenprogramma de respondenten jaarlijks oplevert. In figuur 17 uit de bijlage is te zien dat 22% van de respondenten niet op de hoogte is wat het giftenprogramma jaarlijks oplevert. Tevens valt op dat de opbrengst van het giftenprogramma bij 33% van de respondenten minder dan 500 euro oplevert. 180 Uit de antwoorden op deze vraag kan afgeleid worden dat er nog veel ruimte is voor verbetering omtrent de informatievoorziening van de giftenaftrek en de daarbij behorende voordelen. Vragen als: wat zijn de fiscale voordelen van de giftenaftrek, zowel voor particulieren als bedrijven?, welke voorwaarden zijn aan de giftenaftrek verbonden? en hoe kan een instelling het voor gevers aantrekkelijker maken om aan een culturele instelling te schenken?, zijn daarbij van groot belang. Indien aan deze punten meer aandacht wordt 180 Zie bijlage, figuur 17. Het betreft 17 van de 51 respondenten die deze vraag hebben ingevuld. 52

53 besteed, kunnen instellingen zich een betere voorstelling maken van de fiscale voordelen voor zowel de instelling als de gever. Dit brengt vervolgens met zich mee, dat wanneer de instelling goed op de hoogte is van de fiscale mogelijkheid, zij ook beter in staat is om het doen van giften aantrekkelijker te maken voor donateurs. De instelling kan haar giftenprogramma hier op aanpassen Faciliteiten Inleiding In de enquête zijn vragen gesteld met betrekking tot de belastingfaciliteiten uit de Geefwet. Het betreft de volgende faciliteiten: aftrekmogelijkheden van giften in de IB, multiplier in de IB, aftrekmogelijkheden van giften in de Wet Vpb, multiplier in de Wet Vpb, integrale belastingplicht, bestedingsreserve, fondswervende activiteiten, winstdrempel in de Wet Vpb en fictieve loonkostenaftrek van vrijwilligers. Met vragen over de belastingfaciliteiten wordt getracht inzicht te krijgen in hoeverre de respondenten op de hoogte zijn van de belastingfaciliteiten en in hoeverre de respondenten gebruik maken van de faciliteiten. Tevens wordt extra aandacht besteed aan de faciliteiten die per 1 januari 2012 zijn ingevoerd voor culturele instellingen. De vragen zijn enkel gesteld aan instellingen met de ANBI-status, meer specifiek CI-status. Alleen deze instellingen kunnen gebruik maken van de faciliteiten uit de Geefwet Resultaten Allereerst is de vraag gesteld welke fiscale faciliteiten de respondenten kenbaar maken aan het publiek. Hierbij is ingegaan op de faciliteiten die van belang zijn voor het publiek, zoals de giftenaftrek in de IB en Wet Vpb en de multiplier. Tevens is de vraag gesteld of de respondenten de vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting kenbaar maken. Wat opvalt, is dat 52% van de respondenten de fiscale faciliteiten uit de Geefwet niet kenbaar maken aan het publiek. 181 Indien de respondenten de fiscale faciliteiten wél kenbaar maken, wordt in 44% van de gevallen de giftenaftrek in de IB vermeld. 182 Voor de aftrekmogelijkheden in de Wet Vpb geldt dat 23% van de respondenten dit kenbaar maakt aan het publiek. 183 De multiplier wordt door 34% van de respondenten vermeld. 184 Tot slot stelt 28% van de respondenten zijn publiek op de hoogte van het feit dat de gift volledig ten goede komt aan de culturele instelling. 185 De instelling dient dan geen schenkbelasting over de gift te betalen. Naast de vraag welke faciliteiten de respondenten kenbaar maken aan het publiek, is de vraag gesteld of de respondenten hun website hebben aangepast naar aanleiding van de invoering van de Geefwet. Hierbij valt op dat 60% van de respondenten hun website niet hebben aangepast met de informatie die van belang is voor het publiek betreffende het 181 Zie bijlage, tabel 24. Het betreft 39 van de 82 respondenten met ANBI-status. 182 Zie bijlage, tabel 24. Het betreft 36 van de 82 respondenten met ANBI-status. 183 Zie bijlage, tabel 24. Het betreft 19 van de 82 respondenten met ANBI-status. 184 Zie bijlage, tabel 24. Het betreft 28 van de 82 respondenten met ANBI-status. 185 Zie bijlage, tabel 24. Het betreft 23 van de 82 respondenten met ANBI-status. 53

54 doen van een gift aan de instelling. 186 Indien instellingen de website wél hebben aangepast, ziet dit in 29% van de gevallen op de giftenaftrek in de IB. 187 Minder vaak werd aangegeven dat de respondenten melding maken van de multiplier in de IB en VPB op de website. Vervolgens zijn in de enquête vragen gesteld met betrekking tot fiscale faciliteiten die alleen voor de instellingen van belang zijn. Hierbij zijn de vragen gesteld of de instellingen bekend zijn met de fiscale faciliteiten en of ze gebruik maken van de fiscale faciliteiten. Bij fiscale faciliteiten die voor 1 januari 2012 al bestonden is tevens de vraag gesteld of de instellingen hier voor 2012 al gebruik van maakten en of zij na 2012 nog steeds gebruik maken van de faciliteit of sindsdien van de faciliteit gebruik zijn gaan maken. Allereerst zijn vragen gesteld met betrekking tot de integrale belastingplicht. De integrale belastingplicht is per 1 januari 2012 ingevoerd. 33% de respondenten is bekend met deze faciliteit. Van het aantal respondenten dat bekend is met de integrale belastingplicht maakt slechts 37% hier gebruik van. Op het totaal is dit een percentage van 12%. 188 De integrale belastingplicht zou een voordeel voor de culturele instellingen moeten opleveren. Onzes inziens wordt tot op heden het doel van deze faciliteit niet bereikt nu slechts zo weinig culturele instellingen op de hoogte zijn van de faciliteit. Daar hangt mee samen dat er ook weinig gebruik van wordt gemaakt. De reden kan zijn gelegen in het feit dat de culturele instellingen te weinig informatie hebben ontvangen betreffende de voordelen van de Geefwet, meer specifiek de integrale belastingplicht. Echter, het kan ook zijn dat de integrale belastingplicht als ingewikkeld wordt ervaren en dat culturele instellingen niet de kennis en kunde hebben om zich hier verder in te verdiepen. Tevens is het mogelijk dat instellingen pas aan het einde van het jaar kunnen overzien of de integrale belastingplicht voor hen nuttig is. Uit de resultaten van de enquête blijkt 38% van de respondenten bekend te zijn met de bestedingsreserve. 189 Net als bij de integrale belastingplicht valt op dat slechts een klein deel van de respondenten ook daadwerkelijk gebruik maakt van de bestedingsreserve. Van het aantal respondenten dat bekend is met de bestedingsreserve heeft 32% voor 2012 gebruik gemaakt van de bestedingsreserve. Na 2012 is dit percentage gereduceerd tot 18%. Het is opmerkelijk dat hier een achteruitgang geconstateerd wordt in plaats van een vooruitgang. Op het totaal van de respondenten dat deze vraag heeft beantwoord is het percentage voor % en na % Zie bijlage, tabel 25. Het betreft 48 van de 80 respondenten met ANBI-status. 187 Zie bijlage, tabel 25. Het betreft 23 van de 80 respondenten met ANBI-status. 188 Zie bijlage, tabel 26. Het betreft 9 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 189 Zie bijlage, tabel 27. Het betreft 28 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 190 Zie bijlage, tabel 27. Het betreft 9 van de 28 respondenten, 5 van de 28 respondenten, 9 van de 74 respondenten en 5 van de 74 respondenten. 28 is het aantal dat respondenten dat bekend is met de bestedingsreserve. 74 is het aantal respondenten die de vragen betreffende de bestedingsreserve hebben beantwoord. 54

55 Voor wat betreft de fondswervende activiteiten, vastgelegd in de Wet Vpb, blijkt dat 28% van de respondenten bekend is met deze fiscale faciliteit. 72% van de respondenten is dus niet op de hoogte van deze faciliteit. 191 Ook bij de fondswervende activiteiten valt op dat hier nauwelijks gebruik van wordt gemaakt door de instellingen. Uit de resultaten van de enquête komt naar voren dat slechts 9% van de respondenten, die bekend zijn met de faciliteit, daadwerkelijk gebruik maken van deze faciliteit. 192 Dit percentage geldt zowel voor het gebruik van fondswervende activiteiten voor 2012 als na Op het totaal maakt 3% van de respondenten gebruik van deze faciliteit. 193 Van alle faciliteiten waar culturele instellingen gebruik van kunnen maken, is de winstdrempel in de VPB het meest bekend. Bijna 64% van de respondenten geeft aan deze faciliteit te kennen % van de respondenten geeft aan voor 2012 gebruik te hebben gemaakt van de winstdrempel. Opvallend is dat minder dan 1% aangeeft gebruik te maken van deze faciliteit na Onzes insziens is de verklaring hiervoor dat het jaar 2012 nog niet voorbij is en de instellingen zodoende nog niet weten of zij dit jaar onder de winstdrempel uitkomen zoals deze geldt in de VPB. Tot slot hebben we vragen gesteld over de bekendheid met de fictieve loonkostenaftrek voor vrijwilligers en het gebruik daarvan. Deze faciliteit is ná de winstdrempel in de VPB het meest bekend bij de instellingen. 55% van de respondenten geeft aan de faciliteit te kennen. 195 Het is opmerkelijk dat van alle respondenten die deze vraag beantwoord hebben, bijna 57% aangeeft geen gebruik te maken van deze faciliteit. 196 Onzes insziens kan dit twee verklaringen hebben. Enerzijds kan het zijn dat er wél met vrijwilligers gewerkt wordt, maar dat er geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om fictieve loonkosten af te trekken van de winst. Anderzijds kan het zijn dat er niet gewerkt wordt met vrijwilligers en er zodoende geen sprake kan zijn van gebruik van de faciliteit. Tijdens ons vooronderzoek is gebleken dat met name culturele instellingen die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Poppodia en Festivals gebruik maken van vrijwilligers. Zo werd er bijvoorbeeld op die websites regelmatig aangegeven dat de vraag naar vrijwilligers groot was. Het is specifiek voor deze koepelorganisatie aan te raden om de maatregel onder de aandacht van de leden te brengen. Het brengt voor zowel de vrijwilliger als de instelling een voordeel met zich mee De Geefwet Tot slot hebben we de vraag gesteld of de respondenten bekend zijn met de Geefwet zoals deze per 1 januari 2012 van kracht is. Tevens is de vraag gesteld of zij hierover voldoende zijn geïnformeerd en op welke manier. 191 Zie bijlage, tabel 28. Het betreft 47 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 192 Zie bijlage, tabel 28. Het betreft 2 van de 21 respondenten die bekend zijn met fondswervende activiteiten. 193 Zie bijlage, tabel 28. Het betreft 2 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 194 Zie bijlage, tabel 29. Het betreft 47 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 195 Zie bijlage, tabel 30. Het betreft 41 van de 74 respondenten met een ANBI-status. 196 Zie bijlage, tabel 30. Het betreft 42 van de 71 respondenten met een ANBI-status. 55

56 Uit grafiek 7 blijkt dat 61 van de 73 (bijna 84%) respondenten met anbi-status aangeeft bekend te zijn met de Geefwet. 197 Aangezien de nieuwe regelingen uit de Geefwet nu bijna een jaar van kracht zijn, is het positief dat uit de enquête blijkt dat van álle respondenten meer dan 75% bekend is met de Geefwet. Grafiek 7. Het is opvallend, gezien voorgaande resultaten, dat 64% van de respondenten zegt voldoende geïnformeerd te zijn over de Geefwet. 198 In de enquête hebben we gevraagd om aan te geven op welke manier de instellingen zijn geïnformeerd over de Geefwet. Meerdere antwoorden konden gegeven worden. In totaal hebben 78 respondenten deze vraag beantwoord. 50% van deze respondenten heeft aangegeven via de koepelorganisatie geïnformeerd te zijn. Informatievoorziening van de Belastingdienst en de pers komt op de tweede plaats; ongeveer 32% geeft aan door die instanties op de hoogte te zijn gebracht. Opvallend is dat 22% van de 78 respondenten aangeeft op een andere manier dan genoemde keuzes geïnformeerd te zijn. Uit de toelichting die hierbij gegeven kon worden, blijkt dat voornamelijk de eigen accountant of fiscalist de instelling op de hoogte heeft gebracht van de Geefwet. Ook is een aantal keer aangegeven dat instellingen zelf geïnformeerd hebben naar de Geefwet. 199 Het is opmerkelijk dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nauwelijks genoemd werd. Onzes inziens is de informatievoorziening over de Geefwet ook een taak van het OCW. De Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten heeft het grootste aandeel in respondenten die aangeven níet voldoende geïnformeerd te zijn over de Geefwet Conclusie Bij het analyseren van de resultaten van de enquête hebben bepaalde resultaten onze aandacht getrokken. Het doel van de enquête was erachter te komen wat de invloed van de Geefwet is op het gedrag van culturele instellingen. Allereerst is het daarom opvallend dat 197 Zie grafiek 19. Het betreft 61 van de 73 respondenten mét een ANBI-status. 198 Zie grafiek 20. Het betreft 50 van de 78 respondenten. 199 Zie tabel

57 aangegeven wordt dat bijna 20% van de respondenten met een ANBI-status niet op de hoogte is van het feit dat de instelling ook aangemerkt is als een culturele instelling. In samenhang hiermee, vragen wij ons af of deze instellingen dan kennis hebben van de fiscale voordelen voor culturele instellingen die de Geefwet met zich meebrengt. Uit de resultaten blijkt dat het merendeel van de respondenten niet bekend is met deze voordelen en faciliteiten en er logischerwijs ook weinig gebruik van maken. Tevens is het ons opgevallen dat meer dan de helft van de respondenten met een ANBIstatus een vriendenprogramma aanbiedt. De vergoeding die door vrienden voor wordt bijgedragen, ligt meestal tussen de 50 en 100. De tegenpresentatie(s) voor vrienden is daarentegen minimaal. Dit roept de vraag op of er bij de vergoeding van de vriend eventueel sprake kan zijn van een gift; namelijk de vergoeding minus de tegenprestatie(s). Tot slot blijkt uit de resultaten van de enquête dat de informatievoorziening over giften minimaal is. Onzes inziens is ook hier ruimte voor verbetering. In het navolgende hoofdstuk zullen de aanbevelingen die naar aanleiding van de resultaten van de enquête zijn opgekomen, worden weergegeven. 57

58 Hoofdstuk 6: Conclusie en aanbevelingen 6.1. Inleiding In dit zesde, en daarmee laatste, hoofdstuk van deze masterthesis zullen de conclusie en aanbevelingen worden weergegeven. Er zal een antwoord gegeven worden op de, in hoofdstuk 1, geformuleerde probleemstelling: wat is de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen?. Dit komt in paragraaf 6.2 aan bod. In paragraaf 6.3 worden aanbevelingen gegeven die naar aanleiding van het onderzoek tot stand zijn gekomen Conclusie De overheid heeft met de invoering van de Geefwet getracht maatregelen in te voeren die de culturele instellingen een steun in de rug geven. In hoofdstuk drie is te lezen dat deze maatregelen van de Geefwet zowel voor de gever als voor de instellingen mogelijk fiscale voordelen creeëren. Echter, uit de enquête blijkt dat het gebruik en de kennis van deze fiscale voordelen minimaal is. Enerzijds komt uit het onderzoek naar voren dat de respondenten bekend zijn met de Geefwet en hierover voldoende geïnfomeerd te zijn. Dit is positief. Anderzijds blijkt uit de resultaten van de enquête dat er maar minimaal gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten die de Geefwet biedt. Dit stemt overeen met de bevindingen van ons vooronderzoek, het analyseren van de websites van de instellingen. Uit dat onderzoek bleek dat veel websites geen bekendheid geven aan de Geefwet. Met name viel het op dat weinig instellingen op hun website de fiscale voordelen voor de gever denk aan de multiplier bekend maken aan het publiek. Al met al kan geconcludeerd worden dat de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen gering is. Tot op heden wordt minimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Geefwet biedt en lijkt de kennis van de instellingen beperkt. Voor het gebruik en de kennis van de Geefwet is nog genoeg ruimte voor verbetering Aanbevelingen Uit het vooronderzoek en de resultaten van de enquête blijkt dat van de maatregelen die de Geefwet biedt nauwelijks gebruik wordt gemaakt. Het is te betreuren dat er grotendeels door de instellingen maar ook door de potentiële gevers geen gebruik wordt gemaakt van de fiscale voordelen. Daarnaast is dit opmerkelijk omdat de instellingen aangeven zowel voldoende geïnformeerd te zijn als bekend te zijn met de Geefwet. Hoewel de instellingen aangeven bekend te zijn met de Geefwet, wordt er toch minimaal gebruik gemaakt van de faciliteiten. Hier ligt hier onzes inziens ruimte voor verbetering. Ten eerste verdienen de websites van culturele instellingen de aandacht. De meeste websites zouden met enkele aanpassingen ingezet kunnen worden als een beter communicatiemiddel. Een duidelijke kop op de website met steun ons verdient specifiek de 58

59 aandacht. De website zorgt er op die manier voor dat instellingen makkelijker donateurs kunnen werven. Indien er beknopte, pakkende en volledige informatie beschikbaar is waar de donateur zonder al te veel omwegen over kan beschikken kan er door middel van de website een groot publiek bereikt worden. Daarnaast kan gedacht worden aan de informatievoorziening via social media. Met deze eerste aanbeveling hangt samen dat de culturele instellingen zelf op de hoogte moeten zijn van de mogelijkheden die de Geefwet biedt. Uit de enquête is gebleken dat de culturele instellingen de Geefwet wel kennen als zodanig, maar dat er minimaal gebruik van wordt gemaakt. De stroomlijning van de informatievoorziening kan beter. Dit verdient allereerst de aandacht bij het Ministerie van OCW, de koepelorganisaties en de Belastingdienst. Indien er (specifieke) informatie beschikbaar is welke toegankelijk en begrijpelijk is voor de instellingen, kan dat ervoor zorgen dat de instellingen beter begrijpen wat de faciliteiten inhouden. Dit geldt ook voor de informatievoorziening door instellingen aan het publiek specifiek over de giftenregeling. Daarnaast zouden culturele instellingen beter geïnformeerd moeten worden over de facilteiten waar zij als instelling zelf gebruik van kunnen maken. Omdat het hier complexe regelinggeving betreft waarbij vaak verschillende voorwaarden gesteld worden, verdient dat extra aandacht. Tevens is uit de enquête gebleken dat er ruimte voor verbetering is wat betreft de vriendenprogramma s van de culturele instellingen. De vriendenprogramma s kunnen fiscaal aantrekkelijk gemaakt worden door een gedeelte van de bijdrage van de vriend aan te merken als een gift. Een andere mogelijkheid voor de culturele instellingen is het gebruik van de periodieke gift voor vrienden. Aan de periodieke gift zit, in tegenstelling tot de eenmalige gift, geen plafond of drempel verbonden. Daarnaast voorziet de periodieke vriend in een vaste inkomensstroom van vijf jaar. Voor instellingen zal het op deze manier makkelijker zijn om vrienden te werven omdat er voor de vriend een fiscaal voordeel tegenover staat. Tenslotte zouden culturele instellingen nog dit jaar gebruik moeten maken van de multiplier in combinatie met een periodieke gift. De multiplier geldt voor een periode van vijf jaar en kan zodoende bij toepassing ervan dit jaar volledig en optimaal gebruikt worden. Het is echter de vraag of dit nog haalbaar is voor de culturele instellingen. De instellingen zijn pas gaande dit jaar meer bewust geworden van de faciliteiten van de Geefwet en de mogelijkheid van de multiplier. Het heeft tijd nodig om hiervoor het een en ander te ontwikkelen. Het verdient daarom aanbeveling om de multiplier met een jaar te verlengen zodat culturele instellingen er optimaal gebruik van kunnen maken. 59

60 Lijst van aangehaalde literatuur I. Boeken van Dijck en van Vijeijken 2005 J.E.A.M. van Dijck en I.J.F.A. van Vijfeijken, Instellingen van algemeen nut, Kluwer Deventer Schuyt e.a Th.N.M. Schuyt, B.M. Gouwenberg, R.H.F.P. Bekkers (red.), Geven in Nederland 2011, Reed Business BV, Amsterdam. Stevens 2001 L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting 2001, Fiscale Hand- en Studieboeken, eerste druk, Kluwer Deventer van de Streek 2012 Jan van de Streek, De Generalist, Boom Fiscale Uitgevers Van Streek L.J. van Streek (red.), Optie voor volledige belastingplicht culturele instelling, Cursus Belastingrecht Vennootschapsbelasting, VPB f. Verburg 2002 J. Verburg, Vennootschapsbelasting, Fiscale Hand- en Studieboeken, tweede druk, Kluwer Deventer II. Artikelen Van Bakel 2012 M.M.F.J. van Bakel, Hoe royaal is de Geefwet voor anbi s, WFR 2012/592. Bekkers 2010 R.H.F.P. Bekkers, Giftenaftrek in Nederland; evaluatiemethoden en hun interpretatie, WFR 2010/1140. Hemels 2012 S.J.C. Hemels, Gedefinieerde belangen: algemeen nut na de Geefwet, WPNR 2012/6917. Stevens 2012 S.A. Stevens, De regels voor ANBI s in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2012, WPNR 2012/6917. Van Vijfeijken 2012 I.J.F.A. van Vijfeijken, De giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting, WPNR 2012/

61 Vrieling en Bruggink 2012 C. Vrieling en H.R. Bruggink, Culturele instellingen, WPNR 2012/6917. De Wijkerslooth-Lhoëst 2011 S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst, De Geef- en Neemwet: fiscale maatregelen 2012 voor ANBI s, stichtingen en verenigingen, FTV 2011/11. III. Adviezen en rapporten Aanbevelingen van de Commissie Cultuur en Belastingen, Hoog aanslaan, laag belasten, V-N 1999/54.7. Minister van Financiën, Evaluatie giftenaftrek , s-gravenhage: Ministerie van Financiën Rapport Vrijheid en Verantwoordelijkheid, 30 september IV. Jurisprudentie HR 23 juni 1954, nr , BNB 1954/344. HR 1 oktober 1958, nr , BNB 1958/304. HR 25 januari 1961, nr , BNB 1961/132. HR 27 oktober 1971, nr , BNB 1971/245. HR 12 januari 1972, nr , BNB 1972/44. HR 19 maart 1975, BNB 1976/13. HR 23 mei 1979, BNB 1979/182. HR 6 juni 1979, BNB 1980/214. HR 4 juni 1980, nr , BNB 1980/200. HR 3 november 1982, nr , BNB 1983/39. HR 1 november 1989, nr , BNB 1989/337. HR 13 juli 1994, nr , BNB 1994/280. HR 9 juli 1999, nr , BNB 1999/361. Hoge Raad 13 januari 2012, nr. 10/03464, BNB 2012/89. Hof Amsterdam 11 november 2003, nr. 02/06879, NTFR 2004/269. Hof Den Bosch 25 juni 2010, LJN BN3967. Hof Leeuwarden 11 oktober 2011, LJN: BT7508. Hof Den Haag, 3 januari 2012, LJN BV3639. Hof Amsterdam 15 maart 2012, LJN BW1498. Hof Amsterdam 3 april 2012, LJN BW1499. Rechtbank Breda 6 mei 2009, LJN BI6844. Rechtbank Arnhem 19 april 2011, LJN BQ4394. Rechtbank Arnhem 17 november 2011, LJN BU

62 Rechtbank Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BW7402. V. Parlementaire stukken Kamerstukken II 1951/52, 2492, nr. 6. Kamerstukken II 1951/52, 2492, nr. 2. Kamerstukken II 1955/56, 915, nr. 32. Kamerstukken II 1962/63, 5380, nr. 19. Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3. Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3. Kamerstukken II 1998/99, , nr Kamerstukken II 1999/00, , nr Kamerstukken II 2000/01, , nr. 3. Kamerstukken II 2005/06, , nr. 16. Kamerstukken II 2009/10, , nr. 2. Kamerstukken II 2009/10, , nr. 15. Kamerstukken II 2009/10, , nr. 40. Kamerstukken II 2011/12, , A. Kamerstukken I 2011/12, , nr. G. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6. Kamerstukken II, 2011/12, , nr. 17. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 7. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 2. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 6. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 10. Toelichting Staatssecretaris 17 augustus 2004, nr. DGB Besluit 6 april 2010, nr. DGB2010/1594M. Brief van de Staatssecretaris, 25 november 2010, nr. DGB 2010/7612. Kamerbrief van 6 juni 2011, nr. DGB/2011/3500 U. Brief van 27 maart 2012, JS/j3350, NTFR 2012/848. Ministeriële regeling 19 juni 2012, nr. DB. 2012/248, Stcrt. 2012, Brief van 18 september 2012, AFP2012/597. Wet van 20 januari 1917, Stb Wet van 26 juni 1952, Staatsblad 376, kamerstuknummer Wet van 22 mei 1991, Stb Wet van 14 december 2001, Stb 2001, 641. Wet van 18 april 2002, Stb VI. Electronische bronnen - Aantal musea in Nederland : (zoek op: musea, bezoekersaantallen) 62

63 - Lijst van 55 meeste bezochte musea in Nederland : (Laatst bezocht op 17 september 2012). - Verkrijging van de culturele instelling status : lijk/bijzondere_regelingen/goede_doelen/algemeen_nut_beogende_instellingen/cult urele_anbi/hoe_krijgt_een_anbi_de_status_culturele_anbi - Fusie Podiumkunsten en Ensembles : 63

64 BIJLAGE I Analyse websites MUSEA ANBI / vermelding Giften/ aftrekbaar Vriend Subsidie Vermelding Geefwet Commciële Van Gogh Museum ja - ja ja - ja ja ja nee ja Anne Frank Huis ja - nee ja -ja nee ja nee ja Rijksmuseum ja - ja ja - ja ja ja ja ja NEMO nee - nee nee nee ja nee ja Het Nederlands Openluchtmuseum ja - nee ja - ja ja nee nee ja Hermitage Amsterdam ja - nee nee - nee ja nee nee ja Haags Gemeentemuseum/GEM Fotomuseum ja - ja ja -nee ja ja ja ja Paleis Het Loo ja - nee nee - nee ja nee nee ja Nederlands Spoorwegmuseum ja -nee nee -nee ja nee nee ja Kröller Müller Museum ja- nee ja- ja ja nee nee ja Naturalis ja-nee nee- nee nee nee nee ja Museum Boijmans Van Beuningen ja-ja ja-ja ja nee ja Ja Mauritshuis ja-nee ja-ja ja ja nee ja Kasteel De Haar ja-nee nee-nee nee nee nee ja Willet Holthuysen nee-nee nee-nee nee nee nee ja Zuiderzee Museum ja-nee nee-nee ja ja nee ja Groninger Museum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Beeld en Geluid ja-nee nee-nee nee ja nee ja FOAM ja-nee nee-nee ja nee nee ja Nationaal Luchtvaartmuseum Aviodrome ja-nee nee-nee nee nee nee ja Koninklijk Paleis op de Dam ja-nee nee-nee nee nee nee ja De Nieuwe Kerk ja-nee nee-nee ja nee nee ja Tropenmuseum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Museon ja-nee nee-nee nee ja nee ja Oude kerk ja-nee ja-nee ja nee nee ja Rijksmuseum van Oudheden ja-nee nee-nee ja ja nee ja Singer Laren ja-ja ja-ja ja nee ja ja Scheepsvaartmuseum Amsterdam ja-nee nee-nee ja nee nee ja Centraal Museum Utrecht nee-nee ja-ja nee ja ja ja Stedelijk Museum Amsterdam ja-nee ja-nee ja nee nee nee Militair Luchtvaartmuseum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Maritiem Museum Rotterdam ja-nee nee-nee ja nee nee ja Joods Historisch Museum ja-ja ja-ja ja ja ja ja MuseumStoomtram Hoorn Medemblik ja-ja ja-ja ja nee ja ja Teylers Museum ja-ja ja-ja ja nee ja ja Kasteel Hoensbroek nee-nee nee-nee nee nee nee ja Museum De Fundatie ja-nee nee-nee ja ja nee ja Panorama Mesdag ja-nee nee-nee ja ja nee ja Frans Halsmuseum/De Hallen ja-nee ja-ja ja ja nee ja Hortus Botanicus Leiden ja-nee nee-nee ja nee nee ja Nationaal Gevangenismuseum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Museum Speelklok ja-nee ja-ja ja nee ja ja Muiderslot ja-nee nee-nee ja nee nee ja 64 activiteiten

65 Liberty Park nee-nee nee-nee ja nee nee ja Bonnefanten Museum ja-nee nee-nee ja ja nee ja Museum volkenkunde ja-nee nee-nee ja ja nee ja Van Abbemuseum ja-nee ja-nee ja nee nee ja Discovery Center Continium ja-nee nee-nee nee nee nee ja Glasmuseum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Museum het Valkhof ja-ja ja-ja ja ja nee ja Amelander Musea ja-nee nee-nee nee nee nee ja Breda's Museum ja-nee nee-nee ja nee nee ja Hunebedden Centrum nee-nee nee-nee nee nee nee ja Natuurmuseum Fryslan ja-nee nee-nee ja nee nee ja Museum Het Rembrandthuis ja-ja ja-ja ja ja nee ja Podiumkunsten en Ensembles Podiumkunsten ANBIstatus/vermelding Subsidie Giften/aftrekbaar? Vriend Vermelding Geefwe Sector Theater Stichting 't Barre Land Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Bambie Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Bonheur Nee - Nee Vanaf 2013 niet meer Ja - Nee Ja Nee Stichting Theater- en Productiehuis Almere Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Stichting Carver Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Caspar Rapak Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Het Syndicaat Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting de Nieuw Amsterdam Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting de Toneelmakerij Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting De Utrechtse Spelen Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee De Voortzetting (van Art & Pro) Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Dood Paard Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Female Economy Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting De Firma Rieks Swarte Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Studio Peer Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Golden Palace Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Het Filiaal Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting Productiehuis Limburg Het Huis van Bourgondië Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Stichting Het Laagland Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Het Lab Nee - Nee Vanaf 2013 niet meer Nee - Nee Nee Nee Stichting Het Nationale Toneel Ja - Nee Ja Ja - Ja Ja Ja Stichting Het Toneel Speelt Nee - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting Het Volksoperahuis Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Het Zuidelijk Toneel Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Het Veem Theater Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee 65

66 Stichting Holland Opera (Xpress) Ja - Nee Ja Ja - Nee Ja Nee Hotel Modern Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Huis a/d Werf/Festival a/d Werf: Producties Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Stichting Jeugdtheater Sonnevanck Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Matzer Nee - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting MC Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Mug met de Gouden Tand Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Plotloos drama (Nieuw West) Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Noord Nederlands Toneel Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Cooperatieve Vereniging Onafhankelijk Toneel U.A. Ja - Ja Nee Ja - Ja Ja OMSK Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Oorkaan Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting Orkater Ja - Nee Nee Nee - Nee Nee Nee Stichting Productiehuis Brabant Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Theaterproductie Rotterdam Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Rotterdams Wijktheater Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Rozentheater Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Speeltheater Holland Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Stella Den Haag Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting de Toneelschuur Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Ja Nee Stichting De Veenfabriek Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Ja Nee Stichting Gasthuis Frascati Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Stuim Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Theater Initiatieven en Produkties Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Stichting Toneelbegeleidingsgroep Stut Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Munganga Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Theater Artemis Nee - Nee Nee Nee - Nee Nee Nee Stichting De Citadel Jeugdtheater Ja - Nee Vanaf 2013 niet meer Nee - Nee Nee Nee Stichting Theater Gnaffel Nee - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting Theater het Amsterdamse Bos Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Theater Nomade Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting RAST - Nederlands-Turks Theater Atelier Nee - Nee Ja Nee - Nee Ja Stichting Theater Groep Kwatta Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Theatergroep Max. Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Theatergroep Siberia Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Theatergroep Suburbia Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee Stichting Theaterproductiehuis Zeelandia Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Toneelgezelschap MONK Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Toneelgroep Amsterdam Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Stichting Toneelgroep De Appel Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Stichting Keesen&Co Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Stichting Toneelgroep Maastricht Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee Stichting Toneelgroep Oostpool Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Ja Ja Toneelschap Beumer & Drost Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Fryske Toaniel Stifting Tryater Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Ja Nee Stichting Bewegingsalarm (Ulrike Quade) Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee 66

67 Stichting Zep-Projecten Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee Sector Dans Stichting Conny Janssen Danst ja - nee niet vermeld nee -nee ja nee Stichting Dansateliers nee-nee ja nee -nee nee nee Stichting De Stilte ja - nee ja nee -nee nee nee Stichting Dansgroep Amsterdam ja, stopt in 2013 ivm subsidie-stop Stichting Zuidelijke Dansvoorziening (Station Zuid) ja-nee ja nee -nee nee Stichting Danswerkplaats Amsterdam nee-nee niet vermeld nee -nee nee nee Stichting Danstheater Aya ja-nee ja nee -nee nee nee Stichting Merkx & Dansers nee-nee niet vermeld nee -nee nee nee Henny Jurriëns Stichting nee-nee nee nee -nee nee nee Stichting Het Internationaal Danstheater ja-nee nee,gestopt nee -nee ja nee Stichting Het Nationale Ballet ja-ja ja ja-ja ja ja Stichting Korzo ja-nee ja nee -nee ja nee Stichting Date Dans en Theater ja-nee niet vermeld ja-nee nee nee Stichting Meekers nee-nee nee nee -nee nee nee Stichting Nederlands Dans Theater ja-nee ja ja-nee ja nee Noord Nederlandse Dans ja, stopt in 2013 ivm subsidie-stop Stichting Scapino Ballet Rotterdam ja-ja ja ja-ja ja ja Force Finance Werkgeverschap B.V. nee-nee nee nee -nee nee nee Stichting Ward/Ward nee-nee nee nee -nee nee nee Sector Orkest Stichting Het Brabants Orkest ja-nee ja ja-nee ja ja Stichting Het Gelders Orkest ja-nee ja ja-nee ja nee Holland Symfonia ja-ja niet vermeld ja-ja ja nee Stichting Koninklijk Concertgebouworkest ja-ja ja ja-ja ja ja Limburgs Symfonie Orkest ja-ja ja ja-ja ja ja ja-ja, niet Stichting Nederlands Philharmonisch Orkest ja-ja niet vermeld uitgebreid ja Stichting Noord Nederlands Orkest ja-nee niet vermeld nee-nee ja nee Stichting Nederlands Symfonieorkest geen toegang tot de site Stichting Het Residentie Orkest ja-ja ja ja-ja ja nee Stichting Rotterdams Philharmonisch Orkest ja-nee niet vermeld nee-nee ja Stichting Muziekcentrum Van de Omroep ja-nee niet vermeld nee-nee nee nee Ensembles Stichting Amsterdam Sinfonietta Ja - Nee Ja Ja - Ja Ja Ja Stichting Asko Schonberg Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Nee Ja Bik Bent Braam Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Boi Akih Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Brisk Recorder Quartet Amsterdam Calefax Rietkwintet Ja - Ja Ja Ja - Ja Ja Ja Camerata Trajectina Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Capella Amsterdam Ja - Nee Ja Ja - Ja Ja Nee 67

68 Cappella Pratensis Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Combattimento Consort Amsterdam Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee De Nederlandse Bachvereniging Ja - Nee Ja Ja - Ja Ja Nee De Oefening de Kunst (Stichting Doek) Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Doelen Ensemble Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Holland Baroque Society Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee I Compani Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee ICP Orchestra Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Insomnio Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Ives Ensemble Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Jazz Orchestra of the Concertgebouw Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee Nederlands Blazers Ensemble Ja - Nee Ja Ja - Ja Nee Nee Nederlands Kamerkoor Ja - Ja Niet vermeld Ja - Ja Nee Ja Nieuw Ensemble Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Orkest 'de ereprijs' Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Orkest van de Achttiende Eeuw Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Rosa Ensemble Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Royal Wind Music Nee - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Sinfonia Rotterdam Ja - Nee Ja Nee - Nee Ja Nee Slagwerk Den Haag Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Van Swieten Society Ja - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Cello Octet Amsterdam Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Concerto d'amsterdam Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Ensemble Cameleon Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee Hexagon Ensemble Nee - Nee Niet vermeld Nee - Nee Nee Nee POW Ensemble Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee Stichting WIG Nee - Nee Ja Nee - Nee Nee Nee Utrecht String Quartet Ja - Nee Niet vermeld Nee - Nee Ja Nee POPPODIA ANBI / vermelding Giften/ aftrekbaar Vriend Subsidie Vermelding Geefwet Baroeg ja-nee nee-nee nee nee nee ja Beest ja-nee nee-nee nee nee nee ja Befrijdingsfestival Fryslan ja-nee nee-nee nee nee nee ja Bevrijdingsfestival Amsterdam nee-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Den Haag nee-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Drenthe nee-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Flevoland ja-nee nee-nee ja ja nee ja Bevrijdingsfestival Groningen nee-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Limburg ja-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Overijssel ja-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Utrecht ja-ja nee-nee nee ja ja ja Bevrijdingsfestival Wageningen nee-nee nee-nee nee ja nee ja 68 Comm. activiteiten

69 Bevrijdingsfestival Zeeland ja-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingsfestival Zuid-Holland nee-nee nee-nee nee ja nee ja Bevrijdingspop Haarlem ja-nee nee-nee ja nee nee ja Bibelot ja-nee nee-nee nee ja nee ja Boerderij ja-nee nee-nee nee nee nee ja Bolwerk nee-nee nee-nee nee nee nee ja Brogum nee-nee nee-nee nee nee nee ja Burgerweeshuis ja-nee nee-nee nee nee nee ja Dance Valley nee-nee nee-nee nee nee nee ja Doornroosje ja-nee nee-nee nee nee nee ja Duycker ja-nee nee-nee nee nee nee ja Effenaar ja-nee nee-nee nee nee nee ja Ekko ja-nee nee-nee nee nee nee ja Fenix nee-nee nee-nee nee nee nee ja Front nee-nee nee-nee nee nee nee ja Gebouw-T ja-nee nee-nee nee nee nee ja Gigant ja-nee nee-nee ja nee nee ja Groene Engel nee-nee nee-nee ja nee nee ja Hedon ja-nee nee-nee nee nee nee ja Iduna nee-nee nee-nee nee nee nee ja Kasteel nee-nee nee-nee ja nee nee ja Kelder nee-nee nee-nee nee nee nee ja Kroepoekfabriek ja-ja ja-nee ja nee nee ja LaKei nee-nee nee-nee nee nee nee ja Westerpark (Mojo) nee geen site Lowlands (Mojo) nee-nee nee-nee nee nee nee ja Luxor Live ja-nee nee-nee nee nee nee ja LVC ja-nee nee-nee nee nee nee ja Manifesto nee-nee nee-nee nee nee nee ja Melkweg ja-nee nee-nee nee nee nee ja Merleyn nee-nee nee-nee nee nee nee ja Metropolis Festival ja-nee nee-nee nee nee nee nee Metropool ja-nee nee-nee nee nee nee ja Mezz concerts & dance nee-nee nee-nee nee nee nee ja N201 nee-nee nee-nee nee nee nee ja Nieuwe Nor ja-nee nee-nee nee nee nee ja Nieuwe Oogst nee-nee nee-nee nee nee nee nee Noord Zuid Bevrijdingsfestival Noord Brabant ja-nee nee-nee nee ja nee ja Noorderslag / Eurosonic ja-nee nee-nee nee ja nee ja North Sea Jazz (Mojo) nee-nee nee-nee nee nee nee ja Oosterpoort nee-nee ja-nee ja nee nee ja P3 Pop & Cultuurpodium nee-nee nee-nee nee nee nee ja P60 ja-nee nee-nee nee nee nee ja Paard van Troje ja-nee nee-nee ja nee nee ja Paradiso ja-ja nee-nee nee nee nee ja Patronaat ja-nee nee-nee nee nee nee ja 69

70 Peppel nee-nee nee-nee nee nee nee ja Perron55 ja-nee nee-nee nee nee nee ja Pinkpop nee-nee nee-nee nee nee nee ja Pitch (mojo) nee-nee nee-nee nee nee nee ja Popcentrale nee-nee nee-nee nee nee nee ja Pul nee-nee nee-nee nee nee nee ja Romein nee-nee ja-nee nee nee nee ja Rotown ja-nee nee-nee nee nee nee ja Simplon nee-nee nee-nee nee nee nee ja So What! nee-nee nee-nee nee nee nee ja Songbird (Mojo) nee site niet te openen Tivoli ja-nee nee-nee nee nee nee ja Tivoli de Helling ja-nee nee-nee nee nee nee ja Underground nee-nee nee-nee nee nee nee ja Vera ja-nee nee-nee nee nee nee ja Victorie nee-nee nee-nee nee nee nee ja Vorstin ja-nee nee-nee nee nee nee ja W2 concertzaal ja-nee nee-nee nee nee nee ja Worm, Instituut voor Avantgardistische Recreatie ja-nee nee-nee nee nee nee ja Zomerparkfeest ja-nee ja-ja ja nee nee nee Schouwburg- en Concertgebouwdirecties ANBI/vermelding Giften/aftrekbaar Vriend Subsidie Vermelding Geefwet Theater Sneek Sneker Simmer Nee nee ja nee nee nee Beatrix Theater Nee nee ja nee nee Ja BIMhuis Stichting Jazz Amsterdam Ja - nee nee - nee ja Ja nee ja Theater het Kielzog Kunstencentrum Nee nee ja nee nee ja Chassé Theater N.V. Ja - ja Ja - ja ja nee nee ja Concert- en congresgebouw De Doelen Ja - ja Ja - ja ja Ja ja ja Zeeland Nazomer Festival Theaterproductiehuis Zeelandia Ja - nee nee-nee Ja Ja nee ja Stichting Cascade Nee nee nee nee nee ja De Molenberg Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater de Speeldoos, centrum voor kunst en cultuur Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater Harderwijk Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Rotterdam Festivals Ja - nee nee -nee nee waarschijnlijk nee nee Theater Aan de Slinger Stichting Aan de Slinger Ja - nee nee - nee ja waarschijnlijk nee ja De Brakke Grond, Vlaams Cultuurhuis Ja - nee nee - nee nee nee nee ja De Hanzehof Theater en congrescentrum nee nee ja nee nee ja De Hofnar cultuurcentrum Ja - nee nee - nee ja nee nee ja De Kleine Komedie Ja - ja ja - ja nee nee nee nee Theater de Koornbeurs nee nee ja ja nee ja Theater de Maaspoort Ja - nee nee - nee ja nee nee ja De Meerpaal BV nee nee nee nee nee ja Meervaart nee nee nee nee nee ja Westland Theater De Naald nee nee nee nee nee ja Comm. activiteiten 70

71 De Oosterpoort & de Stadsschouwburg /Kruithuis nee nee ja nee nee ja De ReeHorst nee nee nee nee nee ja De Rijswijkse Schouwburg Ja - nee nee - nee ja nee ja ja Deventer Schouwburg nee nee ja ja nee ja Circustheater nee nee nee nee nee ja Theater aan de Schie nee nee ja nee nee ja De Goudse Schouwburg nee nee nee nee nee ja Het Concertgebouw N.V. Ja - ja ja - ja ja nee ja ja Het Muziektheater Amsterdam ja - nee nee - nee nee nee nee ja Zaantheater Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Isala Theater Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Keizer Karel Podia Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Kennemer Theater Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Tropentheater nee nee ja ja nee ja Koninklijk Theater Carré Ja - ja ja - ja ja ja ja ja Koninklijke Schouwburg Ja - ja ja - ja ja nee ja ja LAKtheater sinds gesloten Stadspodia Leiden Leidse Schouwburg & Stedelijk Concertgebouw Leiden nee nee ja nee nee ja Schouwburg Lochem nee nee nee nee nee ja SEM Lucent Danstheater/dr Anton Philipszaal nee nee nee nee nee ja LUX VillaLUX Ja - nee nee - nee ja ja nee ja MC Made in da Shade / Cosmic theater Ja - nee nee - nee nee ja nee ja Munttheater Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Scheldetheater nee nee nee ja nee ja Musis Sacrum / Schouwburg Arnhem Gemeente Arnhem MO/MSSA nee nee nee nee nee ja Muziekgebouw aan 't IJ Ja - nee nee - nee ja ja nee ja Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Vredenburg Utrecht Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Nieuwe Luxor Theater nee nee ja nee nee ja Noorderzon Ja - nee nee - nee ja ja nee nee Over het IJ Festival Stichting IJ Producties Ja - nee nee - nee ja ja nee nee Parkstad Limburg Theaters lokatie Heerlen & Kerkrade Ja - nee nee - nee ja ja nee ja Plaza Futura nee nee ja nee nee ja Wilminktheater Muziekcentrum Enschede nee nee ja nee nee ja Posthuis Theater nee nee nee nee nee ja Rabotheater Hengelo Ja - nee nee - nee nee nee nee ja RASA wereldculturen centrum Ja - nee nee - nee nee nee ja ja Rotterdamse Schouwburg Ja - ja ja - ja ja nee ja ja Schouwburg Agnietenhof Ja - nee nee - nee nee nee ja nee Schouwburg Amphion nee nee ja ja nee ja Schouwburg Amstelveen Ja - ja ja - ja ja nee ja ja Schouwburg Cuijk nee nee nee nee nee ja Schouwburg De Kampanje Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Schouwburg De Kring Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Schouwburg De Lawei Ja - ja ja - nee nee nee nee ja Schouwburg De Meerse Ja - nee nee - nee nee nee nee ja 71

72 Schouwburg De Nieuwe Doelen Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theater de Storm Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Schouwburg en Congrescentrum Orpheus nee nee ja nee nee ja Schouwburg en Congrescentrum het Park BV Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Schouwburg Kunstmin nee nee ja nee nee ja Schouwburg Ogterop nee nee ja nee nee ja Schouwburg Venray nee nee ja nee nee ja Springdance Ja - nee nee - nee nee ja nee ja Stichting Oerol Ja - nee ja - ja ja ja nee ja Stadsgehoorzaal Kampen nee nee nee nee nee ja Stadsschouwburg Amsterdam SSBA Ja - ja ja - ja nee ja ja ja Stadsschouwburg De Harmonie nee nee ja nee nee ja Stadsschouwburg de Maagd nee nee ja nee nee ja Parktheater Eindhoven N.V. Ja - ja ja - nee nee nee nee ja Odeon De Spiegel Theaters nee nee nee nee nee ja Stadsschouwburg Sittard-Geleen nee nee nee nee nee ja Stadsschouwburg Utrecht Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Stadsschouwburg Velsen nee nee nee nee nee ja Stadstheater Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Schouwburg Almere Stichting Almeerse Theaters Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Stormprojecten Tweetakt Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theaters Diligentia en Pepijn Ja - nee ja - ja ja ja ja ja Singer Laren Stichting Singer Memorial Foundation Ja - ja ja - ja ja nee ja ja Stichting Stadsschouwburg & Philharmonie Haarlem Ja - nee ja - nee nee nee nee ja Theaterfestival Boulevard 's-hertogenbosch Ja - nee nee - nee ja ja nee ja De Flint nee nee ja nee nee ja Theater aan de Parade Zuid Nederlandse Theatermaatschappij nee nee ja nee nee ja Theater aan het Vrijthof nee nee nee nee nee ja Theater aan het Spui Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Agora Theater & Congrescentrum Ja - nee nee - nee nee ja nee ja Verkadefabriek Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater De Balie Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theater De Blauwe Kei Ja - nee nee - nee ja ja nee ja Theater De Bussel nee nee ja* nee nee ja Theater De Fransche School Ja - ja ja - ja ja* ja ja ja Theater De Kattendans nee nee nee nee nee ja Het Klooster Ja - nee nee - nee nee nee nee nee Theater de Nieuwe Kolk nee nee nee nee nee ja Theater De Lampegiet Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theater De Leest nee nee ja nee nee ja Theater De Lieve Vrouw Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater De Lievekamp nee nee nee nee nee ja Theater De Meenthe nee nee ja nee nee ja Theater De Muzeval nee nee ja nee nee ja Theater De Poorterij Ja - ja ja - ja ja nee nee ja Theater de Purmaryn nee nee nee nee nee ja 72

73 Theater De Reggehof Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater De Schalm Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater de Speeldoos Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater de Stoep nee nee ja nee nee ja Theater en Congrescentrum De Tamboer Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater de Vest nee nee nee nee nee ja Theater de Veste Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater De Voorveghter nee nee ja nee nee ja Theater De Willem nee nee nee nee nee ja Nieuwe Nobelaer, afdeling theater Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theater en Kunstencentrum De Kom Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater Geert Teis nee nee ja nee nee ja Theater Het Kruispunt Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Theater Junushoff nee nee nee nee nee ja LantarenVenster Ja - nee ja - nee nee nee nee ja Theater Markant Exploitatie B.V. nee nee nee nee nee ja Spant! nee nee nee nee nee ja Theater 't Speelhuis nee nee nee nee nee ja Theater 't Voorhuys Ja - nee nee nee nee nee ja Stadsgehoorzaal Vlaardingen Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theater Zuidplein Ja - ja ja - ja ja ja ja ja Theater Bellevue Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Theaterhotel Almelo nee nee ja nee nee ja Theaterhotel De Oranjerie nee nee nee nee nee ja Theaters Tilburg Ja - nee ja - nee ja nee nee ja Witte Theater nee nee ja nee nee ja Cultuurcompagnie Noord-Holland/Karavaan nee nee ja nee nee ja Posttheater nee nee nee nee nee ja Castellum B.V. nee nee ja* nee nee ja Cultuurcentrum vanberesteyn nee nee ja nee nee ja DeLaMar Theater Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Fulco Theater nee nee ja nee nee ja Schaffelaartheater nee nee ja nee nee ja Stichting Cool kunst en cultuur Centrum voor kunst en cultuur nee nee nee nee nee ja Oude Luxor Theater nee zie nieuwe luxor De Lindenberg, Huis voor de Kunsten Ja - nee nee - nee nee nee nee ja Parkgebouw Rijssen Ja - nee nee - nee ja nee nee ja Stichting Hoftheater nee nee ja nee nee ja Figi Hotel/Theater nee nee nee nee nee ja Theater Hof 88 nee nee nee nee nee ja 73

74 BIJLAGE II Resultaten enquête Grafiek 1. Tot welke koepelorganisatie behoort uw instelling? Aantal Percentage Onbekend 1,7 Nederlandse Museumvereniging 35 23,2 Vereniging Schouwburg- en Concertdirecties 45 29,8 Nederlandse Associatie Podiumkunsten 49 32,5 Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals 21 13,9 Totaal ,0 74

75 Grafiek 2. Bent u bekend met het ANBI-regime? Aantal Percentage Niet ingevuld 1,7 Ja ,4 Nee 15 9,9 Totaal ,0 75

76 Totaa Grafiek 2a. Bent u bekend me ANBI-regime? Ja Bent u beken met het ANBI regime? Ja Nee Bent u bekend met het ANBI-regime? Aantal Perc Ja 38 Nee 7 Totaal 45 76

77 Bent u bekend met het ANBI-regime? Aantal Percent Niet ingevuld 1 Ja 46 Nee 2 Totaal 49 1 Bent u bekend met h ANBI/regime? Ja 77

78 Grafiek 3. Is uw instelling door de Belastingdienst aangemerkt als een ANBI? Aantal Percentage Ja ,5 Nee 38 25,2 Weet niet 11 7,3 Totaal ,0 78

79 Grafiek 4. Bent u geïnteresseerd in het verkrijgen van een ANBI-status? Aantal Percentage Niet ingevuld 5 3,3 Ja 32 21,2 Nee 6 4,0 Totaal 43 28,5 Missing ,5 Total ,0 79

80 Grafiek 5. Maakt u de ANBI-status kenbaar aan het publiek? Aantal Percentage Niet ingevuld 1,7 Ja, op de website 48 31,8 Ja, anders 15 9,9 Nee 38 25,2 Totaal ,5 Missing 49 32,5 Totaal ,0 80

81 Grafiek 5a. Maakt u de ANBI-status kenbaar aan het publiek? Aantal Perce Ja, op de website 1 Maakt u de ANBI-status kenbaar aan het publiek? Aantal Pe Ja, op de website 15 Ja, anders 2 Nee 9 Totaal 26 Missing 9 Totaal 35 Maakt u de ANBI-status bekend aan het publiek? Aantal P Ja, op de website 11 Ja, anders 5 Nee 11 Totaal 27 Missing 18 Totaal 45 81

82 Maakt u de ANBI-status bekend aan het publiek? Aantal P Niet ingevuld 1 Ja, op de website 15 Ja, anders 8 Nee 9 Totaal 33 Missing 16 Totaal 49 Maakt u de ANBI-status van uw instelling kenbaar aan het publiek? Aantal Valid Ja, op de website 6 Nee 9 Total 15 Missing System 6 Total 21 82

83 Grafiek 6. Staat u als CI geregistreerd bij de Belastingdienst? Aantal Percentage Niet ingevuld 1,7 Ja 71 47,0 Nee 9 6,0 Weet niet 20 13,2 Totaal ,9 Missing 50 33,1 Totaal ,0 83

84 Grafiek 6a. Staat u als een CI geregistreerd bij d Belastingdienst? Nee Staat u als een CI geregistreerd bij de Belastingdienst? Aantal Ja 22 Weet niet 4 Totaal 26 Missing 9 Totaal 35 Staat u als een CI geregistreerd bij de Belastingdienst? Aantal Ja 19 Nee 5 Weet niet 3 Totaal 27 Missing 18 Totaal 45 84

85 Staat u als een CI geregistreerd bij de Belastingdienst? Aantal P Niet ingevuld 1 Ja 20 Nee 1 Weet niet 11 Totaal 33 Missing 16 Totaal 49 Staat u als CI geregistreerd bij de Belastingdienst? Aantal Perc Ja 10 Nee 2 Weet niet 2 Totaal 14 Missing 7 Totaal 21 85

86 Grafiek 7. Maakt u de CI-status kenbaar aan het publiek? Aantal Percentage Niet ingevuld 1,7 Ja 36 23,8 Nee 36 23,8 Totaal 73 48,3 Missing 78 51,7 Totaal ,0 86

87 Grafiek 8. Biedt uw instelling een vriendenprogramma aan? Aantal Ja 25 Nee 23 Totaal 48 Missing 103 Totaal 151 Biedt uw instelling een vriendenprogramma aan? Aantal Niet ingevuld 2 Ja 55 Nee 43 Totaal 100 Missing 51 Totaal

88 Grafiek 9. Is er een aparte rechtspersoon opgericht voor vrienden? Aantal P Ja 11 Nee 10 Totaal 21 Missing 130 Totaal 151 Is er een aparte rechtspersoon opgericht voor vrienden? Aanta Niet ingevuld Ja 2 Nee 2 Totaal 5 Missing 9 Totaal 15 88

89 Grafiek 10. Wat is de gemiddelde bijdrage voor het vriendenprogramma? Aantal of meer 1 Totaal 21 Missing 130 Totaal 151 Wat is de gemiddelde bijdrage voor een vriendenprogramma? Aantal Niet ingevuld of meer 3 Missing Totaal Totaal

90 Figuur 11. Wat is de geschatte waarde in euro's van de tegenprestaties?(anbi) per jaar > 1000 Wat is de geschatte waarde in euro's van de tegenprestaties? per jaar > Wat is de geschatte waarde van de tegenprestaties? (niet-anbi) per jaar > Wat is de geschatte waarde van de tegenprestaties? (Niet-ANBI) >

91 Figuur 12. Wat levert het Vriendenprogramma u jaarlijks bruto op in euro's? < > Onbekend Wat levert het Vriendenprogramma u jaarlijks bruto op in euro's? < > Onbekend 5 91

92 Grafiek 13. Biedt uw instelling de mogelijkheid tot het doen van een gift? Aantal Ja 23 Nee 21 Totaal 44 Missing 107 Totaal 151 Biedt uw instelling de mogelijkheid tot het doen van een gift? Aantal Niet ingevuld 1 Ja 69 Nee 21 Totaal 91 Missing 60 Totaal

93 Grafiek 14. Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal Eenmalige gift Periodieke gift Beide 1 Anders Totaal 2 Missing 12 Totaal 15 Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal Niet ingevuld Eenmalige gift Periodieke gift Beide 5 Anders Totaal 7 Missing 8 Totaal 15 93

94 Grafiek 14a. Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal P Periodieke gift 1 Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal Eenmalige gift 3 Beide 17 Anders 4 Totaal 24 Missing 11 Totaal 35 Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal Niet ingevuld 1 Eenmalige gift 1 Periodieke gift 1 Beide 13 Anders 1 Totaal 17 Missing 28 Totaal 45 94

95 Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aanta Eenmalige gift Periodieke gift Beide 1 Anders Totaal 2 Missing 2 Totaal 4 Welke mogelijkheid biedt uw instelling tot het doen van een gift? Aantal Eenmalige gift 2 Beide 6 Totaal 8 Missing 13 Totaal 21 95

96 Figuur 15. Wat is de minimale hoogte van een periodieke gift? Geen minimum Minder dan Meer dan 500 Onbekend Wat is de minimale hoogte van een periodieke gift? Geen minimum 15 Minder dan Meer dan Onbekend 2 96

97 Figuur 16. Wat is de minimale looptijd van een periodieke gift? 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 25 jaar Onbekend Wat is de minimale looptijd van de periodieke gift? 1 jaar 8 2 jaar 1 3 jaar 8 4 jaar 2 5 jaar jaar 1 Overig 9 97

98 Figuur 17. Wat levert het giftenprogramma u jaarlijks (bruto) op in euro's? < > Onbekend Wat levert het giftenprogramma u jaarlijks (bruto) op in euro's? < > Onbekend 11 98

99 Grafiek 18. Bent u bekend met de Geefwet zoals deze per 1 januari 2012 van kracht is? Aantal Percentage Ja 29 19,2 Nee 14 9,3 Totaal 43 28,5 Missing ,5 Totaal ,0 99

100 Grafiek 18a. Ja Aantal Percen Ja 5 Nee 2 Totaal 7 Missing 28 Totaal 35 Aantal Perc Ja 12 Nee 6 Totaal 18 Missing 27 Totaal 45 Ja Nee Totaal 100

Algemeen nut beogende instellingen: algemeen nuttige en commerciële activiteiten

Algemeen nut beogende instellingen: algemeen nuttige en commerciële activiteiten Algemeen nut beogende instellingen: algemeen nuttige en commerciële activiteiten 5 april 2013 mr. Carina Vrieling cv@carinavrieling.nl 1 ANBI-kwalificatie Vereisten: algemeen nut > 90% ( nagenoeg uitsluitend,

Nadere informatie

De Geefwet nader beschouwd

De Geefwet nader beschouwd De Geefwet nader beschouwd Wat is de invloed van de per 1 januari 2012 ingevoerde Geefwet op het gedrag van culturele instellingen? Naam: A.S.T. Kamphorst Administratienummer: 710281 Afstudeerrichting:

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Giften

Inkomstenbelasting. Giften Inkomstenbelasting. Giften 1 Inkomstenbelasting. Giften Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 21 december 2007 nr. CPP2007/2873, Stcrt.

Nadere informatie

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht. Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen. Een aantal

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XV

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XV INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van gebruikte afkortingen / XV Hoofdstuk 1 Inleiding / 1 1.1 Het belang van filantropie / 1 1.2 Enkele cijfers over de filantropische sector / 2 1.3 Rechtvaardigingen

Nadere informatie

BELASTINGVOORDELEN VOOR CULTURELE INSTELLINGEN IN BELASTINGPLANNEN 2012

BELASTINGVOORDELEN VOOR CULTURELE INSTELLINGEN IN BELASTINGPLANNEN 2012 BELASTINGVOORDELEN VOOR CULTURELE INSTELLINGEN IN BELASTINGPLANNEN 2012 Op Prinsjesdag heeft het kabinet de belastingplannen voor 2012 gepresenteerd. Daarin worden verschillende belastingvoordelen voor

Nadere informatie

CBF 8 december 2011 Prof. dr. Sigrid Hemels. Geefwet en de gevolgen voor fondsenwervende instellingen

CBF 8 december 2011 Prof. dr. Sigrid Hemels. Geefwet en de gevolgen voor fondsenwervende instellingen CBF 8 december 2011 Prof. dr. Sigrid Hemels Geefwet en de gevolgen voor fondsenwervende instellingen Twee soorten aftrekbare giften 1. Periodieke giften: Bij notariële akte Geven gedurende vijf of meer

Nadere informatie

De Geefwet. Een onderzoek naar de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen. door. Dominique van Haperen (ANR 14 45 96)

De Geefwet. Een onderzoek naar de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen. door. Dominique van Haperen (ANR 14 45 96) De Geefwet Een onderzoek naar de invloed van de Geefwet op het gedrag van culturele instellingen door Dominique van Haperen (ANR 14 45 96) Afstudeerscriptie Fiscaal Recht In het openbaar te verdedigen

Nadere informatie

December Tax Alert. Personal tax services. Wetswijzigingen per 2012 voor Algemeen Nut Beogende Instellingen, stichtingen en verenigingen

December Tax Alert. Personal tax services. Wetswijzigingen per 2012 voor Algemeen Nut Beogende Instellingen, stichtingen en verenigingen December 2011 Tax Alert Personal tax services Wetswijzigingen per 2012 voor Algemeen Nut Beogende Instellingen, stichtingen en verenigingen Deze Tax-alert geeft een samenvatting van de regelgeving voor

Nadere informatie

CULTUUR, DAAR GEEF JE OM!

CULTUUR, DAAR GEEF JE OM! CULTUUR, DAAR GEEF JE OM! Omdat mensen tellen. CULTUUR, DAAR GEEF JE OM! Eindredactie: prof. mr. Inge J.F.A. van Vijfeijken BDO Private Wealth Tax Fund Het BDO Private Wealth Tax Fund heeft tot doel onderzoek

Nadere informatie

Anbi anno 2012: wet- en regelgeving prof. dr. S.J.C. Hemels 1

Anbi anno 2012: wet- en regelgeving prof. dr. S.J.C. Hemels 1 Anbi anno 2012: wet- en regelgeving prof. dr. S.J.C. Hemels 1 samenvatting In de op 22 juni 2012 gepubliceerde Uitvoeringsregeling Geefwet krijgen anbi's meer mogelijkheden voor commerciële activiteiten

Nadere informatie

erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met uw adviseur over de voorwaarden voor een SBBI.

erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met uw adviseur over de voorwaarden voor een SBBI. Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten. Zo kunt u tijdig inspelen op veranderingen en hiermee uw voordeel doen. Een aantal

Nadere informatie

Verenigingen en Stichtingen Blijf op de hoogte. whitepaper

Verenigingen en Stichtingen Blijf op de hoogte. whitepaper Verenigingen en Stichtingen 2017 Blijf op de hoogte whitepaper In dit whitepaper: Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten.

Nadere informatie

Anbi na de Geefwet prof. dr. S.J.C. Hemels 1

Anbi na de Geefwet prof. dr. S.J.C. Hemels 1 Anbi na de Geefwet prof. dr. S.J.C. Hemels 1 De Geefwet (Stb 2011, 641) heeft ervoor gezorgd dat de wereld er in 2012 voor algemeen nut beogende instellingen (hierna: anbi s) weer anders uitziet. Het grote

Nadere informatie

Vragen&Antwoorden particulieren

Vragen&Antwoorden particulieren Vragen&Antwoorden particulieren Om een beroep te doen op de voordelen van de Geefwet, gelden bepaalde criteria. Hieronder een overzicht van de belangrijkste vragen: 2. Gedurende welke periode kan ik gebruik

Nadere informatie

Verenigingen en stichtingen Fiscale actualiteiten 2014. Denk ondernemend. Denk Bol.

Verenigingen en stichtingen Fiscale actualiteiten 2014. Denk ondernemend. Denk Bol. Verenigingen en stichtingen Fiscale actualiteiten 2014 Denk ondernemend. Denk Bol. Als bestuurder zet u zich in voor uw vereniging of stichting. Daarom wilt u op de hoogte blijven van alle actualiteiten.

Nadere informatie

DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012

DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012 DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012 Per 1 januari 2012 zijn verschillende belastingregels voor culturele instellingen veranderd, sommige verbeterd, andere verslechterd. De meeste veranderingen

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Giften

Inkomstenbelasting. Giften Inkomstenbelasting. Giften 1 Inkomstenbelasting. Giften Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 27 november 2008, nr. CPP2008/2130M, Stcrt.

Nadere informatie

Commerciële activiteiten & Algemeen belang

Commerciële activiteiten & Algemeen belang Commerciële activiteiten & Algemeen belang Wat is de invloed van commerciële activiteiten op de ANBI - status? Faculteit Economie en Bedrijfskunde Masterscriptie Fiscale Economie Naam Fatima Belhaj Studentnummer

Nadere informatie

Thema ANBI Netwerkbijeenkomst Instituut Fondsenwerving FI. Jack van Tilborg. Belastingdienst Team ANBI s-hertogenbosch.

Thema ANBI Netwerkbijeenkomst Instituut Fondsenwerving FI. Jack van Tilborg. Belastingdienst Team ANBI s-hertogenbosch. Thema ANBI Netwerkbijeenkomst Instituut Fondsenwerving FI 16 februari 2012 Jack van Tilborg Belastingdienst Team ANBI s-hertogenbosch Algemeen Nut Beogende Instellingen Algemeen belang Open norm Ingevuld

Nadere informatie

19-11-2012. De Geefwet. 21 november 2012. 1.Particulieren. 2.Ondernemers. Inge van Vijfeijken

19-11-2012. De Geefwet. 21 november 2012. 1.Particulieren. 2.Ondernemers. Inge van Vijfeijken Congres 'Cultuur, daar geef je om!' De Geefwet Inge van Vijfeijken 21 november 2012 Het onderzoek Aanleiding: Invoering Geefwet 2012 Het onderzoek 1. Vereniging Nederlands Poppodia en Festivals 2. Nederlandse

Nadere informatie

6 juli 2010 Fiscale Economie Mevr. dr. S.J. Mol-Verver. Bachelorscriptie Fiscale Economie. De gevolgen van het verliezen van de ANBI-status

6 juli 2010 Fiscale Economie Mevr. dr. S.J. Mol-Verver. Bachelorscriptie Fiscale Economie. De gevolgen van het verliezen van de ANBI-status 6 juli 2010 Fiscale Economie Mevr. dr. S.J. Mol-Verver 3 e jaar Bachelor Bachelorscriptie Fiscale Economie 2 e semester De gevolgen van het verliezen van de ANBI-status Kees Kwakman 5755034 1. Inleiding

Nadere informatie

- Onderdeel 4 (oud) is vervallen. Dit onderdeel had een voorlichtend karakter en bevatte geen beleid.

- Onderdeel 4 (oud) is vervallen. Dit onderdeel had een voorlichtend karakter en bevatte geen beleid. Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, De Staatssecretaris van Financiën heeft

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36877 30 december 2014 Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen 19 december 2014 nr. BLKB2014/1415M

Nadere informatie

DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012

DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012 DE GEEFWET (E.A.) VOOR CULTURELE INSTELLINGEN VANAF 2012 Per 1 januari 2012 zijn verschillende belastingregels voor culturele instellingen veranderd, sommige verbeterd, andere verslechterd. De meeste veranderingen

Nadere informatie

Fiscale voordelen voor Algemeen Nut Beogende Instellingen. mr. Gideon Gruijters ANBI-REGELING

Fiscale voordelen voor Algemeen Nut Beogende Instellingen. mr. Gideon Gruijters ANBI-REGELING Fiscale voordelen voor Algemeen Nut Beogende Instellingen mr. Gideon Gruijters ANBI-REGELING Inhoud 1. Voorwaarden om als ANBI-instelling te kunnen worden aangemerkt 2. Nieuwe voorwaarde per 1 januari

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's GRAVENHAGE. Datum 28 oktober 2011 Betreft Pakket Belastingplan 2012

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's GRAVENHAGE. Datum 28 oktober 2011 Betreft Pakket Belastingplan 2012 > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

Conclusie en persoonlijke stellingname

Conclusie en persoonlijke stellingname Masterscriptie Op welke manier en waarom worden een ANBI, een culturele instelling, een SBBI en een steunstichting SBBI fiscaal verschillend behandeld en is de wetgeving op dit punt in overeenstemming

Nadere informatie

De ANBI-status. Augustus 2015 31. Het effect van het verrichten van commerciële activiteiten

De ANBI-status. Augustus 2015 31. Het effect van het verrichten van commerciële activiteiten Augustus 2015 31 De ANBI-status Het effect van het verrichten van commerciële activiteiten Daniëlle Veenhof Erasmus Universiteit Rotterdam Fiscale Economie Begeleider: DHR. Hoogwout Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N. DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN s-gravenhage,

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N. DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN s-gravenhage, M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN s-gravenhage, NR. DB 2012/181 ONDERWERP Wijziging van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING

GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING Algemene Leden Vergadering VSCD 21 november 2011 Dr. Dick Molenaar / All Arts Belastingadviseurs 1 ANBI-STATUS Algemeen nut beogende instelling Voordelen:

Nadere informatie

GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING

GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING GEEFWET, ANBI-STATUS EN VENNOOTSCHAPSBELASTING Algemene Leden Vergadering VSCD 21 november 2011 Dr. Dick Molenaar / All Arts Belastingadviseurs 1 ANBI-STATUS Algemeen nut beogende instelling Voordelen:

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vakblad Financiële Planning Fiscale kunststukjes. Mr. S.A.M. de Wijckerslooth-Lhoëst. Casus

Kluwer Online Research Vakblad Financiële Planning Fiscale kunststukjes. Mr. S.A.M. de Wijckerslooth-Lhoëst. Casus Vakblad Financiële Planning Fiscale kunststukjes Auteur: Mr. S.A.M. de Wijckerslooth-Lhoëst Casus De heer en mevrouw Pietersen zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden, waarin iedere gemeenschap van goederen

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen

Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen Inkomstenbelasting. Giften en algemeen nut beogende instellingen Besluit / beleidsregel, Fiscaal 16-12-2009 Inkomstenbelasting Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven

Nadere informatie

Commerciële activiteiten en een ANBI-status, verhinderd of niet?

Commerciële activiteiten en een ANBI-status, verhinderd of niet? Commerciële activiteiten en een ANBI-status, verhinderd of niet? De invloed van commerciële activiteiten op een ANBI-status en de tussenkomst van de Geefwet hierop. Naam: Leonie Zevenbergen Studentnummer:

Nadere informatie

IXB Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2010

IXB Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2010 2009D65496 32 123 IXB Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2010 Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld... december 2009 Binnen de vaste commissie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18050 30 maart 2018 Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. 10783 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

* * Aanvraag beschikking Algemeen nut beogende instelling. Belastingdienst. Waarom dit formulier?

* * Aanvraag beschikking Algemeen nut beogende instelling. Belastingdienst. Waarom dit formulier? Belastingdienst Aanvraag beschikking Algemeen nut beogende instelling Waarom dit formulier? Met dit formulier vraagt u een beschikking Algemeen nut beogende instelling (ANBI) aan. Met deze beschikking

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

RB EINDEJAARSTIPS EN AANDACHTSPUNTEN 2012. www.abincontrol.nl. Erven en schenken

RB EINDEJAARSTIPS EN AANDACHTSPUNTEN 2012. www.abincontrol.nl. Erven en schenken Erven en schenken Voordelen van schenken Uw erfgenamen kunnen een aanzienlijke besparing van schenk- en erfbelasting behalen als u tijdens uw leven (periodiek) aan hen schenkt. Voor de schenkbelasting

Nadere informatie

Giften. 2014 Aanvullende toelichting vraag 5g. bij Opgaaf wereldinkomen 2014

Giften. 2014 Aanvullende toelichting vraag 5g. bij Opgaaf wereldinkomen 2014 2014 Aanvullende toelichting vraag 5g Gaf u in 2014 geld aan een goed doel of een kerkelijke of maatschappelijke instelling? Of maakte u kosten voor zo n instelling? Dan mag u deze uitgaven onder bepaalde

Nadere informatie

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koningin Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Ons kenmerk AFP2011/640

Nadere informatie

TUSSEN ALGEMEEN NUT EN SOCIAAL BELANG

TUSSEN ALGEMEEN NUT EN SOCIAAL BELANG TUSSEN ALGEMEEN NUT EN SOCIAAL BELANG Bachelorthesis Fiscale Economie Wat zijn de verschillen tussen Algemeen Nut Beogende Instellingen en Sociaal Belang Behartigende Instellingen, en in hoeverre zijn

Nadere informatie

Anbi anno 2012: jurisprudentie prof. dr. S.J.C. Hemels 1

Anbi anno 2012: jurisprudentie prof. dr. S.J.C. Hemels 1 Anbi anno 2012: jurisprudentie prof. dr. S.J.C. Hemels 1 samenvatting De afgelopen maanden is veel jurisprudentie over algemeen nut beogende instellingen verschenen. In dit artikel bespreek ik de door

Nadere informatie

De Geefwet. Afbakening en toetsing

De Geefwet. Afbakening en toetsing De Geefwet Afbakening en toetsing Hoe verhouden de verschillende definities en fiscale behandeling van de ANBI, culturele instelling, SBBI en steunstichting SBBI zich tot elkaar en sluit de huidige Geefwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en

Nadere informatie

GEEFWET, BELASTINGPLAN EN OVERIGE FISCALE MAATREGELEN 2012

GEEFWET, BELASTINGPLAN EN OVERIGE FISCALE MAATREGELEN 2012 GEEFWET, BELASTINGPLAN EN OVERIGE FISCALE MAATREGELEN 2012 De Federatie van Werkgeversinstellingen in de Cultuur (kortweg Federatie Cultuur) heeft met belangstelling kennis genomen van de op Prinsjesdag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 245 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2012) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 8 juni 2012 Het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1. René Bekkers, r.bekkers@vu.nl Saskia Franssen, s.e.franssen@vu.nl

De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1. René Bekkers, r.bekkers@vu.nl Saskia Franssen, s.e.franssen@vu.nl De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1 René Bekkers, r.bekkers@vu.nl Saskia Franssen, s.e.franssen@vu.nl Sinds giften aan culturele instellingen fiscaal gezien aantrekkelijker zijn geworden,

Nadere informatie

Samen kunnen we meer, samen doen we meer. Contactdag 12 november 2011

Samen kunnen we meer, samen doen we meer. Contactdag 12 november 2011 Contactdag 12 november 2011 Koepel voor het Particuliere Initiatief Opgericht in mei 2009 Een koepelorganisatie voor het PI Gestaag groeiend Gerund door vrijwilligers Lucy Engelen, voorzitter. Partin:

Nadere informatie

Schenkwijzer: uw mogelijkheden om te doneren

Schenkwijzer: uw mogelijkheden om te doneren Filantropie Advies Schenkwijzer: uw mogelijkheden om te doneren Losse/periodieke gift, fonds op naam, stichting, legaat of erfgenaam Er zijn verschillende vormen om te schenken of na te laten aan en. Zo

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 20 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 23 oktober 2012 Binnen de vaste commissie

Nadere informatie

Datum 3 juni 2009 Referentie NOV/RH/EB Betreft Wijziging Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten

Datum 3 juni 2009 Referentie NOV/RH/EB Betreft Wijziging Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten Commissieleden Financiën Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Datum 3 juni 2009 Referentie NOV/RH/EB Betreft Wijziging Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten Geacht

Nadere informatie

Geefwijzer: uw mogelijkheden om te doneren

Geefwijzer: uw mogelijkheden om te doneren Geven aan en Geefwijzer: uw mogelijkheden om te doneren Er zijn verschillende vormen om te geven of na te laten aan en. Zo kunt u een losse donatie doen of een bedrag nalaten aan een goed doel, maar ook

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken?

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken? VEELGESTELDE VRAGEN OVER DE FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN DOOR LEDEN 1. Zijn er methoden waarbij een lening of schenking voor ons leden fiscaal aantrekkelijk gemaakt kan worden? Ja er zijn enkele financieringsmogelijkheden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 16 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BRAAKHUIS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKTONDER NR.

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12737 22 juni 2012 Wijziging van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting,

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave Blz. I. ALGEMEEN 1 1. Inleiding 1 2. Huidige

Nadere informatie

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Artikel I, onderdeel B, vervalt. Artikel 6.38 komt te luiden:

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Artikel I, onderdeel B, vervalt. Artikel 6.38 komt te luiden: TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2011-2012 33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) Nr. 13 AMENDEMENT VAN HET LID BRAAKHUIS Ontvangen 15 november 2011 De ondergetekende stelt

Nadere informatie

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld juni De voorzitter van de commissie, Duisenberg. De adjunct-griffier van de commissie, Bartman

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld juni De voorzitter van de commissie, Duisenberg. De adjunct-griffier van de commissie, Bartman Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 34552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) Nr. LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld juni 2017

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek Schenk- en erfbelasting. Overdrachtsbelasting. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil Belastingdienst/ Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit

Nadere informatie

Inhoud. 1. Inleiding 2. Anbi 3. Inkomstenbelasting/Prinsjesdag

Inhoud. 1. Inleiding 2. Anbi 3. Inkomstenbelasting/Prinsjesdag Inhoud 1. Inleiding 2. Anbi 3. Inkomstenbelasting/Prinsjesdag Waarom de anbi-status? - Vrijstelling schenk- en erfbelasting - Giftenaftrek in de IB en de Vpb - Overdrachtsbelasting - Vennootschapsbelasting

Nadere informatie

Slim Schenken en nalaten

Slim Schenken en nalaten Slim Schenken en nalaten U wilt geld schenken aan bijvoorbeeld uw kind, kleinkind, een willekeurig persoon of een goed doel. Op die manier kunt u hen financieel ondersteunen. Afhankelijk van aan wie u

Nadere informatie

Schenken en nalaten aan goede doelen

Schenken en nalaten aan goede doelen Schenken en nalaten aan goede doelen Om hun doelstelling te bereiken zijn de meeste goede doelen voor een groot deel afhankelijk van de financiële steun van particulieren. Naast de bekende manieren om

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 22 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 22 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. f2./oos:)lcqs Den Haag, 3 Q MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-1131 ^ 2 Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummer 12/00801) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 28 december

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 786 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-04-2016 Datum publicatie 26-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_7509 SCHENK

Nadere informatie

Periodiek schenken Algemene informatie voor parochianen

Periodiek schenken Algemene informatie voor parochianen Periodiek schenken Algemene informatie voor parochianen Versie 16augustus 2010 Parochie: Adres: Contactpersoon in de parochie voor periodieke schenking: Jaarlijks schenken aan een parochie is een genereus

Nadere informatie

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend in overeenstemming

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

Nieuwsbrief van de Historische Vereniging/ september 2013

Nieuwsbrief van de Historische Vereniging/ september 2013 Nieuwsbrief van de Historische Vereniging/ september 2013 De nieuwsbrief september staat (bijna) geheel in het teken van financiën. De overheid treedt steeds verder terug waardoor het voor verenigingen

Nadere informatie

ST NIEUWSBRIEF 2015 deel 8

ST NIEUWSBRIEF 2015 deel 8 ST NIEUWSBRIEF 2015 deel 8 1. Pensioen in eigen beheer mogelijk afgeschaft Er is nog geen besluit genomen over de problemen met het pensioen in eigen beheer van 140.000 directeuren-grootaandeelhouders

Nadere informatie

Fiscale aspecten. Stichting en Vereniging. Mr. drs.theo C.J.M. van Vugt ESJ Accountants & Belastingadviseurs 11 April 2016

Fiscale aspecten. Stichting en Vereniging. Mr. drs.theo C.J.M. van Vugt ESJ Accountants & Belastingadviseurs 11 April 2016 Fiscale aspecten Stichting en Vereniging Mr. drs.theo C.J.M. van Vugt ESJ Accountants & Belastingadviseurs 11 April 2016 Bonte verzameling (Professionele) ANBI/FONDSWERVERS/CULTURELE INSTELLINGEN (Amateur)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 066 Belastingdienst Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 augustus 2018 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Toelichting. I. Algemeen

Toelichting. I. Algemeen Toelichting I. Algemeen Algemeen nut beogende instelling De definitie van een algemeen nut beogende instelling (ANBI) is bij de Geefwet met ingang van 1 januari 2012 verplaatst van de Wet IB 2001 naar

Nadere informatie

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)?

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)? 2018Z14464 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter. (ingezonden 1 augustus 2018) 1 Bent u bekend met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 21 228 Goedkeuring van het koninklijk besluit van 17 mei 1989 (Stb. 170) tot wijziging van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 Nr.

Nadere informatie

Schenkings- en successierecht

Schenkings- en successierecht Page 1 of 5 Netwerk Notarissen Centrale Organisatie Lt. Gen. Van Heutszlaan 8 3743 JN Baarn T: (035) 577 27 07 F: (035) 695 28 95 E: info@nnco.nl Schenkings- en successierecht Inhoudsopgave: Schenkingsrecht

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

INLEIDING 1 GEBRUIKSAANWIJZING Opzet en indeling van de Almanak Werken in de actualiteit De winstaangifte 9

INLEIDING 1 GEBRUIKSAANWIJZING Opzet en indeling van de Almanak Werken in de actualiteit De winstaangifte 9 INLEIDING 1 GEBRUIKSAANWIJZING 9 1.1 Opzet en indeling van de Almanak 9 1.2 Werken in de actualiteit 9 1.3 De winstaangifte 9 1.4 Aangiftesoftware 9 1.5 Het register 10 1.6 Hulpmiddelen en aanwijzingen

Nadere informatie

ALGEMEEN NUT BEOGENDE INSTELLING

ALGEMEEN NUT BEOGENDE INSTELLING ALGEMEEN NUT BEOGENDE INSTELLING Ernst-Jan de Roest belastingadviseur Mazars Eindhoven 1 Agenda Wie komt er in aanmerking voor een ANBI status Voordelen ANBI-status schenker / ontvanger Culturele instelling

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 december 2016 Beantwoording Kamervragen 2016Z22250

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 december 2016 Beantwoording Kamervragen 2016Z22250 > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directoraat-Generaal Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA

Nadere informatie

Giftenaftrek tzv door erflaatster geschonken recht op periodieke uitkeringen

Giftenaftrek tzv door erflaatster geschonken recht op periodieke uitkeringen Giftenaftrek tzv door erflaatster geschonken recht op periodieke uitkeringen LJN: BY8147, Hoge Raad, 12/00804 Datum uitspraak: 03-05-2013 Datum publicatie: 03-05-2013 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Eerst tien jaar weg uit Nederland... Voor Nederbelgen heeft schenken over het algemeen pas zin als men meer dan tien jaar weg is uit Nederland. De

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 69005 29 december 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 2016, nr. 2016-0000223377, tot wijziging

Nadere informatie

Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) VOORSTEL VAN WET

Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) VOORSTEL VAN WET Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal

Nadere informatie

34553 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017)

34553 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017) 34553 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017) TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I, onderdeel P,

Nadere informatie